De kinderserie Bluey pakt alle ouders in

Zo moet het gegaan zijn in huishoudens wereldwijd, begin april, toen ouders naast hun kinderen op de bank zaten om de nieuwe Bluey-aflevering te kijken. Een zorgeloze, speelse aflevering van zeven minuutjes was het – en toen, in de laatste twee seconden: het uitzoomen, dat bord in de tuin. For Sale. Aftiteling.

„Wat?” zullen veel kinderen gevraagd hebben toen ze zagen dat hun ouders ergens van schrokken. „Wat is er?”

En weer zullen veel van die volwassenen dankzij deze Australische animatieserie iets hebben geleerd over wat voor ouder ze zijn.

Zeiden ze „Niets, er is niets”, om hun kind niet van streek te maken en daarna stiekem de volgende aflevering te kunnen pre-screenen? Of vertelden ze wat ze zagen: dat het gezin Heeler, na drie seizoenen en zo’n honderdvijftig afleveringen, het geliefde huis aan een cul-de-sac in Queensland gaat verkopen?

De ouders die ernaar op zoek gingen, zagen dat de volgende aflevering ‘Het bord’ (‘The Sign’) zou heten, vier keer zo lang zou zijn als normaal en een week later beschikbaar kwam. Was dit… nee, dat zou toch niet? Was dit het einde van Bluey?

Zachter persoon

Bluey gaat over een hondengezin. Vader Buster (in het Engels heet-ie Bandit) en moeder Chilli hebben twee dochters: Bluey van zes en Bingo van vier. Ze zijn van het Australian Cattle Dog-ras, ook wel Heelers genoemd – vandaar de achternaam. Chilli werkt voor de beveiliging op een vliegveld, Buster is archeoloog. Dat zijn grappige verwijzingen naar hun hond-zijn, maar het gaat vrijwel nooit over hun werk en ze gaan er ook bijna nooit naartoe. In Bluey lijkt het altijd zaterdag of zondag.

De eerste aflevering werd in oktober 2018 uitgezonden op de Australische tv. In juli 2019 kocht Disney de internationale uitzendrechten en sinds begin 2020 is Bluey in Nederland te zien via streamingdienst Disney+.

Het is bedacht en geschreven door één iemand, mid-veertiger Joe Brumm, zelf vader van twee dochters.

De serie heeft inmiddels de status bereikt dat veel ouders alleen nog maar bewonderend ‘Och, ja, Bluey’ kunnen verzuchten als het ter sprake komt. Je ziet ze een zachter persoon worden als ze eraan denken. Iedereen kan zo de momenten opnoemen waar ze om moesten huilen, dat ze tijdens het koken even mee kwamen kijken met hun kroost en die simpele kinderserie zomaar de vloer onder ze wegsloeg.

Je zou je zelfs kunnen afvragen of Bluey in de eerste plaats bedoeld is voor de ouders van jonge kinderen, in plaats van voor die kinderen zelf. Het zijn immers de volwassenen die zich er zo door laten raken, die er lyrisch over doen op sociale media, in podcasts en in recensies, die maker Joe Brumm huilend in de armen vallen als hij ergens komt spreken.

Maar zo is het toch niet. Er zit genoeg gekkigheid in voor vijfjarigen, en heel veel herkenning. Ze lachen misschien om een ander grapje, ze noemen een andere aflevering als hun favoriet, maar Bluey is expliciet bedacht om die gedeelde kijkervaring te hebben.

Lees ook
‘De Seinfeld van de kinderseries’ leert ouders mee te gaan in de fantasiewereld van kinderen (●●●●●)

In de animatieserie ‘Bluey’ gaan de ouders mee in de fantasiewereld van de kinderen.

Belevingswereld

In de eerste zeven dagen sinds de release van ‘Het bord’, op zondag 14 april, werd de aflevering 10,4 miljoen keer bekeken op Disney+. Dat was de beste eerste week voor een Bluey-aflevering ooit, en zelfs beter dan welke aflevering dan ook van Disney Junior. En in de laatste drie maanden van 2023 was Bluey al goed voor bijna een derde (!) van alles wat op Disney+ gekeken werd, de films uitgezonderd. In een sketch voor Saturday Night Live, eerder dit jaar, zongen Jimmy Fallon en Justin Timberlake dat je „geen echte man bent als je niet huilt om Bluey”.

Er is geen serie die zo goed de belevingswereld van – en het leven met – jonge kinderen weet te vangen. Een typische aflevering begint in het huis of in de tuin, waar iets kleins de fantasie op gang helpt. Bingo vindt de veer van een vogel en bedenkt dat alles wat ze ermee aanwijst loodzwaar wordt. Of het is een rommeltje in huis en de kinderen willen dat papa een ‘opruimrobot’ wordt. Chilli gaat graag mee in de fantasie van haar dochters, maar vooral Busters toewijding aan wat de kinderen verzinnen is indrukwekkend.

Veel draait om de verbeelding, om het simpele plezier een spelletje te verzinnen met wat er voorhanden is. De wereld verandert niet, het blijft het huis, ze verschuiven wat meubels en halen er een spiegel of een kleed bij om een bibliotheek, kapsalon of een taxi te maken. Het speelt zich af in een vertrouwde omgeving, en toch kan alles.

En de show haalt ons, de kijkers, zonder dat we het doorhebben over om de verbeelding, wat er binnen dat spelletje toe doet, net zo belangrijk te vinden als de personages. Wij willen ook weten of de taxi op tijd op het vliegveld aankomt, ook al zijn het alleen wat bij elkaar geschoven stoelen. Wij doorvoelen het emotionele afscheid van een aangespoelde eilandbewoner, ook al is dat eiland een naar het midden van de tuin gesleept rond tapijt.

Vaak is uit het spelletje een diepere levensles te leren, maar nooit ligt dat er te dik bovenop of is het belerend or moraliserend. En bovendien: de helft van de keren zijn het de ouders die iets leren van hun kinderen, niet andersom.

En altijd als dat spel onderbroken wordt, ontwaken we mét de personages uit de betovering, uit de verbeelding, en daarmee uit de wonderlijke, rijke wereld van het kind-zijn. Maar er is uitwisseling geweest, begrip voor elkaars denken, op het scherm en op de bank.

Daarmee is Bluey ook een weergave van hoe de huidige generatie ouders over opvoeden denkt. Het ouder-zijn is een oefening in wederzijds begrip. Je erkent je eigen kwetsbaarheid en dat je net zo goed fouten maakt, en je doet je uiterste best om op de lastige momenten niet te denken: mijn kind maakt het me moeilijk, maar: mijn kind heeft het moeilijk. Er zijn zelfs vaders (en moeders) die er een gewoonte van maken zich af te vragen: wat zou Buster in deze situatie doen?

Sinds het tweede seizoen, en des te meer in dit net afgeronde derde seizoen, durft Bluey zwaardere onderwerpen aan te pakken. De grote veranderingen die horen bij het kinderleven of het leven met kinderen. Het bitterzoete afscheid van een babykamer. Het verdriet om een Franstalig vakantievriendje van Bluey dat, als ze ’s ochtends de tent uit kruipt, al met zijn ouders naar huis blijkt te zijn gegaan. De opa van de meisjes die wel een kerstcadeautje kocht voor Bluey maar niet voor Bingo, want hij was vergeten dat ze bestond.

Verhuizing

‘Onesies’ (seizoen 3, aflevering 32) gaat over onesies, die comfortabele huispakken uit één stuk, maar ook over de band die Chilli met haar oudere zus heeft. Ze zien elkaar niet vaak meer, en gaandeweg komen we erachter dat die zus het contact jarenlang vermeed om niet met het geluk van een jong gezin te worden geconfronteerd; zelf kan ze maar geen kinderen krijgen.

Andere momenten zijn héél klein en toch kunnen ze je van je stuk brengen. Bluey is niet bang om de ouders over de hoofden van hun kinderen heen iets te vertellen, zonder dat die kinderen voelen dat ze buitengesloten worden. In ‘Voorstellinkje’ (seizoen 2, aflevering 19) voeren Bluey en Bingo voor Moederdag een toneelstukje op waarin ze het leven van hun ouders naspelen vóór ze kinderen kregen. Ze stoppen een ballon onder het shirtje van Bingo om de eerste zwangerschap na te doen, maar ze spelen iets te wild en de ballon knapt. Even zien we een steek verdriet bij Chilli, en Buster pakt haar hand. Het doet haar denken – zo bevestigde Joe Brumm na vragen van kijkers – aan de miskraam die ze had voor ze Bluey kregen.

Ook de geplande verhuizing hoort in dat rijtje. Een ingrijpende verandering waar veel kinderen mee te maken krijgen. Het huis waarin je opgroeit, de fysieke vormen ervan, de indeling van de kamers, dat alles vormt mede de spelletjes die je er kunt bedenken, de richting die je fantasie uit kan gaan. Dat is wat je óók achterlaat. Bovendien, zei Brumm in een podcast waarin hij de XL-aflevering besprak, is het de plek waar de jonge kijkers aan denken als ze denken aan de serie. Bluey en Bingo, die wonen dáár. Je vraagt aan je ouders of de televisie aan mag en dan zijn ze daar, in dat huis.

Kwam dat ten einde?

Het leek de afgelopen weken alsof alle ouders van jonge kinderen de aflevering over het verkoopbord gezien hadden en erover wilden praten.

Hij was niet alleen veel langer, maar brak ook met het idee dat een fantasiespelletje de drijvende kracht achter de verhaallijn was. Er wordt een bruiloft gepland, Buster’s broer gaat trouwen met zijn vriendin, Frisky. En het huis staat echt te koop, de popie-jopie-makelaar van de Heelers neemt twee schaapsherdershonden mee voor een bezichtiging en die willen het wel kopen. Maar Bluey wil er niet weg en hoewel haar moeder het plan verdedigt, zien we dat zij er ook niet helemaal achter staat.

Er kwamen zoveel eerdere verhaallijnen bij elkaar en er zaten zoveel verwijzingen in naar momenten uit de afgelopen drie seizoenen, dat het inderdaad leek of Bluey de boel aan het afronden was.

Dat was niet zo. Er volgde nog een aflevering, met een geheel eigen verrassing, en de makers hebben laten weten dat ze graag door willen. Bluey blijft nog wel even onderdeel van de opvoeding van onze kinderen.


Hij zit nog vol met plannen maar raakt verstrikt in ‘de bureaucratie’: topregisseur is klaar met de VPRO

Eind maart 2024 valt het besluit, na „48 jaar gelukkig huwelijk”. Hij breekt met de VPRO. De maat is vol. De documentairemaker vindt dat de omroep zich onvoldoende sterk maakt bij de NPO voor zijn voorstellen: „Iedereen was druk met de inrichting van de nieuwe topstructuur van het bedrijf. Geen tijd om met mij over programma’s te praten.”

Op het interne forum van de vrijzinnige omroep laat hij een bericht achter: „De afgelopen decennia begon ik vaak – als „mijn” VPRO weer ‘s in verkeerde handen dreigde te vallen – aan een woedende mail waarin ik op staande voet ontslag nam. Maar ik verstuurde hem nooit. Er bleek altijd weer een weg uit het moeras.”

Dit keer is het final. Documentairemaker en icoon Roel van Broekhoven verlaat zijn geliefde VPRO. „Zie het als een echtscheiding na een jarenlang fantastisch huwelijk. Nu ben ik weer vrijgezel, met nieuwe kansen.”

Van Broekhoven en Thomas Erdbrink waren in gesprek om een vervolg te maken op succesvolle „Onze man”-series over Iran en Afghanistan. Van Broekhoven mocht nog één serie met Erdbrink maken, daarna zou een jongere regisseur het moeten overnemen.

„Bizar”, zegt de regisseur (73) grinnikend, traag roerend door zijn paddestoelensoep in zijn stamcafé aan de Amsterdamse Nieuwmarkt, ondertussen frietjes pikkend.

„Je vraagt iemand toch om zijn kwaliteit, niet vanwege zijn leeftijd? Ik ben voor vernieuwing. Maar je moet nieuwe mensen toch opleiden in de typische VPRO-school? Daar wil deze VPRO niet aan. Weg met de oude hap. Dat is behalve leeftijdsdiscriminatie heel onverstandig. Maar ik zal ze niet langer voor de voeten lopen.”

Gelauwerde regisseur

Van Broekhoven won met Standplaats (Het Gebouw) de Zilveren Reissmicrofoon (1989) en met VPRO-teams Zilveren Nipkowschijven (beste tv programma’s) voor Diogenes (1991), Tegenlicht (2005), O’Hanlons Helden (2012), Onze man in Teheran (2015) en Onze man bij de Taliban (2023). Voor ‘Taliban’ ontving Van Broekhoven recent de prijs voor ‘beste regisseur documentaireseries’ van de Dutch Directors Guild, ‘Teheran’ ontving eerder een Tegel voor beste journalistiek.

Prijzen te over, Van Broekhoven zou tevreden achterover kunnen leunen. Maar hij zit voorover, met z’n karakteristieke jongensachtige glimlach tussen de grote oren, op verzoek het ene na het andere avontuur oplepelend van genoemde documentaires en series als In Europa, The Beagle en vooral Himmlers hersens heten Heydrich over de ‘Slager van Praag’, een van de ergste Nazi-beulen.

Lees ook
Waarom ‘Himmlers hersens heten Heydrich’ zo goed is

Waarom ‘Himmlers hersens heten Heydrich’ zo goed is

HhhH is wellicht het meest karakteristieke werk van Van Broekhoven, maar te veel cult voor een prijsnominatie. „De ideale, prettig gestoorde combinatie van feit en fictie, heel theatraal. ‘Heydrich’ werd mijn favoriete serie, omdat hij vooral in de montagekamer ontstaan is. Ik weet nog dat ik erheen fietste, in gedachten en ideeën verzonken. Hoe moesten we uit al die losse scènes dit verhaal vertellen?”

Verhalen vertellen, dat is het evangelie volgens Roel van Broekhoven. Collega’s roemen hem om zijn onnavolgbare montage, zoals bij Onze Man bij de Taliban, dat vrij haastig opgenomen moest worden, want de Taliban konden het team met Thomas Erdbrink ieder moment wegsturen. „In de montagekamer was de eerste gedachte: „Jezus, kop noch staart, dit kan niets worden. Dan ga je ordenen en kijken, kijken, kijken: hoe maak ik een taartje? Dagenlang lijkt er niks te lukken.”

En dan is er ineens een kapstok

Tot er toch een verhaallijn ontstaat met editor Pelle Asselbergs. Bijvoorbeeld de onvergetelijke laatste aflevering. „Keer op keer hadden de Afghanen tevergeefs hoop op verbetering gehad. Steeds hetzelfde liedje. Hetzelfde liedje? Ineens hebben we de titel! En de kapstok voor de bijpassende scènes met muzikanten die hun instrumenten moesten vernietigen van de Taliban, maar ze stiekem bewaarden om ‘s nachts les te geven. Want de kunst moest blijven.”

Als Erdbrink naar een Iraans protestlied luistert over de demonstraties van vrouwen in Iran lopen de tranen ineens over zijn wangen. Van Broekhoven: „Ik vind huilende mensen voor de tv al gauw te theatraal. Maar dit werd – steeds hetzelfde – liedje van de tragiek, in Iran, in Afghanistan en overal.”

Met dat ‘laatste liedje thema’ metselen Asselbergs en hij die ogenschijnlijk losse scenes tot een ijzersterk geheel. Van Broekhoven noemt dit de „wonderen van montage” die dag en nacht zijn creatieve brein uitdagen. „Het plotseling zien van de rode draad, de ketting en de schakels, is mijn geluk en mijn feestje; één zinnetje waardoor alles op z’n plek valt.”

Hij heeft een sterke mening over voice-overs, waarvan de legendarische Jan Blokker bij Diogenes 40 jaar geleden de jonge VPRO-makers overtuigde dat die absoluut niet mochten: „Elk woord commentaar vond hij een knieval. De beelden moesten het verhaal vertellen, heel filmisch. Maar tv-kijkers van nu hebben het geduld niet meer om zelf het verhaal te ontdekken, dus commentaar is noodzakelijk geworden. Maar waarom zijn ze vaak zo oersaai? Zie ze als een extra laag, poëtisch, geestig soms en ondergeschikt of aanvullend aan beeld. Besteed er zorg aan.

„Ik zag die spannende serie Niemand die het ziet [over de onzichtbare digitale oorlog en geheime diensten, red.]. Prachtig ingewikkeld onderwerp, maar dan met een verschrikkelijke voice-over die je de lust tot kijken beneemt. Doodzonde.”

Documentairemaker Roel van Broekhoven: „Ik heb de twijfel tot kunst verheven. Ze worden gek van me en niet zelden terecht boos.”
Foto Roger Cremers

Hij is zich ervan bewust: zo volhardend als Van Broekhoven tijdens montages is, zo onberekenbaar is hij tijdens opnames, het uiterste vergend van camera- en geluidsmensen. „Ik heb de twijfel tot kunst verheven. Ze worden gek van me en niet zelden terecht boos. Wil ik weer ineens een straatje of pand binnengaan en spontaan draaien. Maar verrassingen én intens samenwerken vind ik het allerleukste; samen heel goede, gekke verhalen maken, diep graven, zonder de angst om bochten te maken. Dan kom je op onverwachte mensen, plekken en situaties. Ik had het geluk te werken met mensen die daar ook lol in hebben.”

De serie O’Hanlons Helden wordt zo een aaneenschakeling van creatieve ontdekkingen, zoals van een Italiaanse ontdekkingsreiziger die in Papoea-Nieuw-Guinea met een bootje voer met een opwindbare platenspeler om opera te beluisteren.

„Wij over die rivier, in zo’n bootje met O’Hanlon en dat opwind-pick-upje met de opera La Traviata van Verdi. Langs de oever dansten de dorpelingen op verzoek mee, compleet met een nagespeelde onthoofding van O’Hanlon. Allemaal toneel, in de serie lopen droom en werkelijkheid steeds door elkaar.”

Te weinig vertrouwen

Dat mist Van Broekhoven te vaak in documentaires. Te veel wordt tevoren bedacht, te weinig vertrouwd op creatieve ingevingen ter plekke.

Hij ziet dat ook bij zijn „eigen” VPRO, zoals met de serie Van Bahia tot Brooklyn over slavernij. „Daar zat veel meer in. Een nieuwscorrespondent is niet ineens vanzelf een goede verhalenverteller Dat is een ander vak, dat moest ook Thomas Erdbrink leren. Maar daar was geen geld en tijd voor. Stom.”

Hij was in de beginjaren eindredacteur van achtergrondprogramma Tegenlicht. Bij zijn vertrek schreef hij: „Verhalen vertellen verdomme”. Maar hij ziet tot zijn verdriet in Tegenlicht te veel ellenlange aangeklede interviews. „Dat is het gevolg van NPO-beleid, er is steeds minder geld. Weg met verhalende beelden en mooie scènes, entree pratende hoofden.

„Waarom is Stef Biemans zo goed? Waarom is die docuserie Schuldig zo goed? Of die serie Staal? Omdat je wordt meegesleept in verhalen. Ze nemen de tijd voor mooie opnames en sterke montage.”

Van Broekhoven popelt om het vliegtuig te nemen om nieuwe series te maken. Hij wil met Erdbrink de hort op: een soort standplaatsen zoals in zijn radiotijd, maandenlang in een turbulent land verblijven om wekelijks reportages te maken. De voorstellen komen niet of nauwelijks door.

„Vergeet die goodwill maar, al win je tien prijzen. Eerst moet je ellenlange voorstellen typen… ja echt, ook voor de VPRO! Dan voor de NPO, en dan is het geld ineens weer op.” Hij verlangt naar de tijd dat NPO2-manager Gijs van Beuzekom en de VPRO hem blind vertrouwden: „Nu heb je allerlei gedoe bij de NPO met genre-managers en zo. Het gaat door die procedures hopeloos langzaam, wat de nodige tact en geduld vergt – niet mijn sterkste kant.”

Hij hoopt dat de VPRO het positieve debat aangaat om lef en kunde te laten prevaleren: „Bij de VPRO horen stoere creatieve makers uit te maken wat er op tv en radio komt. Het dreigt een bedrijf te worden dat vooral bezig is zichzelf in stand te houden. De NPO dwingt ze in de mal van producent, deels gedwongen door de politiek. Ik mis de rare, eigenwijze, dwarse mensen. Die kunnen moeilijk overweg met managers en bureaucratische vereisten.”

Dat is fnuikend voor de creativiteit, vindt hij. Immers, Van Broekhoven is ervan overtuigd dat goede reportages zich niet op papier laten bedenken: „Na maandenlang observeren, onderdompelen en praten krijg je al draaiend je ideeën en ontstaat een serie. We konden voor Onze man bij de Taliban niks op papier zetten. Niets meer dan: ‘We willen er gaan kijken en we zien wel. Laat ons maar’. Dat risico vinden moderne managers te groot.

„Dus moet je die risico’s zogenaamd uitsluiten met verzinsels op papier. Anders krijg je geen geld. Zouden ze voor elke aflevering van Boer zoekt Vrouw of Heel Holland Bakt een uitgewerkt plan moeten schrijven? Of voor Nieuwsuur? Natuurlijk niet. Het is een rare controledrift…

„Maar ik wil niet zeuren: Ik heb 48 jaar met oneindig veel plezier bij deze club gewerkt. Ik heb er fantastische programma’s kunnen maken. Daar ga ik gewoon mee door, maar helaas niet meer hier. Doet dat pijn? Natuurlijk. Maar het lucht ook op. Soms is blijven pijnlijker dan vertrekken. Wie weet waar we allemaal terecht gaan komen met onze nieuwe plannen. We zijn nog lang niet uitgespeeld.”


Tv-recensie | Hoe koningin Máxima van Koningsdag weer een ouderwetse Koninginnedag maakte

„De koningin gaat helemaal los”, zei NOS-presentator Malou Petter terwijl ze meeliep op Koningsdag. Koningin Máxima was op dat moment verwilderd een inktvis aan het tekenen op een glasplaat op het Emmense cultuurplein. Ooit had hier de oude dierentuin gestaan met een groot aquarium. Vandaar die enorme oranje inktvis. Ondertussen stond koning Willem-Alexander er wat bedremmeld bij, hij wilde ook een visje tekenen. Hij kwam er zowaar even tussen en maakte een klein blauw, simpel visje. De grote inktvis en het kleine visje: het tekende de verhoudingen op Koningsdag. De koning was jarig, maar het was vooral de dag van koningin Máxima.

Dat begon al voordat de familie in de bus Emmen binnenreed en de NOS met haar jaarlijkse populariteitspoll kwam: 44 procent van de Nederlanders heeft vertrouwen in de koning en geeft hem een 6,6 als rapportcijfer. De koningin geniet 56 procent vertrouwen en krijgt het rapportcijfer 7,3. Het was vast de reden dat zij als eerste de bus uit mocht stappen in plaats van de jarige job. Ze won ook nog eens de quiz van haar man doordat ze wist hoeveel Emmenaren er op 27 april jarig waren. Dat ze daarbij vals speelde mocht de pret niet drukken: fanatiek tikte ze op haar mobieltje. Op de vraag of ze aan het googelen was, zei ze dat ze een rekenmachine gebruikte. Wat ze aan het uitrekenen was, was onduidelijk en haar antwoord kwam ver na de tijdslimiet van 15 seconden, maar ze kreeg het voordeel van de twijfel (zelfs de schoolkinderen achter haar waren verrast over haar fanatisme). Bij het slotinterview met Petter nam ze nog even het woord van haar man over. Terwijl de koning uitlegde wat hij bijzonder aan deze dag had gevonden en de microfoon alweer richting de volgende vraag ging, riep ze ongevraagd: „Mag ik nog even wat aanvullen?” Koningsdag 2024 was kortom een ouderwetse Koninginnedag.

Emmen is helemáál geen nare stad

Waar Máxima háár dag had, gold dat niet voor prinses Marilène. Ze probeerde met een levend standbeeld te praten, zonder succes want die bleef in zijn rol. Ze verloor de quiz omdat ze in het team van de koning zat. En tot overmaat van ramp had ze aangekondigd „heel goed in sjoelen” te zijn. Nou, dat heeft ze geweten. Prompt zoomden de camera’s in terwijl ze doelgericht zo’n schijf een zet gaf. Petter becommentarieerde zuinig de resultaten: „Ze zei dat ze er goed in was.” Onderwijl vond de prinses dat een schijf wel punten verdiende, maar de scheidsrechter schudde nee en keurde de poging af. Petter kwam prompt verhaal halen: „U zei dat u heel goed was in sjoelen.” De prinses zwakte haar eerdere uitspraak af: „Nou, ik vind het vooral heel leuk”.

Ondertussen liep als rode draad door de uitzending dat Emmen helemáál geen nare stad is (zelfs al ging het nog regenen aan het eind van de familie-optocht) en om dat te bekrachtigen zong de Emmense Elvis ‘Happy Birthday’. Aan de familieleden werd gevraagd hoe ze Emmen vonden. Niemand durfde echt antwoord te geven en mompelde wat over de sfeer. Behalve prins Pieter-Christiaan, die was eerlijk: „Emmen is een industriestad, dus dan verwacht je niet meteen de allermooiste gebouwen”, zei hij. Net als de andere familieleden – alsof dat van te voren in die bus was afgesproken – voegde hij er aan toe dat de sfeer in de stad „goed was”.

De NOS worstelde er maar mee: wat moet je met de plaats die in 2023 weer was verkozen tot „minst aantrekkelijk gemeente”? In het slotconcert werd de ellende nog eens benadrukt door zangeres Rosa da Silva, die eerst Nena’s ‘99 Luftbalonnen’ zong, een protestlied tegen kernwapens, en daarna Abba’s regels: „In your eyes there is no hope for tomorrow”. Dankzij het ‘I am not a crook’-effect werd het beeld dat van Emmen bestaat zo vanzelf in stand gehouden.


Hoe je verder moet zonder geheugen hoor je in deze podcast

Ken je dat gevoel, dat je je tijdens het kijken of luisteren enorm zit op te vreten over hoe iets gemaakt is, maar dat het onderwerp je vervolgens toch niet loslaat? Dat had ik bij De jongen zonder gisteren. De podcast heeft alle ingrediënten van een goed verhaal: een hoofdpersoon die iets bizars meemaakt, die dat nog kan en wíl navertellen.

Jur Deitmers (1995, opgegroeid in Haarlem) studeert op Harvard als hij door een virus een hersenontsteking krijgt en zijn geheugen verliest. Eenentwintig jaar aan herinneringen: helemaal weg. Hij weet niet meer wie hij is, wie zijn familie en vrienden zijn. Hij spreekt nog wel Nederlands en Engels, maar hij weet niet meer hoe je moet afwassen. Wie Jezus is, wat de Holocaust is, wie Sinterklaas – en wat van dat verhaal te geloven. Alles lijkt uitgewist.

Ik had het verhaal meer poëzie en minder professoren gegund, en minder semi-filosofische vragen in de categorie ‘wat kan de mensheid hiervan leren’ en ‘wat als míj dit gebeurt’. Maar ik luisterde de vijf afleveringen desalniettemin in één ruk uit.


Zo fileer je een boek met verborgen verderfelijke boodschappen

The airport bestsellers that captured our hearts and ruined our minds” is hoe de Amerikaanse podcasters Michael Hobbes en Peter Shamshiri hun eigen serie samenvatten, en ik zou het niet beter kunnen doen. Boeken die iedereen koopt op het vliegveld en over praat maar waarin vaak klinkklare onzin staat.

If books could kill is hun podcast waarin ze populaire boeken van de bestseller- naar de snijtafel halen. (Denk aan: Lean in, The art of not giving a f*ck, The 5 Love Languages.) Hobbes en Shamshiri trekken de boeken helemaal uit elkaar. Vaak blijken de bestsellers vol te staan met conservatieve, homo-onvriendelijke, seksistische of ronduit racistische ideeën. Vooral Shamshiri, die jurist is, doet zijn huiswerk goed – hij las bijvoorbeeld óók een oudere uitgave van het boek dat ze bespraken, om te kijken hoeveel erger die versie was. Het betere recensiewerk.


Scheidend hoofdredacteur van Trouw : ‘De journalistieke fraude deed veel pijn’

Ik ken geen journalist die aan dit vak begint omdat hij hoofdredacteur wil worden”, zegt Cees van der Laan, scheidend hoofdredacteur van dagblad Trouw. Na tien jaar maakt hij plaats voor het duo Wendelmoet Boersema, nu nog adjunct-hoofdredacteur van de krant, en Karel Smouter, nu NRC-redacteur. Van der Laan: „Toen ik jong was, keek ik huizenhoog op tegen de hoofdredacteur, en toen werd ik het zelf. Best gek. Eerst vond ik het helemaal niet leuk. Je moet alles zelf leren, allerlei dingen waar ik geen verstand van had. Ik moest eraan wennen dat ik niet meer zomaar alles kon zeggen, dat ik niet meer one of the guys was.”

Trouw is een landelijke kwaliteitskrant met 110.000 betalende lezers die mede door zijn christelijke achtergrond een eigen, degelijke toon heeft en scherpe keuzes maakt, door bijvoorbeeld veel aandacht te geven aan levensbeschouwing, ethiek en het klimaat. Van der Laan (Bussum, 1961) kwam in december 1999 bij de krant en was onder meer chef van de politieke redactie en de nieuwsdienst voordat hij in 2014 hoofdredacteur werd.

Op uw afscheid vorige week heeft u uw excuses aangeboden. Waarom?

„„In tien jaar neem je beslissingen die redacteuren persoonlijk raken, zoals een overplaatsing tegen hun zin of een functioneringsgesprek. In de communicatie kun je fouten maken. Dat kan pijn hebben gedaan. Dat besef ik me maar al te goed.

„Nee, het had niets te maken met grensoverschrijdend gedrag. Ik meen dat ik geen bully was. Ik geloof in dienstbaar leiderschap. Je werkt met creatieve, autonome mensen, die moet je niet te veel voor de voeten lopen.”

Wat is de voornaamste taak van uw opvolgers?

„De laatste twee jaar is het aantal abonnees afgevlakt door problemen met de distributie en onvoldoende marketing. Dat moeten ze dus weer op peil brengen.”

Uitgeverij DPG wil fuseren met RTL Nederland. Zal binnen zo’n groot concern een kleine krant in de verdrukking komen?

„Ik denk het niet. De structuur van het bedrijf wordt gewijzigd waardoor de dagbladen vermoedelijk in een aparte tak komen. Voor reclame-inkomsten zal de fusie voordelen hebben: je kunt reclame in een pakket aanbieden, met kranten, tv-zenders en online.”

Wat maakt Trouw anders dan andere kranten?

Trouw is ontstaan vanuit het gereformeerde verzet in de Tweede Wereldoorlog, dat tekent de krant nog steeds. We besteden veel aandacht aan levensbeschouwing, filosofie, religies, ook aan de islam en het katholicisme – zo’n tien procent van onze abonnees is katholiek. We hebben daarvoor een redactie van zo’n vier, vijf man met nog wat freelancers eromheen, die maken ieder dag een spread in het tweede katern De Verdieping.”

Beschouwt u Trouw nog als een christelijke krant?

„De krant is losgeraakt van de protestantse kerken, net als veel lezers, die zijn meegereisd. Mijn twee atheïstische voorgangers benadrukten dat Trouw een christelijke krant is, maar dat suggereert dat we een christelijke missie hebben. Ik noem Trouw liever een krant die haar inspiratie ontleent aan de oorspronkelijke christelijke waarden die je echter ook humanistisch kunt invullen.”

Ik meen dat ik geen bully was

Hoe komt het verzetsverleden terug in de krant van vandaag?

„De Trouwgroep streed in de oorlog niet alleen voor God, vaderland en de koningin, maar ook voor de vrijheid van geweten. Daar zijn veel mensen voor omgekomen dus daar ben ik me altijd bewust van geweest. Opkomen voor de geestelijke vrijheid zit in het hart van de krant. Wij stellen met elkaar ander vragen dan andere kranten vanuit de waarden die we delen.”

Trouw besteedt opvallend veel aandacht aan de klimaatcrisis en het massaal uitsterven van dieren en planten. Hoe past dat in het profiel van de krant?

„De mensen die geïnteresseerd zijn in levensbeschouwing hebben ook vaak belangstelling voor duurzaamheid, vanuit het idee van het rentmeesterschap, wat een klassiek christelijk begrip is.”

Wat vinden de plattelandsbewoners in de Trouw-achterban van die aandacht voor het klimaat?

„Boeren vinden dat Trouw te weinig oog heeft voor hun belangen. Ik betwijfel dat. Maar inderdaad, we schrijven vaak over het probleem van de grootschaligheid in de agrarische sector. Daar lijden boeren trouwens zelf ook onder. We hebben een paar jaar geleden een serie gehad ‘De staat van de boer’ met een bijeenkomst in Zwolle, en daar merkte je de enorme boosheid onder boeren. Je merkte ook hoe trots boeren zijn op hun vak.”

Bent u gelovig?

„Ik noem mijzelf geen gelovige. God zit in ons mensen en dat zorgt er voor dat we het goede kunnen doen. Dat ik soms wel naar de kerk ga, heeft te maken met de kerkgemeenschap die zeer betrokken is. Dat waardeer ik zeer, evenals de ervaring van de kerkdienst zelf. Ik ben gereformeerd vrijgemaakt opgevoed – artikel 31 – dus bij ons thuis gold Trouw als veel te vrijzinnig. Als mijn opa zou weten dat ik bij Trouw werkte, zou hij zich omdraaien in zijn graf. Wij lazen thuis het Nederlands Dagblad en NRC Handelsblad.”

NRC Handelsblad?

„Ja, liever zo’n seculiere krant dan Trouw. In NRC stond bijna niets over religie dus dan kwam je ook geen andere denkbeelden tegen.”

Bent u nog gereformeerd vrijgemaakt?

„Nee, maar ik heb er geen trauma van. Ik vond opgroeien in de vrijgemaakte zuil niet benauwend. Mijn ouders waren bourgondisch ingesteld, ik denk dat ze stiekem wat vrijer dachten dan de kerk, maar zo’n hechte gemeenschap is heel fijn, daar stap je niet zomaar uit. Ons werd geleerd: ‘we staan in de wereld maar we zijn niet van de wereld’, dus je moest voortdurend bepalen waar je stond. In de praktijk betekende dat: niet naar de bioscoop, niet op zondag voetballen of zwemmen. Wel Bach, geen popmuziek.”

Hoe kwam u in de journalistiek?

„Ik zag de film Under Fire met Nick Nolte als fotojournalist in Nicaragua, en toen wilde ik ook journalist worden. Ik begon in 1985 bij De Nieuwe Weesper in Weesp. Mijn eerste stukje ging over bewoners van Muiden die hadden meegedaan aan de Elfstedentocht.”

U was in de jaren negentig oorlogsverslaggever voor de GPD, het persbureau voor regionale kranten. Hoe was dat?

„Nou, ik was geen correspondent maar een verslaggever die soms naar conflictgebieden reisde – Bosnië, Irak, Somalië. Een granaat die ontploft in je hotel in Sarajevo, een kogel die door je kamer vliegt, of dat je ergens in Afghanistan uit je auto wordt getrokken door de Taliban. Het gevoel: nergens is veiligheid. Ik was in 1994 in de vluchtelingenkampen rond Goma in Congo waar duizenden mensen doodgingen aan ziekte en uitputting. Dat is het ergste wat ik ooit heb meegemaakt. Het was overweldigend. Door die alom aanwezige dood werd ik lamgeslagen. Op zo’n moment moet je je gevoel parkeren om erover te kunnen schrijven. Dat is je opdracht.”

Heeft u daar last van gehad?

„Veel later was ik een keer bij een bijeenkomst van Defensie over PTSS en toen dacht ik voor het eerst: hé, dat klinkt bekend. Ik heb er nooit wat mee gedaan, ik heb na Sarajevo een tijd vliegangst gehad, dat ging over. Maar ik moet zeggen, al die oorlogen draag ik wel met me mee. Het zijn allemaal laadjes in je ziel, soms gaan ze open maar meestal zitten ze dicht, en dat is prima. Het vormt je als mens. Vroeger dacht ik dat oorlog iets voor ver weg was, maar sindsdien denk ik: oorlog, dat kan in Nederland ook zomaar gebeuren.”

Wat leerde u als parlementair verslaggever?

„Dat was in de tijd van de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Ik kan me vooral de ontreddering herinneren. Eigenlijk zitten we met elkaar nog steeds in die ontreddering. Den Haag heeft de band met de burger nooit goed kunnen lijmen.”

De oorlog in Gaza verdeelt de lezers van Trouw. Het hoofdredactioneel commentaar kan behoorlijk scherp zijn over Israël.

„Groepen binnen de christelijke gemeenschappen voelen een oude, hechte band met Israël vanuit de religieuze traditie. Onze verslaggeving kan pijn doen bij lezers. Sommigen vinden ze dat we te veel over de Palestijnen schrijven, anderen dat we te positief over Israël zijn. Wij erkennen volmondig het bestaansrecht van Israël, maar dat betekent niet dat je niet kritisch mag staan tegenover de politiek daar. We schrijven al twintig jaar kritisch over het nederzettingenbeleid. Ik heb zelf als achttienjarige in een kibboets gewerkt. Toen dacht ik: met de Holocaust heeft Europa dit probleem gecreëerd en die mensen hebben een plek nodig. We dachten helemaal niet na over de Palestijnen die daar woonden. Als je kijkt naar waar ik nu staan in mijn opvattingen, is dat een hemelsbreed verschil met toen.”

Wat vindt u het hoogtepunt van uw werk als hoofdredacteur?

„Zonder twijfel het blootleggen van de Toeslagenaffaire samen met RTL Nieuws. Dat is in de eerste plaats de verdienste van redacteur Jan Kleinnijenhuis en van Pieter Klein van RTL. Maar Trouw heeft daar wel tijd en ruimte voor vrijgemaakt en de samenwerking met RTL mogelijk gemaakt. We hebben stevig ingezet op onderzoeksjournalistiek. Dat is natuurlijk van alle tijden, maar vroeger was het meer van individuen afhankelijk. Nu is het meer gestructureerd, er worden mensen voor vrijgemaakt, er is meer begeleiding.”

In 2016 deed Trouw mee met het onderzoek naar de Panama Papers, een internationaal project rond gelekte documenten over onder meer belastingfraude, corruptie, witwassen. Van der Laan: „Toen de Panama Papers langs kwamen, dacht ik: we hebben geen idee of er wel wat uitkomt, en het gaat ons zeker een paar ton kosten, maar laten we het doen. We gaan er vast veel van leren. Het was innovatief door de internationale samenwerking en door de inzet van datajournalistiek.”

Lees ook
Bronnen in dit stuk zijn bekend bij de redactie, schreef Trouw

Bronnen in dit stuk zijn bekend bij de redactie, schreef Trouw

En wat was het dieptepunt?

„De journalistieke fraude. Toen zijn we heel diep gegaan.” In 2014 bleek dat bronnen in reportages van een Trouw-redacteur niet te verifiëren waren, onder meer over de vermeende ‘Sharia-driehoek’ – een Haagse wijk die in handen zou zijn gevallen van radicale moslims. De reportages pookten de politieke angst voor de islam op. De verslaggever werd ontslagen, Trouw stelde een onafhankelijk onderzoek in dat integraal werd gepubliceerd. Van der Laan: „Dat deed veel pijn, er was veel emotie op de redactie: hoe heeft dit kunnen gebeuren? We bleken het feiten checken, het borgen van onze kwaliteit niet op orde te hebben. Dus toen hebben we teugels flink aangetrokken. In principe geen anonieme bronnen meer, en als het niet anders kan, de bronnen melden bij de hoofdredactie. We willen ze allemaal zien. De affaire heeft ons een stimulans gegeven om de organisatie te verbeteren. Ik vind dat we sindsdien wel een betere krant zijn.”

Wat gaat u nu doen?

„Hoofdredacteur zijn gaat in je zitten, je bent er dag en nacht mee bezig, dus ik heb wel een paar maanden nodig om af te kicken. Ik ga eerst op de fiets naar Rome. Daarna wil ik graag schrijvend redacteur worden, wellicht op het snijvlak van geopolitiek en defensie – oorlog lijkt steeds dichterbij te komen. Hoe weet ik niet precies, daar gaat de volgende hoofdredactie over.”

<dmt-util-bar article="4197084" headline="Scheidend hoofdredacteur van Trouw : ‘De journalistieke fraude deed veel pijn’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/04/24/scheidend-hoofdredacteur-van-trouw-journalisten-moet-je-niet-te-veel-voor-de-voeten-lopen-a4197084″>

‘The Jinx’ is terug, negen jaar na onthutsende ‘bekentenis’

Het zijn vijf woorden die tv-geschiedenis schreven. Killed them all, of course. Natuurlijk vermoordde ik ze allemaal. Deze woorden werden in de Amerikaanse documentaireserie The Jinx uitgesproken door Robert Durst, de miljonair uit New York die verdacht werd van drie moorden. Filmmaker Andrew Jarecki, die op dat moment al tien jaar onderzoek deed naar het leven van de excentrieke Durst, had hem het vuur aan de schenen gelegd tijdens een interview over de moord op Dursts goede vriendin Susan Berman. Terwijl Durst even naar de wc ging en dacht alleen te zijn met zijn gedachten, vergat hij dat zijn opgespelde microfoontje nog aan het opnemen was en mompelde onbedoeld de bekentenis.

De scène vormde in 2015 het spectaculaire slotmoment van een zesdelige serie die wordt gezien als een hoogtepunt van het true crime-genre (echt gebeurde misdaadverhalen). The Jinx was voor die grote climax wereldwijd al een hit voor de zender HBO. Elke week kregen kijkers meer details over de bizarre zaken waar Durst, steenrijk dankzij het vastgoedimperium van zijn vader, bij betrokken was. Eerst was er de vermissing van zijn vrouw Kathleen McCormack in 1982. Later volgde de moord op Berman, die in 2000 in haar eigen huis werd doodgeschoten. Zij zou meer weten over de vermissing van McCormack. En een jaar later doodde Durst zijn buurman Morris Black. De laatste moord gaf hij eerder toe, maar hij claimde dat het zelfverdediging was.

Op 14 maart 2015 werd de destijds 71-jarige Durst opgepakt terwijl de laatste aflevering van The Jinx een dag later nog uitgezonden moest worden. Het team van de serie had hun belastende materiaal al veel eerder gedeeld met de autoriteiten. De FBI moest actie ondernemen voordat de verdachte, die de serie ook gewoon via de tv volgde, op de vlucht zou slaan. Na de vijfde aflevering werd hij namelijk zeer nerveus.

Na de arrestatie volgde een rechtszaak en werd Durst veroordeeld tot levenslang voor de moord op Berman. Hij overleed vier maanden later.

Niet loslaten

Regisseur Jarecki kon de zaken niet loslaten en bleef onderzoek doen naar onbeantwoorde vragen en naar de omgeving van de veroordeelde moordenaar. Negen jaar na de eerste reeks is er een vervolg onder de titel The Jinx: Part Two. Het seizoen begon maandag met de eerste aflevering, journalisten kregen vooraf vier afleveringen te zien.

Net als bij de vervolgseizoenen van andere succesnummers uit het genre, zoals bijvoorbeeld Making a Murderer 2, gaat een deel van The Jinx: Part Two over de serie zelf. En dat voelt altijd ongemakkelijk. ‘Kijk eens wat voor mediasensatie wij waren’, schreeuwt de eerste aflevering van het tweede seizoen. Dit aspect bereikt een hoogtepunt (of dieptepunt) tijdens een gedeelte waarin we allerlei betrokkenen, waaronder de familie van slachtoffers, zien terwijl ze in 2015 samen de laatste aflevering bekijken en reageren op het ‘killed them all’-moment.

De familie van Kathleen McCormack tijdens het kijken naar ‘The Jinx’ in 2015.
Beeld HBO

Hierna verschuift de aandacht naar interessantere zaken. Want hoe kon het dat deze moordenaar decennialang weg leek te komen met zijn misdaden? Aanklager John Lewin, de man die Durst uiteindelijk veroordeeld kreeg, heeft daar in de serie een simpele verklaring voor: „Als je heel veel geld hebt, dan zijn mensen bereidt om dingen voor je te doen.” Lewin komt veel aan het woord dit seizoen. Hij vertelt dat geld niet de enige factor is. Durst was een fascinerend figuur: „Dat je een moordenaar bent, betekent niet dat je ook niet charmant kunt zijn.”

De kleine groep met vertrouwelingen van Durst vormden de belangrijkste rode draad, vertelde Jarecki in een interview met Vanity Fair: „Het idee dat er een groep mensen is die zichzelf als goed en fatsoenlijk ziet en toch besluit een moordenaar te helpen.”

Pikante country

Jarecki krijg veel betrokkenen voor de camera die in de eerste reeks niet met hem wilden praten. Nick ‘Chinga’ Chavin bijvoorbeeld, lange tijd de beste vriend van Durst (door vrienden ‘Bob’ genoemd). De twee leerden elkaar kennen in de jaren zeventig, toen Chavin carrière probeerde te maken met komisch-pikante countrymuziek. In 1975 bracht hij Country Porn uit, een album met liedjes als ‘Cum Stains On The Pillow’ en ‘Asshole From El Paso’. „Bob en ik voelden minachting voor de wet, regels en de maatschappij”, zegt hij. Op de vraag of hij moeite had met de beschuldigen aan het adres van zijn vriend geeft hij een tekenend antwoord: „Het had geen impact op me. Ik voel die morele haat voor moord en moordenaars niet.”

Nick Chavin, Susan Berman en Robert Durst op een oude foto.
Beeld HBO

Zolang je er zelf geen last van hebt, is het geen probleem. Chavin, die later nog een opvallende rol zou spelen in de rechtszaak tegen Durst, was voor Jarecki belangrijk. Tegen Vanity Fair: „Hij was nodig om te begrijpen hoe de mensen om hem heen dachten. Ze beschouwden zich als loyaal aan een vriend en scheidden dat van hun verantwoordelijkheid.”

In vergelijking met andere titels in het waargebeurde misdaad-genre is The Jinx: Part Two van de buitencategorie: zeer goed en grondig gemaakt en met een bredere maatschappelijke boodschap over de manier waarop de allerrijksten vaak geen verantwoording hoeven af te leggen. Als maker heeft Jarecki zelf natuurlijk ook verantwoordelijkheid. Volgens sommige critici was de montage van The Jinx niet altijd duidelijk genoeg en soms zelfs misleidend.

Op dit soort kritiek gaat The Jinx: Part Two in de eerste vier afleveringen niet in. Ook goed gemaakte true crime is een vorm amusement, vol met plotwendingen en gekke personages. Soms verdwijnt de waarheid naar de achtergrond om het verhaal zo smeuïg mogelijk te brengen. Dat weet Jarecki ook. Voelt hij zich daar weleens ongemakkelijk bij? Op die vraag krijgen we vooralsnog geen antwoord.

https://youtu.be/pt6pEN0dypo?si=UWny1MMPCxbs_QcA


Chris Bajema: ‘Op reis gaan is leuker dan ik had gedacht’

Door de podcasts die hij in de lockdown-periode maakte met schrijfster en theatermaakster Paulien Cornelisse, zijn vrouw, weet hij dat mensen graag meekijken in het dagelijks leven van iemand anders. Kijken, zegt hij. Hij bedoelt luisteren. En toch klopt het, want als iemand beeldende geluidswerelden kan bouwen, is het Chris Bajema wel.

Bajema (1971) is de Man met de microfoon, podcaster van het eerste uur en maker van de gelijknamige bekroonde podcast waarin hij hoorspelachtige, half fictieve sketches vervlecht met fonkelende verhalen uit alledaagse levens die vaak larger than life blijken. Hij maakte ook Een grote bruine envelop, een podcast waarin luisteraars hem een onderwerp opgaven om tot op de bodem uit te zoeken, bijvoorbeeld het geheim achter een oude foto. En hij is de man van de ‘mini-romcoms’, waargebeurde verhalen over ‘hoe ze elkaar ontmoet hebben’.

En nu wóónt hij [pauze] met Paulien en Wiek [hun negenjarige zoon] een jáár [pauze] ín Shéffield. Aan de universiteit van die Noord-Engelse stad, ooit centrum van de staalindustrie, geeft Paulien als artist in residence aan de afdeling Dutch Studies les (bijvoorbeeld over hoe je in goed Nederlands de woorden gwoon, tuulk en eiglk gebruikt).

En natuurlijk geeft Bajema er eigenlijk gewoon een wekelijks doorkijkje in hun leven en het mijnenveld van Engelse sociale codes waardoor ze hun weg moeten vinden, vertelt hij via Zoom vanuit hun spartaans ingerichte huurhuis. Met Wiek, die er naar school gaat en steeds beter Engels spreekt en vaak ‘Een weetje van Wiek’ presenteert, bijvoorbeeld over torenvalken die muizen in ultraviolet licht kunnen zien. Of de vakantie-doe-boek-achtige raadselrubriek: ‘Wie weet wat waar is? Wiek wel!’. Denk: hebben roodharigen eerder een bril nodig?

Jullie gingen vorig jaar voor Pauliens werk naar Sheffield. Zag jij jezelf daar toen al podcasts maken?

„De verhuizing kwam op een goed moment, want ik zat er eerlijk gezegd helemaal doorheen. Het was de hausse van al die kletspodcasts. Mijn luistercijfers en reclame-inkomsten liepen terug. Ik dacht: waar doe ik het nog voor? Maar ja, het is nu eenmaal het leukste om te doen. En toen kwam het Sheffield-plan en kreeg ik juist weer veel zin.

„Ik ben altijd wel op zoek naar iets nieuws om te maken. Want ik verveel me best snel. Ik dacht: wat zou ikzelf willen horen? Nou, hoe die mensen hun jaar daar gaan invullen. En toen was het een logische stap: o, maar dan ga ik een wekelijks programma maken. Wat iets minder tijd kost, want ik wil niet meer de straat op om mensen te interviewen. Het moet echt over ons gaan in dit land. Dat heeft me weer een push gegeven. Mensen kijken graag mee in het dagelijks leven van anderen. Dus voeren Paulien en ik ons gesprek op de bank over wat we deze week hebben meegemaakt, aangevuld met rubriekjes en kleine reportages over wat me hier fascineert en dan verdiep ik me daar helemaal in. De speelsheid is er weer.”

Foto Emma Ledwith

Voel je je vrijer?

„Ja. Ik word steeds losser. Ik kom uit de hoek van de serieuze radiodocumentaire. Strak een verhaal vertellen en jezelf er helemaal uit laten. Maar als ik naar andere dingen luister, hou ik juist van losheid, het is leuk als het even ontspoort of als mensen zich verspreken.”

Versprekingen zou ik er vroeger bij de montage uitgeknipt hebben, nu laat ik ze staan

De gesprekken op de bank, inclusief versprekingen of als Paulien je laconiek verbetert, zijn zeker los.

„Zo gaat het echt. Ik word de hele tijd gecorrigeerd op mijn uitspraak, nu ook door Wiek. Vindt hij leuk, twee tegen een. Vroeger zou ik het er bij de montage uitgeknipt hebben, nu laat ik het allemaal horen.”

Heeft de ‘Man met de microfoon’ nu een ander geluidslandschap?

„Het is iets meer naar binnen gekeerd. Vroeger zocht ik bijvoorbeeld per aflevering de muziek erbij. Nu put ik uit één bak met Britse light music. Mensen moeten als ze de tune horen al denken: gezellig!”

Die jarenvijftigradiomuziek is erg Engels, maar heeft deze podcast ook een ander ruimtelijk gevoel?

„Misschien is het persoonlijker. Op een gegeven moment dacht ik: wat doe ik hier eigenlijk? Of: het is hier wel erg donker en regenachtig. Het is een feelgood-podcast, maar af en toe een dissonantje ertussen is goed. En de luisteraars waarderen het.”

Je behandelt typisch Engelse dingen. Waarom rijden ze links? Waarom zingen ze kerstliederen in de pub? Dat kun je plannen. Maar dat geldt niet voor een inbraak, of de ziekenhuisopname van Paulien. Vrij intiem om in de podcast daar aan het bed van je vrouw te zitten.

„Ja, die aflevering hebben we samen flink doorgesproken, zodat het niet te zwaar werd en we wilden mensen ook niet ongerust maken. Maar het is weer wel superinteressant om daar in een ziekenhuis te zijn. Bij die inbraak dacht ik: goed verhaal! Maar het ziekenhuis is niet leuk, en dan probeer je er maar het beste van te maken. Als afleiding heb ik me maar meteen gestort op een item over wat die National Health Service dan precies is. Het is de kunst om een balans te vinden.”

Spontaan klinken is goed plannen?

„Als we het gesprek op de bank opnemen, zeg ik van tevoren alleen: volgens mij moeten we het ongeveer daar en daar over hebben. Vroeger was ik veel strenger, moest het over als het niet ging zoals ik gepland had. Nu doen we het heel ontspannen in twintig minuten, en alles wat niet goed is, los ik in de montage op met een voice-over.”

De voice-over-Chris die de andere Chris onderbreekt – „Zeg Chris?” „Ja, wat is er, Chris?” – is een vondst.

„Ja, maar het is natuurlijk gewoon de stem in mijn hoofd. Ik ga makkelijk met mezelf in gesprek, omdat ik dat in mijn hoofd ook voortdurend doe.”

Hoe vreemd is Engeland, op een schaal van één tot tien?

„Een vijf, denk ik. Ik was vooral benieuwd hoe léúk ik het zou vinden. Mijn adagium is: alle verhalen liggen om de hoek, blijf dicht bij huis. Waarom zou je de wereld over reizen? Dat heb ik voor de VPRO gedaan en daar voelde ik me niet erg fijn bij. En nu ging ik toch op reis. Maar het is leuker dan ik had gedacht.”

Niet exotisch?

„Nee, maar hoe langer je er bent, hoe meer je ziet hoe we van de Engelsen verschillen. Hoe alles hier in formaliteiten is gedrenkt, bijvoorbeeld. Dat moeten we ons zelf erg aanleren. Met cadeautjes en kinderfeestjes. En hoe nodig je een vriendje van Wiek uit om te spelen. Pas na een tijdje viel ons op dat hier wel erg veel winkels zijn waar je kaarten kunt kopen, waarom? Omdat je alles hier zegt met een kaart.”

Foto Emma Ledwith

Hoe ontstaat een aflevering?

„Het is een combinatie van wat we meemaken en wat ik zelf uitzoek door op pad te gaan. In het begin dacht ik: het droogt op, ik moet zorgen dat ik iets achter de hand heb. Maar er blijven zich onderwerpen aandienen. Dus het item over de Engelse drop, die oorspronkelijk uit Sheffield komt, blijft nog op de plank liggen.”

Ontstaat de compositie bij de montage?

„Ja, al heb ik nu wel de vaste elementen. Het gesprek op de bank met altijd een item over Engeland of uit de buurt, een Weetje van Wiek, en ik stort me op een onderwerp. De luisteraars weten inmiddels wel wat ze krijgen. En soms wil ik zelf iets anders. Zo raakte ik gefascineerd door het mysterie rond Agatha Christie, die [in 1926] een tijd vermist werd. Daar maak ik dan een hele aflevering over. En ik heb alweer zin om na de zomer iets nieuws te doen. Dan haken er vast weer veel luisteraars af, haha.”

Gewone verhalen zijn zo bijzonder, waarom zou je er fictie in schrijven?

In Nederland maakte je intermezzo’s met fictie, de ‘bijna-ware verhalen’.

„Die mis ik wel, ja.”

Ik dacht dat je iets anders ging zeggen: Engeland is zelf al fictie.

„Mensen zeiden: gewone verhalen zijn al zo bijzonder, waarom zou je er fictie in schrijven? Dat dacht ik ook toen ik hier kwam. Maar ik mis het wel, de fictie.”

Trek je hier nieuw publiek?

„De luistercijfers zijn enorm gegroeid. Mensen die hier wonen of hier gewoond hebben, sturen enthousiaste reacties en tips. Pauliens studenten luisteren ook, vooral sinds ze als werkstuk een persoonlijk audioverhaal van een minuut in het Nederlands hebben gemaakt. Toen ik vroeg of ik die ‘minuutjes’ mocht gebruiken, was er niemand die niet wilde. Verbazingwekkend. Ik hoop nog meer met de studenten te kunnen doen.”

Want, ja, hoelang blijven jullie nog?

„Tot eind juli. Daarna gaat Paulien ook weer optreden in Nederland.”

Wat betekent dit jaar voor Wiek?

„Ik ben wel jaloers op hem, op die leeftijd een jaar in het buitenland, ik geloof echt dat het een cadeau is voor hem, zoals vrienden zeiden. In het begin, toen hij naar een school ging aan de andere kant van de stad, hou je je hart vast. Maar hij gaat er makkelijk mee om, ook met de omschakeling naar een nieuwe school.”

Hij is jullie zoon maar hij heeft ook een rol, een functie in de podcast.

„Het is een beetje koorddansen. Ik zet bijvoorbeeld geen foto’s van hem op het Instagram-account van de podcast. Hij moet zijn eigen leventje leiden, maar hij is wel deel van ons avontuur. Ik interview hem niet over zijn zielenroerselen, maar die ‘Weetjes’, dat is echt Wiek, hij is heel gretig naar kennis. Ik probeer het op een natuurlijke manier te doen, hij moet zich niet opgelaten voelen.

„Die weetjes plukt hij van Het Klokhuis, of Freek in het wild. Sinds de kerstvakantie is hij helemaal los in het Engels. Geweldig om te horen als hij hier met een vriendje is. Totaal geen zorgen over grammatica of werkwoordstijden. Van mijn moeder kreeg hij een reisdagboekje en toen we aan het wandelen waren, schreef hij daarin, nu ook in het Engels.”

Foto Emma Ledwith

Paulien is je vrouw en een personage. Lastige combinatie?

„We hebben al veel dingen samen gemaakt. Eigenlijk zijn we gewoon onszelf.”

Kun je nog terug naar de oude ‘Man met de microfoon’ of ‘Een grote bruine envelop’?

„Dat weet ik niet. Ik wil niks forceren. Juist dan ontstaat vaak vanzelf iets nieuws. Toen ik van De bruine envelop een aparte podcast had gemaakt, vond ik dat er ook in de Man met de microfoon iets nieuws moest komen en dat werd iets heel simpels, de miniromcoms, die vanzelf sprankelden. Het is net als met sport: je presteert het best als je ontspannen bent. Maar ja, vind die ontspanning maar eens.”

Ik zeg altijd tegen mezelf: ga onder de mensen, dan ben je het gelukkigst

Dus?

„Ik zeg altijd tegen mezelf: ga onder de mensen, Chris, dan ben je het gelukkigst. En dat doe ik nu niet echt. Dus: ik ben benieuwd of dat nog gaat gebeuren. De drang blijft groot. Ik zoek de balans tussen op pad zijn en lekker thuis in mijn eentje zitten monteren. Maar om dat te kunnen doen, moet ik dus wel op pad en onder de mensen.”

En dat maakt het leven de moeite waard?

„Zo is het.”

Ben je nu los van Nederland?

„Tot de kerstvakantie waren we heel erg in Sheffield. Maar toen waren we even terug en trekt Nederland alweer aan mij. Wat wil ik hier nog doen? Zo snel. Helaas.”

Wat zul je straks missen?

„De vrienden die we hier gemaakt hebben. Verder is het een gewone stad en dat maakt het zo leuk. Er komt geen toerist, want er zijn hier geen hoogtepunten. Het enige hoogtepunt is al die natuur zo dichtbij. De wandelingen zal ik erg missen.”


‘Baby Reindeer’ is een briljante en belangrijke serie (●●●●●)

Het klinkt als het begin van een slechte grap. Komt een vrouw een kroeg binnen, bestelt wat te drinken maar kan het niet betalen. De jongen achter de bar vindt het zielig en doet niet moeilijk. Het is van het huis, zegt hij. Vervolgens stalkt ze hem zes maanden lang. Overal, altijd, fysiek en mentaal. Een obsessie loopt uit de hand.

Het duurde niet lang voor de Britse Netflix-serie Baby Reindeer een hit was. Binnen een paar dagen na de release op 11 april keken er miljoenen mensen en schoot de serie ook in Nederland naar de eerste plek in de top 10 met best bekeken titels van de streamingdienst. De reeks is gebaseerd op de ervaringen en twee theatershows van Schotse acteur, komiek en schrijver Richard Gadd, die zelf de hoofdrol speelt.

Is die hype terecht? Ja. Baby Reindeer is een briljant, fascinerend, huiveringwekkend verhaal over alle trigger warnings van onze tijd. Victim blaming, manipulatie, date rape, grooming: alles komt gecomprimeerd voorbij. Zonder dat het ongeloofwaardig wordt. Beklemmend is het wel, elke minuut. Zeker aflevering vier.

Gadd zei tegen de Amerikaanse Today Show dat stalking in films en op televisie vaak wordt voorgesteld als iets dat sexy is, mysterieus. De normale persoon met een randje. Denk aan Cape Fear, Fatal Attraction of Single White Female. „Maar”, zo vertelt hij: „Iemand die stalkt is geestesziek. Ik wilde de diepere lagen laten zien die ik anders nooit op televisie zie. Het is het verhaal over een stalker, maar dan op z’n kop.” Uit cijfers van het CBS (2020) blijkt dat zes procent van de mensen van zestien jaar en ouder wel eens gestalkt is door een ex-partner, het overgrote deel mannen. Slechts een klein deel van de daders wordt veroordeeld.

https://youtu.be/eafm1gB6SCM?si=i8vpl1bUvVjA-jac

Empathie als aanmoediging

Gadd speelt Donny Dunn, een worstelende (en niet heel grappige) stand-up comedian die in een pub werkt om wat geld te verdienen. Hij woont, om zijn status als loser nog wat groter te maken, bij de moeder van zijn ex. Op een dag stapt Martha (Jessica Gunning) zijn pub binnen. Ze is dik, lijkt verloren en heeft geen geld bij zich. Donny is een pleaser: hij flirt een beetje en wil haar geen pijn doen door haar af te wijzen. Maar Martha ziet de empathie als een aanmoediging en bijt zich vast in Donny. ‘Rendiertje’ is haar koosnaampje voor hem. Ze komt vanaf dat moment elke dag in de pub, ze stuurt tientallen korte mails en zit uren buiten zijn huis in een bushokje, ook als het ijskoud is.

Donny raakt ontregeld. Zijn optredens lopen in de soep, zijn relatie met de trans vrouw Teri (Nava Mau) verdiept zich niet en het lukt hem niet om het contact te verbreken met Martha – ook al weet hij dat zij slecht voor hem is. Je bent verslaafd aan de aandacht, schreeuwt Teri. Zelfs als hij eindelijk aangifte doet bij de politie – pas na zes maanden – durft hij niet eerlijk te zijn over Martha. Waarom?

Dat is het intrigerende aan Baby Reindeer: als kijker snap je niet waarom Dunn niet ingrijpt. Ook vraag je je constant af bij wie je sympathie nou werkelijk moet liggen, bij de dader of bij het slachtoffer? Lokt Dunn het ook niet een beetje zelf uit? Nee, denk je dan, het slachtoffer mag niet de schuld krijgen. De serie stelt morele vragen, in een hoog tempo, zonder effectbejag. Gaandeweg begin je te snappen dat Dunn nog iets veel groters verbergt. Iets waardoor hij niet van zichzelf kan houden, laat staan van Teri. Baby Reindeer is een belangrijke serie waar je nog lang over nadenkt – en over wil doorpraten.


De lange strijd van journalist Jeroen Akkermans: ‘Gerechtigheid voor Stan Storimans gaat ons allemaal aan’

Het was een oorlogsmisdaad, zegt Jeroen Akkermans. En ook al gebeurde het zestien jaar geleden, hij laat het er niet bij zitten.

Dinsdag 12 augustus 2008, halverwege de ochtend. Ruim een uur later zal de korte oorlog tussen Rusland en Georgië voorbij zijn. RTL-journalist Akkermans en zijn cameraman Stan Storimans maken een reportage op het grote centrale plein van de Georgische stad Gori, de geboorteplaats van Stalin.

Veel mensen zijn er niet meer. Russische eenheden hebben de stad in de dagen ervoor gebombardeerd. De Georgische troepen hebben zich voor het oprukkende Russische leger teruggetrokken. En ook het merendeel van de bevolking heeft een goed heenkomen gezocht naar het zuid-oosten, in de richting van de hoofdstad Tbilisi. Er zijn nog hoofdzakelijk ouderen, invaliden, mensen die op zoek zijn naar benzine.

Storimans maakt opnamen van het Stalin-beeld op het plein. Opeens slaat er vanuit het noorden een raket in, vinden er verspreid over het plein explosies plaats en schieten er honderden metaaldeeltjes in het rond. Storimans is op slag dood. Ook elf Georgiërs komen om. Allemaal burgers. Een Israëlische journalist, Zadok Yehezkeli, krijgt tientallen kogeltjes in z’n lijf, maar zal uiteindelijk overleven. Nadat hij de zwaargewonde Zadok in een ambulance heeft geholpen, blijft Akkermans bij Storimans. Hij weet te ontkomen naar Tbilisi. „Dat is niet zo eenvoudig, met een lichaam.”

Stan Storimans in Afghanistan in 2006. Foto ANP/Hennie Keeris

Akkermans is lichtgewond geraakt. Een kogeltje in zijn linkerbeen herinnert hem nog altijd aan die dag, „al heb ik daar dat kogeltje niet voor nodig”. Om één ding is hij blij, zegt Akkermans tijdens een gesprek in een Amsterdams café. Dat hij bij Storimans bleef, en niet eerder wegging. „Stan alleen laten, alleen al de gedachte daaraan doet pijn. Dat was voor mij ook meteen duidelijk. Ondanks alle ellende, de hel waar ik toen in terecht gekomen was.”

Sinds die dag zet de journalist zich onvermoeibaar in voor berechting van degenen die verantwoordelijk waren voor de aanval. „Het is wel erg lang geleden, zeggen mensen. En dat klopt. Maar ik vind dat gerechtigheid geen vervaldatum heeft, het is geen pak melk. Dit gaat niet meer over persoonlijke rouw, maar over recht en gerechtigheid. Je hebt videobewijs, fotobewijs, forensisch bewijs, je hebt ooggetuigen – en uiteindelijk gebeurt er niks, heeft geen rechter zich erover gebogen. Dat vind ik onacceptabel.

„Gori was door het Georgische leger geëvacueerd en daarmee geen militair doelwit meer. Dat maakt de aanval tot een oorlogsmisdaad.”

Berechting van Rusland lukte niet bij het Europees Hof voor de Rechten voor de Mens in Straatsburg, ook niet bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. Deze week heeft hij zijn laatste poging ondernomen om gerechtigheid te krijgen voor Storimans en de elf Georgische slachtoffers. Met weduwe Marjolein Storimans deed hij aangifte bij het Openbaar Ministerie in Den Haag tegen zes Russische militairen, die volgens hen de raket met clusterbomlading hebben afgevuurd, zo werd vrijdag bekend.

In het proces over het neerhalen van MH17 heeft de rechtbank in Den Haag na acht jaar uiteindelijk drie mensen tot levenslang veroordeeld. Voel je je daardoor gesterkt, ook al is er niemand uitgeleverd en achter de tralies verdwenen?

„Ik hoop dat met dat vonnis is afgerekend met het argument ‘we kunnen ze toch niet pakken’. Want dat is nog maar de vraag. Misschien zijn er mensen die wij verdenken nu actief in Oekraïne en kunnen ze toch nog worden gepakt. Een arrestatiebevel betekent ook dat je bewegingsvrijheid zeer wordt beperkt. Maar wij willen vooral dat een rechter een oordeel velt.”

Hoe heb je achterhaald wie de raket afgevuurd zou hebben?

„Als je een aanklacht wil doen heb je verdachten nodig. Vanaf 2018 zijn we in openbare bronnen onderzoek gaan doen met een groep OSINT-experts (die gespecialiseerd zijn in het verzamelen en analyseren van gegevens uit openbaar toegankelijke bronnen, red.). Dat is puzzelen, en zwaar. Ook al lagen de bewijzen er al sinds 2008.”

Geen bewijzen tegen specifieke personen.

„Maar wel tegen de enige brigade die over dit soort Iskander-raketten beschikte: de Iskander-brigade. Zij hebben de raketinstallatie overgevlogen naar Noord-Ossetië (de Russische deelrepubliek die aan Georgië grenst, red.). En ja, toen ze hem daar eenmaal hadden, wilden ze hem ook inzetten. Het werd duidelijk dat er vrede aankwam, dus hebben ze gedacht: nu moeten we snel zijn.”

Dat vermoed je. Waar baseer je dat op?

„Dat is de logica van het slagveld. Bij een overwinningsparade in 2009 hebben de Russen gezegd dat het nieuwe wapen met succes is ingezet. Ze wilden het testen. In een intern Russisch document wordt de aanval beschreven, met uitspraken van betrokkenen. Zo zijn we bij de verdachten gekomen.” Meer wil Akkermans daar niet over zeggen, want „ik wil de Russen niet wijzer maken dan ze zijn.”

Akkermans was in de jaren negentig correspondent in Moskou. Sindsdien heeft hij veel gereisd door de landen van de voormalige Sovjet-Unie. Hij versloeg oorlogen in Tsjetsjenië, Abchazië en Oekraïne. Hoewel hij nu correspondent in Berlijn is, doet hij sinds de massale Russische inval in februari 2022 regelmatig verslag uit Oekraïne. „We hebben het opgeteld: de afgelopen twee jaar ben ik er samen met cameraman Han Pannevis alles bij elkaar twaalf maanden geweest”, vertelt hij.

Rusland, en wat het land aanricht, laat Akkermans niet los. Net zo min als de gebeurtenissen op het plein in Gori. „De feiten staan nog nét zo overeind als in 2008. Maar het vreemde is: het verwatert als het ware. De tijd werkt in het voordeel van de verdachten. Mensen haken af. Ik neem dat niemand kwalijk. Maar ik neem het wél de institutionele organen kwalijk die zijn opgericht om de slachtoffers van oorlogsmisdaden enige bescherming te bieden.

Een Nederlandse onderzoeksommissie van het ministerie van Buitenlandse Zaken stelde al in 2008 na onderzoek ter plaatse vast dat het ging om „een clusterwapen met een twintigtal exploderende sub-munities, die grote aantallen kleine kogeltjes verspreidden. Het clusterwapen moet zijn afgeworpen door een tactische ballistische raket, afkomstig van de Russische Federatie.”

Uit onderzoek van Jeroen Akkermans en anderen zou blijken dat vanuit het Russische Noord-Ossetië een Iskander-raket (met clustermunitie) gelanceerd is met als doel het plein in Gori, op 12 augustus 2008. Beeld Studio NRC

Rusland verwerpt deze conclusie en zegt dat Georgiërs met Amerikaanse hulp bewijsmateriaal hebben gefingeerd, nadat de stad weer was verlaten door Russische troepen. Ze ontkennen het gebruik van een clusterbom. In de hoorzitting bij het Mensenrechtenhof haalde de Britse advocaat van de Russische Federatie in 2018 alles uit de kast. Akkermans’ taxi zou niet doorzeefd zijn, de raketonderdelen zouden nep zijn, en als ze echt waren, zijn ze mogelijk ontvreemd en neergelegd.

Het Europees Mensenrechtenhof oordeelde dat het zich niet kan uitspreken over wat er is gebeurd in de actieve fase van de oorlog. Zeven van de zestien rechters dachten daar anders over, maar een hoger beroep is niet mogelijk. „Stan werd om 10.42 uur gedood”, zegt Akkermans. „Om twaalf uur diezelfde dag werd het voorlopig vredesverdrag getekend en kwam er een eind aan de actieve fase van de oorlog. Dus Stan is 78 minuten te vroeg omgekomen om gerechtigheid te krijgen bij het Mensenrechtenhof.”

Het Internationaal Strafhof boog zich pas in 2015 over Russische wandaden in de oorlog met Georgië, als eerste zaak buiten Afrika. In 2022 werden arrestatiebevelen uitgevaardigd tegen drie (Ruslandgezinde) Zuid-Ossetiërs, maar ze hadden niets te maken met het bombardement op Gori.

Toch houd je van Rusland, zoals je in je columns schrijft?

„Zeker. Het is niet voor niets dat ik er zo bij betrokken ben. Maar ik heb ook steeds de klauw van de sovjet-repressie gezien. In Tsjetsjenië, in Abchazië, in Georgië, bij de machtsomwenteling in Moskou, en nu in Oekraïne. Die oorlogen vertellen allemaal hetzelfde verhaal, het zijn uitingen van die klauw van het Sovjet-verleden. Het gaat om onderdrukking die al honderd jaar gaande is, en waar Oekraïne zich nu aan probeert te ontworstelen. Het is niet begonnen met Poetin en het gaat ook niet eindigen met Poetin. In die zin ben ik niet optimistisch.”

Ben je vaak terug geweest naar Gori?

„Ik ben er vijf jaar geleden zelfs met mijn gezin geweest. Zodat ze het ook met hun eigen ogen konden zien en het niet meer alleen mijn verhaal was. Ik ben er met mijn vrouw geweest, en ook met Marjolein Storimans.

„Voor het eerst ging ik in 2009 terug naar de plaats delict, voor de documentaire die we hebben gemaakt met Zadok. Dat was zwaar. Ik ben er geweest met alle mensen met wie ik in mijn privéleven vast verbonden ben, en ook met wie ik verbonden ben door wat er gebeurd is – en dat heeft me goed gedaan.”

Je bent niet bitter geworden.

„Nee, dan ben je verloren. Nadat het gebeurd was, ben ik datzelfde jaar in Italië op vakantie geweest met mijn gezin. Je doet allemaal leuke dingen en ik genoot er ook van. Maar toen ik de vakantiefoto’s terug zag, schrok ik van mezelf, ik had een heel versteend gezicht. Alsof ik met botox was behandeld.

„Ik had daarvoor ook wel nare dingen meegemaakt, maar dat heb ik meer voor mezelf gehouden. Dit kon ik niet voor me houden, ik werd er ook in Nederland mee geconfronteerd, en dat word ik tot de dag vandaag. Soms is dat prettig, maar soms is het ook gewoon naar als iemand je erop aanspreekt terwijl je ergens zit te eten.

„Wat er met Stan en die elf Georgische burgers is gebeurd heeft een soort ommekeer bij me teweeggebracht, ik ben er opener over geworden. Het kan toch niet zo zijn dat ik als medeslachtoffer de rest van mijn leven gebukt ga onder wat er gebeurd is. Daar help ik niemand mee. Maar zo zit ik ook niet in elkaar.

„Maar ik heb er een paar maanden voor nodig gehad om tot die slotsom te komen. Kan ik niet beter parlementair journalist worden, of helemaal uit de journalistiek stappen? Maar de betrokkenheid hierbij, dat is zoals ik in elkaar steek. Hoe meer er door Rusland gelogen en bedrogen wordt, hoe meer het mij bevestigt in: hou koers, hou koers.”

En je blijft naar Oekraïne gaan, terug naar de oorlog.

„Ik kan elk moment zeggen: ik stop ermee. Maar tot dusver heb ik nooit die aanvechting gevoeld. Als je een brandweerman bent en er is een grote, uitslaande brand, dan zeg je niet: dat doe ik niet meer. Wat niet wil zeggen dat ik het tot in lengte van jaren blijf doen.”

En je blijft na zestien jaar ook doorgaan met de zaak-Storimans?

„Er zijn genoeg redenen om ermee op te houden. Maar die doen niets af aan de redenen waarom we er mee begonnen zijn: de strijd voor gerechtigheid. Die gaat ons allemaal aan.”