Twintig minuten voor de aftrap op Old Trafford, staat Liverpool FC-coach Arne Slot rustig te kijken naar de warming-up. Een zomerjas over zijn linkerarm, zondag laat in de middag. Zijn eerste grote test als Liverpool-coach wacht. Manchester United-uit, de grote rivaal. In 2019 verloor Slot zijn enige duel hier, destijds met AZ: 4-0. Nu heeft hij een „beter team”, zei hij vrijdag, met gevoel voor understatement.
Kort voor de aftrap loopt hij achter zijn sterspeler Mo Salah het veld op. Aanvoerder Virgil van Dijk knakt verderop in de spelerstunnel zijn vingers, roept iets om zijn ploeggenoten op te peppen. Bij Manchester United schudt spits Joshua Zirkzee even zijn benen los, voor zijn basisdebuut.
Clublied Take Me Home United Road wordt gezongen, bij wat historisch een van de meest beladen confrontaties in de Premier League is – Manchester United tegen Liverpool. Voormalig United-manager Alex Ferguson – 82 jaar – zit er klaar voor. De laatste edities stond het duel garant voor spektakel, vorig seizoen werd het in de FA Cup 4-3. Zoals gebruikelijk, komt de huidige United-coach Erik ten Hag net voor het begin aangelopen, Slot staat hem al op te wachten. Een korte handdruk, tussen de twee trainers uit Overijssel.
Turbulent jaar
Hun perspectief verschilt enorm. Ten Hag mocht blijven na een turbulent jaar – met de achtste plaats als slechtste resultaat ooit in de Premier League. Winst in de FA Cup-finale tegen het sterker geachte Manchester City redde de eer – en misschien ook wel zijn positie. De clubleiding voerde gesprekken met andere trainers, maar hield vast aan Ten Hag. Zijn contract werd begin juli zelfs met een jaar verlengd, tot medio 2026.
De club was tot de conclusie gekomen dat Ten Hag de „beste partner” is, zei sportdirecteur Dan Ashworth. De belangrijkste voetbaltechnische functies in de top van de club, onder leiding van mede-eigenaar Ineos, zijn deze zomer ingevuld. De club staat voor een grote hervorming, op gebied van scouting en transferbeleid.
Ten Hag koos voor nieuwe assistenten, met voormalig United-topscorer Ruud van Nistelrooij en René Hake, overgekomen van Go Ahead Eagles. Er werd ruim 200 miljoen euro geïnvesteerd, onder anderen in Zirkzee en verdedigers Leny Yoro, Matthijs de Ligt en Noussair Mazraoui. De vele veranderingen zorgden voor hernieuwd geloof bij United, versterkt na de krappe zege in het openingsduel op Fulham.
Erfenis van Jürgen Klopp
Slot staat bij Liverpool FC voor een compleet andere opdracht. Hij moet de overgang leiden na Jürgen Klopp, zijn succesvolle en populaire voorganger. Eerder bleek bij United en Arsenal hoe problematisch de opvolging kan zijn van sterke, machtige managers – respectievelijk Ferguson en Arsène Wenger. Arsenal kostte het jaren om terug te komen aan de top, United zit elf jaar na het vertrek van Ferguson nog middenin die transformatie.
De vraag is hoe dit bij Liverpool – na negen jaar Klopp – uitpakt onder Slot. In de twee maanden dat hij bezig is, heeft hij de speelwijze al iets aangepast. Liverpool speelt gecontroleerder, probeert door combinatiespel onder de druk uit te spelen, terwijl onder Klopp het spel directer was.
„Ze gebruikten elk moment om de bal erachter of diep te spelen, wat betekent dat het spel soms open was, met name in de laatste periode van Jürgen”, zei Slot bij Sky Sports. „Soms vertel ik ze: zorg voor een betere beoordeling van het risico. Als je iemand vrij voor de keeper kan zetten, zeker doen. Zo niet, is het ook een goed idee om de bal in bezit te houden.”
Dit geduldiger speltype is tegen United goed zichtbaar. Waar de opbouw van United moeizaam is met de technisch beperkte middenvelder Casemiro, combineert Liverpool soepel. Daarin is een sleutelrol voor Ryan Gravenberch, doorgebroken als aanvallend ingestelde middenvelder bij Ajax onder Ten Hag en nu als verdedigende middenvelder opgeleefd onder Slot. Liverpool probeerde Martín Zubimendi van Real Sociedad te halen voor die ‘6-positie’, wat mislukte. Daarop greep Gravenberch zijn kans.
Opbouw problematisch
United wordt geslacht in de opbouw. Na een half uur passt Casemiro zomaar in de voeten van Gravenberch. Die anticipeert goed, steekt Salah weg en die geeft een gevoelige voorzet op de Colombiaan Luis Díaz, die binnenkopt (0-1). Gebalde vuisten bij Slot langs de zijlijn.
Vorig seizoen was de opbouw van United al een probleem. Een verklaring is dat middenvelder Mason Mount, een van de topaankopen vorige zomer, lang geblesseerd was – en dat nu opnieuw is. Vrijdag kwam nog de Uruguayaanse middenvelder Manuel Ugarte voor 50 miljoen euro van PSG – hij is nog niet speelgerechtigd.
Frustratie is te zien bij verdediger Lisandro Martínez, die onnodig hard doorgaat op Dominik Szoboszlai. Irritatie is zichtbaar bij Ten Hag. Kort voor rust staat het 0-2. Weer verspeelt Casemiro de bal, door druk van Díaz – die scoort uit een fijn passje van Salah. Die maakt zelf de 0-3, nadat Kobbie Mainoo de bal verliest.
Ver voor tijd stroomt Old Trafford leeg, waar Slot wordt toegezongen door de Liverpool-aanhang. De druk op de positie van Ten Hag zal – net als vorig seizoen – oplopen. Hij geeft Slot een hand, zegt nog wat. Ten Hags gezicht staat strak, waar Slot wordt omhelst door assistent Sipke Hulshoff.
Geld is er volop, daar lag het niet aan. Voor twee defensieve versterkingen, misschien ook wel drie. Toch bleef het bij regerend landskampioen PSV deze transferperiode lang stil, net als bij veel andere Nederlandse clubs overigens. Het leek een zomer te worden zonder grote uitgaande transfers, zonder spraakmakende aankopen – alsof stilzwijgend was besloten de handel een jaartje over te slaan.
De afgelopen maanden verschilde daarmee compleet van eerdere zomers. Toen kwam de club uit Eindhoven elke paar weken wel met nieuwe namen. In 2023 kondigde PSV al voor de start van de competitie de komst aan van Noa Lang, Ricardo Pepi, Sergiño Dest en Malik Tillman. Een jaar eerder werden supporters aan het begin van de zomer getrakteerd op Luuk de Jong, Xavi Simons, Guus Til en Walter Benítez. Versterkingen die meteen in de basis begonnen.
Ook dit jaar begon PSV gretig aan het transferseizoen, toen de markt medio juni openging. In korte tijd werden huurspelers Dest en Tillman definitief binnengehaald en kwamen verdediger Ryan Flamingo en linksbuiten Couhaib Driouech over van FC Utrecht en Excelsior, deals die al maanden in de maak waren. Maar andere nieuwe namen bleven uit, tot diep in de laatste handelsweek.
Bezetting dun
Dat was niet omdat PSV ze niet kon gebruiken, of niet hard genoeg zocht. Vooral in de verdediging was de bezetting dun. Basisspeler André Ramalho vertrok omdat zijn contract afliep, en ook de huurdeals met Armel Bella-Kotchap en Patrick van Aanholt liepen af. Toen half augustus rechtsachter Jordan Teze vertrok naar AS Monaco kwam daar nog een vacature bij.
Budget was er eveneens voldoende. Het Eindhovens Dagblad meldde vorige week dat de club nog 25 tot 30 miljoen euro had om aankopen te doen. Volgens financieel directeur Jaap van Baar ligt dat niet zo simpel, zegt hij desgevraagd. Het is niet alsof er een potje geld staat, PSV werkt binnen financiële kaders. Hoeveel PSV kan uitgeven verschilt per situatie en per speler.
Als de kans zich had voorgedaan, had de koploper in de Eredivisie best budget kunnen vrijmaken voor drie talentvolle verdedigers van ongeveer 8 miljoen per stuk, zegt Van Baar. Maar dan moeten het wel spelers zijn die passen bij de aanpak van de club: jonge talenten die kunnen groeien en dan meer waard worden. Het hele budget in één routinier steken, dat kan dan weer niet.
Toch bleef de actie bij het ingaan van vorige week, de laatste transferweek, beperkt tot de namen die PSV al aan het begin van de zomer had aangekondigd. Pas op het allerlaatst kwam de handel alsnog op gang en kon de club nog een aanwinst presenteren: op zaterdag werd de komst van oud-Feyenoorder Rick Karsdorp aangekondigd. Waarschijnlijk volgt maandag, op de dag van de deadline, de presentatie van Adamo Nagalo van het Deense FC Nordsjælland. Het wachten is nog op de uitkomst van de medische keuring.
Minder gretig
De luwte waarin PSV verkeerde is typerend voor de situatie op de wereldwijde transfermarkt. Na jaren waarin het ene record na het andere werd verbroken, zijn veel clubs deze zomer een stuk minder geneigd grote deals te sluiten. De totale som aan wereldwijde voetbaltransfers bedroeg deze zomer, tot vorige maandag, een kleine 7,1 miljard euro, zo becijferde het Internationale Centrum voor Sportstudies (CIES) in Neuchâtel. Dat is 13 procent minder dan in dezelfde periode van vorig jaar.
Aan de ene kant ziet het Zwitserse onderzoeksbureau dat clubs minder spelers kopen dan voorgaande jaren: onderzoekers registreerden 1.512 transfers, bijna 10 procent minder dan vorige zomer rond deze tijd. Ook ligt de transfersom lager: de gemiddelde verkoop leverde 4,7 miljoen euro op, een daling van ruim 4 procent.
Datzelfde was ook te zien in de top van de markt. De duurste transfer deze zomer was die van Julián Álvarez, die voor omgerekend 75 miljoen euro van Manchester City naar Atlético Madrid ging. Vorige zomerperiode waren er zeker zeven transfers waarmee hogere bedragen gemoeid waren. Drie daarvan passeerden zelfs de grens van 100 miljoen.
Niet in alle competities is de trend hetzelfde. In de Italiaanse Serie A gaven clubs bijvoorbeeld wel meer uit, maar in de Duitse Bundesliga liggen de transferbestedingen bijna 20 procent lager en de Saoedische SPL – vorig jaar de op één na grootste koper – investeerde zelfs 75 procent minder. Ook in Nederland werd véél minder gekocht. Tot aan de laatste week gaven clubs 79 miljoen euro uit, tegen 218 miljoen in dezelfde periode vorig jaar.
Extra zetje
De transfermarkt, zo merkte ook financieel directeur Van Baar, kwam dit jaar pas héél laat op gang. Nu is het volgens hem niet ongewoon dat clubs in een zomer met een groot landentoernooi langer wachten. Wie spelers heeft die in actie komen op een EK of WK hoopt immers dat ze een goed toernooi spelen, zodat de verkoopopbrengst nog een extra zetje krijgt.
Alleen: ook nadat het EK in Duitsland halverwege juli was afgelopen „gebeurde er hé-lé-maal niks”, aldus Van Baar. Er was weinig aanbod, noch was er veel vraag naar PSV-spelers. Aanvankelijk dacht hij nog dat een grote internationale transfer dat zou veranderen. „Die heb je soms nodig om de carrousel op gang te brengen.” Maar ook de miljoenentransfer van Álvarez bracht geen handelsdrift teweeg.
Een waarschijnlijke verklaring is volgens Van Baar dat clubs voorzichtiger zijn geworden doordat strenger wordt ingegrepen als ze hun financiën niet op orde hebben. Met name bij Britse clubs speelt dat: vorig seizoen kregen Nottingham Forest en Everton al puntenstraffen omdat hun verliezen te hoog waren opgelopen, en deze zomer waarschuwde de Britse bond clubs nog maar eens om niet de grenzen op te zoeken.
Daarnaast speelt mogelijk mee dat de verkoop van televisierechten minder snel stijgt dan werd gedacht, aldus de PSV-directeur. Zeker in grote competities is dat een belangrijke inkomstenbron. Zo leverde de nieuwste afspraak in Frankrijk honderden miljoenen minder op dan gedacht, stelt hij. Oftewel: de inkomsten zijn onzekerder, en onbeperkt geld uitgeven is lastiger.
Vooral van de aarzeling in de Britse competities hebben Nederlandse clubs last. Geen land kocht de laatste tien jaar voor zo veel geld spelers in Nederland als Engeland: ruim 1 miljard euro, of 40 procent van het totaal. Dat is ook te zien in de cijfers van onderzoeker CIES: tot vorige maandag lagen de transferinkomsten van Nederlandse clubs bijna de helft lager dan vorige zomer. De miljoenentransfer van Feyenoorder Lutsharel Geertruida, die vrijdag op de valreep voor naar verluidt 20 miljoen naar RB Leipzig vertrok, is daarin nog niet meegerekend.
Angstscenario
Het maakte de transferperiode niet minder spannend, zegt Van Baar. Want na de titel van vorig seizoen en het succes in de Champions League hield PSV vooraf rekening met grote belangstelling. In verdedigende middenvelder Jerdy Schouten bijvoorbeeld, vorig jaar een beeldbepalende speler en ook goed op het EK. Of in Joey Veerman, uitgegroeid tot spil in de opbouw. Of verdediger Olivier Boscagli. Vrijwel iederéén had vorig jaar een stap gezet in zijn ontwikkeling en stond misschien wel ergens op een verlanglijstje.
„Dus je weet: er gaat interesse komen”, aldus Van Baar. „Zelfs al heb je het goed voor elkaar, met een trainer die blijft, en doe je weer mee om het kampioenschap en in de Champions League. Want hoe erg spelers het ook naar hun zin hebben, ze denken ook: misschien sta ik er hierna nooit meer zo goed op als nu.” Het angstscenario: dat iemand vlak voor de deadline zou vertrekken en er geen tijd meer was om een goede vervanger te vinden.
Het kwam er niet van, clubs boden niet de bedragen die PSV voor zijn topspelers vroeg: vrijdagnacht sloot al de transfermarkt in de vijf grootste competities, waarmee het risico is geweken dat een beeldbepalende speler vertrekt. Nederlandse clubs hebben drie dagen langer om spelers te kopen, tot maandag einde van de dag. Al is het onwaarschijnlijk dat zij uit de grote competities nog een groot talent kunnen oppikken, omdat clubs daar geen vervanger meer kunnen halen.
De Nederlandse vlag wappert in de linkerhand van Jetze Plat, met rechts geeft hij de pedalen van zijn handbike het laatste zetje richting de finish. In de stromende regen voltooit hij zijn paralympische missie in Tokio: hij wint goud op alle onderdelen waar hij aan meedoet. De paratriatlon, de handbike-tijdrit en de wegwedstrijd in de handbike.
Als de NOS-interviewer Plat na de medaille-uitreiking een boodschap van zijn vader en vriendin laat zien, raakt hij geëmotioneerd: „Ik heb de mentaliteit van mijn vader meegekregen, om altijd zo hard te werken. Zeuren moet je doen als je even alleen in de kamer zit.” Guido Vroemen, de trainer van Plat, kent hem niet anders. Toen hij in 2013 begon met het coachen van de toen 22-jarige sporter, moest hij hem vooral afremmen. „Jetze wilde elke training ‘naar de terror’ gaan, zoals hij het zelf noemt. Gelukkig leerde hij dat snel af. Hij weet precies wat nodig is om op de juiste momenten te pieken.”
Dat hoopt Plat ook de komende week te doen, tijdens de Paralympische Spelen in Parijs. Deze maandag komt hij om 08.15 uur in actie op de paratriatlon, woensdag en donderdag volgen de tijdrit en wegwedstrijd in de handbike. Zondag, op de laatste dag van de Spelen, maakt de 33-jarige Plat voor het eerst zijn paralympische opwachting op de marathon. „Het toetje”, noemt Vroemen het.
Na de succesvolle trilogie in Tokio wist Plat dat hij een nieuwe prikkel nodig had. Een onderdeel waarin hij niet automatisch de beste zou zijn, waarin hij uitgedaagd kon worden om nóg meer uit zijn lijf te halen. Dat gevoel had hij ook al gehad na de Spelen in Rio de Janeiro van 2016, waarop hij goud en brons won. Toen ging de focus naar de Ironman, de langste triatlonafstand, op Hawaï. Een jaar later vestigde Plat op er een parcoursrecord.
Vroemen: „Toen Jetze met het plan kwam om zich te richten op de marathon, was mijn eerste reactie: mooi, een nieuwe strijd. Het is een gebied waar hij kerels tegenkomt die echt veel beter zijn dan hij.”
Niet dat de sport geheel nieuw was voor Plat. Hoewel hij gespecialiseerd is in het handbiken, waarbij hij met zijn handen de pedalen van zijn fiets ronddraait, maakt vijf kilometer wheelen in de rolstoel ook al deel uit van de paratriatlon. In deze sport drijven de atleten de rolstoelwielen rechtstreeks aan met handen, die ingepakt zijn in speciale handschoenen met rubber.
Schaakmat
De machtige bovenarmen van Plat, met een omtrek van ruim veertig centimeter, waren al gewend om rake klappen te geven. En dus duurde het na Tokio niet lang voordat hij zich ook op de marathon bij de wereldtop meldde. Werd hij in 2022 en Berlijn en Londen nog vierde en vijfde, in de marathon van New York noteerde hij dat jaar zijn eerste podiumplek met een bronzen medaille. Vorig jaar volgden derde en tweede plaatsen Boston, Londen en Chicago. Telkens op zo’n vijf tot acht minuten achterstand van de Zwitser Marcel Hug, de alleenheerser in de sport.
„Dat ik nog niet in staat ben om te winnen, maakt mij hongerig”, schreef Plat begin dit jaar over zijn paralympische marathonambities. Nog twee voorbereidingswedstrijden zou hij wheelen voor de Spelen in Parijs: de marathon van Boston en Londen. Totdat de World Para Athletics (WPA) in maart met nieuwe eisen kwam waaraan de rolstoelen van deelnemers moeten voldoen. Een voor Plat cruciale regel werd toegevoegd: het onderlichaam mag om veiligheidsredenen niet meer achter de wielen uitsteken. „Schaakmat”, aldus Plat in een post op sociale media.
„Hij is de enige atleet die door die regel werd getroffen”, zegt zijn manager Bart van Schijndel. Het heeft te maken met Plats unieke handicap. Hij werd geboren met twee onvolgroeide benen, waarbij zijn linker onderbeen verkort is. Andere deelnemers hebben meestal geen benen, of verlamde benen die ze met de knie naar voren onder zich kunnen vouwen. Vóór de invoering van de nieuwe regel stak Plats voet achter de wielen uit.
„Jetze zag zijn toekomst op de internationale marathons in duigen vallen”, vertelt Van Schijndel. „De marathon is een extra trainingsmotivatie, maar ook financieel interessant. De internationale marathons zijn grote evenementen voor de para-atleten, met een lucratieve prijzenpot. Bij iedere wiedstrijd zijn er winstpremies voor podiumplaatsen tussen de 20.000 en 50.000 dollar.”
Vroemen spreekt van „een voldongen feit” waar Jetze en zijn team ineens voor stonden. „De wedstrijden in het voorjaar vielen door de regelwijziging af, maar ook Parijs kwam in gevaar.” Een protest bij de atletiekbond liep op niets uit, en Plat wist dat hij met zeuren niets zou bereiken. Met zijn team richtte hij zich volledig op het aanpassen van de stoel. Dat was niet gemakkelijk, zegt Vroemen: „Je kan wel zeggen: zet het zitje tien centimeter naar voren. Maar je moet wel met je armen rake klappen kunnen geven. Dat is lastig als Jetze zoveel verder naar voren zit.”
Met veel pas- en meetwerk vond Plat een oplossing, die volgens Vroemen op „een paar millimeters” precies binnen de eisen valt die de atletiekbond heeft gesteld. De consequentie is dat Plat volledig is ingeklemd tijdens de race. „Hij moet zich in zijn zitje wurmen en als hij na de wedstrijd eruit stapt, heeft hij een dooie voet. Maar dat moet dan maar, denkt Plat.”
Tijdens de trainingen was Plat snel gewend aan de nieuwe houding in zijn stoel. Maar of het genoeg is om de Duitser Hug te verslaan? Waar manager Van Schijndel spreekt van een „gat dat haast niet te dichten is”, ziet Vroemen kansen. „Jetze gaat voor goud. We hebben afgelopen jaar veel gedaan aan aerodynamica, waarin we misschien toch weer een minuutje hebben gewonnen. En Jetze staat er goed voor, in een van de laatste trainingen was hij in zijn beste vorm.”
Andere prioriteiten
Plat traint en leeft niet meer zo spartaans als tien jaar geleden. In NRC vertelde hij destijds hoe hij in z’n eentje twintig uur met een gesponsorde bus vol materiaal naar Portugal reed voor een trainingskamp, en soms wel zestien uur per dag in een hoogtetent doorbracht, waarin de lucht ijl is om meer rode bloedlichaampjes aan te kunnen maken. „Als je jong en ongebonden bent, gaat de sport voor alles”, zegt Vroemen. „Maar hij heeft nu een zwangere vriendin, er zijn andere prioriteiten in het leven.” Zo bouwde Plat de afgelopen jaren zijn droomhuis en nam hij een puppy, Boet.
Moeite heeft Vroemen niet met de komst van andere belangrijke zaken in het leven van Plat: „Als trainer, maar ook als vriend ben ik niet degene die zegt: dit is hoe het moet, anders ga je je doel niet halen. Ik weet dat Jetze er zo weer staat, als we een aantal weken serieus aan de slag gaan. Dan is hij competitief en kan hij strijden om de prijzen.”
Tegelijk houdt de trainer de balans tussen rust en trainen nauwlettend in de gaten, want met vier te trainen onderdelen ligt overbelasting op de loer. In aanloop naar de Olympische Spelen gebeurde dat immers nog met atlete Sifan Hassan, die net als Plat deelnam aan een unieke combinatie van onderdelen (5.000 meter, 10.000 meter en de marathon). „Als z’n schouders er bijna afvallen van vermoeidheid, dan weten we dat we even moeten kappen”, zegt Vroemen.
Voor de komende week is het devies vooral rust en herstel, tussen de wedstrijden door. „Rusten kan Jetze heel goed. Ik heb hem op een trainingskamp hele dagen op zijn rug op een stretcher zien liggen”, lacht Vroemen. „Het hoogste doel is driemaal goud en dan misschien nog eentje erbij. Dan zijn de Paralympische Spelen voor Jetze geslaagd.”
Arne Slot moest nog veertien worden, toen het ‘Dream Team’ van FC Barcelona-coach Johan Cruijff in 1992 de Europacup 1 won, de voorloper van de Champions League. Als jong talent uit Overijssel keek Slot nog niet naar voetbal zoals hij dat nu doet, als coach in de top. Hij genoot simpelweg van de acties van sterspelers Hristo Stoitsjkov, Ronald Koeman en Michael Laudrup.
Op zijn 45ste behoort Slot tot een lichting die sterk is beïnvloed door de belangrijkste leerling van Cruijff: Pep Guardiola, sleutelspeler van FC Barcelona in die jaren en nu coach bij Manchester City. „Dus je zou kunnen zeggen dat er indirect best wel wat dingen van Cruijff bij mij doorkomen”, zei toenmalig Feyenoord-coach Slot begin dit jaar in gesprek met NRC.
Beelden van Cruijff ziet hij regelmatig voorbijkomen op sociale media, zei hij, zoals bekende uitspraken of optredens in voetbalprogramma’s. „Dat vind ik heel bijzonder, dat iets wat iemand dertig, veertig jaar geleden zei, nog steeds hout snijdt. Vaak zei hij niet eens iets nieuws, maar ging het om de originele manier waarop hij het vertelde.”
Hoe Slot over Cruijff praat, illustreert de afstand tot de invloedrijkste speler en denker uit het Nederlands voetbal. Ideologisch staat hij dicht bij hem, met zijn ideeën over pressing en dominant aanvallend voetbal, maar het was niet iemand tot wie hij toegang had.
Het is een subtiel verschil met Erik ten Hag. Die ontmoette Cruijff eenmalig, op dertienjarige leeftijd, bij het kinderprogramma Cruijff & Co (in 1984). Steeds stak Ten Hag, samen met andere spelers van de Twentse regioselectie te gast, zijn vinger op als hij een vraag wilde stellen. In Twents dialect: „Hoe kan je het beste je techniek ontwikkelen?”
Meer dan op die ervaring, kan hij door zijn verleden als Ajax-trainer altijd op Cruijff terugvallen. Toen Ten Hag in 2019 met Ajax de halve finale van de Champions League bereikte na een 2-1 zege bij Juventus, schreef La Gazzetta dello Sport: „De kleinkinderen van Cruijff overrompelden Juventus, qua uitvoering nog meer dan qua resultaat”. Dat hij coach was van de beloftenploeg van Bayern München in de tijd dat Guardiola daar hoofdtrainer was – Ten Hag observeerde zijn trainingen – versterkt zijn profiel als Cruijff-adept.
Meer recent, als coach in Manchester, vertelt Ten Hag dat hij Cruijff als inspirator ziet voor het spel van United. „Cruijff speelde op een avontuurlijke, vermakelijke manier. Hier hecht ik waarde aan, want voetbal is voor de mensen.” Aan de muur van zijn kantoor bij Ajax had hij twee portretten hangen van Cruijff, zegt hij: een als speler en een als coach. Het zijn anekdotes die er in het buitenland, door Cruijffs status, goed in gaan. Anekdotes waar Slot ver van blijft.
Druk ligt bij Ten Hag
Slechts 42 kilometer scheiden Haaksbergen en Bergentheim van elkaar, de Overijsselse dorpen waar Ten Hag (54) en Slot (45) opgroeiden – bijna dezelfde afstand als tussen Old Trafford en Anfield. Deze zondag staan de twee tegenover elkaar, tijdens de North West-derby: Ten Hags Manchester United op Old Trafford tegen het Liverpool FC van Slot. De ‘battle of the balds’, wordt het genoemd – al zijn er daar meer van in Engeland.
Ze treffen elkaar voor het eerst in de Premier League – Liverpool won deze zomer al een onderling oefenduel in de VS. De meeste druk ligt bij Ten Hag, die na een slecht seizoen (gered door winst in de FA Cup) mocht aanblijven. Hij loopt het risico overvleugeld te worden door zijn jongere, verbaal soepelere landgenoot, die in zijn eerste weken enthousiast is ontvangen bij Liverpool. Voor Slot, in juni begonnen, wordt het de eerste grote test nadat de eerste twee duels werden gewonnen.
Zonder een grote spelerscarrière, lanceerden ze zich als veelbelovende coaches bij twee van de meest toonaangevende clubs in de sterkste, kapitaalkrachtigste competitie ter wereld. Dit nadat ze als jonge, beginnende trainers via kleinere clubs bijna geruisloos naar de Nederlandse top doorgroeiden – Ten Hag bij Ajax, Slot bij Feyenoord. Wat maakt ze aantrekkelijk voor de top in Engeland? En hoe verhouden ze zich tot elkaar?
In het centrum van Enschede staat het hoofdkantoor van een groot regionaal vastgoedbedrijf, waar Erik ten Hag zomaar directeur had kunnen zijn. Zijn vader Hennie, die het makelaarsbedrijf (ten Hag Groep) in 1967 mede oprichtte, wilde graag dat zijn middelste zoon er op termijn in zou stappen. Maar Erik koos voor het voetbal, zijn broers Michel en Rico runnen tegenwoordig het bedrijf.
Toch is de ondernemersgeest van Ten Hag terug te zien in het voetbal. Dat gaat verder dan het lezen van boeken over ondernemerschap, marketing en psychologie, zoals in de biografie Ten Hag (2022) staat. „Hij ziet zich niet als een toekomstige coach, maar als een totale manager”, zegt auteur en Financial Times-columnist Simon Kuper in zijn voetbalpodcast Heroes & Humans. Hij wil een club runnen zoals Alex Ferguson dat deed bij United, met bijna volledige controle over het technisch beleid. In het Engels voetbal heeft de coach – niet voor niets de ‘manager’ genoemd – traditioneel meer macht. Kuper zegt dat Ten Hag „denkt als een ceo”.
Dat wordt in 2012 al zichtbaar als Ten Hag bij Go Ahead Eagles begint aan zijn eerste klus als hoofdtrainer. „Hij is een man van de randvoorwaarden”, zei toenmalig clubvoorzitter Edwin Mulder eerder in NRC. „Daar werden we gek van. Moest er een raam komen in zijn kantoor zodat mensen konden zien dat-ie er was. De dug-outs in het stadion moesten dichterbij de middenlijn, zodat hij beter zicht had.” Dat seizoen promoveerden ze.
Een soort „mini-Ferguson” wordt Ten Hag pas echt in 2015, zegt Kuper. Behalve coach van FC Utrecht, is hij ook technisch manager en dus eindverantwoordelijk voor het transferbeleid, de scouting en de jeugdopleiding. Een zeer ongebruikelijke combinatie. Die was deels geboren uit financiële nood, zegt toenmalig algemeen directeur Wilco van Schaik nu. „Maar hij vond het zelf ook wel aantrekkelijk. Erik wil controle hebben.”
Net als bij Go Ahead, en later bij Ajax, zorgt hij voor een radicale cultuurverandering. „Alles ging naar een hoger niveau, tot aan de maatschappelijke projecten”, zegt Van Schaik.
Het is die autonome houding die hij deelt met Slot – de kracht om als een ‘manager’ een club mee te krijgen in een visie en ambitie. Bij Feyenoord bracht Slot een omslag teweeg die, hoewel op aspecten zeker anders, qua prestatieklimaat te vergelijken is met die van Ten Hag bij Ajax en FC Utrecht. Slot werd, met zijn persoonlijkheid en progressieve voetbalideeën, de voortrekker van een vooruitstrevende koers. Hij kreeg onder directeur Dennis te Kloese veel invloed op technisch gebied.
Hoewel in de kern een voetbaltrainer, kon Slot bij Feyenoord een tactische analyse afwisselen met zijn gedachten over de financiële situatie van de club. Hij sprak vaak over de groei in spelerssalarissen en transfersommen, dat hij onderdeel was van die transformatie vond hij „leuk”. „Om de club van uitgavepatroon A naar uitgavepatroon D te krijgen. Niet omdat er een rijke sjeik is opgestaan, maar omdat we het allemaal zelf via voetbalprestaties voor elkaar hebben gekregen.” Het laat zien dat hij – net als Ten Hag – verder denkt over de strategie van een club.
Straftraining
Hoe ze tot prestaties komen, verschilt. Ten Hag is bij momenten meer de klassieke autoritaire, disciplinaire trainer. Zo wordt duidelijk na een 4-0 nederlaag bij Brentford, in Ten Hags tweede duel bij United. Uit de data blijkt dat zijn spelers 13,8 kilometer minder liepen dan de tegenstander. Hij schrapt een vrije dag: in de hitte moeten spelers die afstand afleggen. Ten Hag loopt zelf mee, om te laten zien dat hij medeverantwoordelijk is, staat in zijn biografie. Dat kan niet voorkomen dat er kritiek klinkt op deze ‘jarentachtigaanpak’ en ‘old school’ manier van leidinggeven.
Slot zoekt het meer in het beïnvloeden van zijn spelers. „Indoctrineren” noemt hij dit: zijn ploeg in woord én beeld laten geloven in zijn aanpak, waardoor zij meegaan in zijn ideeën. Als zoon van onderwijzers heeft hij dat retorische talent. Al kan hij, als didactische leraar-trainer, soms doorschieten. „Af en toe heb je wel momenten: zo, hou jij even je mond”, zei aanvaller Calvin Stengs vorig jaar in NRC.
Slot is ogenschijnlijk handiger in het publicitaire spel. Voormalig PEC Zwolle-aanvoerder Bram van Polen, die Slot goed kent, zei onlangs bij ESPN dat Slot nooit zoveel spelers uit zijn Nederlandse netwerk naar Liverpool zou halen als Ten Hag in ruim twee jaar bij United heeft gedaan – meest recentelijk met onder anderen Matthijs de Ligt, Noussair Mazraoui en Joshua Zirkzee. „Hij is zich zeer bewust van de beeldvorming”, zegt Van Polen desgevraagd. „Iedereen heeft het nu over de vele Nederlanders bij United, dat kan tegen Ten Hag werken als de resultaten uitblijven.”
Onderlinge spanningen – een goed gebruik tussen Nederlandse toptrainers, zoals bij Cruijff en Louis van Gaal – lijken er niet te zijn bij Ten Hag en Slot. Hoewel? Ten Hag vond „dat mensen overdreven lyrisch doen over Feyenoord”, zei hij in mei in VI. „PSV was op alle vlakken twee klassen beter.” Het zal zondag – op de achtergrond – ongetwijfeld meespelen.
In een tijdsbestek van twee weken, zijn twee transfers van spelers van Feyenoord afgeketst na een medische keuring. Dinsdag maakte doelman Justin Bijlow in een verklaring bekend dat zijn overstap naar de Engelse club Southampton niet doorgaat. Dit was zo’n 48 uur nadat hij bij het Eredivisieduel tegen Sparta al afscheid had genomen van de Feyenoord-aanhang. Half augustus klapte een transfer van aanvaller Calvin Stengs naar Charlotte FC omdat de Amerikaanse club twijfels had over zijn knie.
Bijlow (26) speelt al sinds zijn jeugd bij Feyenoord. Hij mocht vertrekken omdat hij tweede keus is geworden achter de Duitser Timon Wellenreuther. Southampton, dit jaar gepromoveerd naar de Premier League, bood uitkomst – beide clubs hadden een akkoord. Die overstap vond Bijlow „niet makkelijk en was niet mijn eerste keus”, schreef hij dinsdag op Instagram. „Maar het moest in het belang van mijn carrière.”
Die loopbaan zet hij nu alsnog voort bij Feyenoord. Dat is de uitkomst van de medische keuring. De medisch specialisten van Southampton hebben een „andere visie” dan Feyenoord over „de behandelwijze van een oude blessure”, schrijft Bijlow. „Ik ben volledig fit en ik word hierdoor niet belemmerd, maar ik respecteer de visie van de medische staf van Southampton.”
Hij keert terug naar Rotterdam. „Ik blijf vechten voor een plek in het doel van Feyenoord en het Nederlands elftal.”
Volgens het AD zou de andere opvatting van Southampton draaien om de behandeling van een polsblessure, dit wordt bevestigd tegenover NRC. Vorig jaar – zowel in februari als in augustus – liep Bijlow twee keer een breuk op in zijn pols.
Van Bijlow is bekend dat hij een lange historie met blessures heeft. Hij raakte eerder onder meer geblesseerd aan zijn kuit, voet en teen. Inmiddels is hij een half jaar fit, eind vorig seizoen speelde hij nog enkele wedstrijden bij Feyenoord. Deze zomer maakte Bijlow, als reservekeeper, nog deel uit van de selectie van het Nederlands elftal op het EK in Duitsland.
De medische keuring is in de voetbalwereld een vast onderdeel van een transfer. Artsen benadrukken dat het meer moet worden gezien als een risico-inventarisatie dan een examen – een speler wordt niet ‘afgekeurd’. Op eventuele kwetsbaarheden kan geanticipeerd worden door een speler beter fysiek of medisch te begeleiden. De test wordt afgenomen vóór een speler definitief gecontracteerd kan worden. Doorgaans is het een formaliteit, toch ketst er regelmatig een transfer op af.
Chirurg Casper van Eijck, verbonden aan het Erasmus MC, was van 1983 tot 2009 clubarts van Sparta en van 2009 tot 2021 van Feyenoord. Vanuit die rol heeft Van Eijck, die bij Feyenoord jarenlang met Bijlow werkte, veel ervaring op dit gebied.
Hoe uitzonderlijk is het dat een transfer op deze manier nog klapt?
„Ik heb het wel vaker meegemaakt. Ik ben een keer door Vitesse gevraagd voor een medische test van een speler. Die had eerder zijn enkel gebroken. We maakten een foto, dat zag er vreselijk uit, maar dat wilde niet zeggen dat hij er niet mee kon voetballen. Het is nu heel vervelend voor Justin. De grote vraag is of hij met deze voorgeschiedenis ooit nog wegkomt bij Feyenoord.”
Wat maakt u op uit de verklaring van Bijlow?
„Ik kan me goed voorstellen dat Southampton zegt: we vinden dat toch een te hoog risico. Stel je bent clubarts daar, en hij ligt er na twee of drie weken weer uit met dezelfde blessure, dan kijkt iedereen de clubarts aan. Zeker omdat het om zulke grote bedragen gaat tegenwoordig. Draai het eens om: als Feyenoord een speler wil kopen zullen ze ook wel drie keer achter hun oren krabben als ze op de foto nog iets zien waarvan ze denken: dat ziet er toch wel kwetsbaar uit, ondanks het feit dat hij geen klachten heeft. Misschien zijn ze daar in Engeland wat strikter in dan in Nederland, dat vind ik moeilijk in te schatten.”
Waar keek u specifiek naar tijdens medische keuringen, in uw tijd als clubarts bij Feyenoord?
„Met name naar eerdere blessures, zoals aan de knie, of langdurige spierblessures. Dan begin je met de diagnostiek. Als daar geen grote dingen uit naar voren komen, en de speler heeft er geen last van en speelde er veel wedstrijden mee, ga je eerder over tot de orde van de dag en keur je de speler goed. Maar als een speler niet speelt en je ziet afwijkingen, dan plaats je natuurlijk vraagtekens.”
Hoe uitvoerig is een medische keuring doorgaans?
„Dat ligt aan de voorgeschiedenis van een speler. Als je vaak aan je knieën bent geopereerd, wordt daar onderzoek naar gedaan en wordt er een MRI-scan gemaakt om te kijken hoe groot de afwijkingen zijn. Maar, het is niet altijd goed om uitsluitend op basis van de foto’s te behandelen: je moet ook kijken naar hoe het met die speler gaat op dat moment. Soms zie je afwijkingen op foto’s waar mensen in de praktijk helemaal geen last van hebben.”
Hoe is dat te verklaren?
„Omdat een foto niet altijd alles zegt. Ik had een keer een speler net geopereerd, die ging naar het EK voetbal, want hij had nergens last meer van. Toen hebben ze bij het nationale team nog een MRI-scan gemaakt, en zagen ze vreselijke afwijkingen. Terwijl hij totaal geen last meer had. Toen belden ze mij in paniek op: wat moeten we hiermee? Ik zei: gewoon lekker laten voetballen. Die heeft het hele EK gespeeld. Tegenwoordig worden er in mijn ogen veel te veel foto’s gemaakt. Dan ga je de foto’s behandelen, en niet de patiënt.”
Draag je als verkopende club het medisch dossier van een speler over aan de kopende club?
„Uiteraard. Sterker, tegenwoordig wordt ook het hele fysieke dossier doorgestuurd. Hoe hebben ze de laatste maanden getraind? Wat voor belasting hebben ze gehad? Hoe reageerden ze daar op?”
Toen Esther Vergeer voor het eerst deelnam aan de Paralympische Spelen, 24 jaar geleden in Sydney, hoorde ze bij aankomst overal geschroef en geboor in het olympisch dorp. De organisatie was druk bezig de verblijven en faciliteiten, een paar weken eerder nog gebruikt door olympische atleten, geschikt te maken voor sporters met een handicap. Sporters zoals zij, de beste rolstoeltennisster ter wereld – ze won in Sydney de eerste van zeven gouden medailles.
Vorige week was het rustig toen Vergeer (43) als chef de mission van de Nederlandse paralympische ploeg haar intrek nam in het olympisch dorp in het noorden van Parijs. Nauwelijks werklui, nergens gestreste officials, druk bellend om alles op tijd geregeld te krijgen. Een „gespreid bedje”, noemt Vergeer de ontvangst. „Het ziet er fantastisch uit allemaal, heel ruim en comfortabel. De aankleding, een koffielounge waar je gezellig kunt zitten.”
Dat is deels te danken aan haar werkgever, sportkoepel NOC-NSF, die er volgens Vergeer voor heeft gezorgd dat het de paralympische sporters aan niets ontbreekt (er is een barrista mee om de kwaliteit van de koffie te bewaken). Maar het zegt vooral iets over de organisatie van ‘Parijs 2024’, en hoe serieus die de Paralympische Spelen neemt. „Alles wat voor de Olympische Spelen is georganiseerd, is er ook voor de paralympiërs”, zegt Vergeer. „Dat was in mijn tijd wel anders.”
Het toont de gegroeide status van het sportevenement dat deze woensdag wordt afgetrapt met een openingsceremonie en dat de volgende dag begint met onder meer baanwielrennen, zitvolleybal en rolstoelbasketbal. Een kleine twee miljoen kaarten zijn verkocht, maakte de organisatie vorige week bekend. Onder meer de paardensport in Versailles, voetbal (voor slechtzienden) bij de Eiffeltoren en de atletiek in het Stade de France zijn populair. De NOS zendt de Paralympische Spelen, die anderhalve week duren, (online) live uit en komt met een dagelijkse avondtalkshow.
„Van al die aandacht gaan we heel erg genieten”, zegt Vergeer. „Bij de Paralympische Spelen in Sydney moesten we het nog doen met wat zendtijd tijdens het medische programma Vinger aan de Pols.”
Moeilijk te snappen
Toch valt er nog een wereld te winnen, denkt Vergeer. Buiten de Paralympische Spelen komt het grote publiek zelden in aanraking met parasport, waardoor zowel verslaggevers als toeschouwers de sporters en hun verhalen vaak niet of nauwelijks kennen. Bovendien is het evenement, waar 4.400 deelnemers strijden om 549 medailles in 22 sporten, „voor de leek vaak moeilijk te snappen”, erkent Vergeer. „Zelfs ik, die al jaren in de parasport rondloop, vind het soms vrij onoverzichtelijk.”
Ze doelt op de veelheid aan klassen binnen de parasport. Terwijl op de Olympische Spelen twee gouden medailles zijn te verdienen op, zeg, de 50 meter vrije slag – een voor de vrouwen en een voor de mannen – zijn dat er op de Paralympische Spelen in Parijs veertien. Reden: om een eerlijke strijd te garanderen en het evenement zo inclusief mogelijk te houden, worden parasporters ingedeeld in klassen die zijn afgeleid van de ernst van hun fysieke of verstandelijke handicap. Simpel gezegd: een parazwemmer zonder benen, hoeft niet uit te komen tegen iemand die alleen een hand mist.
Dit classificatiesysteem is regelmatig onderwerp van controverse. Het Spaanse basketbalteam dat goud won tijdens de Paralympische Spelen van Sydney werd gediskwalificeerd toen bleek dat een deel van het team ten onrechte als verstandelijk gehandicapt was aangemerkt. De zaak was de eerste in een reeks van – meestal onbewezen – beschuldigingen en vermoedens dat sporters met hulp van artsen en officials handicaps ‘overdreven’ om uit te kunnen komen tegen atleten met zwaardere beperkingen.
Wat Vergeer betreft heeft een grote verscheidenheid aan klassen andere bezwaren. Ze heeft het over „versnippering”, wat de parasport niet alleen moeilijk te volgen maakt voor buitenstaanders, maar ook ten koste gaat van het niveau. „Daar kunnen we als paralympische sport echt een stap in zetten”, zegt ze.
Kunt u dat uitleggen?
„De Paralympische Spelen zijn het podium waarop je het sterkste deelnemersveld wilt zien. Waar de beste parasporters ter wereld het tegen elkaar opnemen, net als tijdens de Olympische Spelen. Daarvoor moet je klassen hebben met veel competitie. En niet dat we in iedere sport voor iedere handicap een aparte klasse creëren, zodat maar zoveel mogelijk atleten kunnen meedoen.”
Dat klinkt alsof de gedachte ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ leidend is tijdens Paralympische Spelen.
„Dat is te denigrerend en zo is het ook niet. Veel onderdelen, ik durf wel te zeggen alle onderdelen waar Nederlanders aan meedoen in Parijs, zijn wél sterk bezet. Maar er zijn er ook waarbij dat niet zo is. Nee, ik ga geen voorbeelden geven.”
Hoe wordt hier in de paralympische wereld over gedacht?
„Als je ons vergelijkt met andere landen zijn we in Nederland op het gebied van omgang met gehandicapten vrij ver ontwikkeld. We zijn net als iedereen onderdeel van de maatschappij, we doen volwaardig mee. Dat is niet vanzelfsprekend in andere landen.
„Daar hebben ze soms dus ook een ander beeld bij mensen met een handicap, en hoe die zich verhouden tot topsport. We moeten de komende jaren met alle betrokkenen om tafel om na te denken waar we nu eigenlijk naartoe willen met de paralympische sport.”
Dat lijkt me een ingewikkeld gesprek.
„Ja, maar het is wel hoog tijd dat het gevoerd wordt. De Paralympische Spelen zijn ooit bedacht voor gewonde soldaten die sportprestaties wilden leveren. Sindsdien is er ontzettend veel veranderd. Nu moeten we bedenken: wat vinden we belangrijk, wat willen we uitstralen?
„Ik durf de uitkomst niet te voorspellen, maar ik denk wel wel dat Nederland het standpunt gaat innemen dat het moet gaan over topsport. We willen groeien, we -willen professionaliseren.”
Waarom is dat zo belangrijk?
„Je moet daar altijd naar streven, vind ik. En als de gemiddelde wereldburger snapt wat paralympische sport is en het niveau hoog is, krijgt hij daar ook sneller een gevoel bij. Dan wordt het interessanter om naar te kijken, wat vervolgens weer sponsors aantrekt en media enthousiasmeert.”
De kijker ziet ook: de ene handicap is de andere niet. Dan het is logisch dat voor elk type beperking een andere klasse is.
„Dat is ook zo. Maar als jij 1,63 meter bent, kun je ook niet basketballen in de NBA. Daar is ook geen aparte klasse voor.”
Maar het hele idee van parasport is toch juist dat beperkingen deelname niet in de weg staan?
„Natuurlijk, maar dat betekent wat mij betreft niet dat je met álle handicaps in álle sporten moet kunnen uitkomen op de Paralympische Spelen. Als je klein en snel bent en heel graag naar de Olympische Spelen wilt, kun je misschien beter gaan hockeyen dan gaan basketballen. Als je basketballen leuker vindt, kun je dat natuurlijk gewoon doen, maar niet als topsport. Zo moeten we ook naar de paralympische disciplines kijken. Dus maak sport zoveel mogelijk toegankelijk voor iedereen, welke handicap je ook hebt. Maar op de Paralympische Spelen willen we sport laten zien waarin veel competitie is en waarin de beste atleten ter wereld uitkomen.”
Dat is een harde boodschap.
„Op een evenement als de Paralympische Spelen mogen we best kritisch zijn, vind ik.”
Naar welke onderdelen met Nederlandse deelnemers kijkt u het meest uit?
„Dat is een gemene vraag, want dan moet ik er een paar uitpikken. Maar dan noem ik de tennissers, die spelen op Roland Garros. En de rolstoelbasketbalsters. Zij gaan nu voor hun achtste titel op rij en dat is echt heel knap. Het is ook te gek om te zien. Daarnaast de verspringers en 100 meter-lopers Fleur Jong en Joël de Jong. En Jetze Plat, die gaat voor drie medailles in drie verschillende sporten. Zij doen allemaal mee in sporten die ver zijn doorontwikkeld.”
Hij stond vooraf in geen enkel lijstje met favorieten. Misschien dat Ben O’Connor een etappe zou kunnen winnen, of een plekje bemachtigen in de top 10 van het algemeen klassement. Maar de rode trui? Nee.
Toch is de Australiër O’Connor (28) na één week de verrassende leider in de Vuelta à Espana. Nog verrassender is de voorsprong die hij heeft op andere klassementsrenners: bijna vier minuten op drievoudig winnaar Primoz Roglic en meer dan acht op Sepp Kuss, de Amerikaan die de Vuelta vorig jaar op zijn naam schreef. Hij is daarmee een serieuze kanshebber voor de eindzege.
O’Connor (bijnaam: SuperBOC) veroverde de rode trui afgelopen donderdag, tijdens een bloedhete bergetappe in Andalusië die van start ging in een filiaal van supermarktketen Carrefour, de hoofdsponsor van de Vuelta. Hij maakte deel uit van een groep vroege vluchters en reed de laatste dertig kilometer solo naar de finish. Daar kwam hij aan met zesenhalve minuut voorsprong op de groep met favorieten. O’Connor heeft nu ritzeges op zijn naam staan in alle drie de grote rondes.
Dat hij zó veel tijd mocht pakken van de andere klassementsrenners , verbaasde O’Connor – en hij ervoer het bijna als een belediging. „Ik ben al eens vierde geworden in de Tour en de Giro”, zei hij na afloop van de etappe. „Het is niet zo dat ik ongevaarlijk ben. I know I’m not a nothing rider.”
Andorra
O’Connor groeide op in Subiaco, een buitenwijk van de Australische stad Perth. Na cricket, hardlopen en Australian football sloeg hij op zijn zeventiende aan het wielrennen – een sport waar hij al gauw behoorlijke aanleg voor bleek te hebben. Op zijn twintigste verhuisde hij naar Europa – het lot van iedere getalenteerde wielrenner uit Australië, een land dat nauwelijks een wielertraditie kent. Tijdens het wielerseizoen woont hij in Andorra.
Sinds vier jaar rijdt O’Connor in Franse dienst, bij de ploeg Decathlon-AG2R. Hij beleefde zijn internationale doorbraak in de Tour de France van 2021, toen hij in de stromende regen een zware Alpenetappe naar ski-oord Tignes won. In het eindklassement eindigde hij als vierde – een glanzende toekomst als ronderenner lonkte.
Toch vielen de seizoenen daarop tegen. In de Tour van 2022 moest hij na verschillende valpartijen opgeven, het jaar erop eindigde hij op een teleurstellende zeventiende plaats – iets wat de licht ontvlambare O’Connor moeilijk kon verkroppen. In de documentaireserie Au coeur du peloton van Netflix is te zien hoe O’Connor binnenskamers ontploft nadat zijn ploeggenoten door ontactisch koersen zijn mede-Australiër en grote rivaal Jai Hindley aan een etappezege en de gele trui hebben geholpen. „Ik voel me verraden en ondermijnd”, roept O’Connor.
„Ben is een emotionele en opmerkzame jongen, die nerveus is zoals alle topsporters”, zegt ploegbaas Vincent Lavenu in dezelfde aflevering. „Renpaarden zijn niet kalm, hè.”
De relatie tussen O’Connor en zijn Franse ploeg was de afgelopen jaren onstuimig. AG2R had hoge verwachtingen van hem, die hij niet altijd kon waarmaken. En dan was er de taalbarrière: de Franse wielerwereld is niet bepaald anglofiel en O’Connors beheersing van het Frans op z’n zachtst gezegd pover. Bovendien staan Franse ploegen in het wielerpeloton bekend als behoudend – zo niet achterlijk – als het aankomt op moderne training- en voedingsmethoden. „Het klopt dat één teamgenoot nog siroop in zijn bidon doet”, aldus O’Connor dit voorjaar in een interview met WielerRevue.
Nederlandse ploeggenoot
AG2R geldt als een van de beter bestierde Franse ploegen, met getalenteerde renners als de Oostenrijker Felix Gall (op dit moment de belangrijkste helper van O’Connor in de Vuelta) en de gebroeders Valentin en Aurélien Paret-Peintre. Toch rommelt het ook binnen het team: vorige week werd ploegleider Lavenu, in 1992 de oprichter van AG2R, op staande voet ontslagen – naar verluidt omdat het bestuur hem nalatigheid verwijt in een recente dopingaffaire.
O’Connor rijdt vanaf volgend jaar voor de Australische wielerformatie Jayco AlUla, waar hij collega wordt van de Nederlands sprinter Dylan Groenewegen. In zijn laatste seizoen in Franse dienst heeft hij zijn klasse hervonden. Hij eindigde dit voorjaar als vierde in de Giro d’Italia – een prestatie waar hij naar eigen zeggen weinig genoegen aan beleefde: zo langzamerhand heeft hij „genoeg van vierde plaatsen”, zo zei hij voorafgaand aan de Vuelta. „Ik eindig liever als vijfde dan als vierde.”
Sinds O’Connor de rode leiderstrui veroverd heeft, rijdt hij opmerkelijk ontspannen rond. Veel druk ervaart hij niet, zo zei hij maandag tijdens een persconferentie op de rustdag. Zijn leidende positie kwam „onverwacht” en „het is nu aan de anderen om in beweging te komen.”
O’Connor uit het rood rijden gaat een behoorlijke klus worden, zo bleek tijdens de twee pittige bergritten in het afgelopen weekend. Op zaterdag wist Roglic weliswaar driekwart minuut op hem terug te pakken, maar tijdens de dubbele beklimming van de loeisteile Alto de Hazallanas bij Granada op zondag gaf O’Connor geen krimp – en heroverde met een eindsprintje zelfs een paar seconden op zijn rivaal.
„Ik weet zeker dat sommige teams spijt hebben dat ze me zoveel tijd cadeau hebben gegeven”, zei O’Connor maandag op de persconferentie. „Al weten we het antwoord natuurlijk pas echt als we Madrid hebben bereikt.”
In de voetbalwedstrijd Malmö FF – Halmstads BK, begin juli in de Zweedse Eredivisie, lijkt voor de thuisclub alles fout te gaan. De spelers doen vrijwel alles wat coaches ze hebben afgeleerd vanaf het moment dat ze als kind de vrolijke chaos van het straatvoetbal verruilden voor de structuur van een voetbalteam.
Trainers instrueren voetballers traditioneel om positie te houden, maar de Malmö-spelers laten hun posities juist los; de linksback staat soms in de spits, de centrale verdediger rechtsbuiten, de centrale middenvelder tegen de zijlijn. In balbezit hoor je uit elkaar te bewegen, het veld groot te maken zoals dat heet, maar de Malmö-spelers maken het veld dan juist klein. Als een teamgenoot de bal heeft, bewegen ze naar hem toe.
Ze laten niet ‘de bal het werk doen’, maar bewegen zélf, zonder duidelijke patronen. En ‘restverdediging’, voldoende verdedigers achter de bal houden om een tegenaanval op te vangen? Soms blijft alleen de keeper achter, omdat de ene verdediger bijna rechtsbuiten staat en de ander zo’n zeventig meter van zijn eigen doel.
Toch kijkt Malmö-trainer Henrik Rydström tevreden toe. Zijn spelers doen precies wat hij wil. Dit is hoe voetbal gespeeld moet worden, vindt Rydström – in ieder geval sinds hij een paar jaar geleden op Twitter een filmpje zag dat zijn ideeën over het spel op z’n kop zette. En niet alleen zíjn ideeën, langzaam raken innovatieve trainers van grotere clubs óók geïnspireerd.
Gaudí van het voetbal
Voetbal is een sport van tactische tijdperken: hoe teams voetballen, wordt beïnvloed door de dominante voetbalideeën van die tijd. Tactische revoluties zijn zeldzaam; doorgaans verandert het spel stap voor stap door vernieuwende trainers die de tegenstander met een fris idee te slim af willen zijn.
Wat dat betreft was niemand de afgelopen decennia bepalender dan Pep Guardiola. Als middenvelder maakte hij begin jaren negentig furore bij het Barcelona van Johan Cruijff; als trainer kneedde en moderniseerde hij Cruijffs leerstellingen tot een superieur tactisch gedachtegoed. Vanaf zijn aantreden als trainer van Barcelona in 2008 tot nu, als trainer van het Manchester City, zijn Guardiola’s ideeën steeds dominanter geworden – zodat in teams over de hele wereld zijn hand zichtbaar is.
Guardiola staat in de traditie van het positiespel, een manier van voetballen die draait om vaste posities en ruimtes die door een team gecontroleerd moeten worden. Zijn denken ligt daarmee in het verlengde van de ‘Hollandse School’, gevormd door het Totaalvoetbal waarmee Nederland in 1974 de wereld veroverde, de basis waarmee tot op de dag van vandaag jonge Nederlandse voetballertjes worden opgeleid.
Positiespel is een voetbal van orde. Spelers hebben bepaalde posities, zoals linksback, rechtsbuiten en centrumspits, die gekoppeld zijn aan ruimtes op het veld. Door de bal tussen de ruimtes te laten bewegen zoeken ze naar mogelijkheden om tegenstanders te omspelen – in trainersjargon: de ‘bal doet het werk’. In balbezit maken teams het veld ‘groot’ en voorkomen ze wat vanaf de jongste pupillen ‘kluitjesvoetbal’ genoemd wordt. Bij balverlies ‘knijpen’ ze naar binnen en proberen ze de ruimtes van de tegenstander klein te maken.
Om de juiste afstanden en posities te bewaren trainde Sacchi begin jaren negentig met touwen tussen zijn spelers. Cruijff wilde dat er overal op het veld driehoekjes ontstonden tussen zijn spelers. Daardoor zou er altijd een vrije man zijn die aangespeeld kon worden.
In Guardiola’s teams, en in de vele teams die hij inspireerde, is dit terug te zien: op bijna mechanische wijze bewegen de spelers op het veld, waarbij de onderlinge afstanden vaak hetzelfde blijven en overal driehoekjes zichtbaar zijn. Spelers zorgen er altijd voor dat de ruimtes gecontroleerd worden: als een linksback aanvalt, dan moet iemand anders zijn positie overnemen.
De nadruk op geometrische structuren maakte van Guardiola een soort Gaudí, schreef de Spaanse journalist Marti Perarnau in een boek over hem. Elk mozaïekstukje moet precies op een ander passen om het kunstwerk te laten slagen. Wanneer een stukje afwijkt, moet het gecorrigeerd worden. Zo was Thierry Henry als linksbuiten van Barcelona het tijdens een wedstrijd eens zat om te moeten wachten tot de bal zijn kant op kwam. Hij besloot zijn positie los te laten, kwam naar de bal toe, scoorde – en kreeg vervolgens op z’n kop van trainer Guardiola. Iedereen moet in positie blijven, zei de coach enkele jaren geleden. „Het is niet goed als je veel beweegt.”
Hoewel de uitvoering verschilt, zijn vrijwel alle moderne (top)trainers in meer of mindere mate schatplichtig aan het positievoetbal van Guardiola. „Pep’s discipelen”, kopte het Britse voetbalblad FourFourTwo recent op de cover, met foto’s van vijf toptrainers, onder wie Arne Slot. Van voormalig Barcelona-trainer Xavi tot de Duitser Thomas Tuchel, van Spurs-trainer Ange Postecoglou tot Arsenal’s Mikel Arteta: allen volgen zij de principes van het Guardiola-voetbal.
Maar de laatste jaren klinkt er kritiek. Die richt zich niet zozeer op Guardiola, maar vooral op de homogeniteit van het voetbal dat het Guardiola-tijdperk wereldwijd heeft opgeleverd.
Zo constateerde de Argentijnse trainer Mauricio Pochettino toen hij in 2023 na een afwezigheid van vier jaar terugkeerde in de Premier League dat de teams allemaal op elkaar zijn gaan lijken. Het spel in Engeland was er beter door geworden, zei Pochettino, maar het verloor door de uniformiteit ook zijn aantrekkingskracht.
Alles is nu geglobaliseerd, constateerde ook Juanma Lillo na het WK 2022. Lillo is een voor het grote publiek vrij onbekende Spaanse trainer die van grote invloed was op Guardiola en hem momenteel assisteert bij City. „Of je nu naar trainingen kijkt in Noorwegen of Zuid-Afrika, het is allemaal hetzelfde.” Trainers hadden een „ondraaglijke invloed” gekregen door hun begrip van het spel aan spelers op te dringen. „Terwijl het zou moeten gaan om hoe spelers het spel begrijpen”. Hij was, vertelde Lillo tegen The Athletic, als een “berouwvolle vader”. „We realiseren ons niet welke puinhoop we ervan gemaakt hebben.”
Dus wat als je het positiespel grotendeels loslaat en op een heel andere manier gaat voetballen?
Georganiseerde chaos
Malmö-trainer Rydström was geen bijzonder innovatieve of creatieve voetballer. Als middenvelder van het Zweedse Kalmar FF, een modale club die incidenteel Europees voetbal speelde, moest hij het hebben van zijn inzet. Behalve loyaliteit aan die club, hij speelde er twintig jaar, viel vooral zijn achtergrond als marxistisch literatuurstudent op.
Ook als beginnend trainer leek hij weinig revolutionair, zowel qua ideeën als resultaten. Het leidt dan ook tot twijfels als hij eind 2022 trainer wordt van Malmö FF, één van de grootste clubs van Scandinavië.
Rydström wil er aanvankelijk positiespel spelen, met spelers die in balbezit het veld groot maken en bij balverlies compact spelen. „In Zweden hebben we het over een bloem die zich opent”, vertelt hij in de persruimte van het stadion. Maar als hij tijdens de eerste trainingen naar zijn spelers kijkt, constateert hij dat velen te traag zijn om de bloem snel genoeg open en dicht te laten klappen.
Rond diezelfde tijd stuit hij op het Twitter-account van Jamie Hamilton. De Schotse voetbalblogger deelt al langer beelden van Fluminense, een Braziliaanse topclub die dan wordt gecoacht door Fernando Diniz. Rydström: „En ik dacht: wat ís dit?” Hij laat de filmpjes aan Malmö-aanvoerder Anders Christiansen zien en vraagt: kunnen wij dit ook?
Fluminense speelt een voetbal dat heel anders is dan Rydström en zijn aanvoerder kennen. Spelers lijken amper aan posities gebonden te zijn en zijn in hun bewegingen veel vrijer. Het is weinig gestructureerd, maar het is ook geen totale anarchie: ze spelen als een soort georganiseerde chaos, gebaseerd rond spelprincipes in plaats van posities. Zo maken de spelers in balbezit het veld juist klein, door zich naar de speler met de bal toe te bewegen. In die drukte, ‘overloads’, spelen ze snelle, korte passjes, waarbij spelers continu bewegen – maar niet volgens vooraf afgesproken patronen. Als een zelforganiserende zwerm bijen bewegen ze over het veld. Rydström geniet ervan. „Ze kwamen samen en speelden.”
‘Relationisme’, noemde Hamilton die manier van voetballen in een geruchtmakend blog: een speelstijl die draait om de onderlinge relaties tussen spelers op het veld in plaats van om vaste posities. Dat relationisme plaatst hij tegenover het ‘positionisme’ of positiespel dat in Europa dominant is.
Hoewel de term nieuw is, constateert Hamilton dat de traditie is terug te voeren tot de jaren dertig. Toen vlogen Centraal-Europese trainers uit over de wereld om een veel dynamischer voetbal te propaganderen dan het traditionele Engelse. Trainers als de Hongaren Dori Kürschner en later Bela Guttmann mengden die ideeën in Brazilië met de traditie van het dynamische straatvoetbal. Het resultaat was veel expressiever dan het statische voetbal dat de meeste Europese teams speelden.
Spelersrollen worden met relationisme belangrijker dan vaste posities. Spelers krijgen vrijheid, maar hebben wel bepaalde taken en verantwoordelijkheden. Ze bewegen zich intuïtiever, maar altijd in relatie tot hun teamgenoten. Het maakt voetbal onvoorspelbaarder; uit elke interactie tussen spelers kan iets nieuws ontstaan.
Maar hoe leer je die manier van voetballen aan spelers die gevormd zijn door positiespel?
Niklas Moisander had twintig jaar wedstrijden gewonnen door het spel groot te maken. Dat, vertelt de 38-jarige oud-Ajacied die nu voor Malmö speelt, was zijn intuïtie geworden. Hij was gewend om als centrale verdediger het spel van de ene naar de andere flank te verleggen, altijd waren daar genoeg teamgenoten die hun posities hadden gehouden.
Dus als Rydström iets heel anders vraagt, worstelt Moisander aanvankelijk. Maar na een goed gesprek, veel trainingen en het bekijken van veel videobeelden is het „in mijn hoofd gekomen”. „Ik zie dat de spelers aan de linkerkant blijven, dus zoek ik dáár de oplossingen.” Inmiddels geniet Moisander ervan. „Het is léuk om zo te voetballen”, zegt hij. „We hebben veel vrijheid om zelf keuzes te maken in het veld.”
Dat vraagt wel veel van voetballers, erkennen hij en Rydström. Om op gevoel te spelen heb je je hoofd nodig. Spelers moeten snel en slim zijn in hun beslissingen, voortdurend oplossingen vinden in kleine ruimtes. En ze moeten direct kunnen reageren en zelfs anticiperen op de beslissingen van teamgenoten en de ruimtes die zij innemen.
Geen anti-Guardiola
Rydström, zegt Moisander, „is geen dictator”. Doordeweeks traint Malmö volgens de ideeën van Rydström, worden de onderlinge relaties gevormd. „Maar voor de wedstrijd geeft hij geen duidelijke instructies dat je bepaalde dingen niet of juist wel móet doen.” Tijdens de wedstrijd tegen Halmstads valt op dat Rydström geen moment schreeuwend langs zijlijn staat om instructies te geven. Soms roept hij een speler bij zich: om vragen te stellen over de wedstrijd en vervolgens mee in gesprek te gaan.
Veel trainers hebben de „illusie van controle”, zegt Rydström zelf. Ze willen exact dicteren waar spelers moeten staan. Voor Rydström zijn vooral de spelprincipes „niet-onderhandelbaar”. Bijvoorbeeld om te zoeken naar diagonale passes door de linies van de tegenstanders. En door met een ‘overload’ aan één flank de tegenstander uit hun normale posities te lokken en ze dán overhoop te spelen.
Door een enkele veldspeler aan de andere flank te houden, kan het spel ook verlegd worden naar een gebied waar heel veel ruimte is. Wordt de bal in de drukte verloren, zegt hij, dan kunnen ze hem ook makkelijker weer terugwinnen. Maar in de uitvoering van die principes hebben spelers veel vrijheid. Het gaat erom, zegt Rydström, een kader te creëren waarbinnen spelers de ruimte hebben voor hun eigen creativiteit, expressie en initiatief.
Toch maakt hem dat nog geen anti-Guardiola. „Wat hij elk jaar doet is fucking amazing”, zegt de Zweed. Relationisme is een inspiratie, maar Malmö speelt nog niet zo vrij als het Fluminense van Diniz deed. Zeker de opbouw van achteruit is gestructureerd. En tijdens delen van de wedstrijd spelen ze wel degelijk een positiespel.
Het toont hoe ‘positionisme’ en ‘relationisme’ meer een spectrum vormen dan een dichotomie. En na jaren waarin de meeste teams zeer nadrukkelijk aan de ene kant zaten, bewegen innovatieve teams in het Europese voetbal zich een beetje naar de andere kant, naar een vrijer, expressionistischer voetbal. Dat was afgelopen seizoen onder meer te zien bij kleinere teams als het Italiaanse Monza, en bij Hongarije op het EK.
Ook bij grotere clubs passen jonge, creatieve trainers relationistische principes toe in hun teams. In Italië boekte het Bologna van trainer Thiago Motta daar afgelopen jaar succes mee. Hij omschreef zijn stijl als „een mix van positioneel en relationeel voetbal. Beslissingen [op het veld] zijn het resultaat van een collegiaal proces.”
Spelers hadden in zijn team amper vaste posities. De Nederlandse spits Joshua Zirkzee, inmiddels verkocht aan Manchester United, zwierf over het hele veld, net als de centrale verdedigers. De keeper schoof vaak als extra verdediger in. Waar Rydström en Diniz bewust drukte willen aan de flanken, deed Bologna dat in de as van het veld. Het leverde de club voor het eerst kwalificatie in de Champions League op – en Motta een transfer naar de Italiaanse topclub Juventus.
En weinig clubs waren afgelopen seizoen zo sterk als het Bayer Leverkusen van Xabi Alonso. Onder leiding van de Spanjaard, die nog onder Guardiola heeft gespeeld, bleven de Duitsers 51 wedstrijden ongeslagen. Ze deden dat met een tactiek waarin ze in balbezit amper een vaste formatie met vaste posities hadden. Spelers bewogen zich vrijer over het veld, wat het voetbal onvoorspelbaarder en moeilijker te bespelen maakte. Ze zochten overloads aan de flanken. Maar ze konden ook terugvallen op een positiespel dat op Guardiola geïnspireerd is. En net als bij Malmö verliep hun opbouw volgens bepaalde patronen.
Leverkusen inspireert Malmö-trainer Rydström. De mix van positionisme en relationisme heeft zijn voorkeur, vertelt hij. Ook omdat spelers van nature neigen naar de speelstijl waarin ze zijn opgegroeid, is zijn ervaring. Het lossere Braziliaanse voetbal is moeilijker te implementeren met voetballers die structuur gewend zijn. Zoals Braziliaanse straatvoetballers meer moeite hebben met vaste posities.
Als het tijdens een wedstrijd stroef loopt, vallen spelers terug in oude, positionele patronen, zegt Rydström na de wedstrijd tegen het stugge, defensieve Halmstads. Soms begonnen ze zelfs de lange bal te spelen. „Wáárom?”, zegt hij gefrustreerd. Tegelijkertijd, erkent hij, maakten die grotere ruimtes het voor Halmstads ook moeilijker om te verdedigen.
Malmö scoort in de tweede helft uiteindelijk drie keer, wint met 5-1, en is daarmee hard op weg naar de tweede landstitel op rij. Het is, zegt Rydström, een goede gelegenheid om ze nog eens in te prenten wat hij van ze verwacht: voetbal dat „dichterbij de kern” van het spel komt. Een spel van expressie, dat initiatief bij voetballers legt. „Betrokkenheid motiveert mensen. Dus óók voetballers”.
Hij leest een boek. Zij heeft haar schoenen uit en scrolt op haar telefoon. Hun twee dochters liggen languit op een picknickkleed en genieten van de zon. Straks wordt er een kaartspel gespeeld of een rondje gewandeld. Het serene tafereel bij de grand prix van Nederland, doet niet direct denken aan een Formule 1-race.
Sinds half tien ’s ochtends zit de familie De Vries in de duinen bij het circuit van Zandvoort, nabij de Gerlachbocht. Ze willen een goede positie, want het kan zomaar een spannende race worden deze zondag.
Lees ook
De overmacht van McLaren ten opzichte van Red Bull blijkt in Zandvoort opnieuw erg groot
Natuurlijk hoopt de familie uit Berkel en Rodenrijs dat Max Verstappen wint. Al zouden de tienerdochters het de „knappe” McLaren-coureur Lando Norris, tweede in het WK-klassement, ook gunnen. Bovenal hoopt de familie op sensatie. De 19-jarige Meike verwacht dat Verstappen en Norris al in de eerste bocht van de baan raken.
Opblaasbare zitzak
Precies om die reden bewaken Nol Luijer (46) en Justin Speelman (43) al sinds half negen een plek ter hoogte van de Tarzanbocht. Door de openingen van de veiligheidshekken, kunnen zij de start vanuit de duinen goed zien. Vanaf een opblaasbare zitzak vertelt Justin dat hij hoopt op een opwindende race. „Ik heb liever dat Max tweede wordt na een gevecht, dan dat hij met grote voorsprong wint.”
Dat sentiment klinkt vaker deze zondag. Bij het treinstation, langs de boulevard, op de tribunes en rondom de camping hopen bezoekers op een spannende race. Verstappens dominantie heeft dit seizoen plaatsgemaakt voor meer competitie – en dat zien ze graag in Zandvoort. Is er nog wel vertrouwen in Verstappen? „Het wordt lastig”, schalt een man, terwijl zijn biertje door de lucht vliegt. „Maar het is wel een feestje!”
Verstappen won elke Formule 1-race in Zandvoort sinds de terugkeer van het evenement in 2021. Hoewel Verstappen nog altijd op koers ligt voor een vierde wereldtitel op rij, loopt dit jaar anders dan verwacht. „Elk seizoen kan beter”, zei Verstappen donderdag. En dit seizoen zeker. Al vier races op rij won Verstappen niet. Met zijn tweede plek in Zandvoort, waar hij achter Norris eindigt, zijn dat er nu vijf. De laatste keer dat Verstappen dat overkwam was in 2020.
Niet alleen Formule 1-fans hebben baat bij een minder presterende Verstappen. Ook mediaconglomeraat en Formule 1-eigenaar Liberty Media ziet de gevolgen van de toenemende strijd. Vorig seizoen won Verstappen 19 van de 22 races. Dat jaar noemde directeur Greg Maffei Verstappens dominantie een „uitdaging” – voor de kijkcijfers wel te verstaan.
Want die kijkcijfers stagneerden de afgelopen twee jaar. In 2023 keken in totaal 1,5 miljard mensen naar de Formule 1, ongeveer evenveel als het jaar daarvoor. Het zesde seizoen van de Netflix-hitserie Drive to Survive, dat een inkijkje biedt achter de schermen bij de Formule 1, kampte eveneens met tegenvallende kijkcijfers.
Maar dit seizoen lijkt er sprake van een voorzichtige kentering. Uit gegevens van Formule 1-eigenaar Liberty Media over het tweede kwartaal van dit jaar, blijkt een terugkerend enthousiasme onder Amerikaanse kijkers. Maffei spreekt van een „ongelooflijk seizoen” waarin volgens het bedrijf verschillende kijkcijferrecords werden behaald. Naar de grote prijs van Miami in mei, waar Verstappen op pole begon maar waar de Britse Norris zijn eerste zege behaalde, noteerde het Amerikaanse ABC een record van 3,1 miljoen kijkers. Viaplay, dat in Nederland de races uitzendt, wil niets zeggen over de kijkcijfers.
‘Twee vingers in de neus’
Op de tribune ter hoogte van de pitlane draagt de Mexicaanse Franco Osuna (33) een McLaren-shirt. Hij geniet van de toegenomen strijd in de Formule 1 – en juicht voor Norris. „Het draait voor het eerst in een lange tijd weer om meerdere teams.”
Een paar rijen daarboven zit de Brabantse Charlotte Vink (29), gehuld in Red Bull-merchandising. Een paar jaar geleden was Charlotte ook hier, toen won Verstappen „met twee vingers in de neus”. Of hij zondag wint, maakt haar niet zoveel uit. „Als het maar spannend is.”
Het is bijna tien jaar geleden dat Verstappen zijn debuut in de Formule 1 maakte. Zijn komst heeft de sport groot gemaakt in Nederland. Zonder Verstappen geen grand prix in Zandvoort. „Maar als Max morgen tegen een boom rijdt, is het gedaan met de liefde voor de racesport in Nederland”, zegt sportmarketeer Chris Woerts. De Nederlandse fans noemt hij „chauvinistisch” en “succesfans”.
Familie De Vries betaalde 180 euro per kaartje en dacht daarmee een plek op de tribune te hebben bemachtigd. Dat het een plek op een natgeregende duin bleek, was een verrassing.
Ook Nol en Justin vinden het 275 euro waard om door een dranghek naar de race te kijken. De twee zaten op de eerste rij toen Verstappen zijn rivaal Norris direct na de start inhaalde. Dat Verstappen vervolgens in diezelfde bocht in ronde achttien weer werd ingehaald, beantwoordde het verlangen van de fans: een gevecht was het.
Dat middenvelder Joey Veerman, de meest bepalende speler van landskampioen PSV, deze zomer een transfer naar een buitenlandse club hoopt te maken is geen geheim. Veerman (25) legde eerder een aanbieding van PSV om zijn nog twee jaar doorlopende contract te verlengen naast zich neer. Dit deed hij met het idee dat hij zo aantrekkelijker is voor geïnteresseerde clubs – een kortere verbintenis betekent doorgaans dat de kopende club een lagere transfersom betaalt.
Lutsharel Geertruida, een 24-jarige multifunctionele verdediger van Feyenoord, zit in een vergelijkbare situatie. Hij gaat zijn laatste contractjaar in. Ook van hem is bekend dat hij een stap wil maken naar een Europese topcompetitie – vorig jaar was hij al dicht bij een transfer naar RB Leipzig voor zo’n 30 miljoen euro.
Beiden lijken in sportief opzicht klaar voor een competitie op hoger niveau – in Nederland wonnen ze de afgelopen jaren alles. Tegen die achtergrond is het opvallend dat er nog weinig beweging is. Hoewel het van uur tot uur kan veranderen, speelt er volgens de laatste berichten nu weinig concreets. Het is de stilte rond deze twee spelers, die illustratief is voor de kalme transfermarkt.
Een week voor het sluiten van de transferwindow zien ingewijden dat de markt stroef is. Dit wordt bevestigd door voorlopige (onofficiële) cijfers van het bekende platform transfermarkt.nl. Waar clubs uit de vijf topcompetities – Engeland, Spanje, Italië, Duitsland, Frankrijk – vorig jaar gezamenlijk zo’n 5,8 miljard euro uitgaven, ligt dat nu op 4,2 miljard.
„Het verschil is al behoorlijk groot en het is onwaarschijnlijk dat dit in de resterende tijd wordt goedgemaakt”, reageert Christian Schwarz, hoofd van de internationale afdeling van de site. 30 augustus is de deadline voor de Europese topcompetities, 2 september voor Nederland.
Stagnatie
Meerdere oorzaken liggen ten grondslag aan de verwachte stagnatie. Allereerst is de markt laat op gang gekomen doordat deze zomer het EK voetbal en de Copa América plaatsvonden. Veel clubs, spelers en makelaars hebben die toernooien afgewacht voor ze actief de markt op gingen.
Er is minder geld beschikbaar, zegt een zaakwaarnemer. „Clubs zitten aan hun limiet.” De kapitaalkrachtige clubs in de Premier League zijn iets voorzichtiger geworden, door de aangescherpte financiële controle op de regels voor ‘winstgevendheid en duurzaamheid’. Nottingham Forest en Everton kregen vorig seizoen puntenstraf omdat ze die overtraden.
Meerdere betrokkenen wijzen erop dat de nieuwe tv-deal die in Frankrijk is afgesloten, honderden miljoenen lager is uitgevallen dan werd verwacht. Het past in een bredere trend dat de grootste rek uit de tv-contracten is in het Europese topvoetbal.
Daarnaast heeft het terugvallen van investeringen door Saoedische clubs invloed. „Saoedi-Arabië was vorige zomer een game changer voor de internationale transfermarkt”, zegt Schwarz. „De clubs daar investeerden bijna een miljard in transfers en creëerden zo financiële ruimte voor Europese clubs.” Deze zomer is dat volgens zijn cijfers gezakt naar 188 miljoen euro. Schwarz verwacht niet dat daar nog veel bij komt, omdat bij Saoedische clubs maar een beperkt aantal buitenlandse spelers onder contract mag staan en de meeste plekken bezet zijn.
Deze ontwikkelingen, werken door in heel Europa. Het is een trickle-down effect, zegt Schwarz, het doorsijpeleffect: als de top investeert, profiteren de minder rijken ook. Maar nu dat niet gebeurt – clubs als Manchester City en Liverpool zijn nog behoedzaam op de transfermarkt – heeft dat gevolgen voor de Eredivisie. Waar Nederlandse clubs vorig jaar nog 343 miljoen euro aan transfers verdienden, is dat nu 157 miljoen euro, zegt Schwarz.
De uitzondering is de transfer van middenvelder Mats Wieffer, van Feyenoord naar het Engelse Brighton & Hove Albion. Die ging begin juli al, voor 30 miljoen euro, tot dusver de hoogste uitgaande Eredivisie-transfer deze zomer. Het betekende een recordtransfer voor Feyenoord.
Het is een bedrag waar ze tot kort geleden niet wakker van zouden liggen bij Ajax – de club heeft een reputatie spelers ‘duur’ te verkopen. Maar nu is dit soort bedragen zeer welkom. Ajax moet stevig bezuinigen en probeert overbodige spelers te slijten – vóórdat geïnvesteerd kan worden. Doordat de markt vast zit, verloopt deze schoonmaak zeer moeizaam.
De onderhandelingspositie van technisch directeur Alex Kroes is complex. In de markt is bekend dat de financiële situatie van Ajax slecht is, zeker nadat in februari bekend werd dat de club een miljoenenlening heeft afgesloten om een tekort aan liquide middelen af te dekken. Bovendien moet Kroes spelers verkopen die afgelopen seizoen geen indruk maakten.
Zo lukte het niet om verdedigers Borna Sosa en Jakov Medic te verkopen – het werd verhuur aan respectievelijk Torino en VfL Bochum. Bijkomend probleem is dat veel selectiespelers bij Ajax forse miljoenencontracten hebben, wat het lastig maakt om ze onder te brengen bij andere clubs tegen lagere salarissen. Ajax wil volgens het AD ook verdediger Owen Wijndal, middenvelders Benjamin Tahirovic en Silvano Vos en spits Chuba Akpom nog verkopen.
Ajax zit in een „duivels dilemma”, zegt een ingewijde. Doordat de club een historie heeft dat zij spelers voor veel geld verkopen, is het de vraag wat nu verstandig beleid is: je verlies nemen op sommige spelers, of houd je de reputatie van grote verkoper?
De timing is „bijzonder ongelukkig” voor Ajax, zegt Schwarz. Na vorig seizoen relatief veel in de selectie te hebben geïnvesteerd (zo’n 110 miljoen euro), gevolgd door een slecht seizoen, is „een verdere reorganisatie deze zomer alleen realistisch als de transferinkomsten goed zijn”. Een voorzichtige markt helpt daarbij niet. „Je kunt alleen maar hopen dat er meer beweging in komt.”