Waar de koers passeert, sluiten de scholen: een week in het spoor van de Giro d’Italia

Napels‘Ik stond helemaal stil’

Het is tien voor half zes ’s avonds als Taco van der Hoorn van zijn fiets stapt op de Viale Francesco Caracciolo, de boulevard langs het strand van Napels. Hij veegt het stof en vuil van zijn voorhoofd en drinkt in één teug een flesje rodebessensap leeg dat zijn verzorger hem heeft gegeven. Het is honderd meter voorbij de finish. Achter zijn rug, boven de Golf van Napels, pakken zich zwarte wolken samen.

Bijna tweehonderd kilometer heeft Taco van der Hoorn vandaag vooruitgereden. Hij had één medevluchter, de Fransman Enzo Paleni. Ze reden en reden, het peloton joeg maar kreeg hen niet te pakken. En toen, op drie kilometer voor de finish, stond er ineens een man voor Van der Hoorns neus. Een actievoerder die het parcours was opgerend. Van der Hoorn moest vol in de remmen – een paar honderd meter later werd hij teruggepakt. De etappe werd niet door hem gewonnen, maar door Kaden Groves, een Australische sprinter.

„Een verdrietig einde van een mooie dag”, zegt Van der Hoorn, terwijl links en rechts gefinishte renners voorbijrijden. „Ik stond helemaal stil, dus dat was een verloren zaak.” Andere renners zouden boos en gefrustreerd zijn geweest over zoveel pech, maar Van der Hoorn oogt opvallend monter. Hij klikt zijn pedaaltjes in en rijdt weg, naar zijn teambus. „Er komen nog genoeg dagen. Ik blijf het proberen.”

De Giro d’Italia is beleeft zijn 108ste editie. Onder wielerfijnproevers geldt ze als de mooiste van de drie grote rondes. De Tour de France is belangrijker, zonder meer, maar in de Giro is het landschap fraaier, de etappes zwaarder, de koers onvoorspelbaarder, de emoties heftiger. Als je écht van wielrennen houdt, zijn de eerste drie weken van mei – wanneer de wedstrijd traditioneel verreden wordt – een heerlijke tijd.

In Italië zelf is de reputatie van de Giro nóg groter: de wedstrijd geldt als nationaal erfgoed. Waar de koers passeert, sluiten de scholen hun deuren en komen de mensen naar buiten. Een dag Giro is een dag feest. Alleen tijdens de twee wereldoorlogen werd de wedstrijd niet verreden; zelfs in het eerste, ontwrichtende coronajaar 2020 wrong organisator RCS zich in alle bochten om de koers te laten doorgaan.

Met het sportieve aanzien van de Giro gaat het op en neer. De jaren veertig en vijftig, toen Fausto Coppi en Gino Bartali strijd leverden, gelden als legendarisch. In de jaren tachtig was de Giro het decor van een ander Italiaans tweegevecht, tussen Francesco Moser en Giuseppe Saronni. Maar vanaf eind vorige eeuw beleefde de wedstrijd een moeilijke tijd. De grote renners bleven weg, net als de fans, murw gebeukt door de vele onthullingen over dopinggebruik. De meeste coureurs die de Giro in die jaren wonnen, zijn door het grote publiek inmiddels vergeten.

Sinds een jaar of tien zit de corsa rosa weer in de lift. De kijkcijfers zijn toegenomen, mede door een slimme parcourskeuze en betere televisiebeelden. De buitenlandse kampioenen willen de koers weer op hun palmares hebben: vorig jaar kwam Tadej Pogacar, de beste wielrenner ter wereld, naar Italië (en won). En hoewel het Italiaanse wielrennen zelf in een diepe crisis zit – al negen jaar geen Giro-winnaar van eigen bodem, een record – heeft de nationale politiek de wedstrijd ontdekt: twee jaar geleden kwam de president voor het eerst langs, vorig jaar premier Giorgia Meloni. „Zoiets was vroeger ondenkbaar”, zegt Marco Bonarrigo.

Bonarrigo is een van de nestors onder de Italiaanse wielerreporters. Sinds 1991 verslaat hij de Giro – eerst voor de roze sportkrant La Gazzetta dello Sport, sinds twaalf jaar voor de Corriere della Sera – beide eigendom van hetzelfde bedrijf als de Giro. Zijn verschijning in de karavaan is niet te missen: een rijzige, goed verzorgde man met een hoornen bril. Iedere dag schrijft hij in de krant een lang, klassiek verslag over de etappe, met mooie volzinnen en rake vergelijkingen. En zónder citaten van renners of ploegleiders, want dat interesseert hem niet. „Renners zijn saai tegenwoordig”, zegt hij in perszaal bij de boulevard van Napels. „Ze zeggen niets.”

Vroeger, zegt Bonarrigo, was de Giro verslaan iets heel anders. Het was een échte ronde: je vertrok ’s ochtends uit de plek waar je gisteren was aangekomen. ’s Avonds kon je de renners uitgebreid spreken: bij de receptie van hun hotel hing een lijstje met namen en kamernummers. „Nu vertrekken ze de volgende dag op 150 kilometer van de aankomst.”

Bonarrigo’s krant heeft een lange traditie van literair schrijven over de Giro. In 1949 reisde schrijver Dino Buzzati drie weken lang met de koers mee en schreef daar schitterende verhalen over. Later had je de legendarische hoofdredacteur Enzo Biagi en Nobelprijswinnaar Eugenio Montale – allebei wielergek. „Het idee in die tijd: de Giro verenigt Italië weer, na alle pijn en verdeeldheid van de Tweede Wereldoorlog”, zegt Bonarrigo. „Dus schreven grote journalisten over de wielersport.”

Vanaf de jaren tachtig nam de verbindende rol van de Giro af, en werd erover bericht als een ‘gewoon’ sportief evenement. „De Italiaanse wielerjournalistiek werd een beetje saai en sleets”, zegt Bonarrigo. „Tot op de dag van vandaag heeft het zichzelf nooit echt heruitgevonden.” Hij kijkt om zich heen in de perszaal en dempt zijn stem: „Het niveau is echt heel laag hier.”

Buiten is het hard gaan regenen. De smalle, smerige straatjes van Napels zijn knetsnat geworden – wat de bewoners er niet van weerhoudt om keihard op hun scooter te rijden. Taco van der Hoorn en alle andere renners hebben de stad alweer verlaten: ze hebben gedoucht in hun teambus, snel wat pasta gegeten en zijn op weg naar de startplaats van morgen, een klein stadje midden in de Apennijnen.

Scurcola MarsicanaDe Giro brengt vreugde in entroterra

Wie de Giro d’Italia wil begrijpen, moet het volgende getal op zich laten inwerken: 7.904, het aantal gemeenten dat Italië telt. Een hallucinant aantal, zelfs als je de oppervlakte van het land in ogenschouw neemt. Il paese dei campanili, wordt Italië ook weleens genoemd: het land van de klokkentorens. Alle dorpjes voelen zich speciaal, zetten zich af tegen de buren – en de Giro versterkt dat.

Scurcola Marsicana is zo’n dorpje. Het ligt in de Abruzzen, een bergachtige regio op de grens van Zuid- en Midden-Italië. Iets meer dan tweeduizend inwoners. Een bar, een tabakszaak, een fietsenmaker, een handjevol restaurants en een station waar de trein één keer per uur stopt. Geen stromend water na één uur ‘s middags, vanwege de droogte – „al sinds mensenheugenis”, volgens Gianni Damia.

Zeventiger Damia, oud-functionaris bij vliegmaatschappij Alitalia en nu gepensioneerd, staat bij de oprit van zijn huis. Het is kwart over twaalf in de ochtend: over vier uur komt de Giro voorbij. De laatste keer dat dat gebeurde, is meer dan vijftig jaar geleden – niemand in Scurcola weet meer precies in welk jaar. Langs het parcours hangen trosjes roze ballonnen, de fontein is versierd met bloemen. Een paar weken geleden heeft de gemeente het lokale asfalt nog even opgeknapt.

Dit is wat Italianen entroterra noemen: het achterland. Ver van de kust, ver van de grote steden, ver van waar het gebeurt. Vergeten gebied, onbelangrijk voor de rest van de natie. Behalve vandaag. Voor heel eventjes, een paar minuten misschien, is Scurcola straks het middelpunt van Italië – zoals dat geldt voor alle dorpjes langs het parcours.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Ashikur Mostifihur (midden) en zijn familie langs het parcours. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Ashikur Mostifihur (midden) en zijn familie langs het parcours. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28134048/data132663513-bcd671.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-16.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-14.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-15.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-16.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-17.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/SvfhKuBXcPnpaaCZCr-jTDVzzfs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28134048/data132663513-bcd671.jpg 1920w”>

Ashikur Mostifihur (midden) en zijn familie langs het parcours.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Gianni Damia, oud-functionaris bij vliegmaatschappij Alitalia, voor zijn huis in Scurcola Marsicana. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Gianni Damia, oud-functionaris bij vliegmaatschappij Alitalia, voor zijn huis in Scurcola Marsicana. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28134046/data132663366-86de41.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-20.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-18.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-19.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-20.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-21.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/JuJHOR2NkN4u3d6AFA9bWFdtdyc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28134046/data132663366-86de41.jpg 1920w”>

Gianni Damia, oud-functionaris bij vliegmaatschappij Alitalia, voor zijn huis in Scurcola Marsicana.

Foto’s Rocco Rorandelli

Onder de bewoners van deze streek, zegt Gianni Damia, geldt zijn dorp een beetje als een lachertje. „Kom je uit Scurcola ofzo?” is hier een courante uitdrukking. Er is ook bar weinig waar Scurcola faam aan kan ontlenen. Geen bekende zonen of dochters. Geen overheerlijk lokaal gerecht. De enige historische gebeurtenis van belang was een veldslag in 1268. En die is ook nog eens, volkomen onterecht, opgeëist door Tagliacozzo – het stadje tien kilometer verderop.

Damia groeide op in Scurcola, daarna verhuisde hij naar Rome. Sinds zijn pensioen woont hij weer hier, een deel van de tijd. Het dorp, zegt hij, was in zijn jeugd veel drukker en levendiger dan nu. Scurcola gold als het kloppend hart van de uienteelt in de Abruzzen. „Nu is de grond in handen van grote bedrijven en werken er buitenlanders.”

Het lokale slachthuis sloot ook z’n deuren, evenals een groot deel van de winkels. Als je werk zoekt, kun je eigenlijk alleen terecht in een van de restaurants of winkelcentra in de buurt. Het gevolg: de jeugd vertrekt. Blijven wonen op je geboortegrond, het ideaal voor de meeste Italianen, is in Scurcola bijzonder lastig.

Wie wel bleef, was Gianmarco di Cosimo. Hij staat op het pleintje aan de grote weg. Di Cosimo (35) werkt op het postkantoor en is wielerfanaat. „Al zou je dat niet zeggen”, zegt hij, gebarend naar zijn forse buik, omspannen door een roze Giro-shirt. Di Cosimo is ook zanger en locoburgemeester – een baan die je er in Scurcola gemakkelijk bij kunt doen. Hij wijst naar de drie mannen naast hem: een wethouder (tevens treinconducteur), nog een wethouder en het hoofd van de technische dienst. „Nu heb je het hele gemeentebestuur bij elkaar.” Alleen de burgemeester is er niet: die zit met de vips bij de finish, twintig kilometer verderop.

Op het pleintje hebben zich aardig wat Scurcolani verzameld. De kinderen van de crèche. Ouderen. Een groepje tienermeiden. Langs de weg worden afzetlinten gespannen door de politie. Het is half vier: nog een uur totdat de renners passeren.

Het is niet dat de inwoners van Scurcula zulke wielerfans zijn – ze zien de doorkomst van de Giro vooral als een feestje. „Ik heb liever voetbal of cricket”, zegt Ashikur Mostifihur (15), die met zijn vader en moeder en een ander gezin bij het afzetlint staat. Ze dragen allemaal een wit petje met de naam van een wc-papiermerk – zojuist uit de reclamekaravaan gegrist.

De familie van Ashikur komt oorspronkelijk uit Bangladesh. Zijn vader heeft een marktkraam met sieraden. Eerst woonden ze een dorp verder, in Magliano de’ Marsi, sinds acht maanden hier. Ashikur is tamelijk eerlijk over wat hij van Scurcola vindt: verschrikkelijk. „Er valt niets te beleven hier. In de winter is het vreselijk koud. Alleen maar vijftigplussers die het rustig aan willen doen.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Locoburgemeester Gianmarco di Cosimo (l) en wethouder Francesco Saturni (m) bij de bar van Scurcola Marsicana.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Locoburgemeester Gianmarco di Cosimo (l) en wethouder Francesco Saturni (m) bij de bar van Scurcola Marsicana.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28140950/web-3105ZAT_LEV_giro_voorkeur_3.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-24.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-22.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-23.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-24.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-25.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/aSdwFXuMK0GswiYJeg5fPXgmHzA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28140950/web-3105ZAT_LEV_giro_voorkeur_3.jpg 1920w”>

Locoburgemeester Gianmarco di Cosimo (l) en wethouder Francesco Saturni (m) bij de bar van Scurcola Marsicana.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Locoburgemeester Gianmarco di Cosimo van Scurcola Marsicana. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Locoburgemeester Gianmarco di Cosimo van Scurcola Marsicana. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28134044/data132663595-7e0966.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-28.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-26.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-27.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-28.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/waar-de-koers-passeert-sluiten-de-scholen-een-week-in-het-spoor-van-de-giro-ditalia-29.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/rTaUASaUY-_CWdjnemWaCrG7NgQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/28134044/data132663595-7e0966.jpg 1920w”>

Locoburgemeester Gianmarco di Cosimo van Scurcola Marsicana.

Foto’s Rocco Rorandelli

Het is kwart over vier, de renners komen er nu bijna aan. Locoburgemeester Gianmarco di Cosimo en wethouder Francesco Saturni – halflang geverfd haar, bodywarmer – hebben een strategische plek gekozen op het plein, vanwaar ze alles kunnen overzien. Om Gianmarco’s nek bungelt een fluitje, „om de mensen tot de orde te roepen”. Hij kijkt op zijn telefoon naar de live-uitzending van de RAI.

„Ze zijn in Magliano, nog vijf kilometer!” roept hij. Het geluid van de helikopters is al hoorbaar. Verderop steken een paar mensen rustig over.

Gianmarco: „Ze zijn de gemeentegrens over, ze komen eraan!”

„Allemaal achter de lintjes”, roept Francesco, zelf niet achter een lintje.

Om de hoek verschijnen politiemotoren. Auto’s van de organisatie. Nog meer motoren. En daar zijn de renners! Gejuich, gejoel. Ploegleiderswagens. En dan is het stil.

„Hé, niet doen!”, roept Gianmarco naar een man die oversteekt. „De bezemwagen is nog niet geweest.” Een nieuw plukje renners passeert.

„Pfwieeeet!” blaast Gianmarco op zijn fluitje naar een vrouw die oversteekt. De vrouw steekt nog een keer over.

Nog een plukje renners, die er afgepeigerd uitzien. En dan de bezemwagen.

„Toch weer mooi twee à drie minuten op tv”, zeggen ze in het dorp

„Ik ben tevreden”, zegt Francesco. „Toch mooi twee à drie minuten op de RAI.”

Gianmarco: „Twee à drie minuten? Dat is toch niets?”

Op het plein vertrekken de mensen. De wielerliefhebbers gaan naar de bar om de finish op televisie te bekijken – de Spanjaard Juan Ayuso wint – en een biertje te drinken. De rest gaat naar huis. Binnen een kwartier is het plein verlaten en herinneren alleen de roze ballonnen nog aan de koers.

Over vijftig jaar komt de Giro weer langs in Scurcola.

Publiek langs het Giroparcours in Scurcola Marsicana.

Foto Rocco Rorandelli

Giulianova-CastelraimondoEen dollemansrit door de Marche

Een blikje energiedrank, daarmee begint voor Dimitri Claeys de dag in de auto. Het is zaterdag 17 mei, kwart over twaalf, de achtste etappe van de Giro. Een rit over heuvels en bergen van de regio Marche, in Midden-Italië. Vertrek in Giulianova, een badplaats aan de Adriatische Zee; aankomst in Castelraimondo, een dorpje in de Apennijnen.

Claeys is ploegleider bij Intermarché-Wanty, een bescheiden Belgische ploeg uit de hoogste divisie van het wielrennen. Het is de ploeg van Taco van der Hoorn, die twee dagen geleden nog tweehonderd kilometer in de vlucht reed. In de teambus, bij de voorbespreking, heeft ploegleider Claeys tegen de renners gezegd dat het een zware dag gaat worden. Een typische Giro-rit: op en neer, geen moment rust. De renners, die net een rijstcakeje hebben gegeten en een laatste espresso hebben gedronken en zalf op hun edele delen hebben gesmeerd, knikken.

Nu zit Claeys achter het stuur van de ploegleiderswagen, in de eerste, geneutraliseerde kilometers van de etappe. Hij is een tengere, gladgeschoren dertiger, afkomstig uit Gent. Oud-renner, sinds drie jaar ploegleider. Een kalme persoonlijkheid.

Ready from the start, guys!” zegt Claeys over de radio, die de renners in hun oortjes kunnen horen. De voertaal is Engels: Intermarché is, zoals vrijwel alle teams op het hoogste niveau, een vergaarbak van nationaliteiten.

Claeys trapt het gaspedaal in. Voor aan de koers, buiten ons zicht, is de vlag omhooggegaan: de etappe is begonnen. Het gaat meteen los. Op het tv-scherm in de auto zien we drie renners wegrijden uit het peloton. Vandaag is zo’n dag waarop de ontsnapping een goede kans op slagen heeft: een recept voor onrust, gedrang, gejaag. Gemiddelde snelheid in het eerste uur: 49 kilometer.

Wat meteen opvalt, is hoeveel dingen Claeys tegelijk doet. Luisteren naar de koersradio. Kijken naar een van zijn twee tv-schermen. Berichtjes lezen op zijn telefoon. Overleggen met Andrea, de Italiaanse mecanicien die op de achterbank zit. Ondertussen manoeuvreert hij behendig langs auto’s, motoren en renners – en praat hij vrijwel onafgebroken in de radio.

„Nog twee kilometer tot de top.”

„Bij de volgende rotonde rechts.”

„Vijftien seconden voor de kopgroep!”

Soms praten de renners terug. Ze spreken onderling een codetaal die voor buitenstaanders amper te begrijpen is. Zeggen ze „tachtig”, dan bedoelen ze een bidon met 80 gram koolhydraten. Hebben ze het over een „kicker”, dan bedoelen ze een kort, venijnig hellinkje. „GPM”? Een gecategoriseerde klim – gran premio della montagna.

Dit heb je vaak bij Gerben. Paniek als-ie gelost is. Een erg emotionele jongen. Zie je vaker bij sprinters

Dimitri Claeys
ploegleider Intermarché-Wanty

Gegil van opzij. Naast ons rijdt Gerben Thijssen, een van de renners van Intermarché. Hij is al vroeg gelost, op de eerste beklimming van de dag – en moet huilen van de stress. „Acqua!” roept Claeys tegen Andrea. Water! Hij krijgt een bidon van achteren en geeft hem aan Thijssen. „Rustig blijven, Gerben”, zegt hij door het raampje. „Je zit in een goede groep.”

„Dit heb je vaak bij Gerben”, zegt Claeys. „Paniek als-ie gelost is. Een erg emotionele jongen. Zie je vaker bij sprinters.”

In de radio: „Taco, ben je bij Gerben?”

„Ja.”

„Goed zo. Zorg dat je bij hem blijft.”

We duiken de bochtige afdaling in. Het gaat hard, honderd in het uur. Soms schieten we maar een halve meter langs renners of auto’s, maar Claeys blijft ijzingwekkend kalm. De eerste keer dat hij een volgwagen moest besturen had hij „nog net geen slapeloze nacht”, zegt hij, terwijl hij toetert naar een jurylid op een motor. „Inmiddels vind ik het normaal. Al ben ik na afloop echt kapot.”

Het blijft strijd vooraan in de wedstrijd. Een groepje vluchters wordt bijgehaald, een ander groepje demarreert. De koersradio noemt de namen van vier renners.

„Louis zit in de ontsnapping!” Louis Meintjes is de kopman van Intermarché in de Giro. Een kleine, tengere klimmer uit Zuid-Afrika. „Dit is het, Louis!” zegt Claeys. „Je bent met een mooie groep!” Hij neemt nog een slok van zijn energiedrankje.

„De vlucht heeft twaalf seconden,” zegt de koersradio.

„Twaalf seconden, Louis”, roept Claeys.

De vreugde duurt niet lang. Louis wordt teruggepakt. Even later vertrekt er een andere groep, die al gauw anderhalve minuut heeft. „Dit zal de ontsnapping van de dag zijn”, zegt Claeys zuchtend. Tegen Andrea: „Verdomme, dit is de groep waarin Louis had moeten zitten!”

Langs de kant van de weg staan ploegleiderswagens geparkeerd. Tijd om te plassen. Claeys stapt ook uit. Als hij terug achter het stuur zit („zo, dat was even nodig”), checkt hij nog eens de tijdslimiet van vandaag. 35 minuten.

„Taco, zit je nog bij Gerben?”

En dan, na twee uur chaos en hectiek, daalt er plots een serene rust neer in de volgwagen. We zitten op de Sassotetto, de langste klim van de dag; 13 kilometer aan 7,4 procent. Ineens rijden we vijftien kilometer per uur. Claeys neemt de gelegenheid om een broodje tonijnsalade te eten. Andrea doet een tukje op de achterbank.

Boven op de col: skiliften, plukjes mensen in warme jassen. Na de afdaling maken de kale bergen plaats voor schitterende golvende heuvels. Dit is wat Giro-chroniqueur Dino Buzzati „het meest Italiaanse Italië” noemde, „met steden en dorpen die oud zijn dat ze met het landschap vergroeid lijken, op voet van gelijkheid met een bos of een rots”. Claeys heeft er geen oog voor. Te hectisch.

„Lekke band!” Plots klinkt een krakende stem over de radio. Simone Petilli, een Italiaanse renner van Intermarché, is lekgereden tijdens de afdaling van de Sassotetto. „We komen zo snel mogelijk naar je toe”, roept Claeys. En daar gaan we, in vliegende vaart langs de andere ploegwagens.

Simone staat naast z’n fiets. „Dio cane, in een bocht!”, vloekt Andrea. De auto stopt. Andrea rent naar buiten, een achterwiel in zijn hand. Tien seconden, vijftien seconden – en het wiel zit erin. Andrea geeft Simone nog een zwieperd en stapt weer in de auto. Hij vloekt nog altijd.

Nog twintig kilometer te gaan, de etappe loopt op z’n eind. Simone is terug in de grote groep, die op een minuut of vijf van de koplopers rijdt. Louis zit daar ook. En de rest? Gerben? Taco? Die zitten op twintig minuten, hoort Claeys. Dat moet goedkomen met de tijdslimiet.

Hij gebaart naar zijn schermen. Buitenstaanders, zegt Claeys, denken dat ploegleiders de koers vanuit de wagen volledig controleren. Dat ze hun renners aan een touwtje hebben, via de oortjes. Niets is minder waar – in ieder geval bij Intermarché. „Ik heb eigenlijk heel weinig informatie. Onze radio werkt slecht, zeker als je door bos of bergen rijdt. Die schermen doen het vaak ook niet. Sowieso hebben ze veertig of vijftig seconden vertraging.”

We hebben vier uur gereden. Gemiddelde snelheid in de wedstrijd, ondanks alle beklimmingen: meer dan 40 kilometer per uur. Ook bij Claeys begint de vermoeidheid toe te slaan. Als een fotograaf achter op een motor ons de pas afsnijdt, maakt hij een woest gebaar uit zijn raampje. „Wat nou, klootzak! Je moet in je spiegels kijken!”

Op het laatste klimmetje halen we de ene na de andere geloste renner in. Ze kruipen omhoog. Bij sommigen is het gezicht zo wit als de zoutafzetting op hun koersbroek. „Dit zijn verschrikkelijke dagen op de fiets”, zegt Claeys.

We passeren Simone. Claeys mindert vaart en draait zijn raampje open. „Goed werk vandaag! Hoe is het?”

Het snijgebaar dat Simone bij zijn hals maakt, zegt genoeg.

Het Giropeloton passeert Scurcola Marsicana in
de regio Abruzzo.
Foto Rocco Rorandelli

SienaChaos achter het Piazza del Campo

Er is veel dat de Giro onderscheidt van de Tour de France – voor én achter de schermen. Een van de zaken die meteen in het oog springen: de organisatie is buitengewoon ontspannen.

Waar in de Tour op iedere straathoek een gendarme staat, kun je in de Giro een uur voor de koers nog rustig over het parcours rijden. Een persaccreditatie terwijl de wedstrijd al een paar dagen aan de gang is? Geen probleem. De finishstraat – in de Tour een absolute no-gozone voor schrijvende journalisten – wandel je zonder problemen binnen.

Een ander onderscheid: de aankomstplekken. Het Tourcircus moet in een finishdorp of -stad, hoe prachtig ook, meestal uitwijken naar een neerslachtig bedrijventerrein; het is te omvangrijk. De Giro, kleiner en flexibeler, eindigt midden in de oude binnenstad van Assisi, of naast de Toren van Pisa.

Het Piazza del Campo in Siena is ook een locatie van de buitencategorie. Het schuin aflopende plein met klokketoren, twee keer per jaar decor van de Palio-paardenrace: mooier kun je het niet krijgen in Italië. Het is de aankomst van de negende etappe, deze zondag, 18 mei. Een etappe over de witte grindwegen van Toscane – een verkorte versie van de klassieker Strade Bianche, die hier ieder jaar in maart finisht.

De Belg Wout van Aert wint – en heft brullend zijn vuisten in de lucht, naar de mensen die uit de ramen aan het plein hangen. Na hem druppelen de andere renners binnen – uitgeput, afgepeigerd, bedekt met modder. Ze willen zo snel mogelijk richting hun teambus, die een kilometer verderop staat: douchen, naar het hotel, massage, eten. De eerste week van de Giro zit erop – en het is pittig geweest.

De Giro is kleiner, dus die kan eindigen in Assisi, naast de Toren van Pisa, of een plein in Siena

Zo’n schitterende aankomst in de Giro blijkt ook nadelen te hebben. De combinatie van de ontspannen Italiaanse aanpak en krappe, middeleeuwse stadscentra is namelijk een recept voor chaos.

Daar komt Thymen Arensman, Nederlands renner in Britse dienst. Meteen achter de Piazza del Campo volgt een supersteil straatje, niet afgezet voor het publiek. Arensman valt van zijn fiets. Te zware versnelling, gladde tegels, mensen die in de weg lopen. Zijn verzorger helpt hem overeind. Boven aan het straatje kijkt hij verdwaasd rond. Waarheen in godsnaam?

Verderop staan dranghekken, Arensman rijdt erheen. De gefinishte renners, zo blijkt, moeten een stukje over het parcours rijden. In tegenovergestelde richting, terwijl de koers nog bezig is. Bij een opening in de hekken staat een man in een geel hesje. Hij gebaart Arensman te wachten – er komt net een groepje renners voorbij.

„PALESTINA LIBERA!” Naast de verkeersregelaar staat een groepje pro-Palestijnse demonstranten. Ze hebben sjaals en grote vlaggen. Iedere keer als er renners voorbijkomen, beginnen ze te scanderen. „Stop, stop, stop genocide!”

Arensman mag gaan, een paar andere renners ook. Maar daar komen alweer de volgende gefinishte coureurs aan, onder wie oud-winnaar Primoz Roglic. „Borraccia!” roept een jongetje. Bidon!

„Ho, wacht!” roept de verkeersregelaar tegen Roglic en de rest. Ze houden halt. Een volgend groepje nog niet gefinishte renners flitst voorbij over het parcours.

„PALESTINA LIBERA!” zingen de demonstranten. „Stop, stop, stop genocide!”

Plots een harde sirene. Een ambulance probeert te keren, midden in het publiek. Op het parcours: een nieuw groepje renners.

„Ho, wacht!” roept de verkeersregelaar.

„PALESTINA LIBERA!” zingen de demonstranten.

„Hoelang duurt dit nog?” vraagt een toeschouwer aan de man in gele hesje.

„Tot de koers is afgelopen.”

Het kan nóg erger, vertelt de Nederlandse renner Wout Poels twee dagen later. Hij had pech: na de rit moest hij naar de dopingcontrole. „Toen ik klaar was, waren ze het parcours al aan het afbouwen.” Zonder begeleider werd Poels de overvolle straatjes ingestuurd, waar hij meteen verdwaalde. „Gelukkig kwam mijn ploeggenoot Lorenzo Fortunato er toen aan. Die kon in het Italiaans de weg vragen.”

Poels lacht. „Tja, dat is de Giro. Als de etappe is afgelopen, zoek je het zelf maar uit.”

Foto’s Rocco Rorandelli

PietrasantaWilco is ‘gewoon geen winnaar’

Hagelslag, maiswafels, ketchup. Aan de lunchtafel is duidelijk te zien dat hier een Nederlandse ploeg verblijft. Terwijl het personeel van hotel Colucci in Pietrasanta, een Toscaanse badplaats, de restanten van een Italiaans buffet afruimt, zitten vier renners van Team Visma-Lease a Bike zwijgend te scrollen hun telefoon.

Het is maandag 19 mei, half drie ’s middags. Rustdag. De eerste week zit erop – en de Giro-pleitbezorgers hebben gelijk gekregen. Het was iedere dag koers, verrukkelijk koers. De lange vlucht van Taco van der Hoorn naar Napels. Volop strijd in de Abruzzen. Een uitputtingsslag in de Marche. Spektakel op de strade bianche bij Siena.

Wie een hoofdrol vervulde in de Marche, was Wilco Kelderman. Hij zit verderop op een sofa, in trainingsbroek. Op zijn badslippers staat ‘Wilco’. Jeugdige uitstraling: je zou zeggen dat hij 21 is, niet 34.

Kelderman werd tweede in de etappe. Daarmee voegde hij een nieuw hoofdstuk toe aan een buitengewoon curieuze statistiek uit zijn carrière: het was zijn 159ste toptiennotering op het hoogste niveau van het wielrennen, zonder dat hij ooit een koers won. Al dertien jaar heeft Kelderman nét even pech, blijkt hij nét niet leep genoeg in de finale, is er nét een andere renner die boven zichzelf uitstijgt. Afgelopen zaterdag in de Marche opnieuw: hij zat in de beslissende ontsnapping, oogde ijzersterk, maar de Australiër Luke Plapp ging er op een verrassend moment vandoor – en won.

Het bijzondere aan Wilco Kelderman: hij lijkt er niet mee te zitten. „Ik doe elke dag m’n best en probeer de koers te winnen, maar het lukt gewoon niet”, zegt hij. „Ik ben gewoon geen winnaar. Maar dat boeit me geen ene reet.”

Wil hij niet héél graag toch een keer winnen? „Tja, ik weet het niet. Té graag willen werkt averechts, denk ik. Dan krijg je last van frustratie en faalangst. Dat heb ik in het verleden wel meegemaakt.” Stilte. „Die ene zege zou mijn leven niet completer maken. Ik ben gelukkig, heb een vrouw en twee kinderen.”

Toen Wilco Kelderman profrenner werd, gold hij als het grootste wielertalent van Nederland. Toch werd hij nooit de succesrenner die iedereen in hem zag – mede door een oneindige reeks valpartijen. In de loop der jaren kwamen op zijn pad: een complexe vingerbreuk, een gebroken nekwervel, een beschadigde zenuw, twee hersenschuddingen en vier sleutelbeenbreuken, al dan niet complex – en dat is nog niet eens alles.

Kelderman: „Mijn vrouw zegt weleens: bij de hoeveelheid pech die jij hebt gehad, waren andere renners allang gestopt.”

Iedere keer knokte hij zich terug, iedere keer geraakte hij weer in topvorm. Zoals nu. Hij heeft het gevoel dat er deze Giro méér in zit, zegt Kelderman. „Natuurlijk, waarom niet? Ik ga zeker nog wel een paar dagen van voren zitten.” En weg is hij. Naar zijn vrouw en kinderen, die op hem wachten.

In de eetzaal staan een ober en de bedrijfsleider van hotel Colucci hoofdschuddend naar de Nederlandse hagelslag en sauzen te kijken.

„Weet je wat die gasten eten?” zegt de ober. „Pasta met jam!”

„Dood ga je er niet aan”, zegt de bedrijfsleider. „Maar daar is beslist ook alles mee gezegd.”

Viadana‘Je moet je ogen openhouden’

Vandaag is het peloton nog één keer door de Apennijnen gegaan, de bergrug die het Italiaanse schiereiland van noord tot zuid doorsnijdt. In Viadana, een stadje in de Povlakte, heeft de Nederlandse sprinter Olav Kooij de etappe gewonnen.

In een week tijd is de Giro overgestoken van het ene Italië (zuid) naar het andere Italië (noord). De wegen zijn beter geworden, de accenten verstaanbaarder, de pizza’s dunner. Maar de sfeer rond de karavaan is niet veranderd. De Giro is overal een spiegel gebleken van het land: schitterend, chaotisch en vol tegenstellingen.

In de perszaal in Viadana zit Marco Bonarrigo achter zijn laptop. Of hij zich een beetje vermaakt in deze Giro? „Behoorlijk”, zegt hij. „Ik vermaak me altijd.” Hij blijft dit werk tot zijn pensioen doen, denkt hij, „als ze me er tenminste voor willen betalen”.

Zeker, in de perszaal vindt hij het saai, „maar daarmee heb ik me verzoend.” Vanochtend is hij drie kilo parmezaanse kaas wezen kopen, een paar dagen geleden was hij in een proeflokaal voor biologische wijnen. „Je moet je ogen openhouden. Dan wordt het vanzelf leuk.”

Foto Rocco Rorandelli


Het stadion van Telstar is nog niet klaar voor de Eredivisie: ‘Maar sportief gezien komt promotie nooit te vroeg’

In de Zeewegbar in het centrum van IJmuiden heeft eigenaresse Odette Otte het dezer dagen druk. Het is dé plek waar fans van Telstar al decennia samenkomen. Een ouderwetse kroeg met pooltafel, gokkasten, een rad van fortuin en posters van Elvis. Fans zonder kaartje voor de wedstrijd tegen Willem II, deze donderdag, kunnen die op drie grote schermen volgen. Fans mét kaartje lopen gezamenlijk de zeshonderd meter van de Zeewegbar naar het stadion, kort voor het eerste finaleduel in de play-offs voor een plaatsje in de Eredivisie. Zondagavond is de return in Tilburg.

Donderdag worden er zo’n negentig supporters verwacht, vertelt Otte, die nog aan het bijkomen is van de 2-1 overwinning op Den Bosch van vrijdag, en tot die tijd gesloten is. De bezoekers buiten niet meegeteld. „Dan zetten we de pooltafel aan de kant en wordt het een hele vrolijke boel.” De saamhorigheid is bijzonder, vindt ze, bij een overwinning schalt het clublied – ‘Telstar’ van The Tornados – door de boxen.

De meeste fans zijn volgens haar optimistisch over de kans op promotie naar de Eredivisie, voor het eerst sinds 1978. Met de financiële en praktische gevolgen – het stadion moet worden uitgebreid, het kunstgras vervangen en de veiligheid opgeschaald – is bijna niemand bezig, zegt Otte. „De overgrote meerderheid wil daar nog niet aan denken.”

Wie daar ook niet mee bezig wil zijn is Cor Varkevisser, tussen 2010 en 2016 keeper van Telstar, en sinds 2019 eigenaar van Staal, een populair Grand Café aan het grootste plein van IJmuiden. „Nu is het nog één en al positiviteit”, zegt hij. „Als Telstar promoveert – wat heel bijzonder zou zijn – willen fans pas gaan nadenken over de gevolgen.”

En daarbij, zegt hij, is Telstar al langer bezig met een upgrade. De club doet de laatste tijd veel aan merchandise en de werving van nieuwe sponsoren. Schoolkinderen mogen gratis naar wedstrijden, mits een ouder tegen betaling meegaat. En afgelopen najaar werd een horecaplein achter de Oosttribune geopend. Dingen die er in zijn tijd als keeper – en later keeperstrainer – niet waren. „De belangstelling voor Telstar wordt steeds groter. Ik heb nog nooit zo veel mensen in het stadion gezien.”

Geen echte harde kern

Telstar heeft geen echte harde kern, vertelt hij, maar wel een groep van vijftien, twintig trouwe supporters, die naar álle wedstrijden reizen, in voor- en tegenspoed. Daar zijn de afgelopen weken honderden supporters bijgekomen, zegt Varkevisser. „Bij De Graafschap uit, begin mei, zaten zo’n honderd fans van Telstar. Bij Den Haag uit, half mei, vierhonderd. Tegen Den Bosch uit, een week later, vijfhonderd. Ik hoorde dat het aantal seizoenkaarten ten opzichte van vorig jaar is verdubbeld.”

De dag na de overwinning op Den Bosch werd hij in IJmuiden voortdurend aangesproken op straat. ‘Kun jij aan kaartjes komen?’ Normaal lopen mensen met een jas over hun Telstar-shirt, zegt hij. Nu lopen ze jas-loos met de borst vooruit.

Daarom is het heel zuur wat er tijdens het play-offduel van vrijdag gebeurde. „Ik stond op de hoofdtribune, iedereen was blij. Eerst werd omgeroepen dat niemand het veld op mocht, vervolgens stormden een paar Telstar-supporters vanachter het doel het veld op. De fans van Den Bosch voelden zich geprovoceerd. De politie was er niet snel genoeg bij. Gevolg: het eerste half uur na de wedstrijd leek het of we met 6-0 verloren hadden.”

De nare smaak is inmiddels goeddeels verdwenen. Hij is optimistisch over de kans op promotie. „Ik ben ook keeper van Sparta geweest, en heb daar vanuit de Eredivisie een degradatieduel moeten spelen. Dat geeft een veel zwaardere druk dan de druk die de spelers van Telstar nu voelen. Ik hoop dat ze daarvan kunnen profiteren. Als ze donderdag een weergaloze wedstrijd spelen, is dat een goed uitgangspunt voor de wedstrijd van zondag.”

Witte Leeuwen

Op een oud landgoed in Velsen is het stadion van Telstar gevestigd. Bij de oprit van de parkeerplaats en in de ontvangsthal staan witte leeuwenbeelden, verwijzingen naar de bijnaam van de club. Op het veld werkt de selectie dinsdagmiddag partijtjes af, tijdens de laatste publieke training voor de pers. Vooraf is journalisten meegedeeld dat de club niet meer ingaat op de rellen van afgelopen vrijdag. Telstar treft wel extra veiligheidsmaatregelen. Zo zijn werklieden een deel van de middag bezig met het plaatsen van hekken voor het uitvak. Donderdag staan er ook extra beveiligers.

Van een gespannen sfeer is tijdens de training geen sprake. De spelers delen plaagstootjes uit en juichen uitbundig na doelpunten. Ook Telstar-topscorer Youssef El Kachati, negentien doelpunten dit seizoen, is „totaal niet zenuwachtig” voor de twee duels tegen de Tilburgers. „Tijdens wedstrijden wisselen we veel van positie. Dat zal Willem II veel moeite kosten.”

De 25-jarige El Kachati speelde voorheen bij de amateurs van Quick Boys uit Katwijk, en maakte in 2023 de overstap naar Telstar. „In de hoop dat ik ooit op het hoogste niveau mag voetballen. Of net als Zakaria Eddahchouri de overstap kan maken naar een geweldige club.” Oud-teamgenoot Eddahchouri, in 2023 door Telstar opgepikt bij de amateurs van Koninklijke HFC Haarlem, scoorde in de eerste helft van het huidige seizoen zeventien keer, het meest van alle spelers in de eerste divisie. Reden voor de Spaanse eerstedivisionist Deportivo de La Coruña om de topschutter afgelopen winterstop over te nemen.

Promotie of niet, ook de kans dat de transfervrije El Kachati na dit seizoen vertrekt is groot. Volgens Voetbal International hebben Schalke 04 en het Oostenrijkse Austria Wien interesse getoond. „Na zo’n goed seizoen sta je mega in de picture als Telstar. Dus ik denk dat mijn goede prestaties ook niet onopgemerkt zijn gebleven”, wil El Kachati daarover kwijt.

Voor Telstar-trainer Anthony Correia zijn de (mogelijke) transfers geen reden voor treurnis. „Zolang we niet het budget van club X kunnen aanbieden, zijn we gewoon een springplank. Die rol moeten we omarmen. Maar de spelers moeten wel heel hoog willen springen. Anders pas je niet bij Telstar”, zegt hij na afloop van de training.

Correia, gehuld in een zwart trainingspak, heeft zijn spelers „wel eens frisser” gezien, geeft hij toe. „Maar dat lijkt me niet meer dan logisch na de 120 minuten van afgelopen vrijdag.” Desondanks is er niet rustig getraind, zegt hij. „We proberen normaal te blijven doen.”

Parfum

Telstars grootste voorlaatste sportieve succes, sinds de eeuwwisseling, was de zesde plaats in het seizoen 2017-2018. Toen strandde de club in de tweede ronde van de nacompetitie. In de overige seizoenen belandden de Witte Leeuwen geregeld (onderin) het rechterrijtje. Als Telstar al in het nieuws kwam, ging het vooral om publiciteitsstunts. Neem de lancering van de parfum Frankie Number Six, vernoemd naar aanvoerder Frank Korpershoek, die zijn hele vijftienjarige profcarrière bij Telstar speelde.

Ook adverteerde de club eens paginagroot in Voetbal International met een busreis van station Haarlem naar het stadion, om meer publiek te trekken. Onderdeel van het ‘cult-arrangement’ was een ‘openluchtreceptie op het mooiste kunstgrasveld van Nederland’.

Het moet wel wat meer over voetbal gaan, zei de nieuwe algemeen directeur Leon Annokkée in de zomer van 2023 tegen de aandeelhouders, kort na zijn aanstelling. Oftewel: meer geld naar spelers. Volgens hem was mikken op de top-25 van Nederland een realistische doelstelling: af en toe meedoen in de nacompetitie van de eerste divisie. Met de finaleplaats van dit seizoen had niemand bij de club rekening gehouden.

Telstar-verdediger Dewon Koswal (links) in actie tegen FC Den Bosch. Foto EYE4images

Door het relatief lage spelersbudget van circa een miljoen, moet Telstar inventief zijn, stelt technisch manager Peter Hofstede in de kantine boven de hoofdtribune. Zo werd bijvoorbeeld de lang geblesseerde Danny Bakker van NAC Breda aangetrokken. „Nu is hij een van onze beste spelers.”

In de nabije toekomst wil Telstar „een tweede stap” zetten: spelers langer aan de club binden. „Daar lopen we nu wel tegenaan”, geeft Hofstede toe. Tegelijkertijd zijn langere contracten risicovoller en kostbaarder. „Nu roept iedereen: had El Kachati voor vijf jaar vastgelegd. Maar dat is makkelijk. Wij moeten vooraf kijken.” Een technische begroting voor de Eredivisie is nog niet in de maak. „We wachten zondag af.”

Sportief gezien vindt Hofstede dat de Eredivisie „nooit te vroeg” komt. Maar qua faciliteiten moet er nog veel gebeuren, erkent hij. Het vervangen van de kunstgrasmat voor een grasveld met veldverwarming kost circa een miljoen. En voor trainingen moet de selectie in zo’n geval uitwijken naar omliggende velden, om de grasmat niet te overbelasten. Promovendus FC Volendam startte eerder dit jaar een inzamelingsactie, omdat het die kosten niet zelf kon opbrengen. „Daarbij lopen we het risico om weer te degraderen.”

Odette Otte van de Zeewegbar heeft „heel veel vertrouwen” in een goede afloop. Ze wijst naar de foto van haar overleden vader achter de bar, die ook een voetbalhart had, en „altijd meekijkt”, in goede en slechte tijden. Hij had er niet anders over gedacht, zegt ze.


De Giro d’Italia beleeft zijn spannendste editie in jaren, dankzij het ontbreken van Pogacar

Een favoriet die verslagen afstapt. Een andere favoriet die op minuten wordt gereden en de eindzege kan vergeten. Een majestueuze aanval op de roze trui. De drager die knakt maar de trui behoudt. En na de finish: een algemeen klassement waarin de top-drie binnen een halve minuut van elkaar staat.

Het viel amper bij te houden wat er dinsdag allemaal gebeurde op de flanken van de Santa Barbara en de San Valentino, twee cols in de zuidelijke Dolomieten nabij het Gardameer. Er werd gekoerst met gusto en zonder terughoudendheid, door alle ploegen – een feest om naar te kijken. En daarmee was etappe nummer zestien, een loodzware bergrit over vier beklimmingen, exemplarisch voor de de Giro d’Italia van 2025: de spannendste en meest onvoorspelbare editie in jaren.

Dat deze Ronde van Italië zo’n spektakel vormt, is aan twee dingen te danken. Ten eerste: het parcours. Dat is minder pittig dan gewoonlijk bij de Giro, met eigenlijk alleen zware bergetappes in de derde week. Vooraf kreeg koersdirecteur Mauro Vegni hier de nodige kritiek op: zou het geen zouteloze vertoning worden, een vlees-noch-vis-Giro? Het tegendeel blijkt waar. Doordat het parcours veel ‘tussenetappes’ heeft, kon de strijd lang openblijven.

Oorzaak nummer twee voor het spektakel: er ontbreekt een dominante kandidaat voor de eindzege. Vorig jaar was de Giro een prooi voor Tadej Pogacar, de beste wielrenner ter wereld. Hij reed vanaf dag drie in de roze trui en gaf die niet meer af. In het eindklassement had hij een voorpsprong van 9:56 minuten op de nummer twee – het grootste verschil in de Giro sinds 1965.

Isaac Del Toro kreeg maandag de steun van de teamleiding.

Foto Luca Bettini/AFP)

Mexicaans talent

Dit jaar liet Pogacar de corsa rosa aan zich voorbij gaan. En dus verscheen er bij de start in Albanië, twee weken geleden, een brede waaier aan titelkandidaten – onder wie vijf oud-winnaars. Ze maakten er in de eerste twee weken een spektakelstuk van: in de bergen van Abruzzo, tijdens een etappe over de Toscaanse strade bianche en op de monsterlijke Monte Grappa in de regio Veneto, afgelopen zondag. Met vijf dagen te gaan tot de slotrit in Rome ligt de strijd om het algemeen klassement nog altijd helemaal open – zo leuk is wielrennen dus als heerser Pogacar ontbreekt.

Dat het zover kwam, heeft te maken met de koerstactiek van Pogacars ploeg UAE, het rijkste en sterkste team in het wielrennen. Sinds twaalf dagen rijdt een van hun renners, Isaac del Toro, in de roze trui. Het Mexicaanse talent, 21 jaar oud en pas bezig aan zijn tweede seizoen als wielerprof, sloeg zijn slag met een brutale aanval op de strade bianche bij Siena. Sindsdien behield hij de leiding, schijnbaar moeiteloos en met gogme.

Alleen: al die tijd had de leiding van UAE geen vertrouwen in zijn eigen rozetruidrager. Een week lang werd gegokt op zowel Del Toro als de Spanjaard Juan Ayuso (22), die naar voren was geschoven als kopman. Dat leidde soms tot bizarre situaties in de koers. Zoals afgelopen zondag op de Monte Grappa, toen Del Toro vooruit raakte en zijn eigen ploeg de achtervolging inzette. Ideaal voor de andere klassementsrenners, die zelf geen extra inspanningen hoefden te leveren.

Afgelopen maandag, op de rustdag, maakte UAE dan eindelijk zijn keuze bekend. „Isaac is onze leider”, sprak ploegleider Fabio Baldato tijdens een online persconferentie, een glimlachende Del Toro aan zijn zijde. Ayuso, die op de rustdag een week eerder nog naast Del Toro had gezeten, ontbrak.

Machtige demarrage

Het leek erop dat het salomonsoordeel van de ploegleiding Ayuso dinsdag in de benen was gaan zitten. Veertig kilometer voor de finish, op de derde beklimming van de dag, brak hij – en verloor uiteindelijk bijna vijftien minuten. Eerder in de etappe was een andere favoriet, oud-winnaar Primoz Roglic (Slovenië), al afgestapt na een val in de stromende regen. Zijn kansen op de eindzege waren sinds het weekend al verkeken.

Voor UAE werd het een rampzalige dag: op de slotklim, de achttien kilometer lange San Valentino, kwam Del Toro óók in de problemen. Hij kon niet volgen toen de Ecuadoriaan Richard Carapaz, Giro-winnaar in 2019, een machtige demarrage plaatste. Del Toro wist het roze uiteindelijk te behouden, maar met slechts 31 seconden voorsprong op Carapaz, die nu derde staat. Del Toro’s marge met de nummer twee, de Brit Simon Yates, is 26 seconden.

Zo ligt de Giro, met drie bergetappes te gaan, nog volledig open. Geen enkele ploeg slaagt erin de koers te controleren – ook UAE niet. Zeker vijf renners maken nog kans op de eindzege: behalve de top-drie ook de Canadees Derek Gee, de Italiaan Damiano Caruso en misschien zelfs Egan Bernal uit Colombia, nóg een oud-winnaar, die dit seizoen een opmerkelijke heropleving kent.

Voor gastland Italië bracht de zestiende etappe verlossing. Het is beroerd gesteld met het Italiaanse wielrennen: al negen jaar heeft de Giro geen winnaar van eigen bodem gehad – niet eerder vertoond. Zondag werd nog een ander kwestieus record verbroken: zeventien opeenvolgende dagen zonder Italiaanse ritzege – ook zonder precedent in de 116-jarige geschiedenis van de Giro. Die reeks werd dinsdag doorbroken door etappewinnaar Christian Scaroni uit Brescia. En, bij wijze van goedmakertje: ook de nummers twee en drie van de dag waren Italianen.


Gymdocenten zien jongeren steeds minder sporten. ‘Doe een stap naar links en vang die bal!’

Nahim Afani, docent lichamelijke opvoeding op het Terra Nova Montessori Lyceum in de Amsterdamse wijk IJburg, is op het sportveld bezig met het klaarzetten van honken. Op het programma staat ‘kickbal’: een variant op softbal. Het miezert en Afani weet wat dat doorgaans betekent: gezeur. Zijn vermoeden wordt al snel bevestigd wanneer de eerste leerlingen van klas 1D havo/vwo arriveren. „Meester, hebben we uitval?” klinkt het.

Nog drie keer wordt gevraagd of de gymles niet kan worden afgelast, maar Afani houdt voet bij stuk. Met aanstekelijke energie begint hij de les, het werkt. Niemand lijkt zich nog te bekommeren om de regen. Langs het veld staat docent Nikki Eijtjes (35) met bewondering naar haar collega te kijken. Zij geeft gymlessen in de bovenbouw. „Die leerlingen had ik met dit weer het veld niet op gekregen,” merkt ze op.

Die observatie ligt in lijn met recent onderzoek van sportkoepel NOC-NSF: Zo Sport Nederland een jaarlijks rapport dat onderzoek presenteert naar sporten in Nederland.

De onderzoekers stelden onlangs vast dat jongeren tussen de dertien en negentien jaar in 2024 minder vaak aan sport deden dan het jaar daarvoor. 66 procent van de jongeren deed in 2024 wekelijks aan sport, een procentpunt minder dan in 2023. Veelzeggend is het contrast met 2018, voor de coronapandemie, toen dit percentage nog op 77 procent lag.

Opvallend is de terugval bij de jongens in deze leeftijdsgroep. Onder hen was de afgelopen jaren juist een stijging te zien, tot vorig jaar. In 2024 sportte 67 procent van de jongens wekelijks, tegenover 71 in 2023. Daarmee volgen de jongens nu de al langer zichtbare dalende trend van de meisjes in dezelfde leeftijdscategorie: ze sporten minder vaak.

Docent Eijtjes ziet de gevolgen in haar lessen. Haar leerlingen zijn volgens haar in de loop der jaren veranderd: „op motorisch vlak is het er niet beter op geworden.” Dat blijkt ook vrijdagochtend op IJburg, waar een leerlinge drie pogingen nodig heeft om de voetbal in een rechte lijn vooruit te rollen. „Dat moet je in de brugklas écht wel kunnen”, aldus Eijtjes.

Bewegingsarmoede

Chris van Klompenburg, al 27 jaar gymleraar, kaart telefonisch hetzelfde probleem aan. De docent aan het Panora Lyceum in Doetinchem beschrijft hoe bij een potje softbal de bal op een van zijn leerlingen afkomt. „De leerling kijkt naar de bal, maar blijft stilstaan,” vertelt Van Klompenburg. Hij herinnert zich nog dat hij op het punt stond om te roepen: „doe een stap naar links en vang die bal!” Toch hield hij zich in. „Ik wilde de leerling niet onzeker maken.”

De bewegingen die zijn leerlingen maken, zijn voor Van Klompenburg soms amper te volgen. „Ik vraag me wel eens af: van welke planeet komen jullie?” Wat eraan ten grondslag ligt, zo denkt Van Klompenburg: „bewegingsarmoede. Daardoor hebben ze vaak moeite met vangen, gooien of het begrijpen van een spel.”

Een mogelijke oorzaak hiervan is dat middelbare scholieren minder vaak sporten, denkt Van Klompenburg. De belangrijkste barrière voor jongeren om niet te sporten is tijdgebrek (26 procent), blijkt uit het rapport. Daarnaast twijfelen veel jongeren over welke sport bij hen past; bijna een op de vier (23 procent) weet niet goed wat ze willen doen. 22 procent van de jongeren vindt dat ze al genoeg bewegen en een op de vijf ziet het nut van sporten niet in, aldus de cijfers van NOS-NSF.

‘Zorgwekkende trend’

Onder jongens vormt die laatste reden een belangrijke drempel: in de afgelopen drie jaar werd dit door gemiddeld een kwart van de jongens tussen 13 en 19 jaar als grootste barrière genoemd.

„Een zorgwekkende trend”, zo noemt Guido Davio, directeur breedtesport bij NOC-NSF, de uitkomsten. „We zien in algemene zin een toename van mentale problemen, Nederlanders worden zwaarder en er is minder sociale verbondenheid.” Hoewel hij waarschuwt voorzichtig te zijn met het leggen van causale verbanden, stelt hij: „Sport en beweging  kunnen een deel van de oplossing zijn.”

NOC-NSF wil het probleem aanpakken door onder andere het sportaanbod beter te laten aansluiten bij de behoefte van deze doelgroep. „Het spelen bij een club kost bijvoorbeeld veel tijd,” het gevolg is volgens Davio, „stoppen bij de club en naar de sportschool.” Door samenwerking met sportbonden en ondernemers hoopt de directeur deze twee vormen van sport bij elkaar te brengen en zo jongeren bij de club betrokken te houden.

Nikki Eijtjes‘Laatst liet ik een klas 6 vwo ‘Tien tellen in de rimboe’ spelen’

Gymdocent op het Terra Nova Montessori Lyceum in Amsterdam, geeft 15 jaar les.

„Al jaren krijg ik dezelfde vraag: ‘Juf, waarom moeten we dit nou doen?’ Dan leg ik uit dat je inderdaad zelden een salto hoeft te maken tijdens een sollicitatiegesprek, maar dat als je sporten leuk vindt en ermee doorgaat, je gezonder leeft. En een gezonder leven betekent minder snel ziek worden – uiteindelijk ook prettig voor je baas, voeg ik er dan met een knipoog aan toe. Meestal vinden ze dat wat vergezocht.

Als docent lichamelijke opvoeding voel ik mij verantwoordelijk om leerlingen te laten inzien wat het nut is van bewegen. Sporten is goed voor je gezondheid, maar ook voor je mentale welzijn. Laatst liet ik een klas 6 vwo het verstopspelletje ‘Tien tellen in de rimboe’ spelen – kinderen van zeventien en achttien, ze vonden het geweldig. Kinderen hebben het druk, en tijdens de gymlessen kunnen ze even ontladen en ontspannen. Als ze plezier ervaren, vergroot dat hun intrinsieke motivatie, en dat helpt hen uiteindelijk ook om op latere leeftijd te blijven sporten.

Toch is het lastig voor middelbare scholieren om vooruit te kijken en de gevolgen van hun gedrag te overzien – dat kunnen ze simpelweg nog niet. Daarnaast komen ze in de puberteit, ze moeten hun lichaam opnieuw leren kennen. Ook is het voor pubers belangrijk om zich te bewijzen tegenover vrienden en vriendinnen. Sport confronteert hen direct met hun fysieke vaardigheden, en dat schuurt soms met die bewijsdrang.”

Lars de Graaf‘Soms heb ik voor de les een inloopspreekuur van een kwartier’

Gymdocent op de De Werkplaats in Bilthoven, geeft 11 jaar les.

„Wat mij het meest opvalt, is dat niet alleen de motorische vaardigheden achteruit gaan, ook de mentale weerbaarheid. Uiteraard zijn er nog steeds kinderen die erg sportief zijn, maar de middengroep is in mijn ervaring aanzienlijk gegroeid.

Dit merk ik aan de hoeveelheid kinderen die zich willen afmelden voorafgaand aan de les. In de meest extreme gevallen heb ik een inloopspreekuur van een kwartier, waarin kinderen onder de les uit proberen te komen.

Een maatregel die wij op school hebben genomen is een cijfer voor inzet. Iedere les worden de kinderen beoordeeld op hun motivatie. In sommige gevallen is dat het enige wat ervoor zorgt dat ze in beweging komen.

De smartphone is onlosmakelijk verbonden met het minder bewegen van kinderen. Ze groeien op in twee werelden: de fysieke wereld en de online wereld. Door die constante stroom van dopamine uit de online omgeving raken jongeren vermoeider en overprikkeld. Het lijken wel dopaminejunkies. Dat zorgt ervoor dat ze minder energie hebben, ook om te sporten. Bij ons op school mogen onderbouwleerlingen geen telefoon meer meenemen. Alleen al daardoor zie ik meer leerlingen bewegen. Dat is een goed begin.”

Chris van Klompenburg‘Veel leerlingen worden zonder ruggengraat opgevoed’

Gymdocent op het Panora Lyceum in Doetinchem, geeft 27 jaar les

„Het verschil met vroeger zie je niet meteen, maar ik merk wel dat veel kinderen zonder ruggengraat worden opgevoed. Ze krijgen niet meer die schop onder hun kont die je soms nodig hebt om door te zetten. Zeker bij leerlingen op het atheneum: dan melden ouders hun kind af voor gym, omdat ze dat minder belangrijk vinden dan Engels of wiskunde.

Ik wil dat het klassenklimaat in mijn gymlessen veilig is, zodat ook leerlingen die minder goed in sport zijn toch mee durven doen. We geven ook extra gymlessen, een soort bijles. Daarin zie ik leerlingen grenzen verleggen. ‘Nu durf ik een koprol te maken’, zeggen ze bijvoorbeeld.

Ook probeer ik leerlingen bij te brengen wat het belang is van bewegen. In de vierde klas lopen de leerlingen een hardlooptest met hartslagmeters. Dan bespreken we wat het betekent als je hartslag afwijkt, hoe calorieverbranding werkt en waarom sporten belangrijk is. Wanneer je bewegingen traint, worden de zenuwverbindingen in je hersenen sterker en beter.

Leerlingen weten vaak niet welke sporten er allemaal zijn. Daarom probeer ik op school een zo breed mogelijk aanbod te bieden: volleybal, tafeltennis, turnen, spelvormen binnen en buiten, om leerlingen te laten ontdekken welke sport ze leuk vinden. Als er geen gym zou zijn, zouden veel kinderen niet sporten.”


Inhalen bij de Grand Prix van Monaco blijft onmogelijk

Een Formule 1-race die zo saai en kluchtig was dat zelfs de deelnemers hun excuses ervoor aanboden: dat was de Grand Prix van Monaco afgelopen zondag. Lando Norris won de ruim anderhalf uur durende optocht, waarin welgeteld één keer werd ingehaald, terwijl een plan van de F1-organisatie om de strijd dit jaar spannender te maken, kolderieke taferelen opleverde.

Wat hield dat plan in?

Omdat de Formule 1 op het krappe stratenparcours in Monaco al langer met een inhaalprobleem kampt, leek het wereldautosportbond FIA een aardig idee om de coureurs dit jaar in Monaco verplicht twéé pitstops voor nieuwe banden te laten maken. Normaal gesproken is het in het prinsdom ruim voldoende om één keer banden te wisselen (het verplichte minimumaantal tijdens alle races). Een extra stop, zo was de gedachte, zou meer tactische variatie opleveren. En omdat inhalen in Monaco eigenlijk alleen mogelijk is door de tegenstander met pitstops tactisch af te troeven, zou het pitstopplan dus meer spanning moeten opleveren.

Directe aanleiding was de race van vorig jaar, misschien wel de meest tergende Monaco-editie ooit. In de eerste ronde werd de race stilgelegd wegens een crash. Alle rijders wisselden tijdens die onderbreking hun banden, en hoefden na de hervatting dus geen pitstops meer te maken. Daardoor finishte de complete top tien in de volgorde waarin ze was gestart.

Waarom is inhalen zo lastig in Monaco?

Het volledig door vangrails omzoomde circuit is extreem smal en bochtig. Moderne F1-wagens hebben lange rechte stukken gevolgd door scherpe bochten nodig om in te halen – Monaco biedt exact nul van dat soort plekken.

Daarom is Monaco al decennia het parcours waar het minste wordt ingehaald. Wie niet snel is, moet breed zijn – dat wil zeggen: zijn auto zó pontificaal op de weg positioneren, dat er fysiek letterlijk geen ruimte is om er voorbij te rijden. Zo kon Ayrton Senna in 1992 de veel snellere Nigel Mansell van de overwinning houden.

Waar inhalen in Monaco destijds lastig was, maar soms nog wel haalbaar, is het nu nagenoeg onmogelijk. F1-wagens zijn namelijk groter dan ooit. Vijfenhalve meter lang, ruim een meter meer dan twintig jaar geleden, en zo’n 20 centimeter breder. Het maakt de Grand Prix van Monaco, voor het eerst gehouden in 1929, in feite tot één groot anachronisme, dat op de F1-kalender totaal uit de toon valt tussen de ruim opgezette permanente circuits en moderne stratenparcoursen over brede boulevards.

Monaco staat enkel nog op het programma vanwege de historie en de prestige. En voor de coureurs is Monaco hét adrenalinemoment van het jaar. De kwalificatie althans, wanneer inhalen geen rol speelt en ze simpelweg zo hard proberen te rijden als ze kunnen: met 170 kilometer per uur gemiddeld, en 270 maximaal, racen ze dan door straatjes waar je normaal 50 mag.

Hoe pakte het pitstopplan uit?

Niet zo best. Alle tactische spanning werd uit de race gezogen door de sluwe werkwijze van Williams en Racing Bulls. Beide teams gaven één van hun twee coureurs opdracht expres langzaam te gaan rijden, en zo de rest van het veld op te houden, zodat de ander ervandoor kon rijden om zonder positieverlies zijn pitstops te maken. De rijdende wegblokkades gingen soms wel vier seconden per ronde trager dan gebruikelijk en werden nog steeds niet ingehaald. Dat kan alleen in Monaco.

Op zich was de list van Williams en Racing Bulls de afgelopen jaren al vaker toegepast. Maar door de twee verplichte pitstops was het effect veel erger: de blokkeerders moesten de boel nog langer ophouden, om hun teamgenoten tijd te geven voor niet één, maar twee pitstops.

Zo reden uiteindelijk alleen de eerste vijf coureurs snel in de rondte. Verder vormde het merendeel een slang van (relatief) traag voorthobbelende F1-wagens. Vanaf de negende plek werden alle rijders liefst twee keer op een ronde gezet door de leiders. In de allerlaatste ronde was er pas een inhaalactie: Lance Stroll ging bij het uitkomen van de tunnel voorbij Nico Hülkenberg.

„Excuus aan iedereen die heeft zitten kijken”, zei Williams-rijder Alexander Albon na afloop. Williams-teambaas James Vowles was ook niet trots: hij zei via een appje sorry tegen zijn Mercedes-collega Toto Wolff. Volgens Max Verstappen, die vierde werd, had de race niets meer met de Formule 1 te maken. „Het leek wel Mario Kart. Misschien kunnen we ook met bananen gaan gooien.”

Hoe moet het nu verder met Monaco?

Mercedes-coureur George Russell opperde alleen nog maar de kwalificatie te rijden, en de hele race gewoon te schrappen. „Dat vinden wij het leukst, dat vinden [de kijkers] het leukst. En 99 procent van de mensen hier in Monaco zitten champagne te drinken op hun jacht, dus hen kan het niets schelen.”

Een andere optie, ook nu weer genoemd door Verstappens teambaas Christian Horner, is het aanpassen van het circuit, dat sinds 1929 nauwelijks is gewijzigd. „Er moet gewoon één plek zijn waar je kunt inhalen. […] We komen allemaal graag naar Monaco, maar alles moet op een gegeven moment met z’n tijd meegaan.”

Zulke ingrijpende plannen zullen er niet snel doorheen komen. Een lichtpuntje is dat de auto’s volgend jaar kleiner worden, al zullen de 20 centimeter lengte- en 10 centimeter breedtebesparing ook geen wereld van verschil maken.

Kortom: zeker tot 2031, het jaar waarin Monaco’s huidige contract afloopt, hoort de jaarlijkse slaapverwekkende parade aan de Côte d’Azur erbij.


Arsenal-vrouwen na 18 jaar winnaars Champions League

Tachtig minuten lang zit coach Renée Slegers (36) als de rust zelve op de bank. Ze ziet hoe de Arsenal-vrouwen het bij fasen heel moeilijk hebben tegen FC Barcelona, de grote favoriet in de Champions League-finale in Lissabon. Zoals in de 49ste minuut, als keepster Daphne van Domselaar kansloos is na een uithaal van Clàudia Pina, maar de bal tot haar opluchting op de lat ziet ploffen.

Er is ook een korte fase, in de eerste helft, waarin haar ploeg de betere is. Arsenal oefent druk uit, en Barcelona komt met de schrik vrij als een eigen doelpunt van verdedigster Irene Paredes wordt afgekeurd vanwege buitenspel. Zó ziet Slegers haar ploeg graag spelen: met overtuiging en wilskracht. De individuele kwaliteiten van speelsters zijn dan naadloos op elkaar afgestemd.

Tijdens de op en neer golvende wedstrijd zit Slegers ogenschijnlijk kalm op de bank, met haar wijsvinger tegen haar kin, maar in het laatste kwartier wordt ze onrustig. Haar gouden wissel, Stina Blackstenius, heeft net gescoord, na een afgeslagen corner. Een beetje tegen de verhoudingen in staat Arsenal op voorsprong. Zou het dan toch gaan lukken?

Herstart

Slechts één keer heeft Arsenal (als enige Engelse ploeg) de Champions League gewonnen. Maar dat was in 2007, nog voor het vrouwenvoetbal zo’n grote vlucht nam. Voordat Barcelona en Olympique Lyonnais de buit verdeelden. Want zo ging het de afgelopen jaren steeds. Tussen 2016 en 2020 won Olympique. Daarna Barcelona, toen weer Olympique. En in 2023 en 2024 weer Barcelona.

Maar Slegers had de afgelopen maanden laten zien dat ze niet te onderschatten is. Onverwacht snel had ze voor een herstart gezorgd, na het vertrek van de Zweedse coach Jonas Eidevall, in oktober vorig jaar. Ze zou het eigenlijk tijdelijk overnemen (sinds 2023 was ze assistent), maar het ging zó voorspoedig dat ze in januari definitief als hoofdcoach werd aangesteld.

Ze heeft iets van Arne Slot, de succescoach van de mannenploeg van Liverpool, zei voetbalanalist Leonne Stentler deze zaterdag in NRC. Slegers weet haar ideeën goed aan de groep over te brengen, zei Stentler. „Het draait niet alleen om wat je ziet of bedenkt, maar vooral om hoe je het geloofwaardig overbrengt. De speelsters moeten je kunnen en willen volgen.”

Dat die aanpak werkt, bleek in Lissabon. Omdat Slegers rust uitstraalde, wist haar ploeg het hoofd koel te houden, zo leek het. Zoals in de halve finale tegen Olympique Lyonnais óók gebeurde, toen Arsenal uit met 4-1 won, nadat het thuis met 1-2 had verloren.

Momentum

In Lissabon is het tijdens de zeven minuten extra tijd af en toe billen knijpen, maar terwijl de tijd wegtikt, breekt de lach door bij de speelsters van Arsenal langs de kant. Als het laatste fluitsignaal heeft geklonken, kijkt Slegers van een afstandje toe hoe haar speelsters elkaar geëmotioneerd in de armen vallen. Daarna trekt ze een sprintje over het veld met spits Alessia Russo.

„Geweldig”, jubelt Russo door de tranen heen tegen TNT Sports. „We wisten dat we in deze wedstrijd zouden moeten lijden, en dat er momenten zouden zijn waarop we de bal niet zouden hebben, en we tevreden en gelukkig moesten zijn zonder de bal, wetend dat ons moment zou komen. Maar onze selectie wilde het té graag.”

Slegers denkt daar niet anders over. „We weten hoe goed zij aan de bal zijn, maar we weten óók hoe goed wij zijn”, zegt ze met schorre stem. „We wisten dat het momentum zou draaien. Misschien dachten anderen er anders over, maar dat was wat wij geloofden. De mentaliteit die we toonden, de veerkracht, het geloof… het was ongelooflijk.”


Tennisster Suzan Lamens voelt zich steeds beter thuis op de grote toernooien

Geleidelijk beter worden. Niet te snel, maar rustige stappen vooruit. Dat is hoe tennisster Suzan Lamens het liefste werkt, en tot nu toe lukt dat haar aardig. De 25-jarige Zuid-Hollandse won in 2024 haar eerste WTA250-toernooi, in Osaka, versloeg voor het eerst een speelster uit de top-10 en bereikte wat tot dan toe haar grootste doel was: de top-100. Inmiddels is ze een vaste waarde op grote toernooien. In januari speelde ze op de Australian Open, en ze mocht ook meedoen aan de grote WTA-toernooien in Indian Wells, Miami, Madrid en Rome.

Als nummer 67 van de wereld is Lamens dit jaar voor het eerst rechtstreeks geplaatst voor het hoofdtoernooi van Roland Garros. Dinsdag treft ze in Parijs in de eerste ronde de Amerikaanse Ashlyn Krueger, momenteel 35ste op de WTA-ranking. Bij de vrouwen doet voor Nederland naast Lamens ook Arantxa Rus mee in het enkelspel, bij de mannen zijn dat Tallon Griekspoor, Botic van de Zandschulp en Jesper de Jong.

Lamens tennist al sinds haar zesde bij tennisschool De Brug in Berkel en Rodenrijs, waar ook Kiki Bertens, de voormalig nummer vier van de wereld, ooit begon. Toen ze negen was nam hoofdtrainer Martin van der Brugghen haar onder zijn hoede. „Ik zag meteen dat ze atletisch was, sterk, goed kon lopen. Ze werkte hard. Maar ik zag vooral dat ze intelligent was en spelinzicht had”, vertelt Van der Brugghen. Dat maakt haar bijzonder, vindt hij. „Kracht en techniek kun je aanleren, maar intelligentie moet je van jezelf hebben als je echt goed wil worden.”

Fanatiek in alles

Lamens was van jongs af aan fanatiek, in alles wat ze deed. Naast tennis turnde ze op hoog niveau. Toen ze naar de middelbare school ging, moest ze van haar ouders kiezen. „Suzan vroeg me: wat wil je dat ik kies?”, vertelt vader René Lamens. „Ik zei natuurlijk dat het haar eigen keuze was, maar stiekem was ik wel blij dat ze voor tennis koos. Dat is lekker buiten, ik hoef niet hele dagen in een sporthal te zitten.”

Het spelelement trok Lamens over de streep. „Als ergens een spelelement in zit, vind ik het meteen leuker”, legt ze uit. Of ze ook graag spelletjes speelt? „Ja, Regenwormen, of Uno. Maar ik kan eigenlijk niet zo goed tegen mijn verlies.” Hoewel… „Bij tennis verlies je bijna elke week, tenzij je een toernooi wint. Dus dan leer je het wel.”

Op haar zestiende won Lamens haar eerste nationale titel. In die tijd begon ze ook toernooien in het buitenland te spelen. Om zich sneller volledig op de sport te kunnen richten, besloot ze om van 3 vwo naar 4 havo te gaan, zodat ze een jaar eerder klaar zou zijn. „Ik probeerde mijn ouders ervan te overtuigen dat als ik tóch naar de universiteit zou willen, ik altijd via een hbo-propedeuse door kon stromen”, vertelt ze. Haar ouders gingen akkoord.

Tennis is op professioneel niveau een dure sport. Een speelster moet zelf een coach bekostigen, en hotelkamers tijdens toernooien. Ook het vervoer, voor het hele team, komt voor rekening van spelers. Vooral voor beginnende spelers is dat pittig, omdat het prijzengeld nog erg laag is. Je begint niet direct op het WTA-circuit, het hoogste niveau voor het vrouwentennis, maar een niveau eronder, op de ITF-toernooien.

Ter vergelijking: het bereiken van de eerste ronde van het WTA1000-toernooi van Rome levert een speelster 13.150 euro op. Dat is al meer dan ze zou krijgen als ze een van de grotere ITF-toernooien zou winnen: omgerekend bijna 11.000 euro. Verliest ze in de eerste ronde van dat toernooi, dan gaat ze naar huis met minder dan 400 euro.

Gelukkig had de familie Lamens veel mensen om zich heen die financieel wilden bijdragen aan de tennisdroom. En Lamens probeerde in die periode waar mogelijk de kosten te drukken. Zo nam ze via sociale media contact op met spelers van wie ze wist dat die op hetzelfde toernooi zouden spelen, met de vraag of ze misschien een kamer wilden delen.

Inmiddels is hotelkamers delen of sponsoring van vrienden en familie niet langer nodig. Het lukt Lamens op het WTA-circuit om een aardige boterham te verdienen met tennis.

Suzan Lamens klaar om de bal te smashen.
Foto Juan Medina/Reuters

Harde werker

Het doorzettingsvermogen en de wilskracht van Lamens worden door haar omgeving opgemerkt en bewonderd. „Ze geeft nooit op, is van jongs af aan een heel harde werker”, vertelt Kiki Bertens, die Lamens al had opgemerkt op de tennisschool waar ze allebei begonnen. „Ze was wel altijd een van de betere kinderen, maar ze stak niet met kop en schouders boven de rest uit. Ze was niet iemand die er op haar achttiende al stond. Ze is zich altijd blijven doorontwikkelen.”

Toch zijn er ook nog punten in haar spel waar Lamens aan moet werken. Haar zwakke plek is dat ze van nature verdedigend speelt: ze is snel en kan daardoor veel ballen terughalen, zeker op het langzame gravel van Parijs. „Maar tegen sterkere speelsters moet je niet met verdedigend spel aan komen zetten”, zegt Lamens zelf. „Tenzij je heel dik wil verliezen, natuurlijk.”

Dus werkt trainer Van der Brugghen met Lamens aan een aanvallender spel. „Als ze meer naar voren speelt en de bal eerder na de stuit neemt, neemt ze tijd weg van de tegenstander”, legt hij uit.

Daar is zelfvertrouwen voor nodig. „Als het spannend wordt, is aanvallend blijven spelen moeilijker. Ik val dan makkelijker terug op mijn default mode”, zegt Lamens. „Maar het wordt wel steeds makkelijker. Ik krijg nu sterkere tegenstanders, dat is goed voor me. Ik heb heel wat goede potjes gespeeld en goede potjes gewonnen. Het gevoel dat ik op de grote toernooien thuishoor, begint steeds meer te komen.”

Ze vertelt over een wedstrijd die ze deze maand op het graveltoernooi in Rome speelde tegen de Belgische Elise Mertens, op dat moment nummer 24 van de wereld. Die verloor ze in drie sets. „Vorig jaar was ik blij geweest dat ik er een driesetter van had weten te maken. Nu wil ik méér.”

De wilskracht van Lamens kan soms ook een last zijn, merkt trainer Martin van der Brugghen op. „Als je zo gedreven bent, maakt dat je ook kwetsbaarder. De druk wordt dan hoger. Suzan heeft daardoor lang gedacht dat ze mentaal helemaal niet sterk is. Maar als je staat waar zij staat, kán dat helemaal niet.”

Dit voorjaar heeft Lamens een mentaal begeleider aangenomen. Iemand die haar helpt om op de baan de focus en rust te bewaren. De coaching heeft al effect, merkt Lamens zelf. „Hij leert me ademhalingsoefeningen voor als ik tussen games door op mijn bankje zit. En als ik merk dat ik nog te veel in mijn hoofd zit, probeer ik mijn aandacht te richten op puur en alleen de volgende bal die ik moet spelen. Dat helpt.”

Suzan Lamens slaat een dubbelhandige backhand in de wedstrijd van Nederland tegen Duitsland om de Billy Jean King Cup in april.
Foto Koen van Weel/ANP

Té agressief

Om nog verder te groeien, moet Lamens op de korte termijn af en toe onderuitgaan, denkt trainer Van der Brugghen. En dat is niet makkelijk. „Ze verloor laatst een wedstrijd doordat ze té agressief speelde en daarbij te veel fouten maakte. Als je iets aan het leren bent, weet je nog niet helemaal wanneer je het precies moet inzetten. Maar als je iets nieuws doet, is het soms goed om te overdrijven.” Als ze behoudender had gespeeld, had ze die wedstrijd waarschijnlijk kunnen winnen. „Het is dan verleidelijk om te zeggen: dit moet ik niet meer doen. Maar als je tegenover sterkere tegenstanders staat, moet het uiteindelijk nóg dominanter. Dus daar kun je maar beter aan wennen.”

Nu Lamens meer prijzengeld verdient, kan ze vaker familie of begeleiding meenemen naar toernooien. „Dat is fijn”, zegt ze. „Ik ben heel veel op reis, en op deze manier voelen toernooien toch een beetje meer als thuis.” Tijdens Roland Garros zullen haar vader, diens vriendin en haar tweelingbroer Jasper aanwezig zijn. Al blijven ze gedurende het toernooi op afstand. „Ik laat haar een beetje in haar eigen bubbel”, zegt haar vader. „Tijdens zo’n toernooi is ze toch vooral aan het trainen en vertoeft ze veel in de spelerslounge. Maar als ze een hapje met me wil eten, dan ben ik er.”


Geen Caitlin Clark zonder wegbereider Molly Bolin

Eerder deze maand begon Caitlin Clark (23) aan haar tweede seizoen in de WNBA, de Amerikaanse basketbalcompetitie voor vrouwen. In de vele nieuwsbrieven over vrouwensport waarop ik geabonneerd ben, komt haar naam vrijwel dagelijks voorbij. ‘Seizoensopening Clark trekt 2,7 miljoen kijkers op ABC.’ ‘Gemiddelde prijs tickets Clark-wedstrijden schiet omhoog.’ ‘Door Clark gesigneerde basketbalkaart geveild voor 366.000 dollar.’

Clark stuwt het Amerikaanse vrouwenbasketbal omhoog. Kijkcijfers, sponsorbedragen en toeschouwersaantallen zijn booming. En dat terwijl het maximale jaarsalaris in de WNBA omgerekend ‘maar’ 220.000 euro bedraagt. Niet in verhouding tot de exponentiële groei van hun sport, vinden veel speelsters, die eisen dat dat verandert als volgend jaar een nieuwe mediadeal van kracht wordt. Elf jaar lang ontvangt de WNBA 177 miljoen euro van Disney, Amazon Prime en NBC. Bij de vorige deal, met ESPN, ging het om een bedrag van ruim 29 miljoen.

Door de enorme aandacht voor speelsters als Clark, Angel Reese en A’ja Wilson, ontstaat de indruk dat de huidige basketbalsterren de sport vanuit het niets groot hebben gemaakt. Dat klopt niet, blijkt uit het binnenkort te verschijnen boek Becoming Caitlin Clark: The Unknown Origin Story of a Modern Basketball Superstar, van de Amerikaanse sportjournalist Howard Megdal. In een toelichting op zijn boek schrijft hij: „Caitlin Clark zou geen succesverhaal zijn zonder de eeuw aan vrouwenbasketbalgeschiedenis vóór haar.”

Megdal, die vrouwenbasketbal voor de New York Times en Sports Illustrated versloeg, voor hij in 2019 een nieuwsbrief lanceerde, volgt Clark sinds haar eerste jaar aan de universiteit van Iowa. Hij heeft haar meermaals geïnterviewd en meegemaakt bij persconferenties. Zag hoe ze, ondanks torenhoge verwachtingen, overeind bleef. Geen sportvrouw sinds Billie Jean King is volgens hem zó op karakter getest. Zelfs turnster Simone Biles niet, die zich tijdens de Olympische Spelen van Tokio in 2021 terugtrok vanwege mentale problemen.

De titel van het boek suggereert dat het om een biografie gaat. Hoe werd Clark de basketbalster die ze is? Uit wat voor gezin komt ze? In welke hoop gooide ze de eerste bal? Wat zeggen collega’s en coaches over haar? Antwoorden op dat soort vragen geeft Megdal helaas niet. Ik las weinig over Clark wat ik nog niet wist, behalve dat ze heel aardig kan golfen. Ze heeft een handicap van zestien en haar beste ronden liggen halverwege de tachtig.

Wat Megdal wél mooi beschrijft, is de 133 jaar oude geschiedenis van het vrouwenbasketbal in de VS. Er komen exceptionele speelsters voorbij, wier namen niet algemeen bekend zijn, zeker niet buiten de VS. Dat komt doordat ze niet de kansen en erkenning kregen – zoals wel vaker bij de ontwikkeling van een sport – die hedendaagse sterren als Clark krijgen.

Neem Molly Bolin Kazmer, volgens Megdal dé wegbereider voor Clark. Net als Clark groeide ze op in Iowa, de staat die van groot belang is geweest voor de ontwikkeling van het vrouwenbasketbal. Als Kazmer niet had gebasketbald, schrijft Megdal, was Clark niet de ster geweest die ze nu is. Ik had Clark graag willen vragen of ze weet op welke schouders ze staat, maar daarvoor wordt ze te veel afgeschermd door haar agent en ouders Brent en Anne. Ze geeft relatief weinig interviews, zeker niet aan buitenlandse media.

Er is een prachtige zwartwitfoto van Kazmer (toen nog Bolin) in een Amerikaans fotoarchief. Met haar rechterhand drukt ze een basketbal tegen haar blote been. Met haar linkerhand houdt ze een glitterjasje vast dat een stylist over haar schouder moet hebben gedrapeerd. In de Women’s Professional Basketball League’s (de voorloper van de WNBA) werd ze vaak ingezet voor promotionele activiteiten. Ze was sekssymbool en uitmuntend sportvrouw ineen. Tot de dag van vandaag is er geen basketbalster met een hoger seizoensgemiddelde dan zij: 32,8. Zelfs Clark kan daar niet aan tippen.

Megdal beschrijft hoe Kazmer in de jaren zeventig gaat basketballen in het gehucht Moravia, omdat ze hunkert naar aandacht en roem. Ze komt uit een groot, armlastig gezin. Tennis- en golflessen zijn te duur, dus kiest ze voor basketbal. In haar vrije uurtjes oefent ze in haar eentje met een hoop in het dorp.

Op haar dertiende heeft ze meerdere baantjes, om het inschrijfgeld voor een basketbalkamp van de lokale universiteit te kunnen betalen. Het begin van een sportcarrière die pieken, maar vooral dalen kent. In 1978 is ze de eerste speelster met een contract in de WBL, omgerekend 5.300 euro voor een jaar, maar al na het derde jaar gaat de basketbalbond failliet. Tot overmaat van ramp raakt ze na een echtscheiding de voogdij over haar zoon kwijt. Volgens de rechter kan een sekssymbool geen goede ouder zijn (de uitspraak werd later vernietigd).

Kregen meisjes in Iowa veel vrijheid om te basketballen – al in 1907 werd de sport op meer dan driehonderd middelbare scholen in die staat beoefend – in de rest van het land ging het er heel anders aan toe. Competities voor meisjes werden verboden, omdat dat hun „gevoel van vrouwelijkheid” zou aantasten. Daardoor ontwikkelde de sport zich veel minder snel dan had gekund, zegt Megdal, die spreekt van „systematische ondermijning door mannen”.

Het deed me denken aan de documentaire Copa 71, over het eerste officieuze WK voor vrouwen in Mexico, bezocht door een recordaantal toeschouwers, maar nooit erkend door de FIFA, die vrouwenvoetbal een „onfatsoenlijke, immorele activiteit” vond. Nóg zo’n sport waarvan de sportieve en economische potentie in de kiem werd gesmoord, maar die het decennia later in de herkansing goed doet.

In een podcast van een paar jaar geleden toont Kazmer (67) zich grootmoedig. Ze zegt dat ze als jonge basketbalster goed begreep hoe commercie werkt, en dat ze alle kansen heeft gegrepen die langs kwamen. „Het was een spannende tijd, want de toekomst ontvouwde zich voor mijn ogen, alleen kon ik er nét niet bij.” De ooit zo naar erkenning hunkerende Kazmer lijkt genoegen te nemen met het predikaat ‘wegbereider voor de sterren’.


Positief, een natuurlijk leider: met Renée Slegers heeft Nederland een nieuwe topcoach

Ze herkent de foto meteen. Als Renée Slegers begin februari met de Britse zender Sky Sports Football over haar voetbalcarrière praat, legt de interviewer haar een aantal beelden op de Ipad voor. Bij foto vijf begint ze ongemakkelijk te lachen. „Ah”, zegt ze. „Deze foto… dit is de laatste wedstrijd die ik ooit gespeeld heb.”

We zien hoe een jonge Slegers in het Oranjeshirt – nummer 14 – het veld afhinkt, ondersteund door fysiotherapeut Kim Blewanus. Bij een verdedigende draai is het in de vierde minuut van de wedstrijd opnieuw in haar knie geschoten. Ze beseft: dit komt niet meer goed. Het is eind november 2016. Haar kruisband is afgescheurd. Ze is pas 27.

Tamelijk monter blikt Slegers er bij Sky op terug, die interland tegen Engeland in ‘haar’ stadion in Tilburg. Slegers groeide op in Noord-Brabant, waar ze communicatiewetenschappen studeerde. Ze begon haar profcarrière bij Willem II.

Veel vrienden en familie zitten die koude herfstavond op de tribune, onder wie Kirsten van de Ven, een collega en hartsvriendin. Van de Ven is in mei daarvoor gestopt met voetballen, maar wil er wel bij zijn. „De teammanager belde me meteen vanaf het veld en vroeg of ik naar de kleedkamer wilde komen”, vertelt ze vanuit Stockholm, waar ze sinds vorig jaar technisch directeur van de vrouwencompetitie is.

Daar treft ze Slegers aan op de massagetafel. In tranen? „Nee, dat niet. Ik gaf haar een knuffel. We waren vooral stil. Wisten wat dit betekende: geen EK in Nederland, het jaar daarop. Dát vond Renée op dat moment het naarste.” Tegen alle verwachtingen in won Nederland het toernooi – zonder Slegers.

Tegenover het dramatische dieptepunt in Tilburg staat ook een voorlopig hoogtepunt. Deze zaterdag staat Slegers als hoofdtrainer van Arsenal langs het veld in Lissabon, voor de Champions League-finale tegen FC Barcelona, de ploeg die het toernooi drie keer won.

In november werd Juventus aan de kant gezet. Slegers coacht haar speelsters naar de overwinning.
Foto Alessandro Di Marco / EPA

Altijd positief coachen

Onverwacht snel heeft Slegers (36) het eerste vrouwenteam van de club uit Londen weer op de rit gekregen, na het vertrek van de Zweed Jonas Eidevall, in oktober vorig jaar. De ploeg won onder hem slechts één van de eerste vier wedstrijden in de competitie. Eidevall stapte erna zelf op. Slegers, sinds 2023 assistent, neemt het in eerste instantie tijdelijk over.

In januari wordt ze definitief aangesteld als hoofdcoach. Niet omdat ze de functie ambieert, maar omdat de club een beroep op haar doet. Slegers weet volgens Leonne Stentler, voetbalanalist en oud-ploeggenoot in Oranje, haar ideeën goed over te brengen. Een belangrijke kwaliteit als coach. „Het draait niet alleen om wat je ziet of bedenkt, maar vooral om hoe je het geloofwaardig overbrengt. De speelsters moeten je kunnen en willen volgen.” Daarin lijkt Slegers op Arne Slot, vindt Stentler, de coach van het mannenteam van Liverpool.

Onder Slegers’ leiding kent Arsenal een opleving. De ploeg eindigt als tweede in de Engelse competitie, achter Chelsea. En maakt, met de Nederlanders Daphne van Domselaar en Victoria Pelova in de selectie, ook internationaal indruk. Zowel tegen Bayern München en Real Madrid als Olympique Lyon komt Arsenal in de Champions League knap terug na een achterstand.

Beide benen even sterk maken

Al in haar kinderjaren traint Slegers veel. Op 14-jarige leeftijd staat ze op een zelfgemaakt voetbalveld in de achtertuin. Haar twee jongere broers zijn al naar binnen. De bal rolt voor Slegers uit. Ze tikt hem met haar rechtervoet iets naar rechts, ademt diep in — en schiet. Slegers loopt naar een groot doel van hout, pakt de bal eruit en gaat weer in het midden van de tuin staan. Nu schiet ze met links. Dit herhaalt ze eindeloos, vastbesloten beide benen even sterk te maken.

Slegers groeit op in het dorpje Someren-Eind, onder de rook van Eindhoven. Haar vader is kunstenaar, met een atelier aan huis, haar moeder geeft huiswerkbegeleiding. Ze was een vriendelijk en zacht kind, en ook wijs en eigenwijs, zegt vader Peter Slegers. „Ze kon mensen al jong doorzien en had goed door hoe dingen in elkaar steken. Haar jongste broer Eward (31) typeert haar als „opgewekt, energiek en temperamentvol”.

In haar jonge jaren speelt Slegers in jongensteams. Ze blijkt een talent. „Iedereen zag meteen dat Renée heel goed was,” zegt Geert van Houts, die haar trainde tussen haar zesde en veertiende bij de lokale voetbalclub SSE. Ze was klein van stuk, zegt hij, maar ook fanatiek en technisch sterk. „Ze wilde áltijd winnen. Met haar fanatisme stak ze het hele team aan.”

Als ze jaren later doorbreekt in het Nederlands elftal scoort ze vijf keer in een wedstrijd tegen Albanië. Na afloop zegt ze tegen een verslaggever dat ze dat in het verleden „bij de jongens” ook wel eens presteerde.

Op zestienjarige leeftijd vertrekt Slegers naar Londen, naar de Academy van de club waar ze nu het hoogste vrouwenteam leidt. Volgens haar broer en vader vooral „vanwege het avontuur.”

Speelster Chloe Kelly en Renée Slegers vieren de overwinning op Olympique Lyon.

Foto’s Thibault Camus / AP

Natuurlijke leiding

Na de fatale knieblessure in 2016 aarzelt Slegers over haar sportieve toekomst. Trainer worden? Of een baan die aansluit bij een van haar studies (na haar bachelor communicatiewetenschappen deed ze een master Ethiek in Zweden, waar ze sinds 2011 op topniveau speelde). Veel medespelers zien in haar een ideale trainer.

Sarina Wiegman, tegenwoordig bondscoach van Engeland, kent Slegers nog uit de tijd waarin ze bondscoach van Oranje was. Wiegman vond de Brabantse als speelster al een natuurlijk leider, ook al was ze geen aanvoerder. „Ze heeft veel tactisch inzicht en kan een wedstrijd ‘lezen’. Haar teamgenoten luisteren naar haar. Ze coachte op een bijzondere, kalme manier.” Ook haar jeugdtrainer Van Houts bij SSE zag dat: „Altijd positief coachen, nooit een negatief woord.”

Volgens Stentler lag het destijds in 2016 in de lijn der verwachting dat Slegers in het bedrijfsleven ging werken, niet als coach, want „in onze tijd was er weinig perspectief voor vrouwen om na het voetballen iets in het voetbal te blijven doen”. Ook zelf heeft Slegers veel getwijfeld. Als speelster moest ze „absoluut niet” aan een trainersloopbaan denken, vertelde ze in interviews.

Toch is dat waar ze in 2017 voor kiest. Van de Ven: „Ineens werd ik door Renée gebeld. Ze had gezien dat de Zweedse bond een versnelde trainerscursus aanbood voor voormalige profs, vijf keer een week lang. Of we dat niet samen moesten gaan doen?” Net als Slegers heeft Van de Ven een aantal jaren in Zweden gevoetbald. Ze zei ja.

Haar eerste klus is bij LB07 in Malmö, als coach van het O19-team. „Een matige selectie”, weet Van de Ven nog, „maar ze werd meteen kampioen.” En Slegers doet geen concessies aan haar spelopvattingen, zegt ze. Waar andere coaches bij cruciale wedstrijden de beste elf spelers opstellen, kiest zij altijd voor roteren. „Zeker in een opleidingsteam moeten alle spelers volgens haar een kans krijgen.”

Als Arsenal haar vorig najaar vraagt om hoofdtrainer te worden, twijfelt Slegers. Ze denkt er weken over na, zegt haar vader. „Omdat Renée liever tússen de speelsters staat dan erboven. En omdat ze het een enorme verantwoordelijkheid vond. Maar het besef dat ze iets kon betekenen voor het hele team gaf de doorslag.” Volgens Peter Slegers ziet zijn dochter succescoach Sarina Wiegman als voorbeeld vanwege „haar niet-autoritaire stijl van coachen”.

Blessureleed

De knieblessure in 2016 is niet de enige tegenslag die Slegers heeft moeten verwerken. Door eerdere blessures – aan dezelfde knie, aan haar rug, in de lies – is ze ook andere eindtoernooien misgelopen. Volgens haar vader hebben die ervaringen Slegers „mentaal sterker” gemaakt. Het heeft haar geholpen om stappen in haar carrière te zetten, zegt hij.

In Engeland, bij spelers, journalisten en fans, is Slegers inmiddels razend populair geworden. Ze is openhartig, welbespraakt, makkelijk toegankelijk en dus behoorlijk succesvol. Behalve haar sportieve prestaties draagt ze als boegbeeld bij aan de ambitie van Arsenal om het vrouwenvoetbal verder te ontwikkelen, naast het sterrenteam van de mannen. De beslissing om ook het eerste vrouwenelftal in het Emirates stadion te laten spelen pakte onder Slegers leiding goed uit. Geregeld zitten er meer dan 40.000 supporters op de tribunes.

Online laten fans graag hun waardering voor Slegers blijken. Eén van hen schreef onder een interview na weer een gewonnen wedstrijd. „Prachtige vrouw! Zou ook de coach van het mannenteam moeten worden.”


Column | Ultralopers zijn volkomen getikt, maar de run van Stephanie Case slaat alles

Daar staat ze, wijdbeens in haar hardloopkleren. In de ene hand een stuk watermeloen, en in de andere arm een baby aan haar borst. Dit kan alleen maar een ultraloper zijn. Ultralopers zijn gek. Dat wist ik altijd al, maar toen ik het verhaal van de Canadese Stephanie Case tegenkwam, de vrouw op de foto die afgelopen weekend de Snowdonia ultramarathon won, dacht ik opnieuw: getikt.

De 42-jarige ultraloopster had drie jaar geen wedstrijden gelopen. De baby blijkt haar zes maanden oude dochter Pepper en de Snowdonia trail, de grootste ultramarathon van Groot-Brittannië, was haar comeback. 103 kilometer op en af, door de ruige bergen van Wales. Tijdens de tussenstops gaf Case snel haar dochter de borst, en na bijna 17 uur bereikte ze de finish – in de winnende tijd bij de vrouwen.

In de winnende tijd bij de vrouwen. Ik kan me veel inbeelden, maar dit gaat mijn voorstellingsvermogen ver te boven. Waar krijg je die klap van de molen eigenlijk, vroeg ik me af, dat je dit überhaupt dóet. Laat staan wint. Ik ging op onderzoek.

Stephanie Case blijkt advocaat, gespecialiseerd in mensenrechten en humanitaire crisissen. Een groot deel van haar carrière bracht ze door in levensgevaarlijke conflictgebieden, vertelt ze in een TED-talk die ik vond.

Zo zat ze lange tijd in Afghanistan, waar ze ‘Free to run’ oprichtte, een organisatie die meisjes en vrouwen uit dat land de mogelijkheid gaf te gaan hardlopen. Nu mogen vrouwen daar echt niks meer, maar toen kon dat nog onder strikte voorwaarden. Twee vrouwen uit haar groep wilden de allereerste Afghanen worden die de Gobi March van 250 kilometer door de Gobiwoestijn zouden volbrengen. Voor ze vertrokken hadden ze nooit verder dan een paar kilometer gelopen. Op de laatste dag liepen ze nog maar drie kilometer per uur, het duurde eindeloos, maar ze haalden samen met Case de finish – en schreven geschiedenis.

Dat was niet eens haar strafste verhaal. Dat ging over de Tor des Géants, een ultramarathon in de Dolomieten van 350 kilometer en 27.000 hoogtemeters – dat is tweeënhalf keer de Mount Everest op en neer. In de aanloop zat ze voor haar werk eerst in Afghanistan. Daar liep ze als training heen en weer over de compound, terwijl verderop continu beschietingen gaande waren. Daarna woonde ze in een tent in Zuid-Soedan, in een vluchtelingenkamp. Tot slot was ze in Gaza gestationeerd. Ze vertelde over haar trainingsmaat Tyrone die haar daar gezelschap hield: een buitenband, die op de parkeerplaats van haar VN-compound waar ze trainde lag.

Je slechter voorbereiden op de Tor des Géants kon bijna niet. Toch ging ze. Om geen tijd te verliezen, liep ze de eerste 175 kilometer zonder te slapen. Onderweg hallucineerde ze zo dat ze tijdens het zingen, waarmee ze zichzelf bezighield, verzoeknummers kreeg van de dieren die ze op haar pad tegenkwam. Ze besteedde tijdens de hele race twee uur aan slapen, en na 98 uur, 15 minuten en 27 seconden bereikte ze de finish, als tweede vrouw, en als veertiende overall.

Het winnen van de Snowdonia, met haar baby aan de borst, blijkt in het licht van haar andere avonturen maar een ommetje. Of Case getikt is? Volkomen. Durf gek te zijn, hoor ik haar in haar TED-talk zeggen. We hebben geen idee wat we kunnen, tot we het proberen. Limieten, die zitten alleen maar in je eigen hoofd.