Hoe Tadej Pogacar uitgroeide van spontaan supertalent tot onverzadigbare wielerkoning

Je zag hem van ver aankomen, door de helikopters die boven hem hingen. Toen de menigte uiteen week en Tadej Pogacar de klim kwam opgestoven, viel het meteen op: wat ging-ie snel! Het enorme verschil met zijn achtervolgers werd pas goed zichtbaar toen die een minuut of drie later langskwamen.

Het was 2 maart 2024. Le Tolfe, een steile, onverharde klim net iets buiten Siena. De Toscaanse klassieker Strade Bianche was de eerste koers in het seizoen voor Pogacar. En die volbracht hij met een solo van meer dan 80 kilometer over de Toscaanse grindwegen. Tegen de tijd dat hij langs ons denderde, met nog 30 kilometer te gaan, was de koers allang beslist: hij ging winnen.

Zoals het bij de eerste wedstrijd ging, zo ging het de rest van het seizoen. Zo’n beetje overal waar Pogacar aan de start verscheen, won hij dit jaar met overmacht. Volgens verschillende sites met wielerstatistieken is 2024 het beste seizoen van een individuele renner ooit.

Deze zaterdag eindigt het seizoen op de weg voor de mannen, met de Ronde van Lombardije in Italië. En ja, andere renners behaalden dit jaar ook knappe resultaten: Mathieu van der Poel met zijn ‘voorjaarsdubbel’ Vlaanderen-Roubaix, Remco Evenepoel met twee keer goud op de Olympische Spelen – de tijdrit en wegwedstrijd. Maar hét verhaal van het seizoen was de ongenaakbare Tadej Pogacar, die zaterdag in Lombardije aan de start staat en de grote favoriet is voor de eindzege.

Het recordseizoen 2024 in vier cijfers.

Er bestaan talloze rankings van wielerseizoenen, met allemaal verschillende puntensystemen. Vergelijken is moeilijk, zeker als je een paar decennia teruggaat. Coureurs rijden minder wedstrijden dan vroeger, het peloton is gemondialiseerd en dus competitiever, sommige koersen hebben aanzien verloren of zijn zelfs helemaal verdwenen, andere koersen bestonden vijftig of twintig jaar geleden nog niet.

Als je al die verschillen en veranderingen in acht neemt, valt een ding op: 2024 is het beste seizoen van individuele renner ooit. Nooit eerder was iemand in één jaar zó succesvol als Tadej Pogacar – ook niet Eddy Merckx, algemeen erkend als de beste wielrenner aller tijden. De Deense site Prestiglisten, die zeer gedetailleerde rankings bijhoudt, zet Merckx op nummer twee tot en met zeven. Maar plek één gaat naar Pogacar, met 589 punten – 4 meer dan Merckx in 1972.

Maakt dit recordseizoen Pogacar ook tot de beste wielrenner aller tijden? Niet volgens de rankings – hij moet nog zeker een paar Tours en klassiekers winnen om Merckx voorbij te steken. Maar ‘De Kannibaal’ zelf heeft inmiddels zijn conclusies getrokken. „Het is duidelijk dat hij nu boven mij staat”, zei hij tegen de Franse krant l’Equipe op de dag dat Pogacar met overmacht het WK won. „Ik dacht er diep van binnen al aan toen ik zag wat hij deed in de laatste Tour de France, maar vanavond is er geen twijfel meer.”

Het werd niet meer voor mogelijk gehouden in het moderne wielrennen: in één seizoen zowel de Giro d’Italia als de Tour de France winnen. Toch deed Pogacar het, als eerste renner sinds Marco Pantini in 1998. Hij won beide rondes ook nog eens met grote overmacht. In de Giro reed hij vanaf dag twee in de roze trui en eindigde hij met 9.56 minuten voorsprong op nummer twee, Daniel Felipe Martinez – het grootste verschil in een grote ronde in veertig jaar. In de Tour greep Pogacar het geel in de vierde rit over de Col du Galibier, om het niet meer af te geven. In iedere ronde won hij zes etappes – twaalf in totaal.

Hoe kon Pogacar dit jaar ineens zó veel sterker zijn dan de rest, na twee seizoenen waarin hij geen grote ronde wist te winnen? De concurrentie had dit jaar veel pech, dat is zeker. Pogacars grote rivaal, Jonas Vingegaard, in 2022 en 2023 winnaar van de Tour, kwam in april zwaar ten val in de Ronde van het Baskenland. Hij knokte zich alsnog naar de Tour, reed daar een aantal van zijn beste etappes ooit, maar moest aan het eind van de tweede week buigen voor Pogacar. Zijn ploeg Visma, die Pogacar door tactisch vernuft wist te kloppen in de voorgaande twee Tours, was ook nog eens veel minder sterk door ziekte en valpartijen.

Toch ligt de belangrijkste verklaring bij Pogacar zelf – en dan met name zijn ploeg UAE. Na die twee verloren Tours maakte UAE een grote inhaalslag: op het gebied van training, voeding en materiaal. Hij kreeg een nieuwe persoonlijke trainer, Javier Sola, die hem een veel gevarieerder en uitgekiender programma liet afwerken. Er werden sterke renners aangekocht om Pogacar te ondersteunen, met name in het hooggebergte.

Het resultaat was dat Pogacar, die in eerdere seizoenen nog wel eens dacht te kunnen leunen op zijn talent en koersinzicht, nu maximaal geprepareerd aan het seizoen begon. „De beste Tadej Pogacar die we ooit hebben gezien”, in de woorden van zijn ploegleider Matxin Fernandez.

Tadej Pogacar staat bekend als een renner met gogme en een drang naar avontuur. Hij neemt graag risico en valt aan van ver – een eigenschap die hij gemeen heeft met andere grote renners van zijn generatie: Van der Poel, Evenepoel, Wout van Aert. Dit seizoen reed Pogacar in totaal 359 kilometer in z’n eentje vooruit. Het begon met die 80 kilometer in de Strade Bianche. Daarna volgden solo’s in onder meer Luik-Bastenaken-Luik (34 km), de Grand Prix de Montréal (24 km) en de Giro dell’Emilia (37 km). De meest verbluffende prestatie zette hij neer bij het WK in Zürich: een demarrage op 105 km van de finish, de laatste 50 km alleen op kop. Vrijwel al die solo’s begon hij op intuïtie. Meestal verklaarde hij na afloop dat hij „helemaal niet van plan” was geweest om van zover te vertrekken en dat het „gewoon gebeurde”.

Tadej Pogacar staat bekend als een renner met gogme en een drang naar avontuur. Hij neemt graag risico

In 2024 werd ook een nieuwe kant van Pogacar zichtbaar: de dominante, onverzadigbare alfa-aap. Tot dit seizoen had ‘Pogi’ een hoog aaibaarheidsgehalte: een leuk, spontaan supertalent met plukjes haar uit z’n helm. Vijanden had hij nauwelijks. Dit jaar liet hij zien dat hij ook genadeloos kan zijn. De tegenstanders kregen niets. Je zag het in de bergrit naar Monte Pana, in de derde week van de Giro, waar hij op het nippertje de etappezege voor de neus van de jonge Italiaan Giulio Pellizzari wegkaapte (en hem na afloop als troost zijn roze trui cadeau gaf). Of de laatste bergrit in de Tour, waarin hij op de slotklim naar de Col de la Couillolle zijn ’s ochtends gedane belofte („ik laat het vandaag aan de aanvallers”) spontaan vergat en toch de etappe pakte.

Pogacar rijdt met een sticker van de Hulk op zijn stuur, maar een ander personage was eigenlijk gepaster geweest: Rupsje Nooitgenoeg.

Een heleboel klimtijden reed Tadej Pogacar dit jaar aan gruzelementen, met name in de Giro en Tour. Het meest in het oog springende record was dat op Plateau de Beille, in de vijftiende etappe van de Tour. Vijf kilometer onder de top versnelde hij, zijn rivaal Jonas Vingegaard kon niet volgen – en de Tour was feitelijk beslist. Boven aangekomen bleek Pogacar 3 minuten en 30 seconden afgereden te hebben van de snelste tijd ooit: Marco Pantani in 1998.

In de dagen daarna werd veel gezegd en geschreven over Pogacars prestatie op Plateau de Beille. Het vermogen dat hij tijdens de 16 kilometer lange klim trapte wordt geschat op 6,98 Watt per kilo – de beste klimprestatie aller tijden. Zijn recordregen staat niet op zichzelf; ook zijn concurrenten waren verbijsterend snel. De nummers twee (Vingegaard) en drie (Evenepoel) op Plateau de Beille verbraken óók het record van Pantani. Maar Tadej Pogacar was met afstand de snelste.


Koeman wil ‘progressieve mandekking’ bij Oranje, maar hoe betrouwbaar is die spelopvatting?

Het is de positionering van Oranje-aanvoerder Virgil van Dijk die opvalt, als de Duitse doelman Marc-André ter Stegen net de bal wil wegtrappen. Van Dijk, centrale verdediger en regisseur van de defensie, staat zo’n twintig meter over de middenlijn, op de helft van Duitsland. Hij doet wat in jargon ‘doordekken’ wordt genoemd: de tegenstander hoog op het veld onder druk zetten.

Het moment zegt veel over de intentie van het Nederlands elftal. Dat wil Duitsland opjagen, bij een 2-1 achterstand aan het begin van de tweede helft, in het Nations League-duel in Amsterdam vorige maand. Een belangrijk detail is dat Oranje defensief één-tegen-één staat: iedereen is verantwoordelijk voor het verdedigen van zijn directe opponent. Een strategie die niet zonder risico is – één dekkingsfoutje en het kan direct helemaal open liggen.

Als de Duitse doelman de bal naar voren heeft getrapt, wint verdediger Jurriën Timber het kopduel van Florian Wirtz. Het is het startsein voor Oranje om agressieve pressie te geven. Vanuit die hoge druk maakt Nederland de gelijkmaker, slechts 25 seconden nadat Ter Stegen de bal weg heeft geschoten.

Deze manier van druk zetten wil bondscoach Ronald Koeman er structureel inslijpen bij Oranje, dat deze vrijdag in Boedapest tegen Hongarije speelt en maandag in München tegen Duitsland (beide voor de Nations League). Afgelopen zomer is hij bij het EK tot dit inzicht gekomen. „Ik heb geleerd dat de echte top dit één-op-één verdedigen beheerst, en dat maakt vaak het verschil”, zei hij in september in vakblad De Voetbaltrainer.

Koppeltjes over het hele veld

Een ontwikkeling in het moderne voetbal is dat ploegen van achteruit via korte combinaties opbouwen. Tijdens het EK was het beste antwoord hierop om één-tegen-één te verdedigen, blijkt uit een technisch rapport dat toernooi-organisator UEFA onlangs publiceerde. Gemiddeld werd in iets meer dan de helft van de gevallen de bal veroverd als een ploeg dit type mandekking toepaste bij een doeltrap van de tegenstander en precies 50 procent bij open spel.

Met name België onderscheidde zich op dit vlak. Bij balbezit van de tegenstander creëerden zij over het hele veld ‘koppeltjes’: iedere veldspeler dekte iemand. In het eerste duel is goed te zien hoe een doeltrap van Slowakije, na zo’n tien seconden leidt tot een enorme kans voor België na felle pressing. Bij zonedekking – waar een speler een ruimte verdedigt – ligt het percentage balveroveringen lager, staat in het UEFA-onderzoek.

Bij Oranje was een van de problemen op het EK dat de centrale verdedigers – Van Dijk en Stefan de Vrij – onvoldoende doordekten. Vooral in het verloren groepsduel tegen Oostenrijk werd dit duidelijk. Voorafgaand aan de 1-0 bewaken Van Dijk en De Vrij niemand, zij blijven achterin hangen, wanneer spits Marko Arnautovicć zich slim laat uitzakken en het spel verdeelt. Aan het geschreeuw en de handgebaren van verdedigende middenvelder Jerdy Schouten is de defensieve chaos af te lezen: waarom schuiven de centrale verdedigers niet door?

Oranje-aanvoerder Virgil van Dijk (op de rug), middenvelder Ryan Gravenberch (in het midden) en aanvaller Justin Kluivert tijdens een training in Zeist deze week.
Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP

Dat Koeman – als coach meer realist dan idealist – pas na het EK tot de conclusie is gekomen dat progressieve mandekking de nieuwe mantra is, is rijkelijk laat. Die trend was al even gaande. In De Voetbaltrainer noemt Koeman Manchester City als voorbeeld van een ploeg die hoog druk zet en van achteruit door dekt „zodat verdedigend overal op het veld één tegen één ontstaat”. City deed dat al ruim voor het EK.

En PSV werd vorig seizoen landskampioen met een vergelijkbare spelopvatting. „Ik heb nooit angst om achterin één-op-één te staan”, zei huidig PSV-coach Peter Bosz maart vorig jaar al in een online masterclass van De Voetbaltrainer. „Want iedere verdediger die één op één staat, is supergeconcentreerd. Sta je twee tegen één, kan er altijd verslapping optreden, wie pakt ’m?”

‘Vrije man’ Van Dijk

Dat Oranje op deze manier druk wil gaan zetten, betekent dat vooral Van Dijk zich moet aanpassen. Als leider van de defensie was hij vaak de ‘vrije man’. Nu moet Van Dijk gaan „doordekken”, iets wat „een aandachtspunt” is voor zijn aanvoerder, zei Koeman afgelopen maandag. Dit seizoen liet Van Dijk onder Arne Slot bij Liverpool FC zien wel agressief door te kunnen dekken.

Maar vorige maand bij Oranje in het duel tegen Duitsland, deed hij het in het laatste deel van de eerste helft niet. Er waren verschillende momenten dat Nederland onder druk stond, maar achterin een overtal hield omdat Van Dijk of de andere centrale verdediger Matthijs de Ligt niet doorstapte. Daardoor kreeg het middenveld te weinig steun en moest Oranje „te ver terug”, zei Koeman. „Dat is een goede les.” In die fase maakte Duitsland twee goals.

In de rust werd dit aangepast, waarna Oranje in de tweede helft wél agressief vooruit verdedigde. Bij de opbouw van Duitsland, stonden Van Dijk en Jan Paul van Hecke (ingevallen als centrale verdediger) dicht tegen het middenveld aan. „We speelden veel beter man-op-man, daardoor konden we Duitsland veel meer onder druk zetten”, zei middenvelder Ryan Gravenberch die avond. Zo werd een gelijkspel afgedwongen.

Maar de kwetsbaarheid van deze spelopvatting werd ook duidelijk. In de tien minuten na de gelijkmaker, kreeg Duitsland drie enorme kansen. Oranje gaf grote ruimtes weg en stond verdedigend in ondertal tegen de Duitse aanvallers.

Zo worden de komende twee interlands interessant: hoe betrouwbaar is de spelfilosofie die Koeman wil inbouwen?


Rechtszaak over ‘de ruggengraat’ van het transfersysteem: kunnen spelers straks zomaar hun contract opzeggen?

Jean-Marc Bosman was een anonieme voetballer gebleven als hij in de zomer van 1990 geen rechtszaak was begonnen tegen zijn werkgever, het bescheiden RC Luik. Die club, waar Bosman op de bank was beland, vroeg omgerekend 375.000 euro aan de Franse tweedeklasser USL Dunkerque om de aanvallende middenvelder te kunnen overnemen. En dat terwijl het contract van Bosman bij Luik was afgelopen.

De Belg vocht de opstelling van zijn club met succes aan tot de hoogste Europese rechter, het Hof van Justitie. Zo trok hij onbedoeld een van de belangrijkste pijlers onder het internationale transfersysteem omver. Voortaan waren voetballers vrij om naar een andere club te verkassen zodra de termijn van hun contract erop zat, iets waar het gouden Ajax van de jaren negentig direct de gevolgen van ondervond toen onder anderen Edgar Davids, Patrick Kluivert en Winston Bogarde gratis de deur uitliepen. ‘Bosman’ werd een begrip, zowel in het voetbal als onder specialisten in Europees recht.

Vrijdag wordt duidelijk of de betere, maar eveneens relatief onbekende Franse oud-voetballer Lassana Diarra een vergelijkbare status wacht. Dan doet het Hof van Justitie uitspraak in een zaak die door juristen wordt gezien als een min of meer logisch, hoewel rijkelijk laat, uitvloeisel van het Bosman-arrest. Werd destijds de vrijheid van de speler na afloop van het contract bevochten, in de kwestie-Diarra gaat het om de mogelijkheden voor voetballers een doorlopende verbintenis eenzijdig op te zeggen en bij een andere club aan de slag te gaan. Een zaak met potentieel verstrekkende gevolgen: het huidige transfersysteem, waarin miljoenenbedragen worden betaald voor spelers, drijft immers op de aanname dat contracten vrijwel onbreekbaar zijn.

Ruzie over salaris

De zaak gaat terug tot de zomer van 2014, toen Lokomotiv Moskou het vierjarige contract van Diarra ontbond. De Fransman, een getalenteerde middenvelder met een verleden bij clubs als Real Madrid en Arsenal, zou contractbreuk hebben gepleegd omdat hij zonder geldige reden trainingen had laten schieten. Op de achtergrond speelde een conflict over salarisvoorwaarden.

Lokomotiv eiste schadevergoeding en kreeg gelijk van de FIFA: Diarra moest de club 10,5 miljoen euro betalen en werd voor vijftien maanden geschorst. „Ik accepteer de situatie, zoals ik altijd heb gedaan in het verleden”, zei Diarra over de straf.

Dat bleek net wat anders te liggen. In de tussentijd had Sporting Charleroi zich bij Diarra gemeld. De Belgische club wilde hem graag contracteren, maar FIFA-regels stonden dat in de weg. Die bepalen namelijk dat Charleroi aansprakelijk kon worden gesteld voor de boete die Diarra aan Lokomitiv Moskou zou moeten betalen. Bovendien riskeerde Charleroi sportieve sancties als het hem in dienst nam, zoals een transferverbod voor twee jaar, terwijl het maar sterk de vraag was of überhaupt het vereiste certificaat zou worden verstrekt om de transfer van Diarra te fiatteren. De club vroeg vrijwaringen en garanties van de wereldvoetbalbond, kreeg die niet en trok zijn aanbod aan Diarra weer in.

Daarop stapte Diarra naar de Belgische rechter, gesteund door spelersvakbond FIFPro en dezelfde advocaten (Jean-Louis Dupont en Martin Hissel) die Bosman hadden bijgestaan. Ze vechten niet het handelen van Charleroi aan, maar de FIFA-regels die Diarra op een miljoenenboete kwamen te staan voor vermeende contractbreuk én hem vervolgens belemmerden om bij een andere club aan de slag te gaan. Of, andersom geredeneerd, die clubs verhinderen spelers in dienst te nemen die een arbeidsconflict hebben met hun vorige werkgever.

Die regels zijn in strijd met de Europese mededingingsregels en het vrije verkeer van personen, stelt Diarra. Via Belgische rechters belandde de kwestie na een jarenlange procedure bij het Hof van Justitie, dat nu tot een uitspraak komt.

Super League

De zaak vormt niet alleen een natuurlijk vervolg op het Bosman-arrest. Ze heeft ook duidelijke raakvlakken met het recente juridische gevecht om de Super League, het beruchte (en mislukte) plan van twaalf topclubs uit Engeland, Spanje en Italië om buiten de UEFA en de FIFA om een gesloten voetbalcompetitie te beginnen. UEFA en FIFA dreigden clubs en spelers direct met verregaande sancties als ze mee zouden doen aan de Super League, wat volgens de initiatiefnemers in strijd was met het mededingingsrecht.

Ook zijn er overeenkomsten met een procedure waarin onlangs een UEFA-quotum voor lokaal opgeleide spelers ter discussie werd gesteld. Steeds zijn dezelfde advocaten betrokken. En steeds gaat het in essentie om de vraag hoe groot de speelruimte is van sportbonden als FIFA en UEFA om regels en sancties op te leggen die, in het vermeende belang van de sport, afwijken van Europese mededingingsregels die gelden in andere bedrijfstakken.

Die speelruimte ís er, valt op te maken uit eerdere uitspraken. Als, simpel gezegd, het doel de middelen heiligt. In het Bosman-arrest, waarin de UEFA dus verloor, benadrukte het Hof dat stimuleren van clubs om te investeren in de jeugdopleiding zo’n „legitiem streven” is.

Maar ook dan geldt dat de regels om dit te bereiken, als die in strijd zijn met de vrije mededinging, „noodzakelijk en proportioneel” moeten zijn. En dat is dikwijls niet het geval, vindt het Hof. In ‘Bosman’ dus, maar ook in de Super League-zaak. Daarin bepaalde de hoogste Europese rechter eind vorig jaar dat UEFA en FIFA misbruik hebben gemaakt van hun machtspositie en concurrerende competities niet langer naar eigen inzicht mogen verbieden.

Draconische sancties

De zaak-Diarra lijkt dezelfde kant op te vallen, afgaande op de ‘opinie’ van advocaat-generaal Maciej Szpunar, een advies aan de rechters die vrijdag uitspraak doen. Hij erkent dat het afdwingen van „contractuele stabiliteit”, waar de betwiste FIFA-regels op zijn gericht, op zichzelf een legitieme doelstelling kan zijn. Maar de FIFA-sancties voor contractbreuk zijn zo „draconisch”, schrijft Szpunar, dat het voor een speler nagenoeg onmogelijk is een contract op te zeggen of voor een club om zo’n voetballer aan te trekken. Daarmee zijn de regels „ontworpen” om de vrije mededinging te beperken.

„Dat houdt in dat het vrijwel onmogelijk is dit systeem te rechtvaardigen”, zegt Robby Houben, hoogleraar sportondernemingsrecht aan de Universiteit van Antwerpen. Hij verwacht dan ook dat het Hof oordeelt dat de betwiste FIFA-regels onverenigbaar zijn met Europees recht. En dan? Houben: „Dan dondert de ruggengraat van het transfersysteem in elkaar. Dat is gericht op het garanderen van contractuele stabiliteit, daarom zijn die sancties zo sterk én effectief. Als die sancties wegvallen, is het maar de vraag of die contractuele stabiliteit nog bestaat.”

In een extreem scenario betekent dit dat spelers in de meeste EU-landen volgens het daar geldende arbeidsrecht hun verbintenis zonder al te veel problemen kunnen opzeggen. Contracten van voetballers zijn dan nauwelijks nog iets waard, veel minder in ieder geval dan de transfersommen die nu worden betaald om spelers vast te leggen.

Want waarom zou een club miljoenen overhebben voor een voetballer die min of meer ongestraft zijn contract kan inleveren? Het is een beangstigend scenario voor clubs als Ajax, PSV en Feyenoord, die hun bedrijfsmodel in hoge mate hebben gebouwd op inkomsten uit de transfers van veelal zelfopgeleide spelers.

Maar het is twijfelachtig of het daadwerkelijk zo’n vaart zal lopen. Want niemand, spelers noch clubs, is er bij gebaat dat in ieder land andere regels gelden en contracten amper zekerheid meer bieden. Bestuurders van Europese clubs maken zich dan ook niet al te veel zorgen, merkt een directielid van een Nederlandse topdrieclub in gesprekken met buitenlandse collega’s. De suggestie dat de relatieve kalmte op de transfermarkt afgelopen zomer te maken heeft met de mogelijke gevolgen van de zaak-Diarra, wijst hij van de hand. „Wij hebben daar ook geen rekening mee gehouden”, zegt hij.

Cao-afspraken

Robby Houben erkent dat „de sector belang heeft bij een uniform systeem”, maar dat zal flink verschillen van de huidige situatie, verwacht hij. De nu geldende regels zijn opgelegd door de FIFA, een nieuw systeem zou – ook om juridisch houdbaar te zijn – moeten ontstaan uit een dialoog tussen bonden, clubs én spelers. Een soort cao-afspraak, zegt Houben, „waarin contractuele stabiliteit nog steeds belangrijk is, maar spelers een redelijke vrijheid genieten om van club te veranderen en waarin ook solidariteit bestaat voor opleidingsclubs.”

Dat heeft ook de spelersvakbond voor ogen, vertelt FIFPro-jurist Roy Vermeer. „Wij zijn niet tegen iedere vorm van transfersysteem. Maar we willen er wel inspraak op. Je kunt echt wel tot een compromis komen, denk ik, waarbij de rechten van spelers meer worden gerespecteerd.” Gesprekken met FIFA en clubs over dit onderwerp zijn nog niet op gang gekomen volgens Vermeer.

En Diarra? Die eist bij de Belgische rechter een schadevergoeding van zes miljoen euro. Krijgt hij die uiteindelijk toegewezen, dan loopt het financieel beter voor hem af dan voor Bosman. Ondanks de gewonnen rechtszaak kreeg de Belg zijn voetballoopbaan nooit meer op de rit, werd werkloos en raakte diep in de schulden. Ondertussen keek hij op tv naar voetballers die, mede dankzij hem, miljonair werden, vertelde Bosman een paar jaar geleden aan voetbaltijdschrift Elf. „Terwijl veel voetballers in rijkdom leven, heb ik bijna niets. Dat doet pijn. Heel veel pijn.”


Kom naar conflictgebied, staat straks op het shirt van AC Milan

Als Milanezen de site van hun overheid erop naslaan, zien ze een dwingend advies. Ga niet naar de Democratische Republiek Congo, het is er niét veilig. Het Centraal-Afrikaanse land wordt al jaren getroffen door bloedige conflicten, waarschuwt het Italiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Buitenlanders riskeren een overval, ontvoering of afpersing.

Gaan diezelfde inwoners van Milaan naar San Siro, de thuisbasis van AC Milan, dan zien ze binnenkort een heel andere boodschap. Op reclameborden, en op het rood-zwarte shirt van hun club, staat dan: kom vooral naar Congo, het is er prachtig.

Die aanbeveling is het gevolg van een grote sponsordeal die Milan op het punt staat af te sluiten met de Congolese regering. Het gaat om een overeenkomst voor drie jaar, die de Italiaanse topclub miljoenen oplevert, zo berichtte dagblad Corriere della Sera onlangs. De verbintenis wordt mogelijk deze week nog aangekondigd.

AC Milan zoekt al langer naar nieuwe manieren om geld te verdienen. De negentienvoudig Italiaans kampioen veranderde twee jaar geleden van eigenaar: de Amerikaanse private-equityfirma RedBird Capital Partners van multimiljonair Gerry Cardinale, kocht de club voor 1,2 miljard euro. Het was de op twee na hoogste verkoopsom ooit voor een voetbalclub .

Cardinale wil Milan terugbrengen „naar waar het ooit stond”, kondigde hij destijds aan. Tot begin deze eeuw behoorden de Milanezen tot de Europese top, zeven keer wonnen ze de Champions League of de Europa Cup. Maar de laatste tien seizoenen stond Milan slechts een keer in de halve finale van het hoogste Europese clubtoernooi. In de UEFA-clubranglijst is AC Milan nu 22ste.

De nieuwe eigenaar schermt daarbij met zijn jarenlange ervaring met sportbedrijven. In het verleden hielp hij de honkballers van de New York Yankees en met RedBird bouwt hij aan een omvangrijk sportimperium. Het fonds is ook eigenaar van het Franse Toulouse FC en aandeelhouder in het Formule 1-team van Alpine en Fenway, de eigenaar van Liverpool en de Boston Red Sox. In 2019 sprak RedBird ook met Feyenoord, schreef NRC eerder.

Om Milan sportief weer naar de top te krijgen, moet het eerst zakelijk goed gaan, vindt Cardinale. De club leed onder vorige eigenaren zestien jaar lang verlies. Tegen de Italiaanse zakenkrant Il Sole 24 Ore zei Cardinale onlangs dat hij de waarde van het merk Milan beter wil uitventen. Hij zag „enorme ruimte voor economische verbetering”.

Unieke kansen

In Congo heeft Cardinale nu een nieuwe bron van inkomsten gevonden. Het land wil zichzelf graag promoten als aantrekkelijke reisbestemming, met „unieke kansen” op het vlak van cultuur en biodiversiteit. Met een plek op het shirt van Milan bereikt Congo straks naar schatting een half miljard fans wereldwijd.

Uniek is zo’n sponsordeal niet. In het wielrennen wordt een hele reeks teams gesponsord door een stad of land op zoek naar positieve publiciteit: UAE Team Emirates, Bahrein-Victorious, Jayco-AlUla. In het voetbal maakte Atlético Madrid in 2014 al reclame voor „Azerbeidzjan, land of fire”. En sinds vorig seizoen staat „Visit Rwanda” op de shirts van PSG, Bayern München en Arsenal.

Het verschil met Congo is dat die landen betrekkelijk veilig zijn. Voor bijna allemaal geeft de Nederlandse overheid een geel reisadvies: er zijn risico’s, maar dat is geen reden om van een bezoek af te zien. Reizen naar Congo wordt daarentegen ten zeerste afgeraden. Voor een groot deel van het land geldt een oranje advies: alleen noodzakelijke reizen.

Langs de noord- en oostgrens is de kaart zelfs roodgekleurd. Daar is het conflict dat Congo al bijna dertig jaar teistert het hevigst. Door het geweld in het land kwamen sinds 1996 naar schatting zo’n zes miljoen mensen om. Een van hen was de Italiaanse ambassadeur in het land, die in 2021 werd vermoord bij een hinderlaag.

Volgens de Global Peace Index is Congo momenteel een van de onveiligste landen op aarde. In de jaarlijkse ranglijst, opgesteld door een onafhankelijke Australische denktank, staat het Centraal-Afrikaanse land op plek zes. Net achter Oekraïne en Afghanistan, maar nog voor Syrië, Mali en Noord-Korea.

Toerisme als inkomstenbron

Toerisme is er in Congo dan ook bijna niet, weet Marijnke Vincent. Zij is medeoprichter van reisbureau African Travels dat al jaren reizen organiseert naar veel Afrikaanse landen. Vincent wordt regelmatig benaderd door lokale organisaties die via haar een reis willen aanbieden, zegt ze. Maar vrijwel nooit uit Congo.

Het land verschilt daarin sterk van buurlanden Rwanda en Oeganda. Daar is toerisme uitgegroeid tot een belangijke inkomstenbron. In Rwanda zijn vakantiegangers goed voor 10 procent van alle inkomsten, in Oeganda gaat het om bijna 5 procent van het nationaal inkomen. Congo leunt daarentegen vrijwel volledig op land- en mijnbouw. Slechts 1,7 procent van alle inkomsten werd vorig jaar verdiend met toerisme: zo’n 900 miljoen euro.

De Congolese regering wil dat snel veranderen, mede via de deal met AC Milan. Over zes jaar moet het op een na grootste land van Afrika bij de tien populairste bestemmingen op het continent staan en 10 procent van het bruto binnenlands product beslaan. Congo kan die miljarden en de extra werkgelegenheid door toerisme goed gebruiken: in slechts drie landen op aarde is de armoede momenteel groter.

Voor Vincent is reizen naar Congo voorlopig geen optie, zegt ze. „We werken er met lokale partners. Die vinden het nu te gevaarlijk.” Tot drie jaar geleden deed haar bedrijf dat wel. Destijds kreeg Vincent ook het aanbod om safarireizen op te zetten in het zuiden. „We hebben daar toen wel naar gekeken, want je kunt hele mooie routes maken in combinatie met Zambia. Totdat we hoorden dat in het gebied nog heel veel landmijnen liggen.”


Moet Sinner zich zorgen maken over het beroep in zijn dopingzaak?

Hij had het de laatste tijd niet makkelijk gehad, bekende Jannik Sinner terwijl hij in het immense Arthur Arshe-stadion in New York de zilveren trofee voor het winnen van de US Open bij de oren vasthield. De kritiek die hij kreeg na zijn twee positieve dopingtesten eerder dit jaar had hem veel gedaan. Daarom, zei Sinner, was hij trots dat hij gefocust was blijven tennissen en zo zijn tweede grandslam van het jaar (na de Australian Open) kon winnen.

In alles straalde de 23-jarige Italiaan blijdschap én opluchting uit: de pijnlijkste periode uit zijn carrière had hij niet op een betere manier achter zich kunnen laten.

Maar terwijl Sinner de weken erna rust nam en alleen naast de tennisbaan opdook om zijn Italiaanse landgenoten in de Davis Cupwedstrijden tegen onder meer Nederland aan te moedigen, beraadde werelddopingagentschap WADA zich op het besluit van een onafhankelijke tuchtcommissie, in opdracht van de internationale integriteitscommissie in het tennis ITIA, om Sinner niet lang te schorsen. Zaterdag maakte de dopingorganisatie bekend in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak bij het sporttribunaal CAS. WADA eist een schorsing van een tot twee jaar tegen Sinner, die op deze dinsdag de finale bereikte van het ATP-toernooi van Beijing. Vier vragen over de zaak.

1. Waarom werd Sinner in eerste instantie vrijgesproken?

In maart dit jaar testte de Italiaanse tennisser twee keer positief op het middel clostebol, een anabole steroïde die spierversterkend en prestatiebevorderend kan werken. Volgens Sinner was het verboden middel in zijn bloed gekomen via zijn fysiotherapeut, die ter genezing van een wondje een (in Italië) vrij verkrijgbare spray op zijn vinger zou hebben gehad waar clostebol inzit. Tijdens een aantal behandelingen droeg de fysio geen handschoenen, en Sinner lijdt aan een huidaandoening waardoor zijn huid bovengemiddeld snel stofjes opneemt.

ITIA ging na een onafhankelijk onderzoek mee in die verklaring en concludeerde dat het dopingmiddel per ongeluk in Sinners bloed terecht was gekomen. De Italiaan trof „geen schuld of nalatigheid”, aldus de integriteitscommissie.

Wel werd Sinner na de positieve testen automatisch geschorst, maar omdat de Italiaan beide keren snel en succesvol beroep aantekende, duurde dat maar vier dagen. Daarnaast moest Sinner zijn prijzengeld en punten voor de wereldranglijst van het toernooi van Indian Wells, waar hij de halve finale haalde en voor het eerst positief testte, inleveren.

2. Waarom gaat WADA nu tegen die uitspraak in beroep?

Het werelddopingagentschap heeft, net als de betrokken nationale en internationale sportbonden, altijd het recht om in beroep te gaan. De crux voor dat besluit zit hem in de conclusie van ITIA dat Sinner geen schuld heeft en niet nalatig is geweest. Volgens WADA is die conclusie „niet correct onder de van toepassing zijnde regels”.

De vraag is in hoeverre Sinner verantwoordelijk gehouden wordt voor het onzorgvuldig handelen van zijn teamleden, zegt Vincent Egbers, voorzitter van de Nederlandse dopingautoriteit. „Sinner heeft de plicht hen duidelijk te maken dat ze moeten voldoen aan de dopingreglementen. Bovendien ben je als sporter altijd zelf verantwoordelijk voor wat er in je lichaam terechtkomt.”

ITIA oordeelde dat Sinner voldoende gedaan heeft met de kennis die hij destijds had – hij zou niet geweten hebben dat de masseur de spray met clostebol op zijn vingers had. WADA zal, zegt Egbers, beargumenteren dat hij in ieder geval deels verantwoordelijk is voor wat zijn (inmiddels ontslagen) fysiotherapeut gedaan heeft en daardoor binnen heeft gekregen.

Saillant is dat WADA al maanden stevige kritiek krijgt vanwege haar handelen in de dopingzaak rond 23 Chinese zwemmers. Nadat zij positief testten op het verboden middel trimetazidine, kwam de Chinese dopingautoriteit Chinada tot de controversiële conclusie dat ook hen geen blaam trof; ze zouden vervuild voedsel gegeten hebben. WADA ging daartegen niet in beroep, ditmaal dus wel.

3. Hoe groot is de kans dat Sinner alsnog schuldig wordt bevonden aan een dopingovertreding?

„WADA gaat alleen in beroep als ze denken een kans te hebben”, zegt Egbers. Een hoger beroep loopt al gauw in de duizenden euro’s, en het beroep verliezen zou opnieuw gezichtsverlies betekenen voor de toch al bekritiseerde dopingautoriteit.

Egbers snapt de beslissing wel: „Ik denk niet dat het CAS zo snel zal meegaan in het oordeel dat Sinner geen enkele blaam treft”. Want stel dat dat wel het geval zou zijn, redeneert Egbers, dan creëer je een gevaarlijk precedent: „Dan kan de kok van de KNVB het eten van het Nederlands Elftal vol doping gooien zonder dat ze het weten, zodat de spelers nooit schuld hebben.”

Kortom, het zou hem niet verbazen als de onafhankelijke tuchtcommissie van het CAS de beslissing van ITIA (deels) zou terugdraaien.

4. Welke gevolgen zou dat hebben voor Sinners carrière?

Het duurt zeker tot begin volgend jaar voordat er een zitting voor het CAS zal plaatsvinden en de uitspraak volgt. Als Sinner schuldig wordt bevonden, wordt hij voor minimaal een jaar geschorst, omdat het hier een anabole sterïode betreft, een van de zwaarste (want doeltreffendste) middelen op de dopinglijst. Dat is ook waar de WADA op mikt, een schorsing van een tot twee jaar.

Bang om zijn US Open-titel kwijt te raken, hoeft de Italiaan niet te zijn. WADA zegt er niet op uit te zijn staan resultaten uit het verleden ongedaan te maken. Maar met een beetje pech kan Sinner in januari 2025 zijn titel op de Australian Open niet verdedigen en moet hij, na het jaar waarin hij zijn status als beste tennisser van de wereld bekroonde met twee grandslimtitels en de koppositie op de wereldranglijst, langs de zijlijn plaatsnemen. Zelfs als hij daarna succesvol terugkomt, zal de schorsing voor altijd een smet blijven op zijn loopbaan.


De waarde van vrouwensport versus de kijkcijfers

Een veelzeggend bericht in de New York Times vorige maand. ‘Baas van het vrouwenvoetbal zegt dat bereik WSL groter wordt met overstap naar YouTube.’ De niet op tv uitgezonden duels uit de eerste en tweede Engelse divisie (de Women’s Super League en het Women’s Championship) zijn in het seizoen 2024-2025 niet langer via de eigen (gratis) FA Player te zien, maar via ’s werelds best bekeken website na Google.

Goed bekeken vrouwenwedstrijden, wie kan daar nou tegen zijn? De vrouwensport ontwikkelt zich razendsnel, maar heeft vergeleken met mannensport nog een grote inhaalslag te maken als het om sponsoring, salarissen, zendtijd, ticketverkoop en prijzengeld gaat. En toch is het tekenend dat de Britse WSL, een van de best bekeken vrouwencompetities ter wereld, voortaan wedstrijden uitbesteedt aan YouTube.

Dat heeft te maken met de achterblijvende ‘waardegroei’ van Europese vrouwensport in vergelijking met Amerikaanse vrouwensport, legt media- en sportmarketingdeskundige Marcel Blijlevens uit. „De groei van vrouwensport daar loopt parallel met de groei van Amerikaanse sport in z’n algemeenheid. Waar de waarde van de mediarechten in Europa stagneert of slinkt, zien we die in de VS juist enorm toenemen.”

Neem de NBA, zegt hij, de organisator van de meest prestigieuze basketbalcompetitie ter wereld. Die wist onlangs met nieuwe deals het drievoudige op te halen qua jaarlijkse waarde ten opzichte van het vorige contract. De mediarechten van de basketbalcompetitie voor vrouwen, de WNBA, zaten ook in de deal verpakt.

De belangrijkste verklaring voor die continentale discrepantie is volgens Blijlevens het verschil in concurrentie tussen broadcasters en streamingsdiensten. In Europa is die minder groot, waardoor bij tenders minder tegen elkaar wordt opgeboden. „Dat geldt voor zowel de vrouwen- als de mannensport”, benadrukt hij.

Nikki Doucet, de machtigste vrouw in het Engelse vrouwenvoetbal, wil via de YouTube-kanalen van de WSL en het Women’s Championship zó veel nieuwe kijkers trekken dat de waarde van die competities toeneemt in aanloop naar de nieuwe media-tender van volgend jaar. Een eerdere deal met de BBC en Sky Sports werd in april met een jaar verlengd. Bij de nieuwe tender worden beide kampioenschappen samengevoegd. Een slimme zet van de vrouw die eerder topfuncties bij Credit Suisse, Citigroup en Nike bekleedde.

De waardegroei van vrouwensport in de VS is veel groter dan in Europa, terwijl de belangstelling voor vrouwensportcompetities daar niet groter is dan hier.

Het blijft vreemd: de waardegroei van vrouwensport in de VS is veel groter dan in Europa, terwijl de belangstelling voor vrouwensportcompetities daar niet groter is dan hier. Acht procent van de Amerikanen tussen de 16 en 64 jaar heeft interesse voor de NWSL, de hoogste voetbalcompetitie voor vrouwen. Bij de Engelse WSL gaat het om 13 procent, bij de Duitse Frauen Bundesliga om 12,8 procent en bij de Spaanse Primera División Femenina om 16,8 procent. En tóch wist de NWSL vorig jaar een recorddeal te sluiten met onder meer Amazon, CBS en ESPN: 240 miljoen dollar voor vier jaar, een verveertigvoudiging ten opzichte van de vorige deal.

Hoe moeilijk het is vrouwensport te verkopen, weet de Amerikaanse Kelly Butler, oprichter van de internationale zender W-sport. Vier jaar geleden kwam ze op het idee zo’n vrouwensportzender op te richten, zei ze, omdat ze het vreemd vond dat aansprekende sportvrouwen lang niet altijd op reguliere kanalen te zien zijn. Ze leende geld van familie en vrienden en lanceerde de zender vanuit een studio in Dublin. Ze begon met uitzenden – voor een schijntje – in Afrika. Daar kwam steeds een nieuw land bij: Portugal, België, Luxemburg, Frankrijk, Indonesië en, sinds vorig najaar, Nederland. Rekening houden met de kijkersinteresse per land (local feed) is moeilijk, zei ze, want kostbaar. Daarom zendt W-sport (een zender die volgens KPN net zo veel kijkers trekt als Nickelodeon, KetNet en WDR) veel voetbal uit, een grensoverschrijdende sport met in elk land waar de zender te zien is wel een paar voor kijkers interessante sterren. Niet ideaal, maar het is een proces van lange adem, zegt Butler.

„Vrouwensport is niet gebaat bij een vrouwenzender”, vindt sportmarketeer Chris Woerts. Met een goede mix bij grote aanbieders bereik je meer. „Vrouwensport moet een integraal onderdeel van het sportaanbod zijn. Als je die gaat isoleren maak je er iets kleins van. Daarmee bewijs je de vrouwensport geen dienst. Als je wereldkampioen bent in een sport met een klein bereik is het al lastig. Op een vrouwenzender wordt het nóg lastiger.”

Ook Blijlevens heeft „totaal geen vertrouwen” in W-sport. Nog geen derde van de huishoudens van dertien jaar en ouder heeft een tv-abonnement van KPN, zegt hij, waar W-sport in het basispakket zit. „Als die zender de rechten van de Vrouwen Eredivisie zou hebben was het een ander verhaal, maar die kreeg ESPN, omdat de Nederlandse Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s) gezamenlijk besloten ze gratis toe te voegen aan het met die zender overeengekomen mannenvoetbalpakket.”

Eerlijk is eerlijk: de kijkcijfers van het Nationaal Media Onderzoek (NMO) zijn niet geweldig, zeker in vergelijking met die van belangrijke wedstrijden van de Oranje-vrouwen. Twente-Ajax, begin maart, trok gemiddeld 44.000 kijkers. Twente-PSV, een week later, 40.000. De best bekeken Eredivisie-wedstrijd was dit jaar Fortuna-Twente, begin mei: 63.000.

„Eenduidige getallen vertellen vaak niet het hele verhaal”, mailt een ESPN-woordvoerder. Succes kan je volgens hem ook op andere manieren definiëren. ESPN kijkt qua vrouwenvoetbal „verder dan alleen de kijkcijfers”. Het live uitzenden van de Eredivisie-wedstrijden is „een kostbare operatie”, maar het gaat om „een sport in ontwikkeling”. Samen met de KNVB en de clubs moet het vrouwenvoetbal naar „de volgende fase” worden gebracht.

Butler van W-sport klinkt nog het meest optimistisch, ook al verdient ze nog niets met de zender. Met de weinige middelen die ze heeft, probeert ze vrouwensport de huiskamers binnen te loodsen. „Vrouwensport groeit sterk in Europa, met name voetbal”, zegt ze. „Dat komt door de buzz. We moeten gewoon nóg harder ons best doen.”


Dirk Kuijt loopt verloren rond, als Beerschot-hooligans wéér vuurwerk op het veld gooien

De mouwen van zijn donkerblauwe polo heeft hij opgestroopt, deze frisse zondagmiddag in Antwerpen. Beerschot-trainer Dirk Kuijt staat voortdurend in het uiterste hoekje van zijn coachvak. Hoog op de tribune in het Bosuilstadion is zijn geklap te horen, wanneer zijn ploeg in een fel gevecht is om de bal. Door strijdlust onderscheidde hij zich als speler, nu als coach verwacht hij niet anders.

Hij coacht nadrukkelijk, soms even een tactische aanwijzing, dan weer een duim omhoog. Na een minuut bemoeit Kuijt zich met een opstootje, waarbij ook Antwerp-spits Vincent Janssen betrokken is. Begin tweede helft vliegt hij op, als hij vindt dat een Antwerp-aanvaller een overtreding begaat. Kuijt roept geregeld naar scheidsrechter Lothar D’Hondt – die hem vermanend toespreekt, nadat ook de vierde official dit al meerdere keren heeft gedaan.

In Deurne-Noord, in de beladen stadsderby tegen Royal Antwerp FC, vecht Dirk Kuijt (44) niet alleen voor zijn toekomst bij Beerschot. In breder perspectief doet hij dat ook voor zijn jonge trainerscarrière, die hij begon nadat hij in 2017 zijn spelersloopbaan afsloot met een hattrick en een landstitel bij Feyenoord.

Coach van Feyenoord

Hij zou voorbereid worden op het hoofdtrainerschap van Feyenoord, was het idee onder toenmalig technisch directeur Martin van Geel. Kuijt werd trainer van het vlaggenschip van de jeugdopleiding, de onder-19. Hij liep stage bij het eerste elftal, onder Dick Advocaat. Maar toen de positie van hoofdtrainer vrij kwam, koos de nieuwe technisch directeur Frank Arnesen in 2021 voor Arne Slot. Achteraf was dat voor hemzelf ook beter, zei Kuijt later tegen de NOS. „Ik was er op dat moment zeker nog niet rijp voor.”

Kuijts eerste serieuze klus als trainer, eindigde in een mislukking. Bij eerstedivisieclub ADO Den Haag, dat grote ambities had en snel terug wilde naar de Eredivisie, werd hij november 2022 al na 176 dagen ontslagen. Uit een reconstructie van Voetbal International bleek dat hij wel de steun had van de spelersgroep, maar niet van de algemeen directeur.

Bij Beerschot staat hij voor een nieuwe beproeving. De club uit het zuiden van Antwerpen heeft een rijk verleden, door zeven landstitels begin vorige eeuw. Beerschot stond in die jaren voor mooi combinatiespel – „het schoonste voetbal wordt nog altijd in het Olympisch Stadion op het Kiel gespeeld”, schreven de kranten destijds, volgens de clubsite.

Door faillissementen, financiële problemen, falend beleid en degradaties viel Beerschot de afgelopen decennia ver terug. Maar in 2018 kreeg de club een financiële injectie door de komst van de Saoedische prins Abdullah bin Mosaad, die inmiddels 75 procent van de aandelen heeft. Hij heeft grote ambities, toch lukte het de afgelopen jaren niet om uit te groeien tot een stabiele club op het hoogste niveau.

Kuijt nam het in januari van dit jaar over, toen Beerschot koploper was op het tweede niveau – de Eerste klasse B. Binnen een half jaar haalde hij zijn eerste succes als trainer: het kampioenschap en dus promotie naar het hoogste niveau. Hij tekende bij tot medio 2026, voor naar verluidt een half miljoen euro per jaar.

Maar achter de schermen ontstond op bestuurlijk gebied veel onrust door een strijd over het eigenaarschap. Voorzitter Francis Vrancken – die 12,5 procent van de aandelen heeft – stapte op vanwege een conflict met United World, de voetbalholding van prins Bin Mosaad. Vrancken was boos dat een beoogde overname door een Chinees-Europese partij, tevens eigenaar van FC Den Bosch, klapte. Ook de algemeen directeur en technisch directeur vertrokken.

We moeten ‘met schuim op de bek’ het veld opkomen en ons shirt natmaken

Dirk Kuyt
trainer Beerschot

„Zo viel een hele structuur weg. Daardoor is Kuijt in een soort vacuüm beland”, zegt Bart Fieremans, sportjournalist bij Het Laatste Nieuws. De nieuwe directie haalde deze zomer zo’n vijftien spelers van wie de meesten nog tegenvallen. Met veel interesse wordt zondag uitgekeken naar het debuut van twee Saoedische huurlingen: Marwan Al-Sahafi en Faisal Al-Ghamdi. Zij trainen al een tijdje mee, maar zijn pas nu speelgerechtigd.

Een impuls is nodig: al zeven competitiewedstrijden op rij verloor Beerschot, alleen in de eerste ronde werd gelijk gespeeld. Twintig goals in acht duels kreeg de ploeg tot zondag tegen. Kuijt bleef lang vasthouden aan een systeem met drie verdedigers en aanvallend ingestelde wingbacks „die positioneel vaak steken laten vallen”, zegt Fieremans. „Hij heeft zich met de spelers die voorhanden zijn nog niet bewezen als een tactisch sterke coach.”

Strijdbaar is hij wel, in aanloop naar de derby. „We moeten ‘met schuim op de bek’ het veld opkomen en ons shirt natmaken”, zegt Kuijt vrijdag. „Vriend en vijand geven ons weinig kans, voor de meeste mensen hebben we al verloren. Daarom valt er ook wat te winnen.” Hij zegt dat er andere trainers voor minder zijn ontslagen, „maar ik ben daar niet mee bezig”.

Gemaskerde hooligans

Vroeg op de middag, nog voor er een bal is getrapt, staat de mobiele eenheid al klaar bij het uitvak van de Beerschot-supporters. Daar hebben enkele tientallen gemaskerde Beerschot-hooligans hun positie ingenomen, voor in het vak. De harde kern heeft een verleden met incidenten.

Beerschot-coach Dirk Kuijt (rechts) begroet voor de wedstrijd zijn collega Jonas De Roeck van Royal Antwerp FC.
Foto Tom Goyvaerts/AFP

De aanloop is gespannen, door wanordelijkheden vorige week zaterdag. Na een 3-0 thuisnederlaag tegen directe concurrent Sint-Truiden greep de politie in omdat een groepje Beerschot-supporters het stadion was binnengedrongen. Zij kwamen in de buurt van de kleedkamer, anderen verzamelden zich buiten. Bij de poort van het stadion, spraken ze met Kuijt. „Ik kan me de frustratie van de supporters heel goed voorstellen”, zei hij.

In een gesprek met bestuursleden dreigden enkele leden van de harde kern de volgende wedstrijd – die tegen Antwerp – te verstoren bij een grote achterstand. „Ik ben baas van de tribune”, zei een Beerschot-supporter, volgens een uitgelekt audiofragment. „Als wij zeggen dat we het laten ontploffen, dan gebeurt het ook.”

Daarom zijn er zondag extra veiligheidsmaatregelen genomen door de Antwerpse burgemeester Bart De Wever. Dat er gekke dingen kunnen gebeuren in de derby, bleek drie jaar geleden: toen rende een Beerschot-hooligan in het thuisduel over het veld om vuurwerk in een vak vol met Antwerp-fans te gooien.

Kuijt blijft even roerloos staan, als Antwerp na een half uur 1-0 maakt – een goal die niet kon uitblijven door de enorme druk van de thuisploeg. Pas echt mis gaat het aan het begin van de tweede helft, als de organisatie bij Beerschot helemaal weg is. Binnen vier minuten maakt Antwerp drie goals – waarvan twee via fraaie afstandsschoten van schaduwspits Tjaronn Chery en een van spits Vincent Janssen (4-0). Pal voor de feestende meute, probeert Kuijt zijn spelers nog te bereiken. Houd controle, lijkt hij te willen zeggen.

Als wij zeggen dat we het laten ontploffen, dan gebeurt het ook

Anonieme Beerschot-fan

De keeper van Beerschot schopt het vuurwerk nog weg dat de hooligans van zijn club op het veld gooien. Het helpt niet, het duel wordt tijdelijk stilgelegd. Terwijl Kuijt even binnen zit, wordt Mark van Bommel – coach van de kampioensploeg van Antwerp in 2023 en deze middag toeschouwer – toegejuicht door de thuisfans. Bij de hervatting wordt binnen een minuut weer vuurwerk op het veld gegooid, waarop definitieve staking volgt – precies wat de harde kern van Beerschot wil.

Kuijt loopt een beetje verloren rond, geeft een assistent een bemoedigend tikje. „Shame on you”, zingen de Antwerp-supporters richting die van Beerschot. Tientallen ME’ers komen met honden het veld op, omsingelen het uitvak. Later op de middag, zet de politie nog traangas en een waterkanon in tegen rellende Antwerp-fans. Vanwege de veiligheid, kunnen spelers en trainers geen reactie geven. Pas ‘s avonds laat Beerschot weten dat de club „het gedrag van deze enkelingen ten stelligste veroordeelt” en dat betrokken fans zullen worden gestraft. Na overleg met Antwerp is besloten dat Beerschot „zich officieel terugtrekt” en dat de wedstrijd dus niet meer wordt uitgespeeld.


Sporting is de echte graadmeter voor PSV na simpele zege bij Willem II

Een dag zat er tussen en wat kilometers, maar verder was vooral veel hetzelfde in Estádio António Coimbra da Mota in het Portugese Estoril en het Koning Willem II stadion in Tilburg: ruim 70 procent balbezit, ongeveer 700 passes, waarvan 90 procent naar de juiste kleur. En dus won PSV zaterdag net zo simpel met 2-0 van Willem II als Sporting Portugal dat vrijdagavond met 3-0 deed bij het kleine Estoril. De landskampioen van Nederland staat na zeven wedstrijden bovenaan in de Eredivisie met 21 punten, hetzelfde aantal waarmee Sporting leidt in de Liga Portugal. Zelfs het aantal gescoorde goals is gelijk: 25.

In de aanloop naar het duel in de Champions League tegen Sporting, dinsdagavond in Eindhoven, is PSV in de nationale competitie vooralsnog onaantastbaar. Coach Peter Bosz kon zich veroorloven om topscorer Luuk de Jong een rustdag te geven. Zijn vervanger Ricardo Pepi, vorig jaar als invaller al zeven keer succesvol in de Eredivisie, maakte beide doelpunten. Ook vleugelaanvallers Johan Bakayoko en Noa Lang begonnen op de bank. Zij kregen nog wel speelminuten toen Bosz na rust naar hartelust vijf keer wisselde. Alleen die ene wissel deed pijn: in de 71ste minuut verliet Joey Veerman het veld met een liesblessure. Het is onzeker of de middenvelder tegen Sporting kan meedoen.

‘Geen uitdaging’

Uitgerekend Veerman wordt vaak als voorbeeld genoemd voor de spagaat van PSV: meestal weinig weerstand in de competitie, „geen uitdaging” zoals de middenvelder eerder dit seizoen zelf zei na de 7-1 zege bij Almere City. Maar in de Champions League wordt ineens een veel hoger niveau geëist. PSV speelde soms fraaie driehoekjes in het eerste duel bij Juventus. Maar de Italianen bleken op beslissende momenten duidelijk sterker: 3-1. Vorig seizoen lukte het PSV om zich na een dreun in het openingsduel tegen Arsenal (4-0) op te trekken aan het niveau van clubs uit sterkere competities in Europa. PSV haalde de achtste finales, waarin het nipt werd uitgeschakeld door latere finalist Borussia Dortmund. Maar of dat opnieuw lukt?

Het duel tegen Sporting is een goede graadmeter. De Portugese ploeg is met Benfica en FC Porto een van de drie traditionele topclubs in een kleinere competitie, zoals PSV met Feyenoord en Ajax. Trainer Rubén Amorim probeert net als Bosz met dominant voetbal een team te bouwen dat ook Europees kan presteren. De waarde van zijn selectie wordt door Transfermarkt.nl geschat op 383 miljoen euro, tegen 320 miljoen euro voor PSV. Na de landstitel van vorig seizoen, met tien punten voorsprong, slaagde Sporting erin de Zweedse topscorer Viktor Gyökeres en de Deense international Morten Hjulmand te behouden. Dit seizoen werden miljoenen geïnvesteerd in de Deense spits Conrad Harder en de Belgische verdediger Zeno Debast.

Bosz kritisch

PSV investeerde het hoogste transferbedrag (twaalf miljoen euro) in Malik Tillman, de Amerikaanse middenvelder van Bayern München die vorig jaar al op huurbasis in Eindhoven actief was. Verder overheerste blijdschap dat Olivier Boscagli, Jerdy Schouten, Veerman en Bakayoko behouden bleven. Op het laatste moment kwamen transfervrij nog Rick Karsdorp (tegen Willem II invaller met een assist bij de tweede goal) en de 35-jarige Kroaat Ivan Perisic, die voor het eerst in de basis begon maar nog niet speelgerechtigd is in de Champions League.

Een surplus aan goede voetballers was genoeg voor winst tegen Willem II – transferwaarde 11 miljoen euro. Toch bleef Bosz na afloop kritisch. „We hebben niet onze beste wedstrijd gespeeld.” Zoals hij vorige week ook minpunten benoemde na de 3-1 winst bij Fortuna Sittard. De kern? „We moeten in een hoger tempo spelen, er gelijk bovenop zitten als we de bal verliezen, zodat we ze geen tijd geven.” Kwaliteiten die PSV vorig seizoen vaak superieur maakten in de Eredivisie en uiteindelijk ook een stap verder brachten in Europa. Maar uitgerekend die kwaliteiten waren in de aanloop naar het duel tegen Sporting nog weinig te zien, ook niet in Tilburg.


De zussen Hashimi vluchtten voor de Taliban, nu staan ze aan de start bij het WK wielrennen

Normaal gesproken halen zeges in de Tour de l’Ardèche, een middelgrote rittenkoers voor vrouwen in Zuid-Frankrijk, niet de internationale media. Drie weken geleden gebeurde dat wél – om een bijzondere reden. De vijfde etappe, een bergrit van 104 kilometer met finish bovenop de Mont Lozère in de Cevennen, werd namelijk gewonnen door Fariba Hashimi (21), geboren en getogen in Afghanistan. Het was de eerste ritzege ooit op het hoogste wielerniveau voor een Afghaanse renster.

Bijna drie jaar eerder, op 26 augustus 2021, landden Fariba en haar drie jaar oudere zus Yulduz (24) met een militair vliegtuig in Rome. Met veel geluk en hulp van buiten waren ze erin geslaagd te ontsnappen aan de Taliban, de moslimfundamentelistische beweging die twee weken daarvoor de macht had overgenomen in Kabul. In het Afghanistan van de Taliban waren ze als wielrennende vrouwen in levensgevaar.

Deze zaterdag staan Fariba en Yulduz Hashimi aan de start van de wegwedstrijd op de WK in Zürich, tussen wielergrootheden als Demi Vollering en Lotte Kopecky. Namens hun land, maar níet namens het huidige regime – ze vertegenwoordigen de Afghaanse wielerbond in ballingschap. Het is de bekroning van een bijzonder seizoen voor de zussen: vorige maand maakten ze deel uit van de Afghaanse delegatie op de Olympische Spelen in Parijs. Fariba droeg de vlag tijdens de openingsceremonie, Yulduz bij de sluiting.

Een sportieve rol van belang hadden ze op de Spelen niet: in de wegwedstrijd eindigde Fariba ondanks een lange vroege vlucht als 75ste, Yulduz reed hem niet uit. Maar dat, zo zeiden ze na afloop, was ook niet het belangrijkste. Het ging hun om iets anders: een voorbeeld zijn voor de onderdrukte vrouwen en meisjes in hun geboorteland. „We vertegenwoordigen twintig miljoen Afghaanse vrouwen”, zo zei Yulduz tegen de BBC.

De gezusters Hashimi groeiden op in Faryab, een provincie in het noorden van Afghanistan, tegen de grens met Turkmenistan. In hun late tienerjaren werden ze gegrepen door het wielrennen. Ze regelden tweedehands racefietsen en begonnen met trainingsritten op de onverharde wegen rondom hun woonplaats Maynana. Hun eerste wielerkoers reden ze onder verzonnen mannennamen, gehuld in ruimzittende kleding om niet betrapt te worden – sportende vrouwen waren in het uiterst conservatieve Faryab ook al vóór de Taliban volstrekt onacceptabel. Fariba werd eerste, Yulduz tweede.

Ook binnen hun eigen familie hielden de zussen hun wielercarriere aanvankelijk verborgen: zelfs voor de hoogopgeleide elite van Maynana – hun vader is kinderarts – waren hun bezigheden een brug te ver. Toen een journalist tijdens een wedstrijd de fietsende zussen fotografeerde, kwam hun geheime hobby aan het licht – en volgde acceptatie door de rest van het gezin.

De eerste jaren op de fiets in Afghanistan waren bijzonder moeilijk. Tijdens trainingsritten werden ze uitgescholden of bekogeld met stenen, zo vertelden de zussen eerder in interviews. Een riksjarijder ramde het stel opzettelijk, waarbij Yulduz haar pols brak. Maar hun talent was onmiskenbaar – ze werden geselecteerd voor de Afghaanse nationale vrouwenploeg in Kabul.

Zonder eten en drinken

En toen werd het 14 augustus 2021, de dag waarop de Taliban tijdens het vertrek van de Amerikaanse troepen Kabul binnentrokken. Vijfduizend kilometer verderop, in de Italiaanse regio Veneto, maakte Alessandra Cappellotto zich meteen grote zorgen. De oud-wielrenster – in 1997 de eerste vrouwelijke wereldkampioen uit Italië – bestiert een stichting die zich inzet voor vrouwelijke atleten in onvrije landen. Ze had de gezusters Hashimi dat voorjaar ontmoet tijdens het nationaal Afghaans kampioenschap in Kabul. „Ik was toen onder indruk van ze”, vertelt ze over de telefoon.

Via haar contacten bij de Italiaanse regering en strijdkrachten wist Cappellotto de zussen op een lijst te krijgen voor een evacuatievlucht. Fariba en Yulduz lieten hun familie achter en zetten koers naar Kamid Harzai International Airport. Drie dagen verbleven ze in de mensenmassa op het vliegveld, te midden van chaos, paniek en geweld. Ze wisten ternauwernood te ontkomen aan een zelfmoordaanslag waarbij meer dan 180 mensen omkwamen. „Toen ik ze later vroeg wat het allermoeilijkste was in die dagen”, zegt Cappellotto, „vertelde Yulduz dat ze meer dan een etmaal zonder eten en drinken hadden gezeten.”

Op 26 augustus kwam het verlossende berichtje binnen bij Cappellotto: Fariba en Yulduz zaten op een vliegtuig naar Italië. Hun vertrek uit Afghanistan, hoe ingrijpend ook, was écht bittere noodzaak, zegt ze: „Nadat ze Faryab hadden verlaten, kwamen meteen berichten binnen dat de Taliban huizen doorzochten op zoek naar de zussen.” Anderhalve maand later werd een voormalige speelster van het nationale volleybalteam onthoofd – waarschijnlijk door de Taliban.

Fariba (l) en Yulduz Hashimi tijdens de Olympische Spelen in Parijs Foto Thibault Camus

Levend in ballingschap

In Italië heeft Cappellotto zich als een soort tweede moeder ontfermd over de zussen: ze regelde een woning en zorgde dat ze een contract kregen bij een vrouwenploeg op het hoogste wielerniveau, Valcar Travel & Service. „Aanvankelijk had ik twijfels”, zegt Valentino Villa, de voormalige eigenaar van de ploeg. „Maar toen ik de twee meiden ontmoette en hun verhaal hoorde, was ik geroerd. Tegen mensen die zoiets hebben meegemaakt, móest ik ‘ja’ zeggen, ook al zou het een behoorlijke uitdaging worden voor ons.”

De ontwikkeling van Fariba en Yulduz in Italië „overtrof alle verwachtingen”, zegt Cappellotto. Niet alleen spraken de zussen binnen twee à drie maanden behoorlijk goed Italiaans – ze leerden ook vlot omgaan met de snelheid en nervositeit in het Europese wielerpeloton. „In het begin waren ze bang en vielen ze steeds. Maar dat hield al snel op.”

In oktober 2022, ruim een jaar na hun vlucht, deden de zussen mee aan het Afghaanse kampioenschap voor vrouwen, georganiseerd door de internationale wielerunie UCI. In het Zwitserse Aigle – thuisbasis van de UCI – verschenen vijftig rensters aan de start. Fariba won, Yulduz werd tweede. „Afghaanse meiden, wees voor niemand bang!”, riep Yulduz na afloop tegen een tv-camera.

Voor Alessandra Cappellotto werd die dag duidelijk „hoe snel hun leven veranderd is”, zegt ze. „In het begin wilden ze niet zonder bedekte benen en armen fietsen, vanwege hun geloof. Maar bij de wedstrijd verschenen ze allebei in korte broek en korte mouwtjes, ook al was het acht graden Celsius. Ik zei tegen ze: doe armstukken aan, en beenstukken! Maar dat weigerden ze. Ze wilden aan andere Afghaanse meiden laten zien: jullie leven nu in vrijheid.”

Op de zege bij het Afghaans kampioenschap volgde een verloren jaar voor de zussen. Ze verruilden de Italiaanse Valcar-ploeg voor het opleidingsteam van Israel Premier Tech, maar daar kwamen ze nauwelijks aan koersen toe. Yulduz moest zelfs een baantje zoeken bij de lokale Decathlon. Dit seizoen hebben ze onderdak gevonden bij het vrouwenteam van de UCI in Aigle, waar jonge wielrensters van over de hele wereld rijden. Ze krijgen kost en inwoning, training, fietsen en een maandelijkse toelage van 400 euro.

De deelname aan de Olympische Spelen in Parijs was voor de zussen al tijden een droom. Tot twee maanden voor de start was nog onzeker of ze mee zouden doen: het IOC bleef aanvankelijk in gesprek met het Taliban-regime, ondanks het verbod op vrouwensport na de machtsovername. Uiteindelijk werd besloten – mede onder druk van de UCI, aldus Cappellotto – dat een delegatie van sporters-in-ballingschap het land zou vertegenwoordigen in Parijs. De vlag die de gezusters Hashimi bij de openings- en sluitingsceremonie droegen, was de Afghaanse driekleur van vóór de Taliban. „Dit is ónze vlag, de vlag waarvoor we willen vechten”, zei Fariba tegen tv-zender France24.

De Spelen waren voor de zussen een kans om de aandacht te vestigen op het lot van vrouwen in Afghanistan, die niet naar school mogen, niet kunnen werken of sporten en amper nog buiten komen. Ze spraken zich uit tegenover verschillende internationale tv-zenders. Toch schuilt er achter die publiciteit ook een dilemma, zegt oud-wielerbaas Villa, die nog altijd veel contact heeft met Fariba en Yulduz. „Elke keer als ze publiekelijk over hun situatie praten, kunnen er represailles volgen voor hun familie in Afghanistan.”

Die zorg is reëel: volgens Villa en Cappellotto is de familie Hashimi in Afghanistan in de afgelopen jaren vier keer gedwongen verhuisd omdat ze gevaar liepen. Een jonger broertje liep verwondingen op aan zijn hoofd bij een mesaanval. Volgens Cappellotto riep de agressor tegen hem: „Dit is vanwege jouw zussen op de Olympische Spelen.” Wel is het inmiddels gelukt om vader Hashimi naar Italië te halen.

Er hangt „een schaduw” over het leven van Fariba en Yulduz, zegt Valentino Villa, vanwege de zorgen over hun familie en hun land. „Als ik vraag of er nog nieuws uit Afghanistan is, zie ik direct de droefheid in hun gezicht.” Gelukkig, zegt hij, geeft het fietsen hun „een gevoel van vrijheid” en helpt het „om de zorgen te verzachten.” Villa heeft de gezusters wel eens geadviseerd om wat voorzichtiger te zijn in hun uitingen over Afghanistan. „Hun oprechtheid is mooi, maar je kunt het best gematigde bewoordingen kiezen.”

Behoefte aan gezelschap

Hoewel de offers enorm zijn, blijft de toekomst van de zussen onzeker. Oud-ploegbaas Villa is ervan overtuigd dat ze genoeg talent hebben om voor een ploeg op het hoogste wielerniveau te fietsen – en etappes te winnen in grote wedstrijden. „Fariba heeft een goede sprint in de benen en kan goed tempo rijden, ook in nerveuze koersen.” Yulduz noemt hij een „sieraad dat nog tot wasdom moet komen”. „Ze is een complete renner die ook raad weet met zwaardere koersen met veel klimwerk.”

Of de zussen ook volgend jaar bij het vrouwenteam van de UCI kunnen blijven, is nog niet duidelijk. Maar voor welke ploeg ze ook gaan rijden, zegt Villa, het zou goed zijn als ze in de buurt van het hoofdkwartier gaan wonen. „Ze moeten niet thuis gaan zitten, met tabellen enzo. Erop uit moeten ze, trainen met anderen. Ze hebben behoefte aan gezelschap.”


De tijd dat Ajax met transfers en Europese premies dure selecties kon financieren lijkt voorbij – net nu de selectie schreeuwt om investeringen

Werp een vluchtige blik op de jaarcijfers van Ajax en je ziet een voetbalclub die een periode van uitzonderlijk sportief en bestuurlijk verval financieel redelijk doorstaat. Na een van de slechtste en meest turbulente seizoenen in de clubhistorie, waarin Ajax vijfde werd in de Eredivisie en Europees onbeduidend was, zijn technisch directeur al na een paar maanden ontsloeg én zijn president-commissaris door de achterdeur zag vertrekken, resteert een netto verlies van 9,8 miljoen euro. En dat bij een buffer van zeldzame proporties in het topvoetbal, in de vorm van een eigen vermogen van 226 miljoen euro.

Kijk iets langer naar de cijfers en een heel ander beeld doemt op. Van een club die, gewend geraakt aan succes, drijft op een even duur als kwetsbaar fundament van miljoenensalarissen en hoge afschrijvingen op in het verleden betaalde transfersommen. Een club die dit uitgavenpatroon jarenlang kon dekken met inkomsten uit Europees voetbal en transfers, maar die daar door twee dramatisch verlopen transferzomers steeds minder in slaagt. Die, zoals het er nu uitziet, fors moet bezuinigen om te voorkomen dat het verlies volgend jaar in de tientallen miljoenen loopt. En dat terwijl Ajax kampt met een matige en onevenwichtige selectie, die juist om investeringen vraagt.

Nauwelijks vleugelaanvallers

Groot was de verbazing deze zomer toen het Ajax niet lukte vlak voor de transferdeadline buitenspeler Kamaldeen Sulemana binnen te halen als vervanger van Steven Bergwijn, die een paar uur eerder voor ruim 21 miljoen euro naar het Saoedische Al-Ittihad was vertrokken. Waarom had technisch directeur Alex Kroes zo lang gewacht met Sulemana, terwijl Ajax een paar dagen eerder ook linksbuiten Carlos Forbs al aan Wolverhampton had verhuurd? Zo hield de club nauwelijks vleugelaanvallers over.

„Ik heb mijn sportieve en financiële doelstellingen niet gehaald”, zei Kroes begin september al tegen de NOS, op de laatste dag van de transferperiode. Hij had meer spelers willen verkopen. Dat is onvoldoende gelukt, met als gevolg dat de selectie nu te groot en te ‘duur’ is. Dat Ajax tegelijkertijd wel dun in de buitenspelers zit, leidde afgelopen zaterdag tegen Go Ahead Eagles al tot een gebrek aan creativiteit (en dus kansen).

De jaarcijfers laten zien hoe ingewikkeld Kroes’ opdracht is en dat Ajax nauwelijks risico’s kan nemen. De club leed een operationeel verlies – dus los van transferinkomsten – van bijna veertig miljoen euro. Europees voetbal leverde veel minder op, een kleine 11 miljoen euro tegen 45 miljoen euro een jaar eerder, toen de club nog actief was in de Champions League. Ook de ‘merchandise’ – de verkoop van shirts en andere Ajax-artikelen – merkt de sportieve malaise bij de club. Die afdeling zette afgelopen jaar ruim 7 miljoen minder om.

Tegelijkertijd blijft de salarishuishouding voor Nederlandse begrippen bijzonder hoog. Opvallend is dat in nieuwe spelerscontracten de hoogte van het vaste deel van het salaris afhankelijk is gemaakt van het „sportieve Europese scenario dat zich voltrekt”, staat in het jaarverslag. Ofwel: als de club zich plaatst voor de Europa League, verdienen spelers minder dan wanneer de Champions League wordt gehaald.

Ondanks deze „extra nadruk op cost control” betaalde Ajax zijn spelers opgeteld nog altijd 62,4 miljoen euro aan salarissen, tegen 71,1 miljoen een jaar eerder. Een besparing van 12,5 procent, maar nog ver verwijderd van de „ongeveer 35 procent” waar Kroes eind juli op mikte in een interview op het clubkanaal. Ter vergelijking: bij Feyenoord en PSV ligt het salarisbudget voor de selectie volgens ingewijden (de twee clubs publiceren hierover geen officiële cijfers) aanzienlijk lager.

Afschrijvingen zijn hoog

Een andere complicatie bij Ajax zijn de ‘afschrijvingen vergoedingssommen’. Als een club een speler koopt, wordt het transferbedrag niet in een keer als kostenpost geboekt, maar afgeschreven over de looptijd van het contract. Dus hoe duurder de selectie, hoe hoger de jaarlijkse afschrijvingen. Bij Ajax lag dit bedrag vorig jaar op ruim vijftig miljoen euro. Dat betekent dat de club minstens datzelfde bedrag moest verdienen op transfers om (boekhoudkundig) quitte te spelen.

Dat lukte, Ajax verkocht voor ruim tachtig miljoen euro. Maar dat dankte de club vooral aan de verkoop van Jurriën Timber, Mohammed Kudus en Edson Álvarez naar Premier League-clubs, spelers die in tijden van sportief succes waren doorgebroken of gekocht en die hadden geschitterd in de Champions League. Na twee jaren van chaotisch transferbeleid en sportief verval heeft Ajax simpelweg geen spelers meer van dat kaliber. Wat dat betreft zijn de zinnetjes in het jaarverslag over de recente de verkoop van Steven Bergwijn, Gerónimo Rulli, Jorge Sánchez en Silvano Vos, transfers die buiten het boekjaar vielen, veelzeggend. Daar houdt Ajax netto slechts 1,4 miljoen euro aan over.

Kroes staat daarmee voor de taak de spelerssalarissen verder terug te brengen en tegelijkertijd de sportieve resultaten te verbeteren. Dat moet met een selectie die nu niet op orde is en een transfermarkt die, zo ervaarde Kroes afgelopen zomer, voor een verkopende club als Ajax moeilijker is geworden.

„Voetbal is emotie”, zijn de eerste woorden van het jaarverslag van Ajax. Voor Kroes is het te hopen dat het eerste elftal naar behoren presteert en de emoties rond de club niet al te zeer oplopen, zodat hij in relatieve rust kan bouwen aan een goedkopere, maar betere selectie.