Hoogspringkampioene Jaroslava Mahoetsjich leeft uit een koffer: ‘Ik voel me een ambassadeur van Oekraïne’

Op het gezicht van Jaroslava Mahoetsjich verschijnt een droevige glimlach als haar wordt gevraagd hoe ze het vindt dat de wereldkampioenschappen indoor atletiek er alweer bijna opzitten. Het is zondag, de laatste dag van het toernooi, en op een tribune hoog in de nok van de Emirates Arena in Glasgow kijkt de Oekraïense hoogspringster toe hoe haar mannelijke landgenoten trachten een medaille te winnen op het onderdeel waarop zij regerend wereldkampioen is.

„Weet je, als ik naar een toernooi als dit of de WK atletiek [outdoor] in Boedapest kom, dan kan ik aan het werk, dan kan ik mijn passie uitoefenen. Dit stadion, deze sport, dat wordt dan mijn thuis. Dus dat het bijna voorbij is, stemt me wel een beetje verdrietig.”

Waar de meeste atleten na afloop van de WK eerder deze maand naar huis gingen, naar hun geliefden en familie, was dat voor Mahoetsjich geen optie. Haar geboortestad Dnipro, in het oosten van Oekraïne, is regelmatig het doelwit van Russische bombardementen en droneaanvallen. Hoewel het atletiekstadion waarin ze altijd trainde nog overeind staat, is het er niet veilig genoeg. Vanaf het begin van de oorlog in februari 2022 zijn er meer dan tienduizend Oekraïense burgerslachtoffers gevallen, onder wie ruim vierhonderd sporters. Ook zijn er meer dan 350 sportfaciliteiten vernietigd.

Sinds Mahoetsjich na de Russische invasie halsoverkop per auto haar geboorteland ontvluchtte, bestaat haar leven uit het reizen van stad naar stad, van land naar land. „Ik leef uit een koffer.” Ze verbleef een tijd in Duitsland, in een huis dat door haar kledingsponsor werd geregeld. Daarna trainde ze in België, op uitnodiging van een sportmarketingbedrijf. Na de WK indoor keerde ze daar voor een korte periode terug, om vervolgens op trainingskamp te gaan in Portugal. „Wat ik daarna ga doen, weet ik nog niet.”

Al dat reizen drukt op haar gemoed. „Het is zo moeilijk om elke keer al je spullen naar een ander land mee te nemen.” En ook al kan Mahoetsjich de voordelen van een trainingskamp in het Portugese Monte Gordo zo opnoemen – „lekker weer, dichtbij de oceaan en de natuur, een prachtig stadion” – voelt ze er zich ontheemd. „Ik heb maar één thuis, en dat is Dnipro.”

De afgelopen twee jaar is ze twee keer thuisgeweest, eind 2022 rond de jaarwisseling en vorig jaar een maand in oktober. Haar familie en haar kat Chorny (‘Zwart’ in het Oekraïens) wonen nog altijd in Dnipro, en dat maakt haar leven niet bepaald zorgenvrij. Twee weken voor de WK zag ze nog een bericht voorbijkomen over een raketaanval op een huis dat leek op dat van haar ouders.

„Ik heb onmiddellijk een berichtje naar mijn ouders en mijn zus gestuurd om te vragen of ze oké waren, maar de eerste vijf minuten kreeg ik geen reactie. Dat was zo stressvol. Gelukkig lieten ze daarna weten dat ze in orde waren, het was niet ons huis. Maar wel het huis van iemand anders die iets verschrikkelijks is overkomen.”

Hectische autorit

Van buitenaf lijkt het alsof Mahoetsjich haar zwervende bestaan moeiteloos combineert met hoogspringen op het hoogste niveau. Op de atletiekbaan is ze een sierlijke, vrolijke verschijning met vlechten in het haar en vrijwel altijd een glimlach op haar gezicht. Nog belangrijker: ze wint bijna overal waar ze aan de start verschijnt.

Nog geen drie weken nadat de Russische invasie van Oekraïne was begonnen en ze in een hectische autorit van drie dagen en tweeduizend kilometer samen met haar coach naar Servië was gereden, won Mahoetsjich goud bij de WK indoor in Belgrado. Datzelfde jaar werd ze in de buitenlucht Europees kampioen. Een jaar later, in 2023, werd ze ook wereldkampioen outdoor, in Boedapest. Bij de WK indoor in Glasgow dit jaar veroverde ze zilver, met een voor haar doen afwijkende hoogte van 1.97 meter. Normaliter gaat de Oekraïense als een van de weinige hoogspringsters eenvoudig over twee meter.

Terwijl de afgelopen twee jaar de oorlog in Oekraïne voortduurde, nam de carrière van Mahoetsjich een vlucht en groeide ze uit tot een van de succesvolste atletes van de wereld – ze staat bij de vrouwen op de wereldranglijst in de top-10, net als Femke Bol en Sifan Hassan. Haar zilveren medaille bij de WK indoor was al bijna een teleurstelling gezien haar niveau van de afgelopen maanden. Maar ze weigert het zelf zo te zien. „Als de laatste twee jaren me iets geleerd hebben, is het dat ik elke medaille, elke mogelijkheid dat ik kan springen, moet koesteren.”

Geel-blauwe oogschaduw

Mahoetsjich ziet het als haar plicht om te presteren in naam van haar vaderland. „Ik voel me een ambassadeur van Oekraïne. Het is mijn land en er gebeurt daar iets verschrikkelijks. Ik wil dat iedereen dat weet.” Daarom springt ze tijdens wedstrijden met gele en blauwe oogschaduw, de kleuren van de nationale vlag. Daarom begint ze in elk interview dat ze geeft zelf over de oorlog. Daarom probeert ze elke wedstrijd waaraan ze meedoet te winnen. „Als ik win, dan krijg ik meer aandacht en meer mogelijkheden om met journalisten te praten en te vertellen dat Oekraïne blijft vechten.”

Maar het is voor Mahoetsjich niet eenvoudig om zich op haar sport te concentreren met alles wat er thuis gebeurt. „Ik denk er de hele tijd aan, aan mijn familie, aan mijn vrienden, of het wel goed met ze gaat.” Haar ervaring is dat het met het verstrijken van de tijd alleen maar erger is geworden, nu ze weet waartoe de Russen in staat zijn. Ze besloot vorig jaar in aanloop naar wedstrijden niet langer het nieuws uit Oekraïne te volgen. „Al die negatieve berichtgeving maakte me bedroefd, waardoor ik me minder goed kon focussen. Ik probeer nu die negatieve emoties weg te houden, omdat ik anders niet goed kan springen.”

Zelfs dan ontkomt ze niet altijd aan de realiteit in Oekraïne. Soms opent ze na een wedstrijd haar Instagram-account, waarop ze 180.000 volgers heeft, en heeft ze berichten gekregen van Oekraïense soldaten aan het front. „Ze sturen me foto’s van hoe ze in de loopgraven op hun telefoon naar mijn sprongen aan het kijken. Ik kon alleen maar denken: oh mijn god, ik heb het aan hen te danken dat ik de kans krijg om mijn sport te beoefenen.”

Dat haar landgenoten zo naar haar opkijken, voelt voor de 22-jarige Mahoetsjich als een grote verantwoordelijkheid. Ze moest door het uitbreken van de oorlog in haar land versneld volwassen worden, zegt ze, serieuzer worden ook. De twee jaar van Russische bezetting hebben ook bij de opgewekte hoogspringster haar sporen achtergelaten. „Als ik nu naar een foto van mezelf van voor de oorlog kijk, dan zie ik een gelukkige versie van mezelf. Nu heb ik die glimlach niet meer, ik ben somberder geworden. Rusland heeft dat deel van mijn leven afgepakt.” Maar ze zal niet stoppen met lachen, voegt ze daar gelijk aan toe. „Lachen is een goede emotie, dat helpt me. Dus ik blijf het doen, ook al is de situatie er niet naar. Als ik dat niet meer zou doen, dan heeft Rusland gewonnen.”

Jaroslava Mahoetsjich werd begin maart bij de WK indoor in Glasgow tweede: „Ik moet elke medaille koesteren.”
Foto Anne-Christine Poujoulat/AFP

Daarom ook is Mahoetsjich fel tegenstander van de plannen van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) om Russische en Wit-Russische sporters komende zomer onder een neutrale vlag aan de Olympische Spelen van Parijs deel te laten nemen. Ze noemt het IOC hypocriet. „Ze zeggen solidair te zijn met Oekraïne, maar tegelijkertijd vinden ze wel een manier om Russen te laten sporten. Voor mijn gevoel hebben ze niks gedaan.” In dezelfde adem prijst ze Sebastian Coe, de voorzitter van de wereldatletiekbond, voor zijn besluit (Wit-)Russen op atletiekonderdelen op de Spelen te weren. „Als ik Russische atleten zie, dan zie ik alleen maar de levens en huizen die Rusland heeft verwoest. De Spelen gaan voor mij over vrede, daar horen ze niet thuis.”

Olympisch Handvest

Mahoetsjich is tegelijkertijd geen voorstander van een Oekraïense boycot van de Spelen, mochten de (Wit-)Russen toch kunnen meedoen. „Dat heeft alleen zin als meerdere landen besluiten de Spelen te boycotten. Als wij als enigen er niet zijn en de Russen wel, dan kunnen zij voor een wereldwijd publiek de situatie schetsen zoals zij dat willen. Dat is niet goed voor Oekraïne.”

Het is beter als haar landgenoten dat mondiale platform pakken, zegt Mahoetsjich. Zij is dat in ieder geval wel van plan, ook al schrijft regel 50 van het Olympisch Handvest voor dat sporters zich moeten onthouden van politieke uitingen tijdens de Spelen. „Hoe kan ik stil zijn als er in Oekraïne kinderen opgroeien zonder ouders omdat de Russen ze gedood hebben? Ik zal mijn mond niet houden.”

Des te beter als ze straks olympisch kampioen wordt, zegt Mahoetsjich. De komende vijf maanden staan volledig in het teken van haar voorbereidingen richting Parijs, al vindt ze één doel belangrijker dit jaar. „Dat de oorlog ophoudt. Ik wil dat het sterven van mijn land stopt. Natuurlijk is het mijn droom om goud te winnen in Parijs, maar dat komt op de tweede plaats.”

Als ze heel eerlijk is, kijkt Mahoetsjich vooral uit naar de periode na de Spelen. Dan is er weer een mogelijkheid om naar Dnipro af te reizen. Na twee jaar oorlog is ze moe; fysiek, mentaal, spiritueel. Het liefst zou ze thuis zijn, daar kan ze zich het beste opladen. „Van het rondlopen in de stad waar ik opgroeide, waar ik elke straathoek ken, krijg ik energie. Dan kan ik eindelijk herstellen.”

In die zin lijkt ze op haar vader, die ondanks het gevaar weigert te vertrekken of zelfs maar naar een schuilkelder te gaan als het luchtalarm afgaat. „Dat vind ik zo moeilijk om te horen. ‘Ga toch schuilen’, denk ik dan. Maar het is een trotse man. Hij wil zijn leven niet veranderen omdat de Russen zijn binnengevallen. Ik begrijp die keuze wel. Als ik geen atleet was, dan was ik nu ook thuisgeweest.”


Column | Meisjesdromen

Ik stapte ’s ochtends vroeg in de auto om in België de wereldkampioen wielrennen te gaan interviewen, en viel net na het nieuws van zes uur op Radio 1 in een gesprek over de allereerste profvoetbalclub voor vrouwen, Hera. Initiatiefnemer Marieke Visser vertelde gloedvol over het idee erachter: de vrouwen niet als aanhangsel, zoals nu vaak bij betaaldvoetbalorganisaties afhankelijk van de mannenafdeling, maar als de belangrijkste focus. Want we leven niet meer in de jaren vijftig, toen vrouwen niet zelfstandig een bankrekening mochten openen. Een op zichzelf staande profclub voor vrouwen zou in deze tijd toch mogelijk moeten zijn – de KNVB is nu aan zet om dat te realiseren.

Binnen de kortste keren zat ik met kippenvel te luisteren. Vrouwen die geloven in voetbalvrouwen en willen investeren in hun toekomst: Visser had in financieel expert Esther Pool-Kamp een mede-oprichter gevonden, had vrouwelijke voetbalexperts als Barbara Barend en Hesterine de Reus om zich heen verzameld, en een groep vrouwelijke investeerders aan zich gebonden die kansen voor vrouwen belangrijk vinden, maar ook gewoon zien dat vrouwensport op dit moment een gigantische groeimarkt is: de waarde van vrouwenvoetbal zal de komende jaren verzesvoudigen. Misschien emotioneerde het gesprek me zo omdat ik de avond ervoor was gaan slapen met een filmpje in gedachten dat ik nog snel op mijn telefoon had gezien, een filmpje met een stuk of acht meisjes van een jaar of zeven.

We moeten het hebben over de droomkloof, zei een van de meisjes. Een ander meisje vroeg: de droomkloof? Ja, de droomkloof. De meisjes somden om beurten op: vanaf ons vijfde verdwijnt ons geloof dat we ooit regeringsleider, wetenschapper, techneut, een grote denker, astronaut of ceo kunnen zijn. Vanaf ons zevende beginnen we te denken dat jongens slimmer zijn dan wij, en dat is niet zo gek als je weet dat onze ouders vaker googelen op ‘is mijn zoon getalenteerd’ dan op ‘is mijn dochter getalenteerd’. We moeten briljante vrouwen zien die uitblinken. En we moeten ook zien hoe ze daar gekomen zijn, om ons te kunnen voorstellen dat wij ooit doen wat zij doen.

Vrouwensport is op dit moment een gigantische groeimarkt

You can’t be what you can’t see, hoorde ik iemand nog niet zo lang geleden over hetzelfde thema zeggen. Ik dacht er de hele rit naar wereldkampioen Lotte Kopecky over na, en ook zij begon erover: hoe ze als kind Marianne Vos wel kende, maar zelf vooral Tom Boonen en Fabian Cancellara als voorbeelden had gehad. Nu is zij de heldin van kleine meisjes, profwielrenster worden is voor het eerst een echt toekomstperspectief. Toch zijn deze meisjesdromen niet helemaal van gisteren: het wielrennen en voetbal voor vrouwen groeien al een paar jaar explosief. Meisjes van zes, zeven jaar weten niet beter dan dat Lotte Kopecky en Lieke Martens op tv te zien zijn.

Wat me zo trof, was de stap naar voren van al die andere briljante vrouwen, van ceo Marieke, cfo Esther, visionair Barbara en expert Hesterine, die de handen ineens hebben geslagen en meisjes laten zien: kijk, dit kunnen wij – en jij! – dus ook. De meisjes in het filmpje sloten af met een oproep: ‘we hebben alle vaders, moeders, broers en bazen nodig om de droomkloof te dichten.’

Ik hoop dat de KNVB ook ziet dat je meisjes geen groter geschenk kunt geven dan dat.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.


Richting het EK is het constant duimen voor Ronald Koeman – dat Memphis Depay heel blijft, dat Frenkie de Jong fit is, dat Brian Brobbey erbij is

Het zijn de kleine lettertjes, de subtiele mitsen en maren, die de onzekerheden bij het Nederlands elftal tekenen. „Als we compleet zijn, hebben we een heel goed elftal, dat moeilijk te verslaan is”, zei bondscoach Ronald Koeman maandag, gevraagd naar hoe zijn ploeg er nu voorstaat na een warrig interlandjaar vol met blessures.

„Wat ik bij momenten heb gezien in de afgelopen wedstrijden, had hij weer dat onvoorspelbare, het snelle wegdraaien”, zei hij over Memphis Depay, de spits die deze week na een jaar afwezigheid weer terug is in Zeist.

„Qua individuele kwaliteiten zijn er landen die aanvallend wel iets meer hebben”, reageerde hij op de vraag of hij Oranje – zesde op de FIFA-ranglijst – van wereldklasse vindt.

In zijn tweede periode als bondscoach is hoop de leidraad voor Koeman. Het is keer op keer uitzien naar spelmaker Frenkie de Jong, die vorig jaar maar vier van de tien interlands meedeed en nu opnieuw ontbreekt met een enkelblessure.

Het is duimen dat Memphis Depay nu wel een langere periode heel blijft, na een jaar waarin hij slechts twee interlands speelde.

Het is wachten op Brian Brobbey, een spits met veel potentie, die tegelijkertijd nog maar een half uur in Oranje speelde en nu is afgevallen vanwege een hamstringblessure.

Het is voorzichtig rekenen op een revival van de ooit zo dynamische Liverpool-middenvelder Georginio Wijnaldum, nu actief bij een club in de subtop in Saoedi-Arabië.

Lees ook
Oranje-international Georginio Wijnaldum over Saoedi-Arabië: ‘Ben je daar geweest? Zou je een keer moeten doen’

Georginio Wijnaldum tijdens een training van het Nederlands elftal, dinsdagmiddag in Zeist.

Twee vraagstukken

Zo begint Oranje een nieuw interlandjaar met de gebreken waar het in 2023 was gebleven. Deze vrijdag oefent het in Amsterdam tegen Schotland, komende dinsdag in Frankfurt tegen Duitsland. Het is de opmaat naar het EK voetbal, komende zomer in Duitsland, waar Oranje op 16 juni zijn eerste wedstrijd speelt.

Europees kampioen worden is „de insteek”, zei Koeman deze week zuinigjes, doordrongen van de individuele klasse bij de toplanden.

Deze periode in maart kon hem veel inzicht geven over twee belangrijke vraagstukken, zo was het idee. Wie vormt het beste koppeltje met sleutelspeler De Jong op het middenveld? En hebben Brobbey of Joshua Zirkzee – beiden 22 jaar en in opmars – het in zich om de centrumspits van Oranje te worden? Ze ontbreken alle drie. Patronen inslijpen, de onderlinge afstemming versterken, vertrouwen opbouwen, elkaar beter leren kennen – dat kan dus niet.

Terwijl deze periode de contouren zichtbaar moeten worden met het oog op de EK-selectie, deadline 7 juni. Een „examen” voor velen, noemt Koeman deze interlandperiode. Begin juni, als Oranje kort voor het EK nog oefenwedstrijden speelt tegen Canada en IJsland in Rotterdam, moet hij eruit zijn. Dan wil hij zich „puur richten” op het EK-elftal dat hij voor ogen heeft. Ruimte voor experimenteren is er dan niet meer.

Middenvelder Georginio Wijnaldum stond dinsdag de pers te woord langs het trainingsveld in Zeist.
Foto Robin van Lonkhuijsen/ANP

Nu nog wel. Met Wijnaldum als voornaamste test. De laatste drie interlandperiodes werd hij buiten de selectie gelaten, door zijn vertrek naar Saoedi-Arabië devalueerde zijn status bij Oranje. Koeman hield de deur wel op een kier. Hij is loyaal aan de 33-jarige middenvelder die in zijn eerste periode als bondscoach (2018-2020) van grote waarde was met zijn assists en goals. Bovendien was hij eerder vice-aanvoerder.

Opvallend is dat Koeman in de verleden tijd praat als het over de kwaliteiten van Wijnaldum gaat. Die waren, tot een paar jaar terug: veel loopvermogen, diepgang en rendement, veelal in het vloeiende samenspel met centrumspits Depay. Koeman kan een dynamische aanvallende middenvelder, zoals Wijnaldum, goed gebruiken. Hij heeft nu vooral middenvelders die graag aan de bal komen. „Die diepgang had hij altijd, nu wil ik zien of dat nog steeds zo is.”

‘Beste vorm’

Wijnaldum zei deze week dat hij teleurgesteld was dat hij in het najaar niet werd geselecteerd. In de twee oefenduels moet hij laten zien of hij een plekje verdient in de EK-selectie. Zijn data – zoals aantal sprints, gelopen kilometers – liggen in Saoedi-Arabië volgens Koeman „heel dicht bij” wat hij in zijn goede jaren bij Oranje liet zien. „Gini is fit, dat bewijzen alle statistieken”, zei Koeman donderdag.

Fit is ook Memphis Depay, die na zijn kruisbandblessure van eind 2019 regelmatig ontbrak door lichamelijke tegenslag. Hij speelt weer bij Atlético Madrid, maakte vorige week nog een belangrijk doelpunt in de achtste finale van de Champions League tegen Internazionale. „Hij groeit naar zijn beste vorm”, zegt Koeman. „Daar is hij nog niet, daar heeft hij in de afgelopen periode niet genoeg voor gespeeld.”

Hij bezocht Depay onlangs in Madrid, vertelde Koeman bij ESPN. Ze spraken over het EK, de selectie, Depays rol. Naast spits ziet Koeman ook een vrije rol voor Depay vanaf de linkerflank. Voorwaarde is dat hij „superfit” moet zijn, pas dan is hij van „meerwaarde”.

Afgelopen jaren speelde Depay zelden volledige wedstrijden. Daarom is Koeman voorzichtig met de aanvaller, vanwege het risico op overbelasting. „Memphis vindt dat hij altijd weer heel veel kan”, zegt Koeman. „We moeten oppassen als hij vermoeid raakt, met name in de laatste fase van een duel.”

Het toont de kwetsbaarheid van Oranje, op weg naar het EK. Toch blijft Koeman – donderdag 61 geworden, er was taart in Zeist – optimistisch. Met voorbehoud: „Als alle aanvallers fit zijn, hebben we veel kwaliteit.”


Oranje-international Georginio Wijnaldum over Saoedi-Arabië: ‘Ben je daar geweest? Zou je een keer moeten doen’

Georginio Wijnaldum wil „eerlijk” zijn en „zijn verhaal” vertellen. De voetballer uit Rotterdam staat dinsdagochtend langs het veld in Zeist, kort voor een training van het Nederlands elftal. Glinsterende oorbelletjes in beide oren, kleine vlechtjes in banen naar achteren en af en toe een glimlach. Afgewisseld met een strakke blik zodra de vragen scherper worden en het soms ongemakkelijk wordt.

Voordat hij naar Zeist afreisde, had hij zich afgevraagd wat hij zou zeggen over zijn gevoelige transfer naar de Saoedische club Al-Ettifaq, september vorig jaar. Hij sprak zich er nog niet over uit. Deze dinsdag is dat voor het eerst, tijdens een persmoment bij Oranje, voor de oefenduels tegen Schotland (vrijdag) en Duitsland (volgende week dinsdag).

Drie interlandperiodes op rij werd hij buiten de selectie gelaten – zijn vertrek naar Al-Ettifaq hielp zijn positie bij Oranje niet. Los van sportieve afwegingen, riep die keuze in moreel opzicht veel vragen op: Wijnaldum (33) staat bekend als een maatschappelijk betrokken voetballer, waarom koos hij voor een transfer naar een land met een bedenkelijke mensenrechtensituatie?

Voorzichtig zegt hij: „Naar mijn mening hebben heel veel mensen een vooroordeel over Saoedi-Arabië. Als ik zeg dat ik het daar leuk heb en plezier heb, gaan mensen mij dan wel geloven?”

Dat verschil in perspectief komt vaak terug in het half uurtje dat hij praat. Het leven daar is „heel anders” dan in Europa geschetst wordt, zegt hij. „Natuurlijk gaan mensen nu zeggen: jij woont daar, jij wordt betaald door het land, dus je moet er wel goed over praten. Ik begrijp wel waarom mensen dat denken.”

Grootmacht

Wijnaldum, 90-voudig international en oud-speler van onder meer Feyenoord, PSV en Liverpool, is de bekendste Nederlandse prof die naar Saoedi-Arabië vertrok. De middenvelder is een van de vele sterspelers – onder wie Cristiano Ronaldo en Karim Benzema – die de stap maakten. Het aantrekken van die bekende namen, past binnen de ambities van Saoedi-Arabië om uit te groeien tot een grootmacht in het internationale voetbal. In 2034 wil het land het WK organiseren.

Vorige zomer was Wijnaldum niet meer nodig bij Paris Saint-Germain, moest daar vertrekken. Hij wilde „heel graag” naar Feyenoord, waar hij in 2007 debuteerde als prof. Dat was volgens hem „onmogelijk” door de transfersom van tien miljoen euro die voor hem moest worden betaald, plus zijn hoge salaris. Het kon misschien wel als hij „heel veel” salaris zou inleveren, maar „dat wilde ik niet”.

Al-Ettifaq-coach Steven Gerrard belde hem of hij het zag zitten om naar Saoedi-Arabië te komen – geld was daar geen probleem. „Dat was de beste optie die ik had.”

Wijnaldum had zelf „vooroordelen” en was aanvankelijk „sceptisch” over het leven in het conservatieve islamitische land. Hij hoorde over de vele regels, zoals de strenge kledingvoorschriften voor vrouwen. Inmiddels zegt hij: „Ik heb nu een heel ander beeld, omdat ik daar nu echt woon en het dagelijks meemaak.”

Wat hij er precies meemaakt, wordt niet duidelijk. Wijnaldum zegt dat hij in een „kleine” en vrij afgeschermde wereld leeft in Dammam, een grote havenstad. Hij krijgt weinig mee van de leefomstandigheden van Saoedische burgers. Trainen, wedstrijden spelen en af en toe de stad in – zo zien zijn dagen eruit. „Hoe de samenleving in elkaar zit en wat kan en niet kan, hoe er met homo’s wordt omgegaan, dat heb ik niet gezien.” Homoseksualiteit is er verboden.

Doodstraf

Zijn ex-ploeggenoot Jordan Henderson verliet Saoedi-Arabië al na een half jaar – hij speelt nu bij Ajax. Hij kon zijn draai niet vinden, was ongelukkig. De Engelsman stond bekend als een uitgesproken voorvechter van de lhbti-gemeenschap en bood na terugkeer zijn excuses aan voor iedereen die zich „beledigd” of „teleurgesteld” voelde door zijn vertrek naar Saoedi-Arabië vorige zomer.

Het zijn geen woorden die Wijnaldum uitspreekt. Meerdere keren zegt hij: „De leefomstandigheden zijn heel goed.” Rapporten over de slechte mensenrechtensituatie las hij niet. Hij is zich er van bewust dat de doodstraf wordt toegepast in het land (196 executies in 2022, volgens Amnesty International).

Zijn transfer, begin september, vond plaats op een delicaat moment. Kort daarvoor bleek uit een rapport van Human Rights Watch dat Saoedische grenswachten honderden Ethiopische vluchtelingen hadden vermoord die de grens tussen Jemen en Saoedi-Arabië probeerden over te steken.

„Dat hoor ik nu van jou”, zegt Wijnaldum tegen een journalist. „Als ik het daar vraag zeggen ze waarschijnlijk: dat gebeurt niet.” Als het over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië gaat, zegt hij: „Ben je daar geweest? Zou je een keer moeten doen.”

Zoals bondscoach Ronald Koeman en directeur topvoetbal Nigel de Jong, die bezochten hem vorige maand. „De trainer kan er nu over meepraten, die heeft een beetje kunnen zien hoe het daar is.”

Wijnaldum, vice-aanvoerder van Oranje, kon het bezoek goed gebruiken. Hij was teleurgesteld dat hij in het najaar niet meer werd geselecteerd. Koeman hield de deur wel op een kier, sloot een terugkeer niet uit: hij is zeer loyaal aan de speler die met zijn goals en assists erg waardevol was in zijn vorige periode als bondscoach (2018-2020). Met zijn ervaring en dynamiek, hoopt Koeman dat Wijnaldum nog altijd belangrijk kan zijn. In de twee oefenduels krijgt Wijnaldum de kans om zich in de selectie voor het EK voetbal van komende zomer te spelen.

In het begin had Wijnaldum het qua voetbal „moeilijk” in Saoedi-Arabië. „De beleving is anders, daar moest ik aan wennen.” Bij duels zitten meestal maar een paar duizend toeschouwers. Hij vergelijkt het niveau van de Saoedische competitie met de Nederlandse Eredivisie. „Het echte beeld is niet dat je daarnaartoe gaat en kan denken: ik ga mijn zakken vullen en ik ga effe een balletje trappen.”

Er wordt meer van hem verwacht, zegt hij. Zijn rol in Saoedi-Arabië gaat verder dan alleen Al-Ettifaq, waar hij sinds het vertrek van Henderson aanvoerder is. Hij wordt betrokken bij het „ontwikkelen” van de competitie. „Er wordt naar mijn mening gevraagd, om de cultuur een beetje te veranderen, een topsportklimaat te creëren.”

Even daarvoor zei hij al, op diplomatieke toon: „We kunnen heel vaak van een afstand zeggen: dit moet beter, dat moet beter, maar als je dat echt wil doen, kan je het beter in het land zelf veranderen.”


Lesbisch zijn in het voetbal. Geen probleem … of toch wel?

In het mannenvoetbal is homoseksualiteit een taboe. In het vrouwenvoetbal zouden speelsters hun geaardheid niet hoeven te verbergen. Maar is dat overal zo? En: hoe zit het met het grote aantal homofobe berichten op sociale media tijdens het WK?


Foto Ira L. Black – Corbis/Getty Images

Het was een opmerkelijk moment in de aanloop naar de WK-wedstrijd tussen Ierland en Australië, afgelopen zomer. Tijdens het handenschudden tussen de twee ploegen sloeg de Ierse Ruesha Littlejohn één speelster over: de Australische Caitlin Foord. Wat gebeurde hier?

Britse media kwamen al snel met smeuïge details. Foord bleek foto’s op sociale media te hebben geplaatst van haar vakantie op Ibiza, kort voor het WK, met de Ierse captain Katie McCabe. McCabe is de ex van Littlejohn. ‘Liefdesdriehoek in het Ierse voetbal overschaduwt WK-openingswedstrijd’, kopte The Times.

Zoiets is ondenkbaar in het mannenvoetbal. Vorige week zette de Oostenrijkse bondscoach Ralf Rangnick drie spelers uit zijn selectie omdat zij deel hadden genomen aan homofobe spreekkoren na een clubwedstrijd. Uit de recent uitgebrachte documentaire Das letzte Tabu blijkt dat van de naar schatting 500.000 mannelijke profvoetballers nog geen tien openlijk homoseksueel zijn. De Duitse oud-international Philipp Lahm zegt: „Ik zou niemand adviseren om met teamgenoten over zijn geaardheid te praten.”

De intolerante houding tegenover homoseksualiteit in het mannenvoetbal wordt vaak tegenover de tolerante houding in het vrouwenvoetbal gezet. In het mannenvoetbal – zo gaat het verhaal – ben je als openlijk homoseksuele speler een outcast, in het vrouwenvoetbal hoeft niemand haar geaardheid te verbergen. Je vraagt je af: klopt dat?

Afgaand op de interviews met en sociale media posts van sommige bekende voetbalsters zou je concluderen dat voetbal een toevluchtsoord is voor lesbische vrouwen. De speelsters voelen zich veilig onder elkaar. „Ik heb drie relaties met voetbalsters gehad”, zei Beth Mead, partner en ploeggenoot van spits Vivianne Miedema twee jaar geleden in The Times. „Natuurlijk zijn er wel eens ruzies of spanningen in de kleedkamer, maar we weten allemaal heel goed hoe we werk en privé gescheiden moeten houden.”

In november maakte de Amerikaanse voetbalster Ashlyn Harris op Instagram bekend dat haar veelbesproken huwelijk met voormalig ploeggenoot Ali Krieger ten einde is. „We hebben afgesproken onze kinderen centraal te zetten, de therapie voort te zetten, uit elkaar te gaan en verder te gaan met ons leven”, schreef ze. En, om geruchten over vreemdgaan te smoren: „Ik was altijd trouw in mijn huwelijk, ook al was ik niet altijd volkomen gelukkig.”

International Merel van Dongen – die door haar club Atlético Madrid is verhuurd aan het Mexicaanse Rayadas – maakte eerder deze maand op Instagram bekend dat zij en haar partner Ana Romero Moreno moeder worden dit jaar. „Transfernieuws! Nieuwe aanwinst voor Mamas FC”, schrijft Van Dongen bij een filmpje waarin familie en vrienden worden verrast met de aankondiging.

Ik moest denken aan Eudy Simelane, ooit een van Zuid Afrika’s beste voetbalsters. Ze kwam er openlijk voor uit dat ze lesbisch was en moest dat in 2008 met de dood bekopen. Iemand vond haar lichaam in een afwateringsgracht. Negen keer werd er met een mes op haar ingestoken. Bij haar vagina werden blauwe plekken aangetroffen.

Ik moest ook denken aan de vraag die een Britse journalist aan de Marokkaanse teamcaptain Ghizlane Chebbak stelde op het WK, afgelopen zomer. „Zitten er lesbische speelsters in het Marokkaanse team en zo ja: hoe is hun leven in Marokko, waar zulke relaties verboden zijn?” Op het filmpje dat de internationale media haalde, betrekt het gezicht van Chebbak. Ongelovig kijkt ze om zich heen. Een FIFA-medewerker neemt het over.

Even los van de setting (hoe kun je zo’n gevoelige vraag stellen in een volle perszaal?) toont het óók aan dat het geijkte beeld – lesbische voetbalsters kunnen even open zijn over hun privéleven als heteroseksuele voetbalsters – nuance behoeft. „Zo zwart-wit is het echt niet”, zegt oud-voetbalster en tv-analist Leonne Stentler, die meewerkte aan het boek Vrouwenvoetbal in Nederland. Spiegel en katalysator van maatschappelijke verandering.

Weliswaar is er veel ten goede veranderd sinds zij in 2015 stopte met voetballen, zegt Stentler, maar er zijn genoeg landen waar je als voetballende lesbische vrouw niet voor je geaardheid kan uitkomen. Mooi, al die rolmodellen die intieme foto’s van zichzelf en hun partner op Instagram zetten, zegt ze, maar er zijn landen waar je daar de doodstraf voor kan krijgen. „Dat vergeten we wel eens.”

En zelfs die wereldsterren hebben vaak grote offers moeten brengen om zichzelf te kunnen zijn, zegt de Britse Lou Englefield, het brein achter een in 2010 gelanceerd initiatief om homofobie in het voetbal tegen te gaan: de campagne Football v Homophobia. „Iemand als voetbalster Megan Rapinoe praat nu openlijk over haar geaardheid, maar ze heeft zichzelf jarenlang gecensureerd. Beth Mead noemde haar coming out ‘een lang proces’, dat ‘emotioneel en fysiek slopend’ was.”

Englefield wijst op het in december gepubliceerde rapport van de FIFA en spelersvakbond Fifpro over de berichten op sociale media tijdens het WK in Australië en Nieuw-Zeeland, vorig jaar. Een van de conclusies: ruim 20 procent van de haatberichten is homofoob, ruim twee keer zo veel als het percentage racistische berichten. Vooral speelsters uit de VS, Argentinië, Australië en Engeland waren het mikpunt. „Er is veel reden tot vreugde als het om vrouwenvoetbal gaat”, zegt Englefield. „Maar het huidige narratief doet geen recht aan de werkelijkheid.”

Stentler moet lachen op de vraag of zij het zich kan voorstellen: een homoseksuele voetballer die de hand van een opponent weigert vanwege liefdesperikelen. „Ik denk dat dat nóóit gaat gebeuren”, zegt zij. „Vaak hoor je dat de tijd voortschrijdt en dat het dús beter wordt. Maar uit meerdere onderzoeken blijkt dat jongens conservatiever worden en meisjes progressiever. Ik ben daar best pessimistisch over.”

De lesbische voetbalsters die ik voor dit artikel benaderde, wilden niet meewerken.

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button {
–button-bg-color: #1a1a1a;
–button-border-color: #1a1a1a;
–button-text-color: white;
}

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button:hover {
–button-bg-color: transparent;
–button-text-color: black;
}

Hockeycoach Janneke Schopman: ‘Ik leg graag de verantwoordelijkheid bij de speelsters’

Janneke Schopman is een week in Nederland als ze in de late herfst van 2023 in een Amsterdams café vertelt over haar leven als hockeycoach. Ze logeert bij familie, haar thuis is in de Verenigde Staten, waar ze ruim vijf jaar werkte voor de Amerikaanse hockeybond. „Ik heb een visum en een groene kaart.”

Een paar dagen na ons gesprek vertrekt ze naar India om de Indiase hockeysters voor te bereiden op het olympisch kwalificatietoernooi, voor eigen publiek in Ranchi. Schopman weet niet of ze de Zomerspelen van Parijs haalt, vertelt ze. Bij de Indiase hockeybond is lang niet iedereen blij met haar. Ontslag ligt op de loer, als ze de geruchten mag geloven. „Ik merk nog steeds dat vrouwen in India weinig aanzien hebben. Ik ga hoe dan ook weg uit India. Maar dat mag je niet opschrijven.”

Inmiddels is Schopman (46) gestopt. India, de nummer vier bij de Spelen van Tokio, greep in januari naast een olympisch ticket. Haar contract liep nog door tot en met de zomer, maar vorige maand uitte ze in The Indian Express stevige kritiek op de werkomstandigheden in het land: „Ik kijk naar het verschil in de manier waarop mannencoaches worden behandeld, of tussen de vrouwen en het mannenteam. Ik zou niet voor hen moeten spreken, dus dat doe ik ook niet. Ik hou van ze. Ze werken zo hard, ze doen wat ik van ze vraag, ze willen leren. Maar voor mij persoonlijk, omdat ik uit Nederland kom en in de VS heb gewerkt, is dit land als vrouw buitengewoon moeilijk. Omdat ik uit een cultuur kom waar je een mening kunt hebben en waar die gewaardeerd wordt”, zei ze onder meer tegen de Indiase krant.

Schopman wil er verder voorlopig niets over kwijt, laat ze via WhatsApp weten. We besluiten wel dat ons eerdere gesprek gepubliceerd kan worden. Het gaat in deze interviewserie tenslotte over haar visie op het vak van coach, niet per se over de actualiteit. Hoewel India nooit ver weg is aan de cafétafel in Amsterdam. „Ik vind het hartstikke mooi om met die meiden te werken. Dat is het allemaal niet en dat zal het ook nooit zijn”, zegt ze.

Waarom stap je nu zelf al niet op, als je zo’n moeite hebt met de positie van vrouwen in India?

„Vorige zomer [2022] was ik in Nederland, na de Commonwealth Games. Toen zeiden mijn familie en vrienden dat ik moest stoppen. Met Kerst was ik weer in Nederland en toen ging het iets beter. Ik heb een modus gevonden, maar het is wel heftig.”

Je bent ook alweer tien jaar weg uit Nederland. Mis je het leven hier?

„Als je in India gaat wonen, dan ben je opeens heel blij met hoe Nederland is, hoor. Maar ik laat het open. Ik vind coachen enorm fascinerend, daarom doe ik het al zo lang. Ik ben [in 2014] naar Amerika gegaan omdat ik altijd naar het buitenland had gewild. Toen ik klaar was met de middelbare school wilde ik in Amerika studeren en hockeyen, maar toen zat ik in Jong Oranje. In mijn tijd in Amerika heb ik aan een coachfilosofie gewerkt, als project. Wat is belangrijk voor mij? Waarom coach ik? Waarom doe ik de dingen zoals ik ze doe? Ik coach vooral voor de ontwikkeling van sporters als mensen, niet puur en alleen voor de sport.”

Je hoeft dus ook niet per in de sport te werken. Je bent civiel ingenieur en werkte jarenlang bij bouwbedrijf Heijmans.

„Alleen is hockey een heel fijn medium voor mij. Ik vind training geven gewoon heel leuk. Ik verzin die oefeningen, ik ga erover nadenken. Laatst kreeg ik via de fysiektrainer feedback van de speelsters. Die vonden dat ze in de wedstrijden niet hun maximale snelheid konden gebruiken. Dat betekent dan dat ze het ook niet doen in de training. Oké, hoe kunnen we dat veranderen, zonder gewoon dom te gaan rennen? Dan verzin ik weer iets nieuws. En omdat nu alles gemeten wordt, krijg ik heel snel feedback: werkt het? Dan vind ik ook dat het technisch en tactisch moet werken, want anders slaat het nergens op. Dat deel van mijn vak vind ik gewoon heel leuk. En daarnaast dus het psychologische verhaal: wie ben je als persoon en waar wil je naartoe? Ik denk dat je heel veel leert van topsport.”

Janneke Schopman met de Indiase ploeg in Nederland bij de Pro League en het WK in 2022.

Foto’s: ANP

Schopman spreekt uit ervaring. Ze speelde 212 keer voor het Nederlands elftal, waarmee ze alle grote prijzen pakte. In zeventien seizoenen op het hoogste niveau in Nederland won ze zeven landstitels met Den Bosch, de club die de Nederlandse vrouwencompetitie twee decennia domineerde. Maar haar coachcarrière begon bij Rotterdam, waar ze als 18-jarige speelster van het eerste elftal een jeugdteam onder haar hoede nam. Toen ze overstapte naar Den Bosch, ging ze bij meisjes A1 aan de slag. „Omdat ik het leuk vond.”

Definieer ‘leuk’ eens.

„Wat belangrijk voor mij is, is dat sporters zichzelf kunnen zijn. Dat ze zelf leren keuzes te maken, dat ze bijdragen aan een groter geheel. In zo’n filosofie moet je dan waarden definiëren, en een van mijn waarden is hard werken. Dat is gewoon wat ik doe, wie ik ben. Je moet vrij kunnen zijn om zelf je keuzes te maken. Ik ben dan wel de coach, maar als speelsters op het veld vinden dat het anders moet, moeten ze dat kunnen doen.”

En als die keuze dan verkeerd uitpakt?

„Dan leer je ervan en heb je er nog steeds iets aan.”

Heb je altijd zo gecoacht?

„In mijn eerste wedstrijden bij de jeugd stond ik te schreeuwen langs de lijn, want ik vond dat ze allemaal moesten zijn zoals ik. Maar in mijn tijd als speelster in Rotterdam heb ik gesprekken met een psycholoog gevoerd die mij later als coach veel hebben geholpen. Ik leerde meer ontspannen te zijn. Te relativeren. En fast forward: de teampsycholoog waar ik nu mee werk, heeft mij kennis laten maken met mindfulness. Ik leerde dat het niet uitmaakt dat je stress hebt, als je maar beséft dat je stress hebt. Je leert accepteren wat je voelt en denkt. Als speler was ik enorm gestrest. Ik dacht bij Den Bosch elke wedstrijd dat we gingen verliezen. Ook tegen mindere teams, als iedereen er makkelijker over dacht. En toch heeft de Den Bosch-manier voor mij gewerkt.”

Wat is de Den Bosch-manier?

„Dat je weet wat je wil, hoe je het wil en dat je met z’n allen op een bepaalde, harde manier één kant op gaat. Maar er zijn heel veel mensen die het zo niet redden, maar wel via een andere weg. Ik ben een coach die zegt: ga het op jouw manier proberen.”

Toen je in 2010 stopte met tophockey, ging je meteen fulltime coachen bij SCHC, een oude concurrent. Was je daar al klaar voor?

„Ik heb niet heel veel tijd nodig om te begrijpen hoe iets werkt, dus ik ging vaak veel te snel. Mijn assistent bij SCHC hield mij vaak een spiegel voor. Ze zei: je luistert wel naar kritiek, maar je zegt éigenlijk ‘nee’. Ik moest beter gaan luisteren, doorvragen. Iedereen heeft zijn eigen verhaal, en dat is soms heel lastig, want sommige personen staan ver van je af. Maar ik deed daar ook hetzelfde als bij Den Bosch meisjes A1. Ik vind school heel belangrijk, bij Den Bosch wilde ik dat ze allemaal hun eindexamen haalden. Ook als ze daardoor een training misten. Dat is de rode draad: ik leg graag de verantwoordelijkheid bij de speelsters.”

Foto ANP

In India ook?

„India is een land van acceptatie. Er is veel armoede, waaraan mensen niet kunnen ontsnappen. Ik heb tegen de meiden gezegd: op het hockeyveld heb je wél invloed. Maar daarbuiten is het anders. Dat is heel moeilijk voor ze. De speelsters kregen rond de nationale yogadag te horen dat ze de volgende ochtend om zeven uur in het vliegtuig moesten zitten om ergens een yoga-clinic bij te wonen – zo werkt het in India. Dat wilden ze natuurlijk niet. ‘Bel met de voorzitter van Hockey India’, zei ik tegen mijn aanvoerder. Dat deed ze. De hockeybond vindt het lastig dat de speelsters nu een mening hebben. ‘Jóuw mening’, zeiden ze tegen me.”

De groep is mondiger geworden?

„Ze leren steeds meer om voor zichzelf op te komen, maar dat is enorm ingewikkeld. Een speelster van negentien zou door haar vader uit het trainingskamp zijn gehaald als ze niet geselecteerd was. Om te trouwen.”

Je bent meer een levenscoach?

„Ik probeer ze echt te helpen. Ik ben ook een soort van wereldverbeteraar. Mijn band met de speelsters is bijzonder. Er is zoveel potentie hier, ze kunnen echt goed hockeyen. India kan structureel de plek innemen van Argentinië [de nummer twee achter Nederland], maar daar ben ik dan niet meer bij. Ze moeten wel een goede coach krijgen, die ze doorontwikkelt. Uiteindelijk zit hier in de cultuur dat er vanuit angst hard wordt gewerkt wordt en resultaten worden gehaald. Maar als ze richting de topdrie willen, moeten ze het zelf willen, zelf keuzes gaan maken. Durven zeggen waar ze mee zitten. Dat is een voorwaarde om de volgende stap te maken. Wat ik, full circle, zelf heb gedaan toen ik jong was.”


Krav maga-training voor lhbti’ers: ‘Je weet maar nooit wie je tegenkomt op straat’

Bam, bam!, galmt het door sporthal Kindercampus Zuidas, als de krav maga-training van lhbti-sportvereniging Tijgertje begonnen is. De ongeveer twintig aanwezigen oefenen in tweetallen; de één houdt een stootkussen vast terwijl de ander daar hard op in slaat. Klappen worden met vlakke hand uitgedeeld, zijn snel en onsierlijk. Als instructeur Sharon van Dongeren (44) en haar collega op het punt staan om nieuwe oefeningen te demonstreren, maakt de groep vlug een kringetje om hen heen.

Krav maga is een zelfverdedigingskunst die midden vorige eeuw werd ontwikkeld in Israël. Het uitgangspunt van deze discipline: hoe verweer je je het beste bij agressie. „We leren deelnemers simpele en doeltreffende stoten. Voor poespas is tijdens een echte aanval ook geen tijd. In de gymzaal trainen we met realistische scenario’s, we geven aanwezigen bijvoorbeeld mee hoe je uit wurggrepen ontsnapt of veel voorkomende stoten blokkeert”, vertelt Van Dongeren. „Een echte vechtsport met kampioenschappen, winnaars of verliezers, is het niet.”

In Nederland zijn er 66 krav maga-clubs die erkend worden door de nationale bond. Tijgertje is de enige vereniging met een focus op lhbti’ers. Tijgertje organiseert door heel het land krav maga-cursussen. In Amsterdam bijvoorbeeld, verzorgt de vereniging tussen september en juni wekelijks een training. Volgens Van Dongeren is er voor deze bijeenkomsten steeds meer animo. „Dat is verontrustend”, zucht ze. „Het zou mooi zijn als ik hier niet meer hoefde te staan.”

Aangiften van geweld

Uit gegevens van het opiniepanel van EenVandaag blijkt dat queerpersonen zich in toenemende mate onveilig voelen. Zo neemt ruim de helft van de ondervraagde lhbti’ers meer negatieve reacties waar tegenover hun gemeenschap dan voorgaande jaren. Niet alleen op straat, ook op het internet stuiten ze op onvriendelijke signalen.

Lhbti’ers doen daarnaast vaker aangifte van geweld, bedreiging en andere vormen van intimidatie. Volgens de Rijksoverheid ging het in 2020 om ongeveer 2.300 aangiftes, twee jaar later groeide dit aantal naar 2.654.

„Voor ik met krav maga begon, voelde ik me als homo steeds onveiliger in de stad”, zegt Jan Pieter de Lugt (50), programmacoördinator en deelnemer aan deze trainingen, nadat hij zijn zweetsnorretje droog heeft geveegd. „Ik werd bijvoorbeeld geïntimideerd als ik ’s nachts een man zoende op straat of als ik uit een gaybar stapte. Dan waren er groepjes jongens van een jaar of vijfentwintig die hun ogen toeknepen en vervelende dingen riepen. Ze hadden een slok op, denk ik, hoop ik. Er ontstond een klimaat dat me bang maakte. Ik wilde mezelf kunnen verdedigen als mij iets overkwam.”

Tegelijk voelt het alsof hij krav maga niet alleen voor zichzelf doet, zegt hij. „Als ik zie dat een ander wordt lastiggevallen, durf ik nu in te grijpen. Vroeger had ik daar de moed niet voor. Ik zou uitwijken en bang zijn voor de confrontatie. Ik ben zelfverzekerder. Het voelt goed om te kunnen bijdragen aan de veiligheid van een ander.”

Foto Simon Lenskens

Niet levensecht

Ties de Bresser (58) zet zijn bril stevig op zijn neusbrug voordat hij begint aan zijn oefening. Rond Ties’ bovenlijf knellen de armen van zijn sparringpartner, die achter hem staat. Vervolgens knijpt De Bresser in de hand van zijn trainingsmaatje. Hij schudt zijn heupen en duikt soepeltjes onder de oksel van zijn ‘aanvaller’ door. Als hij zich eenmaal heeft losgewurmd uit de greep, speelt er een glimlach om zijn lippen.

„Het is fijn om hier met andere lhbti’ers te zijn. Ik voel me veilig. Je weet namelijk zeker dat niemand je gek aan zal kijken vanwege je seksuele geaardheid of gender”, geeft De Bresser, een transman, aan. „Daarnaast hebben veel mensen hier te maken gehad met agressie en nare ervaringen. In dat opzicht hebben we veel gemeen. We kunnen het er met elkaar over hebben en leed delen. Een queervereniging heeft absoluut meerwaarde.”

De Bresser vertelt dat hij in het verleden zowel seksueel misbruikt als fysiek mishandeld is. „Hoewel krav maga me ook fit houdt, ben ik vooral gaan meetrainen omdat ik weerbaarder wilde worden. Toen ik vroeger werd toegetakeld, klapte ik dicht. Ik kon me niet verzetten en bevroor. Ik was een makkelijk slachtoffer”, zegt De Bresser. „Door alle oefeningen hier weet ik in principe wat ik moet doen.”

Toch, hij noemt de trainingen realistisch, niet levensecht. „Niemand hier is er op uit om me te verwonden. Misschien raak ik, wanneer ik daadwerkelijk word aangevallen wel weer in paniek”, zegt hij. „Hoe goed de technieken dan uit de verf komen weet ik niet. En hopelijk hoef ik daar nooit achter te komen.”

Juul Kienhuis (18) kijkt naar de rest van de groep, die grotendeels uit transpirerende mannen van middelbare leeftijd bestaat. Kienhuis vertelt, in tegenstelling tot veel andere deelnemers van de training, nooit fysiek te zijn aangevallen. „Ik ken sommige van hun verhalen. Het is heftig, ik ben blij dat het mij nog nooit overkomen is” zegt Kienhuis. „Ik ben ook nog maar jong, misschien maak ik het later mee.”

Door het internet werd Kienhuis zich ervan bewust dat er veel queerhaat is. „Nieuwssites staan vol met berichten over queers die mishandeld worden, op sociale media zag ik dat transpersonen vaak werden uitgescholden. Het was iedere keer schrikken. Toch raakte ik niet echt bang. Ik realiseerde me alleen wel dat er mensen zijn die niet het beste voor hebben met queerpersonen, met mij. Je weet maar nooit wie je tegenkomt op straat; voor mij is krav maga een soort voorzorgsmaatregel.”


Column | Het gemiste Elfstedenkruisje van de broer van Hennie Kuiper

Ik ging een pannenkoek eten met Hennie Kuiper. Hij nam er eentje met spek en kaas, net als ik, en deed er veel poedersuiker op. Ik was komen fietsen langs het Kanaal Almelo-Nordhorn, en van achter het raam van pannenkoekenhuis Bolle Jan keken we uit over het water waar de wielerlegende als kind eindeloos schaatste – zo stak hij meteen van wal. De winters waren nog zo koud, toen. Hij schaatste de hele dag en ging door tot het donker was, dan schaatste hij bij het maanlicht tot hij naar bed moest.

De winter van 1963 herinnert hij zich nog goed, veertien was hij toen. Zijn broer was een stuk ouder en werkte al, als onderwijzer op een school in Oldenzaal. Hij was ook gek op schaatsen, en rijdend lid van de Koninklijke Vereniging De Friesche Elf Steden. Toen de Tocht der Tochten werd aangekondigd en verreden zou worden op vrijdag 18 januari wilde Hennies broer natuurlijk meedoen. Als wedstrijdrijder het liefst. Daarvoor moest hij op donderdag al vroeg vertrekken om zich op tijd in te kunnen schrijven. Het hoofd van de school wilde hem daar geen verlof voor geven. Dus vertrok Hennies broer pas na schooltijd met de trein naar Friesland. Hij kon overnachten bij familie van vrienden, en de volgende ochtend stapte hij om half negen tussen de laatste groepen toerrijders op de schaats.

Hij was zo sterk, en hij reed zo goed, hij was binnen no time in Bolsward – maar het was zo koud dat alle toerschaatsers rond vijf uur van het ijs werden gehaald. Doorgaan was onverantwoord, er bevroren teveel ledematen. Uiteindelijk bereikten maar 69 toerrijders de finish, en daar zat Hennies broer niet bij. Hij had tien stempels verzameld toen hij moest stoppen. De elfde, en het kruisje, heeft hij nooit gehaald.

Hij liet de dorpssmid een gewone fiets omlassen tot racefiets

Hij werd met de bus naar Leeuwarden gereden en rond middernacht bracht de trein hem terug in Oldenzaal. Toen hij zijn fiets uit de stalling pakte, vroeg een vrouw nog waar hij in godsnaam vandaan kwam. Het was min twintig, en met de oostenwind op z’n neus fietste hij de laatste tien kilometer naar huis, naar Denekamp. Hennie werd meteen wakker gemaakt – je broer is terug! – en met de hele familie zaten ze midden in de nacht om hem heen om alles over het avontuur van de onfortuinlijke schaatser te horen. Hennie hing aan zijn lippen, de slaap was hij al lang vergeten.

Had hij eerder kunnen vertrekken, dan had zijn broer de barste Tocht der Tochten ooit uitgereden, Hennie weet het zeker. Hij was er sterk genoeg voor, hij had makkelijk met de wedstrijdrijders mee gekund. Het verhaal is altijd blijven kleven. Op verjaardagen van de Kuipers wordt 61 jaar na dato nog steeds over het gemiste kruisje gepraat.

Zo gauw het kon, werd Hennie ook rijdend lid. De Elfstedentocht schaatsen, en úit schaatsen, dat wilde hij. Was er nog eens een tocht geweest in die jaren zestig – wie weet hoe het dan gelopen zou zijn. Maar tot de volgende Elfstedentocht duurde het wel 22 jaar. En zo kreeg Hennie Kuiper niet de kans in het rijtje Reinier Paping – Evert van Benthem – Henk Angenent te komen. Niet veel later liet hij de dorpssmid een gewone fiets omlassen tot racefiets, met een krom stuur. Hennie werd wielrenner, en geen schaatser. Wat hangt het leven soms toch van toevalligheden aan elkaar.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.


Ministerie stuit op nieuwe Russische transacties Vitesse

De armlastige voetbalclub Vitesse is verder in het nauw gebracht doordat nieuwe transacties zijn opgedoken tussen de huidige Russische eigenaar Valeriy Oyf en oligarch Roman Abramovitsj. Vanwege de verwevenheid tussen de twee Russen stelt het ministerie van Economische Zaken dat Abramovitsj de feitelijke zeggenschap heeft over de club uit Arnhem, die daardoor mogelijk onder de sanctiewetgeving valt.

Abramovitsj, een vertrouweling van de Russische president Vladimir Poetin, werd in het voorjaar van 2022 op de Europese sanctielijst gezet. Bezittingen van de oligarch werden bevroren, waaronder de Britse voetbalclub Chelsea. Dat leidde ertoe dat de club geen spelers, kaartjes en merchandise mocht verkopen zolang Abramovitsj eigenaar was. Uiteindelijk werd Chelsea verkocht, de opbrengst werd geparkeerd op een Britse bankrekening. Voor de verkoop was toestemming vereist van de Britse overheid.

Dat lot – bemoeienis door de overheid – dreigt nu ook voor Vitesse, als de club niet snel een manier vindt om de huidige Russische eigenaar Oyf volledig buitenspel te zetten. Ook is onzeker of Vitesse een proflicentie krijgt voor volgend seizoen zolang de banden met Oyf niet zijn doorgeknipt.

Het ministerie van Economische Zaken had Vitesse tot deze woensdag de tijd gegeven om te reageren op de mogelijke sanctieovertreding. Maar volgens een woordvoerder van Vitesse „ligt de bal elders”. Hij verwijst naar een KNVB-onderzoek naar de Russische eigenaar van Vitesse dat nog niet is afgerond. „Tot die tijd is het afwachten. Het enige dat wij kunnen doen is meewerken aan de onderzoeken.”

Afgekeurde overname

Vitesse, nummer 17 in de Eredivisie, zoekt al zo’n twee jaar naar een manier om los te komen van zijn Russische eigenaar. Die dacht de clubleiding te hebben gevonden met een verkoop aan de investeringsmaatschappij Common Group van de Amerikaan Coley Parry. Maar die overname werd recent door de licentiecommissie van de KNVB afgekeurd, omdat de Amerikaan niet kon of wilde aantonen waar het geld voor de beoogde overname vandaan kwam.

Zelfs als de KNVB wél akkoord was gegaan met een overname door de Common Group, dan was de transactie waarschijnlijk gestuit op juridische bezwaren. Want terwijl Vitesse – voorlopig tevergeefs – zoekt naar een partij die de zwaar verlieslatende club mag en wil kopen, wordt steeds meer duidelijk over de verwevenheid van Abramovitsj met de huidige eigenaar, Oyf, en zijn voorgangers.

Het bestaan van de brief van Economische Zaken aan Vitesse lekte vorige week uit via De Telegraaf. Het ministerie is onderzoek gaan doen na onthullingen van The Guardian met The Bureau of Investigative Journalism en NRC afgelopen najaar over de financiële banden tussen de oligarch en de eigenaren van de Vitesse. Uit die publicaties bleek al dat Abramovitsj niet zomaar een zakenvriend was van de Russen bij Vitesse, zoals de club altijd beweerde, maar dat zij indirect door de oligarch werden gefinancierd.

Abramovitsj beschouwde Vitesse als zíjn club, schreef NRC op basis van Cyprus Confidential, een onderzoeksproject van 65 internationale media geleid door het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten (ICIJ) en het Duitse onderzoeksplatform Paper Trail Media naar gelekte documenten van verschillende financieel dienstverleners uit Cyprus.

Daarop vroeg het ministerie bij ING, huisbank van Vitesse, relevante informatie op. Die heeft het beeld van directe bemoeienis van Abramovitsj bij Vitesse verder versterkt. Een woordvoerder van ING wil daar verder niets over zeggen, omdat de bank nooit reageert op zaken rondom individuele klanten. Ook doet de bank geen uitspraken over „contacten met autoriteiten”. „Binnen de wet- en regelgeving werken wij uiteraard mee aan onderzoek en informatieverzoeken van autoriteiten.”

Uit onderzoek van NRC blijkt nu dat het ministerie zijn conclusie onder meer baseert op een ingewikkelde financiële transactie uit 2018, het jaar dat Oyf Vitesse overnam van landgenoot Alexander Tsjigirinski. Ook is er een betaling opgedoken van een bedrijf van Oyf aan een vennootschap van Abramovitsj, die betrekking lijkt te hebben op de overname van Vitesse.

Woontorens in Moskou

Bij de transactie uit oktober 2018 verkoopt Abramovitsj aan Oyf voor een schijntje een pluk aandelen van een vennootschap die mede-eigenaar is van een vastgoedbedrijf van Tsjigirinski. Dat bedrijf ontwikkelt onder meer woontorens in Moskou. Zo komen de huidige en de voormalig eigenaren van Vitesse, Oyf en Tsjigirinski, en Abramovitsj zakelijk bij elkaar.

De sterkste aanwijzing voor de betrokkenheid van Abramovitsj bij Vitesse komt naar voren uit een eerdere betaling uit 2018. Onder de buitenlandse eigenaren is Vitesse dan op grote voet gaan leven om de ambities waar te maken. Zo leent Tsjigirinski in de periode dat hij eigenaar is van Vitesse, jaarlijks miljoenen aan de club. De schuld van Vitesse aan de Rus is opgelopen tot dik 136 miljoen, als Tsjigirinksi in mei 2018 besluit de club te verkopen aan Oyf. Die neemt daarbij ook de schuld van Vitesse aan Tsjigirinski over, zo blijkt uit geheime contracten.

Maar in plaats van dat hij Tsjigirinski daarvoor betaalt, maakt Oyf in juni 2018 10 miljoen dollar over aan een brievenbusfirma van Abramovitsj. Alsof híj degene was die in werkelijkheid de vordering op Vitesse had, en dus niet Tsjigirinski.

De invloed van Abramovitsj is tot op heden steevast door de betrokkenen ontkend. Een advocaat van Oyf laat nu in een reactie weten dat hij meewerkt aan het onderzoek van het ministerie van Economische Zaken. Ook zegt hij dat Abramovitsj geen enkele vorm van „zeggenschap” of „betrokkenheid” heeft „in of over” Vitesse en dat de oligarch op geen enkele wijze betrokken was bij processen rondom de verkoop van aandelen in de voetbalclub. Op de specifieke financiële transacties die het ministerie onderzoekt, reageert Oyf niet.

Ook een advocaat van Abramovitsj zegt dat de oligarch nooit enige „invloed of controle” op Vitesse heeft gehad. Dat blijft vooralsnog ook de lezing van de club, zegt een woordvoerder. „Geldstromen staan niet gelijk aan directe invloed.”


Jerdy Schouten heeft geleerd dat topvoetbal ‘geen speeltuin’ is, maar kiest nog wel vaak de veilige optie

Dat het maar duidelijk is. Hij is een typische ‘nummer tien’. Vader Henny Schouten praat bevlogen over de kwaliteiten van zijn zoon Jerdy, in gesprek met Telstar-coach Mike Snoei in het voorjaar van 2017. Met zijn spelinzicht, techniek en steekpasses is hij gemaakt voor de rol van aanvallende middenvelder. Vader Schouten trainde hem zelf nog in de jeugd van FC Vlotbrug in geboorteplaats Hellevoetsluis en bezoekt tot de dag van vandaag vrijwel ieder duel.

Los van de positie willen Schouten en zijn ouders die dag vooral weten of hij veel speeltijd krijgt bij Telstar, merkt Snoei. Die kan hij, in zekere mate, garanderen. Schouten wil minuten maken bij de Eerste Divisieclub. Negen jaar zat hij bij ADO Den Haag, rook even aan het eerste elftal, maar had weinig perspectief op een basisplaats.

Bij Telstar krijgt hij speelminuten én rugnummer tien – ongeveer het enige dat ze Schouten in eerste instantie kunnen bieden. Hij speelt de eerste paar maanden op amateurbasis, ontvangt alleen een reiskostenvergoeding van 19 eurocent per kilometer. „Iedereen vindt en vond hem geweldig”, zegt toenmalig Telstar-coach Snoei terugblikkend. „Maar hij had op dat moment nog veel te weinig laten zien, was erg zoekende.”

Jerdy Schouten (27) is nu een sleutelspeler bij PSV, dat deze woensdag in de achtste finales van de Champions League tegen Borussia Dortmund speelt – het eerste duel in Eindhoven werd 1-1. Coach Peter Bosz zet de multifunctionele speler op verschillende posities in. Dan als controleur op het middenveld, dan centraal achterin. „We zouden zijn broer onder contract moeten nemen”, zei Bosz begin december met een knipoog.

In zijn jeugd werd Schouten niet opgemerkt in Nederland. Uitnodigingen voor nationale jeugdelftallen kreeg hij niet, scouts van grote clubs hadden hem niet in het vizier. Toch bereikte hij, stapsgewijs, de top van Nederland.

Niet in paniek raken

Aleksandar Rankovic weet genoeg, die rossige, kleine, dunne jongen wil hij erbij. Schouten, 17 jaar, speelt dan bij de onder-18 van ADO Den Haag en valt op bij Rankovic, destijds coach van de onder-19. „Goede techniek, altijd de juiste keuzes, onder druk kunnen uitspelen, niet in paniek raken”, zegt hij. Rankovic krijgt zijn zin, hij mag hem doorschuiven naar zijn elftal.

Een beetje „lui” was Schouten wel, zegt het talent later in een interview. Hij is speels, vindt trucjes leuk, vertrouwt op zijn techniek. Rankovic, een Servische coach die veel eist op het gebied van mentaliteit, probeert hem volwassener te maken. „Hij moest leren dat voetbal op die leeftijd geen speeltuin meer is. Hij moest iets harder worden, meer op resultaat kunnen spelen.”

Schouten heeft het compartimentsyndroom, een zeldzame aandoening die ontstaat door een te hoge druk in de spieren van het onderbeen

Het grootste probleem is zijn fysiek. Schouten heeft het compartimentsyndroom, een zeldzame en complexe aandoening die ontstaat door een te hoge druk in de spieren van het onderbeen. Dat zorgt voor veel pijn. De spieren zaten te strak en moesten via een operatie worden opengebroken, vertelt Schouten daar later over. „Niemand wist eerst wat het was”, zegt goede vriend Rody de Boer, destijds keeper bij ADO. „Hij is bij verschillende doktoren en ziekenhuizen geweest.” Door de tegenslag is Schouten in de onder-19 meer dan een jaar uitgeschakeld.

Als hij na een lange revalidatie zijn rentree maakt, najaar 2016, krijgt hij al snel een kans in het eerste elftal. Daar is coach Zeljko Petrovic erg enthousiast over hem. „Een topprofessional. Beleefd, wilde veel leren, hard werken.” Wel ontbreekt het hem aan snelheid voor de nummer 10-positie, vindt Petrovic. Schouten valt drie keer in. Maar verdwijnt ook weer snel, als Petrovic een tijdje later wordt ontslagen. Onder zijn opvolger Alfons Groenendijk, die ADO in de Eredivisie moet houden, blijft Schouten op de bank.

Hij heeft dan een jeugdcontract bij ADO, en de club biedt hem volgens de toenmalige manager voetbalzaken Jeffrey van As een profcontract aan. Het plan is om hem te verhuren aan een club uit de Eerste Divisie. „We speelden degradatievoetbal en Lex Immers kwam die zomer, een concurrent op zijn positie.” Wat ook meespeelt: bij ADO is er door zijn eerdere blessure „grote twijfel” over zijn fitheid, zegt Van As.

Schouten twijfelt niet, hij wil weg, voelt geen vertrouwen. Hij pakt de trein naar Leeuwarden, waar hij op stage gaat bij sc Cambuur. Daar wordt hij, tot twee keer toe, afgetest. Zijn zaakwaarnemer belt de technisch directeur van Telstar: „Ga nou naar deze jongen kijken.” Dat gebeurt. En mei 2017 vertrekt hij van ADO naar Telstar.

Het is niet dat hij meteen grote indruk maakt in Velsen-Zuid, waar hij als aanvallende middenvelder speelt. Na een 4-1 nederlaag in de eerste ronde van de KNVB-beker tegen de amateurs van VVSB, gaat Snoei met hem zitten. „Moet je niet een positie naar achteren?” De aanvallende rol vindt de coach niet bij hem passen omdat Schouten „niet zo explosief” is. Hij ziet een controlerende middenvelder in hem, dus kort vóór de verdediging – de ‘zes-positie’ in jargon.

Daar gaat hij later in dat seizoen spelen. Aanvankelijk tot onvrede van pa Schouten, zegt Snoei. „Die kwam naar mij toe met een wijzend vingertje: mijn zoon is een tien, geen zes.” Met Schouten op die positie gaat het draaien bij Telstar. Ze zijn bijna onverslaanbaar, promoveren zelfs nog bijna via de play-offs.

Met maatje Rody de Boer, ook overgestapt van ADO, woont Schouten in een klein appartement in het centrum van Alkmaar, tegenover de rosse buurt. Het is een mooi duo, vinden ze bij Telstar. Snoei: „Twee boeven, met enorm veel humor. Nooit nerveus. Altijd aan het trainen, nooit geblesseerd.”

Lees ook
Waarom de kopballen van PSV-spits Luuk de Jong bijna niet te verdedigen zijn

<img alt="PSV-spits Luuk de Jong kopt in de wedstrijd tegen Heracles Almelo (het werd 2-0).” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/jerdy-schouten-heeft-geleerd-dat-topvoetbal-geen-speeltuin-is-maar-kiest-nog-wel-vaak-de-veilige-optie.jpg”>

Hij noemt Schouten „onverstoorbaar”, iemand die goed met tegenslagen kan omgaan. „Het lijkt hem nu makkelijk af te gaan, maar hij heeft er voor moeten knokken om die eerste doorbraak voor elkaar te krijgen.” Eredivisieclub Excelsior, dat zelden transfervergoedingen betaalt, neemt hem na een jaar voor zo’n 300.000 euro over.

In Rotterdam valt Schouten – een achterneef van Feyenoord-legende Henk Schouten (1932-2018) – op bij de hoofdscout van de Italiaanse club Bologna. De volledige scoutingafdeling van de club bekijkt hem een maand lang op video’s. „Toen we overtuigd waren van zijn potentieel, gingen we naar Nederland om hem live te bekijken”, zegt toenmalig technisch directeur Riccardo Bigon.

Daar maakten ze kennis met een „rustige, doodnormale eerlijke gozer, wars van sterallures”. Dat is althans hoe Adrie Poldervaart, destijds coach van Excelsior, hem omschrijft. Op het veld kan hij fel zijn, geeft hij alles – ook in trainingen. „Qua gelopen meters zat hij altijd in de top van zijn kunnen. Hij bivakkeert op het randje, alles om beter te worden. Ook in oefenvormen, partijen.” Ze werkten onder meer aan zijn loopacties voor de goal, om vaker tot scoren te komen – iets waar Schouten niet in uitblinkt.

Wat kan beter?

Schouten en Poldervaart komen uit dezelfde regio in Zuid-Holland en hebben contact gehouden na zijn vertrek naar Bologna in 2019. Soms wandelen ze langs het strand, drinken koffie, eten wat. En ze praten veel over het spel, wat Schouten in bepaalde situaties beter had kunnen doen. „Hij is intelligent, is er altijd mee bezig hoe hij zich kan ontwikkelen. Soms bekijken we beelden, hoe hij zich defensief opstelde, waarom hij wel om de bal vroeg of niet.”

In de vier jaar bij Bologona ontwikkelde hij zich verdedigend enorm, zegt Bigon. Fysiek is hij sterker geworden. „Hij heeft veel in de sportschool gewerkt.” Bovendien is hij in staat om „moeilijke ballen” om te zetten in goede, zuivere passes. Dat in combinatie met het vuile werk dat hij opknapt op het middenveld gaf hem bij Bologna de bijnaam ‘wasmachine’.

Toch was bondscoach Louis van Gaal minder enthousiast nadat hij Schouten in juni 2022 liet debuteren in Oranje, tegen Wales. Hij vond dat hij veel balverlies leed en dat hij meer „stationnetjes” had kunnen overslaan. Hiermee bedoelde hij dat hij voor meer diepere, risicovolle passes had kunnen kiezen in plaats van korte veilige passes.

„Hij richt zich heel erg op zijn directe tegenstanders en medespelers in zijn omgeving. Dat is die korte oriëntatie, hij kijkt wat er dicht bij hem in de buurt is”, zegt Julian Agatowski. Hij is performance coach bij het bedrijf Vantage, dat verschillende spelers begeleidt op gebied van onder meer positionering en non-verbale communicatie. Op verzoek van NRC analyseerde hij het spel van Schouten.

Zijn passes zijn zeer accuraat, Schouten is op zijn best als alles in zijn gezichtsveld gebeurt, zegt Agatowski. Zoals een pass op spits Luuk de Jong in het thuisduel tegen Dortmund, waaruit een kans voor Malik Tillman ontstond. Maar omdat hij in zijn kijkgedrag niet gericht is op grotere ruimtes – lange oriëntatie – zitten er weinig beslissende passes (zoals diep of cross) tussen, zegt Agatowski.

Hiermee hangt samen dat hij soms meer ‘open’ kan staan voor hij de bal krijgt, waardoor hij iets meer tijd en ruimte krijgt voor de oplossing vooruit. „Door die gesloten lichaamshouding kiest hij regelmatig voor de veilige optie terug op de verdediger.”

Dat hij vaak voor korte combinaties kiest is bij PSV niet per se een probleem. Met spelverdeler Joey Veerman heeft hij iemand naast zich die vaak de diepte zoekt in zijn passes. Maar het meespelen van Veerman is door een blessure nog onzeker, wat vervelend kan zijn voor Schouten. Agatowski: „Zij vullen elkaar goed aan.”

En de positie van nummer 10? Daar heeft Schouten na Telstar nooit meer gespeeld.