Nog één kilometer te gaan, Demi Vollering leidt een pelotonnetje van de 22 overgebleven rensters, in dienst van haar ploeggenoot Lorena Wiebes. Vollering zet het groepje af voor de eindsprint en ziet even later hoe Wiebes met haar handen in de lucht over de eindstreep komt. Maar de sprinter juicht te vroeg en rekent buiten de laatste energie in de benen van Marianne Vos, de eerste vrouw die de Amstel Gold Race twee keer weet te winnen. Een jaar geleden reed Vollering de laatste kilometer solo, op weg naar een van de vele zeges in haar ongekende successeizoen. Deze zondag wordt ze 22ste.
Lees ook Wiebes juicht te vroeg, Vos wint met een felle jump de Amstel Gold Race
De verwarring bij de finish is typerend voor deze tiende editie van de Amstel Gold Race, die flink ingekort werd door een ongeluk met een politiemotor. Het publiek staat klaar op de Cauberg voor de eerste passage van de rensters als berichten doorsijpelen dat de koers is stilgelegd. Het duurt bijna een uur voordat de vrouwen verder kunnen, en al snel wordt duidelijk dat er een herstart gepland staat bij de finish. De Bergseweg, waar het ongeluk gebeurde, wordt afgesloten voor onderzoek. Bovendien zit de koers van de mannen de vrouwenkoers op de hielen.
De zwaarste heuvelzone met onder andere de Eyserbosweg en de Keutenberg wordt overgeslagen, en de lokale ronde rond de finish wordt niet vier, maar drie keer verreden. Ongeveer een derde van het parcours wordt zo geschrapt. In het voordeel van de sprinters, in het nadeel van de klimmers. Maar aan de streep blijken de rensters begripvol over de over de oplossing. Het is duidelijk dat de zorgen om de gezondheid van de motoragent – met wie het naar omstandigheden goed gaat – groter zijn dan de koersbelangen.
Het inkorten van de wedstrijd is nadelig voor Vollering, die het moet hebben van haar klimmersbenen en haar herstelvermogen. In de slotfase van de wedstrijd wordt duidelijk dat Vollering niet voor eigen kansen gaat, en daarmee blijft het gissen naar haar vorm. Daarover zei ze afgelopen woensdag in gesprek met de Belgische sportzender Sporza na afloop van de Brabantse Pijl – waar ze net als vorig seizoen tweede werd – dat ze er meer van verwacht had. „Maar ik weet ook dat mijn wedstrijden eraan gaan komen en dat ik rustig moet blijven.”
Een miljoen euro
Terwijl de overwinningen uitblijven, gaat het rond Vollering dit seizoen met name over haar aflopende contract bij SD Worx-Protime. Begin februari maakte oud-wielrenster Marijn de Vries in haar column in NRC een gerucht openbaar dat er een miljoen zou zijn geboden voor Vollering door UAE Team Emirates.
Later die maand tekende Vollerings ploeggenoot Lotte Kopecky, de Belgische wereldkampioen, bij tot eind 2028. In maart werd bekend dat Vollering juist niet zal bij tekenen. Ploegleider Danny Stam gaf aan wielerplatform GCN toe dat er bij SD Worx-Protime geen plek is voor zowel Kopecky als Vollering: „Het gaat om het budget. Je moet een keuze maken. Ik denk dat het duidelijk is dat we geen twee renners van dat niveau in onze ploeg kunnen hebben.”
Kopecky is met name sterk in de vroege voorjaarsklassiekers en ééndagskoersen, Vollering blinkt uit in de heuvelklassiekers en in het rondewerk. Toch lijkt de ploeg met het Belgische SD Worx als hoofdsponsor nu in te zetten op de ambities van Kopecky in de Tour de France Femmes. Of heeft Vollering de keuze voor haar ploegleiding makkelijk gemaakt door elders te tekenen?
Intussen laat Vollering zelf niets los over een eventuele nieuwe ploeg. Op 1 augustus, dan horen we meer, zegt Vollering tegen iedereen die haar hierover een vraag stelt. Dat is de dag waarop ploegen hun nieuwe renners bekend mogen maken. Of hieruit kan worden opgemaakt dat Vollering ergens anders heeft getekend, blijft afwachten.
Grote schoenen om te vullen
Wie de beste renster van Nederland is, is gelijk ook een van de besten van de wereld. In een paar jaar tijd heeft Vollering die rol overgenomen van Anna van der Breggen – die inmiddels haar ploegleider is – en Annemiek van Vleuten. Grote schoenen om te vullen. Toch straalt Vollering in alles uit die rol te willen invullen. In 2021, toen ze nog achter Van der Breggen stond in de rangorde en net haar eerste grote koers had gewonnen, sprak ze haar ambities uit in gesprek met de NOS: „Ik wil vooral een groot renster zijn. Dat betekent natuurlijk veel winnen. Maar vooral ook mensen inspireren en mensen raken met sport.”
Lees ook Nu ziet iedereen dat Pidcock als eerste over de finish komt in de Amstel Gold Race
Ze lijkt zich enorm bewust van haar voorbeeldfunctie, en van de druk die er bij haar prestaties komt kijken. In een interview met NRC aan het begin van vorig seizoen zei ze over haar rol in de ploeg: „Die last dragen vond ik vorig jaar in mijn eerste seizoen als kopvrouw ingewikkeld, zeker met de toegenomen aandacht voor het vrouwenwielrennen.”
Toch dekt ze zichzelf niet in om die druk te doen afnemen. In hetzelfde interview laat ze optekenen: „Het is onvermijdelijk dat iedereen me naast Annemiek van Vleuten legt, maar ik denk zelf vooral dat ik een stap dichterbij het winnen van de Tour de France ben.” Vijf maanden later laat ze diezelfde Van Vleuten staan op een mistige Tourmalet, en stelt ze een dag later de gele trui definitief veilig.
Hoewel ze dit seizoen nog geen wedstrijd wist te winnen, neemt ze de rol van kopvrouw ook dit seizoen waardig op zich. Na de finish van de Amstel Gold Race biedt ze troost aan een zwaar teleurgestelde Wiebes, om vervolgens haar teleurstelling te verbergen als ze de verzamelde pers te woord staat.
Vollering heeft de komende week nog twee kansen om een voorjaarsklassieker te winnen, woensdag in de Waalse Pijl en zondag in Luik-Bastenaken-Luik. En over twee weken staat ze aan de start van de Ronde van Spanje. Dit is nog niet het seizoen van Vollering. Maar met ook nog de Olympische Spelen, de start van de Tour de France in eigen land en het wereldkampioenschap in het vooruitzicht, is er nog heel veel om te winnen.
Tom Pidcock kon er na afloop wel om lachen, nadat hij als eerste Britse wielrenner ooit de Amstel Gold Race had gewonnen. „Ik zal maar niet zeggen dat het geweldig is om voor de tweede keer te winnen”, sprak hij bij de Belgische tv-zender Sporza. „Ik wil geen controverse veroorzaken.”
In 2021 sprintte Pidcock met Wout van Aert om de zege in de enige Nederlandse wielerklassieker. Met de finishfoto in de hand wees de wedstrijdleiding destijds de Belg als winnaar aan. Maar altijd bleven er twijfels over de juistheid van de beslissing. Met het blote oog was het niet te zien, Pidcock vond zichzelf winnaar.
Lees ook Wiebes juicht te vroeg, Vos wint met een felle jump
Na de 58ste editie van de Gold Race bestreed zondag niemand dat de kopman van Ineos-Grenadiers de terechte winnaar was. De hele finale reed hij attent voorin. Op de Keutenberg, de steilste helling, sloot hij aan bij de koplopers – uitgerekend op het moment dat favoriet Mathieu van der Poel de aansluiting verloor. In een kopgroep van vier oogde Pidcock de sterkste op de uitlopers van de Bemelerberg, de laatste van in totaal 33 heuvels. En in de sprint verwees hij de Zwitser Marc Hirschi naar de tweede plaats, voor de Belgen Tiesj Benoot en Mauri Vansevenant. Daar was geen fotofinish voor nodig. „Of ik nu anderhalve overwinning heb? Dat laat ik aan anderen over om over te beoordelen.”
Pidcock (24) voorkwam in Limburg een dreigende mislukking van zijn klassieke voorjaar. In de Ronde van het Baskenland kwam hij begin april ernstig ten val bij de verkenning van de openingstijdrit. Ondanks verwondingen bleek hij vorige week in Parijs-Roubaix, die hij als junior en belofte al eens won, alweer in staat om mee te doen en zelfs de besten lang te volgen. De olympisch kampioen mountainbike, wereldkampioen veldrijden en winnaar van een Tourrit naar Alpe d’Huez wilde dit voorjaar per se een klassieker winnen. „Het voelt geweldig om te winnen. Het was een lastig voorjaar, waarin ik veel weg van huis ben geweest een veel opofferingen heb moeten maken. Dus deze overwinning doet veel deugd.”
Mathieu van der Poel speelde na zijn imponerende solozeges van de afgelopen weken in E3 Harelbeke, Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix geen hoofdrol in de Gold Race. De winnaar van 2019 eindigde als 22ste in een groep die elf tellen na Pidcock finishte.
„Ik was wel oké, maar niet super”, zei Van der Poel voor de camera van de NOS, nadat hij rustig een hersteldrankje had opgedronken. Waarom hij niet mee was met de besten op de Keutenberg? „Jammer, ze reden net iets eerder weg. Het was sowieso een moeilijke koers waarin je keuzes moet maken. Als ik spring, gaat iedereen mee. Ik had zeker niet de benen van de afgelopen weken, maar ik vond het toch leuk om weer eens de Amstel te rijden.”
Volgende week wacht het peloton nog het ‘monument’ Luik-Bastenaken-Luik, een koers die Van der Poel pas één keer eerder reed. In 2020 werd hij zesde achter de Sloveense winnaar Primoz Roglic. „Dat wordt een nog lastigere wedstrijd. Er doet ook nog ene Pogacar mee. Maar ik heb er zin in. Ik ga deze week goed uitrusten en nog een keer knallen.”
Stralend ging Lorena Wiebes er goed voor zitten, armen in de lucht. Geen twijfel mogelijk, zij zou deze Amstel Gold race winnen in de eindsprint. Perfecte finishfoto. En geen moment het idee dat links van haar een ander voorwiel net een fractie eerder over de eindstreep schoof. Geel-zwart shirt met regenboogbandjes op de mouw. Marianne Vos, die met een uiterste krachtsinspanning toch nog de enige Nederlandse wielerklassieker op haar naam schreef..
„Het was een verschrikkelijk gevoel, zo dom”, sprak Wiebes na afloop bij de NOS. De 25-jarige sprinter van SD Worx gold vooraf als favoriet, zeker nadat de wedstrijd door een ongeluk met een politieagent was stilgelegd en ingekort. Haar ploeg zette Wiebes goed af voor de sprint, concurrent Elisa Longo Borghini ging aan. „Ze gooide me zowat de hekken in maar op de een of andere manier heb ik me erdoor kunnen wurmen.” Maar in de felle strijd met de Italiaanse had ze even geen oog voor Vos aan de andere kant. „Ik weet dat ik tot de lijn moet sprinten. Normaal doe ik dat allemaal wel, maar Marianne kwam als een verrassing voor me.”
Lees ook Nu ziet iedereen dat Pidcock als eerste over de finish komt in de Amstel Gold Race
Terwijl Wiebes aangaf dat ze van haar fout nog wel een paar nachten slecht zou slapen, vierde Vos ingetogen haar tweede zege in de Gold Race, die ze in 2021 ook al eens won. „Het is ontzettend balen voor Lorena”, sprak de kopvrouw van Visma – Lease a Bike, die bij haar eerste zege zelf ook heel vroeg juichte en Demi Vollering nog bijna langszij zag komen. „Misschien gebeurt het hier vaker omdat de wind vaak op kop staat. Ik zag dat ze ging juichen, maar ik was gewoon met mijn eigen sprint bezig. Ik wist niet of ik er nog overheen kon gaan. Eigenlijk dacht ik niet dat ik haar nog zou kloppen.”
Na een operatie aan een heupslagader in het najaar won Vos (36) dit seizoen al Omloop Het Nieuwsblad en Dwars door Vlaanderen, die gold als haar 250ste profzege. Vorige week week won ze niet in Parijs-Roubaix, in Zuid-Limburg was het wel raak. „Nu heb ik het geluk wel aan mijn zijde.”
Eind maart stond Renzo Tjon-A-Joe (28) tegenover burgemeester Jan Hamming in het gemeentehuis van Zaanstad, tussen hen in bungelde een microfoon van de NOS. Ruim twee jaar had de in Paramaribo geboren zwemmer erop moeten wachten, maar nu was het toch echt tijd voor zijn naturalisatieceremonie. Terwijl Hamming hem de zogeheten verklaring van verbondenheid voorlas, met daarin de vrijheden en rechten die bij het Nederlanderschap horen, brak bij Tjon-A-Joe een lach door. „Dat beloof ik”, zei hij, en daarmee zat het formele deel erop. Voor de aanwezige camera’s poseerde hij daarna nog met een oranje-rood-wit-blauwe muts, die een journalist had meegenomen.
Meer dan blij was Tjon-A-Joe op dat moment vooral erg opgelucht, vertelt hij deze week. „Het was echt net op tijd.” Hij kreeg zijn paspoort slechts twee weken voor het laatste kwalificatiemoment van de Olympische Spelen van Parijs, de Eindhoven Qualification Meet, die deze week plaatsvindt. In Eindhoven hebben de Nederlandse zwemmers nog een keer de kans om olympische limieten te zwemmen, of de limieten die ze al binnen hebben verder aan te scherpen. Daarna wordt de olympische zwemploeg definitief samengesteld.
Tjon-A-Joe is een sprinter, die met name uitblinkt op de 50 meter vrije slag. Met zijn naturalisatie telt nu ook zijn toptijd op de 50 meter vrij (21,88) van vorig jaar in Eindhoven officieel mee. Een tijd die op dit moment goed is voor een olympisch ticket: alleen Kenzo Simons zette een snellere 50 meter vrij neer (21,73). Per nummer mogen twee zwemmers afreizen. Maar dat is buiten dit weekend gerekend: in Eindhoven zullen alle Nederlandse sprinters, inclusief Tjon-A-Joe zelf, proberen die tijden voorbij te zwemmen. Zondag is de finale van de 50 meter vrij.
Met zijn Nederlandse paspoort kwam voor Tjon-A-Joe een einde aan een lange tijd van onzekerheid, vertelt hij. Twee keer werd zijn verzoek om naturalisatie afgewezen, omdat de juiste documenten ontbraken. Een tegenvaller, die ook zwembond KNZB niet had voorzien.
Intussen viel Tjon-A-Joe als zwemmer tussen wal en schip. „Ik kon niet meer uitkomen voor Suriname, want daar hadden ze me uitgeschreven. Maar ik mocht ook niet voor Nederland zwemmen. Gelukkig kon ik in die tijd wel blijven doortrainen.”
Vlaggendrager in Tokio
In Suriname, het land waarvoor hij bij twee Olympische Spelen uitkwam, zat hij aan zijn sportieve plafond, zegt Tjon-A-Joe. Het land heeft „geen topsportcultuur” vindt hij. „Ik zeg niet graag slechte dingen over Suriname, maar dat is de realiteit. Er is maar een handjevol atleten actief. Geen van hen krijgt financiële ondersteuning. Ik was in Tokio vlaggendrager van Suriname, als een van de twee sporters die meededen. Ik was dus 50 procent van het team, dat geeft wel aan wat de situatie is.”
Ook zijn er geen goede faciliteiten. Zo heeft het land geen olympisch zwembad. Het enige 50 meter-bad dat er wel is, is verouderd en heeft geen olympische startblokken. Een paar jaar terug vertrok Tjon-A-Joe daarom naar de Verenigde Staten, om daar te gaan zwemmen. Maar toen de coronapandemie uitbrak moest hij noodgedwongen terug naar Suriname.
Na de Spelen van Tokio kwam Tjon-A-Joe naar Nederland, waar hij bij De Dolfijn in Amsterdam ging trainen. Coach Job van Duijnhoven trof een zwemmer met „veel zelfvertrouwen”, vertelt hij. „Maar ook met een open blik: ik kom naar Nederland, omdat ik me wil meten met de besten. Ik wil zorgen dat ik beter word dan zij. Ik wil die concurrentie aangaan om mezelf naar een hoger niveau te brengen.”
En die concurrentie is er zeker. Van Duijnhoven denkt dat er „zeker twee of drie jongens” zijn die ook een olympische limiet op de 50 meter vrije slag in hun mars hebben dit weekend. Zoals Thom de Boer, Tjon-A-Joes clubgenoot bij De Dolfijn. „Thom blijft Renzo op sprintstukjes voor.”
De onderlinge strijd is nuttig voor beide zwemmers, zegt Van Duijnhoven. Als je altijd de beste bent, zoals Tjon-A-Joe in de Surinaamse ploeg, kom je relatief makkelijk met kleine dingetjes weg. „Dan word je nooit met je neus op de feiten gedrukt. En voor Thom is het ook goed dat Renzo hem iedere dag op de voeten zit.”
Tjon-A-Joe beseft dat ‘Parijs’ nog allerminst zeker is. „Als ik zeker wilde zijn, was ik wel voor Suriname naar de Spelen gegaan. Ik ben hier voor de competitie.” Daarbij zijn de komende Spelen niet zijn einddoel. Hij wil sowieso door tot en met de Spelen van Los Angeles, in 2028. „Ik ben me er gewoon van bewust dat er nog veel kan. Tot nu toe heb ik met heel weinig heel veel kunnen doen. Nu pas ga ik een zwemcarrière starten waarbij ik echt alles tot mijn beschikking heb. Mijn coach en ik weten dat er nog zoveel ruimte is om beter te worden.”
0,4 seconde
Nederland is „heaven” voor hem op zwemgebied: naast de kwaliteit van de mede-zwemmers en de staf, ook vanwege zaken als onderwatercamera’s, waarmee de zwemtechniek wordt geanalyseerd. Toegang hebben tot dat soort techniek maakt echt uit, zegt ook Van Duijnhoven. „Deze gasten doen een inspanning van 21,5 tot 22 seconden. Elke milliseconde verbetering moet je proberen te vinden.”
Van Duijnhoven is op allerlei vlakken met Tjon-A-Joe aan de slag gegaan, vertelt hij. Alle facetten van zijn techniek zijn bijgeschaafd. „Zoals de onderwaterfase, start, finish, dat was allemaal structureel niet op wereldniveau. Daarin hebben we verbeteringen toegepast. En dat is een doorlopend proces.” Ook Tjon-A-Joes krachttraining is aangepast. „Hij is echt sterker geworden. Dat is redelijk essentieel op sprintnummers. Maar die spieren moeten wel efficiënt zijn.”
Dat heeft al tot veel scherpere tijden geleid. Tjon-A-Joe: „Afgelopen twee jaar ben ik 0,4 seconde harder gaan zwemmen op de 50 meter vrij. Dat is bijna ongehoord op deze leeftijd.”
Ook Van Duijnhoven zegt dat die 0,4 seconde „echt een stap” is. Als dat Tjon-A-Joe opnieuw zou lukken, dan zit er op de 50 meter vrij een olympische of WK-medaille in. „Nog een keer zo’n zelfde stap, en je bent er.” Dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan, juist die laatste beetjes zwem je er niet zomaar af. „Maar ik heb het er met hem over gehad. Als we straks nog eens vier jaar de tijd hebben, dan is dat zeker niet onmogelijk.”
En dat eindelijk zonder zorgen over dat paspoort. „Nu mag het gaan beginnen”, zegt Tjon-A-Joe. „Ik voel me bevoorrecht dat ik in deze positie zit. Ik heb er ook echt alles voor opgegeven: mijn status van beste Surinaamse atleet, waar je als eenoog koning bent. Ik hoop de komende paar jaar iets bij te dragen aan de topsport in Nederland. En ik geloof daar wel in.”
Mon cher Mathieu, je suis désolé. Ik had natuurlijk ook gewoon ‘sorry’ kunnen schrijven, maar me in jouw moeders taal verexcuseren lijkt me passender. Je reed immers over Franse kasseien toen je me passeerde, op 42 kilometer van de meet. Je denderde met lichtjaren voorsprong op de rest een Frans vélodrome in, een vélodrome met een schildering van je Franse opa op de muur van de hoofdtribune. Jouw grootvader Raymond Poulidor staat daar tussen de andere goden van de wielersport vereeuwigd: Eddy Merckx, Roger De Vlaeminck, Bernhard Hinault, Francesco Moser. Misschien word jij ook ooit als schildering op deze muur gezet. Je zou het verdienen.
Jazeker, zo denk ik erover. Ik snap het als je dat niet direct gelooft. Ik gooide immers dat petje naar je op ‘secteur pavé de Mérignies à Avelin’. Het lijkt alsof je iemand dan alleen maar kwaad wilt doen, ik begrijp nu heel goed dat de wereld me zo ziet. Daarom heb ik afgelopen week gezegd dat ik mijn kant van het verhaal wil vertellen. Uitleg wil geven. Wel, hier ben ik dan.
Ik realiseer me dat ik je te weinig zie als mens. Als man van vlees en bloed, die kan vallen en gewond kan raken. Zoals jij over de kasseien vliegt, zo gemakkelijk, zo ontspannen, het kost je voor het oog geen centje pijn. Je lijkt onsterfelijk tussen de stervelingen die van kei naar kei hotsen en botsen. Vallen. En weer opstaan. Jij valt nooit. Je lijkt te zweven.
Voor hoe jij fietst, voor hoe jij koerst, heb ik zo’n bewondering. Ik voel me nederig, een nietig mens, en kan alleen mijn pet maar afnemen voor wat jij presteert. Dat deed ik dus. Ik nam mijn pet af, heel diep, en wilde je dat zo graag laten zien. Tussen al die mensen was ik nooit opgevallen als ik mijn pet had vastgehouden. Dus liet ik ’m los, als wierp ik niet alleen mijn pet maar ook mezelf voor je voeten.
Onbewust nam ik denk ik aan dat het petje in vlammen zou opgaan onder jouw verschroeiend tempo. Dat je er overheen zou springen, zoals je over een balkje in het veld zou doen. Of dat je het met je wiel aan de kant zou tikken, zoals je wel eens met steentjes op straat hebt gedaan. Misschien had ik zelfs het idee dat je een extra obstakel lollig zou vinden, nu je in je eentje zo ver voorlag op de rest. Nog 42 kilometer te gaan, best saai – en ik weet dat je niet van saai houdt. Ik had er geen rekening mee gehouden dat je kon vallen. Je kon bezeren. De wedstrijd kon verliezen door een petje in het wiel of de derailleur. Goden zijn immers onschendbaar. Ik snap nu ook hoe stom dat klinkt. Je bent een mens. Een heel bijzonder mens. Maar geen god.
Mijn lesje heb ik wel geleerd. Het spijt me zo. Ik ben juist je grootste fan. En als ik dan nu als het slechtste voorbeeld van wat een toeschouwer is moet dienen, om te voorkomen dat een petje of wat anders gooien nog eens gebeurt, dit weekend in de Amstel Gold Race of waar dan ook, dan is dat mijn lot. Dan draag ik dat, mon cher Mathieu, dan draag ik dat lot voor jou.
Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.
De een is manager vrouwenvoetbal bij Ajax, de grootste en best betalende voetbalclub van Nederland bij de vrouwen. De ander is hoofd vrouwenvoetbal bij Excelsior, de club met de kleinste begroting in de Eredivisie. De derde maakte onlangs bekend dat ze een gooi doet naar het voorzitterschap van de KNVB.
NRC nodigde drie toonaangevende vrouwen uit voor een gesprek over de stand van zaken in het Nederlandse vrouwenvoetbal. Waar is de afgelopen jaren progressie geboekt? Tegen welke obstakels lopen ze aan? Wat hopen ze de komende jaren te bereiken?
Jeanet van der Laan (44) komt als eerste het restaurant aan het Amsterdamse Bos binnen. De voormalig international en oud-Tweede Kamerlid voor D66, heeft het druk sinds ze eind maart bekendmaakte dat ze de eerste vrouwelijke KNVB-voorzitter wil worden. Ze moest tien handtekeningen zien te verzamelen van vertegenwoordigers van zestig prof- en amateurclubs, om zich aan de bondsvergadering, in mei, te mogen presenteren. Dat is haar gelukt. Ze heeft ze deze week bij de KNVB ingediend.
Van de twee vrouwen met wie ze straks aan tafel zit, kent ze er één persoonlijk: Daphne Koster. „We hebben samen voor het Nederlands elftal gespeeld en bleven elkaar ook daarna opzoeken bij geboortes en een huwelijk. Ik beschouw haar als een goede sportvriendin.”
Nicole Deurholt (33) schuift even later aan. Ze vertelt dat ze stage liep bij Excelsior toen ze een opleiding sportmarketing & management volgde aan de Hogeschool in Rotterdam. Daarna deed ze een master in marketing aan de Erasmus Universiteit en inmiddels volgt ze een opleiding technisch-directeur bij de KNVB. Sinds anderhalf jaar heeft Deurholt de vrouwentak van Excelsior onder haar hoede. Ze is algemeen directeur én technisch directeur.
Terwijl we wachten op Koster stellen we vast de eerste vraag: hoe staat het vrouwenvoetbal in Nederland ervoor?
„Best goed”, zegt Van der Laan. „Al moet je wel een onderscheid maken tussen het Nederlandse team en het clubvoetbal. Op het internationale toneel doet Nederland goed mee, maar de clubs hebben nog een aantal stappen te zetten. En binnen de Eredivisie moet je weer een onderscheid maken tussen grote clubs als Ajax en de kleintjes als Excelsior en Telstar. Hoe kun je die twee dichter bij elkaar brengen? Ik vind dat een belangrijke vraag.”
‘Het vrouwenvoetbal valt onder het betaald voetbal. Het is niet afhankelijk van het mannenvoetbal’
Jeanet van der Laan wil de eerste vrouwelijke KNVB-voorzitter worden
Van der Laan brengt de protestactie van de speelsters in de Vrouwen Eredivisie, vorige maand, in herinnering. Ze beklaagden zich over de slechte betaling en sommigen droegen een shirt met de boodschap: ‘Betaald voetbal = betaald worden.’ Met dat soort acties kan je de (te) grote verschillen tussen grote en kleine clubs onder de aandacht brengen, zegt ze. Tegelijkertijd moet je wel blijven luisteren naar wat clubs te zeggen hebben. „Er is nu sprake van een schijntegenstelling. Beide partijen – clubs en speelsters – moeten als volwassenen met elkaar in gesprek en de KNVB zou daar ook een rol in moeten spelen.”
Deurholt: „Mijn droom is alle speelsters en stafleden van Excelsior onder contract te krijgen, maar ik ben ook realistisch. Wij zijn volledig afhankelijk van commerciële inkomsten. Het is een uitdaging om een grote commerciële partij binnen te halen.”
Koster, net gearriveerd, haakt soepeltjes aan. „Ik denk dat er heel veel potentie is, maar dat clubs die niet altijd weten te benutten. Hoe maak je de volgende stap? Ook bij Ajax weet niet iedereen daar het antwoord op. Op sommige fronten doen we het best aardig, op andere laten we kansen liggen. Ik probeer verder te kijken dan de belangen van Ajax. Ik onderken óók het belang van een sterke competitie. Het zou mooi zijn als PSV, Twente of Feyenoord ook in de Champions League gaan spelen.”
Het vrouwenvoetbal is nog altijd sterk afhankelijk van het mannenvoetbal. De tv-rechten van de Vrouwen Eredivisie zijn meeverkocht met de ‘mannenrechten’, zonder dat vrouwenteams daar een vergoeding voor krijgen.
Van der Laan: „Ik zou het anders willen formuleren: het vrouwenvoetbal valt onder het betaald voetbal. Het is niet afhankelijk van het mannenvoetbal.”
Koster: „Zo voel ik het ook. Al geef ik toe dat er niet altijd naar gehandeld wordt.”
Van der Laan: „Van oudsher is voetbal een door mannen gedomineerd bolwerk. Binnen dat bolwerk heb je nu een volwaardige tak: de vrouwentak. Beide takken maken een andere ontwikkeling door. Laten we ophouden met het vergelijken van mannen en vrouwen.”
Je kunt ook redeneren: het moeten twee zelfstandige takken worden. Alleen zó kan het vrouwenvoetbal floreren.
Deurholt: „Partijen zouden moeten investeren in een club, niet in een mannen- of vrouwentak. Zo maken die takken elkaar sterker.”
Koster: „Bij Ajax hebben de vrouwen hun eigen hoofdsponsor: ABN Amro. Wij inspireren, net als de mannen, duizenden jongens en meisjes. Die kopen ook allemaal een vrouwenshirtje. Als de vrouwen bij Ajax wegvallen zal geen sponsor meer bij de club willen aanhaken.”
Je moet het systeem van binnenuit veranderen?
Koster: „Ja.”
Van der Laan: „We moeten het doen met de structuur die we hebben. De vraag is hoe je voor gelijkwaardigheid binnen die structuur zorgt.”
‘Mijn droom is alle speelsters en stafleden van Excelsior onder contract te krijgen, maar ik ben ook realistisch’
Nicole Deurholt, hoofd vrouwenvoetbal Excelsior
Recent werd een nieuwe club voor alleen vrouwen opgericht: Hera United. In de strijd om budget, aandacht, faciliteiten en begeleiding, leggen de vrouwen het altijd af tegen de mannen. Op deze manier, denken de oprichters, komen speelsters beter tot hun recht.
Van der Laan: „Ik vind dat een hele interessante discussie, ik snap de gedachte. Tegelijkertijd denk ik: we zijn al járen bezig dat mannenbolwerk open te breken. Wat doet dit met dat proces?”
Deurholt: „Het is mooi dat grote partijen willen investeren in het vrouwenvoetbal. Ik probeer het al anderhalf jaar en het vergt heel veel tijd en energie om grote investeerders zo ver te krijgen. Terwijl we prachtige faciliteiten hebben en goede speelsters. Waarom kiezen ze dan niet voor een bestaande club die met funding direct impact heeft in de Eredivisie? Ik weet het niet. Het mooie is wel dat die investeerders er dus blijkbaar wel zijn, we moeten elkaar alleen nog zien te vinden.”
Koster: „Ik geloof in clubs waar mannen, vrouwen, meiden en jongens rondlopen. Toch vind ik Hera United een goed initiatief. Omdat ze daar bewijzen: als je een goed verhaal hebt en je draagt dat volmondig uit, komen die investeerders vanzelf. Ik ken ook clubs waar ze niet uitdragen dat ze trots zijn op hun vrouwen. Laatst was ik bij Heerenveen, de club waar Vivianne Miedema, Lieke Martens en Sherida Spitse zijn begonnen. Waarom hangen daar geen foto’s van deze vrouwen?”
Nou?
Koster: „Óf ze beseffen dat niet, óf ze vinden het eng om zoiets uit te dragen. Want daarmee zeg je ook: we willen niet alleen ons mannenelftal op een bepaald niveau krijgen, maar ook ons vrouwenelftal. Dat vergt geld en andere keuzes. En dus ook lef. Maar als je naar de maatschappij kijkt, hoe die zich ontwikkelt, de kansen die vrouwen krijgen, hun beslissingsbevoegdheid, dan kun je daar als club maar beter naar gaan handelen. Uiteindelijk zorgt dat voor je bestaansrecht in de voetballerij.”
Maar hoe zorg je ervoor dat vrouwenvoetbal echt onderdeel wordt van het clubbeleid?
Deurholt: „Dat begint bij draagvlak. Als dat er niet is, kom je nergens. Het moet geborgd zijn. Ik merk dat het draagvlak in de afgelopen anderhalf jaar enorm gegroeid is bij ons. Bij events voor businessclubleden worden mannelijke en vrouwelijke spelers uitgenodigd. Op de covers van onze magazines staan altijd een man en een vrouw. Het personeel dat de wedstrijdorganisatie aan de mannenkant doet, doet de vrouwenkant er nu bij.”
Mooi, maar financieel lost dat niets op. Deze maand maakte Tessa Wullaert, sterspeelster bij Fortuna Sittard, bekend dat ze aan het eind van het seizoen vertrekt omdat de club veel speelsters niet meer kan betalen.
Van der Laan: „Die ongelijke betalingen blijven een probleem in het vrouwenvoetbal. Om dat op te lossen is moreel leiderschap nodig. Het is toch niet meer van deze tijd dat we organisaties hebben waar vrouwen en mannen lijnrecht tegenover elkaar staan? We hebben mensen in bepaalde posities nodig die beide kanten begrijpen. Want het is toch gek dat ik van meerdere kanten kritiek krijg als ik zeg dat ik Hera een fantastisch initiatief vind, maar dat ik er óók kanttekeningen bij plaats? De ene groep zet me weg omdat ik me niet genoeg zou uitspreken voor het vrouwenvoetbal, de andere omdat ik alleen maar over vrouwenvoetbal zou praten. Het ontbreekt aan een zekere luchtigheid.”
Ajax heeft vorige week Alex Kroes geschorst, de nieuwe directeur. Hoe stond hij tegenover de vrouwentak?
Koster: „Hij stond er héél positief in. Ik was dan ook positief over Alex. Ik dacht: dat is een man die begrijpt wat de club nodig heeft. Niet alleen de vrouwen, maar ook de mannen. Met Marijn Beuker [directeur voetbalzaken] is het contact gelukkig ook goed. We zitten op één lijn als het om de ontwikkeling van vrouwenvoetbal gaat.”
De serveerster meldt zich voor een nieuwe koffieronde. Sommigen werpen een snelle blik op hun telefoon.
‘Vivianne Miedema, Lieke Martens en Sherida Spitse zijn begonnen bij Heerenveen. Waarom hangen daar geen foto’s van deze vrouwen?’
Daphne Koster, manager vrouwenvoetbal bij Ajax
Wat zou de KNVB anders moeten doen als het om vrouwenvoetbal gaat?
Van der Laan: „Daar is niet één antwoord op te geven, maar als je de sport verder wil professionaliseren, zal de KNVB niet alleen met strategische plannen moeten komen, maar ook met een inspanningsverplichting. Je wil niet ‘jij moet dit’ en ‘jij moet dat’ zeggen, maar alleen een plan is wat mij betreft niet genoeg. Dat zal ik niet verbergen.”
Koster: „Het is ook een taak voor speelsters om te zeggen: hé clubs, wakker worden, jullie moeten aan de slag. Als wij in 2019 bij Ajax niet de keuze hadden gemaakt om speelsters fulltime te gaan betalen, dan hadden we niet bereikt wat we nu bereikt hebben.”
Kunnen jullie je voorstellen dat speelsters zeggen: wij gaan staken voor betere betaling?
Deurholt: „Ik zie de protestactie van laatst niet als een actie tegen onze club. De speelsters zeiden vooraf tegen me dat ze bewustwording in Nederland wilden creëren. In gesprekken met potentiële sponsoren heb ik gezegd: dit is wat de meiden willen. Dat komt sterker over dan als ik het zelf zeg. Maar het gaat om veel meer dan alleen betere betaling van speelsters. Ook de technische staf – die grotendeels uit vrijwilligers bestaat – moet je erbij houden. In de hele vrouwentak moet geïnvesteerd worden.”
Moet het geld van de mannentak komen?
Van der Laan: „Ik denk van meerdere partijen: de KNVB, clubs en internationaal zal er ook geld vrijkomen. De KNVB moet niet naar de clubs wijzen onder het mom dat vrouwenvoetbal nu nog geen verdienmodel is. Het draait om veel meer dan geld. Het draait ook om maatschappelijke verandering, om de ontwikkeling van meisjes en vrouwen.”
Vraagt dit om moedige beslissingen aan directietafels?
In koor: „Ja!”
Koster: „Maar ook van sponsoren en raden van commissarissen.”
Van der Laan: „We komen van ver. Toen Daphne van haar dochter was bevallen [in 2014] mocht ze niet meer terugkeren bij het Nederlands elftal. Terwijl ze de beste verdediger van de afgelopen twintig jaar is! Om dan nu te zeggen: het moet zo en zo, alsof het hapklare brokken zijn, nee, dat werkt niet. Je moet balanceren tussen duwen en geduld hebben.”
Voetballende vrouwen zijn lang door mannen uitgesloten. Je verwacht meer strijdbaarheid.
Koster: „In 2012 kwam ik bij Ajax spelen. In het begin ervoer ik veel weerstand. Veel mensen – mannen – waren anti-vrouwenvoetbal. Diezelfde mensen nemen nu posities in die ik toen niet voor mogelijk hield. Omdat ze contact hebben met speelsters. Omdat we het sportief goed doen. Omdat hun kleindochter voetbalt…”
Hoe hopen jullie dat het Nederlandse vrouwenvoetbal ervoor staat over drie jaar?
Deurholt: „Ik hoop dat we dan iedereen bij Excelsior op z’n minst parttime kunnen betalen.”
Koster: „Ik hoop dat veel meer vrouwen dan bestuursfuncties hebben, zowel in het amateurvoetbal als het betaald voetbal. Vrouwen zien de beperkingen beter dan mannen. Ze weten waar het wringt. Voelen aan waar vooruitgang kan worden geboekt. Díe ontwikkeling zou wel eens de grootste versneller kunnen blijken te zijn.”
Misschien reden om op een vrouw te stemmen bij de bondsvergadering?
Ze lachen, grijpen naar hun telefoon, en werpen elkaar een veelbetekenende blik toe. Het is tijd voor de volgende afspraak in hun druk bezette agenda’s.
Tijdens een basketbaltraining in gymzaal de Ruiver in Oss, dribbelt Merlijn van den Hurk (15) voorbij aan zijn medespelers. Hij hijgt, zijn wangen kleuren zachtrood terwijl hij de middenlijn passeert. Hij springt vanaf de driepuntslijn en werpt de bal in de lucht. Zijn nikegympen zweven een halve meter boven de grond.
„Lekker Merlijn!”, klinkt het, als de bal even later door de basket glipt.
Merlijn behoort tot de talenten uit zijn team. Hij had mazzel toen hij zich twee jaar geleden inschreef bij OBC, een basketbalvereniging in Oss. Hij kon namelijk zo in een team stappen. Zou hij zich nu aanmelden, dan stuitte hij op een wachtlijst van liefst twee jaar.
Door heel Nederland kampen basketbalverenigingen met te veel aanmeldingen. De sport is bezig aan een opmars, onder jongeren neemt de animo het hardst toe. Wachtlijsten komen daarom vooral voor bij jeugdteams. De Nederlandse Basketball Bond (NBB) sloot 2023 af met zo’n 34.000 tieners in hun ledenbestand, drie jaar eerder waren het er tienduizend minder.
Uit cijfers van sportkoepel NOC-NSF blijkt dat de groei begon in 2020, het eerste coronajaar. Wetenschappelijk onderzoek naar een causaal verband tussen coronamaatregelen en de opmars van basketbal is nog niet uitgevoerd. Toch denkt Arnold Bronkhorst, sportsocioloog aan het Mulier Instituut, dat het jeugdbasketbal aan populariteit won vanwege de eerste lockdownperiode. Hij geeft aan dat jongeren toen weinig mogelijkheden hadden om te sporten. Sportverenigingen moesten immers hun deuren sluiten. „Kinderen konden alleen in de buitenlucht bewegen, op openbare plekken, zoals: basketbalveldjes”, zegt Bronkhorst. „Waarschijnlijk zijn ze het daar met buurt- of klasgenoten gaan spelen en ontwikkelden ze een interesse voor basketbal. Nu willen ze het in clubverband doen.”
Daarnaast noemt hij sociale media als mogelijke verklaring voor de toenemende populariteit. „Door digitale platforms worden jonge gebruikers snel blootgesteld aan basketbal. Denk aan Instagramfilmpjes van NBA-hoogtepunten of TikToks waarin basketballers trucjes uithalen” , zegt hij. „Dat nodigt uit om zelf te gaan basketballen.” Ook de documentaireserie The Last Dance op Netflix, over Michael Jordan en Chicago Bulls, heeft jongeren voor de sport gewonnen.
Drie-tegen-drie
Vroeger was basketbal minder zichtbaar. Media schonken er beperkt aandacht aan. Als livewedstrijden van de NBA al werden uitgezonden, was het diep in de nacht, vanwege tijdsverschillen met de Verenigde Staten. „Je moest echt op zoek naar basketbal, tegenwoordig komt het op je af”, zegt Bronkhorst.
De afgelopen jaren werd drie-tegen-drie-basketbal in de schijnwerper gezet door de NBB. Zo riep de bond veel toernooien in het leven die gespeeld werden volgens de regels van deze nieuwe basketbaldiscipline. Maarten Hoffer, NBB-directeur, stelt dat de toernooicircuit het basketbal promootte en onder de aandacht van jongeren bracht. „Drie-tegen-drie is een hippe variant van het standaardbasketbal, het past bij de jeugd”, zegt hij. Hij vertelt over de snelle acties op de kleine 3×3-veldjes en over dj’s die het publiek tijdens wedstrijden opzwepen met hip-hopmuziek. „Schwung en amusement horen bij drie-tegen-drie-basketbal. Het enthousiasmeert de jeugd, laat ze kennismaken met basketbal”, stelt hij. „Op de tribunes naast de 3×3-veldjes, stikt het van de jonge mensen.”
De bond mikte niet zonder reden op jongeren. Vorig decennium was de staat van het Nederlandse basketbal minder rooskleurig: het NBB-ledenbestand vergrijsde en het aantal basketbalverenigingen slonk. Mede hierdoor raakte de NBB in financiële problemen. „Er moest wat veranderen. Inmiddels heeft er verjonging plaatsgevonden. Basketbal staat er nu een stuk beter voor dan toen”, zegt Hoffer. „Helaas hebben oude uitdagingen plaatsgemaakt voor een nieuw probleem.”
Gespannen verhoudingen
Veel verenigingen, zoals OBC in Oss, kunnen de nieuwe, jonge aanwas niet onderbrengen. Het ontbreekt lokale sporthallen namelijk aan ruimte. Het gevolg: naar schatting van de NBB staan er achtduizend jongeren op een wachtlijst bij een basketbalvereniging.
In een aantal gemeenten zou ruimte in sporthallen efficiënter benut kunnen worden, volgens de NBB. Dit kan het ruimtegebrek verkleinen. „Er zijn naast basketbalclubs, andere sportverenigingen die gebruikmaken van gymzalen. Hoelang en met welke regelmaat is afhankelijk van hoeveel leden ze hebben”, geeft Hoffer aan.
Hij vertelt dat de verdeling van sportzalen in veel regio’s enkele jaren geleden tot stand is gekomen en inmiddels is gebaseerd op achterhaalde ledenaantallen. Hierdoor is er voor basketbalverenigingen te weinig ruimte en voor krimpende sportclubs te veel. Hoffer: „Tussen lokale sportverenigingen bestaat toch wat rivaliteit, de verhoudingen zijn soms gespannen. Bestuurders van sportclubs willen hun onbenutte ruimte daarom niet altijd afdragen. De NBB probeert te bemiddelen in dit soort conflicten en basketbalverenigingen bij te staan. Het belangrijkste is dat zoveel mogelijk mensen kunnen sporten.”
Daarnaast roept de bond basketbalverenigingen op om meer 3×3-trainingen en competities te organiseren. 3×3-basketbal speel je op een half veldje. Op een heel veld kunnen twee 3×3-partijen gehouden worden, waardoor er in totaal plek is voor twaalf basketballers. Dat zijn er twee meer dan bij het standaardbasketbal; in die vorm spelen teams van vijf tegen elkaar op een groot speelveld.
„Alle beetjes helpen”, zegt NBB-directeur Hoffer. Hij stelt echter dat dit soort maatregelen het probleem slechts verzachten, niet oplossen. „Om wachtlijsten echt tegen te gaan, zijn er simpelweg meer sportzalen nodig. We hebben veel contact met gemeenten en basketbalclubs om dit te bereiken.”
Arnold Bronkhorst van het Mulier Instituut kijkt terughoudend naar de bouw van nieuwe sportzalen. Hij meent dat het onduidelijk is of de opmars zal doorzetten. „Wellicht hebben we te maken met een hype”, zegt hij. „Het lijkt voorbarig om ingrijpende beleidsmaatregelen te verbinden aan deze prille ontwikkelingen.”
Hoffer ziet de sport daarentegen alleen maar harder groeien. Hij verwacht veel van huidige basketbaltalenten en gelooft dat zij de sport in een nog beter daglicht gaan zetten. „Ik denk dat de nieuwe aanwas uiteindelijk veel sportieve resultaten zal boeken. Nederlanders zijn een lang volk en deze jonge lichting telt veel basketballers”, vertelt hij. „Hun succes zal volgende generaties aansporen om ook eens iets met een basketbal te proberen.”
Als de jeugdtraining in Oss voorbij is, pulkt Merlijn van den Hurk aan de kraag van zijn bezwete sporttenue. „Zo goed als Michael Jordan ben ik nog niet”, zegt hij lachend. „Maar ik wil prof worden. Voor Chicago Bulls spelen, dat lijkt me vet.”
Het was een ontmoeting waar lang naar werd uitgekeken. Thuis bij Tiger Woods, op de Bahama’s, spraken golfers van de PGA Tour vorige maand voor het eerst met Yasir Al-Rumayyan, de baas van het Public Investment Fund (PIF) uit Saoedi-Arabië. Onder anderen de major-winnaars Jordan Spieth, Webb Simpson en Adam Scott waren ook aanwezig op Woods’ luxueuze landgoed van meer dan 200 hectare op New Providence, het grootste eiland van de Bahama’s. Al-Rumayyan is met PIF de financier van LIV, de tour die de internationale golfwereld al twee jaar splijt.
Woods, die met zijn Saoedische gast na afloop een rondje golf speelde, heeft publiekelijk niets losgelaten over de bijeenkomst, de andere aanwezigen spraken louter aardige woorden over „golfgek” Al-Rumayyan. Maar een fusie, of andere manier van samenwerking zoals PIF en de PGA Tour juni vorig jaar ineens aankondigden, zou geen stap dichterbij zijn gekomen.
En dus gaat het in Augusta, waar deze donderdag The Masters begint, toch weer vooral over randzaken. Vorig jaar was de eerste major van het seizoen een felle strijd tussen de golfkampioenen die de PGA Tour trouw waren gebleven en de topspelers die hadden gekozen voor het Saoedische tekengeld van tientallen miljoenen dollars. Die strijd werd gewonnen door Jon Rahm, toen nog een van de grootste criticasters van LIV. Maar de Spanjaard koos in december vorig jaar, in ruil voor een paar honderd miljoen, voor LIV. Het was de zoveelste klap voor de PGA Tour, na de overstap van jonge kampioenen als Brooks Koepka, Cameron Smith en Bryson DeChambeau.
Een „omslagpunt” noemde Rahm zijn transfer deze week bij de BBC. Nu LIV hem heeft kunnen verleiden, is elke topgolfer binnen bereik van de Saoediërs, zegt hij. „Er zijn maar weinig actieve spelers die in die zin een grotere impact hadden kunnen hebben dan ik. Ik wil mezelf niet te veel op de schouder kloppen, maar ik begreep de positie waarin ik zat”, aldus Rahm. Hij gaf ook toe dat de samenwerkingsplannen zijn veel bekritiseerde keuze hadden beïnvloed. „Als de PGA Tour openstaat voor samenwerking met de PIF of LIV […] dan opent dat de deur voor mij om hetzelfde te doen.”
Mildere toon
Of de overstap van Rahm er iets mee te maken heeft of niet, in vergelijking met een jaar geleden kijken de golfers aan de vooravond van The Masters anders tegen de strijd tussen de PGA Tour en LIV aan. Het venijn is uit de discussie, de gekozen woorden klinken eerder verbindend, zelfs oplossingsgericht. Ook de toon van de Noord-Ier Rory McIlroy, vanaf het begin de felste tegenstander van LIV, is stukken milder. „Wat er nu gebeurt is niet duurzaam. Er moet iets gebeuren om te proberen alles weer bij elkaar te brengen”, zei McIlroy tegen ESPN. „We zijn er waarschijnlijk nog ver van verwijderd, maar ik hoop dat we in de toekomst […] de beste spelers weer bij elkaar kunnen krijgen.”
McIlroy, die bij The Masters jaagt op de ontbrekende major op zijn erelijst, is niet de enige topspeler die ervoor pleit de strijdbijl te begraven. De Amerikaan Bryson DeChambeau denkt dat mensen hun interesse in de golfsport kunnen verliezen door de vete tussen de PGA Tour en LIV. „Het zijn de fans die deze sport dragen. Als we geen fans hebben, hebben we geen golf”, zei de Amerikaan begin deze maand. „We houden allemaal van dit spel, we willen het blijven spelen en we willen blijven concurreren. Er moet snel iets gebeuren, en dan heb ik het niet over twee jaar”, aldus DeChambeau.
Dertien LIV-deelnemers
Of de PGA Tour en LIV samensmelten of vredig naast elkaar kunnen bestaan, voor nu hebben de LIV-golfers er vooral problemen mee dat ze op hun toernooiencircuit geen punten kunnen verdienen voor de wereldranglijst. Hierdoor komt hun deelname aan de vier majors in gevaar. Maar ook voor PGA-spelers is het niet toekennen van punten aan hun rivalen een doorn in het oog. De Engelsman Matt Fitzpatrick, nummer tien van de wereld, liet weten de Official World Golf Ranking niet meer te volgen. „Die klopt niet”, zei hij tegen Britse golfmedia.
Dit jaar doen slechts dertien LIV-spelers mee aan The Masters, vijf minder dan in 2023. Onder hen wel zeven voormalige winnaars van het beroemde groene jasje: Jon Rahm, Sergio Garcia, Phil Mickelson, Dustin Johnson, Bubba Watson, Patrick Reed en Charl Schwartzel. Titelverdediger Rahm zegt extra gemotiveerd te zijn, ook omdat er openlijk wordt getwijfeld aan zijn uithoudingsvermogen. De toernooien van LIV tellen slechts 54 holes in plaats van de gebruikelijke 72, iets waar Rahm altijd zeer kritisch over was. „Ik voel de scepsis bij iedereen”, zei hij tegen de BBC. „Dat begrijp ik. Ik heb dat tegenover meer mensen uitgesproken dan de meeste mensen waarschijnlijk ooit zullen doen.”
Ook Tiger Woods doet mee aan The Masters. De vijfvoudig winnaar moest vorig jaar halverwege geblesseerd opgeven, maar lijkt dit keer fit genoeg. Dankzij zijn medische staf, vertelde Woods op een persconferentie, waar de Bahama’s niet ter sprake kwamen. De kans bestaat overigens dat Woods deze week opnieuw Yasir Al-Rumayyan tegen het lijf loopt, een aantal LIV-officials is namelijk voor het eerst officieel uitgenodigd in Augusta. De internationale golfwereld lijkt de rijen voorzichtig weer te gaan sluiten.
Toen Foppe de Haan afgelopen vrijdag het EK-kwalificatieduel van de Nederlandse voetbalsters tegen Italië volgde, zuchtte hij diep. „Dit is niet best”, zei hij tegen zijn vrouw. Alsof een mannenploeg tegen een jongensploeg voetbalde, zo voelde het.
De tegenstander was fysiek sterker, beter aan de bal en had wél een duidelijk strijdplan. Sherida Spitse, met wie hij in 2017 – als assistent-coach van Sarina Wiegman – het EK in eigen land won, oogde „verrekte kwetsbaar”. De Haan: „Het was fantastisch, maar het is niet meer zo fantastisch. Achterin missen ze types als Anouk Dekker en Stefanie van der Gragt. En wat ze echt tekortkomen, is scorend vermogen.”
De Haan is niet de enige bij wie het spel van Oranje soms pijn aan de ogen deed. Ook de pers was unaniem hard over de nederlaag (2-0). „Eén van de slechtste wedstrijden in jaren”, kopte de Volkskrant. De Gelderlander vond dat Nederland „een modderfiguur” sloeg. Volgens De Telegraaf wees Italië de Nederlandse vrouwen „op pijnlijke wijze” op hun tekortkomingen.
Nederland heeft dinsdagavond, in Breda, tegen Noorwegen iets goed te maken. Die ploeg staat zestiende op de wereldranglijst, acht plaatsen lager dan Nederland, maar won met 4-0 van Finland en staat daardoor eerste in de poule, gevolgd door Italië. De nummers 1 en 2 plaatsen zich rechtstreeks voor het EK van volgend jaar in Zwitserland, maar via de play-offs zou Nederland nog altijd kans maken, zelfs als het als laatste eindigt. Een ongekende luxe.
Bondscoach Andries Jonker maande tot kalmte na de nederlaag tegen Italië. Nee, Nederland is zeker geen subtopper, zei hij. Er is helemaal niets aan de hand. Door de blessures van basiskrachten Daphne van Domselaar, Lieke Martens, Jill Roord, Jackie Groenen en Vivianne Miedema stond er een half elftal niet op het veld. „Als wij in dezelfde wedstrijd compleet zijn, wil ik het nog wel eens zien”, zei hij, ietwat defensief.
Nog geen echte leider
Aan het begin van deze nieuwe interlandperiode leek Jonker de verwachtingen nog te willen temperen. „Waar we een jaar lang hebben geroepen ‘we kunnen van iedereen winnen’, moeten we nu weer bouwen aan een team dat dit met recht kan zeggen”, zei hij een dikke maand nadat zijn ploeg van Spanje en Duitsland had verloren in de Nations League en daardoor de Olympische Spelen van komende zomer in Parijs misliep.
In augustus is het alweer twee jaar geleden dat Jonker werd aangesteld, na het onfortuinlijke avontuur met de Brit Mark Parsons. Dankzij een doelpunt van het jonge talent Esmee Brugts plaatste Oranje zich kort daarna voor het WK van vorig jaar in Australië en Nieuw-Zeeland. Dezelfde Brugts stal tijdens het WK de show met twee vrijwel identieke doelpunten van buiten het strafschopgebied, waarmee de ploeg groepswinnaar werd – om in de kwartfinale na verlenging onderuit te gaan tegen de latere wereldkampioen Spanje (2-1).
Sinds haar overstap van PSV naar FC Barcelona, vorig jaar, heeft Brugts (20) veel geleerd. Maar ze voelde zich niet aangesproken door de oproep van Jonker aan „een aantal meiden” om op te staan nu steunpilaren als Roord, Miedema en Groenen geblesseerd zijn. Ze is nog te jong om een echte leider te zijn, zei Brugts in aanloop naar de wedstrijd tegen Italië.
Dat geldt ook voor het 18-jarige talent Wieke Kaptein, die volgend seizoen FC Twente verlaat om haar loopbaan bij Chelsea te vervolgen. Tegenover ESPN gaf Kaptein toe dat ze te weinig durf had getoond tegen de Italiaanse vrouwen. „Ik moet vertrouwen hebben in mezelf en gewoon die ballen naar een goede kleur spelen. En gewoon vooruit spelen. Dat is een verbeterpunt.”
Sherida Spitse zei maandagavond tegen de NOS dat ze zich had gestoord aan negatieve geluiden vanuit de media over Oranje. „Het helpt soms niet om zo negatief te zijn over ons elftal. Het is jullie job om kritisch naar ons te kijken, maar ik denk dat we soms wel een beetje doorslaan in Nederland. In Noorwegen, waar ik zelf heb gespeeld, zijn ze veel positiever, ook al gaat het soms wat minder.”
Hand boven het hoofd
De vraag dringt zich op of er een einde komt aan het tijdperk van de speelsters die in 2017 het EK wonnen en twee jaar later zilver veroverden op het WK. Niet alleen de kritiek op Spitse wordt steeds luider – ze zou te traag zijn – maar ook op voormalig sterspeelster Lieke Martens, die al langere tijd zoekende is. Jonker wekt de indruk dat hij met name die laatste de hand boven het hoofd houdt. „Andries heeft best goede ideeën en past goed binnen de groep, maar je kunt je afvragen of hij niet meer had moeten verjongen”, zegt Foppe de Haan.
Over dat soort kwesties gaat zij niet, zegt Maria van Kortenhof, coach van het nationale elftal onder-15 en medewerker talentontwikkeling bij de KNVB. Wel wil ze wat zeggen over de doorstroom van talent in z’n algemeenheid. Er loopt volgens haar een aantal veelbelovende jonge speelsters op de Nederlandse velden rond, van wie we de komende jaren veel gaan horen. Maar nog te vaak komt dat talent niet tot ontwikkeling.
Hoewel de KNVB ambitieuze en talentvolle speelsters adviseert om – net als vrijwel de volledige gouden generatie – zo lang mogelijk met jongens te blijven voetballen, gebeurt dat in de praktijk veel te weinig omdat amateurclubs weigeren meiden in een jongensteam op te nemen, zegt Van Kortenhof. „Dan wordt er gezegd: wij leiden alleen jongens op voor het eerste elftal. Of: we hebben een meidenteam, stop dat meisje daar maar in. Zo krijg je de situatie die je in het onderwijs krijgt als je een leerling van gymnasium-niveau naar het vmbo stuurt: de weerstand is te laag en dus gaat de ontwikkeling veel minder snel dan zou kunnen.”
Meer vrouwelijke coaches
De KNVB heeft Jeugdplan Nederland opgezet, waar getalenteerde speelsters van onder-11 tot en met onder-16 worden begeleid door professionele trainers en fysiotherapeuten, en samen trainen en wedstrijden spelen. Maar de vijver waaruit gevist zou kunnen worden is volgens Van Kortenhof veel groter. „Het zou mooi zijn als elke BVO [betaaldvoetbalorganisatie] een paar high potentials mee zou laten spelen met de jongens, in verschillende leeftijdscategorieën. Tegen de tijd dat ze vijftien zijn, en de fysieke verschillen met jongens groter worden, kunnen ze instromen bij een BVO met vrouwenteam.”
Er zijn Eredivisieclubs die al talentvolle meiden met de jongens mee laten spelen, zoals Excelsior, NEC en FC Groningen. Die laatste twee hebben geen vrouwenelftal, maar de talenten die daar spelen overtuigden zó tijdens bijvoorbeeld talentendagen dat de clubs hen graag binnenboord wilden houden. Met aantoonbaar resultaat. Zo nam de vijftienjarige Naomi van der Linden van Excelsior begin dit jaar met het Nederlands elftal voor speelsters onder 16 jaar deel aan een vierlandentoernooi in Portugal.
Volgens De Haan zou het goed zijn als de KNVB vaker met clubs in gesprek gaat om te leren van hun ervaringen. Want er moet nog wel wat gebeuren om het gat te dichten dat de gouden generatie achterlaat, zegt hij. Zo worden speelsters in de Eredivisie slecht betaald. Is het niet uit te leggen dat de tv-rechten van de Vrouwen Eredivisie zijn meeverkocht met de ‘mannenrechten’, zonder dat vrouwenteams daar een vergoeding voor krijgen. En ook het percentage vrouwelijke trainers – van de jeugdopleiding tot het hoogste niveau – moet omhoog. „Waarom organiseert de KNVB niet wat extra coachcursussen voor vrouwen”, zegt hij.
Aan dat soort vergezichten heeft bondscoach Jonker voor de wedstrijd tegen Noorwegen weinig. Hij kan alleen maar hopen dat zijn pittige evaluatie van het duel met ItaIië de ploeg op scherp heeft gezet. Dat kán, zo bleek afgelopen najaar. In de Nations League begon Nederland slecht aan de groepsfase, met een nederlaag tegen België, maar kort daarna werd Europees kampioen Engeland verslagen.
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
07:07
Vrouwengolf groeit, vooral het prijzengeld in de LPGA. Maar voor een groot tv-publiek moeten mensen weten wie de sterren uit een sport zijn. Hana Kuma, het mediabedrijf van tennisster Naomi Osaka, gaat golfsters helpen om zich beter te profileren.
‘If you can see it, you can be it.’ Die zin hoor ik vaker in gesprekken met sporters, coaches, sportmarketeers, investeerders en sportbestuurders. Bedoeld wordt: jonge meiden putten hoop uit de beelden van succesvolle sportvrouwen. Als je ziet dat zij worden bejubeld, als je hen tegenkomt op bill boards en in bladen, dan wil je in hun voetsporen treden. De bekende Dream with us-commercial van Nike speelt in op dat sentiment.
Maar vrouwen topsport zien bedrijven is minder makkelijk dan je zou denken. Veel vrouwensporten zijn nog in ontwikkeling. Lang niet elk groot toernooi wordt (live) op tv uitgezonden. Voetbal, schaatsen, hockey, zwemmen, wielrennen, atletiek, tennis – dan heb je het (los van de Olympische Spelen) wel zo’n beetje gehad in Nederland.
Bij de Amerikaanse LPGA – de belangrijkste en meest lucratieve golftour voor vrouwen – hebben ze daar ook last van. „De laatste keer dat ik naar een vrouwengolfwedstrijd keek, was via YouTube-stream”, zegt de Amerikaanse sportstrateeg Tony Cordasco. „De meeste LPGA-wedstrijden worden uitgezonden op het Golf Channel en de NBC Sport-app. Er zijn maar heel weinig wedstrijden op NBC, behalve het Players Championship en de US Open.”
Bij de Ladies European Tour (LET) is dat nog erger, zegt hij. De grote wedstrijden worden door de BBC uitgezonden, maar liefhebbers zijn vooral op YouTube aangewezen. „Het wordt hoog tijd dat de LET en de LPGA fuseren”, zegt Cordasco. „De LPGA heeft dit jaar 118 miljoen dollar (circa 108 miljoen euro) aan prijzengeld beschikbaar gesteld, een record. Bij de LET ligt dat bedrag een derde lager. Alle seinen staan op groen voor een fusie. Waar wachten ze in Europa op?”
Voorlopig heeft het vrouwengolf te maken met een vicieuze cirkel: zonder zendtijd geen sponsoren en investeerders. Dan blijven ook de salarissen en het prijzengeld achter en stromen de fans niet massaal toe. Hoe doorbreek je die cirkel?
Bij de LPGA hebben ze de hulp ingeroepen van Hana Kuma, het mediabedrijf van een van de bekendste en best verdienende sportvrouwen: tennisster Naomi Osaka. ‘We hebben een probleem met de naamsbekendheid van onze speelsters’, zei de LPGA tegen Osaka en haar rechterhand Stuart Duguid. Hoewel de omzet van de LGPA Tour de afgelopen vier jaar met 65 procent is gestegen, staan er maar twee golfsters op de laatste Forbes-lijst van best verdienende sportvrouwen: Nelly Korda (op plek 11) en Brooke Henderson (op plek 19). In de top-10 van de lijst staan negen tennissters. Qua promotie, investeringen en media-deals doen tennissende vrouwen niet onder voor tennissende mannen.
„Vrouwengolf doet het goed, maar we moeten betere verhalen over de sterren vertellen om de naamsbekendheid en het profiel van speelsters te vergroten”, zegt Duguid van Hana Kuma. In sport werkt het volgens hem niet anders dan met films: we kopen pas een ticket of seizoenskaart als we de cast en de personages kennen.
Samen met de LPGA werden onlangs acht golfsters geselecteerd voor een pilotproject van Hana Kuma. Ze leren zichzelf – als merk – beter over het voetlicht te brengen. Hoe groeiden ze op? Wat zijn hun interesses? Welke maatschappelijke doelen streven ze na? Na het project kunnen ook andere LPGA-speelsters een workshop van Hana Kuma volgen.
Wie de uitverkorenen zijn en hoeveel geld met het project gemoeid is wil Duguid niet zeggen. Maar hij laat wel doorschemeren dat naamsbekendheid alléén niet genoeg is om het vrouwengolf naar een hoger plan te tillen. Op de vraag waarom die sport veel minder populair is dan tennis, zegt hij: omdat vrouwen in golf niet gelijktijdig op grote toernooien spelen met mannen.
Sportstrateeg Cordasco juicht de samenwerking met Hana Kuma toe. „Het is belangrijk voor sportvrouwen om te communiceren met fans, onder andere via sociale media”, zegt hij. „Zo kun je de aandacht van sponsoren trekken. Sporters die goede contacten onderhouden met fans hebben bij sponsoren een streepje voor. Daar hoort bij dat je geregeld opdraaft voor clinics en liefdadigheidswerk.”
En wat sponsoren willen is belangrijk, zegt Cordasco, want uit recent onderzoek van sportmarketingbureau Wasserman blijkt dat professionele sportvrouwen dubbel zo zwaar leunen op inkomsten uit commerciële activiteiten dan mannen. Maar liefst 82 procent van hun inkomsten halen ze uit sponsorgelden, in plaats van bijvoorbeeld prijzengeld. Veel kansen blijven volgens de onderzoekers onbenut, want „fans beschouwen vrouwelijke atleten als positieve rolmodellen die betrouwbaar zijn, een voorbeeld zijn van uitmuntendheid en inspirerend zijn”
Een van de grootste sponsoren in het vrouwengolf is KPMG. Geïnspireerd door de opkomst van de Amerikaanse golfer Stacy Lewis, ruim tien jaar geleden, besloot het accountants- en adviesbureau in 2015 het Women’s PGA Championship, een van de grote toernooien op de Tour, te sponsoren. Het contract (financiële details onbekend) werd in 2017 hernieuwd en eind vorig jaar opnieuw verlengd tot en met 2028.
Shawn Quill, national sports industry leader bij KPMG, spreekt van „meer missie dan sponsoring”, omdat het geld is bedoeld als als „kalalysator van vrouwenemancipatie, op én buiten de baan”. Er worden regelmatig bijeenkomsten georganiseerd waarbij Stacy Lewis lessen geeft aan vrouwelijke cliënten van KPMG die een topfunctie hebben in het bedrijfsleven.
Op de vraag of Hana Kuma kan zorgen voor meer investeringen in het vrouwengolf, zegt Quill: „Ja, kijk hoe [basketbalfenomeen] Caitlin Clark miljoenen nieuwe fans naar het basketbal trekt. Sterren stimuleren de betrokkenheid van fans, betrokkenheid stimuleert inkomstenstromen in de sport, en investeerders zoeken naar bedrijven met groeipotentieel. Een sport met herkenbare spelers heeft meer toekomst.”