Column | Van extreme inspanning moet je soms gewoon even kotsen

Ik weet niet waaraan u denkt als u aan Staphorst denkt, maar ik denk aan kaas. Staphorster kaas.

Dat komt zo: mijn vader reed vroeger eens in de zoveel tijd in onze rode Talbot Horizon naar de kaasfabriek in Staphorst. De kattenbak van de auto – zoals wij die noemden als kind, ik weet niet waarom, maar het was zo – werd volgeladen met hele, halve en kwartkazen. Jonge kaas, oude kaas. Kruidenkaas, komijnekaas. Die kazen bracht mijn vader langs kennissen, vrienden en familie. Wat hij ervoor terugkreeg: bij een grote bestelling kreeg je altijd een paar kilo kaas gratis. En dat was natuurlijk voor ons.

Soms ging ik mee. Het was allesbehalve mijn favoriete tijdverdrijf. Dat kwam door de geur. In Staphorst sloeg de weëe walm je al tegemoet nog voor de deur van de kaasfabriek open was. Het liefst ademde ik alleen maar door mijn mond als ik binnen was, om niets te hoeven ruiken. Eenmaal in de auto, met al die kaas, verdikte de walm zich tot ondraaglijke proporties. Vooral in de zomer. Dan lagen de kazen te zweten in de kattenbak, en kon je plakjes snijden van de lucht. Ik ben meer dan eens over mijn nek gegaan als ik vanuit de frisse lucht die volgeladen auto in moest.

Ik had hier lang niet aan gedacht, omdat ik nu eenmaal niet zo vaak aan Staphorst denk. Maar door Moto2-coureur Collin Veijer kwam de herinnering in al z’n geuren terug. Veijer rijdt dit weekend op de TT, en hij komt uit Staphorst. Geboren en getogen.

Dat hij start in Assen is een klein wonder, want vijf weken geleden lag zijn arm nog helemaal in de poeier. Ongelukje tijdens het motorcrossen. Hij werd geopereerd, er werd een flinke plaat in gezet, en afgelopen weekend racete hij alweer in Italië. Daar werd hij twintigste. Een bijzonder puike prestatie als je bedenkt dat voor zo’n blessure eigenlijk veel langer herstel staat, hij de plaat voelde trillen in zijn arm („Dat neem ik maar voor lief”, zei hij tegen de NOS) én dat hij in een nieuwe klasse rijdt. Veijer is van de Moto3 naar de Moto2 gegaan. Zijn machine is nu niet alleen zeventig kilo zwaarder, maar reageert ook anders. Daar moet hij nog aan wennen.

Als je dan vier weken niet gereden hebt en geopereerd bent bovendien, heeft je lijf het zwaar te verduren bij de enorme snelheden op het circuit. Geen wonder dus dat Veijer in de laatste rondes in Italië misselijk werd. Dat gevoel ken ik wel. Van extreme inspanning moet je soms gewoon even kotsen. Dat deed Veijer dus ook. Tijdens de race. „Ik ging het rechte stuk op en toen kwam er een soort van braaksel naar buiten”, vertelde hij daarover. Kan gebeuren, schokschouderde de Overijsselaar. „Ik had mijn ogen open, dus zo erg was het niet, maar ik had wel een raar smaakje in mijn mond. Het verdween eigenlijk meteen. Je rijdt met 200 kilometer per uur, dus het vliegt alle kanten op.”

Ik vroeg me meteen af wáár het dan naartoe verdween, want je draagt toch een helm op zo’n motor. Met een vizier. Maar blijkbaar had Veijer dat niet volgebraakt. „Ach, met zulke dingen ben ik niet zo lastig”, besloot hij z’n kotsverhaal. Kijk. Zo rolt Staphorst. En ik maar nuffig m’n neus dichtknijpen bij het minste of geringste vleugje kaas.


Oranje onder 19 voor het eerst Europees Kampioen

Oranje onder 19 is in Boekarest voor het eerst Europees kampioen geworden. Het elftal van bondscoach Peter van der Veen versloeg titelverdediger Spanje in de finale met 1-0.

Nederland begon als underdog tegen negenvoudig Europees kampioen Spanje. Oranje onder 19 begon sterk aan het duel met de Zuid-Europeanen, maar viel na verloop van de wedstrijd ver terug. Spanje kreeg met name vlak na rust een aantal grote mogelijkheden, maar paal en lat voorkwamen treffers.

Het enige doelpunt van de eindstrijd kwam uiteindelijk op naam van de Spaanse doelman Raul Jiménez, die in de 62ste minuut een voorzet van Givairo Read in eigen doel werkte.

 Kees Smit is uitgeroepen tot beste speler van het EK onder 19 in Roemenië. De middenvelder van AZ werd met vier doelpunten samen met de Spanjaard Pablo Garcia ook topscorer van het toernooi. 

Oranje onder 19 wist tijdens het EK in Roemenië alle wedstrijden te winnen. Nadat Duitsland (3-0), Noorwegen (2-0) en Engeland (4-2) in de groepsfase werden verslagen volgde in de halve finale een zege op het gastland (3-1).

Nederlands vrouwenelftal wint uitzwaaiwedstrijd voor EK

De voetbalsters van het Nederlands elftal kunnen met een goed gevoel afreizen naar het EK in Zwitserland. De ploeg van bondscoach Andries Jonker won het uitzwaaiduel met Finland in Leeuwarden donderdagavond met 2-1. De in de basis teruggekeerde Vivianne Miedema maakte in de eerste helft beide treffers van Oranje na fouten in de Finse verdediging.

De overwinning is welkom voor de Oranjevrouwen. In de vorige interlands stelde de ploeg van Jonker teleur tegen Duitsland (4-0-nederlaag) en Schotland (1-1-gelijkspel). Het duel met de Finnen was de laatste wedstrijd voor de eerste EK-wedstrijd van volgende week zaterdag tegen Wales. Oranje vliegt dinsdag naar Zwitserland.


Afghaanse voetbalsters willen niet langer langs zijlaan staan

Voor iets wat FIFA-voorzitter Gianni Infantino vorige maand „een baanbrekend initiatief” noemde – de oprichting van een vluchtelingenteam voor Afghaanse voetbalsters – was de media-belangstelling lauw. Een paar zinnen in nieuwsberichten, daar bleef het meestal bij. Terwijl een tweede nieuwsfeit van die dag – er komen hogere boetes voor racisme – breed werd uitgemeten.

Leed mag je niet vergelijken, ik weet het, maar het valt op hoe snel de aandacht voor de teloorgang van het Afghaanse vrouwenvoetbal verflauwt, terwijl de situatie van speelsters die niet weg wisten te komen na de machtsovername door de Taliban, in 2021, er niet beter op wordt. Sports & Rights Alliance, een internationale ngo, sprak eind maart in een rapport van „een van de meest opgejaagde groepen” in Afghanistan. De onderzoekers riepen de FIFA op een einde te maken aan de isolatie van het Afghaanse team, en zich hard te maken voor de terugkeer van speelsters naar het internationale podium.

De FIFA zit in een lastig parket. De Afghaanse voetbalsters kregen geen toestemming van de Taliban om deel te nemen aan de kwalificatie voor de Azië Cup, eerder dit jaar, waardoor kwalificatie voor het WK van 2027 onmogelijk werd. Omdat de Taliban het vrouwenelftal niet erkennen, kan de FIFA volgens de eigen regels geen toestemming geven voor deelname van de vrouwen aan internationale toernooien. Geven ze die toestemming wél, bij wijze van uitzondering, dan zoeken ze niet alleen de confrontatie met de Taliban, maar brengen ze mogelijk ook Afghaanse vrouwen in gevaar.

De oprichting van een vluchtelingenteam voelt daarom als een waterig compromis, of, zoals de Sports & Rights Alliance het diplomatiek noemde: een gedeeltelijke oplossing.

De „genderdiscriminatie” door de Afghaanse voetbalbond wordt er niet mee aangepakt, zei directeur Andrea Florence. Wedstrijden van het vluchtelingenteam tellen niet mee voor de wereldranglijst. De Sports & Rights Alliance zou niet rusten, zei ze, voordat de FIFA met officiële erkenning en financiële ondersteuning voor het Afghaanse vrouwenteam komt.

De speelsters die hun land niet wisten te ontvluchten zijn monddood gemaakt, we horen niets meer van hen. Maar degenen die een veilig heenkomen vonden, hebben wél een stem. Hoe denken zij over het FIFA-initiatief? Spelen ze nog steeds voetbal? Willen ze deel uitmaken van het vluchtelingenteam? Hebben ze nog contact met oud-ploeggenoten? Denken ze dat de Taliban ooit zullen zwichten voor internationale druk, en het Afghaanse vrouwenelftal laten meedoen aan toernooien?

Met de nodige moeite kom ik in contact met twee vrouwen die voor Afghanistan uitkwamen. De een, Bahara Kohistani, speelde als verdediger voor Istiqlal in Kaboel, en kwam twintig keer uit voor het nationale elftal. De ander, Fatima Foladi, speelde als spits voor Adalat, in het westen van Afghanistan, en was een rijzende ster in de onder 17. Kort voor de Taliban de macht overnamen, scoorde ze nog in een wedstrijd tegen Tajikistan.

Ik realiseer me dat de vrouwen getraumatiseerd kunnen zijn door hun ervaringen, en dat mijn vragen gevoelig kunnen liggen. Het laatste wat ik wil: hen of eventuele achterblijvers in Afghanistan in gevaar brengen. Daarom stel ik voor schriftelijk te communiceren. Daar stemmen ze mee in.

Een deel van hun antwoorden ontvang ik op de dag dat het kabinet valt. Het contrast tussen hun schrijven en het moddergooien in Den Haag kan bijna niet groter. De vrouwen zijn wijs en eloquent – het raakt me. Beiden bedanken me voor mijn aandacht voor „dit belangrijke onderwerp”. Ze voelen zich „vereerd”. De omgekeerde wereld. Hoe kan het dat hun stem niet vaker gehoord wordt?

Bahara (23) schrijft dat ze Afghanistan ontvluchtte na de val van Kaboel, in augustus 2021, ze liet een deel van haar familie achter. Het was „een angstaanjagende, chaotische en onzekere dag”. Ze onderhoudt nog steeds contact met voormalige ploeggenoten. „Sommigen zijn ontsnapt, anderen zitten nog steeds in Afghanistan. We doen wat we kunnen om elkaar te steunen.”

Fatima (20) schrijft dat ze weg wist te komen met een Amerikaans militair vliegtuig, na eerst drie nachten op het vliegveld van Kaboel te hebben doorgebracht, zonder eten. „In het vliegtuig zaten honderden mensen opeengepakt. We hadden geen idee wie ons hielp of waar we naartoe gingen. Het was de ergste dag van mijn leven. Diep traumatisch.”

Haar bekendheid als voetbalster hielp haar ontsnappen naar Australië, schrijft Bahara, maar morele of praktische steun van de FIFA heeft ze nooit gekregen – het waren activisten en mensenrechtenorganisaties die haar bijstonden. Ook Fatima, die in de VS woont, heeft „nooit een telefoontje of e-mail” van de FIFA ontvangen, waarin bezorgdheid doorklonk over haar veiligheid.

Het lijkt de vrouwen niet te hebben ontmoedigd. De afgelopen jaren heeft Fatima druk uitgeoefend op de FIFA, samen met Khalida Popal, een van de grondleggers van het Afghaanse vrouwenvoetbal. Op mijn vraag wat ze vindt van het vluchtelingenteam, schrijft ze: „Zonder officiële erkenning voelt het nog steeds alsof we aan de zijlijn staan, alsof onze verhalen en offers net genoeg aandacht krijgen om kritiek te pareren, maar niet genoeg om echte verandering af te dwingen.”

Toch voelen zowel Fatima, die voor een lokaal Amerikaans team speelt, als Bahara, die voor Melbourne Victory speelt, voor een plek in het vluchtelingenteam. Fatima schrijft dat ze onlangs een online FIFA-bijeenkomst heeft bijgewoond. De bond wil ‘identificatiekampen’ organiseren, op meerdere continenten. Daarna wordt geselecteerd, en volgen vriendschappelijke duels. Op de vraag of deelname risico’s met zich meebrengt, antwoorden beiden bevestigend. „Velen van ons hebben nog familie in Afghanistan”, legt Fatima uit. „We moeten voorzichtig zijn”, zegt ook Bahara.

Fatima’s droom is om Afghanistan te vertegenwoordigen op internationale voetbaltoenooien. „Maar meer nog dan dat hoop ik deel uit te maken van een beweging die Afghaanse vrouwen weer terugbrengt in de sport.”


‘De VAR is een perfect voorbeeld van hoe technologie onze blik op de wereld verandert’

Toen Rens van der Vorst enkele jaren geleden de balans opmaakte van de eerste vijftien jaar die hij werkte in het onderwijs, kwam hij tot een droevige conclusie. Hij was bij Fontys Hogeschool verantwoordelijk voor „onderwijsinnovatie met digitale technologie”, een hippe functie. De afdeling van Van der Vorst bouwde onder meer applicaties om gegevens te verzamelen over de prestaties van studenten, creëerde een „e-learning omgeving” en investeerde in kunstmatige intelligentie. Allemaal projecten met een prachtige business case, zegt hij. Geschatte kosten door de jaren heen volgens Van der Vorst: zo’n 250 miljoen euro.

Maar wat bracht het op? „Verrekte weinig”, stelt hij. De applicaties deden wat ze moesten doen, systemen werkten. Alleen: het onderwijs was er niet op vooruitgegaan, vindt hij. Studenten waren somberder dan ooit, het onderwijs was duurder geworden, de kwaliteit niet merkbaar verbeterd en docenten hadden het drukker gekregen.

Hoe dat kan? Van der Vorst: „We begrepen niet waar goed onderwijs in de kern om draaide, omdat we die essentiële vraag niet stelden. Nu denk ik: dat draait om goede docenten. En alleen technologie die docenten helpt nog beter te worden, is vooruitgang. De rest is weggegooid geld.”

Of erger, want technologie heeft vaak onvermoede effecten. Als voorbeeld geeft hij de web lecture, het opgenomen college dat studenten kunnen terugkijken, desgewenst op anderhalve snelheid. De docent bereidt zich tot in de puntjes voor en zorgt voor een strakke powerpointpresentatie, vervolgens is er nauwelijks interactie omdat studenten niet komen opdagen. „Hopeloos”, oordeelt Van der Vorst.

Inmiddels is hij zelf docent aan Fontys (functie: ‘technofilosoof’) en schreef hij het boek Don’t mention the VAR. Dat gaat over een ander technologisch fenomeen dat veel mensen bezighoudt: de Video Assistent Referee. Het boek verscheen vorige maand.

Sinds de videoscheidsrechter een kleine tien jaar geleden zijn intrede deed in het profvoetbal is hij snel gemeengoed geworden. Profcompetities en -toernooien zónder VAR zijn inmiddels de uitzondering, soms zijn de systemen zo geavanceerd dat ze claimen met behulp van AI te kunnen vaststellen of een speler een centimeter of twee buitenspel stond. Tegelijkertijd zijn verhitte discussies over de arbitrage niet verdwenen, integendeel.

Van der Vorst, supporter van NAC („geen fan dus, een fan houdt vooral van het spel, die kijkt nu naar het WK voor clubs, ik ben gecommitteerd aan NAC, ik wil winnen”), ziet in de VAR een perfect voorbeeld van hoe technologie onze blik op de wereld verandert. Hoe die de mens naar de achtergrond drukt, terwijl de beloofde vooruitgang uitblijft.

Waarom een boek?

„Ik heb een fascinatie voor technologie en voor voetbal. De VAR past daar precies in en staat volgens mij ook voor een groter maatschappelijk fenomeen. We denken dat we een probleem zien. Dan zoeken we een techoplossing. Die blijkt het vermeende probleem niet helemaal op te lossen. Dan is de volgende stap: nog meer technologie. En we zijn helemaal niet meer bezig met wat nou de bedoeling was.”

Wat is de bedoeling van de VAR?

„Voorstanders zeggen vaak dat de VAR het voetbal eerlijker maakt. Maar waarom is voetbal de populairste sport ter wereld? Juist omdat het níet eerlijk is, denk ik. Het is de enige grote teamsport waarbij je heel veel slechter kunt zijn dan je tegenstander en toch kunt winnen. Er is niks lekkerder, weet ik als NAC-supporter.

„Het is een spel van hoop en angst. Dat moet je koesteren. Maak je voetbal eerlijker, dan maak je het in zekere zin juist oneerlijker. Want dan wint altijd de club met het meeste geld. Wat de VAR moet doen is het spel rechtvaardiger maken, dat is een wezenlijk verschil. Als je verliest door een luizig countertje, prima. Als je verliest doordat de scheidsrechter een doodschop of een meter buitenspel over het hoofd ziet, is dat onrechtvaardig.”

Dat is toch precies wat de VAR voorkomt?

„Ik ben ook een voorstander van de VAR hè! Alleen dan wel van een goeie VAR, zoals die aanvankelijk was bedoeld, om grote, overduidelijke fouten op te sporen. Maar zoals dat gaat met technologie, bepalen uiteindelijk de technische mogelijkheden wat we doen. Dan blijkt dat we ook een centimeter buitenspel kunnen vaststellen, althans dat denken we. Een handsbal die met het blote oog niet is waar te nemen, of een overtreding die niemand had gezien. En vervolgens gaan we dat bestraffen.”

Wat is daar mis mee?

„Het spel ligt voortdurend stil, het vloeit minder. Het juichen is onder druk komen te staan. Dan vier je een doelpunt en wordt het drie minuten later afgekeurd. Maar belangrijker: door de VAR worden beslissingen genomen die misschien volgens de regels zijn, maar toch onrechtvaardig voelen.

„Neem de Belg Loïs Openda tijdens het laatste EK. In de wedstrijd tegen Slowakije gaf hij de bal na een mooie actie voor op spits Romelu Lukaku. Doelpunt. Maar de sensor in de bal had geregistreerd dat Openda de bal ergens heel licht met de hand had geraakt, zo licht dat niemand het kon waarnemen, waarna de goal werd afgekeurd. Volgens de regels, maar heel onrechtvaardig. Zo is het ook met doelpunten die niet doorgaan omdat iemand met een teen buitenspel staat, nog los van het feit dat technologie dat helemaal niet betrouwbaar kan vaststellen.”

Die animaties die tegenwoordig soms te zien zijn, suggereren dat het wel kan.

„Stop daarmee! Technologie heeft ook te maken met foutmarges en doet soms onbegrijpelijke dingen. Bizar toch: je stelt op tv uit allerlei hoeken vast dat je niet kunt zien of iets buitenspel is, maar als een tekenfilmpje vervolgens toont dat een teen of een neus buitenspel staat, stelt niemand vragen. Geen idee hoe die animatie is gegenereerd, geen idee of het klopt, maar plotseling geloven we de conclusie. Dat zegt veel over onze omgang met technologie.”

Wat zou wél een oplossing zijn?

„Gebruik marges die gelijk staan aan wat je met het blote oog kunt waarnemen. Blijft een aanvaller daarbinnen, dan is het geen buitenspel. Laat de VAR alleen ingrijpen bij grote en overduidelijke fouten. Dan hoef je ook nooit meer een scheidsrechter te vernederen door hem naar het scherm te roepen. Ofwel een fout is groot en overduidelijk, de VAR neemt dan de beslissing. Ofwel we spelen lekker door. We moeten ook mensen apart opleiden voor de VAR, vind ik. En dat moeten geen scheidsrechters zijn, want dat zijn alfabaasjes, en dat is prima op het veld, maar liever niet achter het scherm. Dan krijg je een VAR die veel te vaak intervenieert.”

Kunnen we weerstaan wat technisch mogelijk is?

„We hebben de moed nodig om technologie wat meer naar de achtergrond te drukken. Daar krijg je nooit spijt van. Neemt smartphones. Aanvankelijk was er veel verzet tegen een verbod op scholen, nu is er veel enthousiasme onder de schoolbesturen, ouders, docenten en zelfs leerlingen van scholen die het hebben aangedurfd. Er zijn scholen die Magister [een leerlingvolgsysteem, red.] hebben uitgezet voor ouders. Dat is hoopvol, we kunnen het wel. En ik hoorde dat mijn boek bij de arbitrageafdeling van de KNVB ligt, dus wie weet.”

Ik zag dat u zelf geen Whatsapp gebruikt.

„Dat is uit zelfbescherming. Anders zit ik tijdens wedstrijden alleen maar de gevatte gast uit te hangen in appgroepen met vrienden. Ik wil dingen met aandacht doen. Bijkomend voordeel: ik ben voetbaltrainer van een jeugdelftal, die jongens moeten me bellen om af te zeggen voor een training. Ze zijn er normaal gesproken dus allemaal.”


Column | Waarom lukt het niet naar de vrouw achter de atleet te kijken?

Ik weet wel dat ik geen reclame mag maken, maar driewerf hulde voor het sportmerk met de drie strepen. Het bracht deze week namelijk de allereerste vrouwenvoetbalschoen op de markt. Nu hoor ik u denken: huh, voetbal is toch de grootste vrouwensport ter wereld? Er voetballen wereldwijd toch zo’n veertig miljoen vrouwen en meisjes? Op wat voor schoenen spelen die dan? Wel, die spelen op smalle modellen voor heren, of op kinderschoenen.

En eindelijk is dat voorbij. Eindelijk hoeft niet meer 82 procent (!) van de vrouwen te voetballen met pijnlijke voeten, zoals tot nog toe het geval was. Ga maar na: vrouwen hebben in vergelijking met mannen een smallere hiel, een bredere voorvoet en een hogere voetboog. De voet is niet een beetje, maar behoorlijk anders gevormd. Ook de kleinere spiermassa van vrouwen en de grotere flexibiliteit van gewrichten door onze hormonale wisselingen, zorgt ervoor dat vrouwen baat hebben bij anders opgebouwde schoenen dan mannen. Nogal wiedes dat mannenschoenen pijn doen in de sport die je ook nog met je voeten speelt.

Goh, dacht ik, hoe zit het eigenlijk met die arme vrouwenvoeten in andere sporten? Van mijn eigen sport, wielrennen, weet ik dat er amper vrouwenschoenen bestaan. Vrouwen wordt doorgaans smallere mannenmodellen aangeraden. In veel andere sporten gaat dat net zo, of noemen ze het schoeisel charmant „uniseks” – maar ook die schoenen zijn vaak ontworpen voor mannenvoeten. Maar zie, er blijken sporten met schoenen in een mannen- en vrouwenvariant. Hockey bijvoorbeeld, en basketbal en volleybal. Voor degene die denkt: mooi verhaal De Vries, maar voor vrouwenvoetbalschoenen is de afzetmarkt gewoon altijd te klein geweest – hockeyende, volleyballende en basketballende vrouwen zijn er wereldwijd veel minder. En tóch zijn er wel speciale schoenen voor hen.

Hoe kan het dan dat er nu pas voetbalschoenen voor vrouwen op de markt komen, terwijl we al heel lang weten dat vrouwen blessures aan hun voeten krijgen van mannenschoenen? Hoe komt het dat het sportmerk met de drie strepen ook nog eens doet alsof ze iets waanzinnig vooruitstrevends hebben bedacht? Waanzinnig ammehoela. Het werd verdorie tijd. Hoe komt het dat we nu pas weten dat vrouwenharten anders reageren op topsport? Waarom ontdekten we pas recent dat vrouwen heel anders herstellen van hersenschuddingen dan mannen, en dat daar in doktersadviezen nooit rekening mee gehouden wordt?

Waarom heeft de wereldwielerbond UCI deze week bekend gemaakt dat vrouwen vanaf volgend seizoen met een stuur van minimaal veertig centimeter breed moeten koersen, terwijl een stuur anatomisch gezien zo breed als de schouders moet zijn om comfortabel op de fiets te zitten en geen blessures te krijgen, en bijna alle vrouwen fors smallere schouders hebben dan veertig centimeter? Omdat deze maatregel is bedacht om een einde te maken aan de veel te smalle, en daardoor instabiele, stuurtjes in het mannenpeloton. De UCI „vergat” even dat er koersende vrouwen zijn, voor wie de maatregel óók geldt. Dat zij volgend seizoen allemaal als drinkende giraffes op de fiets zitten: who cares.

Deze week verscheen ook het langverwachte rapport over de topsportcultuur in Nederland, en de conclusies waren niet mals. De belangrijkste aanbeveling: kijk naar de mens achter de atleet. Een lachwekkende aanbeveling eigenlijk, als je bedenkt dat naar de vrouw achter de atleet kijken nog niet eens lukt.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.


‘Je opent de doos van Pandora’: waarom omstreden wielerploegen niet geweerd worden uit grote wedstrijden

Ineens stond er een toeschouwer voor zijn neus. Wielrenner Taco van der Hoorn probeerde in de zesde etappe van de Giro d’Italia, vorige maand, uit de greep te blijven van het aanstormende peloton. Het was spannend – nog een paar kilometer te gaan tot aan de finish in Napels. Totdat er een man voor zijn fiets sprong – en Van der Hoorn vol in de remmen moest. Hij werd gegrepen door het peloton; de etappezege ging naar iemand anders.

De toeschouwer, zo schreef de lokale krant Il Gazzetino Vesuviano, was een 67-jarige man die wilde protesteren tegen Israel-Premier Tech (IPT), een wielerploeg die meedoet in grote internationale wedstrijden. Hij droeg een kabel bij zich, om het peloton de weg te versperren. Een andere actievoerder, die ook de weg opliep, hield een plakkaat omhoog waarop stond: ‘Gooi Israël uit de Giro’. Van der Hoorn rijdt niet voor IPT maar voor een Belgische ploeg.

De actie in Napels was niet het eerste protest tegen IPT. Eerder gebeurde dat al tijdens de Tour of Britain (vorig najaar), in de Tour Down Under in Australië (januari dit jaar) en tijdens de Amstel Gold Race (april). In de aanloop naar de Tour de France, die op zaterdag 5 juli van start gaat, heeft de zogenoemde BDS-beweging – die een boycot van Israël bepleit vanwege de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en het op grote schaal vermoorden van Palestijnen in Gaza – opgeroepen tot vreedzame protestacties tegen wat zij ‘Team Apartheid Israel’ noemen.

De Israëlische wielerploeg, zeggen ook andere critici, is een instrument voor sportswashing: het oppoetsen van Israëls internationale blazoen door middel van sport.

Vastgoedmiljardair

Anders dan de naam suggereert, wordt IPT niet gefinancierd door de staat Israël. De ploeg is eigendom van Sylvan Adams (66), een Canadees-Israëlische vastgoedmiljardair en filantroop. Sinds hij in 2016 van Quebec naar Tel Aviv verhuisde, ziet hij het als zijn missie om zijn nieuwe thuisland internationaal in een gunstig daglicht te zetten – vandaar de naam van de ploeg. Op zijn visitekaartje staat naar verluidt: ‘zelfbenoemd ambassadeur van de staat Israël’.

In 2018 was Adams, die op latere leeftijd een fanatiek amateurrenner werd, de drijvende kracht achter de omstreden grande partenza van de Giro d’Italia in Jeruzalem. Hij nam het grootste deel van de kosten, tussen de 10 en 15 miljoen euro, voor zijn rekening. Ook liet Adams in Tel Aviv een wielerbaan bouwen – de eerste overdekte vélodrome in het Midden-Oosten.

Zijn wielerploeg wist Adams in tien jaar tijd uit te bouwen tot een vaste kracht in internationale wedstrijden. Hoewel IPT een licentie heeft voor het op-een-na-hoogste wielerniveau, is het team door wild cards verzekerd van deelname aan alle grote koersen, waaronder de Tour de France. Renners als de Duitser Pascal Ackermann en de Canadezen Michael Woods en Derek Gee gelden als grote namen in het peloton.

Ook belangrijk voor IPT is oud- Tourwinnaar Chris Froome, die Adams in 2021 wist te contracteren – naar verluidt voor een jaarsalaris van meer dan vijf miljoen euro. Sportief succes leverde dat niet op: de Britse renner – inmiddels 40 jaar oud – rijdt namens IPT anoniem rond in koersen van tweede garnituur. Maar Adams heeft goed begrepen dat de aanwezigheid van een viervoudig Tourwinnaar zijn ploeg cachet geeft.

De ontwikkeling van het Israëlische wielrennen – zeker in de beginjaren een belangrijk doel van de ploeg – is nog niet echt van de grond gekomen. Adams’ project heeft nog geen Israëlische renners voortgebracht die mee kunnen in koersen op het hoogste niveau, al reed IPT-renner Guy Niv in 2020 als eerste Israëliër ooit de Tour de France uit.

Hearts and minds

Zijn andere grote ambitie maakt IPT volgens Adams wél waar: wereldwijd de hearts and minds winnen voor de staat Israël, waarvan een groot deel van de wereld volgens hem onterecht een slecht beeld heeft. Hij omschrijft zijn missie graag als ‘sportdiplomatie’. Zijn nieuwe thuisland is volgens Adams een baken van democratie, tolerantie en innovatie in een regio waar die waarden ver te zoeken zijn.

De invasie van Gaza en het daaropvolgende bloedvergieten door Israël hebben geen verandering gebracht in dat geloof. Sterker nog, Adams heeft zijn steun uitgesproken voor de oorlog, en critici van Israëls gewelddadige optreden „nuttige idioten, in de ban van ideologie” genoemd. Hij zegt niet te begrijpen „wat er mogelijk controversieel zou zijn” aan de oorlog in Gaza. De Amerikaanse president Donald Trump, wiens inauguratie Adams bijwoonde, is volgens hem „een zegen” voor zijn land. „Israël heeft nog nooit zo’n goede vriend gehad in het Witte Huis.”

In hoeverre Adams van zijn renners en stafleden verwacht dat ze een uithangbord zijn van Israël, is niet helemaal duidelijk. „Als ze er een probleem mee zouden hebben om voor Israël te rijden, zouden ze niet bij onze ploeg zitten”, merkte hij twee jaar geleden op in de podcast RadioCycling. Eerder zei Adams dat met elke renner die tekent, besproken wordt of hij Israël „omarmt”.

Wie dat zeker heeft gedaan, is Chris Froome. Hij maakte in 2023 op de fiets een tocht door Israël, waarvan IPT in een strak gemonteerd filmpje verslag deed op sociale media. Politieke uitspraken heeft Froome nooit gedaan, maar zijn vrouw Michelle – tevens zijn zaakwaarnemer – plaatste vorig jaar een reeks pro-Israëlische berichten op sociale media, waarin ze onder meer zei dat er „geen onschuldige Gazanen” bestaan en dat „moslims het afvoerputje van de maatschappij” zijn. De statements werden later verwijderd.

Andere oud-renners van IPT hebben laten weten nooit een ‘pro-Israël-toets’ te hebben afgelegd. Een voormalig profrenner die bij een voorloper van IPT onder contract stond, zegt dat er in zijn tijd „nooit over politiek gesproken” is. „We wilden gewoon zo hard mogelijk fietsen. Ik probeerde een rolmodel te zijn voor jonge Israëlische renners.” Ook van de huidige generatie IPT-renners kan hij zich „niet voorstellen dat ze ergens tekenen om een politiek standpunt in te nemen.” De oud-prof wil vanwege de gevoeligheid van het onderwerp niet met zijn naam in de krant.

Voor zover bekend hebben de huidige renners en stafleden van IPT nooit te maken gehad met bedreigende situaties vanwege de politieke opvattingen van de eigenaar. Wel verwijderde IPT vorig jaar de naam ‘Israël’ van de teambus en koerswagens – een preventieve veiligheidsmaatregel, aldus de ploeg. Ook kunnen renners, als ze dat willen, trainen in een neutraal tenue.

In de Tour de France fietst IPT-eigenaar Sylvan Adams tijdens sommige etappes voor het peloton uit.

Foto Garnier Etienne

‘Politieke neutraliteit’

In de wielerwereld is IPT onomstreden. Voor zover bekend, heeft geen renner of ploegleider zich tot nu uitgesproken over Adams en zijn team. De internationale wielerunie UCI heeft nooit willen ingaan op oproepen – ook al vóór de aanslagen van 7 oktober – om IPT uit het internationale wielercircuit te weren, met een beroep op de ‘politieke neutraliteit’ van de organisatie. Critici wijzen erop dat de UCI na de invasie van Oekraïne wel meteen de licentie introk van alle Russische en Belarussische wielerteams. (De UCI reageerde niet op vragen van NRC).

Deze terughoudende opstelling heeft te maken met de aanwezigheid van ándere omstreden eigenaren in het wielrennen. Sinds een jaar of tien vinden dollars uit ondemocratische regimes hun weg naar de koers. In wedstrijden op het hoogste niveau rijden op dit moment drie ploegen die gesponsord worden door onvrije oliestaten: Saoedi-Arabië, Bahrein en de Verenigde Arabische Emiraten. Ook is er een team dat indirect gesponsord wordt door de staat Kazachstan – evenmin een toonbeeld van democratie en mensenrechten. Dit najaar worden de WK wielrennen gehouden in Rwanda, een dictatoriaal regime dat sport structureel gebruikt om zijn internationale reputatie op te vijzelen.

De opkomst van ‘omstreden’ geld, zeggen deskundigen, valt te verklaren door de enorme afhankelijkheid in het wielrennen van sponsoren. Het businessmodel van ploegen is extreem kwetsbaar: er is geen kaartverkoop (de sport vindt plaats op de openbare weg) en – anders dan bij voetbal – gaan de tv-inkomsten allemaal naar de wedstrijdorganisatoren, in het bijzonder Tour de France-organisator ASO.

Het gevolg is dat wielerploegen naar schatting 95 procent van hun budget bij externe financiers vandaan moeten halen. Na de grote dopingschandalen in het tijdperk-Armstrong haakte ook nog eens een groot aantal traditionele wielersponsoren af. Het vacuüm dat ontstond, werd gevuld door nieuwe geldschieters van buiten Europa – vaak landen, regio’s of steden die zichzelf op de kaart wilden zetten.

Niet naar Saoedi-Arabië

Wielerploegen hebben dus weinig te kiezen. „In die omstandigheden besluiten ze om samen te werken met een sponsor die ze in het ideale geval nooit zouden hebben geaccepteerd”, mailt politicoloog Jiri Zákravský, auteur van het boek Cycling Diplomacy. „Als ze moeten kiezen tussen het opdoeken van hun team of een sponsor met een slechte reputatie, kiezen ze voor het laatste.”

Politiek engagement is in het wielrennen, net als in veel andere sporten, nauwelijks te vinden. Er zijn enkele voorbeelden van renners die zich uitspraken, zoals de verongelukte Zwitser Gino Mäder, die openlijk sprak over zijn ongemak om voor de ploeg Bahrain Victorious te rijden, en de Noorse coureur Soren Waerenskjold, die begin dit jaar – met steun van zijn ploeg – niet van start ging in de AlUla Tour in Saoedi-Arabië vanwege de mensenrechtenschendingen aldaar. Maar zij zijn uitzonderingen.

De protesten tegen IPT, zegt sportwetenschapper Simon Chadwick van de Universiteit van Leeds, getuigen van een „dubbele maat”. Hij wijst op de Verenigde Arabische Emiraten, die ‘s werelds rijkste en sterkste ploeg (Team UAE) financieren. Er is toenemend bewijs dat het land wapens en manschappen levert in de verwoestende burgeroorlog in Soedan. „Dat land heeft eerder dit jaar een aanklacht tegen de Emiraten ingediend bij het Internationaal Gerechtshof wegens genocide. Toch hoor ik niemand roepen dat Team UAE verbannen moet worden uit het wielrennen.”

De groeiende macht van onvrije regimes in het wielrennen (en andere sporten), zegt Chadwick, leidt tot een paradoxale situatie. Met steeds meer ondemocratische landen als sponsor of leverancier van invloedrijke bestuurders, is sport „stevig verankerd” in de internationale verhoudingen: nog nooit was sport zó politiek. Tegelijkertijd zijn de belangen daardoor zó groot dat er sprake is „verlamming” bij bestuurders en sporters: ze durven zich niet uit te spreken.

Het verbannen van IPT uit internationale wedstrijden zou voor wielerfederatie UCI en Tourorganisator ASO daarom „de doos van Pandora openen”, zegt politicoloog Zákravský. „Wat moeten ze dan met UAE of Bahrain Victorious? Willen ze die óók weren uit het internationale wielrennen? Het antwoord kennen we.”

Allez, allez, allez!

Sylvan Adams wil graag met eigen ogen zien hoeveel impact zijn ‘sportdiplomatie’ heeft. In de Tour de France fietst hij tijdens sommige etappes voor het peloton uit, over het parcours, in het blauw-witte tenue van IPT. „Als toeschouwers mijn wielershirt zien, herkennen ze dat en roepen ze: Israël, allez, allez, allez”, zo zei Adams vorig jaar in de Tour tegen het Israëlische persbureau JNS. De „haters”, zo vervolgde Adams, zijn „klein in aantal” en „geen echte wielerfans.”

Als dit al een juiste weergave is van de werkelijkheid, dan zou het dit jaar wel eens anders kunnen zijn. In de Giro d’Italia waren op talloze plekken langs het parcours Palestijnse vlaggen te zien, en ook demonstreerden pro-Palestina-activisten bij de finish van een etappe in Siena. BDS twijfelt er niet aan dat demonstranten ook in de Tour de France gehoor zullen geven aan de oproep tot protest, zo zegt Stephanie Adam namens de actiegroep tegen NRC. Op de vraag of het hinderen van renner Taco van der Hoorn in de Giro ook onder ‘vreedzaam protest’ viel, zegt Adam dat ze „focussen op de acties van één individu niet fair and balanced” vindt. Ze neemt geen afstand van de blokkade.

Vindt BDS dat door onvrije regimes gefinancierde ploegen als UAE óók geweerd moeten worden uit het wielrennen? Daar komt geen expliciet antwoord op. Als „intersectionele beweging”, zegt Adam, „steunt BDS vanzelfsprekend de strijd van andere onderdrukte gemeenschappen en volkeren” tegen „onethische ploegen en banden met onderdrukkende regimes” in de sport.

Gevraagd om een reactie op de (aangekondigde) protesten, laat IPT via een woordvoerder weten „ieders recht op vrije meningsuiting, inclusief demonstraties, te respecteren”. „Wij richten ons op de wedstrijden, en werken nauw samen met organisatoren en andere betrokkenen om te voorkomen dat de protesten gevolgen hebben voor de koers dan wel ons recht om mee te doen.”


Het vrouwenelftal oogt kwetsbaar, kort voor het EK, maar kan leunen op talent en ervaring

Bondscoach Andries Jonker is niet de man die snel opgeeft of zich laat ontmoedigen. Toen de KNVB hem in december geheel tegen zijn zin in liet weten het contract met hem niet te willen verlengen, besloot hij níet vroegtijdig op te stappen. Jonker bleef aan en schroefde de ambitie voor zijn laatste klusje nog wat op. Komende maand wil hij in Zwitserland Europees kampioen worden met het nationale vrouwenelftal.

Toen zijn team drie weken geleden een bijzonder slechte generale repetitie voor dat EK beleefde, weigerde Jonker pessimistisch te zijn. „We raken er niet van in de war”, zei hij tegen de NOS, na de ontluisterende 4-0 nederlaag tegen Duitsland in de Nations League. „Dat helpt helemaal niks.”

Vier dagen later, op 3 juni, kwamen de Oranjevrouwen niet verder dan 1-1 tegen het op papier veel zwakkere Schotland. Jonker probeerde het opnieuw positief te bekijken. Nederland had geen slechte wedstrijd gespeeld, zei hij, maar slechts een zwakke tweede helft.

Het EK begint over anderhalve week. De slechte reeks staat een succesvol toernooi volgens Jonker niet in de weg. Het gebeurt bij alle teams nu eenmaal, analyseerde hij, „dat ze de draad even kwijt zijn. We moeten rustig blijven, even vakantie nemen en weer gaan trainen. Dan komt het, over het algemeen, vanzelf weer goed”.

Afgelopen donderdag kwam het Nederlands elftal voor het eerst sinds die twee teleurstellende interlands bij elkaar. Jonker nodigde 26 spelers uit voor een driedaags trainingskamp op het KNVB-hoofdkwartier in Zeist. Dit weekend zal hij de definitieve EK-selectie van 23 bekendmaken.

Hoe staat Oranje er voor, twee weken voor de eerste poulewedstrijd tegen Wales? Is scheidend bondscoach Jonker in staat om zijn ambitie waar te maken?

Drie kwetsbare plekken en één lichtpuntje.

1Ziekenboeg

Om verschillende redenen heeft bondscoach Jonker de laatste maanden nooit kunnen beschikken over zijn gedroomde EK-selectie.

Veel van de meest waardevolle spelers lijken bijna chronisch kwetsbaar voor blessures. Onder anderen topscorer Vivianne Miedema, middenvelder Danielle van de Donk en keeper Daphne van Domselaar ontbraken in het afgelopen half jaar langere tijd door, in sommige gevallen, zware blessures.

Na een vakantieperiode van twee weken lijkt op dit moment iedereen „fris en fit” te zijn, zoals Jonker na de laatste Nations League-wedstrijden van de speelsters had gevraagd. Hij had zelfs geëist dat ze een vakantiebestemming zouden kiezen waar een krachthonk was. Ze moesten allemaal een voetbal meenemen om te blijven oefenen.

Toch kon Lineth Beerensteyn donderdag nog niet aan de groepstraining meedoen. De aanvaller van Vfl Wolfsburg komt terug van een niet nader toegelichte blessure. Ze heeft al sinds eind april geen wedstrijden meer gespeeld.

2Geen eenheid

Het waren niet alleen de fysieke kwetsuren die een hecht en goed lopend team in de weg stonden, maar ook de keuzes van de bondscoach zelf. Jonker kreeg in de eerste jaren na zijn aanstelling, in september 2022, vaak de kritiek dat hij jong talent te weinig kansen gaf om door te breken tot het nationale elftal – ‘doorselecteren’ in voetbaljargon.

Vorig najaar maakte hij daar wél serieus werk van. Hij riep voor verschillende vriendschappelijke interlands (jong) talent op, onder wie de 19-jarige Ajax-spits Lotte Keukelaar en PSV-aanvaller Nina Nijstad (22). Van het legertje debutanten hebben er maar twee de voorlopige EK-selectie gehaald: de 19-jarige verdediger Veerle Buurman (PSV) en de tien jaar oudere Ilse van de Zanden (FC Utrecht).

Toch lijkt Jonker in de laatste wedstrijden toch weer terug te grijpen op vertrouwde krachten op leeftijd, zoals recordinternational Sherida Spitse (35 jaar, 243 interlands). Ook haalde hij Shanice van de Sanden, uit de gratie geraakt onder zijn voorganger Mark Parsons, terug bij de selectie – de 32-jarige aanvaller speelt in de Mexicaanse competitie.

Los van de zoektocht naar nieuw talent heeft Jonker sowieso vaak aan zijn ideale samenstelling gesleuteld. Oud-international Leonne Stentler houdt dat als analist bij de NOS nauwkeurig bij, vertelt ze. „In de laatste negen wedstrijden van Oranje heeft Jonker wel 45 wisselingen in zijn basisopstelling gemaakt.”

Ze realiseert zich dat Jonker met blessureleed kampt en sommige speelsters wegens hun drukke clubkalender rust gunde, maar Stentler weet ook dat het zonder „vast systeem en fundament” lastiger wordt om „automatismen in te passen”. „Je moet elkaar straks tegen Wales meteen blindelings kunnen vinden. Ik denk dat de resterende voorbereidingstijd daarvoor veel te kort is. Jonker heeft hier bewust een risico genomen.”

Daarnaast, zegt Stentler, is Jonker niet standvastig geweest in zijn spelsysteem. De ene keer het vertrouwde aanvallende 4-3-3 van de Hollandse school, de andere keer de 3-5-2-opstelling en in een wedstrijd tegen Oostenrijk was het weer 3-4-3.

Jonker zegt dat hij zich wil kunnen aanpassen aan de tegenstander, ook tíjdens een wedstrijd, als het scoreverloop daar om vraagt. Op het WK van twee jaar geleden in Australië en Nieuw-Zeeland, vertelde hij onlangs in de podcast Vrouwen1, kwam zijn team daardoor vaak verrassend voor de dag. „Je zag de tegenstanders ermee worstelen.”

Stentler erkent dat vaak wisselende spelsystemen „een wapen” kunnen zijn, maar ook „een groot risico” als speelsters nog niet goed aan elkaar hebben kunnen wennen. „Ik vind dat Jonker ergens voor moet kiezen en vanuit die speelwijze het eigen spel moet maken.”

Bondscoach Andries Jonker.

Foto Koen van Weel

3Gezag van de bondscoach

De irritatie was eind februari duidelijk te zien bij Jonker, toen hij voor het eerst publiekelijk reageerde op het naderende afscheid als bondscoach. „Verrast. Verbaasd. Teleurgesteld”, zei Jonker op een persconferentie in Zeist. Ook aanvoerder Spitse en later andere speelsters spraken hun teleurstelling uit over het aanstaande vertrek van hun coach. In elk geval over de timing en de wijze waarop Nigel de Jong, directeur Topvoetbal van de KNVB, dat besluit heeft genomen.

„Echt absurd”, vindt ook oud-international Stentler. „Ook al zou je goede redenen hebben om na het EK uit elkaar te gaan, dan had de KNVB die nóóit zo in januari naar buiten moeten brengen. „Daarmee saboteer je de kansen van Jonker.”

Inmiddels doen de speelsters er naar buiten toe het zwijgen toe, maar volgens Stentler heeft de KNVB met de aanstaande exit van de bondscoach „met het volle verstand” het risico genomen dat de sfeer in de groep wordt aangetast en dus ook het gezag van Jonker. „Onbegrijpelijk”, zegt ze.

De speelsters lijken professioneel met het vertrek van Jonker om te gaan, maar tussen de regels door lees je al langer irritatie over zijn werkwijze. Vivianne Miedema schreef in een column dat de ene speelster „natuurlijk meer happy” met de bondscoach is dan de andere. En middenvelder Van de Donk noemde de managementstijl van Jonker in het ADAmsterdams en hard”. „Dat vind ik niet altijd leuk, maar over het algemeen heeft hij wel gelijk.”

De KNVB heeft met Arjan Veurink inmiddels een opvolger voor Jonker klaarstaan. Een opmerkelijke aanstelling, omdat Veurink op dit moment de rechterhand is van bondscoach Sarina Wiegman bij het nationale elftal van Engeland, een van de belangrijkste tegenstanders van Oranje, straks in Zwitserland.

Twee assistenten van Jonker kondigden niet veel later de route andersom aan: Arvid Smit en Janneke Bijl zullen zich na het EK bij de staf van Wiegman voegen.

4Topspelers

Naast drie zwakke plekken heeft Oranje beslist ook één sterke kant. Jonker beschikt nog altijd over een aantal onmiskenbaar grote talenten. Zij spelen al een paar jaar op het hoogste niveau in grote Europese competities. Speelsters als Miedema (Manchester City), Van de Donk (Olympique Lyon), Beerensteyn (Wolfsburg) en Jackie Groenen (PSG) zijn straks in Zwitserland bekend met veel tegenstanders. Ze zijn gewend op hoog niveau en onder druk te spelen. Daphne van Domselaar en Victoria Pelova wonnen onlangs met Arsenal de Champions League, onder hun Nederlandse coach Renée Slegers.

Niet alleen vanwege de grote staat van dienst van zijn routiniers ziet Jonker genoeg kansen om in Zwitserland het hoogst haalbare te halen. Voor de gouden generatie van 2017 – die toen Europees kampioen in eigen land werd – is het de laatste kans op nog een hoofdprijs in hun indrukwekkende carrière. En, zo zei de bondscoach in het gesprek met Vrouwen1, ook voor de jongere garde ligt er een uniek moment: „Zij hebben nog één keer de steun van al deze toppers.”


Judo-baas Guillaume Elmont: ‘Bij goede trainers is de eerste vraag: wat is mijn salaris?’

Voor Guillaume Elmont (43) zijn de wereldkampioenschappen judo, deze week in Boedapest, een soort reünie. Overal komt de oud-wereldkampioen bekenden tegen. Het mooist was het weerzien met zijn voormalige Zuid-Koreaanse rivaal Yong-Woo Kwon. „Die gaf mij opeens een knuffel”, vertelt Elmont ’s ochtends op een bankje in de dan nog uitgestorven mixed zone van het Papp László-stadion. Het was een nieuwe ervaring. „Vroeger was dat not done. Toen waren we echt vijanden.”

In de judowereld blijven veel mensen plakken: oud-judoka’s worden coaches, zoals Kwon. Of bestuurders, zoals Elmont. Sinds mei is hij directeur topsport van de Nederlandse Judo Bond (JBN), nadat hij jaren bij Ajax werkte als psycholoog en performance coach.

Hij heeft zijn blik op de langetermijn gericht. Elmonts opdracht is om het Nederlandse judo weer op de rit te krijgen. De bond verwacht niet dat dat op korte termijn kan: het einddoel zijn niet de Spelen van Los Angeles (2028), maar die van Brisbane (2032). Hoe ver weg dat ook klinkt: de eerste stappen wil Elmont nu zetten.

Daarom is hij hier in Boedapest om te netwerken. Normaal vindt hij dat een vermoeiende aangelegenheid. „Maar ik ken hier iedereen. Het is net alsof ik uit een tijdmachine stap. Op iemand afstappen is heel makkelijk.”

Met verschillende landen heeft hij al gesproken over trainingskampen en andere samenwerkingen. Dan komen er buitenlandse judoka’s naar Papendal, of de Nederlanders trekken juist naar landen als Japan, Korea of Spanje om daar met topjudoka’s te sparren. Dat is absoluut noodzakelijk, zegt Elmont. „Judo is meer dan mensen denken een teamsport. Je bent altijd afhankelijk van trainingspartners.” Het liefst heb je ze ook van over de hele wereld, om scherp te blijven op alle verschillende judostijlen.

Die trainingskampen, dat gaat goed, zegt Elmont. „Iedereen wil wel.” Maar zijn andere netwerkdoel van deze WK blijkt lastiger: de zoektocht naar nieuwe coaches. „Dat merk ik ook bij andere West-Europese landen. Ook zij hebben moeite gehad.”

Noodverband

Die zoektocht duurt al maanden. De vorige groep olympische coaches moest vertrekken, nadat de Nederlandse ploeg voor het eerst sinds 1984 zonder medaille terugkwam van de Zomerspelen in Parijs. De judoka’s die hier in Boedapest op de mat staan, hebben coaches die tijdelijk naar het hoogste niveau doorgeschoven zijn.

Maar het zoeken blijkt lastiger dan gedacht. Op vacatures reageerden maar een handvol mensen. Dat waren niet de gewenste ervaren krachten, zegt hij, maar ambitieuze jongelingen met voornamelijk ervaring bij de junioren. En het juniorencircuit is „bijna een andere tak van sport”, zegt Elmont. „Bij de junioren kom je ver met alleen talent. Het is heel opportunistisch, terwijl judo bij de senioren heel zakelijk en tactisch is.”

De bond benaderde zelf ook mensen. „Maar bij goede trainers is de eerste vraag: wat is mijn salaris en wat is mijn prestatiebonus?” Sommige coaches vroegen volgens hem zelfs tussen de 10.000 of 20.000 dollar per maand. Dat soort bedragen zou in Oost-Europa betaald worden, hoorde hij. Judo is een serieuze zaak in landen als Rusland of Azerbeidzjan, en ook in bijvoorbeeld Frankrijk gaat er veel geld in om. De Nederlandse bond heeft een beperkter budget. Ook geen prestatiebonussen dus? „Haha. Nee.”

Toch is Elmont niet pessimistisch. Nederland staat bekend als een prettig land om voor te werken, zegt hij. En het heeft van oudsher een goede judoreputatie. „Het imago spreekt aan. Het is nu even wat minder, maar we hoorden bij de wereldtop. Ik sprak deze week een Japanner die meteen over Anton Geesink en Wim Ruska begon.” Vijftig jaar na dato leeft dat nog steeds, zegt hij.

Hij vraagt zoveel mogelijk rond, hier in Boedapest. „Je zegt gewoon dat je op zoek bent naar een seniorencoach. Kennen jullie nog iemand? Heb je namen?” Elmont zegt dat hij al veelbelovende tips heeft gekregen. Zo blijkt er nog een stel Duitsers te zijn dat nu niet onder contract staat. „Ze waren al wel in gesprek met andere landen, maar er zit wel iemand tussen waar we wat mee zouden kunnen.” Overigens hoeven het geen buitenlandse coaches te zijn, maar er hebben zich volgens hem nog geen Nederlanders gemeld.

Marit Kamps… Foto Attila Kisbedenek

Magere jaren

Elmont werd als sporter groot in een bloeitijd van het Nederlandse judo. Zijn wereldtitel behaalde hij twintig jaar geleden, in Caïro. Datzelfde toernooi werden ook Edith Bosch én Dennis van der Geest wereldkampioen. Vijf jaar eerder, tijdens de Spelen van Sydney (2000): het olympisch goud van Mark Huizinga. Tijdenlang regende het medailles. Alleen de periode van Geesink en Ruska kan eraan tippen.

Inmiddels zijn magerder jaren aangebroken. Nederland heeft nog steeds talentvolle judoka’s, maar niet langer een stabiele, dominante positie in de wereldtop. Uitzonderingen daargelaten: zo bewees Sanne van Dijke dinsdag opnieuw haar klasse door haar derde WK-brons te winnen.

Was zijn tijd nou zo uitzonderlijk? Of is deze tijd dat? „Allebei”, zegt Elmont. Het is volgens hem ook niet los van elkaar te zien. Het Nederlandse judo werd decennia lang gevormd door een handjevol zeer succesvolle toptrainers, met name de inmiddels overleden Chris de Korte, Willem Visser en Cor van der Geest (Elmont trainde bij die laatste). Zij werkten in periodes ook wel voor de bond, maar in eerste instantie waren ze verbonden aan hun eigen judoscholen.

Elmont: „Mijn uitleg voor deze tijd is dat er veel kennis verloren is gegaan omdat er weinig kennisoverdracht is geweest van de oude generatie naar de nieuwe.” De oprichting van het topsportprogramma op Papendal, in 2016, droeg daaraan bij. „Ik heb begrepen dat de nieuwe generatie niet voor die kennisoverdracht openstond. Dan moet je het wiel opnieuw uitvinden.” De nieuwe coaches moeten straks wél willen samenwerken, zegt hij. Met elkaar, met andere coaches, met de judoscholen die weer een grotere rol moeten gaan spelen.

En verder, wat voor type coach zoekt hij? Een soort Francesco Farioli, de voormalige Ajax-coach: ambitieus, jong, modern? Nou nee, zegt Elmont. Farioli is wat hem betreft nog niet ver genoeg. „Hij moet zich al wel met verschillende medailles bewezen hebben.” Iemand met flink wat ervaring in het seniorencircuit, die de sporters goed kan begeleiden wanneer ze onder hoge druk staan te judoën, zoals hier bij de wereldkampioenschappen.

En iemand die Nederlandse judoka’s naar een hoger niveau kan tillen, technisch en met name tactisch. Want er is nog veel te winnen, zegt Elmont. Hij zag de laatste jaren veel senioren die „juniorenfoutjes” maakten op de mat. „Die moeten allemaal uit het systeem. Op dit niveau worden foutjes keihard afgestraft.”

Daarbij: ook oudere, succesvolle judoka’s hebben een coach nodig die tactisch ijzersterk is. Want, en Elmont weet dit uit eigen ervaring, wie zich eenmaal naar de wereldttop geknokt heeft, wordt ook door de hele wereld nauwgezet gevolgd. Zo gauw je succes hebt, gaat iedereen je vechtstijl tot achter de komma analyseren. „Je kunt niet denken: wat vandaag goed genoeg is, is morgen goed genoeg. Nee, je moet je blijven doorontwikkelen.”


Fluitende vrouwen? KNVB moet er al lang niets van hebben

In oktober vorig jaar leidde Shona Shukrula als eerste vrouw een profduel in het Nederlandse mannenvoetbal. Een primeur. Maar ook een wat laat wapenfeit, omdat vrouwen in andere landen al langer mannenduels floten.

Neem Stéphanie Frappart, de eerste vrouw die tijdens een mannen-WK een duel leidde: de groepswedstrijd Costa Rica-Duitsland in 2022. Of Bibiana Steinhaus, die in 2017 als eerste vrouw een wedstrijd bij de mannen in de Duitse Bundesliga floot. De toenmalige voorzitter van de Duitse voetbalbond noemde haar optreden tijdens Hertha BSC-Werder Bremen „historisch”. Onder grote druk had ze de juiste beslissingen genomen, zei hij.

Maar er was ook onvrede. En onvrede over de onvrede. Toen er in de aanloop naar Steinhaus’ debuut op sociale media gemord werd over het besluit van de Duitse bond om haar naar voren te schuiven, liet de Duitse voetballer Ilkay Gündogan op X van zich horen. „Jullie zijn dus allemaal bang dat een vrouw het niet net zo goed zal doen als de mannen over wie jullie je elke week opwinden”, schreef hij, om daarna zijn respect voor Steinhaus te betuigen.

Wie beter wil begrijpen hoe lang de weg is die Frappart, Steinhaus en Shukrula hebben afgelegd, moet het vrijdag te verschijnen boek De vrouwen van ’61 van sporthistoricus Jurryt van de Vooren lezen. Een bij vlagen ontluisterend boek, dat laat zien hoeveel weerstand er altijd is geweest tegen vrouwelijke scheidsrechters in de populairste mannensport. Op basis van plakboeken, onbekende archiefstukken en vergeten filmbeelden schetst Van de Vooren een beeld van hoe het eraan toeging in de jaren zestig. In die tijd deden vrouwelijke scheidsrechters hun intrede in het mannenvoetbal. Bij jeugdvoetballers welteverstaan.

Op 11 september 1961 deelde het huisorgaan van de KNVB-afdeling Noord-Holland mee dat drie „pioniers” jeugdwedstrijden zouden gaan leiden. Ineke Boom, Klaziena Laan en Nel Rentenaar hadden een paar maanden daarvoor hun debuut gemaakt tijdens de jaarlijkse Adspirantendag in Alkmaar, het toen grootste jongenstoernooi ter wereld. De charismatische Alkmaarse KNVB-bestuurder Teun Bakker had hen, mede door een tekort aan mannelijke arbiters, uitgenodigd voor een verkorte scheidsrechterscursus. In het geheim werden ze klaargestoomd voor misschien wel het belangrijkste optreden van hun leven.

De vrouwen deden het zó goed, dat Bakker ze vaker wilde gaan inzetten. Zéér tot onvrede van het KNVB-bondsbestuur in Den Haag, dat vrouwelijke scheidsrechters „een schande voor de sport” noemde, en meer werk wilde maken van het aantrekken van mannen. Bondsvoorzitter Toon Schröder deed er alles aan om te voorkomen dat vrouwen wedstrijden van mannen zouden gaan fluiten. Ze waren niet eens lid van de KNVB, zei hij, want alleen mannen mochten lid worden. Sterker: vrouwen mochten in die tijd nog niet voetballen. De eerste officiële wedstrijd van het nationale vrouwenelftal zou pas tien jaar later worden gespeeld. Ook van die geschiedenis – voetballende vrouwen in Nederland – krijg je als lezer veel mee.

Bakker en Schröder kwamen lijnrecht tegenover elkaar te staan, en toen diplomatie geen uitkomst bood werd een stemming tijdens de bondsvergadering op 3 november 1962 gepland. Met 66 stemmen vóór en zestien tegen, werd bepaald dat vrouwelijke scheidsrechters voortaan wedstrijden voor jongens tot veertien jaar mochten fluiten. Daarna zou het nog 62 jaar duren voor Shukrula als eerste vrouw een wedstrijd van mannelijke profs floot. Langer dan Boom, Laan en Rentenaar (de eerste drie vrouwelijke KNVB-leden) voor mogelijk hadden gehouden.

„Moeizaam” noemt Van de Vooren de opstelling van de KNVB jegens vrouwen door de jaren heen. „Vooral in de 21ste eeuw lijkt het wat beter te gaan, met goede bedoelingen, maar in de periode daarvoor zeker niet”, zegt hij. Bij zijn research voor het boek verbaasde het hem hoe weinig er bekend is over het vrouwelijke aandeel in de voetbalcultuur, zoals vrijwilligers, donateurs en supporters. „En hoe ver dat teruggaat, ondanks alle tegenwerking en uitsluiting.”

Het was niet makkelijk de pioniers van toen op te sporen, zegt hij, omdat ze in 1961 allemaal nog hun geboortenaam hadden, die ze na hun huwelijk niet meer gebruikten. Met wat geluk kwam hij aan het mailadres van Rentenaar, bij wie hij op de koffie ging. Ze drukte hem een plakboek in handen, dat de basis voor zijn boek vormt, net als de plakboeken van de andere twee hoofdrolspelers.

Laan, die niet meer leeft, bleek het tenue te hebben bewaard dat ze droeg tijdens haar debuut in 1961. ‘Gevonden op een zolder in Alkmaar: het eerste tenue ter wereld van een vrouwelijke voetbalscheidsrechter’ staat boven een persbericht uit maart van dit jaar, waarin wordt aangekondigd dat er een boek op komst is, waarin de eigenaar van het tenue een glansrol speelt. Slim gedaan, dacht ik.

Met zijn boek wordt volgens Van de Vooren de aanname onderuitgehaald dat vrouwen destijds niet van voetbal hielden. Beste bewijs is volgens hem de stroom aan positieve reacties op een artikel in weekblad Eva, in 1961, over ene Joan Edwards uit Engeland, die niet mocht voetballen, en toen maar coach werd van een jongensteam. Of dat ongepast was, wilde de redactie weten. Of juist heel gewoon.

Een deel van de reacties op het artikel is opgenomen in het boek. De hunkering is bijna voelbaar, soms op het pijnlijke af. Zo verzucht een lezeres dat ze graag een jongen was geweest, zodat ze ook kon voetballen. Van de Vooren: „Vanwege de dubbele uitsluiting op het veld en aan de vergadertafels kregen vrouwen alleen nooit de kans uiting aan hun liefde voor de sport te geven.”

De Alkmaarse KNVB-bestuurder Teun Bakker had die geluiden wél opgevangen. En hij had besloten de regels van zijn eigen bond te trotseren. Het is jammer dat Van de Vooren geen mensen uit de omgeving van de in 1977 overleden Bakker gesproken heeft, want ik ben benieuwd wie de man was en wat dreef.

„Mijn boek is ook een ode aan Bakker, en daarmee een ode aan de ongehoorzaamheid”, zegt hij. „Regels zijn belangrijk, maar vaak ook niet.”


Pogacar is Vingegaard met gemak de baas in Dauphiné – en geldt nu als absolute favoriet voor Tour

Een veelzeggend moment was het, aan het einde van de laatste etappe. Nadat Tadej Pogacar en Jonas Vingegaard samen naar de finish op Mont Cenis waren gereden, moest er gesprint worden voor de tweede plek achter ritwinnaar Lenny Martinez.

Althans, dat dacht Jonas Vingegaard – en hij zette als eerste aan. Toen hij naast zich keek, zag hij Pogacar – bijna pesterig – zijn benen stilhouden: geen interesse in een tweede plaats, zeker van de eindzege. Vingegaard wist niet hoe snel ook hij moest stoppen met trappen.

Afgelopen week reden de nummers één en twee van de Tour de France van vorig jaar voor het eerst dit seizoen tegen elkaar. Dat gebeurde in het Criterium du Dauphiné, de achtdaagse wedstrijd die traditioneel geldt als opwarmer en graadmeter voor de Tour. Van de een (Pogacar) was de vorm algemeen bekend: hij reed al het hele voorjaar koersen, die hij vaak met overmacht won. Naar de vorm van de ander (Vingegaard) was het tot afgelopen week gissen: hij reed geen wedstrijden meer sinds eind maart, toen hij een hersenschudding opliep bij een val in Parijs-Nice.

Op basis van een week koers is het oordeel helder: Pogacar gaat straks in de Tour, net als in 2024, als absolute favoriet van start. Hij won in de Dauphiné het algemeen klassement, het puntenklassement en drie etappes. Vingegaard was in de ritten bergop duidelijk zijn mindere – en moest genoegen nemen met een tweede plaats. De Duitser Florian Lipowitz werd derde in de eindklassement.

Leek spannend te worden

De Dauphiné, verreden in het bergachtige zuidoosten van Frankrijk, kende dit jaar een bijzonder interessante bezetting. Behalve Pogacar en Vingegaard verscheen ook de Belg Remco Evenepoel aan de start – en daarmee was de gehele top-drie van de Tour van 2024 van de partij. Ook Mathieu van der Poel, van wie veel verwacht wordt in de eerste week van de Tour, deed mee.

Er was een moment dat deze Dauphiné heel spannend leek te gaan worden. In de tijdrit op woensdag, in de buurt van Valence, kwam Pogacar onverwacht kwetsbaar voor de dag. Hij reed met minder kracht en souplesse dan gewoonlijk en leek zijn tijdritfiets bij vlagen niet goed onder controle te hebben. Op een rit van iets meer dan 17 kilometer verloor hij uiteindelijk 28 seconden op Vingegaard en maar liefst 49 op winnaar Evenepoel.

In de Tour de France van dit jaar, die op 5 juli van start gaat in Lille, zullen Pogacar en Vingegaard elkaar treffen voor de zesde opeenvolgende editie

Na de finish ontliep Pogacar de wachtende journalisten. Later op de avond zou zijn ploeg een verklaring rondsturen waarin hij stelde „niet de perfecte tijdrit te hebben gereden” en „te conservatief” van start te zijn gegaan.

Moe misschien?

Pogacars jours sans zorgde voor de nodige opwinding in het peloton. Is zijn tijdrit niet op orde dit seizoen? Zou hij moe zijn van al die afmattende koersen in het voorjaar? Ineens leek de Dauphiné een secondenspel te gaan worden tussen de favorieten.

Maar toen kwam het slotweekend – met drie bergritten. In de finale van de rit op vrijdag werden in één klap de verhoudingen zichtbaar. Aan de voet van de slotklim naar Combloux versnelde Pogacar, waarna Vingegaard in zijn wiel sprong maar nog geen vijftig meter kon volgen. Op de finish had Pogacar meer dan een minuut voorsprong op zijn naaste concurrent.

De rivalen van deze Dauphiné: Pogacar en Vingegaard voorafgaand aan de eerste etappe op 8 juni.

Zaterdags, in de koninginnenrit, herhaalde het scenario zich op vrijwel identieke wijze. Versnelling van Pogacar op de slotklim, Vingegaard die slechts een paar seconden kan aanklampen, Pogacar die onbedreigd naar de ritwinst rijdt. Dat het verschil bij de finish deze keer slechts vijftien seconden was, kwam alleen doordat Pogacar in de laatste kilometer rustig uitbolde.

Op zondag kwam zijn leiderstrui geen moment in gevaar. Toen Vingegaard op de slotklim demarreerde, kon hij moeiteloos volgen – waarna hij bij de finish zijn benen stilhield.

Hét wielrenduel

In de Tour de France van dit jaar, die op zaterdag 5 juli van start gaat in Lille, zullen Pogacar en Vingegaard elkaar treffen voor de zesde opeenvolgende editie van hét wielrenduel van dit moment. Pogacar won tot nu toe drie keer, Vingegaard twee keer.

Na de Dauphiné is wel de vraag hoe spannend het dit jaar gaat worden: afgaande op de getoonde vorm zou Pogacar – tegenspoed daargelaten – zijn rivaal zonder al te veel moeite kunnen verslaan. Het lijkt erop dat Vingegaards team Visma-Lease A Bike alleen een kans maakt met slim tactisch ploegenspel – zoals gebeurde in de Tours van 2022 en 2023 en de afgelopen editie van de Giro d’Italia.

Remco Evenepoel lijkt te zijn afgehaakt als kanshebber voor de Tourzege: hij kon zijn twee rivalen in geen van de drie bergetappes volgen en werd uiteindelijk vierde in het eindklassement. Daar staat tegenover dat Evenepoel vorig jaar ook een betrekkelijk zwak slotweekend reed in de Dauphiné, om vervolgens in de Tour uit te blinken door lef en strijdlust – en overtuigend derde te worden.

Deze Dauphiné markeerde ook het einde van de wielercarrière van Romain Bardet (34). De Franse renner, die de afgelopen tien jaar de belangrijkste – en niet vervulde – hoop van zijn land was op een Tourzege, stopt na zondag met wegwielrennen. Hij gaat verder als gravelcoureur. Een laatste ritzege werd hem deze week niet gegund, hoewel hij het enkele keren probeerde.

Wel vormden zijn collega-renners zondag voorafgaand aan de etappe een erehaag voor hem, hun fietsen verticaal in de lucht gestoken en draaiend aan hun voorwiel. Bardet was zichtbaar geroerd.