Column | Ook Sven Kramer hoeft Jutta Leerdam niet te vertellen hoe ze een kampioen moet zijn

Sven Kramer is een slechte verliezer. There, I said it. Dat hij niet tegen zijn verlies kan, is natuurlijk totaal geen verrassing; hij was niet voor niets zo’n groot schaatskampioen. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de eigenschap hem niet heeft verlaten nu hij directeur van schaatsploeg Jumbo-Visma is. Hoogstpersoonlijk trok hij deze week de stekker uit de contractonderhandelingen met Jutta Leerdam, met de woorden: „Er lag ons inziens een prima aanbieding. Over de manier waarop je zoiets invult, kun je van mening verschillen. Maar niemand is bij ons groter dan het team.”

Wacht, wat …?, denk je als argeloze toehoorder. Wat wilde Leerdam voor onhaalbaars? Onredelijk veel geld? Schaatsen met gouden ijzers? Alleen maar blauwe M&M’s? Want ja, Jutta staat natuurlijk bekend als schaatsdiva. Met haar geposeerde foto’s, getuite lipjes en miljoenen volgers op Instagram. Met haar luxe reisjes, glimmende auto’s en bad boy Jake Paul als vriend. Dat kan niet goed voor haar zijn, zo’n gast met kapsones, die krijgt ze zelf dan ook. Voilà, daar heb je het al: contractonderhandelingen met de fatsoenlijkste ploeg van Nederland en mevrouw doet moeilijk. Omdat ze zich groter voelt dan het team.

Je maakt mij niet wijs dat Sven Kramer zich niet bewust was van de toon die hij met zo’n opmerking zet. Jutta voelde zich meteen genoodzaakt te reageren, eerst via Instagram en later in De Telegraaf, om te vertellen dat ze geen diva is, maar een winnaar. Ik juichte hardop toen ik die quote van haar las. Go Jutta.

Het gaat helemaal niet om geld, verklaarde ze. Ik heb een andere manier van werken nodig om opnieuw het beste uit mezelf te kunnen halen, een manier van werken die Jumbo-Visma me niet bieden kan. Dan scheiden de wegen. Fair enough, zou je zeggen. Een prima reden om ergens niet langer door te willen gaan. Indrukwekkend zelfs dat iemand van 25 zichzelf zo goed kent dat ze ‘nee’ zegt tegen een uitstekend financieel aanbod om twee jaar voor de Olympische Spelen de onzekerheid tegemoet te gaan. Sterker: was Jutta een man geweest, dan was haar zelfbewustzijn en standvastigheid ‘krachtig’ en ‘professioneel’ genoemd, in plaats van een sneer over divagedrag.

Ik ben dat paternalisme soms zo zat. Daarmee doel ik niet direct op Sven Kramer, die voelt zich gewoon op zijn edele delen getrapt omdat hij heeft verloren. Nee, ik bedoel de paternalistische teneur in het algemeen. De teneur van ‘doe dat toch niet, meisje’. Wees eens niet zo bezig met Instagram, dat leidt af van de sport. Pronk niet zo met je lichaam, dat leidt af van de sport. Ga niet met die patserige bokser, dat leidt af van de sport. Dat is niet goed voor je. Dat gaat vanzelf mis, wacht maar. Wacht maar.

Jutta Leerdam steekt intussen haar neus in de wind en doet precies wat ze zelf wil. En hóe. Niemand hoeft haar te vertellen wat ze nodig heeft, wat haar afleidt of niet, of hoe ze een kampioen moet zijn. Ja, iets als een enkelblessure gooit roet in het eten. En dat gedoe als mensen weer eens wat van haar vinden, waardoor ze zich genoodzaakt voelt een interview te geven om zichzelf te rechtvaardigen.

Jutta verdient geen pek met veren, maar een staande ovatie en een spandoek met: Slay queen.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.


Ajax-leden maken zich op voor confrontatie Alex Kroes en raad van commissarissen

Crises bij Ajax kennen elk zo hun eigen feiten en omstandigheden, toch vertonen ze duidelijker patronen dan het huidige spel van het eerste elftal van de club. Terugkerend element, naast discussies over een tekort aan ‘Ajax-dna’ in de top van het personeelsbestand en het opmerkelijke fenomeen dat maatregelen om een crisis te beslechten bij Ajax doorgaans een averechts effect hebben: vroeg of laat komt de leiding van de profclub in botsing met de amateurvereniging Ajax, een verzameling van zo’n 800 meer of minder bekende leden en ereleden die in theorie op afstand staat, maar als grootaandeelhouder (73 procent) van de beursgenoteerde profclub van doorslaggevende invloed kan zijn.

Zeker in tijden van paniek. Dan is het wachten op een avond waarop de leden samenkomen om de regie te nemen, of in elk geval onderling uit te maken wie dat mogen gaan doen.

Zo was het al toen clubicoon Johan Cruijff nog leefde. Hij ontketende zijn ‘fluwelen revolutie’ – Cruijff wilde meer oud-voetballers als beleidsbepalers bij Ajax – op een ledenbijeenkomst in 2010, om ruim vijf jaar en vele bestuurswisselingen later na een mislukte machtssgreep op een ledenvergadering definitief de deur achter zich dicht te doen. En zo is het nog steeds, nu Ajax door bij tijd en wijle onnavolgbaar transferbeleid, ongelukkige trainerskeuzes en voortdurende bestuurlijke onrust het slechtste seizoen beleeft in bijna zestig jaar.

D-Day

Deze donderdagavond om acht uur komen de leden van de vereniging bij elkaar op jeugdcomplex De Toekomst voor wat in neutrale termen een ‘informatiebijeenkomst’ is genoemd, maar wat zomaar tot een harde en beslissende confrontatie kan leiden tussen de leden en de clubleiding. „Ik verwacht vuurwerk, het is D-day”, zegt een lid dat al jaren betrokken is bij het bestuur van de vereniging. Wat staat er op het spel? „Alles”, appt een ander actief lid.

Hoewel een agenda ontbreekt, is het begin van de avond min of meer voorspelbaar. De voorzitter van de raad van commissarissen, Michael van Praag (tevens lid en ‘erevoorzitter’ van de vereniging), zal uitleg geven over de schorsing en het voorgenomen ontslag op staande voet van algemeen directeur Alex Kroes. Kroes, die slechts zeventien dagen in functie is geweest, heeft voor zo’n 200.000 euro Ajax-aandelen gekocht op de dag dat hij wist dat hij hoogstwaarschijnlijk algemeen directeur zou worden, ontdekte de compliance-afdeling min of meer bij toeval. Handel met voorkennis dus, oordeelde de rvc na juridisch advies te hebben ingewonnen – een strafbaar feit. Dat maakt Kroes’ positie onhoudbaar, vinden de commissarissen, hoezeer zij dat ook zeggen te betreuren.

Vervolgens zal Ernst Boekhorst, voorzitter van het vertegenwoordigende orgaan van de vereniging (de bestuursraad), vertellen waarom zij vinden dat de commissarissen hun besluit moeten ‘heroverwegen’. De redenering: Kroes heeft misschien de beursregels overtreden, hoewel dat nog niet door de toezichthouder (AFM) of een rechter is vastgesteld, maar dat heeft hij niet gedaan om zichzelf te verrijken; de koers van het aandeel Ajax reageert niet of nauwelijks op bestuurlijke benoemingen. Zo bezien, gaat de redenering verder, is het dus zelfs de vraag of de kennis die Kroes had van zijn benoeming wel is te kwalificeren als voorwetenschap.

Belangrijker argument, dat ook wordt uitgedragen door de harde kern van de club: Ajax heeft Kroes, een voormalig zaakwaarnemer en ervaren dealmaker met een groot internationaal netwerk, keihard nodig om uit het wak te klimmen waarin het nu al maanden stuurloos ronddobbert. En snel ook. Over iets meer dan een maand gaat de transfermarkt open en wacht Ajax de moeilijke opdracht met relatief beperkte middelen de kwaliteitsarme selectie ingrijpend te verbouwen.

Lees ook
Hoe het naderende vertrek van directeur Alex Kroes Ajax opnieuw stuurloos dreigt te maken

Alex Kroes (rechts), net in functie als algemeen directeur van Ajax, op de tribune bij de uitwedstrijd tegen Sparta op 17 maart.

Maar heroverwegen, daar willen de commissarissen niet aan. Ajax kán niet verder met een directeur die mogelijk gesanctioneerd of zelfs vervolgd wordt, vinden zij, ook al is misschien geen sprake van kwade opzet.

En dus dreigt de kwestie-Kroes uit te draaien op een machtsstrijd tussen de vereniging en de rvc, een strijd die zomaar kan ontbranden zodra Boekhorst en Van Praag zijn uitgesproken. Dan is het woord aan de zaal. Daarin ook aanwezig: verenigingslid Alex Kroes, hij doorliep de jeugdopleiding en speelt nu voor de amateurtak.

De nucleaire optie

De uitkomst van die strijd laat zich moeilijk voorspellen. Als de commissarissen bij hun beslissing blijven, wordt het ontslag definitief na een speciaal ingelaste aandeelhoudersvergadering op 21 mei. De vereniging kan formeel maar op een manier dwarsliggen: door de hele rvc naar huis te sturen. Dat wordt intern wel ‘de nucleaire optie’ genoemd. Vanwege de zwaarte van de ingreep, maar ook omdat de vereniging daarmee de regie uit handen geeft. In dat geval wijst de Ondernemingskamer, onderdeel van het gerechtshof in Amsterdam, nieuwe commissarissen aan.

Toch is zo’n scenario niet ondenkbaar. De onvrede binnen de vereniging over de rvc zit dieper dan alleen de affaire-Kroes. Donderdagavond zal het ook gaan over het KPMG-onderzoek naar mogelijke belangenverstrengeling rond de transfers van voormalig directeur voetbalzaken Sven Mislintat, uitgevoerd in opdracht van de rvc. Het KPMG-rapport is niet openbaar gemaakt, noch in vertrouwen gedeeld met de bestuursraad, terwijl de summiere conclusies die wél zijn gepubliceerd vooral nieuwe vragen oproepen. Waarom zijn de commissarissen, die toezicht hielden op Mislintat, zo weinig transparant, vragen verenigingsleden zich af?

De recente aankondiging dat drie van de zes commissarissen (Annette Mosman, Georgette Schlick en Cees van Oevelen) terugtreden zodra vervangers zijn gevonden – vanwege „te veel discussie rondom hun persoon” – heeft de onvrede niet kunnen wegnemen. Daarvoor volstaat, zo lijkt het, alleen een compromis waarbij Kroes voor de club blijft behouden, bijvoorbeeld als technisch adviseur of directeur zonder statutaire bevoegdheden. Maar of de commissarissen daartoe bereid zijn én of Kroes open staat voor zo’n oplossing, is zeer twijfelachtig.


Column | De bondscoach weet: mannen luisteren naar ‘ik’, vrouwen naar ‘wij’

De verschillen tussen mannen en vrouwen fascineren me, en in de sport worden die vaak behoorlijk uitvergroot. Ik heb het niet over verschillen in kracht of snelheid, maar over verschillen in gedrag. Mannen denken vooral aan zichzelf, vrouwen denken aan elkaar. Mannen luisteren minder, vrouwen kunnen in paniek raken als er iets onverwachts gebeurt. Dit hoorde ik bondscoach van de Oranje Leeuwinnen Andries Jonker deze week vertellen. Jonker was samen met PSV-speelster, oud-international en Doetinchems trots Siri Worm te gast bij De Graafschap, waarvan de vrouwentak komend seizoen toetreedt tot de Eerste Divisie. Ik leidde het gesprek, en dacht: wat is sport toch een mooie metafoor voor het gewone leven.

Andries Jonker kan weten hoe het zit met de verschillen tussen mannen en vrouwen, want hij heeft in beide takken veel ervaring opgedaan. Van het grote FC Barcelona en Bayern München tot het kleine MVV en Telstar, op allerlei plekken stond hij bij de mannen als assistent of hoofdtrainer aan het roer. Van voetballende vrouwen moest hij aanvankelijk niets hebben. Vrouwen moeten lekker op atletiek, korfbal of handbal vond hij.

Toen hij in 1990 bij de KNVB ging werken, weigerde hij iets met meisjesvoetbal te gaan doen, tot het geboden alternatief – stoffig papierwerk: tuchtzaken in het zaalvoetbal voorbereiden – hem te gortig werd. Met tegenzin ging hij kijken bij een training van de Haarlemse meisjes onder-23. Hij verstopte zich achter een dikke boom, zodat niemand hem zou zien. Tot zijn verrassing moest hij toegeven dat een paar van die meiden best aardig konden voetballen.

Vooruit dan maar. De meiden onder-15 van Haarlem werden aan hem toevertrouwd. De eerste wedstrijd, tegen jongens, verloren ze met 12-1. Boze ouders, huilende meisjes, maar hij was aangenaam getroffen: ondanks het verlies zag hij een team dat bleef werken, niet boos werd op elkaar, en het vooral heel graag samen wilde doen. Dat prikkelde Jonker. Een jaar later was hij met de Haarlemse meisjes onder-15 landskampioen.

Waar het ’m in zit? Als je met mannen een voorbespreking houdt, vertelde Jonker, dan luisteren ze vooral als het over ‘ik’ gaat: word ik opgesteld? Wat zegt de coach over mij? Bij vrouwen is dat anders: ze willen alles weten over ‘wij’. Ze luisteren aandachtig naar wat ze als team moeten doen, en voeren dat tot in detail uit. Maar zo gauw er iets onverwachts gebeurt, weten ze soms niet meer wat ze moeten doen – omdat het niet besproken is. Siri Worm knikte: daarom wordt er bij PSV zoveel op chaos en onverwachte situaties getraind.

Natuurlijk chargeer ik, gaf Jonker grif toe. Maar toch: als je zijn observatie eens doortrekt naar het gewone leven, naar grote regeringsleiders bijvoorbeeld, dan zie je wel iets interessants. „Ich bin ein Berliner” zei John F. Kennedy bijvoorbeeld om de steun van de Verenigde Staten aan West-Berlijn te onderstrepen. Stel nu dat Kennedy een vrouw was geweest, dan had hij vast „Wir sind Berliner” gezegd – en geef toe: dat was toch veel krachtiger geweest. Net zoals „Ich schaffe das” lachwekkend was geweest.

Ik wil niks suggereren over geschiktheid van wereldleiders, maar sport blijft een prachtige metafoor.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.


De vrouwenkoers eerst of gaan de mannen voor?

Een primeur komende zondag bij Luik-Bastenaken-Luik, de laatste grote wielerklassieker van het voorjaar: voor het eerst rijden de vrouwen ná de mannen. Bij het finishdoek aan de Quai des Ardennes in Luik worden de mannen – afhankelijk van hun snelheid en het weer – ergens tussen 15.16 en 16.46 uur verwacht. De vrouwen: tussen 17.40 en 18.07 uur. Ook bij de Waalse Pijl, het midweekse Ardennenopwarmertje voor ‘Luik’, was de volgorde dit jaar voor het eerst omgedraaid.

De reden voor dit besluit? „Een zo groot mogelijk tv-publiek”, zegt Pierre-Yves Thouault, plaatsvervangend koersdirecteur bij organisator ASO. De kijkcijfers voor de vrouwenkoers zijn sinds de eerste editie in 2017 volgens hem „niet goed”. De hoop is, zegt Thouault, dat de vrouwen met een latere finish een groter tv-publiek zullen trekken. „Hoe dichter je tegen zes uur ’s avonds zit, hoe meer kijkers.”

Wanneer organiseer je de vrouweneditie van een klassieker? Met de groeiende populariteit van het vrouwenwielrennen wordt die vraag steeds belangrijker. Vrijwel alle grote rondes en eendagsklassiekers hebben nu een wedstrijd voor vrouwen. Wannéér ze die houden, loopt uiteen. Bij Parijs-Roubaix rijden de vrouwen – sinds 2021 – op zaterdag: een dag voor de mannen. Bij de Ronde van Vlaanderen finisht de vrouwenkoers (anno 2004) na die van de mannen op zondag – net als nu dus in Luik.

’Te langzaam’

In de Amstel Gold Race rijden ze ook op dezelfde dag, maar juist vóór de mannen uit. Dat werd zo besloten in 2017, toen de vrouwen voor het eerst in veertien jaar weer een eigen wedstrijd kregen. Bij de laatste editie, in 2003, was het bijna misgegaan: de mannen dreigden de vrouwen in te halen. „De dames reden veel te langzaam”, zegt koersdirecteur Leo van Vliet. „Na afloop dacht ik: zoiets wil ik nooit meer. Toen zijn we opgehouden met de vrouwenwedstrijd.”

Voor de mannen uitrijden kan óók nadelen hebben, zo bleek afgelopen weekend. Na een ongeluk met een motoragent werd de vrouwenkoers van de Amstel Gold Race meer dan een uur stilgelegd. Toen het parcours weer vrij was, moest er flink worden ingekort. De heuvelzone met de zwaarste beklimmingen kon niet meer worden verreden – de mannen kwamen eraan.

„Wat zondag gebeurde, gebeurt bijna nooit”, zegt Leontien van Moorsel, directeur van de vrouwenkoers: het was stomme pech, en op de „kleine postzegel” waarop de Amstel Gold Race verreden wordt, was dit volgens haar de enige oplossing. De rensters hadden na afloop begrip voor het besluit: veiligheid en gezondheid gaan vóór de koers. Toch was de mannenwedstrijd „waarschijnlijk niet” ingekort als de vrouwen eraan kwamen, zegt Iris Slappendel van The Cyclist Alliance, een vakbond voor vrouwelijke renners.

Slappendel is voorstander van een vrouwenkoers ná de mannen. „Als je na de mannen komt, is het voor het publiek makkelijker om voor de tv te blijven zitten of langs het parcours te blijven staan.” Een andere prettige bijkomstigheid: je hoeft als renster op de dag van de koers niet hondsvroeg je bed uit. In Luik-Bastenaken-Luik en de Waalse Pijl, twee lange koersen, startten de vrouwen in het verleden al om negen uur ’s ochtends. „Dan moet je dus om vijf uur, half zes opstaan. Je lichaam moet wakker worden en je wil drie uur voor de start gegeten hebben. Bij het vertrek is er ook helemaal geen sfeer: behalve een handjevol overfanatieke fans is er nog niemand.”

Toch snapt Slappendel ook dat er „niet één formule” bestaat voor het combineren van vrouwen- en mannenraces. Organisatoren moeten rekening houden met tal van andere factoren, zoals tv-contracten en de eisen van lokale autoriteiten. Bij Parijs-Roubaix, zegt Pierre-Yves Thouault van ASO, is het onmogelijk de mannen- en de vrouwenkoers op één dag te houden. „Op zondag hebben we ook de wedstrijd voor junioren en beloften. Daar past niet ook nog een vrouwenrace bij.” Bij de Amstel Gold Race is koersen op de zaterdag juist „geen optie”, zegt wedstrijddirecteur Van Moorsel: dan zijn de Zuid-Limburgse hellingen gevuld met meer dan 15.000 recreanten die de toerversie rijden.

Eigen koers

Ook over de aandacht van het tv-publiek lopen de meningen uiteen. De veronderstelling van de ASO over betere kijkcijfers bij een latere start is „niet waar”, zegt Van Moorsel. Bij de Amstel Gold Race hadden de vrouwen vorig jaar „evenveel of zelfs meer kijkers dan de mannen”, terwijl ze eerder op de dag reden. „Dus daar gaan we niets aan veranderen.”

De klachten van rensters over vroeg opstaan noemt Van Moorsel „echt gelul”. „Alsof het prinsessen zijn. Je lichaam is toch ingesteld op ’s ochtends fietsen? Bij ons starten ze om vijf voor tien, een heel christelijke tijd.”

Van alle grote klassiekers hebben alleen de Italiaanse ‘monumenten’ Milaan-San Remo en de Ronde van Lombardije nog steeds geen vrouweneditie. Of die ooit op de wielerkalender zullen verschijnen, en zo ja wanneer, weet niemand: organisator RCS hult zich in stilzwijgen. „Het lijkt ze niet erg te boeien”, zegt Iris Slappendel van de Cyclist Alliance.

Het vrouwenwielrennen moet er wel voor waken „de mannen helemaal te kopiëren”, waarschuwt Slappendel. Ze wijst erop dat de vrouwen ook eigen koersen hebben, zoals de Trofeo Alfredo Binda – en dus hoeft hun kalender niet identiek te zijn aan die van de mannen. „Dat werkt misschien op de korte termijn, maar op de lange termijn loop je tegen dezelfde problemen aan als de mannen, zoals onevenredige afhankelijkheid van sponsoren.”


In het pikkedonker door de Tiefschnee en langs afgronden – dit is de Patrouille des Glaciers


Zermatt – Schönbiel

Het begint met rennen. Rennen door de hoofdstraat van Zermatt, het bekende Zwitserse ski-oord aan de voet van de Matterhorn. Ski’s achterop je rugzak gebonden. Het is dringen, want je bent met zo’n tweehonderd mensen vertrokken uit het startvak. Aan weerszijden staat publiek te juichen, een militaire blaaskapel speelt marsmuziek. Het is tien uur ’s avonds, de race is begonnen.

Als de sneeuw begint, gaan de ski’s om. Vroeger was dat zodra je Zermatt uitkwam. De laatste jaren – klimaatverandering – moet je kilometers rennen voordat je kunt skiën.

Omhoog gaat het, samen met je twee teamgenoten, op je superlichte carbon toerski’s. Stap voor stap, prik voor prik. Om je heen het gehijg van de andere deelnemers. Achter je verdwijnen de lichtjes van Zermatt in de verte. Links ligt de Matterhorn, die machtige berg: je ziet hem niet, maar je voelt hem wel. Het enige licht dat je hebt, komt van de hoofdlamp op je helm.

Vier kilometer is het tot aan de eerste stempelpost, Schönbiel. Als je daar aankomt, heb je al duizend meter geklommen. Er staan lampen en tenten, er wappert een Zwitserse vlag. De post wordt bemenst door soldaten, ze controleren je startnummer en kijken of het team compleet is. Daarna snel ‘inbinden’: het team gaat aan het touw, want er komt een gletsjer aan.

❄❄❄

Dit verhaal gaat over de Patrouille des Glaciers, de zwaarste toerskiwedstrijd ter wereld. Om het jaar wordt hij gehouden, in de tweede helft van april. 57,5 kilometer en 4.400 hoogtemeters buiten de pistes, van Zermatt naar Verbier, in Franstalig Zwitserland. Klimmen en dalen, over bergkammen en gletsjers, langs rotsformaties en afgronden. Maximaal negentien uur mogen de deelnemers er over doen. Je begint midden in de nacht, zodat je op je bestemming bent voordat de middag aanbreekt – en de sneeuw zacht wordt en gevaarlijk.


Het parcours van de Patrouille des Glaciers

De gids in dit verhaal is Frits Vrijlandt (56), een ervaren alpinist en toerskiër. Hij was de eerste Nederlander die de Mount Everest beklom van de gevaarlijke noordkant, bedwong de hoogste bergen van elk van de zeven continenten (‘seven summits’) en was jarenlang voorzitter van de Nederlandse én internationale bergsportkoepel. Afgelopen week was Vrijlandt – in het dagelijks leven werkzaam als interim-manager – voor de zevende keer in Zermatt voor de Patrouille des Glaciers, waarmee hij Nederlands recordhouder is.

De eerste keer, in 2010, was het heel spannend of ze het zouden halen. Bij iedere stempelpost was het „kantje boord”, vertelt Vrijlandt. Uiteindelijk finishten zijn teamgenoten en hij „strak binnen de tijdslimiet”. Daarna voltooide hij de Patrouille nog vier keer. Eén keer, in 2012, werden ze iets voorbij de eerste stempelpost teruggestuurd: boven op de berg stormde het te hard. Twee edities later hadden ze juist mazzel: alle starts ná hen werden geannuleerd wegens slecht weer, maar zij mochten door.


Schönbiel – Col du Tête Blanche

Zit iedereen goed vast aan het touw? Mooi. De soldaten op stempelpost Schönbiel checken het nauwkeurig. Touw is verplicht op de gletsjer, vanwege de veiligheid: als een teamgenoot in een spleet valt, kunnen de anderen hem eruit trekken.

Op de ochtend van vertrek heeft de organisatie ieder team onderworpen aan een grondige materiaalcheck. Voor elk verplicht onderdeel is een stempel gezet op het formulier: ski’s, vellen, kompas, hoogtemeter, 30 meter touw, helm, klimgordel, pikhouweel, sneeuwschop voor eventuele lawines. En verder: drie lagen kleding, EHBO-tasje, speciale lawinepieper.

Een onmisbaar onderdeel van het toerskiën zijn de plakvellen onder je ski’s, met stugge haartjes die ervoor zorgen dat je niet terugglijdt tijdens het klimmen. Vroeger werden ze gemaakt van zeehondenvel, tegenwoordig zijn ze van kunststof.

Over de gletsjer gaat het, aan het touw. De ene ski voor de andere, je stokken in de sneeuw. Om je heen hoor je het gehijg van andere deelnemers. Na vijf kilometer bereik je de Col du Tête Blanche – 3.650 meter: het hoogste punt van de race. De wind waait onbarmhartig. Qua weersomstandigheden heb je hier maar twee smaken: koud, of héél koud.

❄❄❄

De Patrouille des Glaciers komt voort uit het Zwitserse leger. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bedachten twee kapiteins van het 10e bergregiment dat de ‘haute route’ van Zermatt naar Verbier een goede militaire oefening zou zijn, voor het geval het neutrale Zwitserland toch zou worden binnengevallen. Normaal deden ze er vier dagen over – nu moest het binnen een etmaal.

Bij de eerste editie, in 1943, gingen achttien militaire patrouilles van start. Een jaar later 44. Na een paar edities was het afgelopen. In 1949 vielen drie deelnemers in een gletsjerspleet en overleden: de Patrouille zou meer dan dertig jaar niet worden georganiseerd. Sinds 1984 is er weer een wedstrijd, om het jaar, ook voor niet-militairen (en vrouwen). Het aantal deelnemers is met iedere editie gegroeid.

Een militair van het Zwitserse leger helpt een deelnemer bij het aantrekken van ski’s.
Foto Valentin Flauraud / EPA

Nog altijd is de organisatie van de Patrouille des Glaciers volledig in handen van het leger. Op de dag van vertrek worden de deelnemers toegesproken door de commandant van de Patrouille tijdens een openingsceremonie in de kerk van Zermatt. Soldaten bemensen de stempelposten en gevaarlijke punten langs het parcours, het medische korps van het leger staat paraat met helikopters. Van de deelnemers aan de wedstrijd – dit jaar: ruim 4.500 inschrijvingen – is een derde militair.


Col du Tête Blanche – Arolla

Vanaf de Col du Tête Blanche, die winderige top, volgt een lange, lange afdaling. Vellen af. Het eerste stuk gaat over de gletsjer en moet je nog aan het touw. Een lastige, technische bezigheid, waar je als team van te voren goed op moet trainen. Als een van de drie valt, trekt hij de andere twee mee. Het touw kan op alle mogelijke manieren in de knoop raken.

Einde gletsjer: het touw kan in de rugzak. Je duikt een zwart gat in, op hoge snelheid. Beneden in de diepte zie je de lichtjes van andere teams die met de afdaling bezig zijn. Waar zijn je teamgenoten? Af en toe roep je hun namen, zodat je elkaar niet kwijtraakt. Je vindt je weg door de ongeprepareerde Tiefschnee, langs afgronden en rotsblokken. Gelukkig is de route goed gemarkeerd, met rode vlaggen en stokken. De helmlamp is je beste vriend.

Frits Vrijlandt (midden) tijdens de Patrouille des Glaciers van 2022.
Foto privé-archief

Na twaalf kilometer dalen ben je in Arolla, een klein skidorp aan het einde van een dal. Het enige snufje bewoonde wereld dat je tijdens de Patrouille tegenkomt: twee hotelletjes, een handjevol ouderwetse sleepliften. Terwijl de ochtend zich voorzichtig aandient achter de bergen, houd je halt bij de ravitaillering. Nu is het zaak zo veel mogelijk vocht in te nemen: limonade, thee, bouillon. En eten: graanrepen, bananen, Zwitserse chocolade.

De verleiding is groot om even te gaan zitten. Uitpuffen. Je bent al zeker een uur of zes onderweg en je begint de inspanning te voelen. Maar dit is niet het moment om te relaxen. Een bekende wijsheid onder de deelnemers luidt: bij de Patrouille kun je geen tijd winnen, alleen verliezen. De stempelposten sluiten op een vooraf bepaald tijdstip – die van Arolla om 06.30 uur. Kom je te laat, dan is de organisatie onverbiddelijk: je wordt uit de wedstrijd gehaald.

❄❄❄

Het team van Frits Vrijlandt heet Hollandia 1, al zeven edities lang. Deze Patrouille skiet hij samen met Jetze Steensma en Matthijs van Hasselt, allebei oud-marinier. Ze hebben keihard getraind. Bijna wekelijks hardgelopen in de natuur, tien tot dertig kilometer, door gebieden waar het lekker op en af gaat: Zuid-Limburg, Holterberg, Schoorlse duinen. Meegedaan aan verschillende toerskiwedstrijden in de Alpen, alleen en als team. En individueel tussen de vijfduizend en tienduizend meter omhoog gelopen in de sneeuw, naast de piste.

Foto Anthony Anax / EPA

Waarom al die moeite? Je zou zeggen dat Vrijlandt zich onderhand wel bewezen heeft in de bergen. Dat hij, op zijn 56ste, niet meer mee hoeft te doen aan zo’n zware, tijdrovende en potentieel gevaarlijke onderneming. Maar hij houdt nu eenmaal zielsveel van de bergen. En het gaat om vriendschap – niets zo mooi als het teamgevoel. Hij geniet van de nauwgezette voorbereiding, het samen plannen smeden, het aftellen naar de grote dag. „Dat je dit heel graag wil met elkaar, al weet je dat het afzien wordt.”

De zegen van het thuisfront heeft hij. Zijn vrouw Rozemarijn Janssen is ook alpinist – ze leerden elkaar kennen in het hooggebergte. Samen beklommen ze Mount McKinley, Mount Vinson op Antarctica, de K4 in Pakistan. Op Mount Everest na haalde Rozemarijn, net als haar echtgenoot, de ‘seven summits’. Het extreme alpinisme, het beklimmen van achtduizenders – die fase hebben ze achter zich gelaten. Ze hebben opgroeiende kinderen, dan kun je niet meer maanden van huis zijn. Maar dat Vrijlandt een half jaar lang obsessief bezig is met de Patrouille des Glaciers, daar heeft zijn vrouw alle begrip voor.


Arolla – Lac des Dix

Na Arolla is het tijd voor een nieuw hulpstuk. Je moet weer omhoog, een steile piste over die – in dit jaargetijde en op dit tijdstip – behoorlijk ijzig kan zijn. En dus bind je crampons om: kleine stijgijzers, speciaal gemaakt voor ski’s. Harscheisen, noemen de Duitsers ze. In het Frans: couteaux – messen.

Terwijl het licht wordt, ga je zigzaggend de piste omhoog. Bovenaan de piste: ski’s op je rugzak en verder klimmen op je schoenen. Hier wordt het steil. Je klimt door een geul waarin voetstappen zijn uitgehakt in de sneeuw: het couloir. Er hangt een touw om je aan vast te houden.

Het gaat langzaam, want behalve steil is het ook druk. De snellere teams, die later zijn gestart, komen eraan. Samen met de deelnemers aan de ‘halve’ Patrouille, die ’s ochtends van start is gegaan in Arolla. Het is fileklimmen. Boven op de top, de Col de Riedmatten, is de uiterste passeertijd 08.15 uur.

Foto Anthony Anax / EPA

Je moet ook weer naar beneden, aan de andere kant. Klauteren met je gezicht naar de sneeuwwand, vooral niet in de diepte kijken. Om je heen chaos: overal bange gezichten van deelnemers die zich krampachtig vasthouden aan het touw.

Hè, hè, het couloir zit erop. Nu kunnen de ski’s weer aan. Het stuk dat volgt loopt langs een meer, het Lac de Dix. Vals plat omhoog – lang en zwaar. Sommige skiërs doen hun vellen om. Anderen geven de voorkeur aan een schaatsbeweging zonder vellen, als langlaufers.

Langs het meer begint de vermoeidheid echt toe te slaan. Je bent nu bijna tien uur onafgebroken bezig en hebt niet geslapen, een inzinking ligt op de loer. Gelukkig is het niet meer zo koud. En er is altijd nog het elastiek waaraan een teamgenoot je een eindje kan voortslepen.

❄❄❄

De laatste dagen voor de race brengen Vrijlandt en zijn teamgenoten traditiegetrouw door op hoogte, in een berghut bij Schönbiel. Om te acclimatiseren. Beetje sneeuw scheppen en bouillon drinken – zo weinig mogelijk inspanning.

Ze behoren niet tot de kanshebbers voor een snelle tijd. Vrijlandts team doet meestal een uur of vijftien à zestien over de Patrouille. Daarom starten ze om tien uur, in het eerste startvak, op de dinsdagavond: hoe eerder je vertrekt, hoe meer kans je hebt om Verbier binnen de tijd te bereiken. De wedstrijdskiërs, die in de nacht van vrijdag op zaterdag vertrekken, zijn meer dan twee keer zo snel. Twee jaar geleden won bij de mannen een Zwitsers team in een tijd van 6 uur 35. Bij de vrouwen: een Italiaans team in 8 uur 38.

Toerskiërs tijdens de beklimming van de Col de Riedmatten.
Foto Valentin Flauraud / EPA

Hoe snel het gaat, hangt af van de omstandigheden. De laatste edities lag er telkens weinig sneeuw. Dat betekent: minder skiën en meer rennen met ski’s op de rug – wat tijd kost, en energie. Bij de editie van 2022 kwam, mede daardoor, 35 procent van de deelnemers buiten tijd aan. Dit jaar ligt er meer sneeuw.

De bergen kunnen verraderlijk zijn en levensgevaarlijk – dat weet iedere alpinist en toerskiër. Van het ene op het andere moment gaat het sneeuwen, of keihard waaien. In maart dit jaar kwamen nabij Zermatt zes toerskiërs om het leven. Overvallen door een sneeuwstorm op de flanken van de Col du Tête Blanche – en doodgevroren. Ze waren aan het trainen voor de Patrouille des Glaciers.

Toch stelt de organisatie geen criteria voor deelname, zoals klasseringen bij andere toerskiraces. Het enige wat de deelnemers moeten doen, is een verklaring ondertekenen dat ze beschikken over „zeer goede kennis van het hooggebergte” en dat ze kunnen omgaan met „onverwachte en potentieel extreme situaties in de Alpen.” Of dat ook echt zo is, wordt niet gecontroleerd.


Lac des Dix – Rosablanche

Pfff, wat is het warm. De zon is achter de bergen vandaan gekomen en weerkaatst op de sneeuw. Dat hoort óók bij de Patrouille: extreme verschillen in temperatuur. ’s Nachts op de Tête Blanche voelt het als min 20. Hier, in de witte vlakte voorbij het Lac des Dix, als plus 30. Je ontdoet je snel van een of twee laagjes kleding.

Er zijn nog meer ongemakken. Je maag begint nu echt genoeg te krijgen van al die zoete energierepen en gelletjes – en toch moet je blijven eten. Het wordt tijd voor een grote boodschap. Wie slim is, heeft hierop geanticipeerd, door geen skipak uit één stuk aan te trekken. Maar ook dan nog kost het tijd. Goed plekje zoeken. Gordel af, ski’s los. Broek omlaag sjorren. Broek weer aan. Ski’s vast, gordel om.

Je bent nu ruim over de helft, maar dit is het zwaarste gedeelte. Er lijkt maar geen einde aan te komen. Het vals plat houdt op, het wordt steiler. Stempelen bij de post op de Pas du Chat. Eten en drinken bij La Barme, een klein berghutje. Een halve kilometer verderop ligt opnieuw een stempelpost. Daar moet je uiterlijk om 10.45 uur voorbij zijn. Maar pas op: als het te warm is en de sneeuw te zacht, kunnen ze het parcours hier toch eerder afsluiten. Vanwege lawinegevaar.

Het volgende couloir dient zich aan: Col de la Rosablanche (3.191 meter). Drie of vier trappen naast elkaar, de snellere deelnemers passeren uiterst rechts. Hijgend en steunend trek je jezelf omhoog aan het touw. Alles doet pijn. Maar je weet ook: als we hier nog tussen andere deelnemers zijn, gaan we het binnen de tijdslimiet halen.

De beklimming van de Col de la Rosablanche.
Foto Valentin Flauraud/EPA

Op de col staan toeschouwers, naar boven gekomen vanuit Verbier. Al van ver hoor je de koebellen waarop ze slaan. Uitbundig moedigen ze je aan. Allez, allez! Het kan zomaar gebeuren dat je een stuk worst in handen gedrukt krijgt.

❄❄❄

Hollandia 1 van Frits Vrijlandt was, voor zover hij weet, in 2010 het eerste Nederlandse burgerteam ooit bij de Patrouille. Dit jaar hebben zich zeventien Nederlandse ploegen aangemeld. Winnen doen ze niet – dat is voorbehouden aan Zwitsers, Fransen of Italianen. Wedstrijdskiërs of ultrasporters, die hun leven volledig wijden aan de sport. Wel is er deze editie een Nederlands team – Mammut – dat wil proberen voor het eerst onder de tien uur te finishen.

Wie ook wilde meedoen, was oud-schaatser en tv-analist Erben Wennemars. Dat was niet voor de eerste keer. In 2016 zat hij in een startvak dat niet meer mocht vertrekken vanwege te slecht weer. In 2018 arriveerde hij op de laatste controlepost buiten tijd en werd met een helikopter van het parcours geplukt. En in 2020 ging de Patrouille niet door vanwege de coronapandemie.

Dit jaar zou revanche volgen: Wennemars stond op de startlijst voor woensdagochtend 00.15 uur. Met twee opvallende ploegmaten: oud-schaatser Sven Kramer en voormalig legerofficier Gijs Tuinman, tegenwoordig Tweede Kamerlid voor de BBB.

Maar opnieuw had hij pech. Teamgenoot Tuinman kon op het allerlaatste moment toch niet mee, „in verband met zijn werk in de Tweede Kamer”, aldus Wennemars. Ze probeerden nog een vervanger te regelen, maar de deadline voor aanmelding van de teams was inmiddels ruim verstreken. De commandant van de Patrouille was onvermurwbaar. „Dan kun je vier gouden Olympische medailles gewonnen hebben, daar zijn ze in Zwitserland niet van onder de indruk.”


Rosablanche – Verbier

Na de Rosablanche heb je het zwaarste achter de rug. Nog twee controleposten. Op een klein klimmetje na is het nu alleen nog maar afdalen. Je zoeft naar beneden en probeert te genieten van het uitzicht, voor zover je daar nog energie voor hebt. Na verloop van tijd beland je in het skigebied van Verbier, op de geprepareerde pistes. Nu kun je uitbollen.

De afdaling naar finishplaats Verbier.
Foto Anthony Anex / EPA

Kijk, daar in de verte ligt Verbier. De kerktoren, de daken van de grote hotels. Je skiet tot aan de onderste skilift – of zover als er nog sneeuw ligt. Ski’s voor de laatste keer op de rugzak. En rennen naar de finish. Als je vroeg bent, staan er veel toeschouwers. Ben je laat, dan is het rustiger. Je rent door naar het finishdoek op het grote plein. Soms staat er een vriendelijke Zwitserse officier die je de hand schudt en „félicitations” zegt. Soms niet – ook oké.

Na de finish zet je je ski’s tegen een hek. Rugzak ernaast. Je gaat zitten, wordt overmand door een combinatie van euforie en extreme vermoeidheid. Patrouille voltooid.


Epiloog

Dit was het verhaal van de afgelopen zes Patrouilles van Frits Vrijlandt. Deze editie zou het ongeveer weer zo gaan, daar twijfelde hij niet aan: uitstekende voorbereiding, bakken ervaring. Het liep anders. Op maandagavond, terwijl hij met zijn teamgenoten een wandelingetje maakte in Zermatt, verscheen er op Vrijlandts telefoon een tekstberichtje van de organisatie: Patrouille des Glaciers annulée.

Wegens slechte weersvoorspellingen, zo schreef de commandant, was besloten de start op dinsdag te schrappen. Er werd harde storm voorzien en een gevoelstemperatuur van -25 op de Col du Tête Blanche: onverantwoord om de race te laten doorgaan. De start van vrijdagnacht, met de topatleten, zou wel plaatsvinden. Een dag later, op zaterdag, mits de weersomstandigheden het toelieten.

Over de telefoon vanuit Zermatt, de volgende middag, is de kater hoorbaar in Vrijlandts stem. „Iedereen baalt”. Dit had hij niet zien aankomen. Oké, de bergen zijn onvoorspelbaar en veiligheid gaat boven alles. En misschien had de start van dinsdag een dag verschoven kunnen worden. Maar een volledige afgelasting? Iedereen denkt, zegt hij, dat de zes doden in maart een rol gespeeld hebben bij deze beslissing. „De organisatie wil geen extra gedoe.”

Heel Zermatt is vol met beteuterde mensen, vertelt Vrijlandt. Topfitte toerskiërs die met hun ziel onder de arm lopen. „Als je elkaar op straat tegenkomt, krijg je begrijpende blikken.” Na het slechte nieuws zijn ze met een paar Nederlandse teams de kroeg ingedoken, om hun teleurstelling te delen. „Eén biertje, dacht ik, maar het werden er wat meer.”

Heel Zermatt is vol met beteuterde mensen, vertelt Vrijlandt. Topfitte toerskiërs die met hun ziel onder de arm lopen

Dinsdagochtend zijn ze nog een stukje omhoog gegaan op hun ski’s, „om toch nog íéts te lopen”. Daarna zijn ze hun aandenken gaan halen: een rugzak van de Patrouille met daarin een militaire stafkaart en drie medailles. „Onverdiend natuurlijk.” ’s Avonds, op het tijdstip dat ze in het startvak klaar hadden zullen staan, zitten ze alweer in de auto op weg naar huis.

Wat Vrijlandt en zijn teamgenoten wél al tegen elkaar hebben gezegd: „In 2026 doen we sowieso weer mee.” Stilte. „Zet dat maar in de krant, dan moet ik me eraan houden.”

<dmt-util-bar article="4196578" headline="In het pikkedonker door de Tiefschnee en langs afgronden – dit is de Patrouille des Glaciers” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/04/19/in-het-pikkedonker-door-de-tiefschnee-langs-rotsblokken-en-afgronden-dit-is-de-patrouille-des-glaciers-a4196578″>

NEC-doelman Jasper Cillessen droomt van Europese avonden in Nijmegen

Keeper Jasper Cillessen, 65-voudig international, kan zondag zijn droom verwezenlijken: Europees voetbal spelen met NEC. Dan staat hij met de Nijmegenaren in de bekerfinale tegen Feyenoord. Als NEC wint, speelt het komend seizoen in de groepsfase van de Europa League.

In 2008 ging NEC voor het laatst Europa in. De laatste groepswedstrijd tegen Udinese is Cillessen, geboren in een ziekenhuis in Nijmegen, altijd bijgebleven. „Er werd gescoord. En op de andere velden ook. Een explosie in het stadion volgde. Ongekend. Dat maakte het heel speciaal.”

Hij zat toen nog in de jeugdopleiding van NEC en keek vanaf de tribune toe hoe zijn club met 2-0 won. Door een gelijkspel bij de andere wedstrijd in de poule, wist NEC te overwinteren in de UEFA Cup.

Jasper Cillessen – maandag wordt hij 35 – heeft in zijn carrière voor grotere clubs gespeeld dan NEC, en in belangrijkere wedstrijden dan de Nederlandse bekerfinale. Hij werd drie keer landskampioen met Ajax, bereikte met Oranje de halve finale van het WK van 2014 in Brazilië en won twee keer de Copa del Rey (Spaanse beker) met FC Barcelona. Maar de wedstrijd van zondag is belangrijk voor hem. „Ik ben hier begonnen. Dus ja, ik geniet hiervan. Ik ben ook gewoon supporter.”

Clubliefde

Cillessen groeide op in Groesbeek, in een Ajax-familie. Op zijn kamer hingen clubposters aan de muur, hij was zes toen de Amsterdammers de Champions League wonnen. De liefde voor het rood-groen-zwart van NEC kwam pas later.

In de zomer dat hij overstapte naar de middelbare school in Nijmegen, maakte hij ook de overstap van de Groesbeekse amateurclub De Treffers naar de jeugdopleiding van NEC. „Naarmate je hier langer in de opleiding zit, ga je meer van deze club houden”, zegt hij.

Hij speelde negen jaar in de jeugd van de Nijmeegse club. In 2010 wist hij de Hongaar Gábor Babos – zijn ‘mentor’ bij NEC – uit de basis te houden. Na één seizoen als eerste doelman maakte Cillessen de overstap naar Ajax.

Na zes Spaanse jaren – hij speelde ook voor Valencia – had Cillessen in 2022 vermoedelijk voor meer geld elders kunnen gaan voetballen. Maar zijn clubliefde leidde hem naar Nijmegen. Die vertrouwde omgeving doet hem goed. „Ik hoor een hele hoop verhalen over mijn salaris, en ik kan je vertellen, dat klopt allemaal niet. Ik weet wat ik heb ingeleverd, en dat is meer dan iedereen denkt.”

Vijfde finale

Hoewel het zijn droom is om met NEC Europees voetbal te spelen, realiseert Cillessen zich dat het winnen van de KNVB-beker minstens zo bijzonder is. Een echte prijs is namelijk iets wat nog ontbreekt bij de club uit Nijmegen. Vier keer eerder speelde NEC een bekerfinale (1973, 1983, 1994 en 2000), vier keer werd er verloren. Als er zondag wordt gewonnen, evenaren de Nijmegenaren de prestatie van aartsrivaal Vitesse, dat de beker in 2017 won. Cillessen: „Toen we twee weken geleden in Arnhem speelden, stond-ie toevallig in de persruimte. Ik keek er vol tegenaan. Dan begint het te kriebelen.”


De data-paradox bij Feyenoord: dominanter voetbal en meer kansen, maar minder doelpunten

Arne Slot leunt achterover in de kantine van VV Smitshoek, in Barendrecht, onder Rotterdam. Feyenoord heeft net een oefenduel gespeeld, deze snikhete zaterdag begin juli 2023. Bijna terloops vertelt de coach dat hij gebeld is door Sebastian Szymanski, zijn aanvallende middenvelder in het seizoen ervoor, waarin Feyenoord de landstitel won. „Ik heb er weinig geloof in dat hij bij ons terugkomt”, zegt Slot, als een schaal met bittergarnituur rondgaat.

Waar Szymanski twee maanden eerder op het bordes van het Rotterdamse stadhuis nog voor een uitgelaten volksmassa stond, verloopt zijn vertrek nu geruisloos. De Poolse international, dan nog eigendom van Dinamo Moskou, wil een permanente overstap maken. En niet opnieuw op huurbasis spelen zoals hij bij Feyenoord deed. De club heeft niet de financiële middelen om hem te kopen, Fenerbahçe wel. Vier dagen later zal bekend worden dat hij naar de Turkse topclub gaat.

Zijn naam valt daarna weinig meer bij de achterban van Feyenoord. Hoewel van grote waarde met zijn goals (10) en assists (7), was Szymanski geen beeldbepalende speler. Zo slim als hij positie kon kiezen voor de goal, zo weinig zag je hem buiten het veld. Maar zijn vertrek zal op detailniveau belangrijke gevolgen hebben voor de speelwijze van Feyenoord, in dit huidige seizoen.

Als Slot over het ontwikkelen van zijn tactische strategie spreekt – op trainingskamp in Marbella begin dit jaar interviewt NRC hem hierover – noemt hij Szymański al snel. In de lobby van een hotel wijst hij naar een speler die even verderop zit, Calvin Stengs. In zijn manier van spelen is de creatieve aanvallende middenvelder een compleet andere ‘nummer tien’ dan Szymanski dat was. Die verschuiving in het hart van de aanvalsopbouw, leidt tot ander soort voetbal.

Wat zie je precies in Slots derde seizoen bij Feyenoord, dat zondag de bekerfinale tegen NEC speelt? Hoe anticipeerde hij op het vertrek van vier basisspelers – naast Szymanski waren dat aanvoerder Orkun Kökçü, linksbuiten Oussama Idrissi en rechtsback Marcus Pedersen? Hoe integreerde hij nieuwe spelers in zijn speelwijze?

Kenmerkend Slot-voetbal

„Iemand die er niet zo veel verstand van heeft zal denken: ze doen nog hetzelfde”, zegt Slot. In grote lijnen klopt dat: ze hebben veel de bal, jagen de tegenstander af, spelen (meestal) in hoog tempo, creëren veel kansen. Kenmerkend Slot-voetbal. „Alleen”, zegt hij, „als je er wat dieper naar kijkt doen we wel degelijk dingen anders.”

Hoe? Slot waarschuwt: „Nu gaat het heel erg tactisch worden.”

Al begint het met logica: het beste halen uit ieders kwaliteiten. Naast agressief druk zetten, lag die kracht bij Szymanski in de laatste fase van een aanval: vaak kan hij precies op de goede plek op het juiste moment opduiken voor de goal. Minder was zijn spel in de opbouw, zijn positionering tussen de linies.

De eerste fase van de opbouw werd vorig seizoen verzorgd door de dominante spelmaker Kökçü. De laatste fase van de aanvalsopbouw via Szymanski laten lopen, was niet logisch gezien zijn speltype. Terwijl dit wel een element is waar Slot om bekendstaat: hij wil graag combinerend door het centrum de vrije man creëren, dáár bepalen en de ruimtes vinden.

Maar vorig seizoen moesten ze dus meer aanvallende opties inbouwen: Feyenoord gaat zich nadrukkelijker op de buitenkant richten. Via de buitenspelers worden Szymanski en spits Santiago Gimenez regelmatig bediend. Later zal Slot het zo omschrijven: „Toen gaven we tientallen voorzetten in de hoop dat we eindelijk een keer een bal binnenliepen.”

Met succes, het leidt mede tot de titel. Maar er zit een geluksfactor in die aanvalswijze, iets wat de controle-gedreven Slot liever uitsluit. In voorbereiding op dit seizoen, neemt de technische staf de aanvalsstrategie onder de loep. Ze willen niet meer zo „afhankelijk” zijn van de zijkanten, „door ook door de midden nog beter te worden”.

Het vertrek van Szymanski en de komst van Stengs, is een belangrijke reden voor die koerswijziging. De technisch vaardige Stengs is „veel comfortabeler” aan de bal dan Szymanski en „wil ook heel erg graag onderdeel zijn van de aanvalsopbouw”.

Snelheid

Méér door de as, dus. Dat raakt de opzet van de verdediging. En dan met name de positionering van de twee vleugelverdedigers. Waar lang de trend was dat backs via de zijkanten oprukten en zo de aanval zochten, laat Slot rechtsback Lutsharel Geertruida en linksback Quilindschy Hartman dit seizoen juist vaak aan de ‘binnenkant’ spelen.

Lees ook
NEC-doelman Jasper Cillessen droomt van Europese avonden in Nijmegen

Jasper Cillessen viert eind maart de  thuisoverwinning op PSV in de competitie.

Het idee, zegt Slot, is dat je sneller een aanval door de midden kan opzetten. Eenmaal in de as, lopen de backs het middenveld in, maken al combinerend driehoekjes, om een overtal te creëren. Door het vertrek van spelmaker Kökçü is er in de opbouw ook meer ruimte voor naar binnenkomende backs.

Het grote voordeel? Als de backs aan de zijlijn staan, duurt het langer voordat die bal bij de speler in de midden is, zegt Slot. „En tijd is een zeer beperkende factor in het moderne voetbal. Als het dan te langzaam gaat, vind je die ruimte niet meer in de midden.” Hij benadrukt: dit kan alleen met backs met de technische kwaliteiten van Geertruida en Hartman (die onlangs zwaar geblesseerd raakte aan zijn knie).

Het is niet dat hij dit zelf heeft bedacht. Het is een innovatie van Manchester City-coach Pep Guardiola die veel navolging kreeg. In het kampioensjaar van Feyenoord deed rechtsback Geertruida het al regelmatig.

Deze „extra tool” heeft nog een ander pluspunt. „Door de backs wat meer aan de binnenkant te zetten, isoleer je de buitenkant ook minder.” Hij bedoelt: je creëert meer ruimte op de flank dan wanneer back en buitenspeler tegen de zijlijn staan geplakt.

De tactische noviteit betekent het einde voor Marcus Pedersen, vorig seizoen vaak basisspeler. De Noorse rechtsback kwam met zijn enorme loopvermogen vaak op langs de zijkant. Maar het vinden van snelle oplossingen in de kleine ruimte – van belang voor naar binnenkomende backs – is minder aan hem besteed. Hij wordt verhuurd aan Sassuolo.

Dat Hartman dit wel ligt, blijkt in de tweede helft uit bij Atlético Madrid. Hij staat iets naar binnen in de linkerzone, waar linksbuiten Igor Paixao dicht tegen de zijlijn zijn moment kiest voor een loopactie voorwaarts naar het centrum. Als hij start, geeft Hartman de bal aan de binnenkant mee – Paixao pikt op, dribbelt weg en schiet gevaarlijk. Zodra deze wedstrijdbeelden worden getoond in praatprogramma Rondo, waar Slot in maart te gast was, zegt hij dat hij dit patroon van Arsenal heeft opgepikt.

Net zoals het geen toeval is dat Geertruida hoog op het veld in het centrum wordt vrijgespeeld, eind januari uit bij Vitesse. De rechtsback speelt bijna als een middenvelder, herkent het moment feilloos als er even ruimte ligt. Hij loopt op en schiet van afstand het openingsdoelpunt binnen. Precies zoals het principe van de naar binnenkomende back in de trainerskamer is bedacht.

Niet benutten van kansen

Feyenoord speelt beter dan vorig seizoen, zegt Slot. „Als je puur praat over het spel aan de bal.” Het is moeilijk te definiëren wat ‘goed voetbal’ precies is, maar data geven een indicatie. Die onderstrepen zijn stelling, blijkt uit gegevens die NRC opvroeg bij Stats Perform, over dit seizoen (43 wedstrijden) en vorig seizoen (48).

Ze laten zien dat Feyenoord per duel gemiddeld meer grote kansen krijgt (van 2,8 naar 4) en meer balcontacten in het vijandelijke strafschopgebied afdwingt (van 34 naar 39). De expected goals, een voor coaches belangrijke waarde die het verwachte aantal doelpunten op basis van verschillende statistieken voorspelt, is aanzienlijk toegenomen van gemiddeld 1,9 naar 2,4 per wedstrijd.

Tegelijkertijd maakt Feyenoord dit seizoen iets minder goals: gemiddeld 2,21 per duel tegen 2,35 vorig seizoen. Dat is de data-paradox van Feyenoord: het speelt dominanter, krijgt meer kansen, maar het levert minder op.

Lees ook
Hoe Arne Slot Feyenoord klaarstoomt voor het nieuwe seizoen: ‘He needs you, he needs you and he needs you!’

Feyenoord-coach Arne Slot tijdens de vriendschappelijke wedstrijd tegen Villareal, vorige week donderdag. Het werd 1-1.

Het slechter benutten van kansen leidt mede de thuisnederlagen in tegen Atlético Madrid (uitschakeling Champions League) en PSV (cruciaal in de titelrace). Dat ze „beter samenspelen” dan vorig seizoen wil niet zeggen „dat je daarmee grote wedstrijden kan winnen”, zegt Slot kort erop bij tv-zender ESPN. „Want dan was soms het grinta en gif van Kökçü, Idrissi en Szymanski ook wel eens heel wenselijk.”

Los van die resultaten, is het ongeduld over de vernieuwde speelstijl soms terug te horen op de tribunes. Feyenoord speelt achterin regelmatig langdurig de bal rond, om de tegenstander te lokken en daarmee ruimtes te creëren. De opbouw via deze korte combinaties is kenmerkend voor dit seizoen, blijkt uit de data: het aantal ‘passketens’ van minstens tien passes is sterk toegenomen van gemiddeld twaalf naar veertien per wedstrijd.

Maar de tegenstanders anticiperen ook in de speelwijze. Zij bouwen tegen Feyenoord vaak het centrum vol, om de opbouw door de as te verstoren. Of ze kiezen ervoor om over het hele veld één tegen één te staan in de dekking. In dat laatste geval is het opvallend dat Feyenoord er dan via doelman Timon Wellenreuther regelmatig voor kiest om de lange bal te spelen. Atypisch Slot-voetbal.

Maar hij redeneert: als het over het hele veld één tegen één staat, liggen er grote ruimtes achter de defensie van de tegenstander. „Dan kan je de bal maar het beste zo snel mogelijk naar onze aanvallers toebrengen.” Verzorgd opbouwen is een middel, geen doel op zich.


Formule 1 is in China een nichesport, maar populairder dan ooit

In de metro van Shanghai staart Zhou Guanyu de voorbij lopende forensen aan. „Toen ik klein was, zag ik in Shanghai mijn eerste Formule 1-race”, staat er in het Chinees bij een foto van de in raceoverall gestoken coureur op een meterslang led-scherm. Ernaast prijkt het logo van zakenbank HSBC, en de rest van de reclametekst: „En nu ben ik de eerste Chinese coureur die aan zijn thuisrace meedoet.”

Als de Formule 1 komend weekend na vijf jaar corona-afwezigheid weer in China neerstrijkt, gebeurt dat, anders dan voorheen vaak het geval was, voor volle tribunes. Al een paar minuten na het begin van de kaartverkoop, op een doordeweekse avond in januari, was alles uitverkocht. De ticket-app crashte door de enorme belangstelling. De Formule 1 is populairder dan ooit in het land dat al twintig jaar op het raceschema staat, maar evenwel niet kan bogen op een diepe autosportcultuur en met Zhou (24) ook pas sinds 2022 een eigen F1-coureur heeft.

De grote vraag is hoe duurzaam de nieuw verworven Chinese populariteit van de Formule 1 is. Dooft de hype snel uit zodra Zhou weer uit het deelnemersveld verdwijnt? Of heeft China de Formule 1 definitief omarmd?

Dat kaartjes voor de race nu alleen nog tegen woekerprijzen te krijgen zijn via schimmige doorverkoopadressen, heeft met een aantal factoren te maken. Neem de coronapandemie, zegt Mark Thomas, een Britse (auto)sportmarketeer met dertig jaar ervaring in China. „China had draconische lockdownregels. En in Shanghai waren ze nog wel het strengst.” Ook vorig jaar kon de grand prix nog niet doorgaan, want China hield zijn rigoureuze zerocovidbeleid overeind toen de rest van de wereld corona alweer vergeten leek. „Nu dat achter de rug is, hebben de mensen een verlangen om weer echt te leven.”

Daarnaast groeit het aantal Chinezen met genoeg geld en tijd om leuke dingen te doen nog steeds, zegt Bala Ramasamy, een Maleisische hoogleraar economie aan de China Europe International Business School in Shanghai. „Ik zeg altijd tegen mijn studenten: Chinezen weten hoe ze geld moeten verdienen, maar niet hoe ze het moeten uitgeven”, vertelt hij. „Maar de jongere generatie is anders gaan kijken naar de verhouding tussen werk en vrije tijd. En sport is een van de manieren om je vrije tijd te vullen.” Niet alleen om zelf te doen, maar vooral om naar te kijken. „Chinezen gaan steeds meer op westerlingen lijken.”

Hoewel een succesvol F1-martketinginstrument als de Netflix-hitserie Drive To Survive in China officieel niet beschikbaar is, leeft de sport volgens Thomas ook daar meer onder het brede publiek dan een paar jaar geleden. „Veel mensen die geïnteresseerd zijn geraakt, hebben nog geen kans gehad om de Formule 1 in het echt te zien. Het voelt alsof het een nieuwe race is.”

De deelname van Zhou maakt het plaatje compleet. „Een sport wordt pas echt populair in China als er een Chinees meedoet”, zegt Thomas. Zo is het land nu in de ban van snooker, omdat Chinezen daarin met de wereldtop meedraaien. En ruim twintig jaar nadat de 2,29 meter lange Yao Ming in de Verenigde Staten ging basketballen, is de NBA nog altijd de populairste sportcompetitie in China.

Waar Yao acht keer het NBA-sterrenteam haalde, heeft Zhou in de Formule 1 nog geen grote successen behaald. In zijn 48 races reed hij zes keer in de punten, met een achtste plaats als beste resultaat. Nu was het in zijn middelmatige auto’s – Zhou rijdt voor Sauber – niet makkelijk om hoog te finishen, maar evengoed is Zhou op de baan een redelijk kleurloze figuur. Hij viel nog het meest op toen hij in 2022 bij een crash op Silverstone ondersteboven de grindbak in schoof en bijna met auto en al in het publiek belandde.

Verhuizing naar Engeland

De vader van Zhou is een rijke ondernemer die in China een kartbaan liet aanleggen speciaal voor zijn zoon, en in 2012 zijn hele gezin naar Engeland verhuisde, omdat daar de beste kansen lagen op een racecarrière voor Guanyu. Zhou leerde snel Engels en schopte het uiteindelijk via de Formule 2, waar hij vijf races won, tot de hoogste raceklasse. Op sociale media – westerse en Chinese – heeft Zhou miljoenen volgers. De immer stijlvol geklede coureur verschijnt in reclames van modehuis Dior en kledingmerk Lululemon.

Maar een -toekomst in de Formule 1 is, gezien de weinig spectaculaire resultaten van Zhou, verre van gegarandeerd. Sauber wordt voor 100 procent overgenomen door Audi, dat er vanaf 2026 zijn eigen fabrieksteam van gaat maken. De kans is klein dat er dan nog plek is voor Zhou. Hij is voor Sauber mede aantrekkelijk vanwege het sponsorgeld dat hij meebrengt en zijn waarde voor de Chinese markt – factoren die voor Audi geen rol spelen, want dat merk gaat het puur om de sportieve resultaten.

Lange tijd werd er überhaupt niet geracet in China. De economische hervormingen in het land kwamen in de jaren tachtig op gang, maar privébezit van auto’s was nog tot begin deze eeuw verre van vanzelfsprekend. Een levendige auto-industrie – essentieel voor het ontstaan van autosport op professioneel niveau – ontbrak ook decennialang. Verder waren inkomens laag en was er lang geen middenklasse met genoeg vrije tijd om een racecultuur op gang te brengen. Pas in 1996 ging in de Zuid-Chinese stad Zhuhai het eerste permanente circuit van het land open.

Acht jaar later maakte China zijn debuut op de F1-kalender. Op de plek waar ook dit weekend de race plaatsvindt: het Shanghai International Circuit, een destijds ultramoderne baan in een verre buitenwijk van de stad. Voornaamste kenmerken van het circuit zijn de eindeloze uitloopstroken van asfalt en de twee kolossale horizontale flatgebouwen die over de start- en finishlijn hangen. De eerste editie was druk bezocht, daarna kwam er minder publiek opdagen. Over sommige tribunes kwamen grote spandoeken te hangen om te verhullen dat er niemand zat.

De Chinese Formule 1-coureur Zhou Guanyu voor aanvang van de Grote Prijs van Japan eerder deze maand.
Foto Philip Fong / AFP

Karten voor een tientje

Gaat het opnieuw die kant op met de Formule 1 in China als Zhou van het toneel verdwijnt? Afnemende interesse is in eerste instantie wel te verwachten, zegt sportmarketeer Thomas. „Dat zou in Nederland ook zo zijn als Max Verstappen vertrekt.”

Op de lange termijn kan het anders zijn. Of de Formule 1 een bepaald basisniveau van populariteit kan vasthouden, hangt er om te beginnen natuurlijk vanaf hoeveel Chinezen in de tussentijd gegrepen zijn door de sport, onafhankelijk van Chinese deelname.

Maar het kan ook helpen als racen een populairdere sport wordt om zelf te beoefenen. „Jongeren in China zien nu dankzij Zhou dat het iets is waar ze zelf ook bij betrokken kunnen zijn”, zegt Thomas. „Dat kan ervoor zorgen dat racen meer een grassroots-sport wordt.”

Hoogleraar Ramasamy stuitte laatst in een winkelcentrum vlak bij zijn huis in Shanghai op een kartbaan. „Tegenwoordig kunnen de meeste mensen het zich veroorloven om hun kinderen voor een tientje een rit te laten maken. Dat was tien, vijftien jaar geleden heel anders.” Op wedstrijdniveau karten is heel wat duurder, maar toch: hoe meer Chinese kinderen in aanraking komen met racen, hoe meer er serieus mee doorgaan – en hoe groter de kans dat een van hen ooit de Formule 1 haalt.

Los daarvan heeft de Formule 1 in China het voordeel dat ze niet hoeft te concurreren met andere racekampioenschappen. Heel anders dan in de VS, waar de F1 de laatste jaren veel fans heeft gewonnen, maar waar de nationale raceklassen nog altijd populairder zijn. „In China staat de Formule 1 duidelijk bovenaan”, zegt Thomas. „Ze zien het als het neusje van de zalm.”

Race in Guangzhou

Of de fans nu warmlopen voor een grand prix of niet, interesse om F1-races te organiseren is er in China genoeg. Zo zou er nu weer gebouwd worden aan een gloednieuw F1-waardig circuit in de megastad Guangzhou. Organisatoren, zoals Juss Sports in Shanghai, werken aan de ene kant als gewone, winstgedreven bedrijven. Maar aan de andere kant zijn ze volledig eigendom van de staat, legt Ramasamy uit, en krijgen ze bepaalde doelen mee. „Zo’n doel kan bijvoorbeeld iets zijn als: genereer onder de bevolking interesse in sport.” Een F1-race kan daarbij passen. Tegelijkertijd ziet de overheid prestigieuze sportevenementen als manier om China internationaal te presenteren als aantrekkelijke locatie voor zaken.

Ook Liberty Media, het Amerikaanse mediaconglomeraat dat de Formule 1 bezit, zou maar wat graag uitbreiden op de Chinese markt. F1-topman Stefano Domenicali zei in 2021 al dat een tweede race in China wat hem betreft „100 procent realistisch” is. „Guangzhou, Chengdu, een straatrace in Hainan. Ik heb alle geruchten al eens gehoord”, zegt Thomas. „Maar Liberty kennende, kijken ze er wel degelijk naar.”

In China is gewoon veel geld te verdienen voor automerken, sponsors en andere betrokken partijen – en daarmee uiteindelijk ook voor de Formule 1. „Ik denk dat een heel, heel groot deel van de markt nog niet is aangeboord”, zegt Ramasamy. Zelfs in Shanghai weet volgens hem niet iedereen dat er een F1-race aankomt. In China, met zijn 1,4 miljard inwoners, is de Formule 1 een nichesport. Maar, zegt Ramasamy: „Een nichemarkt in China kan zomaar groter zijn dan de hele bevolking van Nederland.”

Met medewerking van Tabitha Speelman


Moeder worden en terugkeren in het wielerpeloton: ‘Ik dacht, er is eigenlijk niks veranderd’

„Wacht even, volgens mij word ik opgepiept.” Chantal van den Broek-Blaak komt overeind uit haar leunende houding tegen het hoofdbord van haar bed. Al meer dan een uur is ze vanuit haar slaapkamer via een videoverbinding aan het vertellen over hoe ze het moederschap met een topsportbestaan combineert, en het loopt inmiddels tegen zessen. Dat betekent dat het drukste uurtje van de dag voor de deur staat. „Koken, eten, naar bed brengen, de hele toestand.”

Beneden zorgt haar man Lars voor Noa, hun dochter die elf maanden geleden geboren werd. Ze wisselen elkaar constant af, vertelt de renster van SD Worx-Protime. „Vandaag ging hij werken en was ik vrij, maar je bent toch de hele dag met die kleine bezig. Dus net kwam hij thuis en was het: ‘wissel’. Nu zit mijn tijd er bijna op.”

Bijna twee maanden geleden maakte oud-wereldkampioene Van den Broek-Blaak haar rentree in het profpeloton. In haar eerste koers in anderhalf jaar, een etappe in een Spaanse rittenkoers nabij Valencia over 113 kilometer, werd ze zestigste. „Ik vond het heel spannend om weer in het peloton te fietsen, of ik zou meekunnen. Maar al snel viel dat gevoel weg. Toen ik na de etappe van de fiets stapte, dacht ik: er is ook eigenlijk niks veranderd. Ik ben alleen tussendoor moeder geworden.”

Bevallen en daarna terugkomen als profwielrenner was nooit een serieuze optie voor de 34-jarige Van den Broek-Blaak. Toen haar carrière in 2008 begon, was het vrouwenwielrennen nog lang niet zo ver ontwikkeld als nu. Rensters kregen hun kleding en materiaal, met een beetje geluk een onkostenvergoeding – dat was het wel. „Alleen als je echt heel goed was, kon je er van leven”, zegt Van den Broek-Blaak over de eerste jaren van haar topsportbestaan.

En goed, dat was Van den Broek-Blaak. Ze won de Strade Bianche (2021), de Amstel Gold Race (2018), de Ronde van Vlaanderen (2020). In 2017 kroonde ze zichzelf in het Noorse Bergen tot wereldkampioene en mocht ze een jaar lang de regenboogtrui dragen.

Kinderwens

Al die tijd had Van den Broek-Blaak een kinderwens, maar in haar ogen was dat iets dat je na je carrière deed. „Je kon er geen jaar uit, dan was je kansloos. Mensen stopten en werden dan pas moeder. Dat waren mijn voorbeelden”, zegt ze. In 2020 besloot ze daarom haar afscheid aan te kondigen: na haar contract, dat in dat jaar afliep, zou ze stoppen.

Tot haar man haar een spiegel voorhield. „Hij zei: jij bent nog helemaal niet klaar met wielrennen. Dus waarom gaan we die combinatie niet proberen?” Ergens wist Van den Broek-Blaak dat het kon: in 2020 verbood de mondiale wielerbond UCI dat zwangerschapsverlof een aanleiding kon zijn voor contractontbinding, wat daarvoor een veelgebruikte clausule in rennerscontracten was. Maar ze vond het ook een grote verandering. „Ik kon niet zomaar verwachten dat mijn man dit zou doen, dat hij al zijn vrije tijd zou opgeven. Het voelde een beetje alsof alles weer om mij zou draaien.”

Toch besloot Van den Broek-Blaak naar haar ploeg te stappen, geïnspireerd door topsporters als haar oud-ploeggenote Lizzie Deignan (Britse renster die na haar bevalling in 2018 Parijs-Roubaix en Luik-Bastenaken-Luik won) en zeilster Marit Bouwmeester, die nadat ze in 2022 moeder was geworden Europees kampioen werd. Wat bleek: het was voor SD Worx-Protime geen enkel probleem. „Het waren in feite nieuwe contractonderhandelingen, alleen heb ik daarbij vermeld: het zou kunnen dat ik na verloop van tijd zwanger word. Ze waren volgens mij gewoon blij dat ik wilde blijven wielrennen.”

wielrensterChantal van den Broek-Blaak Eerst draaide alles om wielrennen, nu heb je het moederschap en fiets je er een beetje tussendoor

Toen ze in 2022 zwanger werd, was het voor Van den Broek-Blaak meteen klaar met haar topsportbeleving. Waar Ellen van Dijk, een andere renster die onlangs na haar bevalling terugkeerde in het peloton, meer dan zeventienduizend kilometer fietste in de negen maanden van haar zwangerschap, deed Van den Broek-Blaak „echt weinig”, verzucht ze. „Iedereen doet het op zijn eigen manier. Ik ben fit en gezond gebleven, maar ik was voor mijn gevoel geen wielrenner meer. Mijn hoofd stond niet naar trainen, alles stond in het teken van die kleine in mijn buik.”

Nadat Noa in mei 2023 geboren werd duurde het een tijdje voordat Van der Broek-Blaak aan haar rentree begon te denken. Het eerste ritje, na zeven weken, een uurtje ‘peddelen’ in de zon, beviel gelijk goed. „Ik weet nog dat ik dacht: zo moet fietsen voelen als je het niet meer voor je werk doet.”

Doodnerveus was ze toen ze voor het eerst meeging op trainingskamp, in december vorig jaar. „Hoe moet ik überhaupt die meiden volgen?”, dacht ze over het trainen met rensters als wereldkampioene Lotte Kopecky en Tourwinnares Demi Vollering. Tot haar eigen verbazing hoefde ze zelden af te haken. Goed, ze reed nooit lang op kop, kon niet altijd mee bergop, maar ze hoefde geen speciaal programma te volgen. „Toen dacht ik voor het eerst dat ik een succesvolle comeback kon maken.”

Om de laatste stap richting topniveau te maken, besloot Van den Broek-Blaak na Kerst om negen weken in Spanje te gaan trainen, het hele gezin verhuisde in haar kielzog mee. „Je hebt daar geen afleiding, alleen rust en training. En wat ook hielp: in het Spaanse zonnetje hadden we ook geen last meer van snotneuzen.”

Twee fulltimebanen

Nu ze terug is in het peloton, merkt Van den Broek-Blaak dat ze geniet van de pijn die haar lichaam kan lijden. „Ik ben blij om het zuur weer in mijn benen te voelen. Die uitdaging om met je lichaam de grens op te zoeken, dat is toch de verslaving van een topsporter.”

Haar fysieke conditie is slechts een deel van haar nieuwe leven. Ze heeft nu twee fulltimebanen, vindt Van den Broek-Blaak. „Eerst draaide alles om wielrennen, nu heb je het moederschap en fiets je er een beetje tussendoor.”

Dat vereist een efficiënte planning. Thuis zijn de taken ‘fifty-fifty’ verdeeld tussen haar man en zijzelf; hun dochter gaat drie dagen naar de opvang, verder wisselen ze elkaar af. „Het is telkens overleggen, twee keer per week leggen we de agenda’s naast elkaar”. Trainingen worden nu om het wekelijkse babyzwemmen met Noa heen gepland, want „dat is het leukste uurtje van de week”, zegt Van den Broek-Blaak. Wat helpt is dat beiden flexibel zijn. Zij kan ’s ochtends of ’s middags fietsen; haar man, die rensters als zaakwaarnemer begeleidt en mede-eigenaar is van een wielerkledingmerk, kan thuiswerken als dat nodig is.

wielrensterChantal van den Broek-Blaak Als ik ergens start, is de koers mijn doel. Maar als het niet lukt, bepaalt dat niet meer hoe ik me voel

Het moederschap heeft Van den Broek-Blaak allemaal nieuwe dingen geleerd. Zo weet ze nu dat ze na een training eerst voor zichzelf moet zorgen. „Eerst ontfermde ik me bij thuiskomst gelijk over Noa, dan had ik twee uur later nog niks gegeten. Nu douche en eet ik eerst.” Ook nieuw: haar tijd om te rusten, onmisbaar voor een topsporter, is per saldo afgenomen. „Je kunt haar niet uit het oog verliezen, dat is wel wat anders dan met je benen omhoog op de bank liggen.” Daarom gaat Van den Broek-Blaak nu eerder naar bed – om negen uur – en gunt ze zich meer tijd om te herstellen. „Ik doe soms wat minder, ik moet soms een dag langer rust nemen, maar zo houd ik het vol. Een uurtje langer fietsen omdat de zon zo lekker schijnt, dat doe ik niet meer.”

Haar team laat haar daar vrij in. „Ze hebben me nooit gepusht, ze zien dat ik het maximale eruit haal voor wat mogelijk is.” Van den Broek-Blaak rijdt ook geen aangepast wedstrijdprogramma omdat ze moeder is. „Bij eendagswedstrijden ben ik een nachtje weg, dat is prima.” Als de grote rondes aanbreken, zal het lastiger worden, denkt ze. „Maar zover ben ik nog niet. Tot nu toe gaat het goed.”

Nietsontziende benadering

Ze wil het fietsen na haar comeback niet halfslachtig aanpakken, zegt Van den Broek-Blaak. „Ik wil wel goed presteren om het leuk te vinden. Anders vind ik het niet waard om mijn kind achter te laten.” Ze wil haar oude niveau weer halen, dan is ze goed genoeg om mee te doen in de finales van wedstrijden, weet ze.

Tegelijkertijd is de echte nietsontziende benadering van topsport voor Van den Broek-Blaak wel een beetje verdwenen. Toen ze in maart in de Ronde van Drenthe voortijdig uitstapte nadat ze moest lossen uit het peloton, merkte ze dat ze zich daar sneller overheen kon zetten dan vroeger. „Als ik mijn rugnummer opspeld, dan is de koers mijn doel. Maar als het niet lukt, dan bepaalt dat niet meer hoe ik me voel. Mijn geluk is mijn gezin. Bovendien heb ik al genoeg gewonnen.”

Grote uitslagen reed Van den Broek-Blaak dit seizoen nog niet; haar hoogste klassering was een 28ste plaats in de GP Oetingen, een eendagskoers in België die haar ploeggenote Lorena Wiebes won. Verder is nog niet helemaal duidelijk waar ze in actie zal komen – er zitten veel toprensters in haar ploeg dus ze is vaak reserve. Ze heeft de Olympische Spelen in Parijs – „altijd een droom” – in ieder geval uit haar hoofd gezet, daarvoor acht ze de Nederlandse concurrentie voor de vier beschikbare startplaatsen te groot.

Ze zou graag de Tour de France Femmes rijden, die in Rotterdam start en drie dagen door Nederland voert. „Ze komen praktisch door mijn achtertuin”, zegt Van den Broek-Blaak, die in Berkel en Rodenrijs woont. „Als ik die selectie haal en het kan combineren met mijn moederschap, dan ben ik tevreden.”

Het is niet vanzelfsprekend om aan de top terug te keren, wil ze maar zeggen, ook al lijkt dat voor de buitenwereld soms wel zo. „Ik ben ook maar gewoon een mens die niet heeft getraind tijdens haar zwangerschap en voor wie het herstel lang geduurd heeft. Dat is bij mij niet anders omdat ik een topsporter ben. Die boodschap wil ik graag meegeven.”

En nu belangrijke dingen eerst: dochter Noa moet gevoed, gebadderd en naar bed gebracht worden. Snel staat Van den Broek-Blaak op en neemt afscheid. „Ik ga nu het spitsuur in.”


Caitlin Clark en Angel Reese: hoe twee basketbalrivalen hun sport veranderen

De Amerikaanse college-basketbalsters Angel Reese en Caitlin Clark zijn tegenpolen, net als Magic Johnson en Larry Bird dat ooit waren. Hun rivaliteit wordt opgepookt door de media, met hoge kijkcijfers tot gevolg. Met name Reese lijdt daar onder.

De een is een atletische verschijning, de ander oogt wat iel. De een is goedgebekt, de ander wat ingetogen. De een speelt voor het basketbalteam van Louisiana State University, de ander voor dat van de universiteit van Iowa. De een gaat voor schurk door, de ander voor heldin. De een is zwart, de ander wit.

Op de achtergrond van een veel groter gevecht – dat tussen Joe Biden en Donald Trump – woedt een sportieve strijd tussen twee van Amerika’s beste basketbalsters: Angel Reese en Caitlin Clark. De media smullen ervan, het publiek ook. Nog nooit groeide de interesse voor een vrouwensport in de VS zo snel als die voor het vrouwenbasketbal.

Het begon met het veel bekritiseerde gebaar aan het eind van de kampioenswedstrijd voor Amerikaanse universiteiten, een jaar geleden. Terwijl ze op Caitlin Clark (22) afliep, wees Angel Reese (21) met de wijsvinger van haar ene hand naar de ringvinger van haar andere hand. Boodschap: hier prijkt de kampioensring straks, dus graag een beetje respect.

Een soortgelijk gebaar, zei Reese na afloop van het duel, had Clark in een eerdere wedstrijd gemaakt tegenover een speelster van Louisville. Daar kraaide geen haan naar, dus wordt er volgens haar met twee maten gemeten. „Dit is voor de meisjes die op mij lijken”, zei ze. „Voor degenen die willen opkomen voor waar ze in geloven. Daar heb ik het vanavond voor gedaan. Schaam je niet voor wie je bent.”

Hun rivaliteit – flink opgepookt door de media – genereert het ene na het andere kijkcijferrecord. Keken er een jaar geleden gemiddeld 9,9 miljoen mensen naar het kampioensduel tussen Iowa en LSU, met Reese en Clark in de hoofdrol, begin deze maand waren dat er 12,3 miljoen in een rematch. Afgelopen zondag werd opnieuw een record verbroken bij de finale tussen South Carolina en Iowa: 18,7 miljoen. Daarmee is het een van de best bekeken niet-olympische sportwedstrijden in de VS ooit.

Leuk al die aandacht, zei Reece na haar laatste treffen met Clark, maar ik moet er wel offers voor brengen. „Ik heb zó veel meegemaakt. Ik ben zó vaak aangevallen. Heb doodsbedreigingen ontvangen. Ben geseksualiseerd.” Op de vraag waarom ze eind vorig jaar een paar weken verstek liet gaan – haar coach gaf de reden destijds niet prijs – zei Reese: „Mijn geestelijke gezondheid gaat boven alles. Ik wil goed in mijn vel zitten.”

De rivaliteit tussen Clark en Reese doet denken aan die tussen basketballers Larry Bird en Earvin ‘Magic’ Johnson in de vorige eeuw, zegt Michael Mulvihill, die marktonderzoek doet voor Fox Sports in de VS en fangedrag analyseert. „Dat was óók een contrast tussen stijlen en persoonlijkheden. Hun rivaliteit bracht de NBA naar nieuwe hoogten. Hetzelfde gebeurt nu in het vrouwenbasketbal.”

Bird was degene die veel scoorde, Johnson passeerde iedereen. Bird groeide op het platteland op, Johnson in de stad. Bird was wat narrig, Johnson extravert. Bird is wit, Johnson zwart. Ruim 35 miljoen Amerikanen stemden in 1979 af op de titelstrijd tussen Johnsons Michigan State en Birds Indiana State, het hoogste kijkcijfer ooit voor een universiteitswedstrijd (m/v).

Net als bij Johnson en Bird draait de marketingcampagne bij Reese en Clark op volle toeren, zegt Vincent van Sliedregt, bondscoach van het Nederlandse vrouwenbasketbalteam. Ook nu gaat het niet alleen om hun sportieve prestaties, maar ook om welk deel van Amerika zij vertegenwoordigen: de witte Clark uit het landelijke Iowa versus de zwarte Reese uit Baltimore. „Ze worden in de hype meegezogen”, zegt hij. „Het is niet niks wat ze over zich heen krijgen.”

Maar hij geniet er wel van, zegt Van Sliedregt, want Clark en Reese laten een niveau zien waar zijn speelsters niet aan kunnen tippen. „Bij vrouwensport hebben we onszelf vaker in de voet geschoten door aandacht te eisen in plaats van te verdienen. Dan zet je jezelf zwakker neer dan nodig. Ook wij hebben ons daar in het Nederlandse vrouwenbasketbal schuldig aan gemaakt. Ook in die zin zijn Reese en Clark een voorbeeld. Ze schotelen een product voor waar mensen op afkomen. Dat zie je niet alleen terug in geld, faciliteiten, bezoekersaantallen en kijkcijfers, maar ook in de onderhandelingen over mediadeals.”

De Women’s National Basketball Association (WNBA) probeert volgens Amerikaanse media een deel van haar gezamenlijke mediarechten met de National Basketball Association (NBA) los te weken, om te profiteren van de ongekende belangstelling voor het vrouwenbasketbal. De twee competities zitten tot 2025 vast aan een deal met ESPN, waaruit de WNBA naar verluidt twee derde haalt van haar jaarlijkse uitzendinkomsten van omgerekend 55 miljoen euro.

Nu Clark en Reese volgend seizoen overstappen van het collegebasketbal naar de professionele WNBA, is de gedachte dat er veel meer valt te halen uit de mediarechten. Voor een nieuwe deal zou worden gekoerst op een bedrag van omgerekend ruim 92 miljoen euro. Heel gek is dat niet als je kijkt naar andere mediadeals in de VS. De National Women’s Soccer League kwam recent nog een bedrag van 56 miljoen euro per seizoen overeen, de National Collegiate Athletic Association van 107 miljoen euro.

Iedereen lijkt te voelen: dit is het moment om te cashen. Of het nou om de verzamelaars in ruilkaarten gaat – een door Clark gesigneerd exemplaar ging onlangs voor 72.000 euro van de hand – tot de hiphopper Ice Cube die Clark 4,6 miljoen euro bood om in zijn 3×3-basketbalcompetitie te komen spelen. Hem was natuurlijk ook niet ontgaan dat de tickets van haar wedstrijden dit seizoen bijna 200 procent duurder waren dan die van vorig seizoen.

In alle hectiek proberen Clark en Reese zich niet gek te laten maken. „Caitlin en ik haten elkaar niet”, zei Reese in aanloop naar hun ontmoeting deze maand. „Ik wil dat iedereen dat begrijpt. Het is gewoon een supercompetitief spel. Als ik eenmaal tussen de lijnen sta, bestaat vriendschap niet.”

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button {
–button-bg-color: #1a1a1a;
–button-border-color: #1a1a1a;
–button-text-color: white;
}

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button:hover {
–button-bg-color: transparent;
–button-text-color: black;
}