Natuurlijk weet Rafael Nadal als geen ander dat maar één ding telt: maandagmiddag eerste ronde Roland Garros, derde partij op Court Philippe Chatrier, tegen de als vierde geplaatste Alexander Zverev. Pas dan zal blijken of hij klaar is om nog met succes te strijden tegen een wereldtopper, wie weet wel vijf sets lang. Alles wat hij er vooraf over zegt, heeft weinig waarde. En toch. Zijn zelfvertrouwen is opvallend groot, zaterdag bij de persconferentie in Parijs na afloop van de training.
Ja, ook Nadal proeft de scepsis om hem heen. Op 3 juni wordt hij 38 jaar, de afgelopen twee seizoenen heeft hij door gezondheidsproblemen weinig gespeeld. Een heupblessure hield hem vorig jaar weg van Roland Garros, het grandslamtoernooi waar hij alle records verpulverde. Sinds 2005 pakte hij in Parijs veertien keer de titel, in totaal heeft hij er 112 partijen gewonnen en slechts drie verloren. Maar na zijn rentree dit seizoen zijn de cijfers nog niet om over naar huis te schrijven: zeven keer winst en vier keer verlies, nota bene op graveltoernooien waar hij ooit heerste. Steeds weer speelt zijn lichaam op. De winnaar van 22 grandslamtoernooien – bij de mannen won alleen Novak Djokovic er twee meer – is afgezakt naar plaats 276 van de wereldranglijst.
Competitief in training
„Sorry”, begint de Spanjaard lachend zijn antwoord aan de verzamelde pers op een vraag of hij zich dit jaar nog kansrijk acht in Parijs. „Maar ik voel me competitief tijdens de training. Misschien nog niet in officiële wedstrijden. Maar in de training, kan ik jullie vertellen, ben ik in staat om het tegen bijna iedereen op te nemen. En ik voel me niet veel slechter dan de anderen, dus dat geeft me hoop.”
Zo groot is zijn vertrouwen dat Nadal zelfs stelt dat Roland Garros 2024 wellicht toch niet zijn laatste optreden op het Franse gravel zal zijn, zoals hij eerder had aangegeven. „Ik zou moeten vertellen dat het 100 procent mijn laatste Roland Garros is, maar sorry, dat zal ik niet doen, omdat ik niet kan voorspellen hoe het verder gaat. Ik heb een lang herstelproces doorgemaakt. Nu ben ik beter dan een maand geleden. Ook daarom wil ik de deur niet helemaal dichtdoen. Ik houd van tennis, reis met mijn familie en we zijn allemaal gelukkig.”
Praat Nadal zichzelf tegen beter weten in moed in voor zijn duel met Zverev, of is hij op goede dagen nog steeds de praktisch onverslaanbare gravelkoning van Parijs? „Op de tweede dag liet hij een ongelofelijk hoog niveau zien”, vertelde Tallon Griekspoor zondag bij de NOS. De Nederlandse nummer 25 van de wereldranglijst trainde ruim een week geleden op uitnodiging twee dagen met Nadal op Mallorca. Volgens hem is er geen sprake van dat Nadal op zijn retour is.
Lichaam oogt indrukwekkend
Ook op Roland Garros verstopte Nadal zich de laatste dagen niet in de training, die hij gewoon afwerkte met publiek rond de baan. In een hemd zonder mouwen oogt het gebruinde lichaam indrukwekkend. „De intensiteit die hij in een training stopt, is ongelofelijk”, was ook Griekspoor opgevallen op Mallorca. „Hij traint zoals hij een wedstrijd speelt. Ik heb na die tweede trainingsdag tegen heel veel mensen gezegd dat hij Roland Garros gaat winnen. Zijn coach Carlos Moyá zei ook dat dit zijn beste training in drie maanden was.”
Of Nadal als niet-geplaatste speler al direct in de eerste ronde opgewassen is tegen een topper als Zverev, die de afgelopen drie edities steeds tot de halve finale kwam? In 2022 moest de Duitser daarin opgeven tegen de latere toernooiwinnaar Nadal met een enkelblessure. „Het gaat een supermoeilijke eerste ronde worden”, voorspelt de Spanjaard. Zelfs een mislukking als onlangs in Rome, waar hij kansloos verloor van de Pool Hubert Hurkacz, sluit Nadal niet uit. „Daar wil ik niet voor weglopen. Maar in mijn hoofd zit iets anders. Ik speel veel beter en heb heel lang niet meer tegen dit niveau tegenstanders gespeeld als ik zelf competitief ben.”
Genoeg gepraat, vindt Nadal dan. „Ik begrijp alle vragen die jullie stellen, ik stel ze mezelf ook. Maar het antwoord komt maandag, no?
Erik ten Hag staat in de middencirkel op Old Trafford als hij het publiek bedankt voor de „fantastische steun” dit seizoen. Er klinkt wat gefluit en boegeroep, op deze late woensdagavond half mei. De tribunes zijn nog goed gevuld. Newcastle United is verslagen in de laatste thuiswedstrijd van Manchester United in een van de slechtste seizoenen in de clubhistorie.
De coach laat een lange stilte vallen, zeker twintig seconden. Het gefluit verstomt. De meerderheid neemt het over, nu met applaus. Ten Hags naam wordt voorzichtig gescandeerd. Hij zwaait even. Opgewonden gejoel klinkt, als hij roept dat de spelers „alles, maar dan ook alles zullen geven” tegen Manchester City in de FA Cup-finale op Wembley, deze zaterdag. Gezang is te horen, fans staan, de energie is voelbaar.
Het is dit sentiment dat Andy Mitten eerder op de dag voorspelde in een koffiezaakje aan Deansgate, in het centrum van Manchester. Hij kent United door en door, alleen al vanwege zijn familie, oudoom Charlie speelde nog onder de legendarische Matt Busby. Zelf begon hij op zijn vijftiende het populaire fanzine United We Stand, hij schreef boeken over de club en werkt als journalist voor het gezaghebbende sportmedium The Athletic. Ja, de stemming rond de club is „shit”, zegt hij. „Maar in het stadion is dat anders, daar steunen ze Erik.”
Daar nog wel. Aan het eind van zijn tweede seizoen staat de positie van de Nederlandse coach Erik ten Hag (54) bij United onder enorme druk. De FA Cup-finale tegen stadsgenoot City, net landskampioen en topfavoriet, is mogelijk zijn laatste duel. In de competitie eindigde United als achtste, de slechtste klassering sinds de oprichting van de Premier League in 1992.
De enige kans op Europees voetbal is nog via bekersucces: als United zaterdag verliest, is de club volgend seizoen voor het eerst sinds 2014 niet internationaal actief. Die realiteit is moeilijk uit te leggen voor het mondiale voetbalbolwerk dat Manchester United, sportief al jaren in verval, in naam en reputatie nog altijd is.
‘United’s tactical genius’, staat op een Ten Hag-sjaal – Erik met een c – in een kraampje aan de Sir Alex Ferguson Way bij Old Trafford. Tactisch genie? „Ja dat was hij in het begin. Nu niet meer”, zegt verkoper Kyle (24), die de goede United-jaren nog meemaakte. „Geef hem nog een jaar. Het is een zwaar seizoen geweest voor hem.”
In de zomer van 2022 begon Ten Hag aan een van de meest complexe functies in het topvoetbal. „De druk is immens”, zegt Mitten. „Het is Ajax on steroids. Iedere keer als je niet wint, worden mensen gek.” Waar de club onder de Amerikaanse eigenaar – sinds 2005 de familie Glazer – achterop raakte op onderdelen als scouting, transferbeleid, organisatie, innovatie en faciliteiten, bleef het verwachtingspatroon onverminderd.
Hoge standaard
De man die deze hoge standaard zette, is niet te missen op en rond Old Trafford, waar een tribune naar hem is vernoemd. ‘Sir Alex 26 years’, staat op een spandoek, met erachter alle dertien landstitels en twee Champions League-bekers. Ten Hag kijkt er recht op uit, vanuit zijn coachvak. In het laatste jaar van Ferguson, United-manager van 1986 tot en met 2013, werd de club voor het laatst kampioen.
Vanaf vijf pond kunnen bezoekers deze woensdag op de foto met de replica-bekers uit 1999, het formidabele seizoen dat United onder Ferguson de treble won: landstitel, FA Cup en Champions League. Even verderop in een café in de kelder van Hotel Football, eigendom van enkele voormalige United-spelers, hangen de portretten van Fergusons oude sterspelers, David Beckham, Ryan Giggs, Eric Cantona. De existentiële crisis waar de club al jaren in zit, lijken fans hier even te vergeten, zo vrolijk wordt er gezongen en ingenomen.
„Alex Ferguson … dat is het probleem, iedere manager die hier komt, wordt afgezet tegenover die periode”, zegt Andy Kerr, United-volger voor beIN Sports. David Moyes tekende als opvolger van Ferguson een zesjarig contract en werd na negen maanden al ontslagen. Louis van Gaal (ontslag in 2016), José Mourinho (ontslag in 2018), Ole Gunnar Solskjaer (ontslag in 2021) en Ralf Rangnick (vertrek in 2022) konden de omslag ook niet maken.
Meer dan het mislukken van deze trainers, wordt het falende transfer- en scoutingbeleid als belangrijke oorzaak gezien voor het verval in de jaren na Ferguson. Het probleem was lang dat Manchester United te hoge transfersommen en salarissen betaalde voor spelers die in veel gevallen over hun top waren of niet pasten in de speelwijze. Waarna ze met groot verlies moesten worden verkocht.
Tegen die achtergrond stapte Ten Hag in – bij een club die volgens zijn voorganger Rangnick „zes jaar” achterligt op rivaal Liverpool FC. Toch bood zijn debuutseizoen perspectief, met de derde plaats in de competitie, winst in de League Cup en de finale van de FA Cup. „Als Erik klikt, zoals vorig seizoen, kan het echt werken”, zegt Mitten. „Old Trafford werd een vesting.” Thuiszeges op FC Barcelona, Manchester City en Arsenal gaven het seizoen glans.
Waar Ten Hag hoopte door te bouwen, komen dit seizoen veel tekortkomingen boven. Achterin oogt het vaak rommelig, met grote ruimtes en dus veel kansen die worden weggegeven. En voorin loopt Marcus Rashford, in potentie de beste United-aanvaller, soms verloren rond. Een groot aantal blessures, meer dan zestig gevallen van kwetsuren of ziekte, zorgt voor fundamentele problemen.
In de verdediging speelde Ten Hag noodgedwongen met meer dan dertig verschillende combinaties. Hierdoor was het inbouwen van vastigheden bijna onmogelijk, verdedigde hij zich. De vele blessures houden volgens oud-speler Wayne Rooney verband met instelling. Hij zei „100 procent” zeker te weten dat sommige geblesseerde spelers wel degelijk fit genoeg zijn om te spelen.
Het zijn de ingrediënten voor een chaotisch seizoen. Goede fases met veel variatie en snelle aanvallen – met talenten als Alejandro Garnacho en Kobbie Mainoo – worden afgewisseld met plotse instorting. „Consistentie”, is wat Ten Hag wil, maar dit seizoen niet kreeg. Negentien wedstrijden, in alle competities, gingen verloren – het hoogste aantal sinds 1978-1979. Mede veroorzaakt door een rampzalige Champions League-campagne, met slechts één zege en Europese uitschakeling. Enige constante is dat United bijna altijd vermakelijke, spectaculaire wedstrijden speelt: er gebeurt vrijwel altijd wel iets geks.
Een 3-0 voorsprong tegen Coventry City in de halve finale van de FA Cup eindigde bijna met verlies. Ware het niet dat Coventry-aanvaller Haji Wright bij de 4-3 net buitenspel stond. „Als hij zijn teennagel had geknipt” had het doelpuntl wel geteld, zei zijn coach. Het bleef gelijk, United won via strafschoppen en Ten Hag ontsnapte aan een demasqué.
Het kon niet voorkomen dat United kort erop, op zomaar een maandagavond begin mei, met 4-0 verloor bij Crystal Palace. Met abominabel verdedigen, bijna in slowmotion, zoals de Braziliaan Casemiro. Analisten vroegen zich af wat United precies was opgeschoten in twee seizoenen Ten Hag; aan het begin van zijn eerste jaar werd ook met 4-0 verloren, bij Brentford.
Zijn kracht is dat hij in deze omstandigheden onverstoorbaar is, zeggen mensen die Ten Hag goed kennen. Hij blijft keihard werken. Komt om half acht op het trainingscomplex even ten zuiden van Manchester, vertrekt om half acht ’s avonds. Eet dan wat. En houdt zich de rest van de avond bezig met voetbal.
„Hij is rechtdoorzee”, zegt AndyMitten. „Hij brengt spelers misschien niet het nieuws dat ze willen horen, maar hij vertelt het ze wel.” Onder Ten Hag vertrokken onder meer Jadon Sancho (nu opgeleefd bij Borussia Dortmund) en Cristiano Ronaldo, omdat ze niet pasten in zijn veeleisende regime.
Miljardair Ratcliffe
Tv-interviewer Andy Kerr, die Ten Hag wekelijks spreekt, ziet soms een „pokerface”. „Je weet niet wat hij denkt.” Maar achter die gesloten blik is het onmiskenbaar dat hij het moeilijk heeft in de overgangsfase waarin de club zit. In december kocht Sir Jim Ratcliffe, de Britse miljardair en oprichter van chemieconcern Ineos, voor een bedrag van zo’n 1,5 miljard euro een kwart van de aandelen van United. Met Ineos staat de club voor een hervorming op voetbaltechnisch gebied: de speelwijze, het transferbeleid, de scouting, de opleiding. Alles wordt doorgelicht.
Diverse topbestuurders worden vervangen of zijn al weg. Die wisselingen maken dat Ten Hag op voetbaltechnisch vlak nu een van de meest ervaren mensen is in de club. Binnen dat vacuüm is het lastig manoeuvreren: hij staat nu relatief alleen, mist een vaste kompaan in de clubleiding waarmee hij snel kan schakelen op gebied van transfers en andere technische zaken.
Wie Manchester United precies door de komende cruciale transferzomer moet leiden – de eerste onder auspiciën van Ineos – is niet duidelijk. De beoogde nieuwe sportief directeur is Dan Ashworth, maar zijn club Newcastle United laat hem niet gaan en heeft hem op non-actief gesteld. Het kan nog maanden duren voor hij begint. Omar Berrada, de nieuwe algemeen directeur die overkomt van Manchester City, begint pas half juli. Jason Wilcox is net binnen als technisch directeur, maar is vrij onervaren als dealmaker.
Hoe Ineos de toekomst van Ten Hag ziet, is onduidelijk: daar laten ze zich niet publiekelijk over uit. Ten Hags contract loopt nog tot medio 2025. Zolang de nieuwe technische baas Ashworth niet is begonnen, is het ook diffuus wie hem eventueel moet ontslaan. Al melddeThe Guardian vrijdag dat Manchester United al heeft besloten Ten Hag te gaan ontslaan na de FA Cup-finale, wat de uitkomst van het duel ook is. Het is volgens de krant de belangrijkste beslissing van Ratcliffe tot nu toe. United wilde niet reageren.
Op Old Trafford zongen ze vorige week nog niet om Ten Hags vertrek, daar willen ze vooral af van eigenaren: de impopulaire Glazer-familie. „Stand up if you hate the Glazers”, klinkt het tegen Newcastle. Bijna iedereen gaat staan. Later, na zijn speech, loopt Ten Hag nog een bedankrondje. Hij voorop, zijn spelers zo’n tien meter erachter. Hij klapt zijn handen stuk. Misschien wel voor de laatste keer. Al hoopt Mitten dat Ten Hag mag blijven. „Hij heeft niet heel veel krediet, maar hij heeft het nog wel.”
Niet het slechte weer, niet de regen. Niet de onbegaanbare Stelvio of de sneeuwschuiver op de Umbrailpas. Niet de chaos onder renners en organisatie, niet de veel te lange discussie over het inkorten van de etappe. Zelfs niet de vijfde etappeoverwinning van Tadej Pogacar is wat beklijft. Het is het moment erna, in het tentje, vlak voor de huldiging.
Pogacar staat er in zijn doorweekte roze trui, met zijn roze helm op waaruit een roze zonnebril steekt. Naast hem een onbekende renner van een kleine Italiaanse ploeg: Giulio Pellizzari, twintig jaar, en de jongste man in de Giro d’Italia. Hij is net tweede geworden in de fors ingekorte, maar nog steeds bar en boze zestiende etappe die finishte op de Monte Pana. Op anderhalve kilometer van de meet loste hij zijn medevluchters, alleen op jacht naar de overwinning.
Pogacar zat in de groep daarachter, tussen de renners die mijlenver onder hem strijden om de kruimels in het algemeen klassement. Hij had niet hoeven aanzetten, hij had de jonge Italiaan de etappe kunnen gunnen, maar misschien had hij het koud in de stromende regen. Misschien vond hij vijf etappezeges iets iconisch hebben. Misschien voelde hij zich wel verplicht nu hij zijn mouwtjes had uitgetrokken en zich als enige met blote armen over het kletsnatte parcours bewoog.
Hoe zal Pellizzari zich hebben gevoeld, solo op kop in zijn eerste grote ronde, zachtjes in het zadel wiegend van links naar rechts? Forza Giulietto, vai vai, het is nog maar zevenhonderd meter tot de top. Concentratie op zijn gezicht. Ik weet niet of het al in zijn oortje was aangekondigd, maar zijn korte blik op het roze toen Pogacar hem voorbijreed, deed vermoeden van wel. Daar ging de winst. De aanstaande Giro-winnaar telde bij de finish op zijn door de regen gebleekte vingers en stak er vijf omhoog. Zestien seconden later kwam Pellizzari als tweede over de streep.
In het tentje waar de twee elkaar ontmoeten voor de huldiging, wijst hij naar Pogacars roze zonnebril. Vraagt hij nu echt … vraagt hij nu echt of hij die bril mag hebben? Zomaar, zonder gêne, duizendmaal meer fan dan collega? Pogacar aarzelt geen seconde, trekt de bril uit de gaten van zijn helm en geeft hem aan Pellizzari. In dezelfde beweging ritst hij zijn zeiknatte leiderstrui open, stroopt ’m van zijn schouders en geeft die ook aan de Italiaan. Pas nu, als Pellizzari zich omdraait met de roze trui in zijn handen, zie je goed hoe jong hij eigenlijk is.
Een paar uur later kom ik een foto van hem tegen, een selfie uit 2019. Vijftien jaar oud staat Pellizzari op de foto met zijn idool, de twintigjarige Tadej Pogacar, die vlak daarvoor als dertigste de Strade Bianche heeft afgerond. Wie had toen kunnen denken dat Pellizzari vijf jaar later al in dezelfde koers zou rijden als zijn held. Nu zijn ze collega’s. Veel renners zouden hun cool bewaren, zo na de finish eenmaal oog in oog, want wat zou de roze trui wel niet denken. Dat interesseert Pellizzari helemaal niets. Hij doet wat veel van zijn collega’s misschien nog steeds zouden willen, maar niet durven. Hij wijst naar de roze zonnebril.
Het is het meest ontwapenende en puurste wat ik in deze Giro d’Italia heb gezien.
Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.
„Dit voelt als een poleposition.” Rinus van Kalmthout miste afgelopen zondag net de top-6 in de kwalificaties voor de Indianapolis 500, een race over 500 mijl (ruim 800 kilometer). De zevende startplek is zijn slechtste resultaat ooit op de Indianapolis Motor Speedway. En toch was hij uiterst tevreden. Geen wonder, want amper dertig uur eerder zag de wereld er heel anders uit.
Het is zaterdagochtend 18 mei, even na half twaalf. Van Kalmthout mag als vierde de baan op. Het doel: op deze eerste kwalificatiedag met een goede gemiddelde snelheid over vier ronden een plek bemachtigen bij de beste twaalf, die op zondag mogen vechten om poleposition voor de race op zondag 26 mei. De opwarmronde verloopt goed, al voelt hij wel dat hij net te weinig grip op de voorwielen heeft – onderstuur heet dat. Dan, in zijn eerste snelle ronde en bij het ingaan van bocht drie op de ovale baan, gaat het fout. Weer wat onderstuur en opeens breekt de auto bij zo’n 375 kilometer per uur vanuit het niets uit. Hij kan de wagen niet meer corrigeren en raakt hard de muur.
Even later staat Van Kalmthout buiten het medisch centrum de media te woord. Hij is fysiek in orde, maar van binnen heeft hij een knauw gekregen. Even is daar dezelfde gezichtsuitdrukking als in Texas in 2020, toen hij in zijn allereerste raceweekend in de Amerikaanse IndyCar Series twee keer crashte binnen 24 uur. Hij baalt flink. Deze crash is een fikse streep door de rekening en de top-12 is nu ver weg. De Nederlander moet hopen dat het team zijn auto weer op tijd kan repareren. Zijn vrouw Carmen kijkt op afstand toe en pinkt een traantje weg: „Ik wil het zo graag voor hem.”
‘Het’, dat is succes op Indianapolis. Dit is immers de grootste race in de IndyCar, de Amerikaanse tegenhanger van de Formule 1. Sterker nog, volgens velen is dit de grootste autorace ter wereld. Deze wedstrijd winnen betekent eeuwige roem en heldendom.
Hij is pas 23 jaar oud, maar inmiddels is Rinus ‘VeeKay’ van Kalmthout bijna een veteraan op de Speedway. Die rol vervult hij ook binnen zijn team Ed Carpenter Racing (ECR). Natuurlijk, teambaas Ed Carpenter (43) verruilt deze maand traditiegetrouw zijn overhemd voor een raceoverall in zijn verwoede pogingen om de Indy 500 te winnen, maar is tegenwoordig slechts parttime coureur. Teamgenoot Christian Rasmussen (23) is talentvol, maar de Deen doet voor het eerst mee. Kortom, Van Kalmthout moet de ECR-kar dit jaar meer dan ooit trekken.
Laatste contractjaar
2024 is ook om andere redenen belangrijk voor hem. Waar zijn eerste twee seizoenen veelbelovend waren en resulteerden in een eerste poleposition en overwinning in de IndyCar, zit de laatste twee jaar de klad erin. 2022 was een matig jaar, en 2023 was nog minder qua resultaten: één finish in de top-6 was de schrale oogst. De IndyCar wordt steeds competitiever, mede dankzij de komst van een aantal coureurs uit de Formule 1 en Formule 2, en investeringen door grote teams als Penske, Ganassi en McLaren.
ECR was altijd een relatieve dreumes in het veld, maar positief opvallen wordt zo almaar lastiger. De beperkte financiële middelen bij ECR doen zich ook visueel steeds meer gelden. Voor de populaire Indy 500 is er uiteraard wel een sponsor, maar bij andere races reed de groen-zwarte wagen van Van Kalmthout dit seizoen al een aantal keer zonder grote sponsorstickers.
Bovendien is dit zijn laatste contractjaar bij ECR. Een prima team om te beginnen, maar vriend en vijand zijn het erover eens dat het tijd wordt voor een transfer naar een groter team. Volgens de tamtam in het rennerskwartier staat Van Kalmthout bij meerdere van die teams op de lijst. Om zichzelf de beste uitgangspositie te geven in de transfertombola deze zomer, moet hij nu goed presteren. Er is nauwelijks een beter jaar denkbaar om in de voetsporen van mentor en landgenoot Arie Luyendyk (tweevoudig winnaar van de Indy 500) te treden. En Van Kalmthout is sterk op Indianapolis. Een goed raceresultaat is om uiteenlopende redenen vooralsnog uitgebleven, maar in de kwalificatie stond hij sinds zijn debuut in 2020 elk jaar bij de beste vier.
Rond half een, een uur na zijn crash, komt Van Kalmthout zijn motorhome binnen. Oogde hij buiten het medisch centrum nog verslagen, nu klinkt hij vastberaden: „Het team denkt dat ze ongeveer drie uur nodig hebben, dus rond vier uur kunnen we hopelijk weer rijden.” Hij knuffelt even met zijn hondje Rosa, vader Marijn praat hem moed in: „Je gaat het redden, je bent een van de beste hier.” Zus Michelle belt even later vanuit Nederland. Ze heeft de crash op tv gezien en wil graag van haar broertje zelf horen dat alles in orde is.
De monteurs van ECR verrichten ondertussen goed werk in hun garage. Hoofdmonteur Austin Shepherd stuurt de reparaties met luide stem en duidelijke instructies aan, als een dirigent zijn orkest. Moeder Evelien, die de reparaties op de voet volgt, is onder de indruk en geeft hem een complimentje: „Good job!” Maar daar wil Shepherd nog niks van weten: „We zijn nog niet klaar. Ik wil vier ronden op het bord zien.”
Zaakwaarnemer Adrian Sussman, de man die Van Kalmthout voor 2025 aan een nieuwe deal moet helpen, is nuchter over de crash: „Als plan A niet werkt, dan schakelen we over naar plan B. Uiteindelijk draait het om volgende week zondag. De race is wat echt telt.” Als Van Kalmthout in de race goed presteert, is iedereen dit inderdaad zo weer vergeten.
Zesde versnelling
Drie uur nadat de monteurs zijn begonnen met sleutelen, is de Dallara Chevy weer opgebouwd. Een IndyCar doet denken aan een straaljager op wielen: vergelijkbaar met een Formule 1-auto, maar voorzien van extra bescherming voor de rijder in de vorm van een aeroscreen, een gestroomlijnde voorruit van extra sterk materiaal. Overstappen op de reservewagen was niet nodig; chassis en motor waren onbeschadigd en dus is de reserveauto gestript van onderdelen. Sommige panelen sluiten niet helemaal goed aan en de aerodynamische efficiëntie is niet optimaal, maar een auto die in drie uur is opgebouwd, is altijd minder goed dan een die weken lang geprepareerd is.
Als Van Kalmthout even na vier uur een nieuwe poging waagt, zet hij de 29ste tijd neer en is hij in ieder geval geplaatst. Maar hij kan voelen dat de auto snel in elkaar is geschroefd en hij vergelijkt de wagen met een parachute – er is te veel luchtweerstand vergeleken met de uiterst efficiënte wagen waarmee hij de dag begon. Aan de top-12, die een dag later gaat strijden om de poleposition, denkt hij allang niet meer.
In het laatste uur van de kwalificatie is de vraag of Van Kalmthout nog wel een keer naar buiten kán. Verschillende Chevy-rijders hadden kort daarvoor last van een misfire in hun motor bij het terugschakelen, waarbij de inspuiting niet goed functioneert en tot een motorstoring kan leiden. Toch neemt ECR de gok en vijf minuten voor tijd rijdt Van Kalmthout de baan weer op. Hij heeft met zijn ingenieur en de technici van Chevy afgesproken dat hij opschakelt naar zes en in die versnelling de hele run afmaakt zonder terug te schakelen. Niet ideaal, maar het beschermt de motor en een betere tijd moet mogelijk zijn.
Dat blijkt. Zijn eerste ronde gaat in 233,4 mijl per uur (ruim 375 kilometer) en vanaf de tribunes klinkt luid gejuich. Om de top-12 te halen moet hij over vier ronden minimaal 232,316 mijl gemiddeld rijden en deze openingsronde is een enorme stap in de goede richting. Het verval in de drie volgende ronden is relatief groot, maar met een gemiddelde van 232,419 mijl per uur is Van Kalmthout elfde.
Dat hij een dag later de oppermachtige Penskes en McLarens niet bij kan houden en als zevende eindigt, is bijna bijzaak. Na zo’n weekend vindt hij het geweldig dat hij vanaf die positie mag starten en na de kwalificatie trakteert hij al zijn monteurs op ijs.
Pitstops als achilleshiel
In aanloop naar komende zondag zijn de Penskes en McLarens op papier te sterk, maar op Indianapolis kan alles. Er zijn zo veel factoren en variabelen, en de race is zo veel sneller en langer dan alle anderen op het schema dat met zekerheid een winnaar voorspellen vrijwel onmogelijk is. Praat met een van de talloze oldtimers, fans die al decennialang elk jaar dezelfde zitplaats hebben, en allemaal vertellen ze hetzelfde: ‘Jij kiest Indianapolis niet, de baan kiest jou’.
De Speedway koos levende legende AJ Foyt vier keer, maar een grootheid als Mario Andretti slechts één keer. Andretti’s zoon Michael won nooit, zelfs niet toen hij in 1992 onbedreigd en dominant op weg leek naar de zege totdat zijn motor het begaf. Dat is een ander mantra op Indianapolis: tel je zegeningen nooit te vroeg. Vraag maar aan J.R. Hildebrand, die in 2011 als rookie aan de leiding lag en na 499,5 mijl crashte toen hij zich in de laatste bocht verslikte in een achterblijver.
Van Kalmthout weet dit ook. Snelheid alleen is nooit genoeg. Hij kan zelf fouten maken, zoals hij vorig jaar deed. En autosport is teamsport. De Indy 500 wordt vaak gewonnen of verloren in de pitstraat en pitstops zijn de achilleshiel van ECR. Vooral dit seizoen is Van Kalmthout al enkele goede resultaten misgelopen doordat bandenwissels of het bijtanken niet vlekkeloos verliepen. Na weer een deceptie in de laatste race hield ECR uitvoerig intern overleg, waarin Van Kalmthout benadrukte hoe cruciaal goede samenwerking is voor deze race. In de kwalificatie lukte dat. Nu in de race op zondag nog.
‘DeutscherFussballmeister”. Uitzinnige fans scanderen het afgelopen zondag tijdens de laatste Bundesliga-wedstrijd van Bayer Leverkusen in dit seizoen aan een stuk door. Ze hebben met sjaaltjes, hoedjes en T-shirts allerhande artikelen aangeschaft om uit te dragen dat hun club kampioen van Duitsland is. Alsof ze er zelf ook nog even aan moeten wennen en zich ervan willen verzekeren dat het écht zo is. Niet zo gek, want in het verleden klonk vanuit het uitvak geregeld: „Jullie worden nooit Duits kampioen.”
Het was een kwinkslag naar de vele tweede plaatsen die de club de schertsende bijnaam Vizekusen opleverden. Eigenlijk past het winnen van prijzen helemaal niet bij Bayer Leverkusen. Tot dit seizoen. Met attractief voetbal brak de club de dominantie van Bayern München in de Bundesliga en veroverde voor het eerst de landstitel. Tot de verloren Europa League-finale tegen Atalanta Bergamo van deze woensdag bleef Leverkusen 51 wedstrijden op rij ongeslagen. Een prestatie die in het Europese voetbal op het hoogste niveau in de vooroorlogse jaren twee keer was voorgekomen. Het ongeslagen seizoen in de Bundesliga – 28 overwinningen, zes remises – is een unicum.
„We waren trots op onze club, maar niet omdat we wonnen”, zegt Heiko Boër (50) op de parkeerplaats voor het stadion, waar hij met zijn vrienden bier en braadworst naar binnenwerkt. „Fan zijn van Leverkusen is een oefening in geduld en het beteugelen van frustraties”, zegt hij lachend. Een zwart-rood gestreept shirt zit strak om zijn lijf, op de rug prijkt de naam Ballack. Deze Duitse middenvelder maakte deel uit van de ploeg die in 2002 de Champions League-finale verloor. In datzelfde jaar greep de club ook net naast het landskampioenschap en de Duitse beker. Veel spelers verlieten daarop de club, het seizoen erop volgde bijna degradatie.
Maar er waren meer, grotere trauma’s. Bij het horen van de naam Unterhaching krijgt menig Leverkusen-fan de rillingen. In de laatste speelronde van het seizoen 1999-2000 had Leverkusen aan een gelijkspel genoeg voor de titel. Door een 2-0 nederlaag tegen promovendus SpVgg Unterhaching ging die naar Bayern München, op doelsaldo. Sinds 1997 eindigde Leverkusen vijf keer als tweede in de Bundesliga en verloor het drie bekerfinales.
Dat Bayer in de jaren tachtig een keer de UEFA Cup won, en in de jaren negentig de Duitse beker, telt niet. „Veel jongere fans hebben alleen al die misgelopen prijzen meegemaakt”, zegt Heiko Boër. Het verklaart de hevige emoties na de kampioenswedstrijd tegen Werder Bremen, medio april, toen veel supporters tot tranen toe geroerd het veld bestormden. In het kampioensboekje dat voor Boër en zijn vrienden op een statafel ligt, heeft de club de bijnaam Vizekusen ingeruild voor Meisterkusen.
Voetbalmachine
De grote omwenteling naar het huidige succes heeft alles te maken met de komst van Xabi Alonso. Toen hij het roer overnam in oktober 2022, kort voor het WK in Qatar, stond Bayer op een degradatieplaats. Na moeizame eerste maanden transformeerde de Spaanse coach de club in rap tempo tot een bijna niet te kloppen voetbalmachine met enorme vechtlust: vijftien doelpunten scoorde Alonso’s team dit seizoen in de extra tijd.
Met technisch directeur Simon Rolfes zette Alonso de selectie vorige zomer naar zijn hand met een aantal weldoordachte transfers. In plaats van vooral jonge talenten te halen om die later met winst te kunnen verkopen – de transferstrategie van de voorgaande jaren – trok Leverkusen afgelopen zomer ook meer ervaren spelers aan. Naast de Nigeriaanse spits Victor Boniface (23), van Union Saint-Gilloise, maakten ook de dertigers Jonas Hofmann van Borussia Mönchengladbach en Granit Xhaka de overstap. De nu 28-jarige Alejandro Grimaldo kwam transfervrij over van Benfica. Alle vier bleken aanwinsten die het fundament van het elftal verstevigden.
De aanwezigheid van met name Xhaka, die overkwam van Arsenal, waar Alonso’s jeugdvriend Mikel Arteta trainer is, was cruciaal. Want, zo weet Alonso, een trainer kan zijn ideeën niet in z’n eentje op de spelers overbrengen. De Zwitserse international is binnen en buiten het veld verlengstuk van zijn trainer. „Als jij in je kantoor zit en het team met elkaar is, [dan moeten] twee, drie jongens dezelfde boodschap herhalen”, zei Alonso daarover eind vorig jaar tegenover de mediakanalen van de Bundesliga. Hij prijst zich gelukkig dat Xhaka en een aantal andere spelers zijn visie delen en de hoge standaarden bewaken.
Als je wint heb je vrienden, dus heeft Xabi Alonso er in Leverkusen een heleboel. Hoezeer de stad en de selectie hem in de armen heeft gesloten, bleek tijdens de huldiging van zondag toen het luidste applaus voor Alonso was. Terwijl de spelers met een spandoek met ‘King Xabi’ rondliepen, tilde hij de kampioensschaal, samen met doelman Lukas Hradecky, nog even de tribune met fanatiekste fans in. Om maar aan te geven: dit is ook jullie titel.
Het succesverhaal krijgt volgend seizoen een vervolg. Vlak voor het kampioenschap werd binnengehaald, maakte Alonso eind maart bekend trainer van Bayer te blijven. Hoewel veel spelers in de belangstelling van andere clubs zouden staan, lijkt voor hen deelname met Bayer aan de Champions League ook aantrekkelijk.
Keer op keer prijzen Leverkusen-spelers hun trainer publiekelijk. De 42-jarige oud-voetballer is bezig aan zijn eerste volledige seizoen als coach op het hoogste niveau. Voor Leverkusen trainde hij een jeugdteam bij Real Madrid en het tweede elftal van Real Sociedad, de Baskische club waar zijn carrière begon.
„Als hij vertrekt, moeten we wel een standbeeld voor hem oprichten”, zegt Bayer-supporter en schrijver Jan Zimmermann. Vorig jaar publiceerde hij een boek met opmerkelijke anekdotes uit de clubhistorie van die Werkself, zo genoemd omdat arbeiders van farmaciebedrijf Bayer 120 jaar geleden bij hun werkgever aanklopten met een verzoek voor sportfaciliteiten. In Zimmersmans boek staat dat Bayer uit zelfspot de term Vizekusen liet vastleggen – en uit eeuwige hoop ook maar Meisterkusen. Ook leren we dat de voetbalclub de naam Leverkusen – genoemd naar apotheker en chemieondernemer Carl Leverkus – droeg voordat de stad werd gesticht. Dat Bayer jaarlijks nog altijd miljoenen in de club investeert is een publiek geheim, maar de exacte hoogte van het bedrag is niet bekend.
Zimmermann raakte als kind door die bijna zo succesvolle ploeg uit het seizoen 2001-2002 aan de club verknocht. De dertigjarige jeugdhulpverlener heeft deze week net als veel andere fans vrij genomen van zijn werk zodat hij zijn club achterna kan reizen naar Dublin, waar de Europa League-finale plaatsvond, en Berlijn. In de Duitse hoofdstad kan Bayer zaterdag de ‘dubbel’ pakken als het in de Duitse bekerfinale FC Kaiserslautern verslaat. Net als voor de Europa League-finale is Zimmermann nauwelijks gespannen. „Nu we ongeslagen kampioen zijn geworden, is voor ons de druk eraf. Al het andere is mooi meegenomen”, zegt hij.
Nieuwe liedjes
De Leverkusen-fans zullen zondag aangepaste liederen zingen bij de bekerfinale in het Olympiastadion in Berlijn. De rond Leidenschaft opgebouwde club
teit is aan verandering toe, supportersliedjes zullen opnieuw worden geschreven. „We hebben zo lang gezongen ‘Deutscher Meister werden wir nächstes Jahr’. We zijn zo trots dat we dat dit jaar eindelijk zijn”, roept schlagerzanger Peter Lorenz door de microfoon bij de uitreiking van de kampioensschaal in de BayArena. Liedteksten aanpassen is eenvoudig, maar voor de club en haar fans zal de nieuw verworven status vast wennen zijn: van eeuwige tweede naar ongeslagen kampioen. „Ik denk dat we na dit seizoen hoe dan ook wel even tijd nodig zullen hebben om het allemaal te verwerken”, zegt Zimmermann.
Op het treinstation van Leverkusen zijn de fans nog niet bezig met dit soort vragen. Ze genieten in de laaghangende lentezon nog na van de huldiging. Cem Türkoglu heeft een papieren kampioensschaal onder zijn arm. „Meisterrr”, gilt hij. „Wat er ook gebeurt, dit seizoen gaat niemand ooit vergeten. Wij zeker niet.”
Winnen went snel, want terwijl de deuren van de trein naar Keulen sluiten, roepen Türkoglu en zijn vrienden: „Volgend seizoen pakken we de Champions League.”
Dat Francesco Farioli bijzonder ambitieus is, merkte de Nederlandse voetbaltrainer Arno Buitenweg al in de eerste dagen dat de Italiaan voor hem werkte bij de Aspire Academy, het nationale sportinstituut van Qatar. Het was eind 2015, Buitenweg coachte nationale jeugdelftallen, de toen 26-jarige Farioli begon als zijn keeperstrainer.
Ervaring had hij nauwelijks. Farioli was nooit voetballer geweest, zijn ervaring als coach beperkte zich tot twee korte periodes als keeperstrainer en analist in de kelder van het Italiaanse voetbal, bij Fortis Juventus (vierde niveau) en Lucchese (derde niveau), vlak bij zijn Toscaanse geboortestadje Barga. Daarvoor had Farioli sportwetenschappen en filosofie gestudeerd aan de Universiteit van Florence, waar hij een scriptie schreef met de titel ‘De esthetiek van het voetbal en de rol van de keeper’.
Maar de Spaanse technisch directeur van Aspire Roberto Olabe, nu in diezelfde functie werkzaam bij Real Sociedad, zag het blijkbaar zitten in Farioli. Buitenweg begreep al gauw waarom. „Hij was enorm leergierig, kon eindeloos video’s analyseren en was bezig met de kleinste details. Van de keepers en hun prestaties, maar Farioli praatte ook graag mee over de rest van het team.” Kon Buitenweg toen al vermoeden dat de Italiaan de Europese subtop zou halen? „Als keeperstrainer wel. Dat hij zo ver zou komen als hoofdcoach, zag ik niet aankomen.”
Na weken van speculatie en gesprekken was Francesco Farioli donderdag in Amsterdam om de laatste details uit te onderhandelen van een contract dat hem de komende drie seizoenen aan Ajax verbindt. De 35-jarige Italiaan komt over van het Franse OGC Nice en wordt de opvolger wordt van trainer John van ’t Schip.
Gedurfde zet
De keuze voor Farioli is de eerste grote beslissing van Alex Kroes, de man die in maart bij Ajax begon als algemeen directeur, twee weken later werd geschorst vanwege vermeende aandelenhandel met voorkennis en eind april onder grote druk van de achterban is teruggekeerd in de functie van technisch directeur. De benoeming van de Italiaan laat zien dat de controverse rond Kroes zijn risicobereidheid niet heeft aangetast.
Lees ook ‘Oprotten’ en ‘diepe minachting’: aandeelhoudersvergadering Ajax toont verstoorde interne verhoudingen
Want Farioli is een gedurfde zet, zeker voor een topclub in verval: een relatief onervaren trainer die bij zowel supporters als de spelers niet kan bogen op het vanzelfsprekende aanvangskrediet dat oud-topvoetballers als Marco van Basten, Frank de Boer en Van ’t Schip ten deel viel. Daarbij is Farioli de eerste buitenlandse coach in Amsterdam sinds 1997, toen de Deen Morten Olsen het overnam van Louis van Gaal.
Maar Kroes, die ook sprak met voormalig Chelsea-trainer Graham Potter en oude bekende Erik te Hag (nu Manchester United) – beiden bleken onhaalbaar – is onder de indruk geraakt van „de geweldige voetbalvisie” van Farioli, zei hij onlangs in een interview met De Telegraaf. Datzelfde overkwam Brighton-coach Roberto De Zerbi zeven jaar geleden toen hij stuitte op de tactiekblogs die Farioli schreef in zijn tijd bij Aspire.
De Zerbi, toen nog werkzaam bij het bescheiden Benevento, stelde Farioli aan als keeperstrainer en nam hem later mee naar Sassuolo. Daar maakte De Zerbi naam als een van de meest innovatieve trainers van Europa, vooral op tactisch vlak. Het lijkt erop dat Farioli veel van zijn oude leermeester heeft overgenomen toen hij voor zichzelf begon in Turkije. Eerst bij laagvlieger Fatih Karagümrük, die hij met succes een nieuwe speelstijl aanmat op basis van balbezit en dominant positiespel, later bij Alanyaspor.
Zijn prestaties in Turkije leverden Farioli afgelopen zomer een transfer op naar de ambitieuze Franse subtopper OGC Nice, eigendom van het Britse chemieconcern Ineos. De start was uitstekend: Nice bleef dertien competitiewedstrijden ongeslagen en won het uitduel bij koploper Paris Saint-Germain. „Nice is een moeilijk te bespelen team, met een aantrekkelijke speelwijze. Ik moet hun coach Farioli feliciteren met z’n voetbalideeën”, zei PSG-coach Luis Enrique achteraf.
Na de winterstop kwamen de tekortkomingen aan het licht. Defensief bleef het elftal van Farioli fier overeind – Nice incasseerde de minste tegengoals van alle ploegen in de Ligue 1 – maar met tegenstanders die het initiatief aan Nice lieten, wist het zich geen raad. Het spel was vaak traag, risicoloos en gespeend van creativiteit. Tot frustratie van de spelers. „Soms staan we op het veld en hebben we het idee dat we nooit zullen scoren”, zei verdediger Melvin Brard na een doelpuntloos gelijkspel tegen hekkensluiter Clermont Foot.
Soms, zoals eind maart in de verloren thuiswedstrijd tegen het zwakke FC Nantes, leek het de ploeg van Farioli zelfs aan motivatie te ontbreken, zoals keeper Marcin Bulka achteraf vaststelde. In de laatste wedstrijden richtte Nice zich weer wat op, om als vijfde te eindigen in de competitie.
Romanticus
In het licht van de defensieve chaos bij Ajax het afgelopen seizoen, is het begrijpelijk dat Kroes kiest voor een trainer die bewezen verstand heeft van verdedigen. Tegelijkertijd propageren de leerstellingen van de club aanvallend en gedurfd voetbal. Grote vraag is of Farioli aan beide verwachtingen kan voldoen. In zijn scriptie heeft de Italiaan zich in ieder geval een romanticus getoond, valt te lezen in een samenvatting die in 2016 verscheen in het Italiaanse tijdschrift Sport and Anatomy.
„Misschien moeten we allemaal weer leren wat het avontuur voor ieder van ons en als collectief betekent, en weer leren de onschuld van het spel te voelen, de hartstocht ervoor en zijn schoonheid en puurheid.”
Vivianne Miedema kreeg afgelopen weekend een memorabel afscheid bij Arsenal. „Ze behoeft geen introductie”, zei de speaker, terwijl Miedema zich klaarmaakte voor de erehaag van speelsters en staf. „Zeven jaar, 173 wedstrijden, 126 doelpunten.”
Fans reageerden ontzet op het nieuws dat Miedema ging vertrekken. „Het is een absolute eer geweest om voor deze club te spelen”, schreef ze op Instagram. „Ik wil iedereen graag bedanken. Je weet nooit hoe lang je bij een club speelt, maar ik merkte al meteen dat dit de plek was voor mij waar ik moest zijn en mezelf kon ontwikkelen.”
Wilde Miedema (27) weg bij Arsenal of zag de club het niet meer zitten? Beide partijen zwijgen, maar Britse media zeggen te weten hoe het zit. „Het is duidelijk dat de beslissing van de club kwam, niet van de speelster, en dat er nooit een nieuw contract is aangeboden”, schreef The Guardian.
Op X gaat een filmpje van een Arsenal-fan rond. Het duurt 11 seconden en is al zo’n 1,3 miljoen keer bekeken. Coach Jonas Eidevall staat met gekruiste armen voor de dug-out, Vivianne Miedema staat een paar meter bij hem vandaan. Ze maakt zich op voor een invalbeurt, lurkt wat aan een waterfles.
Eidevall lijkt zich te bedenken. Terwijl hij haar richting uitloopt, gebaart hij dat ze weer moet gaan zitten. Als ze blijft staan, legt hij zijn hand op haar schouder. Met lichte dwang duwt hij haar richting de bank. Ze loopt weg en draait zich nog één keer om, haar gezicht staat op onweer.
Het beeld lijkt symbool te staan voor de relatie tussen Miedema en het management van de club waar zij lang de onbetwiste ster was. Waar ze als twintigjarige een contract tekende, kort voor Oranje het EK in eigen land won, mede dankzij twee doelpunten van haar in de finale tegen Denemarken.
Weet u het nog? Miedema die, na een tegendoelpunt, met de linkervoet binnentikt na een voorzet van Shanice van de Sanden. Miedema die vanaf de middencirkel naar het doel sprint, een tegenstander op het verkeerde been zet om vervolgens – heel koeltjes – binnen te schieten.
De ontlading na dat tweede doelpunt, kort voor het eindsignaal, Nederland staat 4-2 voor, is het terugkijken waard. Miedema duwt haar armen omlaag en balt haar vuisten. Ze schreeuwt het uit, lijkt even tegen haar tranen te vechten. Een seconde maar. Dan herpakt ze zich om een uitgelaten Lieke Martens op te vangen.
Die emotioneel bevrijde Miedema hebben we lang niet meer gezien. Ook niet na plaatsing voor de WK-finale, twee jaar later, via een overwinning op Zweden. Van die finale „moeten we gaan genieten”, zei Miedema, alsof het een verplicht nummer betrof.
Blessureleed
Ook op de Britse velden was de lach soms ver te zoeken. Dat heeft natuurlijk deels met blessureleed te maken. In december 2022 scheurde Miedema de voorste kruisband in haar linkerknie, waardoor ze bijna een jaar uit de running was en het laatste WK miste. Maar het heeft ook met de tragiek van topsport te maken. Die kan hard zijn. Zie maar eens het beste uit jezelf te halen, dag in, dag uit, als je je bij tijd en wijle kwetsbaar voelt.
Miedema heeft veel voor de club betekend, niet alleen op het veld. Ze hamerde er lang op dat het vrouwenteam van Arsenal in het Emirates-stadion moesten gaan spelen – dat gaat in het nieuwe seizoen gebeuren, maakte de club rond het nieuws over haar vertrek bekend. En ze sprak zich steeds nadrukkelijker uit over mentaal welzijn.
Zo vertelde Miedema eind vorig jaar in een zeldzaam openhartig interview met The Athletic dat ze sinds het EK van 2017 aan paniekaanvallen lijdt. Ze heeft ze tegenwoordig meestal „onder controle”, maar lange tijd sloeg de paniek vanuit het niets toe. Het ontnam haar de adem, leidde tot misselijkheid en zorgde voor dagenlange uitputting. Dan miste ze trainingen omdat ze zich niet van de bank kon hijsen.
Nog steeds vraagt ze haar partner en ploeggenoot Beth Mead, die bekendstaat als spraakwaterval: ‘Blijf tegen me praten, want ik voel me heel gestresst.’ De twee sloten zich aan bij Create the space, dat streeft naar een veilig voetbalklimaat waar iedereen zichzelf kan zijn. Waar het oké is om je niet oké te voelen.
„Als ik voetbal, doet niets in de wereld ertoe”, zegt Miedema in de documentaireserie Step by step, die het herstel volgt van haar en van Mead – ze raakten ongeveer tegelijkertijd geblesseerd aan hun knie. „Er bestaat dan niets anders. Al het verdriet verdwijnt.”
In de coulissen
De serie laat zien hoe eenzaam het herstelproces na een ingrijpende blessure kan zijn. De rest van het team gaat door terwijl jij vanuit de coulissen toekijkt. Soms verandert de identiteit en stijl van een ploeg. Worden er nieuwe aankopen gedaan, ook op jouw positie. Pas je straks nog wel in het team? De zorg daarover kan bij speelsters groter zijn dan de angst dat ze hun oude niveau niet meer halen.
„Ze heeft een sterk karakter, is direct in teamvergaderingen en niet bang om op te staan tegen managers en haar mening te geven”, schrijft Mead in haar autobiografie Lioness over Miedema. In Engeland, waar directheid geen onderdeel van de volksaard is, wordt dat gepikt als voetballers het verschil maken op het veld, maar dat wordt moeilijk als je terugkomt na een blessure. Heb je nog wel recht van spreken?
Niet lang na Miedema’s uitvallen sloot Arsenal een contract met Victoria Pelova, een paar maanden later werden Cloe Lacasse en Alessia Russo ingelijfd. Weer een paar maanden later tekende Kyra Cooney-Cross een contract. De in 2021 aangetreden coach Jonas Eidevall voelde er, anders dan zijn voorganger Joe Montemurro, weinig voor het team rond Miedema te bouwen. Hij heeft een voorkeur voor agressiever voetbal. Miedema moet zich soms als een balletdanser in een rugbyteam hebben gevoeld.
„Ze was al langer niet happy”, zegt iemand dicht bij de ploeg. „Niet met Jonas en niet met de kant die het team op ging.” Eidevall was „als overkokende melk”. Hij zou vaker vanuit het niets in woede ontsteken. Een ander vertelt dat Miedema ongelukkig was met de medische begeleiding. Die zou niet op maat zijn bij de revalidatie van speelsters.
De Britse pers gaat ervan uit dat Miedema komend seizoen voor Manchester City speelt, de club van de Nederlandse international Jill Roord, voor wie ruim vier ton zou zijn neergeteld. Miedema is transfervrij – een voordeel voor haar nieuwe club – en sommige kenners denken dat ze het hoogste contract ooit in de geschiedenis van het vrouwenvoetbal gaat tekenen.
Of ze wist dat ze nu de eerste Nederlandse wereldkampioen ooit was in de klasse tot 63 kilogram, vroeg een verslaggever van de NOS dinsdag aan Joanne van Lieshout (21), na haar gouden medaille bij de WK judo in Abu Dhabi. Dat wist ze niet, zei Van Lieshout. „Maar supervet.”
Ze hapte wat naar adem, de finalepartij was pas net afgelopen, en leek het nog niet helemaal te kunnen bevatten. „Super dat je zo, eh”, stamelde ze, „gewoon dat je jezelf wereldkampioen mag noemen.” Door haar grote glimlach leek ook wat ongeloof heen leek te schijnen.
Een dag later is Van Lieshout weer haar kalme zelf. Ze is nog maar 21 jaar, won op haar tweede WK een wereldtitel, had al brons op zak van haar WK-debuut vorig jaar: allemaal heel mooi, maar Van Lieshout gebruikt zelden grote woorden.
Het meest trots is ze „op hoe heel de dag is verlopen”, vertelt ze aan de telefoon. „Alles klopte.” Met haar coach Garmt Zijlstra maakte ze voor iedere partij een plan. „Het is dan zaak om je aan het plan te houden.” In dat plan is vaak ook ruimte voor creativiteit. Want Van Lieshout moet kunnen blijven doen waar ze zo goed in is: „onbevangen, aanvallend spel”, zei haar coach eerder tegen NRC. Die twee dingen samen – een plan en die creativiteit – lukten „heel goed”, zegt Van Lieshout.
Drie ippons
Een belangrijke stap richting het goud zette ze in de halve finale, waarin ze won van de nummer één in de wereld, de Canadese Catherine Beauchemin-Pinard. Tegen het einde voelde Van Lieshout dat het goed zat. „In die laatste halve minuut merkte ik dat ze redelijk aan het leeglopen was. Ik ervoer dat zelf niet.” Beauchemin-Pinard had toen al twee straffen op haar naam staan, kon niet meer verzaken. „Ze moest initiatief nemen. Dat geeft ook meer kans tot fouten maken. Aan het einde kon ik toeslaan.” Van Lieshout nam haar in de houdgreep: ippon, al de derde van de dag.
Lees ook Judotalent Joanne van Lieshout verloor haar broer. ‘Met Kerst ben je met iedereen samen. Maar wij zíjn niet meer met iedereen’
Zelfs in de finale tegen de Poolse Angelika Szymanska was Van Lieshout „nog best wel ontspannen”, zegt ze. Al was het wel de „slordigste wedstrijd van de dag”. „Ik was in die andere partijen veel dominanter. Dat was het grootste verschil.” Toch kreeg ze Szymanska in de finale op haar zij en ze won met een waza-ari.
Van Lieshouts gouden medaille werd alom omschreven als een grote verrassing: ze is de eerste Nederlandse wereldkampioene sinds Marhinde Verkerk in 2009.
Op het podium
En toch is die wereldtitel misschien wel minder verrassend dan-ie in eerste instantie klinkt. Want Van Lieshout, die opgroeide in een judogezin in het Brabantse Lierop, ontwikkelde zich in korte tijd van toptalent tot wereldtop.
Een kleine twee jaar terug debuteerde ze op het hoogste niveau, nadat ze al twee keer wereldkampioen bij de junioren was geweest. In het begin moest ze nog even wennen, vertelde Van Lieshout eerder tegen NRC. Ze moesten leren „veel tactischer” te judoën, terwijl ze er daarvoor „gewoon in vloog”.
Maar zeker dit jaar laat Van Lieshout, die zowel het grondgevecht als het ‘gooien’ goed beheerst, een indrukwekkende consistentie zien – en dat met de Olympische Spelen van Parijs in aantocht. Bij vijf van de zes toernooien waaraan ze deelnam, stond ze op het podium, waaronder de EK, waar ze zilver won.
Wat maakt haar succesvol? Dat ze zowel staand als op de grond een score kan maken, denkt Van Lieshout. Daarnaast is ze „lastig te gooien.” „En ik denk dat ik er mentaal wel redelijk in zit.” Ze is niet zo’n judoka die ernstig lijdt onder de spanning die een toernooi met zich meebrengt. „Ik heb eigenlijk altijd wel erg veel zin om wedstrijden te judoën. Ik denk dat ik deze WK een goede balans had tussen plezier en de juiste focus op het juiste moment.”
Bij voetbal horen tegelijk zon en schaduw, schreef de Uruguayaanse auteur Eduardo Galeano . In het Noord-Italiaanse Bergamo liepen ze eerst op wolkjes, met de kwalificatie voor twee belangrijke finales in zeven dagen tijd. Nooit eerder in de geschiedenis van ‘La Dea’, een verwijzing naar de godin met wapperende haren in het clublogo, plaatste Atalanta zich voor de Europese eindstrijd, deze woensdag tegen Bayer Leverkusen.
Vorige week reisde het team al naar Rome, voor de finale van de beker van Italië, tegen Juventus. Daar liep het fout. Niet alleen ging de Oude Dame uit Turijn met de beker naar huis, maar Marten de Roon, publiekslieveling bij Atalanta Bergamo, raakte geblesseerd en zal de Europese finale missen. „Wat de belangrijkste week in mijn carrière moest worden, is in een nachtmerrie geëindigd”, schreef de Oranje-international op zijn Instagram-account.
De Roon reist hoe dan ook mee naar Dublin, waar zijn club de Europese finale speelt. Het veld mag hij niet op, maar om zijn ploeggenoten aan te moedigen zal hij „zo luid schreeuwen als ik kan”, liet hij zijn volgers weten.
Met Teun Koopmeiners, Hans Hateboer en Mitchel Bakker is de vierkoppige Nederlandse delegatie bij Atalanta compleet, maar De Roon steekt qua populariteit boven iedereen uit, zegt Roberto Belingheri, adjunct-hoofdredacteur van stadskrant L’Eco di Bergamo. „Hij is uitgebroeid tot een symbool, en benadert de status van Glenn Strömberg”, zegt Belingheri, verwijzend naar de Zweedse speler die zich in de jaren tachtig bij Bergamo in de kijker speelde. „Ik ben geboren als Zweed”, zei Strömberg ooit, die na al die jaren nog steeds vaak in Bergamo verblijft, „maar als bergamasco zal ik sterven.”
Met de paplepel ingegoten
Het illustreert hoe sterk spelers zich identificeren met de stad Bergamo, de club en haar supporters, en andersom. Atalanta is Bergamo, en de stad is ook de club. In de kleine, welvarende provinciestad in noordelijk Lombardije voelt „elke inwoner zich betrokken bij de club en haar sportieve prestaties”, zegt Ivano Biffi (52), inwoner en supporter, en eigenaar van een stukadoorsbedrijf. „Supporters gaan te voet naar het stadion.”
Die verbondenheid wordt met de paplepel ingegoten. Clubvoorzitter Antonio Percassi laat elke nieuwe baby die in Bergamo ter wereld komt, gratis een clubshirt bezorgen – een geniale marketingzet. Volgens supporter Ivano Biffi vertegenwoordigt voorzitter Percassi, zelf een oud-voetballer en ondernemer, de typische waarden van deze stad. „Wij zijn koppige, harde werkers, en we geven niet op. ‘Het shirt is altijd bezweet’, staat aan de binnenkant van elk spelerstruitje. Dat past bij ons allemaal.”
Van trainer Gian Piero Gasperini is bekend dat hij de spelers fysiek flink op de proef stelt tijdens de training. Aan het einde van wedstrijden zijn de voetballers van Atalanta vaak nog frisser dan hun tegenspelers. Gasperini, die zich met de ploeg vorige week ook nog plaatste voor een plek in de Champions League volgend seizoen, is een belangrijke factor in het sportieve succes van blauwzwart, zegt voetbalanalist Andrea Riscassi van de openbare zender Rai Sport.
„De voorbije acht jaar heeft Gasperini het spel van Atalanta drastisch hervormd, door met drie in de verdediging te spelen en voluit in te zetten op de aanval.” De trainer kiest voor zeer offensief voetbal, precies het tegenovergestelde van de spreekwoordelijke Italiaanse catenaccio. Dat leidt tot een agressief, en zeer aantrekkelijk spel.
Succesvolle scouting
Ook de goede jeugdopleiding rendeert. „Met Matteo Ruggeri, Marco Carnesecchi en Giorgio Scalvini heeft Bergamo nu zo maar even drie voormalige jeugdspelers in zijn eerste ploeg”, zegt analist Andrea Riscassi. Tegelijk doet het clubbestuur slimme investeringen. „Atalanta koopt een speler voor twintig miljoen, en verkoopt hem nadien voor het dubbele, wat financiële ruimte biedt om weer andere talenten aan te trekken”, merkt Belingheri dan weer op.
Het bekendste voorbeeld was de aankoop van aanvaller Rasmus Højlund, in 2022 van Sturm Graz, voor 17 miljoen euro. Een jaar later verkocht Atalanta de Deense speler door aan Manchester United, voor 84 miljoen.
Het clubmanagement heeft ook een succesvolle scouting, mikt op talentrijke spelers die in een dip zitten, en herstelt hun zelfvertrouwen. Zoals de aanvallende middenvelder Charles De Ketelaere. Bij Milan kwam de Bruggeling vorig seizoen niet één keer aan scoren toe. Bij Atalanta heeft de Belg in alle competities samen dit seizoen al veertien doelpunten gemaakt.
Van een goede jeugdopleiding en succesvolle scouting, tot slimme investeringen, in combinatie met een lekker aanvallend spel: sportief succes heeft niet één geheim ingrediënt, het is een beetje van alles. Met als grote extra troef: die enthousiaste twaalfde man, in de vorm van een hele stad die zich vereenzelvigt met de club.
Zelfs toen het coronavirus in maart en april 2020 buitengewoon hard toesloeg in Noord-Italië, en in Bergamo legervrachtwagens af en aan reden om de lijkkisten te bergen, bleven de spelers tijdens wedstrijden voor lege stadions het beste geven van zichzelf. Belingheri herinnert zich nog het dilemma op zijn redactie: moest die wel verder berichten over de sportieve zeges van Atalanta, of was dat ongepast?
„We stelden daarom de vraag aan onze lezers”, blikt de adjunct-hoofdredacteur terug. Een overtuigende meerderheid vroeg met de voetbalverslaggeving verder te gaan. „Ik was zelf verrast, maar de mensen vroegen in die gitzwarte tijd om nog wat anders te bieden dan enkel dood en verdriet.”
Omringd door lachende kinderen staat Marlène van Gansewinkel(29) op de atletiekbaan in Chiba, net ten noorden van Tokio. „Een geweldig welkom”, zegt ze. De atlete is voor het eerst terug in Japan sinds ze twee keer goud won tijdens de Paralympische Spelen van Tokio, drie jaar geleden. Ze maakt zich klaar voor de wereldkampioenschappen in Kobe. „De wereldtitel is de enige die ik nog niet heb”, vertelt ze met een grote glimlach.
„Dit is Marlène, paralympisch kampioen.” Kort introduceert coach Guido Bonsen haar aan de grote groep Japanners die naar de aankomst van het Nederlandse para-atletiekteam zijn gekomen. Meer woorden zijn niet nodig. De menigte begint luid te applaudisseren. Honderden kinderen en ouders staan vervolgens gretig te wachten op een kans om samen met haar een korte sprint te trekken.
Van Gansewinkel staat op haar blade en in een oranje-tenue klaar op de startlijn. Sinds haar geboorte mist ze haar linkeronderbeen en linkeronderarm. Haar arm telt niet mee voor classificatie, daarom neemt de sprintster en verspringster deel in de T64- klasse: voor sporters met een enkele beenamputatie onder de knie. Op de Paralympische Spelen in 2021 won ze in deze categorie, met een paralympisch record, goud op de 100 meter. Met haar destijds snelste tijd van het seizoen veroverde ze ook goud op de 200 meter. „Ik voelde toen dat mijn lijf er klaar voor was, en stond er met het volste vertrouwen dat ik de beste op de baan was,” blikt ze terug.
Experiment met materiaal
In voorbereiding op het WK heeft Van Gansewinkel bij de wintertrainingen geëxperimenteerd met materialen en trainingstechnieken. „Ik doe een nieuwe gewichtsoefening waar je normaal twee armen voor nodig hebt. Dat we hebben we zo aangepast dat ik het nu toch kan doen.” Ze pakt haar telefoon erbij en laat zien hoe ze 65 kilo omhoog trekt en op haar schouders legt. „Ik ben lichter en sterker dan in Tokio”, zegt ze. „Ik voel me beter dan ooit.”
Dit zelfvertrouwen is niet vanzelfsprekend, zegt coach Bonsen. „Marlène traint en racet graag hard en ongeremd. Daardoor heeft ze veel blessures en een burn-out gehad. Ze is heel eigenwijs en rent zichzelf nog wel eens voorbij. Mijn taak is zorgen voor een goed schema en af en toe hard op het rempedaal trappen. Het is een balanceertruc.”
Van Gansewinkel heeft de laatste maanden ook op verschillende blades gelopen en meerdere protheses geprobeerd. „Voor dit seizoen heb ik de lengte en de stijfheid van het materiaal van mijn blade aangepast,” legt ze uit. „Daarbij heb ik samen met mijn coach besloten geen armprothese meer te gebruiken. Die je heb je normaal nodig voor balans, maar ik kon er niet aan wennen.”
Hoewel ze acht keer per week traint en de wereld rondreist naar kampioenschappen, vindt ze thuis in Amsterdam ook tijd om zich maatschappelijk in te zetten. Samen met collega Fleur Jong en Bonsen is ze oprichter van Team Para Atletiek, een organisatie waar zowel beginners als topsporters terecht kunnen om te trainen. „Daar vind ik veel voldoening in”, zegt Van Gansewinkel. „We begonnen heel klein met een paar mensen. Inmiddels hebben we groeiende groep atleten, coaches en enorm veel mensen die ons steunen. Je merkt dat er veel veranderd is in de parasport sinds ik ben begonnen.” Zelf geeft ze regelmatig sportles aan jonge kinderen. „Dat is inspirerend, voor zowel hen als mezelf.”
De aandacht voor parasport is inderdaad merkbaar toegenomen. De Paralympische Spelen zijn uitgegroeid tot een van de grootste sportevenmenten ter wereld. In 2021 werd het evenement in 154 landen uitgezonden, en er keken meer dan vier miljard mensen mee. Elk jaar sturen steeds meer landen hun atleten af op de internationale toernooien.
Prestatiedruk
Door de toenemende aandacht komt van Gansewinkel, als tweevoudig paralympisch kampioen, steeds prominenter in beeld. „Er zijn steeds meer kansen voor para-atleten zoals ik,” zegt ze. Inmiddels heeft ze vaste sponsoren en een stabiel inkomen waardoor ze zich fulltime kan richten op haar sportcarrière, iets dat voor de meeste para-sporters tien jaar geleden onmogelijk was.
De toename aan kansen in de parasport betekent echter ook dat het aantal concurrenten flink stijgt, samen met de prestatiedruk. Terwijl tien jaar geleden records met volle seconden werden verbeterd, zijn deze marges gedaald naar tienden van een seconde. „Ik merk dat het niveau elk jaar stijgt,” zegt Van Gansewinkel.
Zo is het wereldrecord verspringen van 6,74 meter, gezet door landgenote Fleur Jong, voor haar niet meer in te halen: „Tijdens het WK in Parijs vorig jaar sprong ik naar zilver. Het was de vierde keer dat ik op de tweede plek belandde. Maar dat betekent niet dat ik het opgeef [De Jong won maandag WK-goud voor Van Gansewinkel.”
Op de overige twee onderdelen heeft Van Gansewinkel zeker haar zinnen gezet op de wereldtitel, maar ze kijkt ook al vooruit naar de Paralympische Spelen van Parijs deze zomer. „Mijn grootste uitdaging is mijn titels verdedigen. De paralympische wereld gaat constant vooruit, dus je kan zelf niet stil blijven staan.