Wimbledon versus de buurt: een vijfsetter in wording

Vanaf het balkon van zijn huis in Zuidwest-Londen kijkt Richard Higgs uit over wat ruim een eeuw lang een golfbaan met achttien holes was. „Ik vind het prachtig”, zegt hij. „Ik kijk graag naar al die oude bomen.”

Higgs woont vlak bij Wimbledon Village. Dezer dagen trekken drommen mensen voorbij aan zijn huis, waar Higgs met zijn vijf maanden oude dochter Vivienne en poedels Bling en Sparkle woont. Hij kocht de woning mede vanwege het grastoernooi, vertelt de hightechspecialist. „In die twee tennisweken bruist het.”

Als het aan de All England Lawn Tennis Club (AELTC) ligt, krijgt Higgs een nieuw uitzicht. De komende jaren moeten op het voormalige golfterrein 38 tennisbanen verrijzen, een 28 meter hoog stadion met uitschuifbaar dak voor achtduizend bezoekers, plus spelersfaciliteiten en onderhoudsdepots.

De uitbreiding (kosten: 237 miljoen euro) moet Wimbledon toekomstbestendig maken. Want het schuifdak dat een aantal jaren geleden boven het Centre Court en baan 1 werd geplaatst, mag de afgelopen jaren z’n waarde hebben bewezen, het is volgens de AELTC niet meer van deze tijd dat de kwalificatiewedstrijden in de week voor het grastoernooi worden afgewerkt op tien minuten rijden van het tenniscomplex. Zo komen de andere drie grandslams, waar de kwalificaties wél binnenshuis worden gespeeld, op voorsprong.

Richard Higgs met dochter Vivienne op zijn balkon met uitzicht op het golfterrein waar Wimbledon wil gaan bouwen. Hij is een voorstander van de uitbreidingsplannen.
Foto Joël van Houdt

„Wimbledon is een wereldberoemd merk”, zegt Higgs, die wel een beetje opziet tegen de overlast van de naar verwachting veertigduizend vrachtwagens die af en aan gaan rijden bij een verbouwing. Hij heeft het ervoor over omdat dat wereldberoemde merk met z’n tijd moet meegaan. „Daar mogen we niet te lichtvaardig over denken.”

Er is één groot probleem: op de voormalige golfbaan mag niet met dat doel worden gebouwd. Die belofte deed de AELTC toen het terrein in 1993 voor 6 miljoen euro werd overgenomen van het Londense district Merton. Het „mag alleen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt of als open ruimte”, valt in een convenant te lezen. Dat verklaart waarom de AELTC het huurcontract met de Wimbledon Park Golf Club liet doorlopen tot 2041; veel alternatieven waren er niet.

De afgelopen jaren zorgden stijgende bezoekersaantallen op Wimbledon – ruim een half miljoen in 2023 – voor kopzorgen. In de hoop dat de golfclub het huurcontract opzei, kwam de AELTC met steeds aantrekkelijker voorstellen. Wat dachten de bijna achthonderd leden van ruim een ton vergoeding per persoon? Een stemming in 2018 wees uit dat 82 procent het dertig hectare grote terrein in dat geval wilde opgeven. „Aan 120 jaar golfen in Wimbledon Park is een einde gekomen door hebzucht”, zei een kritisch lid tegen The Guardian.

Veel buurtbewoners waren in rep en roer toen de AELTC in 2021 met uitbreidingsplannen kwam, de bijna dertig jaar oude belofte in het convenant ten spijt. Tegen betaling tennis kijken is commercie, geen recreatie, zeggen ze. Een uitbreiding zorgt voor nóg meer bezoekers en een nóg grotere verstopping van het nabijgelegen metrostation Southfields. En wie garandeert dat er na dat enorme stadion en die extra tennisbanen niet opeens behoefte blijkt te zijn aan een hotel of heliport?

Op de eerste dag van het grandslam waren deze week langs de wandelroute vanaf Southfields naar het tennispark, een kwartier lopen, veel spandoeken te zien met teksten als ‘Green, not greed’. Een buurtbewoner had zich verkleed als aardbei (het fruit dat hoort bij Wimbledon) en stond al om half zes in de ochtend media te woord. Met ludieke acties creëer je meer goodwill dan met ingewikkelde juridische verhandelingen, is de gedachte.

Een uitbreiding zorgt voor nóg meer bezoekers en een nóg grotere verstopping van het nabijgelegen metrostation Southfields, zeggen tegenstanders van de uitbreiding van Wimbledon.
Foto Joël van Houdt

Duizend boze berichten

Iain Simpson, voorzitter van bewonersvereniging Save Wimbledon Park, laat het er niet bij zitten, vertelt hij in een kantoortje op loopafstand van het tennispark. Simpson woont veertig jaar in ‘SW18’ en al die tijd was de relatie tussen de AELTC en de bewoners goed, zegt hij. Soms werden ze met champagne onthaald. Maar met het aantreden van de nieuwe topvrouw Sally Bolton, in 2020, is het „regime” veranderd. Door haar niet-coöperatieve houding heeft de AELTC krediet verspeeld. En dat kan haar gaan opbreken, voorspelt hij, want er wonen veel gepensioneerde advocaten in de buurt.

Bijna twintigduizend mensen ondertekenden een petitie tegen de plannen, vertelt politicus Leonie Cooper, die in Londen de districten Merton en Wandsworth vertegenwoordigt, waar Wimbledon Park onderdeel van uitmaakt. „Ik kreeg zo’n duizend boze berichten.”

Cooper vindt de overlast die een uitbreiding voor buurtbewoners oplevert onaanvaardbaar, maar kan er ook niet mee leven dat de strikte bepalingen die in 1993 een goede aankoopprijs rechtvaardigden, terzijde worden geschoven. Een Japans bedrijf toonde destijds ook interesse, maar haakte af door de beperkte mogelijkheden.

De districten die Cooper vertegenwoordigt, zitten niet op één lijn. Merton keurde de uitbreidingsplannen in oktober goed, Wandsworth keurde ze een maand later af. Omdat beide districten met een uitbreiding akkoord moeten gaan, zal het kantoor van de burgemeester de impasse moeten zien te doorbreken. Daar arriveerden onlangs de aangepaste plannen van de architect, die op een hoorzitting met voor- en tegenstanders worden besproken. Er is ook een kans dat de beslissing over de uitbreidingsplannen wordt overgelaten aan de secretary of state, omdat het als een kwestie van landsbelang wordt gezien.

Advertenties moeten bewoners warm maken voor de uitbreidingsplannen.
Foto Joël van Houdt
Tegenstanders van de uitbreidingsplannen vrezen drukte en de kap van bomen.
Foto Joël van Houdt

„Ik begrijp heus wel waarom Wimbledon wil uitbreiden”, zegt Anneke de Boer, een ex-bankier en buurtbewoner. „Maar op dat land mag gewoon niet worden gebouwd en daar komt bij dat buurtbewoners niet geconsulteerd zijn.” Bij eerdere plannen voor een schuifdak boven het Centre Court en baan 1, gebeurde dat wél. De uitbreidingsplannen werden tijdens een online bijeenkomst in coronatijd „meegedeeld”. Er was geen plan B, kregen bewoners te horen.

In vervolgbijeenkomsten bleken de plannen te zijn aangepast, zegt De Boer. Niet twintig extra banen, maar 38. De AELTC zou zich schuldig maken aan „desinformatie”. Toen werd aangekondigd dat een deel van het voormalige golfterrein wordt opengesteld voor publiek, bekeek ze de tekeningen. Wat bleek? Het gaat slechts om „een kleine strip” land. En de 1.500 jonge bomen die omwille van biodiversiteit zouden moeten worden geplant, wegen niet op tegen de schade als gevolg van de kap van zo’n driehonderd oude bomen, zegt ze. Dat levert bij elkaar niet méér biodiversiteit op, maar minder.

De Boer stoort zich ook aan de advertenties in kranten en de Londense metro. Bij een idyllisch plaatje staat de tekst: ‘You could be a short walk away from a beautiful new park.’ Misleidend vindt ze, want het nieuwe park is maar voor een klein deel en lang niet op alle dagen van het jaar toegankelijk voor publiek. Het geschetste plaatje laat de situatie rond 2060 zien, als zij bejaard is. De Boer diende een klacht in bij de Britse Reclame Code Commissie. Die werd verworpen omdat er een QR-code bij de advertentie staat die verwijst naar een site van de gemeente met meer informatie.

Een loopje met de wet

Volgens De Boer zijn veel winkeliers en eigenaren van bars en restaurants in de omgeving bang voor inkomstenderving als de plannen doorgaan, maar dat is niet de ervaring van Adrian Mills, voorzitter van de Wimbledon Village Business Association, een club met zo’n honderd leden. Die zijn „positief noch negatief”, zegt hij. Ze voegen zich naar hoe het uitpakt.

Als de verbouwing doorgaat, zal het eindresultaat „vast prachtig” zijn, zegt Mills, want het tennistoernooi staat bekend om haar klasse, maar de opstelling van de AELTC is „niet erg flexibel”. Hij spreekt van een „David tegen Goliath-situatie” en schat de kans dat de plannen „met wat aanpassingen” doorgaan op 75 procent. „De wereld is anders dan in 1993, lijkt de houding van de AELTC. Mijn ervaring is dat er in dit land wel vaker een loopje met de wet wordt genomen.”

De metro rijdt langs het openbare gedeelte van Wimbledon Park.
Foto Joël van Houdt

Of een verbouwing goed uitpakt voor zijn leden, durft Mills niet te voorspellen. Noch hoe de AELTC zich zal opstellen als de verbouwing niet wordt goedgekeurd. Krijgt zijn club nog wel die „substantiële” som geld om Wimbledon Village – waar de gemiddelde jaarlijkse huur 70.000 euro bedraagt – telkens weer te verfraaien? Of zeggen ze: zoek het zelf uit? Uit voorzorg voert Mills gesprekken met een sportagenschap en een fabrikant van mobiele telefoons over sponsoring.

Een woordvoerder van de AELTC zegt dat de verbouwing zo’n honderd banen oplevert. Mocht de uitbreiding worden goedgekeurd, dan verrijzen er volgens hem een speeltuin, een nieuw botenhuis en openbare toiletten in het huidige, voor het publiek toegankelijke deel van het park. Hij erkent dat de communicatie met buurtbewoners niet altijd goed is verlopen, waardoor de motieven van de AELTC in twijfel worden getrokken. „Dat had beter gemoeten.” En het convenant? „Dat is destijds in goed vertrouwen opgesteld”, zegt hij. „We gaan zien hoe de interpretatie ervan uitpakt.” Een plan B is er volgens hem inderdaad niet.

Iain Simpson van Save Wimbledon Park vergelijkt de gang van zaken met het spelen van een vijfsetter. Op dit moment wordt de derde set gespeeld, zegt hij, op het kantoor van de burgemeester. In de vierde set buigt de secretary of state zich over de zaak. Als die beslissing in het nadeel van de buurtbewoners uitpakt, begint de vijfde set: in de rechtszaal. „Dan organiseren we een landelijke inzamelingsactie om die peperdure advocaten te kunnen betalen. Voorlopig zijn ze nog niet van ons af.”

Mocht de uitbreiding worden goedgekeurd, dan zouden er een speeltuin, een nieuw botenhuis en openbare toiletten komen in het voor publiek toegankelijke deel van het park.
Foto Joël van Houdt


Koeman blijft bij Oranje vertrouwen op zijn oude soldaten

Het is altijd de overtuiging geweest van Ronald Koeman. Bij zijn rentree in het voorjaar van 2023 dacht hij verder te kunnen gaan waar zijn succesvolle eerste periode als bondscoach van het Nederlands elftal, tussen 2018 en 2020, was geëindigd. Die jaren kregen glans door overwinningen op Frankrijk, Duitsland en Engeland. „Ik denk nog steeds dat we daar naar terug kunnen”, zei Koeman begin vorig jaar in een interview. „Dus dat gaan we doen.”

Hij wilde doorbouwen op de sleutelspelers uit de eerste periode – behalve Frenkie de Jong waren dat met name Virgil van Dijk, Georginio Wijnaldum en Memphis Depay. Hij had er vertrouwen in dat die laatste twee opnieuw een gevaarlijk duo konden vormen, zoals ze eerder hadden laten zien met veel goals en assist. Spits Depay die zich iets liet terugzakken, waarop aanvallende middenvelder Wijnaldum ‘over’ zijn maatje heen de diepte in sprintte. Ze waren betrokken bij tientallen goals. „Beiden zijn nog steeds spelers die van extra waarde kunnen zijn voor dit Nederlandse elftal”, zei Koeman in maart 2023.

Maar er waren destijds al duidelijke signalen dat het beste eraf was. Depay had al langere tijd geen volledige wedstrijd gespeeld, mede als gevolg van blessureleed. Wijnaldum was niet meer de snelle, dynamische middenvelder als in zijn beste dagen bij Liverpool, waar hij vertrok. En Van Dijk speelde nog wel wekelijks in de top, na een zware knieblessure, maar beleefde bij datzelfde Liverpool een van de slechtste seizoenen in jaren. De vraag was of zij nog wel de leiders waren van het toekomstige Oranje.

Koeman twijfelde daar niet aan, hij bleef bouwen op zijn oude soldaten. En doet dat, nu de beslissende fase op het EK is aangebroken, nog steeds. Van Dijk gaat maandagmiddag voorop bij de warming-up voor een training in de Allianz Arena, in het noorden van München. Depay speelt een beetje met de bal, schiet wat lange ballen naar Wijnaldum en Van Dijk. Het energieke Roemenië, een van de verrassingen in de groepsfase, wacht dinsdagavond in de achtste finale.

Bezoekjes

Koeman is een coach die zich nadrukkelijk richt op zijn leidende spelers – daar is hij loyaal aan, blijft hij op vertrouwen. Wijnaldum leek niet meer in aanmerking te komen voor Oranje. Maar toen zocht Koeman hem met directeur topvoetbal Nigel de Jong in februari dit jaar op in Saoedi-Arabië – de middenvelder speelt daar bij Al-Ettifaq. „Hij wilde weten hoe ik tegenover het Nederlands elftal stond, positief natuurlijk”, vertelde Wijnaldum onlangs. „En we spraken hoe hij het zag. Hij zei dat ik nog in beeld was.”

Afgelopen seizoen gingen Koeman en De Jong ook langs in Madrid bij Depay, die op dat moment bij Atlético speelde. „Daar hebben we rustig gezeten”, zei Koeman later bij ESPN. „We willen een dusdanig sterke groep formeren, hoe ziet hij dat? Staat hij er nog steeds zo in?”

Het zijn bezoekjes die veel zeggen over hun goede, langdurige band. Het was Koeman die Depay transformeerde als speler: van een linksbuiten werd hij in de eerste periode van Koeman de nieuwe aanvalsleider van Oranje – met 46 interlandgoals is het wachten tot hij de vijftig van Robin van Persie passeert. Daarvoor wilde hij Depay al naar Everton halen. En in 2021 was hij coach van FC Barcelona toen zij Depay overnamen van Olympique Lyonnais. Daar waar Van Dijk al in het seizoen 2015-2016 samenwerkte met Koeman.

Nu komt het op hen aan, op het EK. Koeman blijft aan ze vasthouden, ook nu ze het moeilijk hebben. Wijnaldum (33) kreeg in maart een kans in een oefenduel tegen Schotland, hij overtuigde niet. Hij ging toch mee naar Duitsland, waar hij elk groepsduel mocht invallen – steeds in fases dat wedstrijden nog beslist konden worden. In de zeventig minuten die Wijnaldum speelde, had hij nauwelijks impact. Hij kwam tot vijftien passes en vrijwel geen aanvallende actie (één dribbel).

Scoren of creëren

Ook Depay (30) speelt een moeizaam toernooi – wel scoorde hij een mooie goal in de laatste groepswedstrijd tegen Oostenrijk. Maar van de 33 aanvallers die minimaal 180 minuten in actie kwamen in de groepsfase op het EK, behoort hij tot de drie spelers die nog geen enkele kans (assist) wist te creëren vanuit open spel, schrijft het gezaghebbende The Athletic.

Van Depay is bekend dat hij veel over het veld zwerft en zich iets terug laat zakken als ‘valse’ spits. Dat is ook terug te zien in statistieken van databureau Opta over zijn interlands onder Koeman in de afgelopen anderhalf jaar. Slechts 7 procent van Depays openspelcontacten zijn in het midden van het strafschopgebied van de tegenstander – juist de plek waar een spits vaak toeslaat. Wout Weghorst, zijn concurrent voor de spitspositie, is aanmerkelijk vaker in die belangrijke zone te vinden: bij 18 procent van zijn balcontacten. „Depays beweging kan goed zijn, maar als hij niet scoort, moet hij creëren”, schrijft The Athletic. „En tot nu toe is dat nog niet gebeurd.”

Depay vond dat hij tegen Oostenrijk te weinig gezocht werd door zijn ploeggenoten. „Dat is jammer. Want als ik er lekker in zit, dan weet je dat er dingen kunnen gebeuren.” Koeman sprak vorige week nadrukkelijk zijn steun uit voor Depay – ondanks zijn mindere spel blijft hij zijn eerste spits. „Ik voel het vertrouwen van de trainer. Ik wilde dat graag terugbetalen”, zei Depay afgelopen zondag. „Dat je support hebt van de meneer die de opstelling bepaalt, is natuurlijk belangrijk.”

Dat vertrouwen van Koeman voor aanvoerder Van Dijk (32) is eveneens groot. Terwijl ook hij tekortschoot in het duel met Oostenrijk – zoals dat vorig jaar ook al gebeurde tegen Italië. Dat zit in gebrekkige onderlinge afstemming, geen leiding nemen in het veld, het beperkte doordekken op opkomende middenvelders.

„Communiceren is een heel belangrijk onderwerp bij ons dat beter moet, vooral in het veld”, zei Van Dijk vrijdag. „Er zijn altijd jongens die daar meer de leiding in moeten nemen. Ik ben er daar zeker een van.” Het duel met Oostenrijk was een „eye-opener” zei hij. „Als we stappen willen maken, als we iets willen bereiken dit toernooi, dan moet dat heel snel veranderen. In die zin is het duel met Roemenië ook een test voor Koemans kernspelers.


Wanneer is het genoeg voor Sir Mark Cavendish?

Mark Cavendish grijnst van oor tot oor als hij half juni een verslaggever te woord staat in het Zwitserse bergdorp Villars-sur-Ollon. Tijdens de Ronde van Zwitserland is bekend geworden dat de Britse wielrenner is geridderd door koning Charles. „Alles wat ik doe in mijn carrière is gericht op resultaat. Om dat erkend te krijgen door Zijne Majesteit is heel speciaal, ik voel me vereerd”, zegt Sir Mark Cavendish voordat hij begint aan zijn laatste bergetappe in voorbereiding op de Tour de France.

Het is een bijzondere erkenning van het talent van de meest succesvolle sprinter aller tijden. In mei behaalde Cavendish in de Ronde van Hongarije zijn 164ste profzege, eentje meer dan die andere grote sprinter, de Italiaan Mario Cipollini. Maar er is één erkenning waar de 39-jarige Cavendish alles voor doet, het record dat al jaren onlosmakelijk met zijn naam is verbonden. Als hij dit jaar voor de 35ste keer een Tour-etappe wint, komt hij los van Eddy Merckx – algemeen beschouwd als de beste wielrenner ooit – en wordt hij alleen recordhouder wat betreft etappezeges in de grootste wielerwedstrijd ter wereld. Deze maandag krijgt hij in Turijn zijn eerste kans.

De recordjacht is de reden dat Cavendish nog op de fiets zit, vertelt Cees Bol, zijn ploeggenoot bij Astana: „Je merkt aan hem dat hij het fietsen en het sprinten nog supermooi vindt, maar het is wel duidelijk waarom hij doorgaat. Dat heeft hij ook wel zo gezegd.” Vorig seizoen zou zijn laatste zijn, maar Cavendish moest de Tour na acht etappes verlaten met een gebroken sleutelbeen – nadat hij een dag eerder nog tweede was geworden.

Ploegbaas Aleksandr Vinokoerov vroeg hem direct na de val of hij niet nog een jaartje door wilde gaan. Cavendish begon te twijfelen, overlegde het met zijn gezin en kondigde in het najaar aan dat zijn carrière nog niet voorbij was.

Diep dal

Cavendish staat bekend als een veelvraat die alles doet voor overwinningen. Maar kort na de Tour van 2023 maakte het publiek kennis met een andere kant van de Brit. In de openhartige documentaire Never Enough is te zien hoe Cavendish zo’n vijf jaar eerder door valpartijen en een virus in een depressie belandde. „Voordat ik zelf mentale problemen had, zag ik het als een excuus”, zegt Cavendish hierover in The Rich Roll Podcast. „Ik ben niet blij dat ik eronder geleden heb, ik wens het niemand toe. Maar ik begrijp het nu tenminste.”

Cees Bol wist dat Cavendish een mindere periode had gehad, maar was verrast dat hij een aantal jaar „toch echt wel diep heeft gezeten.” Na het zien van de documentaire bracht hij het onderwerp bij Cavendish ter sprake. „Uiteindelijk is hij hartstikke open, en als je het gesprek aangaat dan vertelt hij er wel over. Maar het is niet zo dat hij het uit zichzelf vertelt”, zegt Bol.

Bol kwam in januari vorig jaar tegelijk met Cavendish bij Astana terecht, hij moet voor hem de sprint aantrekken. Bol kan het goed vinden met zijn Britse ploeggenoot : „We sloten als twee nieuwe renners laat bij de ploeg aan, dus dan zoek je elkaar gelijk op.” De twee vonden samen hun weg in de ploeg, die op dat moment vooral nog uit Kazachstanen en Italianen bestond. Dit seizoen is de ‘sprinttrein’ aangevuld met Michael Morkov en Davide Ballerini, twee renners die Cavendish kent uit zijn tijd bij Quick-Step.

Bij Astana is alles gericht op de recordjacht van Cavendish. Hij hoeft zich gedurende het seizoen niet te bewijzen om de Tour-selectie te halen, wat wel het geval was in zijn tweede periode bij Quick-Step. Hij gebruikt die ruimte om zich voor te bereiden in Griekenland met zijn coach Vasilis Anastopoulos. De Griek speelde een belangrijke rol in de sportieve comeback van Cavendish na de donkere periode en werd speciaal voor hem binnengehaald door Astana.

Regie in handen

Tijdens gezamenlijke trainingen ziet Bol niets bijzonders aan de manier waarop Cavendish traint. „Gewoon wat je kan verwachten van een ervaren prof. Daarin is hij niet uniek.” Wel ziet hij dat Cavendish richting de Tour steeds meer de regie in handen neemt en zich zonder afleiding richt op eten, trainen en slapen. „Hij heeft vijf kinderen, hij staat in de belangstelling, hij woont in Londen. Dus hij maakt een hele goede keuze om in Griekenland met zijn trainer te zitten”, zegt Bol.

Op het laatste trainingskamp met de ploeg, een hoogtestage in de Spaanse Sierra Nevada, hebben de sprinters van Astana zich voorbereid op de Tour onder leiding van Mark Renshaw. Renshaw trok de sprint aan voor Cavendish bij een groot deel van zijn 34 etappezeges en is door Astana aangetrokken als ploegleider met de sprint als specialiteit. „Renshaw is niet bang om Cavendish feedback te geven”, zegt Bol. „Ze kennen elkaar heel goed, ze hebben het spel lang samen gespeeld.”

Aan Cavendish wordt vaak gevraagd of hij blijft fietsen uit liefde voor de koers of om de recordjacht. Volgens Bol liggen die twee in elkaars verlengde: „Wat de koers zo mooi voor hem maakt? Hij is supercompetitief. Het is natuurlijk nog mooier als je een groot doel hebt om na te jagen.”

In Turijn is de opdracht maandag simpel voor de sprinttrein van Astana: het maakt niet uit hoe ze het doen, maar ze moeten Cavendish zo fris mogelijk afzetten in de laatste tweehonderd meter. Over zijn eigen aandeel is Bol bescheiden, met de 34 ritzeges van Cavendish in de Tour had hij immers niets te maken. „Maar je voelt wel dat die ene rit nu iets heel bijzonders zou kunnen betekenen.”


‘Ga niet tennissen als je niet van wachten houdt’

Bij veel tennisfans staat-ie in het geheugen gegrift: de eersterondepartij op Wimbledon van John Isner en Nicolas Mahut. Op de avond van 22 juni 2010 begonnen ze aan hun wedstrijd, die als vierde gepland stond op baan 18, na twee vrouwenpartijen en een mannenpartij.

De eerste set was voor Isner: 6-4. Daarna won Mahut twee sets op rij: 6-3 en 7-6. De vierde set ging weer naar Isner: 7-6. En toen werd de wedstrijd gestaakt, vanwege de invallende duisternis. „Het liefst ga je als speler naar bed met een uitslag”, zegt Craig Boynton, destijds coach van Isner. „Maar in tennis pakt het soms anders uit.”

Tot de hervatting van het duel, als tweede gepland op baan 18 een dag later, probeerde Isner zijn routines aan te houden, zegt Boyton, en zich niet te veel te richten op wat komen ging. In die tijd was er nog geen tiebreak in de vijfde set, dus werd er doorgespeeld. En dat deden ze, van begin middag tot rond tienen ’s avonds, toen het te donker werd. Een „out of body experience” noemt Boynton het.

Bij een stand van 59-59 ging de wedstrijd dag drie in, opnieuw als tweede gepland op baan 18. Eén foutje en het was voorbij, besefte Boynton, die een riskant plan bedacht. „Normaal ga je niet direct vanaf de trainingsbaan de wedstrijdbaan op. Maar ik vreesde dat Johns lichaam te veel zou afkoelen, dus dat is wat we die dag wél deden.”

Met succes: een klein half uur later – drie dagen, elf uur en vijf minuten na aanvang van de partij – stak Isner zijn vermoeide armen in de lucht: 70-68. Het duurde een jaar voordat hij mentaal en fysiek weer de oude was, zegt Boynton. Vooral voor zijn moeder, die op de tribune zat, was het „een kwelling”. Het liefst had ze haar zoon van de baan gesleept.

Maximaal 25 seconden

De partij tussen Isner en Mahut staat symbool voor wat je als karakteristiek aspect van de tennissport kunt zien, zegt de Amerikaanse sportpsychoog Jeff Greenwald, die zo’n twintig topspelers en -speelsters terzijde stond: wachten. Wachten op de partij(en) voor die van jou. Wachten op een regenbui. Wachten op vliegtuigen en auto’s tijdens het vele reizen. Wachten op de volgende service van je tegenstander. Dat vergt mentaal en fysiek veel van spelers, zegt Greenwald, auteur van The Best Tennis of Your Life.

In 2021 riep het team van Stefanos Tsitsipas zijn hulp in. In de kwartfinale van de Australian Open kwam de Griek tegenover Rafael Nadal te staan. Nadal, toen de mondiale nummer twee, wás al geen makkelijke tegenstander. Maar Tsitsipas had ook nog eens moeite met de tijd die de Spanjaard tussen het serveren door neemt. „Daar staan maximaal 25 seconden voor”, zegt Greenwald, „En Nadal staat er om bekend dat hij die grens opzoekt.”

Na elk punt loopt Nadal naar zijn handdoek en veegt zijn gezicht af. Soms tergend langzaam, in de beleving van tegenstanders. ‘Probeer er anders naar te kijken’, adviseerde Greenwald. ‘Hij loopt naar die handdoek omdat hij zich gespannen voelt. Het is een teken van kwetsbaarheid.’ Ook raadde hij Tsitsipas aan om zich te focussen op zijn voeten op de grond, om te voorkomen dat hij te veel nadacht.

Meerdere zaken bepaalden de overwinning van Tsitsipas, na een lange vijfsetter. Maar één is wat Greenwald het „reframen van een situatie” noemt: anders kijken naar wat als wachten wordt ervaren. In een sport waarin de marges klein zijn, zoals Roger Federer onlangs tegen afgestudeerde Amerikaanse studenten zei, en je op mentaliteit een wedstrijd kunt verliezen, ook al bén je de betere speler, is de kunst van het reframen belangrijk, zegt Greenwald.

Yahtzee of fotografie

Op grandslamtoernooien duren wedstrijden bij de mannen gemiddeld tweeënhalf tot drieënhalf uur. Bij de vrouwen anderhalf tot tweeënhalf uur. Ruim twee derde van een wedstrijd bestaat uit wachten. Op de service van je tegenstander. Op toiletbezoek na een set. Op hawk-eye. Greenwald: „De kunst is je eigen momentum te creëren. Om je energie te managen, ondanks al dat wachten.”

Van Nadal is bekend dat hij graag kaart tijdens een flinke regenbui. Tsitsipas werkt aan zijn hobby: fotograferen. Naomi Osaka leest boeken over persoonlijke ontwikkeling. Novak Djokovic visualiseert het vervolg van zijn wedstrijd. En Kiki Bertens speelde Yahtzee met haar team. „Om te ontspannen”, zegt ze. „Maar wel met een half oog op wat er daar buiten gebeurde. En intussen kleine dingen te blijven eten.”

Snel kunnen schakelen tussen ontspanning en focus, dat is volgens Wim Fissette, coach van Naomi Osaka, wat je moet kunnen als toptennisser. Rituelen zijn daarbij belangrijk, zegt hij. „Als verwacht wordt dat de wedstrijd snel wordt hervat, doe dan iets om te markeren dat je van ontspanning naar full focus gaat. Neem een koude douche. Verwissel je joggingbroek voor wedstrijdkleding.”

Bij de onderbreking van een wedstrijd probeert Fissette de situatie zo rationeel mogelijk te bekijken met Osaka. Zoals onlangs in Rome, toen ze een set en break voorstond tegen Marta Kostyuk toen het begon te regenen. „Wat heb je liever, vroeg ik. 6-3 en 2-1 vóór staan of 3-6 en 1-2 achter? Ik maakte haar bewust van de voordelige situatie waarin ze zich bevond. ‘Nog een paar games en je hebt gewonnen’, zei ik.”

„De enige situatie waarin je er zéker van bent dat je niet hoeft te wachten, mits het niet regent, is als je wedstrijd als eerste op het programma staat”, zegt Craig Boynton, die sinds 2019 toptienspeler Hubert Hurkacz coacht. „Ga niet tennissen als je niet van wachten houdt.”


Bij de Tourstart in Florence is er maar één vraag: wie houdt Tadej Pogacar van de eindzege af?

„Kijk dat uitzicht eens!” Marcello, een stevige zestiger in wieleroufit, heeft zijn racefiets geparkeerd op Piazzale Michelangelo, een geliefde panororamaplek in Florence. Verderop wordt hard gewerkt aan het podium waarop later op de dag de ploegenpresentatie plaatsvindt, met uitzicht op de beroemde duomo. In de lucht hangt een gele zeppelin met de tekst ‘Ciao Tour!’

Marcello is behoorlijk trots op de komst van de Tour naar zijn stad, vertelt hij. „De Italianen hebben de Tour in de loop der jaren gekleurd. Bartali, Coppi, Nencini, Pantani.” Met wijdse armgebaren beschrijft hij de route die de renners zaterdag zullen afleggen door de binnenstad. „En nu” – Marcello loopt weer naar zijn fiets – „ga ik even de startplek bekijken.”

Lees ook

In Cesenatico is Marco Pantani nog steeds overal: ‘Hoe langer hij dood is, hoe meer we hem herdenken’

Een standbeeld van Pantani in het midden van een parkje in Cesenatico.

Dit weekend gaat de Tour de France van start in Italië, voor het eerst in de geschiedenis. Een grand départ in Florence, daarna drie etappes naar Rimini, Bologna en Turijn. De timing is goed gekozen: het is precies honderd jaar geleden dat Ottavio Bottecchia als eerste Italiaan de Tour de France won. En de plekken die de Tour aandoet, zijn allemaal verbonden met grote Italiaanse wielerhelden. Gino Bartali (winnaar in 1938 en 1948) werd geboren vlak buiten Florence, net als Gastone Nencini (1960). Fausto Coppi (1949 en 1952) woonde in de heuvels van Piemonte. En dan is er nog de vroeg gestorven Marco Pantani (winnaar in 1998), in wiens thuisbasis Cesenatico de tweede etappe van start gaat.

De Italianen hebben er in Florence een waarachtig spektakel van gemaakt. De regie van ploegenpresentatie is in handen van RCS, het bedrijf achter de Giro d’Italia, zo meldt de nationalistische krant La Nazione niet zonder trots. Op donderdag verzamelen de renners zich in het Palazzo Vecchio, om daarna een paradetocht door de binnenstad te maken naar het Piazzale Michelangelo. In de hal van het oude stadspaleis (anno 1314) staan die middag voor ettelijke miljoenen aan hypermoderne racefietsen gestald.


Toch lijkt de Tourstart in Florence niet zo te leven als bij eerdere grands départs in het buitenland. Het plein voor het Palazzo Vecchio is op donderdag goed gevuld, maar niet barstensvol mensen. Florentijnen klagen over de vele wegafsluitingen rondom het parcours. En wie buiten het centrum komt, bemerkt weinig wielerkoorts. „Is de Tour de France in de stad?” zegt advocaat Guido Boni, die van zijn scooter stapt terwijl een kilometer verderop de ploegenpresentatie bezig is. „Ik dacht de afgelopen dagen al: waar dienen die gele vlaggetjes toch voor?”

Geen Parijs

Behalve het debuut in Italië kent de Tour dit jaar nog twee andere primeurs. Zo is er voor het eerst een etappe over onverharde wegen, in de Champagnestreek – een erkenning van de enorme opmars van het ‘gravelbiken’ de afgelopen jaren in het wielrennen. En voor het eerst in de geschiedenis eindigt de Tour dit jaar niet in Parijs, vanwege de Olympische Spelen die daar later deze zomer beginnen. In plaats daarvan ligt de finishlijn in Nice – en de laatste etappe is geen sprintfestijn maar een tijdrit met behoorlijk veel klimwerk.

Dé vraag die boven de Tourstart in Florence hangt: wie gaat de Sloveen Tadej Pogacar afhouden van de eindzege? Aan het begin van het wielerseizoen leefde de hoop dat deze Tour een krachtmeting zou worden tussen de vier grote ronderenners van dit moment: Pogacar, Primoz Roglic (Slovenië), Remco Evenepoel (België) en Jonas Vingegaard (Denemarken).

Maar Pogacar, Tourwinnaar in 2020 en 2021, is al het hele voorjaar onbenaderbaar sterk – met als apotheose de Giro d’Italia, die hij won met een overmacht die in decennia niet is vertoond. Bovendien kwamen zijn rivalen alle drie zwaar ten val in de Ronde van het Baskenland, begin april. Gaat Pogacar dus als eerste renner in meer dan een kwart eeuw de ‘dubbel’ (Giro én Tour in één jaar) winnen?

De Sloveen maakte donderdag, bij zijn persconferentie in een zaal van het Palazzo Vecchio, een ontspannen indruk. Gezeten naast een banier met de florentijnse fleur-de-lis probeerde hij nadrukkelijk niet overmoedig te klinken. „Ik denk dat ik niet de enige ben die in goede vorm steekt”, zei hij. „De Tour winnen is voor mij nog steeds een grote uitdaging.” En passant vertelde Pogacar ook nog dat hij een dag of tien geleden covid had. Maar ach, dat had hem maar één dag van de fiets gehouden. „Gewoon een verkoudheidje, het was snel voorbij.”

De andere drie favorieten deden hun uiterste best om de verwachtingen te temperen. Tourdebutant Evenepoel (met rood mondkapje, ook hij had covid gehad) noemde Pogacars team UAE „het Real Madrid van het wielrennen” en zei dat de Sloveen „onverslaanbaar” is „mits hij gezond en safe and sound blijft.” Zijn eigen ambities: „Nice halen, een etappe winnen” en „mezelf zo veel en lang mogelijk met de grote jongens meten.”

Roglic was iets minder bescheiden maar benadrukte wel dat Pogacar en Vingegaard voor hem „de absolute topfavorieten” zijn. De Sloveen, die afgelopen jaar de Nederlandse Visma-ploeg verruilde voor het Duitse Red Bull-Bora, weersprak dat hij dit jaar vanwege zijn leeftijd (34) zijn laatste kans heeft op de eindzege. „Of ik nou win of niet, volgend jaar is er weer een Tour. En het jaar daarop ook weer.”

Intensive care

En Vingegaard? Naar zijn verhaal werd het meest uitgekeken. De winnaar van de afgelopen twee edities was sinds zijn val het Baskenland niet meer in het openbaar verschenen. Tot op het laatst was onduidelijk of hij op tijd hersteld zou zijn voor de Tour – eind vorige week kwam het verlossende woord.

In zijn persmoment vertelde Vingegaard dat zijn val in april (klaplong, gebroken ribben en een gebroken sleutelbeen) hem „de moeilijkste maanden van mijn carrière” bezorgd heeft. Hij is hersteld en fit, vervolgde hij, maar de twee weken intensive care na het Baskenland hebben hem enorme achterstand opgeleverd. „Ik kom hier in de slechtste vorm waarin ik ooit aan een Tour de France ben begonnen.”

Zijn doel, zei Vingegaard, is het „het best mogelijke resultaat in het algemeen klassement.” Het woord ‘eindoverwinning’ wilde hij niet in de mond nemen. „Dat ik hier ben, is op zich al een overwinning. De rest is een bonus.” Hij zei het wel vier keer.

Hoe de verhoudingen tussen Vingegaard en Pogacar liggen, zal mogelijk al dit weekend duidelijk worden. De eerste twee etappes door de Apennijnen zijn behoorlijk zwaar, met veel hoogtemeters. In de Tour van vorig jaar toog Pogacar al in het eerste weekend ten aanval, maar Vingegaard pakte uiteindelijk de eindzege. En dit jaar? Vingegaard: „Ik heb de hoop dat het misschien gaat lukken.”


Waarom Engeland zoveel jonge talenten heeft – en toch weer tegenvalt

Als Gareth Southgate dinsdagavond laat een ronde maakt om de Engelse fans te bedanken na het laatste groepsduel tegen Slovenië, gebeurt er iets dat hem in de acht jaar dat hij het nationale elftal coacht nog niet overkwam. „Booooeeee!”, klinkt uit duizenden kelen, terwijl lege bierbekers zijn kant op vliegen. Engeland is zojuist bovenaan geëindigd in poule C van het Europees kampioenschap voetbal, maar het spel en de uitslag tegen de Slovenen (0-0) waren zwaar teleurstellend, zoals ook de eerdere duels tegen Servië (1-0) en Denemarken (1-1) niet overtuigden.

Kritiek op het nationale elftal is in Engeland nooit ver weg, maar op dit moment is de stemming wel heel negatief. Southgate sprak op de persconferentie van „ongebruikelijke omstandigheden om in te werken” die „een probleem vormen voor de groep.” Hij had het over de fans, maar ook over media en beroemdheden zoals oud-spits en BBC-presentator Gary Lineker, die het Engelse optreden tegen Denemarken „shit” had genoemd in zijn podcast, wat weer verkeerd was gevallen bij aanvoerder (en spits) Harry Kane.

Dat de emoties zo hoog oplopen heeft natuurlijk te maken met de prestaties; Engeland, zondag de tegenstander van Slowakije in de achtste finale van het EK, speelt traag en creëert nauwelijks kansen. Maar het komt ook door de hoge verwachtingen. Zowel in eigen land als internationaal gold de ploeg van Southgate vooraf als topfavoriet, wat de indruk versterkt dat de coach niet het optimale uit zijn selectie haalt. Of zoals oud-verdediger van Manchester United Gary Neville het formuleerde: „Engeland kan het zich niet permitteren deze enorme talenten te verkwisten”.

Niemand, ook de bondscoach niet, betwist dat Engeland een uitzonderlijk talentvolle selectie heeft, met spelers als Jude Bellingham (Real Madrid), Phil Foden (Manchester City), Bukayo Saka (Arsenal), Declan Rice (Arsenal), Cole Palmer (Chelsea) en Kobbie Mainoo (Manchester United). Een jonge ploeg ook, zeker voor Engelse begrippen, met een gemiddelde leeftijd van 26,1 jaar. Alleen Turkije en Tsjechië gingen met een jonger team naar het EK. Ter vergelijking: het Engelse team dat in 2010 meedeed aan het WK was gemiddeld ruim twee jaar ouder en daarmee de op een na oudste selectie op het toernooi.

Het drama van Bloemfontein

Sindsdien is er veel veranderd bij ‘The Three Lions’. Of beter: in de manier waarop in Engeland spelers worden opgeleid, veranderingen die direct zijn terug te voeren op een voor de Engelsen ontluisterende nederlaag tijdens dat WK in Zuid-Afrika. 27 juni, Bloemfontein – Ged Roddy, destijds hoofd talentontwikkeling bij de Engelse voetbalbond (FA), kan het zich goed herinneren. „We verloren met 4-1 van Duitsland en waren getuige van een zeer atletisch, technisch vaardig team dat ons volledig overklaste. Vanaf dat moment besefte iedereen dat er iets moest gebeuren.”

Engeland heeft dan met John Terry, Frank Lampard en Steven Gerrard ervaren topspelers in de selectie, Wayne Rooney is de beste jongeling. Verder is het vooral middelmaat, een probleem dat zich al langer aftekent. Terwijl de Premier League financieel én sportief steeds sterker wordt, gaat het Engelse team juist slechter presteren. Voor het EK in 2008 weet de ploeg zich niet eens te kwalificeren, twee jaar daarvoor gaat het op het WK teleurstellend mis in de kwartfinale tegen Portugal. En iedere keer is het spel stroperig, tactisch behoudend, gespeend van avontuur.

Lees ook

Het speelschema van de knock-outfase

Doelpunt van Oostenrijk in de groepswedstrijd tegen Nederland.

Voor een verklaring wordt veel gewezen naar de Premier League. Engelse topclubs, dankzij snel groeiende tv-inkomsten, kopen zoveel buitenlandse spelers dat er voor de eigen talenten nauwelijks meer plaats is. Die diagnose klopt min of meer: bij de oprichting van de Premier League in 1992 was nog twee derde van de spelers Engels, in 2010 is dat minder dan 40 procent. Maar daarmee is de remedie nog niet gevonden.

Een quotum voor Engelse spelers zou de Premier League verzwakken en druist in tegen alles waar de Engelse topcompetitie voor staat, nog afgezien van de vraag of zo’n maatregel verenigbaar is met Europees recht – van Brexit heeft dan nog niemand gehoord. Juist dankzij de instroom van internationale sterren kijken honderden miljoenen mensen wereldwijd naar het Engelse voetbal.

De oplossing ligt ergens anders, beseffen Roddy en zijn collega’s bij de FA. „Onze talenten, op een paar uitzonderingen na, waren blijkbaar niet goed genoeg om mee te kunnen in de sterkste competitie ter wereld. Dat betekende dat we beter moesten opleiden, zodat nieuwe generaties het niveau wél aan zouden kunnen.”

Alternatieve spelvormen

Ruimte voor verbetering is er genoeg, blijkt uit analyses van de FA. De voetbalbond vergelijkt de routes die de spelers van de Duitse nationale ploeg hebben afgelegd sinds ze voor het eerst in clubverband tegen een bal aantrapten met de opleiding van de Engelse internationals. De resultaten waren tamelijk ontluisterend, zegt Roddy. In iedere leeftijdscategorie bleken de Duitsers blootgesteld aan een intensiever én gevarieerder trainings- en wedstrijdprogramma, met een ruimer aanbod aan internationale toernooien, individuele techniektraining van jongs af aan en toegang tot alternatieve spelvormen, zoals futsal. Bovendien zijn de jeugdfaciliteiten van Engelse clubs, uitgezonderd de top, veelal ver onder de maat.

Dat veranderen in een land met 92 profclubs kost tijd en, vooral, geld. En dus doet de FA een beroep op het instituut dat wordt gezien als deel van het probleem: de Premier League, de rijkste competitie ter wereld. Misschien uit vrees voor andere maatregelen, wellicht omdat Premier League-clubs óók gebaat zijn bij Engelse toptalenten, committeren ze zich aan een even kostbare als ingrijpende renovatie van het Engelse opleidingssysteem. Duitsland heeft zijn reboot gehad na de eeuwwisseling, een radicale modernisering van het Duitse voetballandschap na een serie nationale dieptepunten. In Engeland moet iets vergelijkbaars gebeuren.

Elite Player Performance Plan (EPPP) is de tamelijk bureaucratische naam die eraan wordt gegeven. Clubs uit de Premier League en de Championship, de Engelse eerste divisie, betalen voortaan een heffing van 4 procent over iedere transfer om het plan te financieren. Dat geld – volgens Roddy omgerekend zo’n 1,2 miljard euro tussen 2012 en 2022 (de Premier League noemt een bedrag van 2,3 miljard euro, maar neemt ook investeringen mee die clubs zelf deden) – gaat vooral naar verbetering van trainingsfaciliteiten en opleidingen voor jeugdcoaches. Daarnaast ontwerpt de FA een intensiever en gevarieerder wedstrijdprogramma voor de profopleidingen.

Niet iedereen is meteen enthousiast. Het plan bevat afspraken over vergoedingen voor transfers van jeugdspelers. Die zijn te veel in het voordeel van de top van de voetbalpiramide, vinden kleine clubs. Maar die kritiek is nu, veertien jaar na ‘Bloemfontein’, naar de achtergrond verdwenen.

Want los van de doorbraak van technisch vaardige spelers als Bellingham en Saka, suggereren ook de cijfers dat het Engelse jeugdvoetbal er flink op vooruit is gegaan. Zo spelen Engelse voetballers jonger dan 21 jaar inmiddels twee keer zoveel minuten mee in de Premier League als in het seizoen waarin het plan werd gelanceerd. Tegelijkertijd is het aantal fulltime coaches in Engelse jeugdopleidingen verdrievoudigd.

„Engelse topclubs hebben altijd goeie spelers opgeleid”, zegt Neil Ryan, voormalig jeugdtrainer van Manchester United en nu coach van Engeland onder-16. Hij noemt Uniteds beroemde ‘klas van 1992’ als voorbeeld, met David Beckham, Ryan Giggs, Gary Neville en Paul Scholes. „Maar over de hele linie is het niveau binnen Engelse jeugdopleidingen, zowel technisch als tactisch, de voorbije jaren flink omhoog gegaan. Daar heeft het performance plan een enorm aandeel in gehad.”

Volgens Ryan is tactiek misschien té belangrijk geworden in de opleidingen. Spelsystemen, afgebakende taken die horen bij verschillende posities in het veld, analyses van tegenstanders; Ryan vraagt zich af of het goed is dat kinderen daar vóór hun zestiende al intensief mee bezig zijn. „Ik ben wel eens bang dat grote talenten daardoor buiten de boot vallen en dat het de creativiteit en veelzijdigheid smoort”, zegt hij.

Verstikkende ervaring

Of overmatig tactisch bewustzijn een rol speelt in het fantasieloze spel van het Engelse elftal in Duitsland, is moeilijk te zeggen. Feit is dat spelers waar veel van werd verwacht, zoals Foden, Bellingham en Trent Alexander-Arnold, in andere posities spelen dan bij hun club en zoekende zijn. In Engeland wordt de verklaring vooral gezocht bij bondscoach Southgate. Hij zou zijn team te defensief laten spelen en verkeerde keuzes maken, zoals twee rechtsbenige spelers opstellen aan de linkerkant.

Southgate ziet een ander probleem: druk. Hij speelde voor Engeland in een tijd dat uitkomen voor de nationale ploeg door veel spelers als bijna verstikkend werd ervaren, bleek later, zo hevig was de kritiek. De laatste jaren is het plezier teruggekeerd, zei hij deze week op een persconferentie, „maar we moeten heel erg oppassen met waar het nu naartoe gaat. (…) Ik begrijp de sentimenten richting mij, maar het is cruciaal dat de supporters de spelers steunen.”


Column | De juiste mindset voor de Tour de France

Als ik zelfs zenuwachtig ben voor de Tour de France, hoe moeten die mannen zich dan voelen nu. Slapen ze nog wel? Krijgen ze een hap door hun keel? Hebben ze, net als ik, een steen in hun maag als ze denken aan de afdaling van de Galibier, in etappe vier al, met alle klassementsrenners vermoedelijk nog fris en dicht bij elkaar? Dat wordt op het scherpst van de snede naar beneden. Volle bak risico. Flirten met vallen. Mijn keel knijpt dicht als ik eraan denk.

Ik weet heel goed: ernaar kijken is veel enger dan het zelf doen. Als je op de fiets zit, heb je vertrouwen. Want jij hebt de controle, zo voelt het toch althans. Je ziet de meeste momenten waarop het bijna misgaat niet, want je kijkt voor je, naar die paar rennerskonten waarachter je daalt. Maar toch. Als je weet dat je de beste dalers moet volgen, koste wat kost, dan kijk je hier niet naar uit.

Er zullen heel wat mannen zenuwachtig zijn, maar Jonas Vingegaard en Tadej Pogacar maak je de pis niet lauw. Ik las in het Belgische magazine Knack interviews over ze, in plaats van met ze – en eigenlijk is dat veel interessanter. Jonas is nooit zenuwachtig, vertellen mensen om hem heen. Tadej is altijd ontspannen, verhaalt de masseur waarmee hij al jaren werkt.

De mindset, die maakt het verschil. Ik hoorde het Roger Federer onlangs uitleggen in een prachtige speech voor studenten. Van alle wedstrijden die hij in zijn lange carrière speelde, won hij bijna 80 procent. Maar van alle punten die hij in die wedstrijden speelde, won hij er maar iets meer dan de helft. De kunst is niet te blijven hangen in een verloren punt, maar te denken: het was maar een punt. Als je meteen daarna de bal nog eens om de oren krijgt, denk je weer: ook dit was maar een punt.

Als je een punt speelt, moet dat op dat moment het allerbelangrijkste ter wereld zijn. Maar als het voorbij is, is het voorbij. Dan ligt het achter je. Alleen als je dat echt voelt, zijn je hoofd en lichaam vrij om opnieuw volledig klaar te zijn voor een volgend punt, en een volgend, en een volgend.

Als ik de mensen om hen heen mag geloven, beheersen Pogacar en Vingegaard deze kunst van loslaten en vooruitkijken als geen ander.

Tadej is altijd ontspannen.

Jonas is nog ontspannener. Hij maakt zich nooit druk, ook niet als Tadej hem bergop aanvalt.

Denk je dat Tadej daarmee bezig is? Nee hoor, die focust zich niet op negatieve zaken.

Ha! Dan Jonas. Die denkt niet aan de uitkomst, voor hem telt alleen het proces. Als dat goed gaat, maakt winnen of verliezen niet eens uit. Jonas is ook nooit in paniek geraakt na zijn horrorcrash in Baskenland.

Ja joehoe, alsof Tadej dat niet kan! Die had een week voor de Tour nog covid. Paniek? Integendeel. Positief blijven, en hup: hij was hersteld.

De juiste mindset is naast fysiek talent zonder twijfel een van de belangrijkste eigenschappen van mannen als Pogacar en Vingegaard. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er iets is dat er ook nogal toe doet: een flinke portie bluf.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.


In Cesenatico is Marco Pantani nog steeds overal: ‘Hoe langer hij dood is, hoe meer we hem herdenken’

„Dag, jongen.” Laura Lami geeft de buste van Pantani een liefdevol klapje op de wang. Daarna schuifelen zij en haar echtgenoot de graftombe uit, de felle zon in.

Midden tachtig zijn ze. Zij schilderes, hij gepensioneerd masseur. „Iedere twee à drie weken” komen ze naar het graf van Marco Pantani, vertelt Lami. Vijf kwartier in de auto heen, vijf kwartier terug. Ze kenden Marco goed, hij masseerde hem weleens toen-ie nog amateurwedstrijden reed.

„Twee maanden voor zijn dood was hij nog bij ons op het dorpsfeest”, zegt Lami. „Ik zag al dat het niet goed ging met hem.”

De graftombe van Pantani, die in Cesenatico begraven is.
Foto Massimiliano Donati

In Pantani’s graftombe staan bloemen, kaarsen, zelfgemaakte schilderijtjes. Aan de muur hangt de afscheidsboodschap die hij in zijn paspoort kladde. Er is een glas-in-loodraam met een piëta: Maria met het dode lichaam van Jezus op haar schoot.

„Hij was altijd een verlegen jongen”, zegt Lami terwijl de tranen opwellen in haar ogen. „Maar na Madonna di Campiglio kon hij helemaal niet meer praten.”

‘Marco, waarom doe je dit allemaal?’

Twee kilometer verderop, het centrum van Cesenatico, de volgende dag. Vittorio Savini heeft twintig minuten onafgebroken zitten praten als hij plotseling stilvalt. „Weet je”, zegt hij, ik denk nog iedere dag aan Marco. En ook weleens ’s nachts. Het plezier in wielrennen dat hij mij gaf, heeft niemand anders me ooit gegeven.”

Een gesprek over Marco Pantani volgt altijd hetzelfde patroon. Eerst gaan de ogen twinkelen en komen de verhalen, onstuitbaar, als een lawine. En dan, na een minuut of twintig, onherroepelijk een stilte – gevolgd door een persoonlijke bekentenis, met een klein stemmetje.

Vittorio Savini, een rijzige, kale man van achter in de zeventig, geldt als de ontdekker van Pantani. Veertien jaar oud was Marco toen Savini hem voor het eerst zag rijden, een klein ielig mannetje met grote ambities. Hij wist meteen: deze jongen is een exceptioneel talent. Later, toen Marco doorbrak als renner, werd hij oprichter en voorzitter van Club Magico Pantani, „de grootste wielerfanclub van Europa”. Ook toen Pantani wereldberoemd was geworden bleef hij diens „halve vertrouwensman”, zoals hij het zelf noemt. „Tot aan het einde toe, helaas.”

Vittorio Savini, Pantani’s ‘ontdekker’ en adviseur, naast de gele Fiat Croma.
Foto Massimiliano Donati

Savini zit in het kleine kantoortje van de autogarage die zijn naam draagt – en waar hij nog iedere dag werkt. Hier kwam Pantani regelmatig langs, aan het einde van de dag, na een lange trainingsrit. Altijd onaangekondigd. Met zijn handen, zwart van de smeer, wijst Savini op een stoel. „Daar zat Marco. Dan praatten we. Over van alles. Zijn privéleven. Over hoe hij zich als renner het beste kon gedragen. Soms was-ie boos, soms was-ie vrolijk. De ene keer wilde hij advies, de andere keer wilde hij zijn eigen ideeën testen.”

Hoeveel Savini betekende voor Pantani, blijkt uit een ingelijste brief die aan de muur hangt. Hij kreeg hem van Marco voor zijn vijftigste verjaardag. „Tegen deze man”, staat er geschreven in een verzorgd, gekruld handschrift met perfecte regelafstand, „aan wie ik mijn overwinningen en succes te danken heb, zeg ik: dank je wel!”

Toch heeft ook Vittorio Savini, de trouwe consigliere, Pantani niet kunnen redden. Eindeloos heeft hij op hem ingepraat toen het de verkeerde kant op ging, toen hij foute vrienden kreeg en verslaafd raakte aan de drugs. „Op een gegeven moment heb ik hem bij zijn strot gegrepen en gezegd: Marco, waarom doe je dit allemaal, je weet toch dat het niet goed is?”

Het hielp allemaal niets. Drie maanden liet Pantani niets van zich horen – op één obligaat telefoontje na. Daarna was hij dood.

Savini kijkt naar de brief aan de muur en slaakt een zucht. „Marco’s ondergang”, zegt hij, „was dat hij een te goed karakter had.”

Piazza Pantani

Twintig jaar geleden overleed Marco Pantini, de grootste klimmer van zijn generatie en misschien wel aller tijden. Bijgenaamd Il Pirata, de piraat. Hij werd aangetroffen op een hotelkamer in Rimini, alleen, bezweken aan een overdosis cocaïne. Vierendertig jaar oud was hij.

Nog geen zes jaar daarvoor was hij de beste wielrenner ter wereld.

Dit weekend gaat de tweede etappe van de Tour de France van start in Cesenatico, het voormalige vissersdorpje aan de Adriatische kust waar Pantani zijn hele leven woonde. Het is een eerbetoon aan de renner die de Tour in 1998 won op een manier die nog altijd tot de verbeelding spreekt: aanvallend, impulsief, staand op de pedalen. De Piraat, met zijn oorring en zijn bandana, maakte wielrennen weer romantisch en spannend.

De Piraat, met zijn oorring en zijn bandana, maakte wielrennen weer romantisch en spannend

Twee decennia na zijn dood zit Pantani nog altijd prominent in het collectieve geheugen van Italië. Verspreid over het land staan zeker vijftien monumenten en gedenktekens – ook op plekken waar hij nooit kwam. Straten zijn naar hem vernoemd, bergpassen en wielerparcoursen, van Milaan tot in Calabrië. Tientallen boeken, films en documentaires zijn aan hem gewijd, zeker twintig liedjes over hem geschreven. Wie in Italië op een racefiets een berg oprijdt, maakt nog altijd grote kans om onderweg toegeroepen te krijgen: Vai, Pantani!

Een eerbetoon aan Pantani op het plein voor het Grand Hotel Cesenatico, ter nagedachtenis aan zijn winst in de Giro en de Tour in 1998.
Foto Massimiliano Donati

„Pantani was de laatste wielrenner op wie de Italianen verliefd zijn geworden”, zegt Marco Pastonesi, een van zijn biografen. „Hij is uitgestegen boven het wielrennen.”

In Cesenatico is Pantani overal. Op de gevel van het stadhuis prijkt een levensgrote beeltenis, gemaakt uit wol. Binnenkort wordt er een plein omgedoopt tot Piazza Pantani. Het plaatselijke Pantani-museum is een bedevaartsoort voor wielerfans uit de hele wereld. Net als zijn graf.

Hij leeft ook voort in de verhalen van zijn oude fietsmakkers en van de bewoners van Cesenatico. Ze vertellen graag over hem: over zijn buitengewone klasse, zijn eigenaardigheden, zijn vriendschap en – als je een beetje aandringt – over de tekortkomingen in zijn karakter.

En ze willen graag getuigen van zijn onschuld. Want ja, Marco stierf eenzaam, verslaafd en paranoïde. Maar dat treurige einde was niet zijn eigen schuld, zeggen ze: hij is kapotgemaakt. Marco werd uit koers gehaald wegens dopinggebruik, zonder dat daar serieus bewijs voor was. Magistraten en politieagenten jaagden op hem, terwijl anderen vrijuit gingen.

De feiten zijn anders, maar dit is wat de mensen geloven.

„Voor Marco Pantani”, staat er op een plaquette bij zijn graf, „een groot kampioen, slachtoffer van de Italiaanse justitie.”

36 minuten en 50 seconden

„Kijk”, zegt Serena Boschetti, „op deze foto heeft hij nog haar.”

In een gebouwtje naast het station van Cesenatico huist museum Spazio Pantani. Hier, in het voormalige goederenmagazijn, zie je in drie volgestouwde zalen zijn carrière aan je voorbij trekken. Het museum wordt geleid door Boschetti, de dertigjarige nicht van Pantani. Er komen zo’n tienduizend mensen per jaar, vertelt ze, vooral in het hoogseizoen.

De wielershirts waar Pantani als junior in fietste, nu tentoongesteld in het museum.

Een installatie in het Pantani-museum die herinnert aan de overwinningen in de Giro en de Tour van 1998
De eerste wielerfiets van Pantani, nu tentoongesteld in het museum.

Foto’s: Massimiliano Donati

Geroutineerd loopt Boschetti langs een eindeloze reeks parafernalia. Pantani’s eerste fietsje toen hij als twaalfjarige begon met koersen bij de lokale wielervereniging Fausto Coppi. De trui waarin hij, derdejaars wielerprof, de grote kampioen Miguel Indurain aan gruzelementen reed op Passo Mortirolo. Krantenknipsels over zijn etappezege in de Tour van 1995 op Alpe d’Huez, in de nog altijd snelste klimtijd ooit: 36 minuten en 50 seconden.

De volgende zaal is gewijd aan 1998, zijn topjaar, waarin Pantani zowel de Giro als de Tour won. Een prestatie die sindsdien niet geëvenaard is – misschien dit jaar, nu de Sloveen Tadej Pogacar het gaat proberen. De rit over de Col du Galibier waarin Pantani in de stromende regen het geel veroverde op Jan Ullrich geldt als een legendarische etappe uit de Tourgeschiedenis.

Op een tv’tje in de zaal zie je beelden van de meer dan vijftigduizend mensen die naar Cesenatico kwamen om Pantani’s Tourzege te vieren, onder wie de toenmalige premier Romano Prodi. Het waren de mooiste jaren in het Italiaanse wielrennen sinds Coppi en Bartali. Het land stond op z’n kop.

Afdalen deed hij met doodsverachting, hangend achter het zadel, zijn billen centimeters boven het achterwiel

Al die overwinningen behaalde Pantani in dezelfde, voor hem kenmerkende stijl: bergop, in de aanval, versnellend en nog eens versnellend, totdat zijn concurrenten een voor een gesloopt waren. Geen renner die zo mooi kon lijden op de fiets als hij, geen renner ook die zo gelukzalig de armen kon spreiden onder het finishdoek na een overwinning.

Afdalen deed hij met doodsverachting, hangend achter het zadel, zijn billen centimeters boven het achterwiel. Pantani, 1 meter 72 lang en 58 kilo licht, reed op gevoel. Hij bracht de bezieling en het avontuur terug in het wielrennen, in een tijd dat saaie tijdrijders als Indurain de grote rondes naar hun hand zetten. Hij was, zoals hij het zelf graag zei , „een ambachtsman onder de multinationals”.

Vijf uur trainen op een lege maag

In die jaren van Italiaans wielergeluk reed Marcello Siboni aan Pantani’s zijde. Hij was zijn knecht in koers en vaste trainingsmaat tijdens lange ritten in de Apennijnen. Tegenwoordig heeft Siboni (59), een grote vriendelijke reus met een stevige bos grijs haar, een kleine fietsenzaak in Cesena, op vijftien kilometer van Cesenatico. In de werkplaats hangen foto’s van hemzelf met Pantani.

Siboni haalt net een aftandse damesfiets uit de beugels. Zijn ogen lichten op als hij, na enige aarzeling, herinneringen begint op te halen aan zijn oude vriend. „Ik wist nooit hoe laat ik thuis zou komen als we gingen trainen. Dan dacht ik: een uurtje of drie, en dan werden het er vijf of zes. Of Marco zei: we gaan één zware beklimming doen en dan deden we er drie of vier.” Pantani, zegt Siboni, was altijd bezig zichzelf te testen – tot in het extreme. „Als het warm was, probeerde hij geen water te drinken. Of hij ging zonder eten van huis, vijf uur trainen zonder voeding.”

Nog altijd spreekt Siboni, die vijf jaar ouder was, op een haast vaderlijke manier over zijn vriend. Na afloop van een trainingsrit bracht hij hem naar huis, ook al betekende dat een omweg van dertig kilometer. „Dan voelde Marco zich beschermd.” Op de weg zorgde hij er altijd voor dat hij aan de linkerkant van Pantani reed. „Als er dan iets gebeurde met een auto, zou ik als eerste geraakt worden.”

Tour de France. Een dolgelukkige pappa Pantani feliciteert zijn zoon achter het huldigingspodium op de Champs Elysees.
Foto ANP

Of ze veel spraken tijdens die ritten door de Apennijnen, hing af van Pantani. „Je zag meteen aan zijn gezicht of hij die dag zin had om te kletsen of niet.” Áls hij in een praatgrage bui was, ging het over vissen, jagen, auto’s, voetbal – de passies die hij koesterde buiten het wielrennen. Bedanken deed Pantani „op geheel eigen wijze”, zegt Siboni. „Hij gaf je een schouderklopje terwijl hij de andere kant opkeek. Maar voor mij was dat genoeg.”

Ongeschoren, op pantoffels

Aan die gelukkige tijd kwam in één klap een einde op 5 juni 1999, de dag van de op een na laatste etappe van de Giro d’Italia. In het skioord Madonna di Campiglio in de Dolomieten werd Pantani die ochtend onderworpen aan een onaangekondigde bloedwaardetest. Hij reed al een week in het roze, de dag ervoor had hij zijn concurrenten voor de vierde keer bergop verpletterd. Zijn tweede Girozege op rij kon hem niet meer ontgaan.

Het resultaat van Pantani’s test: een hematocrietwaarde van 52 procent – te hoog volgens de regels van wielerbond UCI. Het wees op het gebruik van epo, het verboden middel dat in die tijd nog niet direct kon worden opgespoord. Pantani werd per direct uit koers genomen en voor vijftien dagen geschorst.

Hevig geëmotioneerd verliet hij de Giro-karavaan – gestrand in het zicht van de overwinning.

„In Madonna di Campiglio is Marco gestorven” – die zin komt vroeger of later voorbij in ieder gesprek met zijn oude vrienden en collega’s. Zijn exit uit de Giro was een klap die hij nooit meer te boven zou komen, vertellen ze. Sindsdien zagen niet meer de oude Marco, maar een boze, in zijn trots gekrenkte man die bleef volhouden dat hij onschuldig was.

„Vier dagen na Madonna di Campiglio ging ik thuis bij Marco langs”, vertelt Vittorio Savini vanachter het bureau in zijn autogarage. „Ik belde aan en hij liet me binnen. Hij was ongeschoren, liep op pantoffels en had een appel in zijn hand. Ik zei: ‘Marco, neem een douche en kleed je aan, we gaan ergens een hapje eten.’ Hij weigerde, we kregen een woordenwisseling. ‘Zeggen ze dat ik dope heb gebruikt?’, zei hij. ‘Dan zal ik ze eens laten zien wat dat is, dope gebruiken!’” Savini buigt zich voorover. „Met die woorden is hij het verkeerde pad op gegaan. Daar ben ik van overtuigd.”

Onvoorspelbaar en onhandelbaar

Een paar weken na zijn uitsluiting van de Giro begon Pantani cocaïne te gebruiken, later ook crack. Hij ging door met wielrennen, bij vlagen toonde hij zijn oude brille nog. In de Tour van 2000 klopte hij de nieuwe kampioen Lance Armstrong bergop in Courchevel – een etappe die Armstrong later „de moeilijkste dag uit mijn carrière” zou noemen.

Maar de neergang was ingezet. Foute vrienden en het uitgaansleven trokken hem steeds verder naar beneden. In de Giro van 2001 deed de politie een inval in zijn hotel in San Remo waarbij verboden middelen werden gevonden. Er volgde een lange reeks juridische procedures.

De paranoia sloeg toe, Pantani werd onvoorspelbaar en onhandelbaar. Steeds vaker sloot hij zich dagenlang alleen op in de twee-onder-een-kapvilla vlak buiten Cesenatico die hij samen met zijn ouders bewoonde, de rolluiken omlaag, een zak coke binnen handbereik.

Marcello Siboni in zijn fietsenzaak in Cesena. Siboni was Pantani’s ploeggenoot bij Mercatone Uno van 1997 tot 2002.
Foto Massimiliano Donati

Zijn wielermaten probeerden van alles om Pantani weer op het rechte pad te krijgen, maar ook zij konden niet meer tot hem doordringen. „Hij wilde niet om hulp vragen, zijn trots zat hem in de weg”, zegt Marcello Siboni in zijn fietsenzaak. „Ik heb hem eindeloos vaak gebeld, maar hij nam z’n telefoon niet meer op.” De laatste keer dat Siboni hem zag, was bij een etentje in Rimini met oude ploegmakkers. „Eén voor één zeiden we tegen hem: ‘Kom, Marco, laten we zorgen dat het weer zo wordt als vroeger.’”

Op 9 februari 2004 boekte Marco Pantani een kamer in Residence Le Rose, een sjofel hotel vlak bij de boulevard van Rimini, twintig kilometer van Cesenatico. Alleen.

In de dagen die volgden, kwam hij niet meer buiten. Op zaterdag 14 februari, Valentijnsdag, belde Pantani herhaaldelijk naar de receptie om te klagen over geluidsoverlast. ’s Avonds ging de receptionist toch maar eens een kijkje nemen. De deur van de kamer was gebarricadeerd met meubels. Toen hij eindelijk binnen was geraakt, trof hij Pantani aan naast het bed, levenloos. De kamer was overhoop gehaald. Op het nachtkastje lagen doosjes medicijnen en een dun laagje wit poeder. De doodsoorzaak volgens het autopsierapport van de politie: acute cocaïnevergiftiging.

Na Pantani’s dood was Italië in rouw. Tienduizenden mensen kwamen naar zijn begrafenis, een bloemenzee omgaf zijn kist.

„Toen ik hoorde van Marco’s overlijden, heb ik van ellende koorts gekregen”, vertelt Marcello Siboni. „Ik heb alles op alles moeten zetten om zijn begrafenis bij te kunnen wonen, aspirines geslikt bij de vleet. Toen we met de kist de kerk uit kwamen, was er een stoet van wel een kilometer lang. Het was net alsof Marco een wedstrijd reed.”

Nooit verhuisd naar Monaco

Matteo Gozzoli moet even slikken als het over de begrafenis van Pantani gaat. „Een moeilijke tijd om over te praten”, zegt hij zacht.

Achttien jaar oud was Gozzoli toen Pantani overleed. Nu, op zijn achtendertigste, is hij burgemeester van Cesenatico. Hij zit in zijn werkkamer in het gemeentehuis aan de oude haven – schuin tegenover de kerk waar Pantani aan zijn laatste reis begon.

Gozzoli ziet er afgetraind uit. Hij is gek van wielrennen, al van jongs af aan – en Pantani was zijn idool. Eén keer heeft hij met hem gepraat, vertelt hij. „Bij een etentje op een sportvereniging. Ik was negen, hij was al een beroemde renner.” Op zijn telefoon laat de burgemeester een foto zien die destijds werd gemaakt: Pantani in een wollen trui, de negenjarige Gozzoli met een verrukte blik op het gelaat. „Ik herinner me dat hij zei: ‘Matteo, als je een echte wielrenner wil worden, moet je veel trainen en ook een beetje afvallen.’”

Cesenatico-burgemeester Matteo Gozzoli bij het monument voor Marco Pantani.
Foto Massimiliano Donati

Pantani, vertelt Gozzoli, was in Cesenatico altijd „een van ons”. Nooit kapsones gekregen, nooit verhuisd naar Monaco of een ander belastingparadijs. „Je zag hem terugkomen op zijn fiets van lange trainingsritten. Je kon gewoon een praatje met hem maken op straat.”

Sinds Gozzoli burgemeester is, doet hij alles wat hij kan om zijn held te eren. Vijf jaar geleden nam hij het initiatief om het plein waar sinds 2005 al een standbeeld staat om te dopen tot Piazza Pantani. Na de nodige bureaucratische hordes gaat dat „binnen een jaar gebeuren”. Vorig jaar is ook de Monte Carpegna, Pantani’s favoriete beklimming in de heuvels achter Cesenatico, naar hem vernoemd. Gozzoli laat een andere foto zien: hijzelf, in wieleroutfit, voor een bord met de tekst: „Passo Marco Pantani – 1.370 meter boven zeeniveau”.

„Hoe langer hij dood is,” zegt de burgemeester, „hoe meer we hem herdenken.”

Het allergrootste eerbetoon aan Pantani, zegt Gozzoli, is de start van de tweede Touretappe, komende zondag. Heel Cesenatico zal geel kleuren. De week ervoor is er een groot feest op het plein waar Pantani in 1998 werd gehuldigd voor zijn Tourzege. Grote namen hebben toegezegd te komen, onder wie zijn oude rivalen Ivan Gotti en Jan Ullrich. „Marco’s moeder wilde ook Lance Armstrong uitnodigen, maar dat vonden we toch niet zo’n goed idee. Die is iets te omstreden.”

Hoogtijdagen van de epo

Armstrong. Via die naam belanden we bij het onderwerp dat onherroepelijk verweven is met de herinnering aan Pantani: doping. De Piraat koerste in de hoogtijdagen van de epo, het verboden middel dat de aanmaak van rode bloedcellen bevorderde. Al zijn grote rivalen werden, tijdens hun carrière of daarna, ontmaskerd en geschorst. De Tour de France die hij won, in 1998, zou wegens de vele politie-invallen de geschiedenis ingaan als de ‘Tour Dopage’.

Doping? Hij is erin geluisd, zeggen vrienden en familie. Sommigen gaan nog verder. Pantani, zo beweren ze, is vermoord

Ook Pantani gebruikte epo, al werd hij in koers nooit positief bevonden. Zijn geopenbaarde bloedwaardes over meerdere jaren, zo toonde Matt Rendell al overtuigend aan in zijn biografie The Death Of Marco Pantani (2006), kunnen maar tot één conclusie leiden. En sinds het verschijnen van Rendells boek is er alleen maar méér bewijsmateriaal bijgekomen voor Pantani’s epo-gebruik, zoals een rapport van de Franse senaat waarvoor urinemonsters uit de Tour van 1998 opnieuw onderzocht werden.

Toch gebeurt er in Cesenatico iets opmerkelijks als het over doping gaat. Zodra het woord valt, gaat de blik op oneindig en volgen lange betogen vol excuses en relativering. Pantani’s oude vrienden willen er niets van weten.

„Hij heeft nooit iets gedaan”, zegt zijn oude knecht Marcello Siboni. „Niente di niente.

„Ik denk”, zegt burgemeester Gozzoli, „dat hij de sterkste bergop was van iedereen, ondanks alles.”

„Hij had het niet nodig”, zegt Vittorio Savini. „Hij hoefde maar weinig te trainen en kon ontzettend goed herstellen. Dat is Moeder Natuur.”

In de Spazio Pantani, het museum bij het station, zijn hele vitrines gewijd aan Marco’s passies buiten het wielrennen. Zijn sporthengel, zijn jachtgeweer, zijn gitaar, zijn shirt van AC Milan. Eén hele wand wordt bedekt door de schilderijen die hij maakte, kinderlijk aandoende olieverfdoeken van bomen, vissen en paarden. Maar aan doping wordt niet één woord gewijd: de schandalen, schorsingen en rechtszaken die hem in de laatste vijf jaar van zijn leven teisterden, zijn volledig afwezig. „We beperken ons hier tot Marco’s sportieve bestaan”, zegt zijn nicht Serena. „Die kwesties hebben niets te maken met Marco de wielrenner.”

Maar hij koerste toch in het epo-tijdperk? Een geschokte blik. „Marco is nooit positief bevonden! De kranten schreven erover, ja. Maar er bestaat niet één document waarin letterlijk staat: Marco is positief getest. Hij is uit de Giro gehaald vanwege bloedwaardes. En die, zo weten we, waren gemanipuleerd.”

Dat verhaal keert telkens terug, in alle gesprekken: in Madonna die Campiglio is Pantani erin geluisd. Het is het verhaal dat hij zelf bleef vertellen, tot aan het einde van zijn leven aan toe: hij was onschuldig, het was een valstrik, er was gerommeld met de staaltjes. Die lezing is volledig omarmd door familie, vrienden en bewonderaars – inclusief burgemeester Gozzoli: wat destijds in de Dolomieten is gebeurd, klopte niet.

Pantani in de gele leiderstrui tijdens etappe 18 van de Tour de France van 1998, die hij zou winnen.
Foto Franck Seguin/Getty

Die theorie heeft aan kracht gewonnen sinds tien jaar geleden verhalen opdoken over betrokkenheid van de georganiseerde misdaad. De Napolitaanse maffia, de Camorra, zou hebben gezorgd voor zijn te hoge hematocrietwaarde. Illegale goksyndicaten hadden enorme bedragen ingezet op zijn nederlaag, en dus mocht Pantani de Giro niet winnen.

Sommigen gaan nog verder. Pantani, zo beweren ze, is vermoord. Hij stond op het punt erachter te komen welke duistere machten er achter zijn uitsluiting op Madonna di Campiglio zaten – en dus moest hij uit de weg worden geruimd. Er was op die fatale dag iemand bij hem in de hotelkamer, die hem gedwongen heeft de dodelijke overdosis cocaïne te nemen.

De belangrijkste verkondigers van deze theorie zijn Pantani’s ouders, die nog altijd in de andere helft van de villa buiten Cesenatico wonen. Zijn moeder Tonina heeft de afgelopen twintig jaar onvermoeibaar gestreden om „de waarheid boven tafel te krijgen”, zoals Serena het noemt. Ze schakelde een privé-detective in en op haar aandringen is het politieonderzoek naar Pantani’s dood de afgelopen jaren tot twee keer toe heropend.

„Ze heeft zichzelf een gelofte gedaan”, zegt Serena over mamma Tonina. „Ze wil gerechtigheid voor Marco.”

Bewijs is er nooit gevonden, noch voor de betrokkenheid van de Camorra, noch voor de ‘moord’ op Pantani. Het derde politieonderzoek is in februari dit jaar gesloten, tot groot verdriet van Tonina. Toch hebben de ideeën zich vastgezet in het hoofd van Pantani’s vrienden. „Ik denk”, zegt Marcello Siboni in zijn fietsenwinkel in Cesena, „dat Marco niet alleen was toen hij stierf”.

Erachterzoekologie

Twintig jaar na zijn dood geldt Pantani in Italië bovenal als „een symbool van kwetsbaarheid”, zegt zijn biograaf Matt Rendell. „Met dat magere lichaam, die grote ogen en dat kale hoofd bleef hij altijd iets kinderlijks houden.”

Pantani’s imago van „knuffelbeer” verklaart volgens Rendell ook de ontkenning van diens dopinggebruik, alle bewijzen ten spijt. „Als je moet kiezen tussen Pantani de drugsverslaafde die doping gebruikte en de kwetsbare, kinderlijke Pantani, dan is de keuze snel gemaakt.” Willen we onze jonggestorven helden niet gewoon blijven zien als onschuldige slachtoffers?

Uiteindelijk, zegt Pantani’s andere biograaf Marco Pastonesi, willen fans en journalisten „die donkere kant” liever vergeten. „Niet alleen bij Pantani. In al die jaren is er door Italiaanse tv-commentatoren bij de Giro nog nooit gepraat over doping. Vroeger niet en nu niet.”

De publieke herinnering aan Pantani is volgens Rendell kenmerkend voor hoe Italië omgaat met dubieuze kwesties uit het verleden: achterdochtig, blind voor de feiten, op het paranoïde af. „In Italië bestaat een lange geschiedenis van wantrouwen in publieke instituties, zoals de politie en de rechterlijke macht. Mensen zeggen: let op, het is allemaal niet wat je denkt, er spelen andere belangen.” Voor die hang naar complotdenken kent het Italiaans zelfs een speciaal woord: dietrologia, vrij vertaald ‘erachterzoekologie’. Rendell: „De herinnering aan Pantani past daar perfect in.”

Spazio Pantani, het museum voor de wielrenner
Foto Massimiliano Donati

Knalgele Fiat Croma

Na zijn moment van stilte heeft Vittorio Savini zich herpakt. In het kantoortje van de autogarage duikelen de herinneringen aan Pantani weer over elkaar heen. Over hoe Savini hem als jongeling adviseerde om bergop uit het zadel te komen („sinds die dag heeft hij niet anders gedaan”). Over hoe Marco soms in de remmen moest knijpen tijdens een beklimming – zó hard ging hij. En over de vele uren die hij, Savini, in de fanclub stak („Honderd brieven met lidmaatschapskaarten per avond dichtlikken”).

Als hij is uitgesproken, wandelt hij naar buiten, zijn kantoortje uit. Op het parkeerterrein voor zijn garage staat een knalgele, hoekige Fiat Croma. Dit was een van de auto’s van Pantani’s ploeg Mercatone Uno in de Tour van 1998. „We hebben hem gebruikt om alle bloemen mee terug te nemen naar Italië.”

Morgen, zegt Savini, gaat hij de wagen verplaatsen, naar een plek die beter in het zicht staat. Hij lacht. „De Tour komt eraan, de mensen komen naar Cesenatico. We moeten Marco een beetje eren!”


De vraag is of bondscoach Koeman en zijn spelers wel dezelfde voetbaltaal spreken

Door onze medewerker

Het Nederlands elftal was „nergens” toen haar man het in 2018 overnam, zegt Bartina Koeman in de docuserie Força Koeman. In die eerste periode wist bondscoach Ronald Koeman het negatieve sentiment rond Oranje te keren. Hij bracht wilskracht, dynamiek en door de goede resultaten hernieuwd geloof na donkere jaren. „Hij is een reparateur”, zei Bartina, terugblikkend over gaar echtgenoot.

Zo staat Ronald Koeman dinsdagavond langs de lijn, in het Olympiastadion in Berlijn. Als een reparateur. Maar de omstandigheden zijn nu anders, in zijn tweede termijn als bondscoach. Nu moet hij herstellen wat onder zijn verantwoordelijkheid fout gaat, in het laatste groepsduel op het EK tegen Oostenrijk.

Spelers ogen vertwijfeld. Weten niet precies wat ze moeten doen. Het is te zien aan hun handgebaren, de vragende blikken. Ze worden vastgezet, naar de zijkant gedrukt en daar steeds gedwongen tot balverlies. Moeilijke oplossingen worden gezocht, eenvoudige afspeelopties dienen zich niet aan. Dus maakt Tijjani Reijnders een rush die op niets uitloopt, probeert Lutsharel Geertruida zonder succes een tegenstander uit te spelen en verliest Joey Veerman keer op keer de bal.

Ook bij balbezit van Oostenrijk is het onduidelijk wat Nederland wil. Illustratief is de achttiende minuut, wanneer Oranje in een geraffineerd Oostenrijks combinatiespel belandt. Linksbuiten Cody Gakpo zet fel druk als Oostenrijk opbouwt. De verdediging verplaatst het spel dan naar de andere flank. Gakpo wijst dat rechtsbuiten Donyell Malen daar óók druk moet zetten. Pressing op de bal luistert nauw, het werkt alleen als je het collectief doet. Anders kan een tegenstander er (simpel) doorheen spelen.

Precies dat gebeurt. Malen zit er niet dicht genoeg op, kan geen druk uitoefenen. De controlerende middenvelders blijven ook hangen. Je ziet de aarzeling bij Oranje: met zijn allen doorstappen of niet? De frustratie daarover is zichtbaar bij Gakpo, die boos wegdraait. De weifeling is ook te zien bij Reijnders, die net als Gakpo hoog druk zet. Hij kijkt even achter zich of anderen volgen – niet dus.

Oostenrijk voetbalt eenvoudig door die halfslachtige pressie heen. Ieder balcontact wordt begroet met gejuich – ‘héé, héé, héé’. Die pijnlijke fase voor Oranje – algemeen gezien als de grondlegger van het ‘totaalvoetbal’ in de jaren zeventig met veel positiewisselingen en vloeiend combinatiespel – krijgt het elftal een les in modern, progressief aanvalsspel. Ruim anderhalve minuut duurt het Oostenrijkse vertoon.

Spelidentiteit

Wat voor soort voetbal wil je spelen? Wat is je spelfilosofie? Bij Oostenrijk is het onder de innovatieve coach Ralf Rangnick duidelijk. Zij jagen de tegenstander af met veel energie en ‘hoge’ druk, en spelen zeer direct richting het vijandelijk doel. Het is georganiseerd teamvoetbal, zonder aarzeling. Spelers van modale Europese clubs als SC Freiburg, VfL Wolfsburg en Sturm Graz kunnen dan dus, ondanks het verschil in individuele kwaliteit, beter zijn dan Oranje.

Die spelidentiteit bij Oranje is minder duidelijk sinds Koeman maart vorig jaar begon aan zijn tweede termijn als bondscoach. Ja, wel in algemeenheden. „We gaan altijd uit van aanvallend, creatief voetbal”, zei Koeman eind mei. Maar op welke manier hij precies tot dit offensieve voetbal wil komen en met welke spelprincipes (intenties waarmee een ploeg speelt), is nooit duidelijk geworden.

Het raakt de kern van de coach Koeman. Hij is een realist, geen idealist. Een pragmaticus die met een vingerknip kan overstappen op een andere speelwijze. Die tactische flexibiliteit heeft Oranje vorig jaar geholpen in lastige periodes. Het ene moment meer gericht op defensieve controle, dan weer aanvallender – afhankelijk van tegenstander en scoreverloop. Tegen mindere landen voldeed dat.

Een eenduidige, doortimmerde speelstijl ontbreekt nu. Koeman toont zich geen ‘vormende’ bondscoach die een specifiek speltype erin slijpt. De nuance is dat dit bij een nationale ploeg ook lastiger is dan bij een club omdat er weinig trainingstijd is – al bewijst Rangnick het tegendeel. Oranje had bovendien een voorbereiding van ruim twee weken, waarin nu eindelijk wel een keer veel getraind kon worden. Maar een lijn in de ontwikkeling van de speelwijze is niet te zien op dit EK.

Het is een van de tekortkomingen die Oranje dinsdag in problemen brengt. Constant lopen spelers achter de bal aan, krijgen geen druk op Oostenrijk. Er is onduidelijk wie aanvallende middenvelder Marcel Sabitzer moet oppakken, die dieper staat dan verwacht. Moet centrale verdediger Virgil van Dijk hem oppakken, of moet middenvelder Jerdy Schouten mee? Als hij hem volgt, worden de ruimtes op het middenveld te groot, zegt Schouten later.

Die slimme positionering van Oostenrijk in combinatie met hun agressieve pressing, trekt Oranje uit balans. Rechtsback Geertruida schuift iets naar binnen om het centrum te ondersteunen. Met als gevolg dat er op rechts een gat valt – niet toevallig de flank waaruit de eerste tegengoal ontstaat.

Na twintig minuten gebaart Koeman: ga achterin een-op-een staan, zodat ze er op het middenveld meer druk op kunnen krijgen. Die boodschap is met name gericht aan Van Dijk, die nauwelijks doordekt. Dat lukt pas vanaf de tweede helft. Koeman zegt later dat het plan vooraf was om „een beetje” in te zakken – wat dus desastreus uitpakte.

Progressieve clubtrainers

Het passieve spel van Oranje is opvallend, gezien de progressieve trainers waar diverse internationals onder spelen bij hun clubs. Gakpo, Van Dijk en Georginio Wijnaldum zijn bij Liverpool gevormd door de extreme pressie en het hoge tempo onder Jürgen Klopp. Daar waar Nathan Aké bij Manchester City werkt met Pep Guardiola, de meest invloedrijke trainer van deze eeuw met zijn positioneel georiënteerde totaalvoetbal.

Xavi Simons speelt bij RB Leipzig, een club in de school van het Duitse Vollgasfussball. Die lijn is door te trekken naar de Eredivisie, met Geertruida die bij Feyenoord groot werd in het agressieve, aanvallende spel onder Arne Slot. Daar waar Schouten en Veerman bij PSV kampioen werden met Peter Bosz, een coach die eveneens met veel energie en druk naar voren speelt.

Het spel van Oranje ligt ver af van dit type voetbal. Dat verschil is goed te zien in de wedstrijd van afgelopen vrijdag tegen Frankrijk. Xavi Simons stapt meerdere keren uit om druk te zetten, gewend als hij dit is bij RB Leipzig. Net als Gakpo tegen Oostenrijk, reageert Simons gefrustreerd als anderen niet volgen. „Héé!”, roept hij. Na afloop is Koeman kritisch op Simons, omdat hij meerdere keren uitstapte waardoor grote ruimtes ontstonden voor Frankrijk.

Het roept de vraag op of bondscoach en spelers wel dezelfde soort voetbaltaal spreken. De vraag is ook waarom het Bosz bij PSV afgelopen seizoen wel lukte om Veerman in zijn kracht te laten komen, waar Koeman de spelverdeler dinsdag al na 35 minuten wisselt na een mislukt optreden met zestien keer balverlies.

Gevraagd naar de wissel, zei Koeman bij de NOS op afstandelijke toon dat er „iets moest gebeuren”. Als de interviewer hem voorhoudt dat Veermans specialiteit juist zijn balvastheid is, zegt Koeman: „Daar heb ik geen antwoord op, sorry. Hij struikelt een keer over de bal, hij geeft ballen weg. Dat moet je hem vragen. Het is voor mij onverklaarbaar.”

Het is de tweede keer in zeventien interlands dat Koeman tot zo’n rigoureuze, vroegtijdige wissel overgaat: Ajax-middenvelder Kenneth Taylor overkwam hetzelfde, maart vorig jaar na 33 minuten tegen Frankrijk. Net als Veerman nu, kwam hij er beschadigd uit. Los van het slechte spel van beiden, laat het vooral zien dat Koeman een inschattingsfout maakte bij de keuze voor zijn formatie.

Misschien was de nederlaag tegen Oostenrijk (2-3) in zekere zin onvermijdelijk. Iets dat Koeman een keer moest overkomen: tactisch afgetroefd worden door een coach met vooruitstrevende ideeën. De persconferentie in Berlijn loopt dinsdagavond tegen het einde als Koeman voorzichtig vooruit kijkt naar de achtste finale. Hij gebruikt traditioneel trainersjargon, dat duidt op een gedateerde aanpak. „Dan zullen we wel uit een ander vaatje moeten tappen.”


Elftal Oekraïne voelt druk van de oorlog op het veld

Het was haast geen toeval, denkt Roman Motytsjak. Twintig minuten voor het begin van de EK-wedstrijd Slowakije-Oekraïne stuurt hij een screenshot met de melding van het luchtalarm in Oekraïne. „De Russen zijn jaloers dat wij wel meedoen aan het Europees kampioenschap en zij niet”, is zijn commentaar. „Ze kijken zelf massaal naar het toernooi.”

Voetbal en oorlog zijn voor Oekraïne op dit moment onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het EK in Duitsland is het eerste grote voetbaltoernooi waar Oekraïne aan meedoet sinds de grootschalige Russische invasie ruim twee jaar geleden.

In de wetenschap dat elke seconde hun laatste kan zijn, kijken de Oekraïners thuis of in het café met vrienden, terwijl de soldaten het toernooi volgen aan het front. Vandaag wacht het laatste groepsduel tegen België dat bepaalt of het nationale team doorgaat naar de achtste finale.

Het EK is voor Oekraïne een middel om de oorlog onder de internationale aandacht te brengen, de vernietiging door Rusland te tonen aan de wereld. Voor het begin van het toernooi plaatste het nationale elftal een filmpje op sociale media, waarin de spelers hun geboortestad noemden terwijl op de achtergrond verwoestingen op die plek werden getoond. Een kapotgeschoten deel van een voetbaltribune van Charkiv is meegenomen naar de stad waar Oekraïne die dag zijn wedstijd speelt.

Berichten van het front

De duels zelf staan vol van emotie. De Oekraïense spelers komen ieder met de nationale vlag om hun lichaam het veld opgelopen. Met de hand op de borst zingen de Oekraïners op de tribune gepassioneerd hun volkslied. Een Oekraïense vlag met daarop Charkiv geschreven doet meteen denken aan de Russische bombardementen op de stad.

En toen kwam de schok van de eerste groepswedstrijd. Kansloos verloor Oekraïne in München met 3-0 van Roemenië. De verwachtingen waren vooraf hoog met spelers als Oleksandr Zintsjenko (Arsenal, ex-Manchester City), Mychajlo Moedryk (Chelsea) en Artem Dovbyk (Girona, topscorer van La Liga, de hoogste Spaanse voetbalcompetitie). Coach Serhi Rebrov zei vooraf dat de omstandigheden de spelers inspireren: „De oorlog geeft ons motivatie. We krijgen berichten van soldaten en vrienden die strijden voor de onafhankelijkheid van Oekraïne. Zij zijn trots op ons, en wij op hen.”

Maar het team speelde tegen Roemenië passief, ogenschijnlijk zonder strijd. De kritiek in eigen land was vernietigend. Viktor Vatsko sprak over een schande van het sterkste elftal uit de Oekraïense voetbalgeschiedenis. Ik zal proberen me in te houden, zei de voetbalcommentator aan het begin van de uitzending op zijn populaire YouTube-kanaal. Het vriendelijkst was hij met: „Het was alsof Oekraïne de Roemenen verwelkomde met brood en zout en zei: speel zoals je wil.” Brood en zout is de Oekraïense manier om gasten te verwelkomen.

Een heroïsch land, benadrukte Vatsko de beladenheid, staat het nationale team bij. En dat gegeven legde een te grote druk op de spelers, denkt Motytsjak (47). Het ligt niet aan hun kwaliteit, zegt hij aan de telefoon vanuit de hoofdstad Kyiv. „Ze wilden te graag wat laten zien voor hun land, voor hun familie. Ze hebben allemaal familieleden in Oekraïne van wie hun levens in gevaar zijn, die lijden. Dat zit in hun hoofden.”

Stroomstoringen

De eerste wedstrijd zag Motytsjak in een café in Kyiv. Bars zenden de wedstrijd uit. Voetbal en Oekraïne zijn onafscheidelijk, zegt hij. Maar elektriciteitsuitval ligt op de loer door de Russische aanvallen op energiecentrales. Generators moeten er dan voor zorgen dat de duels kunnen worden uitgezonden. „Er is geen leven zonder generator.”

Met een vlag om zich heen gedrapeerd kijkt ook Serhi Foersa (42) de wedstrijden in een Kyivs café. Ook hij zag de spanning toeslaan bij de spelers als gevolg van de oorlog. Ze volgen tijdens het toernooi dagelijks het oorlogsnieuws. „Hun benen waren zo zwaar als steen. De spelers beseffen dat ze moeten vechten en sterven op het veld. De soldaten aan het front kijken immers ook.”

Na de wedstrijd moest Rebrov de kleedkamer verlaten op verzoek van de spelers, die elkaar grondig toespraken. In eerste instantie bleek dit in de tweede wedstrijd niet geholpen te hebben. De druk was nog zichtbaar in de eerste helft tegen Slowakije. In Düsseldorf kwamen de Slowaken op voorsprong en het einde van het toernooi voor het zwak spelende Oekraïne leek nabij. Maar het team richtte zich op in de tweede helft, scoorde de 1-1, speelde nu wel agressief en Roman Jaremtsjoek maakte op fraaie wijze het winnende doelpunt.

Na de wedstrijd kwamen de tranen vrij bij Jaremtsjoek, terwijl hij de Oekraïense toeschouwers bedankte. „In deze moeilijke tijden is dit een bevestiging dat we nooit opgeven, wat er ook gebeurt”, zei hij na afloop tegen de pers. „We hebben ons leven gegeven voor deze overwinning.”

Meteen greep president Volodymyr Zelensky de herrijzenis van het team aan als voorbeeld voor zijn landgenoten. „Geloof in elkaar!”, schreef hij op X. „Ondersteun elkaar! Vecht voor elkaar! Dit is wat ons allemaal zou moeten verenigen. Oekraïne dat vecht. Oekraïne dat een klap opvangt en obstakels overwint. Oekraïne dat kan winnen.”

Op zijn YouTube-kanaal schreeuwde Vatsjko het niet uit van euforie. Dankzij reddingen van doelman Anatoli Troebin, benadrukte de commentator streng, bleef Oekraïne in de eerste helft overeind. Met de zege is wel het geloof in een goed vervolg terug, al wacht met België in Stuttgart vandaag een sterke tegenstander.

Gemor over Oekraïense fans

Pijnlijk zijn de eerste twee wedstrijden voor Foersa ook geweest. Niet vanwege het voetbal op het veld, maar vanwege de Oekraïense mannelijke supporters in het stadion. Het is geen grote discussie in Oekraïne, maar hier en daar klinkt gemor over hun aanwezigheid in Duitsland. Oekraïense mannen tussen de 18 en 60 jaar mogen hun land niet verlaten, zodat ze elk moment kunnen worden opgeroepen voor het leger. Er zijn legale uitzonderingsregels waardoor ze toch naar het buitenland mogen afreizen.

Supporters van Oekraïne in het stadion tijdens een groepswedstrijd.
Foto Clive Mason / Getty Images

Het roept bij Foersa gemengde emoties op. „Deze mannen hebben het recht om daar te zijn. Ik kan het hen niet kwalijk nemen en heb geen recht om hen te beoordelen. Maar als ik hen het volkslied zie zingen met de Oekraïense vlag dan doet dat pijn, al kan ik niet aangeven waar die pijn precies zit.”

Voor Motytsjak hebben de EK-wedstrijden een diepere betekenis. Ze spelen voor hem een rol in de erkenning van de Oekraïense onafhankelijkheid na de val van de Sovjet-Unie in 1991. Motytsjak herinnert zich het EK van 1988 toen de Sovjet-Unie in de finale verloor van Nederland. Dat team bestond vooral uit spelers van Dinamo Kyiv en de bondscoach, de befaamde Valeri Lobanovski, was een Oekraïner.

Het Sovjetvoetbal was Oekraïens voetbal, begint Motytsjak. „Maar heel veel westerlingen zagen dat niet. Ik hoop dat we de Europeanen de kracht kunnen laten zien van het Oekraïense voetbal en dat ze stoppen ons als Russen te zien.”

Dat niet alleen, de EK-wedstrijden van hun land geven Motytsjak en Foersa afleiding. Met hun vrienden in de kroeg hoeven ze negentig minuten lang niet te denken aan de oorlog. Motytsjak: „Om voor even weer momenten te hebben zoals het leven vroeger was, voor de oorlog.”