Het heeft alle ingrediënten voor een fraai gevecht. Engeland tegen Nederland, halve finale EK, woensdagavond 21.00 uur, net over de grens, in Dortmund. Vier tactische en speltechnische zaken om woensdag op te letten.
1 De wisselvalligheid van het Nederlands elftal
„Je ziet momenten in wedstrijden dat we niet altijd herkennen wat er wordt gevraagd, zoals in balbezit of bij het druk zetten”, zegt bondscoach Ronald Koeman, eerder deze week in het basiskamp in Wolfsburg. „Daar maken we best wel fouten in, waardoor je de controle ineens kan verliezen.”
Het ‘lezen’ van wedstrijden is een kwaliteit van ervaren, geslepen ploegen. Wat is nodig in een moeilijke fase? Even iets compacter staan? Of juist meer druk naar voren? Die spelintelligentie ontbreekt regelmatig bij Oranje, bleek in de groepsduels tegen Frankrijk en Oostenrijk en zaterdag in de kwartfinale tegen Turkije. Het spel aan de bal was vaak onzorgvuldig of ongeduldig. De defensieve organisatie oogde chaotisch zodra Oranje onder druk kwam.
Daar staan goede fases tegenover, met name tegen Polen en Roemenië. Met snelle uitbraken, door de as of over de flanken, voornamelijk via linksbuiten Cody Gakpo. En gevarieerde combinaties in de kleine ruimte, onder regie van aanvaller Xavi Simons. Vechtlust was ook goed te zien in de slotfase tegen Turkije. Die „meerdere gezichten” van dit Nederlands elftal, zoals spits Wout Weghorst het omschrijft, maakt deze ploeg onvoorspelbaar en gevaarlijk.
„Het is niet zomaar even dat we ieder duel perfect spelen”, zegt Koeman. Een perfecte wedstrijd is wel iets wat Oranje in zich heeft, denkt hij. In zijn tweede periode als bondscoach, maart vorig jaar begonnen, hebben ze dat nog niet laten zien: in de duels tegen toplanden werd vijf keer verloren en een keer gelijk gespeeld. De laatste zege op een topploeg was in september 2022, tegen België.
De vraag is of dit Oranje, met zijn hoge pieken en diepe dalen, volwassen genoeg is om een confrontatie met een topland als Engeland te kunnen winnen.
2 De haperende aanval van het Engelse team
Het is een opvallende paradox bij Engeland. De ploeg heeft een van de talentvolste generaties in decennia met onder anderen Jude Bellingham van Real Madrid, Phil Foden van Manchester City en Bukayo Saka van Arsenal. Toch noteert de ploeg van de vier halve finalisten veruit de laagste expected goals, een belangrijke maatstaf die het verwachte aantal doelpunten op basis van de kwaliteit van de kansen voorspelt. Over de eerste vijf duels lag die gemiddeld op 0,86 per duel, bij Nederland was dit bijna twee keer zo hoog.
Het zegt veel over de haperende aanval van Engeland – met weinig kansen en traag spel (5 goals tegen 9 van Nederland dit EK). Iets wat samenhangt met de zeer defensieve speelwijze van bondscoach Gareth Southgate, waar dit EK al veel kritiek op klonk. Over waarom hij met zoveel beloftevolle spelers voor een behoudende tactiek kiest, kun je een boek schrijven, mailt The Guardian-journalist Jonathan Liew.
Hij noemt twee belangrijke redenen. De eerste is dat het talent „onevenredig groot” is in de aanvallende posities. „Op het doel, in de verdediging en op het middenveld is dit geen bijzonder beloftevolle generatie. En dus is de verleiding groot om zoveel mogelijk van de getalenteerde aanvallende spelers in te passen, wat de balans verstoort.”
De tweede reden is dat Southgate van nature een „conservatieve coach” is, zegt Liew. Hij werd sterk beïnvloed door Portugal, dat in 2016 het EK won met een defensieve strategie. „Al zijn toernooiteams zijn opgebouwd vanuit een solide basis.” Het idee is dat Engeland zo wedstrijden onder controle houdt, waarop de individuele klasse van aanvallers in een laat stadium van een duel de doorslag moet geven. Precies dat gebeurde in de achtste finale tegen Slowakije, door goals van Bellingham (een spectaculaire omhaal) en spits Harry Kane.
De verwachting is dat Engeland woensdag zal terugzakken en het initiatief aan Nederland zal laten. Oranje zal in die kleine ruimte moeten zoeken naar openingen. „We gaan altijd uit van aanvallend, creatief voetbal”, zei Koeman eind mei al, over de speelwijze. Hij wilde „geen boring football” spelen. Dat wordt de lastige balans voor Oranje woensdag: creatief en zakelijk tegelijk. Want de Engelse aanvallers kunnen in een flits een duel beslissen.
3 De linkerflank van Engeland tegenover Denzel Dumfries
Op de rechterflank van Oranje ligt waarschijnlijk de sleutel tegen Engeland. Want, die linkerzijde van de Engelsen (dus de rechterflank van Nederland) is de minste van de twee. Op de linksbackpositie spelen zij met een rechtsbenige verdediger, Kieran Trippier. Die draait vaak naar binnen, wat de opbouw van England bemoeilijkt. En Phil Foden, speler van het jaar in de Premier League, is op papier de linksbuiten maar heeft „weinig interesse om op de linkervleugel te spelen” schreef Liew eerder. „Hij wil altijd kort komen in de as. Engeland is in wezen een team dat op 70 procent van het veld speelt.”
Vermoedelijk zal Koeman een strategie kiezen waarbij Engeland wordt gedwongen om zoveel mogelijk via hun kwetsbare linkerkant op te bouwen. Dat kan door Trippier bewust vrij te laten en anderen in de aanvalsopbouw onder druk te zetten. Als dat goed uitpakt, moet Engeland de linksback zoeken. Die kan vervolgens in de problemen komen omdat hij niet linksvoetig is.
Interessant wordt wat de opkomende rechtsback Denzel Dumfries kan betekenen op die flank. Komt er ruimte om op te stomen? Of gaat Engeland zo ver terugzakken dat hij zich vastloopt op een muur. Voor de andere flank geldt dat ook voor linksbuiten Cody Gakpo, die eerder dit toernooi bewees met individuele acties het verschil te kunnen maken. Tegen het stugge Engeland zal dat hard nodig zijn.
4 Het moeizame toernooi van de spitsen Depay en Kane
Oranje-spits Memphis Depay „verdient” krediet, zegt Koeman. Depay, op wie veel kritiek is, kan nog altijd rekenen op een basisplaats, ook tegen Engeland. „Hij is mijn spits”, zegt Koeman. Depay mist dit EK opvallend veel kansen, lijdt vaak balverlies, kiest voor moeilijke oplossingen en kwam slechts tot een goal en een assist. Koeman erkent wel dat Depay „beter” kan spelen.
Koeman blijft voor hem kiezen omdat Depay met zijn techniek en positionering in zijn ogen veel toevoegt aan het combinatievoetbal van Oranje. Daar waar reservespits Wout Weghorst technisch minder geschikt is voor die speelwijze. Al is gebleken dat plan-A, de basisploeg mét Depay, vaak minder goed werkt dan het meer opportunistische plan-B, met breekijzer Weghorst.
Koeman heeft met Depay gesproken over zijn positionering. Hij laat doorschemeren dat hij vindt dat Depay zich te vaak laat terugzakken uit de spitspositie, om vanuit daar „mee te voetballen”. Hij wil dat Depay meer diepte zoekt en nadrukkelijker aanwezig is in het strafschopgebied van de tegenstander.
Bij de Engelsen speelt een vergelijkbare discussie rond spits Harry Kane. Die kan nog niet domineren zoals hij zo vaak deed – hij maakte dit EK twee goals en gaf nog geen assists. Net als Depay laat hij zich regelmatig terugzakken uit de spitspositie. Uit hun statistieken blijkt dat zij relatief weinig acties in het strafschopgebied maken. De halve finale kan voor beiden het moment zijn om een persoonlijk moeizaam toernooi om te draaien.
Als de pubs in Engeland tot later dan 23.00 uur openblijven, moet er iets bijzonders aan de hand zijn. In gevallen van „uitzonderlijke nationale betekenis” kan de minister van Binnenlandse Zaken de gewone openingstijden van de pubs verlengen.
Woensdag is zo’n geval: als Engeland en Nederland de halve finale van het Europees kampioenschap voetbal spelen in Dortmund, blijven de pubs tot 1.00 uur ’s nachts open. Zo is er tijd genoeg om een eventuele verlenging en strafschoppenseries te kijken en daarna de winst te vieren – of het verlies weg te drinken.
Our lads hebben tot nu toe geluk gehad in het toernooi, daarover zijn de meeste voetbaldeskundigen in Engeland het eens. Ze troffen Denemarken, Servië, Slovenië, Slowakije en Zwitserland. „Als je vooraf zou weten dat je die teams in een groot toernooi zou tegenkomen, zou je heel blij zijn”, zei oud-voetballer en commentator Gary Neville tegen Sky Sports.
Toch speelden de Engelsen gelijk tegen Denemarken en wisten ze maar net te winnen van Slowakije en Zwitserland. Tegen Slowakije scoorde sterspeler Jude Bellingham pas in de laatste minuut de gelijkmaker die het team verlenging opleverde. En van Zwitserland wonnen ze de kwartfinale na strafschoppen. Zoals één van de BBC-commentatoren na die penaltyserie zei: „Engeland wint, maar waarom moet het altijd zó?”
Spelers praten terug
De soms ongezouten kritiek van de fanatieke commentatoren op het Engelse team komt ook bij de spelers aan. BBC-commentator Gary Lineker, die vroeger zelf ook voor het nationaal elftal heeft gespeeld, noemde in zijn podcastThe Rest Is Football de prestaties van het team „shit” en de besluiten van bondscoach Gareth Southgate „tactisch klungelig”. Over de wedstrijd tegen Slowakije zei Lineker dat „het leek of de spelers elkaar voor het eerst hadden ontmoet en meteen het veld op waren gegaan om te spelen”.
We zijn nog maar twee wedstrijden van puur Utopia
Maar coach Southgate en vooral de spelers praten terug. Southgate zei dat zulke kritiek „niet belangrijk” voor hem is. Volgens spits en aanvoerder Harry Kane moeten ex-spelers die nu als deskundigen commentaar geven „zich ervan bewust zijn dat spelers naar hen luisteren, zeker de nieuwere spelers”. En de realiteit is dat Engeland al heel lang niets heeft gewonnen, zei hij. Ook niet in Linekers tijd, in de jaren tachtig: „Ze weten hoe moeilijk het is.”
Na de winst tegen Zwitserland, afgelopen zaterdag, voerde bewondering de boventoon voor de mentale overmacht waarmee sommige spelers hun strafschop hadden genomen. Ivan Toney bijvoorbeeld scoorde zonder ook maar naar de bal te kijken. „Zo doe ik het altijd”, zei hij naderhand. Achteraf zette het communicatieteam van de Engelse ploeg een filmpje van Toney online waarin hij ook vier-op-een-rij speelt zonder te kijken, een potje dart zonder te kijken en een basketbal raak gooit zonder te kijken.
Gemengde gevoelens
Sommige Engelse fans hebben gemengde gevoelens over de Nederlandse bondscoach Ronald Koeman. In 1993 stopte hij als aanvoerder van het Nederlands elftal een Engelse aanval met een zware overtreding – later gaf Koeman toe dat hij er een rode kaart voor had moeten krijgen. Nederland won, Engeland liep dat jaar kwalificatie voor het WK voetbal mis.
Ondanks hun goede reputatie wonnen de Engelsen nog nooit een EK voetbal. Eén keer (in 1966) wonnen ze het WK. Het dichtst bij een Europese titel kwam South-gate in juli 2021, toen was het EK een jaar uitgesteld door de coronacrisis. In het Wembley-stadion in Londen verloor Engeland de finale van Italië.
‘The Three Lions’ moeten zich nu „flink verbeteren” ten opzichte van de eerdere wedstrijden, zei Sky-commentator Gary Neville, om tegen Nederland kans te maken en door te gaan naar de finale: „Vallen we door de mand? Is ons prestatieniveau goed genoeg? We zijn nog maar twee wedstrijden verwijderd van puur Utopia.”
Hij heeft er voor de zekerheid maar een tweede telefoon bij genomen, zegt Biniam Girmay – zó veel appjes en e-mails en posts op sociale media heeft hij de afgelopen week ontvangen. „Anders kan ik de berichten van mijn ploeg niet meer terugvinden.”
Vorige week maandag slechtte Girmay (24) uit Asmara, Eritrea, een historische barrière in het wielrennen: als eerste zwarte Afrikaanse coureur won hij een etappe in de Tour de France. In een massasprint in Turijn versloeg hij, tot ieders verrassing, alle grote mannen uit het peloton. En het werd nog mooier: op zaterdag, in Colembey-les-Églises, won Girmay opnieuw. Hij rijdt al een week in de groene trui, het tricot voor de beste sprinter.
Girmays zeges leidden tot een reusachtige uitbarsting van vreugde in zijn geboorteland: op sociale media was te zien hoe duizenden mensen in Asmara juichend de straat op gingen. Zelf was hij ook emotioneel: zijn eerste ritzege in de Tour was voor „Eritrea en heel Afrika”, zo zei hij meteen na de finish. „Onze tijd is nu aangebroken.”
Nu is het maandag, rustdag in Orléans, en zit Girmay aan een tafel voor de teambus, zonnebril op zijn voorhoofd. Hij is ontspannen en lacht veel. Zijn zeges en groene trui zijn een triomf voor Intermarché-Wanty, de kleine Belgische ploeg die vier jaar geleden in hem geloofde. Bij de persconferentie van Intermarché voorafgaand aan de Tourstart waren welgeteld vier journalisten aanwezig – nu zijn alle stoeltjes gevuld.
Girmay vertelt dat de beelden van feestende landgenoten hem „ontzettend trots” maken. „Als je een Belg bent en je wint een etappe: prima. Die hebben Eddy Merckx al gehad. Maar als een van ons wint, wordt iedereen helemaal gek. Soms zijn ze nog blijer dan ik.”
Tour op televisie
De weg naar succes was voor Girmay lang en ingewikkeld. Hij ging fietsen door zijn vader, vertelt hij, een timmerman die het wielrennen als een bezetene volgt. „Toen ik acht was, wilde ik ’s middags na school gewoon spelen. Maar mijn vader zei: nee, er is nu Tour de France, dat is prachtig. Hup, televisie kijken.” Later kocht zijn vader een eerste racefiets voor hem. „Hij ging altijd mee als ik ging trainen.”
Als Girmay in 2019 een etappe in de Ronde van Rwanda wint, krijgt hij de kans om naar Europa te gaan. Hij stopt met school en krijgt een contract bij een kleine Franse ploeg, terwijl zijn familie en verloofde achterblijven in Eritrea. Het is het begin van een ontzettend moeilijke periode. Hij valt, vaak en hard, niet gewend als hij is aan koersen in een Europees peloton. Door de coronapandemie gaan ook nog eens de grenzen dicht, waardoor hij niet naar huis kan. In de onlangs verschenen documentaire This Is My Moment zie je Girmay maandenlang eenzaam en ongelukkig zijn in een winters Frankrijk. Hij heeft weinig te doen behalve trainen: alle wedstrijden zijn van de wielerkalender geschrapt.
Als zijn Franse ploeg failliet gaat, biedt Intermarché hem een contract aan. Ploegleider Aike Visbeek heeft hem „in de database” staan en wil hem graag hebben, vertelt de Nederlander op de rustdag. „Ik moest de directie wel echt overtuigen. Bini was toen al 21 jaar, best een dure renner voor een kleine ploeg als de onze.” Bij het kleine Intermarché vindt Girmay de familiaire sfeer waar hij, ver van huis en familie, naar op zoek is. Documentairemaker Lieven Corthouts, die Girmay sinds zijn zeventiende kent, geldt al jaren als zijn ‘Belgische vader’: hij helpt met visa en andere administratieve rompslomp, en als Girmay in België is, woont hij bij hem in Leuven.
Champagnekurk
Het geduld en het vertrouwen van Intermarché betalen zich uit. In 2022 wint Girmay als eerste Afrikaan een voorjaarsklassieker (Gent-Wevelgem) en een etappe in de Giro d’Italia – die hij de volgende dag meteen moet verlaten omdat hij bij de huldiging de kurk van een champagnefles in zijn oog heeft gekregen. Het seizoen erop verloopt moeizaam, met veel valpartijen en opgaves, maar dit jaar gaat Girmay als vijfde zwarte renner ooit van start in de Tour – en het resultaat is bekend.
De betekenis van Girmays successen voor het Afrikaanse wielrennen kan nauwelijks onderschat worden, zegt Lieven Corthouts, die in Ethiopië en Rwanda woonde. „Afrikaanse talenten zien nu dat het mogelijk is om profrenner te worden. Ze dachten altijd: de Tour de France is voor witte renners, maar nu zien ze een Afrikaan meedoen én winnen. De hoop die dat geeft, is het allerbelangrijkste.” Corthouts denkt dat het „niet anders kan dan dat er de komende jaren nieuwe Afrikaanse jongens en meisjes gaan doorbreken.”
In Eritrea is wielrennen al bijna honderd jaar een buitengewoon populaire sport: de Italiaanse fascistische bezetting in de jaren dertig bracht het land behalve onderdrukking ook een liefde voor wielrennen (en voor koffie). De wielercultuur is er diepgeworteld, in Asmara wordt vrijwel iedere zondag een koers verreden, die vaak door honderdduizenden mensen wordt bezocht. „Mark Cavendish spreekt in Eritrea misschien wel meer tot de verbeelding dan Messi of Ronaldo”, zegt Aike Visbeek.
De successen van Girmay hebben die gekte de afgelopen jaren naar nóg grotere hoogten gestuwd. „Bij het nationaal kampioenschap dit jaar hebben ze één miljoen kaartjes verkocht”, vertelt Girmay in Orléans. „En zelfs daarna bleven ze nog mensen toelaten. Het is ongelooflijk, net de Ronde van Vlaanderen.”
Ook in andere Oost-Afrikaanse landen zoals Rwanda, Kenia enEthiopië rijdt veel wielertalent rond. „De nieuwe Bini komt waarschijnlijk uit Ethiopië”, zegt Visbeek. Toch zullen er behoorlijk wat hobbels overwonnen moeten worden voordat die jonge talenten in Europa tot bloei kunnen komen. Het grootste probleem, zegt Visbeek, is dat weinig andere wielerploegen het aandurven om jonge Afrikaanse renners te leren rijden in Europese koersen. „Talent hebben ze, maar ze weten niet hoe ze in een peloton moeten rijden. Daarvoor moeten ze naar Europa.”
Wielrennen is in Afrika inderdaad „een compleet andere sport” dan in Europa, zegt Louis Meintjes, een – witte – Zuid-Afrikaanse ploeggenoot van Girmay die al tien jaar in Europa koerst. „Er is daar veel meer ruimte in het peloton, de parcoursen nopen veel minder tot positioneren.” Wat vooral belangrijk is voor de ontwikkeling van het Afrikaanse wielrennen, zegt Meintjes, is dat talenten op jongere leeftijd naar Europa komen. „We hebben echt jongere gasten nodig. Renners worden tegenwoordig steeds jonger competitief. Als die Afrikaanse renners pas beginnen als ze klaar zijn met school, is het te laat.”
In 2025 zijn de WK wielrennen voor het eerst in Afrika, in Rwanda. De internationale wielerunie UCI hoopt daarmee het Afrikaanse wielrennen een impuls te geven. Maar Visbeek is kritisch: „Als je Afrika wilt inspireren, wil je Afrikaanse renners zien in de wedstrijd – die hem ook kunnen uitrijden. Maar in het parcours zitten 5.000 hoogtemeters, dan heb je na 150 kilometer nog vijftien man in koers. Je kunt het eerste Afrikaanse WK niet misbruiken om een Tour-winnaar tot winnaar te kronen.”
En dan is er nog het gedoe met Europese visa. Die zijn voor Afrikaanse renners vaak niet langer dan drie maanden geldig– en vereisen ook nog eens krankzinnig veel reis- en papierwerk. „Vorig jaar werd Biniam door een Afrikaans magazine uitgeroepen tot een van honderd meest invloedrijke Afrikanen”, zegt Lieven Corthouts. „Maar om aan een visum te komen voor het WK in Glasgow was echt ontzettend moeilijk. Vingerafdrukken, oogscans, op gesprek komen. Als het voor Bini al zo moeilijk is, hoe zal het dan voor andere Afrikaanse renners zijn?”
Bioscoop
Corthouts hoopt dat Girmay erin slaagt de groene trui te behouden tot aan de laatste Touretappe in Nice. „Het gaat lastig worden, maar het zou moeten kunnen.” Op termijn ziet hij zijn vriend nog véél meer zeges behalen – met name in de voorjaarsklassiekers. „Als hij gespeend blijft van pech, zou hij Milaan-Sanremo kunnen winnen, of de Ronde van Vlaanderen.”
Op de rustdag in Orléans krijgt Girmay de vraag of zijn familie eigenlijk nog naar de Tour de France komt. Dat was wel het plan, antwoordt hij, maar op dit moment vinden ze het nog veel te leuk om in Eritrea te blijven. „Normaal kijken mijn ouders en vrouw iedere dag de etappe thuis, maar nu gaan ze naar een bioscoop, waar ze samen kijken met alle fans.”
In de dug-out in het Olympiastadion in Berlijn is het nieuwe tactische plan snel duidelijk voor Ronald Koeman. Misschien zit hij daarom ogenschijnlijk rustig op de bank, zaterdagavond, na de goal van Turkije in de 35ste minuut. Koeman denkt alvast aan de tweede helft, hoe ze het dan kunnen omdraaien. Hij ziet dat Turkije al iets terug zakt. Dat zal straks alleen maar meer worden, om de voorsprong te verdedigen.
Tegen het einde van de eerste helft loopt Koeman naar reservespits Wout Weghorst. Die heeft ook gezien dat Oranje in het begin wel kansen had, maar dat ze het overwicht niet konden uitdrukken in goals. Op de bank hadden ze het er even over. Het valt hem ook op dat Nederland de controle kwijtraakt, in deze kwartfinale van het EK tegen Turkije.
„Wout, ga warmlopen, zorg dat je klaar bent”, zegt Koeman tegen Weghorst. Die weet genoeg. Vandaag is hij al vroeg nodig, waar hij in de eerste vier duels op het EK pas in de slotfase werd ingebracht. In het openingsduel tegen Polen maakte hij bij zijn eerste balcontact de winnende, de goal die Oranje op het spoor zette naar de volgende ronde.
Het noodplan-Weghorst vergt weinig uitleg meer in de bespreking in de rust. Iedereen bij Oranje weet wat hij brengt, wat zijn entree betekent voor de speelwijze. Nederland gaat in de tweede helft nog meer aan de bal komen, verwacht Koeman. Linksbuiten Cody Gakpo en opkomende rechtsback Denzel Dumfries zullen meer mogelijkheden krijgen om voorzetten te geven. Met zijn lengte, kopkracht en agressiviteit, moet Weghorst gaan stormen in het vijandelijk doelgebied.
Hij is de vooruitgeschoven pion in een opportunistische speelwijze. Ze willen Turkije naar achteren drukken, ‘hoge’ pressie uitoefenen en zelf in de defensie één-op-één spelen zodat ze voorin een overtal creëren. „Vol erop, ze bij de strot pakken”, omschrijft Weghorst de strijdwijze later.
Lees ook
Met veerkracht en geluk wint Oranje spectaculaire kwartfinale van Turkije
Zelden een wissel uit luxe
Het inbrengen van Weghorst, is zelden een wissel uit luxe. Dat Koeman dit toernooi meerdere keren op hem moet terugvallen, zegt veel over de problemen die Oranje in lange fases kent in de aanvalslinie. Vaak moet de bondscoach repareren of bijsturen. Slordigheden in de eindfase van de aanval waren tegen Turkije en eerder tegen Frankrijk en Oostenrijk het euvel.
Met Weghorst beschikt Oranje over een wapen waarmee de ploeg zich onderscheidt van andere landen. ‘Superjoker’, ‘troefkaart’, ‘pinchhitter’ of ‘breekijzer’, wordt hij genoemd. In het moderne voetbal, waarin de tactische ontwikkelingen elkaar snel opvolgen, heeft hij een rol die van blijvende waarde is. Zoals Pierre van Hooijdonk bij Oranje al hetzelfde deed rond de eeuwwisseling.
Weghorst brengt iets waar in het landenvoetbal misschien ook meer behoefte aan is dan in de top van het clubvoetbal. Omdat daar op dagelijkse basis wordt getraind, ploegen tactisch beter op elkaar zijn ingespeeld. Die tijd is er nauwelijks bij nationale ploegen. Een opportunistische speelwijze kan dan een uitkomst zijn.
Bij Duitsland, vrijdag uitgeschakeld door Spanje, vervulde de bonkige Niclas Füllkrug die rol op het EK. En net als Weghorst ook al op het WK in 2022. Argentinië wist zich in de kwartfinale van dat toernooi geen raad met de power en kopkracht van Weghorst, die in de slotfase twee keer scoorde. Beiden zijn lang en worden door hun beperkte techniek niet gezien als topspits. Ideale stormram, geen basiskracht. Hoewel veel fans dat graag anders zouden willen zien.
Kort voor het begin van de tweede helft maakt Weghorst zich klaar voor zijn invalbeurt. Hij komt voor aanvaller Steven Bergwijn, die tegenvalt. Reservespeler Joshua Zirkzee, ook spits, praat nog even op hem in. Weghorst trekt zijn shirt aan, gooit nog een half flesje water over zijn hoofd op deze warme avond in Berlijn. Hij staat al ongeduldig met een halve voet over de middenlijn als Turkije aftrapt voor de tweede helft. Meteen zet hij druk vooruit.
„Ik heb tweeënhalve maand voor dit toernooi een pad uitgestippeld dat er voor moest zorgen dat ik nu in deze weken in topvorm zou zijn”, zei Weghorst onlangs op een persconferentie. Dit zijn de avonden waar hij het voor doet.
Met Weghorst in de punt van de aanval en Memphis Depay daar zwervend omheen, speelt Oranje veel directer. Na vijf minuten ontstaat er meteen gevaar. Weghorst legt een voorzet van linksback Nathan Aké met zijn hoofd terug op de inglijdende aanvaller Memphis Depay. Hoewel het net buitenspel was, toont het de intenties van Oranje.
Het Weghorst-effect is onmiskenbaar. In de acht minuten na rust worden er vier hoge voorzetten uit open spel gegeven in het vijandelijk doelgebied – waar dat er over de hele eerst helft maar vijf waren. „Je weet met Wout dat hij met zijn agressiviteit overal induikt bij voorzetten”, zei Koeman eerder. Er gebeurt vrijwel altijd ‘iets’ als ballen richting Weghorst gaan.
Zoals halverwege de tweede helft, nog steeds bij een achterstand. De zevende voorzet in de tweede helft is een bekeken balletje van Depay op Weghorst, die niet goed uitkomt en via de vingertoppen van de keeper naast schiet.
Depay neemt de corner, combineert kort met middenvelder Jerdy Schouten. Weghorst is dan al druk bezig in het zestienmetergebied, is in een fel duel met Baris Alper Yilmaz. Shirtje trekken, over en weer. Door Yilmaz te blokken, blijft die uit de zone van Stefan de Vrij, naar wie de voorzet gaat. De Vrij kopt dan ook vanuit volledig vrije positie binnen. Weghorst duikt nog even naar beneden om niet in de baan van de bal te staan. Die pakt hij daarna meteen uit het doel – en knuffelt met De Vrij.
Oranje blijft aandringen. Weghorst is weer in gevecht met een Turk, als Xavi Simons een gevoelige voorzet geeft die hij bijna binnenkopt. Kort erna schermt Weghorst de bal af, met zijn rug naar het doel. Legt dan goed terug op Simons, die opent op Denzel Dumfries die met een strakke pass Gakpo bereikt. Onder die druk werkt Mert Müldür de bal in eigen doel: 2-1 voor Oranje.
De waarde van Weghorst ligt niet alleen voorin. Kort voor de doelpunten van Oranje voorkomt hij bij een hachelijke situatie een grotere achterstand. Hij ligt op de grond als hij met de tenen van zijn linkervoet de bal net weet weg te werken voor Kaan Ayhan kan schieten. Hij krijgt complimenten van aanvoerder Virgil van Dijk.
In de 97ste minuut rent hij nog achter een bal aan als er wordt afgefloten. Weghorst sprint meteen door naar het vak met Oranje-fans om de overwinning te vieren. Woensdag in de halve finale wacht Engeland in Dortmund. „Het is een unieke kans”, zegt Weghorst, even na middernacht in de catacombe van het Olympiastadion. „We gaan er vol voor.”
Op de deelnemerslijst van het Dutch Junior Open in Bakkum staan de namen van twee vijftienjarigen: de Spanjaard Carlos Alcaraz en de Deen Holger Rune. Het is juli 2018. Gezien hun leeftijd schat de wedstrijdleiding in dat deze twee spelers wel eens grote talenten zouden kunnen zijn.
Het evenement staat internationaal bekend als warm bad voor jeugdspelers tot achttien jaar. Er staan altijd gastgezinnen klaar om de toptennissers in spe op te vangen en ervoor te zorgen dat ze zich welkom voelen. Richard Krajicek, Jan Siemerink, Jacco Eltingh maar ook Brenda Schultz zijn bekende Nederlandse namen die op de negen gravelbanen in het Noord-Hollandse dorp speelden. Recenter deden Marin Cilic, Andrej Roeblev en Alexander Zverev mee in Bakkum, spelers die de toptien van de wereld haalden bij de senioren.
Jan van der Beek is in 2018 lid van ‘de persgroep’ van het Dutch Junior Open, hij schrijft als vrijwilliger artikelen over de wedstrijden voor het dagjournaal. Als hij die eerste dagen van het toernooi gaat kijken, wil hij vooral zien wat er op het centercourt gebeurt.
Maar als Van der Beek bij de hoofdbaan een stoeltje vindt, valt een speler op de verder gelegen baan drie op. „Alcaraz sloeg zó gigantisch hard. De power die hij had … plus het gevoel in zijn verdediging, en zijn goede dropshots. Ik dacht meteen: die zou het weleens kunnen gaan halen”, zegt hij nu.
Snelheid en voetenwerk
Alcaraz kent dat jaar een lastig begin in Bakkum; hij wint twee driesetters, waaronder eentje tegen de Nederlander Stijn Pel in de eerste ronde. Pel zegt hij dat hij vooral onder de indruk was van de snelheid en het voetenwerk van de Spanjaard, en ook over diens forehand waar hij alles mee kan. Pel moet ook regelmatig dealen met harde kreten – ‘Vamos’ – en een vuistje van een furieuze Alcaraz na een gewonnen punt.
Na twee moeizame wedstrijden blijkt Alcaraz warmgedraaid. Hoe verder hij komt in het toernooi, hoe makkelijker hij zijn partijen wint in twee korte sets. Holger Rune, inmiddels een gevaarlijke speler in de toptwintig van de ATP Tour, verliest de halve finale van de zeventienjarige Pool Filip Kolasinski, die niet verder zal komt dan plek 986 op de wereldranglijst.
Alcaraz speelt op zondag 8 juli 2018 in de finale van het Dutch Junior Open tegen Kolasinski. De zon schijnt volop, waardoor de gravelbaan de topspin van de Spanjaard extra goed ‘pakt’. Hij wint overtuigend: 6-3 en 6-1. Van der Beek schrijft in zijn verslag over de tweede set: „De Pool was niet in staat om Alcaraz tot fouten te verleiden, omdat die de volledige controle had over zijn slagenarsenaal.”
‘Een nieuwe Roger Federer’, zo wordt er de hele week over de Spaanse tiener gesproken, herinnert Edwin Gruijs het zich. De bespanner heeft in Bakkum al talloze talenten voorbij zien komen, met veel babbels of die slordig omgaan met hun bespanningen. Dan wordt het meestal niets, zegt Gruijs. Met Alcaraz is het anders. „Hij kwam voor elke wedstrijd twee of drie rackets netjes op tijd brengen. Heel gedisciplineerd. In zijn hele uitstraling zag je dat hij alleen maar met tennis bezig was.”
De sport is Carlos Alcaraz ook met de paplepel ingegoten. Zijn opa Carlos is een van de oprichters van tennisclub Real Sociedad Club de Camp de Murcia in El Palmar. Zijn vader Carlos Alcaraz González stond in de topvijftig in Spanje. De oudere broer van Carlos, Alvaro (nu 24), tennist ook fanatiek en is in Bakkum de begeleider van zijn broertje, samen met coach Alejandro Sanchez Garcia. Ze slapen met z’n drieën alleen niet bij een gastgezin, maar in een hotel.
Groot spelplezier
Bart Kranendonk, ook lid van de persgroep van het jeugdtoernooi, drinkt met coach Sanchez Garcia doordeweeks een biertje in een café in Castricum. Van enige druk in het Spaanse kamp om het te maken in het proftennis, merkt Kranendonk niets. Wat hem vooral opvalt aan Alcaraz is het grote spelplezier op de baan.
Dat ziet ook toenmalig toernooidirecteur Ronald van der Horst. „Hij speelde als junior zoals je hoopt dat iedereen zou spelen. Zo gevarieerd, met zoveel plezier, zo speels. Ik kon ontzettend genieten van zijn spel, hij had echt ‘over’. Alcaraz genoot zelf ook van zijn mooie ballen, hij straalde iets uit van: zo, weer iets moois gecreëerd.”
Het is niet voor niets dat de veelzijdige Alcaraz met Federer wordt vergeleken. Hij beschikt net als de Zwitser over alle technieken en is volgens Van der Horst zelfs beter dan Federer in het „schakelen” tijdens de wedstrijd, de Zwitser was „voorspelbaarder”, zegt hij.
„Zo gevarieerd als Alcaraz speelt, toen in Bakkum en nu nog steeds, daar hebben anderen geen antwoord op”, stelt Van der Horst, zelf tennistrainer. „Meer spelers zouden zo moeten spelen. De ene keer service-volley, dan weer verdedigen. Als spelers zo opgeleid worden, hebben ze ook meer plezier als tennisser. Nu zie je vaak eendimensionaal tennis bij profspelers, met tennissers die geen dropshots beheersen.”
Met variatie als zijn handelsmerk verovert Alcaraz na Bakkum relatief snel de tenniswereld. In 2019 voegt voormalig Roland Garros-winnaar Juan Carlos Ferrero zich als coach bij zijn begeleidingsteam. Op negentienjarige leeftijd wint Alcaraz de US Open, hij glijdt over de hardcourtbanen alsof het gravel is. Hij wordt dat jaar, 2022, de jongste nummer 1 van de wereld ooit. Vorige maand op Roland Garros, in de halve finale tegen Jannik Sinner, verandert hij bij een achterstand de dynamiek van de rally’s door het spel te vertragen. Hetzelfde doet hij in de finale tegen Alexander Zverev. Hij wisselt verdedigende hoge ballen (‘maanballen’) af met harde winnende slagen. Het levert hem, net 21 jaar, zijn derde grandslamtitel op.
Beste allrounder
De tweede won hij vorige zomer op het gras van Wimbledon. De laatste game in de vijfde set die Alcaraz daar in de finale tegen zevenvoudig winnaar Novak Djokovic speelde, is een testament van zijn veelzijdigheid. Bij een 5-4 voorsprong laat Alcaraz zijn beste tennis zien; met twee dropshots, een lob, een onmogelijke backhandvolley en een paar goede services wint hij Wimbledon.
Het is waar ze in Bakkum van droomden toen ze zes jaar geleden kennis met Alcaraz maakten. „Hij is de beste allrounder die ik ooit op de Dutch Junior Open heb gezien”, zegt Ronald van der Horst. „Hij is de complete speler. Maar of-ie het ook zou gaan halen, dat wist je natuurlijk niet.”
„Zo’n wedstrijd wordt op het middenveld beslist”, aldus Toni Kroos enkele dagen voor de kwartfinale van Duitsland tegen Spanje op het EK. De centrale middenvelder nam zo alvast volle verantwoordelijkheid voor de uitkomst van de wedstrijd, voor winst óf verlies. Het werd dat laatste: 2-1 voor Spanje, na ruim 120 minuten speeltijd. Gastland Duitsland is uitgeschakeld en Toni Kroos speelde naar verluidt zijn allerlaatste wedstrijd als profvoetballer.
Spanje won door een treffer van Mikle Merino in de 119de minuut. Voor de Duitse Mannschaft zit het ‘zomersprookje’, zoals de succesreeks onder coach Julian Nagelsmann al voorzichtig werd genoemd, erop. Dat de wedstrijd van vrijdagavond door veel commentatoren al „praktisch een finale” werd gedoopt, is een magere troost.
Bij de Greifswalder FC, in Mecklenburg, hebben zich op vrijdagavond de trainers van de jeugdopleiding verzameld om samen naar het spel te kijken van ‘Toni’. Er is bier, worst, rum-cola, en aanvankelijk groot optimisme onder de mannen in hoodies en bodywarmers: dat Spanje topfavoriet is, komt alleen omdat ze tot nu toe geen waardige tegenstanders hadden, is de teneur. En: „Dit mag niet de laatste wedstrijd van Toni zijn.”
Spelmaker
Toni Kroos (Greifswald, 1990) wordt de succesvolste Duitse voetballer aller tijden genoemd. Eenmaal wereldkampioen met het Duitse elftal in 2014, zesmaal Champions League-winnaar, waarvan vijf keer met Real Madrid, waar hij de afgelopen tien jaar spelmaker was. Van Madrid nam Kroos deze zomer afscheid, en dit EK, zo kondigde hij aan, is het laatste toernooi met het nationale team.
Toni, zoals het ook deze wedstrijd weer door het stadion galmt, en zoals Kroos ook in Greifswald steevast genoemd wordt, ging als twaalfjarige naar de jeugdopleiding van het naburige Hansa Rostock. Op zijn zestiende ging hij naar Bayern München, de club die hij tussendoor even verruilde voor Bayer Leverkusen, en in 2014 kwam hij terecht bij Real Madrid. In Greifswald zagen ze hem sindsdien niet vaak meer. „Hij schijnt zich erg thuis te voelen in Spanje”, zegt Marco Kröger. Toni mag zich niet meer bijzonder voor Greifswald interesseren, Greifswald des te meer voor Toni en zijn verdiensten.
Kröger speelde tot zijn twaalfde met Kroos in het team, nu is hij trainer van de B-jeugd. „Op die leeftijd willen alle jongens die voetbal spelen, prof worden”, zegt hij. En zoals Kroos bij Madrid is dan non plus ultra, zegt Kröger. Hij is onder de jeugd het absolute voorbeeld, ook al is hij vrijwel met voetbalpensioen. Danny Martens, die ook met Kroos in het team speelde en nu tienjarigen coacht, beaamt: „Alle jongens uit mijn team die een Duitsland-tenue hebben, hebben er één van de nummer 8”. Kroos dus.
‘Kompasnaald’
Kroos wordt vaak vergeleken met mechanische voorwerpen. Hij zou het „metrum” van het team zijn, omdat hij het ritme bepaalt. In een documentaire over Kroos zegt zijn voormalig medespeler bij Real Madrid Casemiro dat Toni het tempo aangeeft, dirigeert als het ware: „Als Toni wil dat we langzamer spelen, spelen we langzamer en andersom.” In zijn eerste wedstrijd voor Real Madrid, noemde de Spaanse pers hem de „kompasnaald” van het elftal, zo gericht en nauwgezet waren zijn ballen.
Oud-medespeler in Greifswald Martens zegt dat Kroos juist daarom ook veel kritiek kreeg: „Hij zou alleen maar de bal rondpassen, te saai en te langzaam zijn. Daarbij heb je juist in ieder team een rustpunt nodig.” Een van de meest geciteerde statistieken op dit EK in Duitsland is die van precieze passes van Toni Kroos in de eerste wedstrijd tegen Schotland: 102 van 103 passes kwamen perfect bij de medespeler aan. En afgezien van die precisie, speelde hij ook andere spectaculaire ballen, zoals de vrije trap in de laatste minuten van de wedstrijd tegen Zweden tijdens het WK 2018.
Dat WK werd desondanks geen succes, Duitsland werd laatste in de groepsfase, bij het EK van 2021 lag Duitsland er na de achtste finale uit. Kroos wilde niet meer voor Duitsland spelen, liet het WK van 2022 schieten en trad nu op verzoek van bondscoach Julian Nagelsmann een laatste keer aan, omdat hij dacht dat het Duitse team succes zou kunnen hebben.
Het succes lag ook voor het grijpen: na een wat ongeconcentreerde eerste helft zetten de Duitsers na het Spaanse doelpunt van Dani Olmo in de 51ste minuut alles op alles om in het toernooi te blijven. Nagelsmann stuurde alle aanvallers die hij tot zijn beschikking had het veld op. Die waren vaak dicht bij het Spaanse goal, maar niet effectief, tot Florian Wirtz in de 89ste minuut de gelijkmaker scoorde. In de verlenging had Duitsland meer kansen dan Spanje, maar wist ze niet te benutten – anders dan Spanje, één minuut voor het einde.
In Greifswald wordt zwijgend de barbecue opgeruimd, lege flessen worden opgeraapt. Martens hoopt dat Kroos, ook nu hij uit beeld verdwijnt, voorlopig nog een voorbeeld voor zijn jeugdspelers zal zijn. „Ook dat-ie nu op zijn hoogtepunt stopt, het is typisch Toni: zo bescheiden, zo weloverwogen. Dat is allemaal niet vanzelfsprekend voor een voetballer op zijn niveau.” Een andere trainer zegt: „Ik hoop wel erg dat-ie nu een keer langskomt, voor de kleintjes.”
„Heb je nog geen lekke band?” Christophe en Claude, twee rondbuikige zestigers in werktenue, wijzen grijnzend op de fiets van de verslaggever en vervolgens op de bestrating. De weg door de wijngaarden waarop we staan, bevindt zich in een niet al te beste staat: gaten, losliggend grind, veel grote stenen.
Drie dagen geleden, vertellen Christophe en Claude, zijn ze begonnen met hun herstelwerkzaamheden. Toen ging het regenen en daarna kwamen de wijnboeren met hun zware voertuigen. Dus moeten ze vandaag opnieuw aan de bak: eerst de weg omploegen, daarna met een wals eroverheen – hun graafmachine staat verderop in de berm. „Het is een beetje een last minute-klus”, zegt Christophe. „Ik hoop dat het allemaal in orde komt.”
Zondag rijdt het Tourpeloton over deze smalle grindweg in de Champagnestreek, ten zuidoosten van Parijs. De eerste etappe in de moderne Tour die over onverharde wegen voert – een primeur. Veertien van dit soort grindstroken bevat de rit van Troyes naar Troyes, alles bij elkaar iets meer dan 32 kilometer. De chemins blancs zijn smal en zitten vol haakse bochten, zo blijkt tijdens een verkenning. Korte, venijnige klimmetjes door de wijngaarden worden afgewisseld met lange stukken door tarwevelden, waar behoorlijk wat wind staat. In de uitgestorven dorpjes hangen de spandoeken en vlaggetjes vier dagen van tevoren al klaar.
Onverharde wegen in de belangrijkste wedstrijd van het jaar, dat is bevestiging van de onstuitbare opmars van het ‘gravelen’ in het wielrennen. De organisatie van de Tour de France, doorgaans een nogal behoudzuchtig instituut, heeft zich gerealiseerd dat er veel te halen valt bij de introductie van onverharde wegen in het parcours – zowel esthetisch als commercieel. Toch wordt in het peloton en onder gravelrijders van het eerste uur met gemengde gevoelens uitgekeken naar de etappe van zondag.
De factor pech
Gravelen houdt het midden tussen mountainbiken en wegwielrennen. Je rijdt op een fiets die lijkt op een ‘gewone’ wegfiets, maar met dikkere banden en aanpassingen aan het frame. Wedstrijden hebben de lengte van een wegkoers, maar zijn – zoals bij mountainbiken – meer een een-tegen-een-gevecht dan ploegenspel. De factor pech speelt een grote rol: een lekke band of een velgbreuk kan zomaar het einde van de koers betekenen.
De oorsprong van het gravelen ligt in de Verenigde Staten, waar wegrenners en mountainbikers in de jaren negentig tochten begonnen te organiseren in de vrije natuur, buiten de begaande paden. De sfeer bij de wedstrijden was ontspannen en alternatief: na afloop dronken de deelnemers samen bier en deden ze een tailgate – een barbecue op de achterklep van de auto.
De Nederlandse oud-wielerprof Laurens ten Dam ontdekte het fenomeen toen hij in 2016 een jaar in Californië woonde. „Bij mijn eerste koers gooide ik gewoon ’s ochtends mijn fietsje in de auto”, zegt hij. „De wedstrijd voerde door weilanden met koeien en we moesten een riviertje oversteken. Na afloop zat ik op een enorme stapel met blikjes bier. Toen dacht ik: dit is léuk!”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
Nathan Laine
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
Nathan Laine
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
Nathan Laine
” data-figure-id=”2″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
<figure aria-labelledby="figcaption-3" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
Nathan Laine
” data-figure-id=”3″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
De Tour-organisatie heeft zich gerealiseerd dat er esthetisch en commercieel veel te halen valt bij de introductie van onverharde wegen in het parcours.
Foto’s: Nathan Laine
Ten Dam raakte zo verslingerd aan het rijden over onverharde wegen, dat hij na zijn profcarrière verder ging als voltijds graveller. In 2021 deed hij voor het eerst mee aan Unbound, de belangrijkste gravelrace ter wereld – een tocht van 200 mijl (320 kilometer) over modderpaden en grindwegen in de Amerikaanse staat Kansas. Onlangs werd hij door wielerbond KNWU benoemd tot de eerste bondscoach gravel – hij mag onder meer de Nederlandse selectie samenstellen voor het WK gravel, komend najaar in Leuven. Zijn ambitie is om er voor de renners „de leukste dag van het jaar” van te maken. „Het liefst huur ik een huis waar we met twintig man gaan slapen.”
Eenmansploeg
Hoe hard het gravelen is gegroeid, blijkt ook uit de carrière van Jasper Ockeloen. De 34-jarige renner fietste in het opleidingsteam van de voormalige Rabobankploeg maar wist geen contract te verwerven op het hoogste niveau. Bovendien vond hij het wegwielrennen „soms een beetje saai en eentonig”, vertelt hij in zijn kantoor in Uithoorn – Ockeloen bestiert naast het fietsen een bedrijf in wielersokken.
Via mountainbiken en strandracen – en een wekelijks fietsclubje door de Noord-Hollandse duinen met Laurens ten Dam – kwam Ockeloen terecht bij het gravelen. Al gauw volgden zeges en ereplaatsen in grote koersen in de VS, wat hem een contract opleverde bij het fietsenmerk Canyon. Ockeloen rijdt sinds twee jaar als ‘privateer’ – eenmansploeg, een fenomeen dat veel voorkomt in het gravelen.
De aantrekkingskracht van gravelen, zegt Ockeloen, schuilt in het feit dat het een ‘participatiesport’ is: bij de grote wedstrijden starten beroepsrenners en liefhebbers vlak na elkaar. De recreant rijdt dus in dezelfde koers als grootheden als Mathieu van der Poel of Wout van Aert. „Na afloop praat je met elkaar over hoe het was”, zegt Ockeloen. „Je ziet niet alleen maar gekkies die zeuren dat ze een lekke band hebben gehad en beter willen worden.”
Van zijn contract bij Canyon en andere sponsoren kan hij „goed leven”, zegt Ockeloen. „Er zijn renners bij profploegen die minder verdienen dan ik.” Bovendien geeft het bestaan als privateer hem een grote vrijheid. „Ik reis niet met een ploeg, ik besluit zelf wat ik doe. Ik hoef geen verplicht trainingsschema af te werken, ik ga zelf op avontuur.”
De levensstijl en de goede salarissen maken het bestaan als privateer inmiddels tot een serieus alternatief voor een carrière als klassieke profrenner. Verschillende Amerikaanse gravelrijders, onder wie twee winnaars van Unbound, sloegen de laatste jaren aanbiedingen van grote wielerploegen af. Ook de prominente Amerikaanse gravelracer Payson McElveen zou waarschijnlijk ‘nee’ zeggen op zo’n aanbod, vertelt hij via een videoverbinding. „Ik zie de risico’s die wegrenners moeten nemen, hoeveel ze moeten koersen. Ik weet niet of ik daarvoor zou willen opgeven wat ik nu heb.”
Sponsorbelangen
Als het gravel niet naar de ploegen komt, komen de ploegen wel naar het gravel. Neem de Sloveense coureur Matej Mohoric, winnaar van Milaan-Sanremo en drie Touretappes. Vorig jaar oktober verscheen hij aan de start van het WK gravel in Veneto en werd prompt wereldkampioen. Het idee om mee te doen, zo vertelt hij na afloop van de eerste Touretappe in Rimini, kwam niet van hem maar van zijn sponsor. „Ze wilden een nieuw model gravelbike promoten. De ploeg vond mij het meest geschikt, omdat ze weten dat ik enorm van onverharde wegen hou. Mijn ouderlijk huis stond in de bossen, ik reed al op mijn zesde op een goedkope supermarktfiets over gravelpaden.”
Bij de bekendmaking van het parcours hadden ploegleiders kritiek op de gravelrit
Na zijn succes op het WK beproefde Mohoric vorige maand ook zijn geluk bij Unbound – opnieuw op instigatie van de sponsor. Hij onderbrak samen met twee ploeggenoten speciaal de voorbereiding op de Tour, maar een succes werd het niet. „We hadden ons huiswerk niet gedaan”, zegt Mohoric. „De banden die we hadden gemonteerd, waren niet breed genoeg voor de vuurstenen en het losse grind dat je in Kansas hebt.” Na diverse lekke banden en een gesprongen velg, hielden Mohoric en zijn ploeggenoten het halverwege voor gezien. „Doorrijden had geen zin, ik had te veel tijd verloren.”
Gemeenschapsgevoel
De komst van de grote teams en hun coureurs zorgt in de gravelscene voor wrijving. Gravelrijders van het eerste uur vrezen dat het gemeenschapsgevoel uit de beginjaren zal verdwijnen. Bovendien zijn ze beducht op oneerlijke concurrentie door ploegenspel. „Toen ik begon met gravelwedstrijden”, zegt Payson McElveen, „waren dat meer een soort groepstochten met een koerselement. Als iemand leek reed, dan wachtte de rest. Nu het professioneler wordt, is de competitie ook steeds agressiever.”
Om een eerlijk speelveld te behouden, zegt Jasper Ockeloen, zou je de regels in gravelwedstrijden kunnen aanpassen. „Neem de bevoorradingposten. Sommige renners hebben daar in Unbound wel vijf man personeel staan. De ene geeft je nieuwe bidons, de ander wisselt je wielen, nog eentje maakt je ketting schoon. Het is bijna een soort pitstop, zoals in de Formule 1. Je zou kunnen zeggen: dat moet je allemaal zelf doen, zonder hulp.”
Wegrenner Matej Mohoric heeft een zakelijker kijk. „Het is onvermijdelijk dat de grote gravelwedstrijden steeds interessanter worden voor de industrie en de sponsoren”, zegt hij. „Dus krijg je steeds betere sporters aan de start met steeds betere ondersteuning. Dat is misschien niet helemaal eerlijk, maar het is zoals het is.” Wie wil koersen in de geest van de oorspronkelijke gravelscene, zegt Mohoric, kan bovendien nog steeds overal terecht. „Er zijn ontzettend veel niet-professionele wedstrijden. Gewoon een groep mensen die elkaar op een parkeerplaats treffen, hun gpx aanzetten en gaan koersen – of niet.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
Nathan Laine
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Gravel roads on the Tour de France in Champagne, France, on Thursday, July 04th, 2024. The unstoppable rise of gravel riding in cycling. For the first time ever, this Tour de France has a stage on gravel in the Champagne region. Photographer: Nathan Laine for NRC
De weg door de wijngaarden bevond zich in een niet al te beste staat: gaten, losliggend grind, veel grote stenen.
Foto’s: Nathan Laine
Mooie plaatjes
Terug naar de witte wegen in de Champagne. Strook nummer negen, een rechte weg door een korenveld langs windmolens, ligt er vier dagen van tevoren uitstekend bij – het grind voelt bijna aan als gewoon asfalt. Toch is deze strook eerder een uitzondering dan de norm, zegt een functionaris van de regio Grand Est, die even een kijkje is komen nemen. „Oui, oui”, valt een werkman in een geel hesje hem bij. „Verderop is het plus chaotique.”
De Tour de France was al een paar jaar op zoek naar een geschikte plek voor een etappe over onverharde wegen, zegt Pierre-Yves Thoualt, plaatsvervangend directeur van Tourorganisatie ASO. Op de witte wegen in de Champagne werden ze gewezen door lokale fietsliefhebbers. „Mensen schreven ons: het is daar magnifique.” De Tour de France Femmes fungeerde vorig jaar als proeftuin, met een etappe in de Champagne over vier gravelstroken.
Voor de keuze voor gravel in de Tour zijn verschillende redenen, zegt Thoualt. De populariteit van het gravelen? Zeker. Een vleugje nostalgie naar de beginjaren van de Tour, toen renners – zeker in de bergen – voortdurend over onverharde wegen moesten rijden? Ook dat. Maar het belangrijkste, zegt Thoualt, is l’esthétique. Mooie plaatjes spelen nu eenmaal een grote rol in de Tour en met witte wegen door groene wijngaarden zijn die een zekerheid. „De beelden op televisie worden prachtig.”
Toch kijkt niet iedereen zo uit naar de etappe van komende zondag als de Tourorganisatie zelf. Bij de bekenmaking van het parcours, afgelopen najaar, hadden verschillende ploegleiders kritiek op de gravelrit. Wat moeten hun renners straks op die krappe onverharde wegen, waar het risico op ongelukken groot is en je zomaar ineens de Tour kunt verliezen? De herinnering aan eerdere chaotische Touretappes over kasseienstroken in Noord-Frankrijk is nog vers.
Thoualt van de ASO bezweert dat de veiligheid van de renners komende zondag „prioriteit nummer één” is. Hij somt een rijtje maatregelen op die van kracht zijn tijdens de etappe: geen reclamekaravaan op de onverharde stroken, parkeerverbod voor auto’s, touwen langs het parcours om het publiek in bedwang te houden. „En we doen enorm ons best om de kwaliteit van de wegen goed te krijgen.”
Gravelrenner Payson McElveen begrijpt dat sommige Tourrenners nerveus zijn voor de grindwegen van zondag. „Midden in een grote ronde met een peloton van 170 renners over gravel, klinkt behoorlijk gestoord”, zegt hij. „Ik snap het heel goed als renners dat liever niet zouden doen.” Als McElveen hoort dat de etappe door de Champagnestreek voert, moet hij lachen. „Weet je hoe we in de VS een onverharde weg noemen die goed begaanbaar is? Champagne gravel.”
Wereldkampioen Matej Mohoric maakt zich geen zorgen over komende zondag. „Het parcours is helemaal niet zo technisch. Maar goed, het blijft natuurlijk gravel. Als iemand voor je ineens remt, kun je weinig doen.” Of hij zichzelf ziet als een kanshebber voor de etappezege? „Pfff”, klinkt het, waarna Mohoric zich behendig in de positie van underdog manoeuvreert. „Ik ga een poging wagen, maar ik zie mezelf niet als een grote favoriet. Er zijn betere kansen deze Tour.”
Zodra Xavi Simons in de 82ste minuut ziet dat de bal diep wordt gestuurd, begint hij aan een sprint over de linkerflank. De bal springt verraderlijk hoog op, gaat over de Roemeense verdediger Radu Dragusin heen. Simons reageert snel, wurmt zich ertussen. De weg naar het Roemeense doel ligt open, maar eerst moet hij Dragusin van zich afschudden.
Ze zijn in volle vaart. Simons aan de binnenkant, zijn voorhoofd gretig richting de opstuitende bal – als een sprinter die bij de finish de laatste push geeft. Dragusin loopt aan de buitenkant, Simons lijkt in het voordeel met zijn explosiviteit.
Het is bijna niet te zien wat er dan gebeurt, zo snel gaat het. Toch leggen enkele fotografen het vast. „Ik zag het meteen”, zegt AD-fotograaf Pim Ras, die precies in de goede hoek staat, dinsdag in de slotfase van de achtste finale tussen Nederland en Roemenië in München.
Dragusin strekt zijn rechterarm richting het achterhoofd van Simons. Even kijkt hij recht op de vlechtjes van de aanvaller. Juist als Simons zijn hoofd tegen de bal wil zetten, trekt Dragusin licht aan twee van zijn in totaal vier korte staartjes. En daarna aan zijn shirt. Het duurt slechts enkele tienden van een seconde. Simons lijkt even gedesoriënteerd, waarop Dragusin de bal met een soort karatetrap wegwerkt.
Het toont wat er voor nodig is om Xavi Simons (21), een van de meest veelbelovende Nederlandse aanvallers in jaren, af te stoppen. Tegen Roemenië was hij „de allerbeste”, zei bondscoach Ronald Koeman na de zege (3-0). Met een uitblinkende Simons, die twee assists gaf, heeft hij „de puzzel” bij Oranje „op de juiste wijze gelegd”. Dat is, anderhalf jaar na de start van ‘Koeman II’, net op tijd – in de eindfase van het EK. Of de ideale formatie werkelijk is gevonden, zal zaterdagavond in Berlijn moeten blijken, wanneer Nederland in de kwartfinale tegen Turkije speelt.
Dominanter spel
Zeker is dat Simons het aanvalsspel van Oranje niet eerder zo dwingend regisseerde. „Hij vecht bij ons tegen een 100 procent goede wedstrijd, een doelpunt”, zei Koeman in maart. Dieptepunt was een moment in een oefenduel tegen Schotland die periode – een simpele pass die hij achter Cody Gakpo speelde. „Ik vond dat Xavi soms te veel de moeilijke oplossing en actie zocht”, zei Koeman. Hij leek soms tegen zijn eigen hoge verwachtingen te spelen.
Een verandering in Simons’ positie lijkt de sleutel tot zijn betere, dominantere spel. Tot afgelopen dinsdag kwam hij in veel interlands vanaf de rechterkant naar binnen. De rechtsbuitenpositie is al jaren een probleem, met de veelzijdige Simons hoopte Koeman een oplossing te hebben. Ondanks de tegenvallende eerste indrukken hield Koeman vast aan zijn plan, in de eerste groepswedstrijd op het EK tegen Polen speelde Simons opnieuw vanaf rechts. Maar het is niet zijn natuurlijke positie.
Afgelopen seizoen bij RB Leipzig trok hij meestal vanaf de linkerflank de as in. Een rol zoals hij die het jaar ervoor bij PSV ook had. Bij beide clubs deed hij dat met succes – met 32 doelpunten en 27 assists over twee seizoenen. „Ik kan Nederland alleen maar adviseren te proberen Xavi in een rol te plaatsen waarin hij zijn overduidelijke kwaliteiten kan laten zien”, reageerde RB Leipzig-coach Marco Rose op Koemans kritiek op Simons. Koeman zei later dan weer dat de andere positie van Simons bij Oranje „geen reden” was zijn niveau niet te halen.
Dubbele tien
Toch past Koeman de formatie en de positie van Simons aan, gedwongen door blessures en vormverlies op het middenveld. Tegen Roemenië vormen twee controleurs, Jerdy Schouten en Tijjani Reijnders, een viermansblok (‘the box’, zoals Koeman het noemt) met aanvallers Simons en Steven Bergwijn. Simons beweegt meer in de linkerzone, waar Bergwijn vanaf rechts naar binnentrekt. De twee heten in jargon de ‘dubbele tien’ – een variatie op de klassieke spelmaker, de nummer tien.
De „linker tien-positie”, zoals Koeman Simons’ plek nu voor het eerst noemt, is tegen Roemenië op zijn lijf geschreven. Met zijn verfijnde techniek, versnellingen, bekeken steekpasses, slimme positionering en verdedigende arbeid is hij zeer compleet als creatieve aanvaller. Maar pas nu, in zijn achttiende interland, komt zijn potentie er voor het eerst uit bij Oranje. „We kunnen hem eindelijk roemen voor wat hij in zijn mars heeft”, zei Koeman.
Je ziet zijn buitengewone talent, in de 98 minuten en 8 seconden dinsdag. Dat begint ermee dat hij bijna altijd de bal wil, soms bijna smekend als een jeugdspelertje op zaterdagochtend. Hij positioneert zich handig, met korte loopacties. Dat gaat bijna sluipend. De ene keer laat hij zich iets terugzakken, dan zoekt hij de diepte, dan weer de zijkant. Steeds op zoek naar een paar meter ruimte. Eenmaal aan de bal, vindt hij vaak de creatieve oplossing.
In de negentiende minuut gebaart hij opnieuw – pass op mij. Hij loopt in de linkerzone tussen de verdediging en het middenveld van Roemenië in. Hij maakt nog even twee, drie stappen naar het midden. Met vijf spelers van Roemenië om hem heen, krijgt hij het voor elkaar om precies tussen hen op te duiken. De inspeelpass van Schouten is goed en strak. Als de bal onderweg is, kijkt Simons nog één keer razendsnel achterom of er geen verdediger in zijn rug zit. De kust is veilig.
Dan begint het gevaarlijkste wapen van Oranje te werken. Nog voor Simons de bal ontvangt, anticipeert linksbuiten Gakpo. Die beweegt al de diepte in, hij voelt aan wat er gaat gebeuren. Gakpo en Simons speelden bij PSV een half seizoen samen, ze kennen elkaars kwaliteiten en automatismen.
De aanname van Simons lijkt op het oog simpel, maar is technisch zeer geraffineerd. Hij ontvangt de bal met links met de rug naar het Roemeense doel, opent in een vloeiende halve draai, waardoor het veld voor hem ligt. Hij passt met zijn andere voet bijna blindelings op de opkomende Gakpo. Perfect op maat. In minder dan anderhalve seconde, de duur van Simons balbezit, zet hij een inspeelpass om in een veelbelovende aanval – waaruit Gakpo scoort.
Het is deze dynamiek tussen Simons en Gakpo, in een formatie die toevallig zo is ontstaan, die Koeman hoopvol stemt. De twee hebben een flexibele wisselwerking. Het ene moment trekt Simons naar de zijkant, waarop Gakpo naar binnen schuift – en vice versa. Die interactie maakt Oranje onvoorspelbaar en gevaarlijk. Gakpo benadrukt de „goede connectie” met Simons, die het vaakst naar de linksbuiten passt: acht keer tegen Roemenië. „Vanuit daar probeerde ik mijn actie te maken of beslissend te zijn”, zegt Gakpo. „Zo raken we steeds beter op elkaar ingespeeld.”
Het verfijnde spel van Simons is mede teug te voeren op zijn fysiek. In de jeugdopleiding van FC Barcelona – waar hij negen jaar zat en al jong bekendheid verwierf als toptalent – bleef zijn lichaamsgroei achter. Om tegen grotere, sterkere leeftijdsgenoten op te kunnen, moest hij zijn handelingssnelheid ontwikkelen, zegt coach Peter van der Veen, die hem trainde bij de nationale selecties onder-15 en onder-16. „Op tijd weglopen, slim bewegen, overtredingen uitlokken. En goed scannen: kan ik opendraaien, moet ik terug?”
Hij herinnert zich een wedstrijd tegen Duitsland, tegen veel grotere jongens. Met zijn technische spel bleef hij overeind, zegt Van der Veen. „Hij had alle passes in huis, met ‘zachte’ voet, buitenkant voet, met de wreef. En hij speelde al met gevoel voor de ruimte.”
Na zijn groeispurt – hij is nu 1, 80 meter – ontwikkelde Simons zich fysiek verder. Toen hij op zijn zestiende overstapte naar Paris Saint-Germain installeerde zijn vader, oud-prof Regillio Simons, een fitnessruimte bij hem thuis in Parijs, schrijft The Athletic. Na de trainingen op de club deed hij thuis extra oefeningen onder begeleiding van experts, vooral gericht op explosiviteit. Daarmee heeft Simons nu het beste van meerdere werelden, zegt Van der Veen: inzicht, techniek én kracht.
Zijn spierkracht is onmiskenbaar, in weinig lijkt hij meer op het voorheen zo ranke ventje. Het zijn die power en agressiviteit die opvallen in de vierde minuut van de extra tijd tegen Roemenië bij een 2-0 voorsprong. Zijn tegenstander Alexandru Cicaldau is net ingevallen, maar Simons troeft hem af op snelheid en felheid. Hij vliegt erin, weet zijn teen tegen de bal te zetten, de pass waaruit Donyell Malen zal scoren.
„Hij doet altijd dat blokje erbovenop”, zegt trainer Fred Rutten, die bij PSV een seizoen met Simons werkte. „Voor zichzelf, maar ook voor anderen. Hij is echt onverstoorbaar.” Hij was „vreselijk ongeduldig” in het begin bij PSV in het seizoen 2022-2023, herinnert Rutten. Toen Simons in een Europees kwalificatieduel niet in de basis begon, was hij teleurgesteld. „Hij kon het uiteindelijk wel begrijpen, maar ik denk dat hij het innerlijk nooit zal accepteren.”
Nuances zijn wel te plaatsen bij zijn optreden tegen Roemenië. Hij kreeg erg veel ruimte, waardoor hij in zijn ritme kon komen. En hij liet een grote schietkans kort voor rust liggen – hij leek te twijfelen en had te veel tijd nodig, ook omdat hij stijf rechtsbenig is. Na rust leed hij een paar keer onnodig balverlies.
In het veld is hij (non-)verbaal nadrukkelijker aanwezig bij Oranje dan voorheen. Met zijn handgebaren dirigeert hij, verdeelt het spel bijna als een klassieke nummer tien. Hij wijst ook waar er druk gezet moet worden op de tegenstander. Dit kan erop duiden dat hij zich meer comfortabel is gaan voelen in de selectie, die inmiddels al een maand samen zit.
Aan het begin van de EK-voorbereiding oogde Simons op het basiskamp in Wolfsburg soms een beetje alleen en in zichzelf gekeerd. Afgelopen woensdag was er een ander beeld. Hij maakt een praatje met Jerdy Schouten, krijgt een arm om de schouder van reserve-aanvoerder Nathan Aké en hij loopt rustig wat rondjes met Denzel Dumfries, Memphis Depay en Gakpo.
Donderdag verscheen een filmpje met Simons. De vlechtjes met staartjes zijn eruit, hij heeft nu zijn haar zoals aanvoerder Virgil van Dijk: strak naar achteren, in een knotje. Dat geeft wellicht iets minder houvast voor Turkse verdedigers zaterdag.
Een massasprint is als een storm op zee. De wielrenners golven van links naar rechts, vooruit, achteruit, schouder tegen schouder. Door het woelen van het water krijgt de ene renner plots een duw, terwijl de andere naar achteren wordt geworpen. Je moet het zien, zeggen ze dan, hoe het water stroomt en hoe je daarop surfen kunt. Maar het is niet rustig kijken en nadenken welke golf je zult nemen als het zestig kilometer per uur gaat – het is handelen op instinct. En het is soms ook gewoon geluk dat de zee voor jou opengaat, zodat je winnen kunt.
Zoals het ging bij Mark Cavendish. En bij Biniam Girmay. Twee etappewinnaars deze Tour die maar weinigen van tevoren hadden opgeschreven. Twee winnaars die geschiedenis schreven en in hun twee totaal verschillende verhalen toch nauw met elkaar verbonden zijn.
Op een donkere hotelkamer in Eritrea, om half zes in de ochtend, ligt Biniam Girmay oude beelden van de Tour de France te kijken. Uit de telefoon in zijn hand klinkt Engels commentaar. Mark Cavendish wordt gegangmaakt door zijn ploeggenoot Mark Renshaw, de massasprint is op handen, op volle snelheid stormt het peloton door de laatste bocht, het is … het is …
Maar voor er gefinisht wordt en de commentatoren kunnen roepen wie er wint, zien we hoe ‘Bini’ zich voorbereidt op zijn vertrek naar Europa. Om zijn geluk als wielrenner te beproeven laat hij als negentienjarige alles wat hij kent achter, want hij heeft een droom voor ogen: meedoen aan de Tour de France. Sprinten als Mark Cavendish. En winnen.
Het is puur toeval dat de Belgische documentairemaker Lieven Corthouts en Biniam Girmay elkaar zijn tegengekomen, in 2018 al. Ze waren allebei in Kigali, de hoofdstad van Rwanda, en op zoek naar een koffietentje. Ze raakten aan de praat, en Corthouts dacht: wat een bijzondere gast is deze jongen. Hij begon meteen met filmen.
Wie gaat er nu op de bonnefooi een Afrikaanse wielrenner van zeventien filmen. Uren en uren, bij wielerwedstrijden in Asmara, waar je over de koppen kunt lopen zo druk is het er. De Italiaanse kolonisator heeft Eritrea voor altijd met het wielervirus besmet, wielrennen is er al jaar en dag de populairste sport. Corthouts filmt bij Bini thuis, bij zijn familie en zijn vriendin. Op trappen waar hij traint, omhoog rennend en weer naar beneden. Wie kon toen weten hoe historisch het document zou worden dat Corthouts aan het maken was.
Girmay was acht jaar toen Cavendish zijn eerste Touretappe won en zestien jaar later verslaat Girmay zijn held. Twee dagen later zet die held streepje nummer 35 op zijn erelijst. Vijfendertig gewonnen Touretappes in een carrière, een nieuw record. Cavendish schrijft wielergeschiedenis.
Maar Girmay schrijft met die ene overwinning wereldgeschiedenis. Na zijn zege is hij in tranen. Bini’s weg naar hier was vaak koud en eenzaam, laat Corthouts in zijn documentaire zien. Vorig jaar behoorde Bini al tot de honderd invloedrijkste Afrikanen, omdat hij in 2022 Gent-Wevelgem en een Giro-etappe op zijn naam had geschreven. Nu is hij de eerste zwarte renner die een Touretappe wint en de groene trui draagt. Hij bedankt God en zijn familie, nog steeds vol ongeloof dat de zee voor hem openging. En hij feliciteert Afrika. Je kunt zien dat hij tot in zijn tenen voelt: dit is niet alleen zijn overwinning, maar de overwinning van een heel continent.
Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.
‘Das vorgezogene Endspiel’ wordt de wedstrijd genoemd in Duitse media. De vervroegde finale dus. Ook al is het duel tussen Duitsland en Spanje deze vrijdagavond in Stuttgart slechts de kwartfinale, halverwege het EK gelden Die Mannchaft en La Roja als de beste teams van het toernooi, een lezing die Spanje-trainer Luis de la Fuente deze week min of meer onderschreef.
Hoogmoed? De cijfers bevestigen dat Duitsland en Spanje voorlopig boven de concurrentie uitsteken. Qua resultaten – Duitsland won drie keer en speelde een keer gelijk, Spanje won al zijn wedstrijden – maar ook wat betreft doelpunten (respectievelijk tien om negen) en passnauwkeurigheid (92,3 procent om 91 procent). Alleen wat betreft doelpogingen nestelde Portugal (74) zich tussen het team van Julian Nagelsmann (71) en dat van De la Fuente (84).
Lees ook
Het speelschema van de knock-outfase van het EK voetbal
De klasse van beide ploegen voelt twee weken na de start van het EK zo vanzelfsprekend dat je bijna zou vergeten dat Spanje noch Duitsland vooraf tot de topfavorieten werd gerekend. Bookmakers dichtten Frankrijk en Engeland grotere kansen toe. Niet zo vreemd, afgaande op recente prestaties tijdens eindtoernooien. Kortst geleden: het WK in Qatar, waar Duitsland niet door de groep kwam, terwijl het voor Spanje direct na de poulefase misging (tegen Marokko, na strafschoppen). Het was ook de laatste keer dat ze tegen elkaar speelden, een intense wedstrijd die eindigde in 1-1.
Oud, wit en man
Sindsdien is er veel gebeurd. De Duitse voetbalbond greep de vroegtijdige uitschakeling, een herhaling van de afgang vier jaar eerder in Rusland, aan om de sportieve noodtoestand af te kondigen. Coach Hansi Flick mocht aanblijven, maar een ‘taskforce’ van voetbalnotabelen als Karl-Heinz Rummenigge, Oliver Kahn en Rudi Völler werd in het leven geroepen om het nationale elftal uit het slop te trekken. Het initiatief wekte vooral verbazing en kritiek – „oud, wit en man”, schreef Der Spiegel, daar viel niets revolutionairs van te verwachten.
Het weekblad kreeg gelijk. Nog geen jaar na de oprichting werd de expertgroep alweer ontbonden, onverrichterzake. Intussen was Flick alsnog de wacht aangezegd na een beschamende nederlaag tegen Japan (1-4). Met zijn opvolger Nagelsmann kwam de verandering, zij het niet meteen.
De huidige Duitse selectie, met maar twaalf spelers die er ook bij waren in Qatar, is deels het gevolg van een slechte serie wedstrijden die culmineerde in een pijnlijk oefenduel tegen het Oostenrijk van zijn leermeester Ralf Rangnick (0-2). Hierop besloot Nagelsmann in te grijpen. Ervaren krachten als Leon Goretzka, Mats Hummels en Niklas Süle vielen buiten de ploeg, ten faveure van onder anderen nieuweling Nico Schlotterbeck, Robert Andrich én Toni Kroos. Op verzoek van Nagelsmann maakte de 34-jarige middenvelder van Real Madrid dit voorjaar na drie jaar afwezigheid zijn rentree, waarna het plotseling begon te lopen bij Duitsland.
Zo diep als de crisis was bij Die Mannschaft, is die bij het Spaanse elftal nooit geweest. Maar ook Spanje is een wezenlijk ander team geworden sinds de nederlaag tegen Marokko, waarin het 77 procent balbezit had en desondanks tot slechts één schot op doel kwam. Het beroemde combinatiespel (‘tiki-taka’) waarmee Spanje jarenlang had gedomineerd, was zonder zijn voornaamste beoefenaars Xavi en Iniesta verworden tot een dogma dat het Spaanse voetbal verlamde, schreef El País. Coach Luís Enrique moest plaats maken voor Luis de la Fuente, die beloofde een directere speelstijl in te slijpen.
Aanvankelijk overheerste scepsis. De la Fuente (63) had nauwelijks ervaring op het hoogste niveau. Toen hij zijn tweede wedstrijd als bondscoach verloor van Schotland (0-2), werd hij in de Spaanse media afgeserveerd als een trainer zonder plan, iemand die misschien al vóór het EK vervangen zou worden. Ook zijn weigering om de opgeleefde oud-internationals Sergio Ramos en Isco op te roepen kwam hem op kritiek te staan.
Maar de prestaties verbeterden snel. Spanje kwalificeerde zich eenvoudig voor het EK en won vorig jaar de Nations League. Bovendien heeft De la Fuente Spanje aan een modernere, meer dynamische speelstijl geholpen, zonder het verfijnde positiespel op te geven. Spanje heeft minder de bal, maar creëert veel méér kansen dan onder Luis Enrique. In het eerste groepsduel tegen Kroatië (3-0) had Spanje voor het eerst sinds 2008 minder balbezit dan de tegenstander (47 procent). „Een bevrijding”, noemde El País het einde van tiki-taka.
Real Sociedad
Zo lijken spelers de komst van De la Fuente, die als coach van Spaanse jeugdelftallen met een groot deel van de selectie heeft gewerkt, ook te ervaren. Het Spaanse elftal was voorheen nogal eens verdeeld tussen een kliek uit Barcelona en een uit Madrid, vertegenwoordigd door dominante types als Gérard Piqué en Ramos. De huidige selectie is veel gevarieerder samengesteld, met de grootste afvaardiging van Real Sociedad. Tegelijkertijd ontbreken bepalende ego’s, zei middenvelder Pedri op een persconferentie voorafgaand aan het EK.
„Het grote verschil met andere nationale selecties is dat wij een team zonder leider zijn”, zei Pedri. „Onze kracht is onze teamgeest, we zijn als een familie, op en buiten het veld.”
Twee exponenten van het ‘nieuwe Spanje’ zijn de avontuurlijke, jonge buitenspelers Lamine Yamal (16, FC Barcelona) en Nico Williams (21, Athletic Bilbao). Na de groepswedstrijd tegen Italië (1-0) vertelde uitblinker Williams tegenover The Guardian hoezeer hij genoot van het spel onder De la Fuente. „Hij geeft me de vrijheid tegenstanders op te zoeken, terwijl het bij Luis Enrique allemaal draaide om combinaties. Wanneer ik dribbel, voelt het als toen ik een kind was en voetbalde in het park.”
Wie is favoriet vrijdagavond? Spanje, op basis van resultaten uit het recente verleden. De laatste overwinning voor Duitsland in een onderling duel dateert uit 1988, toen Rudi Völler nog basisspeler was. De Duitse middenvelder Joshua Kimmich reageerde laconiek toen een journalist hem daarmee confronteerde. „Misschien moeten we Völler maar opstellen dan.”