Voor brokkenpiloot Primoz Roglic is de Vuelta dé kans om een verloren seizoen te redden


Waar is Primoz Roglic? Enige consternatie tijdens de ploegenpresentatie van de Vuelta à Espana, afgelopen donderdagavond in Lissabon. Roglic’ team Red Bull-Bora staat op het podium – maar de kopman ontbreekt.

Later komt Roglic alsnog aanzetten. Een misverstand over de tijd, vertelt hij lachend aan de presentator. Hij stond nog te wachten bij het hotel terwijl zijn teamgenoten al vertrokken waren richting het podium.

Te hopen voor hem is hij tijdens de komende drie weken alerter (34), want er staat nogal wat op het spel. Het is zijn laatste kans om een positieve draai te geven aan een seizoen dat teleurstellend verloopt.

Roglic geldt als een van de favorieten in de Vuelta, die deze zaterdag van start gaat met een proloog van 12 kilometer in Lissabon. Hij is altijd sterk in de laatste grote ronde van het seizoen. In 2019, 2020 en 2021 won hij hem, drie keer op rij, en ook vorig jaar maakte Roglic kans op de eindzege – totdat de leiding van zijn toenmalige ploeg Jumbo-Visma besloot dat superknecht Sepp Kuss de rode trui mocht pakken, als dank voor bewezen diensten.


Nieuwe start

In 2024 heeft Roglic nog weinig klaargespeeld voor een renner van zijn statuur – terwijl dit seizoen voor hem juist een nieuwe start had moeten betekenen. In de winter ging hij na acht jaar weg bij Visma, de ploeg die het met hem had aangedurfd toen hij als 25-jarige oud-skischansspringer talent voor wielrennen bleek te hebben. Roglic wilde heel graag nog eens als kopman naar de Tour de France, de enige grote ronde die hij nog nooit won, maar die positie was bij Visma inmiddels vergeven aan tweevoudig winnaar Jonas Vingegaard.

Roglic vond onderdak bij de Duitse Bora-ploeg. Die zette dit seizoen alles in op de nieuwe kopman en diens deelname aan de Tour, de wedstrijd die hij in 2020 gewonnen zou hebben als hij niet in de tijdrit op La Planche des Belles Filles uit het geel was gereden door zijn landgenoot Tadej Pogacar.


In het voorjaar sloeg de pech voor de eerste keer toe: Roglic raakte betrokken bij de ‘horrorcrash’ in de Ronde van het Baskenland die ook de Tourdeelname van zijn oud-ploeggenoot Vingegaard in gevaar bracht. Hij was op tijd weer hersteld, won het Criterium du Dauphiné, en verscheen als een van de favorieten voor het geel in Florence.

Van een „laatste kans” op de Tourzege wilde Roglic voor de start niet spreken. „Of ik nou win of niet, volgend jaar is er weer een Tour. En het jaar daarna ook weer. Misschien rijd ik nog tien Tours. Zo lang als ik het leuk vind, blijf ik het doen.”


Knullige valpartij

Toch wist Roglic geen moment te overtuigen. In de tweede etappe naar Bologna verloor hij meteen tijd. Een week later kwam hij in een bergrit door het Centraal Massief in de slotkilometers op een knullige manier ten val, maar toonde de wedstrijdleiding clementie door het tijdverlies niet mee te rekenen. De volgende dag ging het alsnog mis: Roglic ging tegen het asfalt door een slecht aangegeven vluchtheuvel en kon de volgende dag niet meer opstappen. Naderhand bleek hij bij zijn val een rugwervel te hebben gebroken.

Roglic en zijn vele valpartijen – als het niet zo pijnlijk was zou het lachwekkend zijn. De renner staat in het peloton bekend als brokkenpiloot: wielersite ProCyclingStats telde bij Roglic sinds 2020 maar liefs zeventien valpartijen in koers. Vaak met verstrekkende gevolgen: in 2019 verloor hij in de Giro de roze trui na een crash en in de Tour moest hij zowel in 2021 als 2022 afstappen wegens lichamelijk malheur na een val. Roglic’ gebrek aan stuurmanskunst wordt toegeschreven aan het feit dat hij pas op late leeftijd met wielrennen begon, en daardoor de sleuteljaren voor navigatie en behendigheid heeft gemist.

Ondanks de gebroken rugwervel is Roglic nu op tijd klaar voor de Vuelta. Zijn belangrijkste concurrenten voor de eindzege zijn de Amerikaanse titelverdediger Sepp Kuss, de Brit Adam Yates, de Spanjaard Carlos Rodriguez en de Portugees Joao Almeida, met Richard Carapaz (Ecuador) als gevaarlijke outsider. Maar misschien vormt hij zelf wel de grootste bedreiging voor de overwinning . Oók in de Vuelta moest hij al eens opgeven na een valpartij, in 2022.


Met een loodzwaar slotweekend voor de boeg is de spanning terug in de Tour de France Femmes

Na drie dagen koers in eigen land leek de Tour de France Femmes lamgeslagen door de overmacht van Nederlandse rensters. Maar nu het slotweekend deze zaterdag begint, ligt de strijd om het de eindzege helemaal open. De Poolse Katia Niewiadoma rijdt in de gele trui, gevolgd door de Francaise Cédrine Kerboal (winnares van de etappe van vrijdag) en Olympisch kampioene Kirsten Faulkner (Amerika).

Het was één scherpe bocht op donderdag die de koers deed kantelen. Op vijf kilometer van de finish in het Franse Amnéville ging geletruidraagster Demi Vollering tegen het asfalt, samen met een plukje andere rensters uit de kop van de wedstrijd. Ze viel hard op haar stuitje en greep naar haar onderrug. Het duurde eventjes voordat ze weer op haar fiets zat – en op de eindstreep was ze haar gele trui kwijt.

Tot dat moment leek Vollering onbedreigd af te stevenen op haar tweede Tourzege op rij. De gele trui had ze veroverd tijdens de tijdrit op dinsdag in Rotterdam – en op woensdag reed ze opnieuw ijzersterk in de etappe naar het Belgische Luik, waar Puck Pieterse de vierde Nederlandse dagzege op rij boekte.

Chaos

Wat opviel na Vollerings val: geen enkele ploeggenoot wachtte op haar, de kopvrouw moest grotendeels alleen naar de finish rijden. Vollering zelf deed er naderhand luchtig over, ze begreep wel dat er even niemand voor handen was. „Het is natuurlijk vooral chaos op zo’n moment”, zei na de etappe tegen de NOS. Maar de nieuwe klassementsleidster Niewiadoma wees vrijdagochtend voor de camera van Eurosport fijntjes op de ongebruikelijk situatie in het team van haar rivale: „Als je het geel hebt, is dat het enige waar je als team mee bezig moet zijn.”

Het is een publiek geheim dat de verhoudingen binnen Vollerings ploeg SD Worx niet optimaal zijn – zeker sinds begin dit seizoen uitlekte dat ze het team na dit seizoen gaat verlaten. Ook tijdens de Vuelta à Espana Femenina, die Vollering begin mei won, kreeg ze nauwelijks hulp van haar ploeggenoten.

– In de etappe van vrijdag, een heuvelrit door de Jura, leek Vollering weinig last te hebben van de val op haar stuitje. Ze reed de hele koers van voren.

Zware bergritten

Het slotweekend van de Tour de France Femmes lijkt dus spannend te worden. Met nog twee bergritten voor de boeg zijn de verschillen bijzonder klein. Nummer vijf Juliette Lablous staat op minder dan een minuut afstand van de gele trui, Vollering (tiende) op 1 minuut 19.

Op zaterdag voert de etappe over meer dan 3.000 hoogtemeters naar skidorp Le Grand-Bornand. De rit van zondag kent zelfs bijna 4.000 meters klimwerk, met onderweg de Col du Glandon en finish bovenop Alpe d’Huez, de ‘Hollandse berg’ waar al in 35 jaar geen Nederlandse renner meer een Touretappe won.

Geletruidrager Niewiadoma voorziet een stevig gevecht. „Vollering is een waanzinnige vechter”, zei ze vrijdag tegen de NOS. „Ik bereid me voor op pijn op zaterdag en zondag.”


Hoe Feyenoord en spelmaker Calvin Stengs schade leden door een afgeketste transfer

Op de tribune in het Philips Stadion klapt eregast Diego Maradona mee. De reden voor het applaus is treurig, deze zaterdagavond half augustus 2017. De 18-jarige AZ-aanvaller Calvin Stengs, dan een van de grootste Nederlandse beloften, houdt zijn handen voor zijn ogen wanneer hij door vier mannen op een brancard van het veld wordt gedragen.

Kort ervoor is hij zeer ongelukkig neergekomen na een duel met een PSV-verdediger. Stengs schreeuwt het uit, roept om hulp. Even wordt het stil in het stadion. Een afgescheurde kruisband in de rechterknie, is de diagnose twee dagen later. Zijn seizoen, net vierenhalve minuut onderweg, is direct ten einde. Veertien maanden later, na een operatie in Pittsburgh en een revalidatie bij AZ, maakt hij zijn rentree.

Het blijkt een bepalend moment in zijn carrière, dat zeven jaar later nog altijd van invloed is. Deze week ging een transfer van Stengs (25) van Feyenoord naar het Amerikaanse Charlotte FC niet door nadat bij de medische keuring twijfel was ontstaan over zijn rechterknie.

De clubs waren aanvankelijk een transfersom van 8,75 miljoen dollar (8 miljoen euro) overeengekomen. Na de lichamelijke check, wilde Charlotte FC de onderhandelingen met Feyenoord en Stengs heropenen. Hierop begon Stengs, naar eigen zeggen, zelf ook te aarzelen. „Na de medische keuring voelde ik opeens niet meer het volledige vertrouwen”, zei hij in De Telegraaf. „Op het einde had iedereen twijfels”, zegt een ingewijde.

NRC sprak tien mensen die (in)direct betrokken waren bij de afgeketste transfer. Hoe kwam het jonge, ambitieuze Charlotte FC bij de Nederlandse international uit? Waarom was Feyenoord bereid voor een relatief laag bedrag, bijna de helft van Stengs geschatte marktwaarde (15 miljoen euro op transfermarkt.nl), zijn meest creatieve en meest bepalende aanvaller te verkopen? En hoe kan het dat nog vóór de medische keuring uitlekte dat er intern bij Feyenoord twijfels bestaan over de fysiek van Stengs?

Piepjonge club

Op een kwartier rijden van het centrum van Charlotte in de staat North Carolina, staat sinds een jaar een splinternieuw trainingscomplex. Het toont de enorme potentie van de piepjonge voetbalclub. In het kantorencomplex voor 200 medewerkers, zit een Nederlandse scout die een belangrijke rol speelde in de totstandkoming van de deal van Stengs. Thomas Schaling-De Herder, eerder scout bij AZ en PSV, is sinds begin 2020 directeur van de scoutingsafdeling van Charlotte FC.

De club had toen net een licentie gekocht voor de Amerikaanse voetbalcompetitie, de Major League Soccer (MLS). Charlotte FC moest van de jeugdopleiding tot aan het eerste elftal worden opgebouwd. Schaling-De Herder werd aangenomen als een van de eerste werknemers, om de scoutingsafdeling op te zetten.

Het stadion was er al, omdat Charlotte FC dat deelt met de Carolina Panthers, het American Football-team uit Charlotte. De Amerikaanse miljardair David Tepper is eigenaar van zowel het NFL- als MLS-team in de stad. Charlotte FC doet sinds 2022 mee aan de MLS en trekt per wedstrijd ruim 35.000 bezoekers – vergelijkbaar met PSV in Nederland.

Charlotte FC is op dit moment een subtopper en wil doorgroeien. Uit de data-analyses kwam aanvaller Stengs afgelopen seizoen als zeer interessante optie naar voren: bij Feyenoord gaf hij de meeste assists en creëerde hij de meeste kansen. Die creativiteit kon Charlotte FC goed gebruiken.

Aanvankelijk dachten ze in Charlotte dat hij niet haalbaar zou zijn – te duur, te hoog gegrepen. Totdat de scouting ziet dat Stengs wordt aangeboden op TransferRoom, een internationaal platform waarop clubs en zaakwaarnemers spelers kunnen aanbieden. Een werknemer van Team Raiola, het zaakwaarnemersbureau dat Stengs vertegenwoordigt, had de speler erop gezet.

De Nederlandse tak van Team Raiola wordt geleid door José Fortes Rodriguez, die Schaling-De Herder nog kent van hun gezamenlijke tijd bij AZ. Als de scout de zaakwaarnemer belt over Stengs, krijgt hij de indruk dat er wel degelijk iets mogelijk is. De speler is „avontuurlijk ingesteld” verklaart hij later in De Telegraaf, en heeft „hele goede verhalen gehoord over de stad Charlotte en de staat North Carolina”.

Na het telefoontje met Stengs’ zaakwaarnemer neemt de algemeen directeur van Charlotte FC, Zoran Krneta, contact op met Dennis te Kloese, zijn evenknie bij Feyenoord. Die twee kennen elkaar nog van hun gezamenlijke tijd in de MLS, waar Te Kloese werkte voor Los Angeles Galaxy. Tot hun verrassing, krijgen ze bij Charlotte ook vanuit die kant door dat het haalbaar is.

Financieel is het even puzzelen. Binnen de MLS geldt een salarisplafond, maar voor drie zogeheten designated players in de selectie mag elke club dit doorbreken. Bij Inter Miami is Lionel Messi hier een voorbeeld van. Stengs moet dat bij Charlotte FC worden. Hij zal niet in de buurt komen van de 20 miljoen dollar die Messi er jaarlijks verdient, de meeste designated players in de MLS verdienen tussen de twee en vijf miljoen dollar per jaar.

Bij Charlotte FC weten ze natuurlijk dat Stengs in 2017 een zware knieblessure opliep. De scouting doet navraag bij zijn laatste twee clubs voor Feyenoord – Nice en Royal Antwerp FC. Daar horen ze dat er nooit grote problemen zijn geweest met zijn fitheid. Er zal vast iets te zien zijn bij de rechterknie, maar dat is niet gek na een kruisbandblessure. Een jaar eerder is hij bij Feyenoord door de medische keuring gekomen.

‘Heel opmerkelijk’

Wanneer vorig weekend via verschillende media duidelijk wordt dat Stengs waarschijnlijk overstapt naar de VS, is er verbazing in de Nederlandse voetbalwereld. Feyenoord dat zijn belangrijkste aanvaller verliest aan een onbekende club voor een relatief laag bedrag – „heel opmerkelijk”, zegt recordinternational Wesley Sneijder bij Ziggo Sport. In het openingsduel tegen Willem II mist Feyenoord Stengs finesse: zonder hem weet de ploeg nauwelijks kansen te creëren en speelt teleurstellend gelijk.

„Calvin is echt een bijzondere speler”, zei Feyenoord-directeur Te Kloese drie weken eerder nog tegen ESPN, op de vraag of ze hem koste wat kost willen behouden. „Hoe meer je met hem omgaat, hoe meer je hem leert waarderen, ook als persoon. We hebben wat volwassen spelers nodig in de selectie, ik denk dat hij dat ook wel is. Alle krediet voor hem hoe fit en belangrijk hij is.”

Het zijn opvallende woorden, afgezet tegen wat er rond de medische keuring in enkele Nederlandse media wordt geschreven over de fysiek van Stengs. „De grootste reden dat de Rotterdammers meewerken, is de fitheid van Stengs”, schrijft Voetbal International een dag voor de test. „Feyenoord vindt dat zijn meest creatieve speler te weinig op het veld heeft gestaan vorig seizoen.” En het AD schrijft dat „diens gevoelige knie” een rol speelt bij de transfer. Het is – zeker gezien de timing van de keuring – zeer gevoelige informatie, die alleen van binnenuit de club kan komen.

Stengs was een van de beste spelers bij Feyenoord in de Johan Cruijff Schaal tegen PSV, begin augustus.
Foto Marcel van Dorst

Vorig seizoen, onder de inmiddels vertrokken coach Arne Slot, werd er al zorgvuldig omgegaan met de „belastbaarheid” van Stengs. „Dat is direct gerelateerd aan de knie, die na een wedstrijd nog wel eens opspeelt”, zei Slot in februari. Slot, die eerder als assistent bij AZ het herstel van Stengs van nabij meemaakte, vertelde dat de aanvaller na zijn blessure een „hele goede voetballer” is geworden, maar voor de kwetsuur „weergaloos” was. Dit zei hij in de emotie kort na een harde tackle op Stengs in een bekerwedstrijd tegen FC Groningen – hij leek zijn knie opnieuw zwaar te blesseren, wat uiteindelijk meeviel.

De woorden van Slot destijds, verschillen met hoe er nu over Stengs wordt gesproken. De twijfels over zijn fysiek binnen Feyenoord, worden rond de keuring veel stelliger gebracht. Het wordt door twee betrokkenen gezien als een manier van de clubleiding om de deal – 8 miljoen euro, die algemeen als laag wordt gezien – beter te kunnen uitleggen aan de altijd kritische achterban. „Dat is not done, alles behalve sjiek”, zegt een bron.

De realiteit is dat met het aantal speelminuten van Stengs bij Feyenoord niks mis is. Met ruim 3.200 minuten in 43 duels, stond hij vorig seizoen vijfde van alle selectiespelers bij Feyenoord. Van de aanvallers, had hij zelfs de meeste speeltijd. Stengs benadrukt in De Telegraaf dat zijn knie „gewoon oke” is. In de Johan Cruijff Schaal tegen PSV, twee weken geleden, was hij een van de beste spelers bij Feyenoord.

Het AD schrijft dinsdag dat er nog een andere reden voor de verkoop zou bestaan. Toen Stengs vorige zomer voor zo’n 6 miljoen werd gekocht van Nice, zijn „mondelinge afspraken” gemaakt dat Feyenoord „zou meedenken” als in de toekomst een „mooie kans” voorbij komt, schreef de krant. Een bron in de entourage van Stengs kan dit tegenover NRC niet bevestigen.

Risico-inventarisatie

Terwijl transfernieuwtjesjager Fabrizio Romano maandagavond meldt dat de medische test in Londen is afgerond en het contract binnen 24 uur wordt getekend, blijkt de realiteit weerbarstiger. Bij Charlotte FC is door de keuring toch twijfel ontstaan over de knie van Stengs, waarna de club opnieuw wil onderhandelen over de voorwaarden, vertelt een betrokkene. Zo stelt Charlotte voor een deel van de afgesproken transfersom variabel te maken, afhankelijk van prestaties en inzetbaarheid van Stengs. Tevergeefs, de deal wordt afgeblazen.

Twee artsen die ervaring hebben met medische keuringen in het topvoetbal, benadrukken dat het in feite een risico-inventarisatie is. Een speler wordt bij zo’n check niet ‘afgekeurd’. Iets dat bij Stengs ook niet is gebeurd. Het draait erom in hoeverre je als club bereid bent om een risico te nemen met een speler – wat samenhangt met de hoogte van de transfersom en het salaris.

Wat de werkelijke redenen zijn dat Feyenoord bereid was om hun cruciale aanvaller zo makkelijk te verkopen, blijft onduidelijk. Het roept vooral vragen op over de financiële situatie van de club – de directie werd in het laatste jaarverslag door de rvc nog gevraagd „maatregelen te treffen” om de liquiditeit te kunnen blijven waarborgen. „Feyenoord heeft nooit ergens melding gemaakt dat we medewerking zouden verlenen aan een eventueel vertrek van Calvin”, zegt een clubwoordvoerder tegen NRC. „Op basis van dat dat niet gebeurd is, kunnen wij er ook geen enkele vragen over beantwoorden.”

Zeker is dat door de ontwikkelingen deze week de marktwaarde van Stengs zal dalen, zeggen twee ingewijden. Zo verloor Feyenoord waarschijnlijk miljoenen op een transfer, die uiteindelijk niet is doorgegaan. En werd Stengs beschadigd, nog voor hij de deur uit was. Zondag speelt hij, naar verwachting, met Feyenoord op bezoek bij PEC Zwolle.


Zorgvuldig je woorden kiezen als sportjournalist

Hoe schrijf je als sportjournalist over gender in tijden van polarisatie? Het IOC ontwierp richtlijnen. „Iedereen maakt fouten, iedereen heeft vooroordelen”, zeggen ze daar. Maar steeds meer journalisten zijn bereid zichzelf onder de loep te nemen.

Shayna Jack, Mollie O’Callaghan, Emma Mckeon en Meg Harris (v.l.n.r) wonnen goud op de 4x100 m vrije slag op de Olympische Spelen in Parijs.

Shayna Jack, Mollie O’Callaghan, Emma Mckeon en Meg Harris (v.l.n.r) wonnen goud op de 4×100 m vrije slag op de Olympische Spelen in Parijs.

Foto Petr David Josek / AP

Als het niet de media had gehaald was het me niet opgevallen. Maar die paar woorden van de Britse sportjournalist Bob Ballard, na de 4×100 meter vrije slag in Parijs, gingen viral.

Toen de Australische zwemsters na hun gouden olympische race wegliepen van het zwembad, zei de Eurosport-commentator dat de vrouwen „aan het afronden waren”. Je weet hoe vrouwen zijn, zei hij, „ze hangen rond, doen hun make-up”.

Outrageous”, reageerde zijn co-commentator, oud-zwemster Lizzie Simmonds. „Sommige mannen doen dat ook.” Een dag later maakte Eurosport bekend dat de uitspraken van Ballard „ongepast” waren en dat hij per direct uit het commentatorenteam was gezet.

Ballard doet al sinds de jaren tachtig verslag van sportwedstrijden. Via X zei hij dat het nooit zijn bedoeling was geweest iemand te beledigen of te kleineren. „Als ik dat heb gedaan, dan spijt me dat. Ik ben een groot voorstander van vrouwensport.”

Er zijn in deze rubriek wel ergere voorbeelden voorbijgekomen. Zoals de uitspraken van Patrick Lefevere, teambaas van wielerploeg Soudal-Quickstep. Die zei dat het vrouwenwielrennen „artificieel gepusht” wordt en dat sommige rensters het minimumloon niet waard zijn.

Ik beschreef ook de kift tussen LA Times– verslaggever Ben Bolch en Kim Mulkey, coach van het vrouwenbasketbalteam van Louisiana State University. Zij deed haar beklag over de manier waarop hij haar speelsters in een krantencolumn getypeerd had. Dirty debutantes en hot sauce, zoiets zou je toch ook niet over mannelijke basketballers schrijven?

Lefevere moest van wielerbond UCI zijn excuses aanbieden voor „kleinerende opmerkingen tegenover vrouwen”, op straffe van een boete. Het stuk van Bolch werd aangepast met excuses voor „ongepast en aanstootgevend” taalgebruik. Terecht, lijkt me. Maar bij Ballard dacht ik: zo ken ik er nog wel een paar. Wat te denken van de NOS-commentator die tijdens het EK voetbal, afgelopen zomer, de Italiaanse speler Riccardo Calafiori typeerde als „de man die voetbal ook voor vrouwen leuk maakt” – alsof vrouwen zonder uiterlijk schoon geen voetbalwedstrijden kijken.

Had Ballard niet de kans moeten krijgen om in een volgende uitzending terug te komen op zijn uitspraken? Zo van: „Beste kijkers, wat ik gisteren zei was ongepast. Ik versla al heel lang met veel plezier vrouwensport, maar maakte een grap die fout uitpakte. Stom, stom, stom. Sorry als ik iemand heb beledigd.”

Ik vermoed dat dat meer indruk had gemaakt dan zijn wegbonjouren. Nu leidde zijn straf tot felle uithalen op sociale media, tot polarisatie. En daar is al geen gebrek aan, bleek maar weer eens uit de rel rond de Algerijnse boksster Imane Khelif. Khelif heeft een ‘V’ in haar paspoort staan en neemt al jaren deel aan toernooien in het vrouwenboksen. „Ik ben een vrouw en zal dat altijd blijven”, zei ze zelf. En toch wordt haar vrouw-zijn openlijk in twijfel getrokken.

Dat het gevoelige thematiek is wist ik, maar nooit eerder heb ik zóveel boze reacties ontvangen op een stuk als dat over Khelifs deelname aan het olympisch bokstoernooi voor vrouwen. Alsof ik in een draaikolk werd meegezogen. De ene lezer vond dat ik „geen fuck om vrouwen en vrouwensport” geef. De andere viel (terecht) over de bijzin dat Khelif zich ‘als vrouw identificeert’. Dat zou je namelijk kunnen opvatten als: Khelif is transgender.

En dat terwijl ik in aanloop naar de Spelen de Portrayal Guidelines van het IOC had gelezen, die ‘gendergelijke, eerlijke en inclusieve vertegenwoordiging in de sport’ moeten bevorderen. Er staan voorbeelden in van wat verslaggevers worden geacht te zeggen en schrijven – en wat niet. ‘Richt je niet onnodig op uiterlijk’, is een van de richtlijnen: make-up, haren, nagels, kleding of intieme lichaamsdelen, zeker als dat geen verband houdt met sportieve optredens. Dus geen crotch shots, cleavage en backsides.

Tijdens het lezen moest ik denken aan de speech van Pierre de Coubertin, grondlegger van de moderne Olympische Spelen, aan de universiteit van Lausanne, bijna honderd jaar geleden. Hij legde uit waarom hij geen voorstander was van een hoog percentage vrouwelijke deelnemers aan het evenement. „Als sommige vrouwen willen voetballen of boksen, laat ze dan maar, op voorwaarde dat het evenement zonder toeschouwers plaatsvindt, want de toeschouwers die op zulke wedstrijden afkomen, zijn daar niet om sport te kijken.” Ofwel: alleen vanwege uiterlijk schoon kijken mannen vrouwensport.

Maar nog even terug naar die (niet-bindende) richtlijnen van het IOC. Wat mag wel, wat niet? Sommige richtlijnen liggen voor de hand. Zeg bijvoorbeeld niet: zij zwom als een vent bij het winnen van die race. Of: ze is de volgende Michael Phelps. Of: dat wordt een catfight. Maar hoe kan je nou het best verslag doen van die boksrel, zonder anderen voor het hoofd te stoten? En moet een faux pas als die van sportjournalist Ballard wel tot zo’n forse straf leiden? Niet dat het IOC daarover gaat, maar je zou het als uitvloeisel van hun richtlijnen kunnen zien.

Ik vraag het aan Marie Sallois, die bij het IOC verantwoordelijk is voor ‘mensenrechten en gendergelijkheid, diversiteit en inclusie’. Ze wil niet ingaan op voorbeelden, zegt ze, maar die voorbeelden laten volgens haar wel zien dat de richtlijnen effect sorteren. Er wordt steeds meer nagedacht en gepraat over taalgebruik en beeldvorming in de sport. Steeds meer sportjournalisten (van wie 80 procent man was in Parijs) nemen zichzelf onder de loep, erkennen fouten. „Iedereen maakt fouten, iedereen heeft vooroordelen”, zegt Sallois.

De eerste editie van de richtlijnen werd in 2018 uitgebracht, vertelt ze. Dit is de derde. De meeste sportverslaggevers omarmen de richtlijnen, alleen passages over lhbti-sporters oogsten kritiek, vooral van Britse journalisten. Sallois geeft geen voorbeelden, maar ik vermoed dat het gebruik van termen als ‘geboren man’ en ‘genetisch vrouwelijk’ niet altijd als „misstap” wordt gezien.

Wordt vervolgd, zou ik zeggen.

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button {
–button-bg-color: #1a1a1a;
–button-border-color: #1a1a1a;
–button-text-color: white;
}

.dark-mode .inline.newslettersignup .newsletter-subscribe-button:hover {
–button-bg-color: transparent;
–button-text-color: black;
}

Twee weken vrijwel zorgeloos escapisme in Parijs, waar de Spelen een nieuw tijdperk inluidden

Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) kreeg met de Olympische Spelen in Parijs waar het vooraf vurig op had gehoopt: een zomerse droom van sport, vreugde en verbroedering die ruim twee weken aanhield. „Mensen van over de hele wereld zijn verliefd geworden op de Spelen. Ze zijn geïnspireerd door de sporters die met respect voor elkaar samen hebben gesport en geleefd”, zei IOC-president Thomas Bach tijdens zijn afsluitende persconferentie.

Vooraf waren de verwachtingen én de zenuwen hooggespannen, met ambitieuze ideeën van de Franse organisatie, een wereld vol conflicten en de dreiging van terreur. Even leek het spannend te worden, toen twee weken geleden het treinverkeer rond de Franse hoofdstad werd gesaboteerd. Voor de openingsceremonie, die meer dan ooit een buitenkarakter had vanwege de route langs de Seine, werd fikse regen voorspeld.

De verregende maar spectaculaire openingsceremonie – een pleidooi voor tolerantie, cultuur en de gedachte dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn – werd echter succesvol afgerond en het olympisch vuur aangestoken. Daarna braken zorgeloze weken aan. Het weer knapte op, de verwachte hyperdrukte in het openbaar vervoer bleef uit, de tienduizenden zwaarbewapende agenten bleken allervriendelijkst. Intussen won gastland Frankrijk de ene na de andere medaille – met sterren als zwemmer Léon Marchand en judoka Teddy Riner voorop – waardoor de sfeer in de volle stadions uitstekend was.

De tijdelijke locaties waren werkelijk prachtig, van het beachvolleybalstadion onder de Eiffeltoren tot de rijbak voor de paarden in de tuinen van Versailles. De mooiste plek was toch wel het Grand Palais, dat soms galmde als een voetbalstadion met zijn hoge, bomvolle tribunes vol dolenthousiaste fans. Het was bevreemdend en gaaf tegelijk om op een van de drukste rotondes van Parijs, Place de La Concorde, in alle rust te kunnen rondlopen om te kijken naar 3×3 basketbal, skateboarden, BMX’en en breaking.

12 miljard interacties

Dit waren de Spelen die een nieuw tijdperk inluidden, zei Bach, waarmee hij onder meer doelde op de digitale wijze waarop de Spelen waren geconsumeerd. Nog voor het laatste weekend waren er via de socialemediakanalen van het IOC meer dan 12 miljard interacties geweest. De Turkse pistoolschutter Yusuf Dikec werd een online sensatie door met een hand in zijn broekzak zilver te winnen, de Franse polsstokspringer Anthony Ammirati omdat hij met zijn geslachtsdeel de dwarslat eraf tikte. Volgens het IOC heeft meer dan de helft van de wereldbevolking deze Spelen op een of andere manier gevolgd.

De openingsceremonie op de Seine was spectaculair.
Foto Lionel Bonaventura/AFP

Ook op andere vlakken waren dit vooruitstrevende Spelen. Er deden meer vrouwelijke sporters mee dan ooit, al waren de mannen nog altijd in de meerderheid. Door de Franse organisatie werd voor het eerst een serieuze poging gedaan duurzamer te zijn, met onder meer de bouw van tijdelijke stadions en de aanleg van een olympisch dorp zonder airconditioning. Dat laatste bleek een stap te ver; meerdere landen, waaronder Nederland, besloten hun eigen airco’s mee te nemen.

Op de velden en in de stadions leek er net zo goed iets veranderd te zijn. Met meer respect dan ooit gingen sporters met elkaar om. De Amerikaanse turnsters Simone Biles (zilver) en Jordan Chiles (brons) bogen diep voor de nieuwe olympisch kampioene op de vloer, Rebeca Andrade uit Brazilië, op het eerste turnpodium dat geheel uit zwarte vrouwen bestond. „Ze verdiende het”, was de simpele uitleg van Biles. Later moest Chiles het brons inleveren vanwege een teruggedraaide jurybeslissing.

Een van de zeldzame keren dat het wel knetterde, tijdens de finale in het beachvolleybal tussen een Canadees en Braziliaans duo, zette de stadion-dj snel ‘Imagine’ van John Lennon op. Glimlach bij de speelsters, applaus van het meezingende publiek, ijs gebroken. Dat vatte de sfeer van deze Spelen goed samen. Alleen de Duitse hockeyers zullen niet zo snel meer vrienden worden met Duco Telgenkamp, die na zijn winnende shoot-out in de hockeyfinale de Duitse keeper treiterde.

De Algerijnse boksster mane Khelif (links) won, ondanks alle commotie rondom haar fysiek, goud.
by MOHD RASFAN / AFP)

De Spelen waren, kortom, een succes, maar ze waren niet vlekkeloos. Over de wedstrijden in de Seine – voor de triatlon en het openwaterzwemmen – was veel te doen vanwege de waterkwaliteit; meerdere races en trainingen werden uitgesteld of afgezegd. Uiteindelijk gingen de wedstrijden toch door en sprongen sporters de rivier in met de Eiffeltoren op de achtergrond. Naderhand bleken sporters ziek te zijn geworden door de poepbacterie E. coli. Het verlangen naar mooie plaatjes won het van de gezondheid van de sporters.

Het IOC bleek niet in staat een aantal smetjes te voorkomen. Beachvolleyballer Steven van de Velde kreeg vanwege zijn verleden als veroordeelde zedendelinquent de schijnwerpers van de buitenlandse media op zich gericht. Sportkoepel NOC-NSF en het IOC schaarden zich achter zijn deelname, maar niet van harte. De aanhoudende media-aandacht had effect: Van de Velde werd met elke wedstrijd meer uitgejouwd. Nadat hij en zijn partner Matthew Immers in de achtste finale waren uitgeschakeld, vloeiden er tranen. Volgens Immers was het vanwege alle negatieve aandacht een zwaar toernooi.

Bij het boksen ontstond een heftige genderdiscussie. Tijdens haar wedstrijd tegen Imane Khelif uit Algerije gaf de Italiaanse Angela Carini op na 46 seconden en een paar rake klappen. Achteraf zei Carini dat het gevecht niet eerlijk was; een beladen opmerking omdat Khelif eerder door de van corruptie beschuldigde mondiale boksbond IBA was gediskwalificeerd omdat ze niet had voldaan aan een ‘erkende’ test. Volgens het IOC is ze gewoon een vrouw en mocht ze dus meedoen, maar de Algerijnse werd het mikpunt van haat op sociale media. Des te knapper dat ze haar toernooi met goud wist af te sluiten.

Zo was er meer: de Chinese zwemmers, die twaalf medailles wonnen (twee goud), werden genegeerd door hun tegenstanders vanwege dopingverdenkingen. Een Afghaanse vrouwelijke breakdancer, die door de aan de macht zijnde Taliban niet erkend wordt en daardoor gedwongen meedeed met het vluchtelingenteam van het IOC, onthulde tijdens haar wedstrijd een cape met de tekst ‘Free Afghan Women’. Ze werd prompt gediskwalificeerd omdat het uiten van een politieke boodschap op de Spelen niet mag.

Nederland zesde

Voor Nederland waren het zeer succesvolle Spelen, met een recordoogst van vijftien gouden medailles op een totaal van 34 totaal, goed voor de zesde plek in het medailleklassement. De roeiers maakten hun favorietenrol waar, net als een aantal van de zeilers en baanwielrenner Harrie Lavreysen. De hockeyteams werden voor het eerst op hetzelfde toernooi olympisch kampioen. De grootste verrassing kwam in het 3×3 basketbal, waar Nederland goud pakte dankzij een nu al iconische winnende tweepunter van Worthy de Jong. En Sifan Hassan schreef geschiedenis, door als eerste vrouw op één Spelen zowel op de baan (brons op de 5.000 en 10.000 meter) als op de weg (goud op de marathon) medailles te winnen.

Daarentegen vielen de handbalsters tegen en konden de wegwielrenners de verwachtingen niet waarmaken. Femke Bol, toch het gezicht van TeamNL deze Spelen, zal met teleurstelling terugkijken op haar finale op de 400 meter horden. Ze liet haar klasse wel zien in de estafettes, waar ze goud (4×400 meter gemengd) en zilver (4×400 meter vrouwen) veroverde. Leden van het nieuwe kabinet juichten vrolijk mee in de Franse stadions, hoewel hun plannen zullen leiden tot bezuinigingen van jaarlijks 45 miljoen euro in de sport.

Paardensport bij het kasteel van Versailles leverde prachtige beelden op.
Foto Isabel Infantes/Reuters

Politiek bleek ook bij deze Spelen niet buiten de deur te houden, hoe graag het IOC dat ook wil. Na de openingsceremonie volgde er kritiek vanuit de (extreem)rechts-conservatieve hoeken van de wereld, die er een geheime woke agenda in zagen. De Italiaanse premier Giorgia Meloni steunde haar landgenote Carini in dat de bokswedstrijd tegen Khelif geen eerlijke was. Het Palestijnse NOC vroeg zich af waarom Israël wel, en Rusland niet welkom was in Parijs. Tegenover het TeamNL-huis, de Nederlandse carnavalstent in Parijs, stond in het Oekraïne-huis: een gebombardeerde tribune ter herinnering aan de oorlog in het land die tijdens de Spelen geen pauze nam.

In die context was het compliment dat president Bach gaf aan zijn eigen IOC en de Franse organisatie wrang: „We moesten door de verdeeldheid van deze ingewikkelde situaties navigeren zonder ons naar de een of de andere kant te laten trekken. Dat is ons gelukt, we hebben alle sporters kunnen verenigen.” Zo toont het IOC zich graag: als grote promotor van vrede, al reikt haar invloed slechts tot de poorten van het olympisch dorp.

Zowaar toonde Bach in de persconferentie, zijn laatste op een Olympische Spelen omdat zijn tweede en laatste termijn in 2025 afloopt, enige realiteitszin: „Wij hopen met onze cultuur van vrede de wereld te hebben geïnspireerd, maar we kunnen geen vrede creëren.” Daarmee sloeg hij de spijker op zijn kop: sport bleek de afgelopen twee weken een ideaal vehikel voor escapisme in een onveilige wereld. Maar zoals dat altijd gaat met een droom; op een gegeven moment word je ook weer wakker.

chart visualization


Alleen olympisch goud stemt LeBron James, Stephen Curry en de andere NBA-sterren tevreden

Stephen Curry legt allebei zijn handen tegen de rechterkant van zijn hoofd en houdt ze daar een tijdje. Hij heeft net wéér een driepunter raakgeschoten, naar achter vallend over twee verdedigers, zijn vierde in het laatste kwart van de olympische basketbalfinale. Met minder dan veertig seconden te spelen is de voorsprong van de Verenigde Staten tegen Frankrijk weer negen punten. Tijd om te gaan slapen voor de Fransen, gebaart Curry.

Niet lang daarna heeft Curry een grote Amerikaanse vlag om zijn schouders. Hij krijgt een dikke knuffel van LeBron James, normaal gesproken zijn grote rivaal in de Noord-Amerikaanse basketbalcompetitie NBA. Dat doet er nu even niet toe. De twee legendes hebben samen de VS olympisch kampioen gemaakt en dus is het tijd voor feest.

De finale van het basketbaltoernooi bij de mannen is al jaren een van de hoogtepunten van de Spelen, dankzij de VS. Het Amerikaanse team is een publiekstrekker sinds het in 1992 met het ‘Dream Team’ naar Barcelona afreisde. Sterren als Michael Jordan, Larry Bird en Magic Johnson samen in een team, zorgde voor een enorme hype. Fluitend werden ze olympisch kampioen, de mondiale populariteit van de sport schoot omhoog.

Er zijn daarna vele Amerikaanse olympische selecties geweest die de allure van de ploeg uit 1992 wilden evenaren, zonder succes. Het ‘Redeem Team’ in 2008, waarin mannen als Kobe Bryant, Lebron James en Dwayne Wade samen op jacht gingen naar goud nadat de VS in 2004 slechts brons had gewonnen, kwam nog het dichtstbij.

Laatste olympische kunstje

De selectie die de VS naar Parijs heeft gestuurd, is een ander verhaal. James, topscorer aller tijden van de NBA, gaf vorig jaar aan mee te willen nadat hij ‘Tokio’ en ‘Rio’ had overgeslagen. Hij begon andere spelers over te halen: zo kwamen Curry, de beste driepuntschutter ooit, en puntenmachine Kevin Durant aan boord. Ook James’ reusachtige teamgenoot bij Los Angeles Lakers, Anthony Davis, de meest recente NBA-kampioen Jayson Tatum (Boston Celtics) en voormalig most valuable player (MVP) Joel Embiid sloten aan.

Voor ‘King’ James (39), met grijze haren in zijn zwarte baard, is het zijn laatste olympische kunstje. Ook ‘The Slim Reaper’ Durant (35) en ‘The Babyfaced Assassin’ Curry (36), hoe goed ze ook nog zijn, doen over vier jaar waarschijnlijk niet meer mee. Als dit hun afscheid is, willen ze het goed doen. Goud is het enige wat tevreden stemt.

Maar hoewel de VS de grote favoriet zijn, heeft Frankrijk zijn eigen ster: Victor Wembanyama. De net buiten Parijs opgegroeide ‘Wemby’ is 2,24 meter lang, heeft een spanwijdte van bijna tweeëneenhalve meter en is verrassend wendbaar en technisch voor iemand van zijn lengte. Vorig jaar werd hij als eerste talent gekozen in de jaarlijkse NBA-draft, door San Antonio Spurs, en hij werd aan het eind van het seizoen direct uitgeroepen tot rookie (nieuwkomer) van het jaar.

Franse beroemdheden

De groepsfase kwam de VS eenvoudig door, maar in de halve finale liet de ploeg zich bijna verrassen door Servië. Aan de hand van Nikola Jokic, een meervoudige MVP in de NBA, stonden de Serviërs tot laat in de wedstrijd voor. Dankzij goed spel van James en Curry wisten de Amerikanen een blamage te voorkomen. „Dit was een belangrijke overwinning. Dankzij volharding, hard werken en toewijding hebben we de finale kunnen halen. Nu stellen we onszelf in staat om voor iets groots te spelen”, zei James achteraf.

In de naast de Seine gelegen Bercy Arena, waar eerder Simone Biles op de turnmat schitterde, staat de muziek zaterdagavond hard, zijn de porties eten en drinken groot, loeit de airconditioning en buldert de omroeper in het een dik Amerikaans-Engels accent. Het is aan het luide publiek en de rood-wit-blauwe vlaggetjes te merken dat de Fransen thuisspelen, maar verder moeten de Amerikanen zich in deze omstandigheden thuisvoelen.

Terwijl de ‘Marseillaise’ wordt gespeeld, zoeken Franse beroemdheden hun stoelen aan de rand van het veld op. Oud-voetballer Thierry Henry, judoka Teddy Riner, oud-NBA-speler Tony Parker, zwemmer Léon Marchand en acteur Omar Sy zitten naast elkaar. Een paar meter verderop zijn talkshowhost Jimmy Fallon en oud-basketballers Carmelo Anthony en Scottie Pippen, een van de leden van het originele Dream Team, aangeschoven.

Voor iemand met een carrière als James juicht zelf het notoir partijdige Franse publiek. De rituelen van hem en Curry voor het begin van de wedstrijd zijn een attractie op zich: James, die op gouden schoenen speelt, wrijft krijtpoeder in zijn handen en gooit het dan als een wolk in de lucht. Curry trekt een paar woeste sprintjes over het houten veld.

De toss brengt Wembanyama en Embiid tegenover elkaar. Beide teams zijn uit de kleedkamer gekomen met hetzelfde plan: snel en agressief spelen. Razendsnel volgen de eerste scores elkaar op: James scoort met een dunk, Wembanyama gooit een driepunter erin.

Curry-tijd

De Fransen zijn niet van plan het speelkameraadje van de Amerikanen te zijn. Ze spelen fysiek, zitten als een stel horzels achter hun tegenstanders aan. Die raken geïrriteerd, gebaren boos naar de scheids. En de Fransen krijgen kansen: bij de VS staan telkens spelers met elkaar te overleggen na weer een misverstand of verloren bal. Het is duidelijk dat deze vedettes weinig samen hebben gespeeld.

Halverwege het tweede kwart krijgt Guerschon Yabusele aan de rand van de driepuntlijn de bal. Voor zich heeft hij ruimte om een paar passen te zetten richting de basket, maar daar komt James al aangestormd. De Fransman besluit het erop te wagen, springt, en dunkt dan vol over een van de beste basketballers ooit heen. Het stadion ontploft: „MVP, MVP, MVP”, klinkt het. Yabusele maakt de vrije worp, die hij krijgt voor een overtreding van James, ook nog.

Toch heeft de VS vanaf het begin van de wedstrijd een voorsprong. De Fransen zijn slordig en verzilveren te weinig van de vele kansen die ze krijgen. Zo nu en dan geeft Curry ineens een pass achter zijn rug voor een makkelijke score, of gooit Durant een driepunter erin. James blokt een schot, Davis pakt zowel verdedigende als aanvallende rebounds. Frankrijk kan enkel proberen zo dicht mogelijk te volgen.

De Amerikaanse topscorer Stephen Curry na een van zijn driepunters aan het eind van de wedstrijd tegen Frankrijk.
Foto Michael Conroy/AP

Als het laatste kwart begint, gaan de Franse fans er nog eens goed voor staan. „Nanananana”, galmt door het stadion. Er wordt een geluidsniveau van 130 decibel gemeten. Het is de Amerikanen nu menens; Curry, Durant en James doen er alles aan om Yabusele en Wembayama af te stoppen, maar Frankrijk nadert na opnieuw een paar fouten van de VS tot op drie punten.

Dan is het Curry-tijd. In de halve finale maakte hij al 36 punten en nu laat hij opnieuw zien waarom hij een van de allerbesten ter wereld is. In de eindfase van de wedstrijd, een periode van net twee minuten, scoort hij twaalf punten en brengt zijn totaal op 24 – allemaal driepunters. De VS wint: 98-87. „Ik was helemaal niet bezig met de situatie in de wedstrijd of hoe het zou aflopen. Ik wilde gewoon schieten”, zei Curry na afloop.

Op de eerste Spelen van zijn carrière eindigt Curry op het hoogste treetje van het podium. Gezamenlijk stapt het hele team omhoog. Met zijn handen in de zakken van zijn blauwe trainingspak kijkt hij even de zaal in om alles in zich op te nemen. Hij schudt zijn hoofd, wrijft over zijn gelaat. „Dat ik nu een gouden medaille heb, is insane”, zegt Curry, die hem als eerste krijgt omgehangen. Daarna staat hij alweer te grappen met zijn teamgenoten. De Olympische Spelen zijn hem duidelijk goed bevallen.


‘Onze medaille voor de estafette is zilver met een goud randje’

„Het was gewoon saai om naar Amerika te kijken, ze liepen echt zó hard”, zegt Lieke Klaver als de medailleceremonie voor de 4×400 meter estafette voorbij is. „Maar wij hebben ook heel hard gelopen. 3.19, dat is een nationaal record. Ons zilver is er toch wel een met een gouden randje”. Stralend staan de Nederlandse estafettevrouwen zaterdagavond in het Stade de France met een olympische medaille om hun nek. De opluchting is groot dat het ze is gelukt.

Vooraf hoopten sommigen dat het zou gaan om een strijd met de Verenigde Staten. Het viertal dat de finale liep – Lieke Klaver, Cathelijn Peeters, Lisanne de Witte en Femke Bol – won in maart dit jaar goud bij de wereldkampioenschappen indoor in Glasgow, en is ook wereldkampioen en Europees kampioen outdoor. Bovendien hadden Klaver en Bol, en ook Peeters als serieloopster, bij deze Spelen al goud gewonnen op de gemengde estafette 4×400 meter. Maar een strijd met de VS werd het niet, daarvoor was dat team vanaf de eerste ronde te oppermachtig in. Het verschil op de finish: ruim vier seconden.

Fenomenale eindsprint

Een strijd om zilver werd het daarentegen wel, een die pas op het laatste rechte stuk werd beslist dankzij opnieuw een fenomenale eindsprint van Bol. De bijna tachtigduizend toeschouwers zagen haar de Britse en Ierse loopster passeren. De stadionspeaker riep de laatste honderd meter achter elkaar met overslaande stem ‘Pays-Bas’.

Bol vertrouwde op die laatste honderd meter: „Ik zag dat de Britten en de Ieren elkaar aan het opjutten waren en ik had mee kunnen doen, maar dat is gewoon dom. Dus ik ben vlak achter ze gebleven tot aan 300 meter. Ik moest wachten, wachten en vertrouwen hebben.”

Een beetje hulp kreeg Nederland toen in de tweede ronde een Jamaicaanse atlete het stokje liet vallen. „Ik zag het vlak voor me gebeuren”, vertelt Peeters. „Ze had een gaatje in de binnenkant laten vallen en dat nam ik in. Ik was even bang dat ze alsnog naar binnen zou gaan, want dan hadden we een probleem gehad, maar het is goed gekomen.”

Voor Klaver en Bol was deze estafette ook een mogelijkheid voor revanche. Klaver werd uitgeschakeld in de halve finale van de 400 meter, en Bol verkrampte in het laatste deel van de finale 400 meter horden waardoor ze brons won, terwijl voorafgaand velen hadden gerekend op een spannende strijd met de Amerikaanse Sydney McLaughlin-Levrone, en minimaal zilver.

Diezelfde McLaughlin trof Bol nu weer bij de estafette, zij het dat de Amerikaanse als tweede loopster startte en Bol als laatste. McLaughlin liep veruit de snelste ronde van alle vrouwen: 47,71. De vraag was hoe Bol zou starten. Op de 400 meter horden was ze te snel begonnen en verkrampte ze op het eind. Maar deze zaterdagavond werd het een vertrouwde ‘Femke Bol-400 meter’: beheerst beginnen en op de laatste 100 meter toeslaan.

Lieke Klaver en Cathelijn Peeters in actie op de 4 x 400m estafette
Robin van Lonkhuijsen/ ANP

Opgevrolijkt

Bol had geen moeite zich weer op te peppen voor deze wedstrijd. „De 4×400 is zo iets compleet anders dan de 400 meter horden. Ik had ook zin om met die meiden te lopen, ze geven me zoveel energie. Nee, het was geen probleem om me weer te herpakken.”

Klaver was de dag na haar uitschakeling op de 400 meter opgevrolijkt door de estafettegroep. „Ik heb tot 11.15 uur uitgeslapen”, vertelt ze. „Ze had heel lang haar telefoon uit” vult De Witte aan. „Toen hebben we op een gegeven moment een koffietje gebracht. Daarna hebben we een spelletje Qwixx gedaan en haar laten winnen. Toen ging het langzaam beter met haar.”

Klaver bevestigt het verhaal, op het laten winnen na: „Ik belde mijn moeder en zei: ik heb zo enorm gelachen. Ja, die meiden zijn gewoon enorm grappig en ik vind mezelf ook grappig. Het was echt top zoals ze me hebben opgevangen.” Bol was donderdagavond pas laat terug na de 400 meter horden, maar de groep had voor haar in het appartetement een briefje opgehangen: ‘We zijn trots op je.’

De Witte had niet verwacht dat ze hier nu met zilver zou staan, ze had er wel van gedroomd. Na de WK in Boedapest vorig jaar had ze nog overwogen om te stoppen. „Maar ik dacht toch ook weer: ik ga het nog een keer proberen. En nu denk ik dat ik wel doorga.”

Klaver is blij met het goud en zilver op de estafettes bij deze Spelen, maar had graag meer gewild: „Om te laten zien dat ik het ook zelf kan, hard rennen, maar ik heb nog tijd.”


Olympisch basketbalkampioen Worthy de Jong: ‘We hebben een statement gemaakt. Dat is bijzonder, toch?

De internationale media buitelden over elkaar heen van enthousiasme. Nieuwszender CNN sprak van „hét olympische moment van de dag”. Volgens persbureau AP deed Worthy de Jong „het Franse publiek verstommen”. En de internationale basketbalbond FIBA noemde zijn beslissende tweepunter tegen Frankrijk in de olympische finale van het 3×3-basketballen, eerder deze week, een „treffer voor de eeuwigheid”.

Hij is er nog steeds beduusd van, vertelt De Jong (36) vanuit de speeltuin waar hij neerstreek met zijn zoontjes van zeven en vijf. Even daarvoor werd hij nog omringd door kinderen op een basketbalveldje in het Nelson Mandelapark in Amsterdam-Zuidoost, waar De Jong opgroeide. Daar vertelde hij wat hij in Frankrijk allemaal had meegemaakt. „Ze vroegen me het hemd van het lijf. Hoe kwam ik aan dat schot? Wat voelde ik, wat dacht ik? Ik heb genoten van hun superpositieve energie”, zegt hij.

Kun je nog een keer teruggaan naar dat magistrale schot? Wat ging er door je hoofd?

„We zaten in overtime. Wie het eerst twee punten scoorde, won. Frankrijk had al één punt, dus het was, met nog een paar seconden op de klok, do or die. Ik koos ervoor te dribbelen naar de spot waar ik me comfortabel voel. Ik liet ’m los en toen was het aan de goden.”

Lees ook

3X3 basketballers in Amsterdam-Zuidoost

In het Nelson Mandelapark in Amsterdam-Zuidoost wordt 3x3 basketbal gespeeld.

Bij de huldiging in het TeamNL Huis was je emotioneel.

„Ik ben niet opgegroeid met de droom om op de Spelen uit te komen. Dat is iets van de laatste jaren. Op dat moment daar in het TeamNL Huis voelde ik disbelief. Ik dacht: nu kan niemand meer om dit heen.”

Om dit of om míj ?

Hij lacht. „Niemand kan meer ontkennen dat wij, Nederlandse basketballers, er zijn. We hebben een statement gemaakt. Dat is bijzonder, toch? Als het allemaal weer wat rustiger is, gaan de tranen vloeien.”

Werden jullie onderschat, is dat het?

„Basketballers zijn geen voetballers. We zijn niet zo bekend in eigen land. Als mensen hoorden dat we naar de Spelen gingen, hadden ze vaak een houding van: die zullen niet ver komen. Neem sportjournalist Valentijn Driessen bij De Oranjezomer. ‘Leuke jongen, maar dat wordt niks’, zei hij over mij. Een andere journalist zei dat ik alleen vlaggendrager was geworden omdat ik een kleurtje heb.”

Pijnlijk.

„Dat doet me wel wat, ja. Niet dat ik er nou wakker van lig, maar ik heb toch jaren hard gewerkt om dit te bereiken en dan zou ik alleen gevraagd worden vanwege mijn kleurtje? Een groot deel van de spelers van het Nederlands elftal heeft een kleurtje. Daar hoor je vooral mensen over als ze verliezen.”

Hoe bijzonder was het om die vlag te dragen in Parijs?

„Toen Pieter van den Hoogenband [chef de mission] vroeg of ik daar wat voor voelde, wist ik niet dat het zo’n groot ding is, de vlag dragen. Aan de reacties van mijn teamgenoten zag ik dat dat wel zo is. Ik dacht zelf: o jee, dan kan ik geen foto’s maken tijdens de openingsceremonie. Het voelde meer als een last dan een eer. Maar naarmate het moment naderde, besefte ik hoe eervol het is.”

Worthy de Jong juicht na zijn winnende schot tijdens de 3×3 basketbalfinale, eerder deze week.
Foto ANP

In een interview met NRC uit 2016 vertelde je dat je een uitkering moest aanvragen omdat je een tienmaandencontract had bij je club. Hoe is dat nu?

„Ik krijg nu geld van NOC-NSF, maar moet er nog steeds dingen naast doen. Anderen in mijn sport hebben het een stuk slechter.”

Je zou denken: door die wereldwijde aandacht stromen de aanbiedingen binnen.

„Ik heb een aanbieding uit China gekregen en ook van wat aanbiedingen uit andere competities. Mogelijk zijn er wat endorsement deals op komst. Maar de meeste aandacht komt toch van de media.”

Het ijzer smeden als het heet is, zou ik zeggen.

Hij lacht. „Ik werk daar hard aan. Financieel kan ik zeker stappen maken.”

Je bent 36. Het EK in Wenen staat voor de deur. Je denkt voorlopig nog niet aan je pensioen?

„Misschien na dit seizoen. Het belangrijkste is dat ik plezier houd in de dingen die ik doe. Mijn hart ligt bij filmen en fotografie. Een documentaire maken zou mooi zijn. Ik vertel graag bijzondere verhalen.”


Hockeybondscoach Jeroen Delmee: ‘De snelheid waarmee dit is gegaan heeft me het meest verrast’

Het goud dat de Nederlandse hockeyers hebben gewonnen bij de Olympische Spelen, vindt Jeroen Delmee nog niet goed te bevatten. Vierentwintig jaar na zijn eigen, tweede gouden medaille als speler, werd de 51-jarige Delmee olympisch kampioen als bondscoach. Vroeg wakker, maar nog steeds beduusd over wat er donderdagavond is gebeurd, vertelt hij dat hij er „gisteren op tijd in lag, ik was helemaal op”.

Het was niet zozeer de emotie van de prestatie die mooi en uitputtend was, maar het geheel eromheen. „Het gaat om de band die ontstaat tussen de spelers en iedereen die hierbij betrokken was; die wordt nooit meer verbroken. Zelf heb ik nog steeds een goed contact met de mannen waarmee ik in Atlanta en Sydney goud won. Pieter [van den Hoogenband] krijgt veel kritiek op zijn opmerking dat het gaat om de verhalen eromheen, maar dat is hier echt het geval. Het goud staat symbool, maar het verhaal gaat om de weg erheen, het afzien met elkaar, het streven, de wedstrijden.”

Na de zesde plaats in Tokio – de slechtste prestatie van de Nederlandse hockeyers op de Olympische Spelen sinds 1984 – was het aan Delmee, voormalig recordinternational met 401 interlands, om de mannenploeg weer op te bouwen. Dat het in drie jaar tijd is gelukt, noemt hij verrassend snel. „Het ging de afgelopen jaren om: wat doen we met de bal, maar ook zonder? We hebben veel getraind op mentaliteit en focus.”

Handschoen dragen

Die mentaliteit kweekte hij door keer op keer te laten zien wat er op internationaal niveau van spelers wordt verwacht. „Als je iemand elke keer ziet opspringen voor de bal bijvoorbeeld, dan zeg ik daar iets van. Om ze het belang van verdedigen in te laten zien, dat je er alles aan moet doet om een bal te stoppen – ook al doet dat pijn. Het gaat om details, een keer opspringen kan grote gevolgen hebben. Of neem de [beschermende] handschoen die hockeyers dragen. In Tokio hadden een paar jongens die niet, omdat ze het niet prettig vonden. Nu spelen ze er allemaal mee.”

Hoewel er veel getraind is op de verdediging, speelde Nederland in de olympische finale aanvallender dan wereldkampioen Duitsland, „Zij blijven toch liever in hun eigen gebied, terwijl wij ver van de bal af al beginnen met verdedigen.” Het maakte het Nederlandse spel levendiger om naar te kijken.

De snelheid waarmee het team de afgelopen jaren alle veranderingen heeft opgepikt, ziet Delmee als de grootste verrassing. Niet alleen het hockey zelf, ook bij de hechtheid van het team. „Dat is een van de grootste krachten. Die jongens zijn vrienden van elkaar, spelen samen vanaf hun jeugd. Ze gaan ook met elkaar op vakantie, om maar wat te noemen.”

De hockeyers worden toegesproken door Jeroen Delmee tijdens de olympische finale tegen Duitsland.
Foto ANP

Jong en oud

Leeftijd speelt binnen het team ook geen rol, zegt Delmee. Dat keeper Pirmin Blaak 36 jaar is en Duco Telgenkamp, die de winnende shoot-out maakte, pas 22, is geen probleem. „Het gaat er ook om hoe oud je je voelt. Pirmin zit wat humor en geest dichterbij Duco dan andersom.”

De leeftijd van Telgenkamp speelde wel een rol in zijn actie naar de Duitse keeper direct na de beslissing, denkt Delmee. De aanvaller maakte na zijn winnende doelpunt een handgebaar naar de Duitse keeper , die op zijn knieën zat te balen, en gaf hem ook een denigrerend tikje op de helm. „Duco maakt wel vaker een ‘ssst-gebaar’ en dat tikkie op de helm was niet verstandig. Maar ik zie dat als onervarenheid en enthousiasme.” Hij staat voor het eerst op zo’n podium, benadrukt Delmee. „De Duitse bondscoach zei ook tegen me: Duco is een fantastische speler en deze actie is jeugdige domheid. Ik vind ook dat we hier niet te lang op moeten doorgaan en zoeken naar een relletje, maar ons moeten richten op het succes van de jongens.”

Gelijkwaardigheid

De sfeer in dit Nederlands team is compleet anders dan in 1996 of 2000, zegt Delmee. Dat komt ook door veranderde tijden. „Het verschil zit ’m vooral in de teamdynamiek. Er was vroeger meer hiërarchie, dat zag je ook in de maatschappij. Natuurlijk leiderschap werd sneller geaccepteerd. Nu is er meer gelijkwaardigheid, de jongens doen meer samen.”

Of dat een goede ontwikkeling is, weet Delmee niet. „Het is gewoon hoe de wereld in elkaar zit en zat – beide manieren hebben succes opgeleverd.”

De weg naar olympisch goud bij de Spelen van Los Angeles in 2028 is wat Delmee betreft vanaf vandaag alweer een beetje ingezet. „We gaan nu eerst genieten, dan de accu opladen en daarna evalueren wat straks anders en nog beter kan. Vanaf oktober beginnen we weer en gaan we verder vanaf het punt waar we zijn gebleven.”

Lees ook

Hockeybondscoach Jeroen Delmee: ‘Het is goed dat het een keertje zo fout is gegaan’

Jeroen Delmee is een van de weinigen  van zijn generatie topspelers  die op internationaal niveau actief is als hockeycoach.


Als baanwielrenner Harrie Lavreysen verliest is dat groter nieuws dan als hij wint

In een vol Omnisport in Apeldoorn zet Harrie Lavreysen tijdens de EK-finale van de keirin aan met nog anderhalve ronde te gaan. Het is januari 2024, buiten vriest het, maar binnen is het tropisch warm en dondert het van het geluid als het publiek ziet wat er gebeurt. Lavreysen komt buitenom op kop en rijdt zich los – het gat met zijn vijf achtervolgers wordt groter en groter. Ruim voor de finish kan hij zijn handen in de lucht steken om zijn derde titel van het toernooi te vieren.

Met losse handen een keirin winnen: dáár had Lavreysen nog nooit over na hoeven denken. Hij noemt het met een glimlach zijn „Theo Bos-finish”, naar dezelfde overmacht waarmee oud-wereldkampioen Bos al eens won op de keirin tijdens het WK in Bordeaux in 2006. „Dat is wel een dingetje in het team, iedereen kent dat moment. Als je dat kan nadoen, is dat geniaal.”

Misschien heet het over twintig jaar wel een ‘Harrie Lavreysen-finish’, want de 27-jarige baanwielrenner wordt door velen gezien als de ‘GOAT’ van zijn sport, de Greatest Of All Time. Op de sprint, teamsprint en keirin is hij nagenoeg onverslaanbaar. Die status wil hij deze Olympische Spelen verankeren. Na twee keer goud en één keer brons in Tokio gaat Lavreysen in Parijs voor drie keer goud. Hij vindt dat hij dat inmiddels wel kan zeggen. De eerste gouden medaille is inmiddels binnen; in een wereldrecord werd Nederland dinsdagavond olympisch kampioen op de teamsprint.

Als topfavoriet is verliezen groter nieuws dan winnen. Het brengt druk en verwachtingen met zich mee, al jarenlang. Hoe gaat Lavreysen daarmee om, hoe blijft hij aan de top? NRC volgde de baanwielrenner het afgelopen jaar op de voet. Een portret van een man die eigenlijk alleen maar verliezen kan.

Schouders uit de kom

Voor de supermarkt aan de Dorpsstraat in Luyksgestel staat een vrachtwagen met een grote, glazen trailer, midden op de parkeerplaats. Buiten drommen mensen samen langs het parcours van de jaarlijkse wielerronde van het Brabantse dorp. De plaatselijke jeugd heeft net haar rondje over het circuit verreden.

In de trailer zit Lavreysen geanimeerd te praten met zijn teamgenoten van de nationale baanwielrenselectie. Ze zijn hier voor de Sprint Cup, een wedstrijdje dat ter ere van Lavreysen is georganiseerd. Later die middag zal hij als winnaar op het podium staan, geflankeerd door teammaatjes Jeffrey Hoogland en Roy van den Berg.

Hier begon Lavreysen bij de plaatselijke fietscrossbaan met BMX’en. Nog altijd bezoekt hij wekelijks zijn ouders in het dorp. Een hoop van zijn vrienden wonen in de buurt. Zelf heeft Lavreysen een huis in het nabijgelegen Bergeijk, waar hij veel te vinden is in de weekenden. „Ik voel me erg verbonden met dit dorp, ik vind het mooi om te laten zien wat ik doe. Het voelt alsof ik iets kan teruggeven.”

Lang zag het ernaar uit dat Lavreysen in het BMX’en de top zou halen. „Eigenlijk hebben we Harrie op de fiets gezet omdat ik hem daarna wel op een crossmotor zag zitten”, zegt zijn vader Peter. De familie is gek van de motorcross en Lavreysen krijgt al op jonge leeftijd een motorfiets. Maar al gauw blijkt de jonge Harrie meer talent te hebben om zelf te trappen.

Harrie Lavreysen wil in Parijs zijn tweede olympische titel op de sprint winnen.
Foto Koen van Weel/ANP

Lavreysen wordt in de jeugd drie keer Europees kampioen BMX’en, en leeft vanaf zijn zestiende op Papendal als een topsporter. „Als een wedstrijd was afgelopen, dan kwamen alle kinderen bij hun ouders op de tribune zitten. Harrie niet. Die wilde in de schaduw blijven om te rusten voor de volgende wedstrijd. Toen was hij twaalf”, vertelt zijn moeder Loes.

Maar dan valt Lavreysen een keer hard op zijn schouders. Vanaf dat moment schieten die uit de kom, steeds vaker. ’s Avonds slaapt hij met een mitella, om te voorkomen dat hij ermee wakker wordt. Twee jaar lang rijdt hij nauwelijks een wedstrijd. Als zijn teamgenootjes naar wedstrijden vertrekken, blijft Lavreysen alleen achter op Papendal.

Als hij achttien is en beide schouders weer uit de kom schieten tijdens een training, zegt zijn coach: je moet dit niet blijven doen. Lavreysen wil er niet naar luisteren, hij vindt het topsportleven te leuk. Toch besluit hij in de camper van zijn ouders dat het klaar is met BMX.

Volgens zijn ouders had Lavreysen het er heel moeilijk mee. Zijn redding is dat de KNWU hem polst voor een overstap naar het baanwielrennen. „Dat was voor mij de manier om met de teleurstelling om te gaan”, zegt Lavreysen. Een week later rijdt hij zijn eerste wedstrijd op de baan.

Elf regenboogtruien

Wie het eenvoudige en geleefde appartement van Lavreysen in Apeldoorn betreedt, op nog geen tien minuten fietsen van Omnisport, wacht een fraaie entree. In de hal hangen, keurig in het gelid, elf regenboogtruien. „De laatste twee hangen er niet bij”, zegt de dertienvoudig wereldkampioen. „Ik vind het te vol worden.”

In de woonkamer staat de trofee voor het winnen van de Champions League, een prestigieuze mondiale competitie, op de grond. „De meeste prijzen liggen op mijn oude kamer bij mijn ouders thuis. Ik kijk er nooit naar”, zegt Lavreysen. Zijn olympische medailles liggen ergens in een kluis. De ingelijste foto van zijn oma vindt hij belangrijker.

De laatste keer dat Lavreysen écht zenuwachtig was voor een wedstrijd, is alweer even geleden, zegt hij. Zijn ouders weten het nog precies. „Het was voor een kwalificatiewedstrijd voor het WK in 2017. Toen deed Harrie zó raar”, zegt zijn vader Peter.

Lees ook

Hoe onderlinge irritaties het succes van de Nederlandse baanwielrenners bedreigden

Harrie Lavreysen (links) en Jeffrey Hoogland (rechts) in januari dit jaar voor de start van de finale sprint op de EK in Apeldoorn.

Lavreysen is dan twee jaar baanwielrenner en kan zich bij een testwedstrijd in Alkmaar voor het WK in Hongkong plaatsen. „Ik was nog een broekie in dat team, alles was nieuw voor me.” Zijn zus zou komen kijken en in de camper blijven slapen, maar Harrie was zo zenuwachtig, zegt zijn moeder Loes, dat ze al snel zei: hier heb ik geen zin in, ik ga naar huis.

Lavreysen weet zich voor het WK te kwalificeren, en in Hongkong komt hij met de vijf jaar oudere Hugo Haak op de kamer te liggen. „Hugo voorkwam dat ik doordraaide van de zenuwen”, zegt Lavreysen, die Haak nog altijd als een vertrouwenspersoon ziet. In aanloop naar deze Spelen zag hij erop toe dat Haak als assistent-bondscoach aan de nationale selectie werd toegevoegd.

In Hongkong wint Lavreysen als 20-jarige debutant twee keer zilver. „Vanaf dat moment waren er verwachtingen. Van mezelf en van mijn omgeving”, zegt hij. „Ik weet inmiddels niet beter.”

Bezoek aan de wc

Op het middenterrein van het velodrome in Glasgow staat Lavreysen op van zijn stoel. Het WK baanwielrennen van augustus 2023 is bezig en de sprinter zit tussen twee wedstrijden in. Hij loopt naar collega-renner Tijmen van Loon, zegt iets, en dan verdwijnen ze samen de catacomben in. Gedurende het toernooi gaat het steeds zo: Lavreysen verlaat het middenterrein nooit alleen. „Dat is eigenlijk wel raar”, geeft hij lachend toe. „Maar het is een dingetje, dat is zo gegroeid.”

Doel van de tripjes: een bezoek aan de wc. „Tijdens een wedstrijd is het heel warm op de baan, dus je drinkt superveel”, legt Lavreysen uit. „Ik moet dan elk half uur pissen. Als je 45 minuten tussen wedstrijden hebt, wil je twee keer gaan, en dus ga je plannen.” Hij is er samen met Jeffrey Hoogland mee begonnen, omdat ze vaak rond dezelfde tijd moesten rijden. „Dan kun je even kletsen, even ontspannen. Als ik nu ga plassen, vraag ik altijd iemand mee.”

Lavreysen is een man van routines. Hij heeft een hekel aan te laat komen, als hij een film wil kijken zoekt hij de score op ratingwebsite IMBD op om te voorkomen dat hij een slechte aanzet. Voor de Spelen heeft hij een excelbestand waarin per dag tot in detail staat wanneer en hoe hij moet trainen, eten, rusten en wedstrijden moet rijden.

Hij kan uren op zijn tablet de concurrentie bestuderen, op zoek naar patronen. Hij weet dat hij de snelste is en vaak geen tactische manoeuvre nodig heeft om te winnen, maar „met die kennis ben ik beter voorbereid, het helpt me om geen fouten te maken en zo zuinig mogelijk te rijden”, zegt hij.

Harrie Lavreysen na afloop van de finale teamsprint, eerder deze week bij de Olympische Spelen.
Foto Koen van Weel/ANP

Sinds Tokio heeft Lavreysen niets veranderd aan zijn positie op de fiets, en ook zijn trainingsschema is nauwelijks gewijzigd: vier dagen per week fietsen, twee dagen per week krachttraining. Waarom iets aanpassen als het goed gaat?

Niet vlekkeloos

De laatste keer dat Lavreysen een grote wedstrijd verloor, was op de keirin tijdens het WK van vorig jaar. Hij reed op de laatste plek toen hij, met nog ruim twee ronden te gaan, begon aan een lange sprint. Even leek hij op weg naar wéér een sensationele zege. Maar met nog een ronde te gaan denderde de rest over hem heen. Lavreysen werd vierde, zijn slechtste WK-resultaat in vier jaar tijd.

Hij heeft de rit vaak teruggekeken. Zijn analyse: de aanloop naar de finale was niet vlekkeloos, dat kostte veel energie. Eenmaal in de finale zat hij op een onmogelijke positie. „Er zaten drie hele snelle jongens voor me. Die hadden me altijd opgevangen, dus ik zat klem. Ik probeerde het wel, maar wist meteen dat ik het niet ging halen. Daar baal ik van.”

De keirin, een sprint over drie rondes met zes renners die op volle snelheid worden losgelaten, wordt vaak gezien als een loterij. Lavreysen, drievoudig wereldkampioen op de discipline, ziet het anders. „Ik haal uit die WK-finale wel tactische lessen. En ik moet ervoor zorgen dat ik beter hersteld ben voor de finale. De volgende keer mag het niet meer fout gaan.”

In het baanwielrennen zijn er jaarlijks maar twee of drie toernooien die er echt toe doen – EK, WK, en eens in de vier jaar de Spelen. Daartussen draait het bestaan van baanwielrenners om lange trainingsblokken. „Harrie is echt monomaan met zijn sport bezig, ik weet niet hoe hij dat volhoudt”, zegt zijn vader over al dat trainen.

Lavreysen vindt het leuk, een andere verklaring kan hij zo snel niet bedenken. Wat mensen zich niet realiseren, zegt hij, is hoe stuk je moet gaan in trainingen. „Mijn sport draait om jezelf helemaal leeg fietsen in dertig seconden. Als je dat nooit gedaan hebt, heb je geen idee hoe dat voelt.” Zelf heeft hij dat ook onder de knie moeten krijgen; jarenlang had Lavreysen het gevoel dat hij na trainingen iets overhad.

Zijn zoektocht naar de oplossing zorgde ervoor dat hij nu precies weet hoe hij zich moet voelen na een training. Hij denkt nog altijd beter te worden. „Het voelt alsof ik al die trainingsarbeid aan het stapelen ben. Dat zit hem niet in explosiviteit of kracht, maar ik herstel vooral veel sneller tussen de wedstrijden door.” Zijn zelfvertrouwen is zó groot dat Lavreysen in aanloop naar Parijs minder wedstrijden reed dan richting Tokio. Hij vindt die wedstrijdprikkels niet meer nodig.

Als een tijger

Sinds augustus vorig jaar is Lavreysen voor het eerst in lange tijd vrijgezel. Hij was jaren samen met Noor, ze leerden elkaar kennen voordat hij succesvol werd. Maar ze zijn uit elkaar gegroeid, zegt Lavreysen. „Ik denk niet dat het kwam doordat ik een bekende sporter ben geworden. Of door mijn benadering van sport.”

Harrie Lavreysen reed donderdag in de achtste finale van het olympische sprinttoernooi tegen de Japanner Yuta Obara.
Foto Thomas Samson/AFP

Honderd dagen voor een belangrijke wedstrijd legt Lavreysen zichzelf een sociaal isolement op. Voor vrienden heeft hij geen tijd, zijn ouders ziet hij minder vaak. Hij wil niet het risico lopen ziek te worden, dagen niet te kunnen trainen.

Sociaal zijn kost vooral veel energie. Want zodra hij ergens binnenkomt, gaat de aandacht naar hém uit, de kampioen. Daarom heeft hij een standaardverhaal voor mensen die willen weten hoe het gaat. „Ik vertel waar ik net ben geweest, wat ik binnenkort ga doen en dat ik klaar ben voor de Spelen.”

Lavreysen vindt het belangrijker dat hij goed kan rusten. „Dan worden mijn trainingen van nóg hogere kwaliteit. Alsof ik op 110 procent kan trainen.” Vergelijk hem met een tijger, zegt hij. Die ligt de hele dag te rusten, ziet een prooi, trekt een sprint en gaat dan weer stilliggen. „Ik wacht de hele dag op een moment om toe te kunnen slaan.”

Hij loopt niet naar de supermarkt en mijdt trappen. „Als er een lift is, pak ik die”, zegt Lavreysen. Toen zijn zus Mieke toetrad tot de Orde van Advocaten en Lavreysen hoorde dat de ceremonie en borrel staand zouden plaatsvinden, regelde hij een stoel. Als enige aanwezige bracht hij de middag zittend door.

In aanloop naar Parijs zorgde Lavreysen dat Haak zijn chaperon werd, omdat hij de juiste begeleiding miste van bondscoach Mehdi Kordi. Lavreysen stapte naar de KNWU, de wielerbond zorgde achter Kordi’s rug om dat Haak kon terugkeren. Dat de bondscoach zich gepasseerd voelde en andere renners zoals Hoogland daar niet blij mee waren, vindt hij vervelend, zegt Lavreysen zorgvuldig formulerend. „Maar ik wil het voor mezelf gewoon zo goed mogelijk geregeld hebben. Het is mijn carrière.”

Records verbreken

Lavreysens gedachten gaan nog wel eens terug naar het EK van afgelopen januari. Niet alleen vanwege de manier waarop hij de keirin won, maar ook vanwege de steun die hij ervoer van het thuispubliek in Apeldoorn. „Van tevoren dacht ik: leuk dat het in Nederland is. Maar toen ik daar aan het fietsen was, stond het hele publiek achter me. Dat was echt vet.” Het drong tot hem door: ze zijn hier voor mij.

Natuurlijk kent hij de lijstjes. Dat hij nog een wereldtitel moet winnen om het record van veertien regenboogtruien van de Fransman Arnaud Tournant te evenaren. Dat de Brit Chris Hoy zes olympische gouden medailles heeft.

Er is een kans dat hij beide records gaat verbreken; Lavreysen wil nog zeker tot de Spelen van Los Angeles in 2028 door. „Maar ik zie dat meer als een bijkomstigheid. Ik wil gewoon elke wedstrijd winnen waar ik aan meedoe.”