Er was een op de valreep gesloten politieke deal voor nodig. Maar het Belastingplan voor 2025 is aangenomen in de Tweede en Eerste Kamer. Vier oppositiepartijen stemden in de senaat, waar dit kabinet geen meerderheid heeft, voor het plan waarin geregeld wordt hoe de Nederlandse overheid aan haar geld komt.
In ruil daarvoor eisten de oppositiepartijen een belofte dat de door deze coalitie voorgenomen btw-verhoging die in het Belastingplan zat grotendeels niet doorgaat, dat het kabinet op termijn iets gaat doen voor eenverdieners en dat het versoberen van de giftenaftrek grotendeels van tafel gaat.
Lees ook
Dossier btw: hoe het kabinet blijft worstelen om de senaat mee te krijgen
Wat merk je van de plannen van het kabinet in je financiën, bij het ingaan van het nieuwe jaar? NRC zet veertien noemenswaardige veranderingen op een rij. Ze volgen met name uit het Belastingplan, maar ook uit andere overheidsmaatregelen. Van een extra schijf in de inkomstenbelasting tot de verhoging van geldboetes.
1Inkomstenbelasting
In 2020 werd het aantal schijven in de inkomstenbelasting nog teruggeschroefd van vier naar twee door het kabinet-Rutte III, met als achterliggende gedachte dat het belastingstelsel met deze versimpeling gemakkelijker te begrijpen zou zijn. Daarom gelden voor 2024 twee tarieven. Het laagste tarief geldt voor een jaarsalaris tot 75.518 euro: 36,97 procent. Het hoogste tarief geldt voor al het inkomen daarboven: 49,5 procent.
Per 2025 voert het huidige kabinet toch weer een derde schijf in, door de laagste schijf op te splitsen. Tot 38.411 euro geldt een tarief van 35,82 procent en over het deel tussen 38.441 euro en 76.817 euro geldt een tarief van 37,48 procent. Voor het salarisdeel dat boven de 76.817 euro uitkomt, blijf je het tarief betalen van bijna vijftig procent.
Doel van de maatregel: werkenden tegemoetkomen. Zij hoeven immers minder belasting te betalen over het eerste deel van hun inkomen. Kritiek hierop: het is een te brede maatregel om de middeninkomens te helpen, ook rijke mensen profiteren hiervan.
2Elektrisch rijden
Eigenaren van elektrische auto’s moeten per 1 januari motorrijtuigenbelasting betalen. Het bedrag is een kwart van het standaardtarief, terwijl tot nog toe een volledige vrijstelling gold. Bezit je een plug-in hybride, dan moet je driekwart van het standaardtarief betalen. In de jaren erna is het kabinet voornemens de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s verder te verhogen, tot honderd procent in 2030. En voor wie een elektrische auto leaset, wordt de korting op de bijtelling iets verlaagd.
De motorrijtuigenbelasting is een van de redenen dat elektrisch rijden volgens de ANWB volgend jaar duurder is dan rijden op benzine. De ANWB waarschuwt dat hierdoor elektrisch rijden minder aantrekkelijk wordt gemaakt.
3Expatregeling
Lang konden Nederlandse werkgevers expats dertig procent van hun loon belastingvrij uitbetalen. Idee erachter: daarmee kunnen de extra kosten worden vergoed van een tijdelijk verblijf in een ander land.
Om in aanmerking te komen voor de regeling moet de werknemer vaardigheden bezitten die in Nederland schaars zijn. Om dat vast te stellen, wordt naar het inkomen gekeken, al zijn daar een aantal uitzonderingen op. In 2024 moest je minimaal 46.107 euro verdienen.
De Tweede Kamer vindt die regeling te gul en wil deze versoberen. In 2023 stelde Pieter Omtzigt in een amendement voor dat expats hooguit twintig maanden recht hebben op dertig procent korting, in de twintig maanden daarna zouden ze wat Omtzigt betreft recht hebben op twintig procent korting, en de laatste twintig maanden op tien procent korting. Het geld dat dit de schatkist zou opleveren, kon gebruikt worden om studenten die onder het leenstelsel vielen te compenseren. Dat plan kreeg steun van een Kamermeerderheid.
Het huidige kabinet vindt de versobering die Omtzigt voorstelde te ver gaan. Het besloot het te houden bij een korting van 27 procent in plaats van 30 procent.
4Hypotheek
Bij de aankoop van een huis is deze verandering van belang: de grens van de Nationale Hypotheek Garantie schuift op van een maximumbedrag van 435.000 euro aan hypotheek naar 450.000 euro. Dat is belangrijk, want als je zo’n garantie kunt afsluiten vragen banken doorgaans een lagere rente. Daardoor kun je meer lenen als je een huis wil kopen.
Waarom banken dat doen? De garantie houdt in dat, als de huizenkoper de hypotheek niet meer kan betalen, de stichting die de garantie geeft de hypotheek aan de bank afbetaalt. Vervolgens is de stichting de schuldeiser van de huizenkoper in plaats van de bank.
5Minimumloon
Het minimumloon stijgt van 13,68 euro naar 14,06 euro per uur voor 21-jarigen en ouder. Onder andere de AOW, de bijstandsuitkering en de Wajong (regeling voor jong-gehandicapten) zijn gekoppeld aan het minimumloon en stijgen daarom mee.
6Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek daalt in 2025 naar 2.470 euro. Mensen die door de overheid gezien worden als zelfstandig ondernemer, mogen dat bedrag van hun winst aftrekken voordat de belasting over hun winst berekend wordt. Sinds 2021 wordt het bedrag dat zelfstandigen kunnen aftrekken van hun winst stapsgewijs lager, tot het in 2027 nog 900 euro zal zijn. Met het afbouwen wordt gepoogd het fiscale verschil tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen.
7Handhaving schijnzelfstandigheid
Na acht jaar wordt 2025 het eerste jaar waarin de Belastingdienst actief gaat controleren of werkgevers zich aan de wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) houden en dus geen zogeheten schijnzelfstandigen inzetten. Iemand wordt door de overheid gezien als schijnzelfstandige als diegene zelfstandig ondernemer is, maar volgens de regels eigenlijk in loondienst zou moeten werken. Aanwijzingen kunnen zijn dat niet over de tarieven valt te onderhandelen die de zelfstandige declareert, of dat iemand vaste diensten moet draaien.
Na een aangenomen motie van VVD-Kamerlid Thierry Aartsen besloot staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Belastingdienst, NSC) dat hij in 2025 nog geen boetes gaat uitdelen aan bedrijven die de wet overtreden.
Lees ook
Werkgevers voeren charmeoffensief om ‘schijnzelfstandige’ te verleiden in dienst te komen
Komend jaar staat vooral in het teken van voorlichting. Pas vanaf 2026 kunnen organisaties bij inzet van schijnzelfstandigen een blauwe envelop verwachten, met daarin een naheffing van de sociale premies en loonbelastingen die het bedrijf eigenlijk had moeten betalen.
8Mkb-winstvrijstelling
Met de mkb-winstvrijstelling, een regeling voor ondernemers, wordt een bepaald percentage van hun winst vrijgesteld van belasting. Dat percentage daalt van 13,31 procent naar 12,7 procent.
9Verkeersboetes
De regels overtreden in het verkeer wordt in 2025 weer duurder. Een flink aantal boetes krijgt een plus van tien euro. Denk aan het vasthouden van de telefoon tijdens het rijden (wordt 430 euro) en onnodig links rijden (wordt 280 euro). Door rood rijden kost in 2025 310 euro.
10Kinderbijslag, toeslagen en kindgebonden budget
De kinderbijslag stijgt, omdat deze wordt aangepast aan de inflatie. Ook het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag gaan omhoog, net zoals de zorgtoeslag en de huurtoeslag.
11Zorgpremie
De premies van de zorgverzekeraars stijgen volgend jaar met gemiddeld 11 euro. Dat berekende de website Zorgwijzer, die zorgverzekeringen vergelijkt.
12Kansspelbelasting
Gokkers met geluk moeten meer belasting betalen. Win je meer dan 449 euro, dan moet je per 2025 34,2 procent belasting betalen. Dat was 30,5 procent. De overheid is van plan om deze belasting in 2026 met nog een stap te verhogen naar 37,8 procent.
13Aanmerkelijk belang
In Box 2 wordt bij ondernemers die minimaal vijf procent van de aandelen in een onderneming hebben belasting geheven. Dat heet een aanmerkelijk belang. De belasting wordt geheven over de inkomsten uit de onderneming.
De box kent twee schijven, een van 0 tot 67.804 euro, en een daarboven. Voor de eerste geldt een belastingtarief van 24,5 procent. Voor de bovenste gold een tarief van 33 procent. Het kabinet verlaagt dat tarief per 1 januari 2025 naar 31 procent.
14Groen beleggen
De belastingvoordelen voor beleggingen die als duurzaam worden gezien door banken en de overheid, worden geringer. Hoe werkt het ook alweer? Voorwaarde is dat je moet beleggen in een door de overheid erkend groenfonds. Een groenfonds is een beleggingsfonds dat investeert in bedrijven of projecten die duurzaam zijn, denk aan windmolens.
Bij een dergelijk fonds hoeven groene beleggers alleen belasting te betalen als de waarde van hun belegging boven een bepaalde grens uit komt. In 2024 was dat bedrag voor mensen zonder fiscaal partner nog maximaal 71.251 euro. In het Belastingplan 2025 is die flink verlaagd naar 26.312. Heb je wel een fiscaal partner, dan gold in 2024 het bedrag van 142.502 euro. In 2025 wordt dat 52.624 euro.
Daarnaast hebben mensen die duurzaam beleggen recht op een heffingskorting op de inkomstenbelasting. Die stond op 0,7 procent, maar wordt 0,1 procent van het bedrag dat onder de vrijstellingsgrens valt.
Geert Wilders dreigt uit het kabinet te stappen, net voor het kerstreces. Als iemand de asielplannen van minister van Asiel Marjolein Faber van de PVV „ook maar voor een millimeter” wil veranderen, zegt hij, heeft hij „geen zin meer”. „Dan doen ze het verder maar zonder ons.” Het zijn zware woorden. Nog niet eens zo heel lang geleden zouden die in de Haagse politiek hebben geleid tot ophef, chaos, crisisoverleg tot diep in de nacht.
Maar nu? Niemand kijkt er nog van op, in deze coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB.
Het is ook niet het eerste dreigement van Wilders. Begin oktober ging het over de asielnoodwet die er van hem móést komen, maar die NSC niet wilde. Wilders zei toen: „Ik weet niet of we anders nog heel lang vrolijk doorgaan.” Ook toen zei hij dat hij niets wilde toegeven. Anders had hij „de ruggengraat van een banaan”. De noodwet kwam er niet, de PVV bleef in het kabinet. Het meest recente dreigement was volgens betrokkenen net als eerder bedoeld voor NSC, dat in het kabinet al twijfels zou hebben geuit .
Je zou denken: als je een paar keer dreigt en steeds terugkrabbelt, verlies je je geloofwaardigheid. Voor Wilders geldt dat tot nu toe niet. In de peilingen is zijn partij nog steeds het grootst en dus toont Wilders zelfvertrouwen. Dat zijn ministers de PVV-beloften uit de verkiezingscampagne nog niet hebben kunnen waarmaken, over asiel en de zorg, lijkt zijn kiezers niet uit te maken.
Zwakke ministers
Wat Wilders wél is gelukt leek een jaar geleden nog ondenkbaar. Partijen als D66, CDA en de ChristenUnie zijn bereid om met hem te onderhandelen over geld en over plannen. Ze hielpen het kabinet eerst aan een deal over de btw-verhoging, daarna gingen ze op de kamer van Wilders wekenlang praten over geld voor onderwijs, en hoe daar minder op bezuinigd kon worden.
Wat het die oppositiepartijen bracht: de maatschappelijke diensttijd blijft behouden, er wordt niet bezuinigd op de lerarensalarissen en minder op buitenlandse studenten. Maar wat het Wilders brengt, is misschien wel veel meer. Partijen hebben laten zien dat ze hun weerstand tegen de antirechtsstatelijke ideeën van zijn partij opzij willen zetten, als ze er maar genoeg voor terugkrijgen. Wie van die partijen kan na de verkiezingen dan nog zeggen dat ze niets met Wilders te maken willen hebben?
Wilders was dankbaar, hij had „veel waardering” voor de hulp.
Maar zorgeloos kan hij niet zijn. Zijn belangrijkste ministers, Fleur Agema van Volksgezondheid en Marjolein Faber van Asiel, gelden in de hele Tweede Kamer als zwak. In de coalitie wordt Wilders erop aangesproken dat Faber onbereikbaar is en geen moeite doet om steun te krijgen voor haar plannen. In de Tweede Kamer is ze daar al van verzekerd, in de Eerste Kamer nog lang niet. Daar hebben de coalitiepartijen PVV, VVD en BBB geen meerderheid, NSC heeft er helemaal geen zetels. In de Eerste Kamer zijn er ook nog VVD’ers en BBB’ers die lijken te twijfelen over onderdelen van het nieuwe asielbeleid. En Faber doet er tot nu toe niets aan om die twijfels weg te nemen. Wat de vraag oproept, bij steeds meer partijen: wíl ze wel met oplossingen komen? Of wil ze vooral laten zien dat ánderen die tegenhouden?
Irritatie
VVD-leider Dilan Yesilgöz is de enige uit de coalitie die haar irritatie over Faber-die-maar-niet-opschiet hardop uitspreekt. VVD’ers krijgen al heel lang het verwijt dat zij met hun eigen ministers en staatssecretarissen op het ministerie van Justitie het aantal asielzoekers niet naar beneden hebben gekregen, kabinet na kabinet. Nu lijkt wel bewezen te zijn dat de PVV het ook niet kan.
Yesilgöz wilde niet meedoen aan een kabinet, zei ze onmiddellijk na de verkiezingen van vorig jaar, omdat ze tien zetels verloren had (van 34 naar 24). De VVD zou een nieuw kabinet hooguit willen gedogen. Ze kwam ervan terug en ging meedoen aan de formatie. Maar voor VVD’ers werd het nooit hún coalitie of hún kabinet. Bij andere partijen in de Kamer bestaat het idee dat de VVD wacht op een moment om eruit te stappen. In de gangen van de Tweede Kamer kun je ook VVD’ers daarover horen praten. Het meest voor de hand liggende moment voor zo’n val, die in het voordeel kan uitpakken van de VVD, is het voorjaar. Dan moet er opnieuw worden onderhandeld, weer met de oppositie, over forse bezuinigingen. VVD’ers dromen van een verkiezingscampagne waarin het níét over asiel en migratie gaat, maar over financiën. Waarin hun boodschap aan de kiezer kan zijn: wij passen op uw portemonnee.
Vóór de zomer was de VVD nog openlijk verdeeld over meedoen aan een kabinet met de radicaal-rechtse PVV als grootste partij, na de zomer is daar niets meer van te merken. In de peilingen staat de VVD op zo’n 23 zetels, nauwelijks verlies. Over het leiderschap van Yesilgöz is geen discussie, al zijn er in de partij wel twijfels over haar optredens, en dan vooral over haar boodschap. Die herhaalt ze wel heel veel, in steeds dezelfde woorden. In de partij klinkt ook dat ze veel steviger moet opkomen voor de liberale rechtsstaat.
‘Functie elders’
In de Tweede Kamer ergeren VVD’ers zich zichtbaar aan hun coalitiepartner NSC. Dat heeft een lange voorgeschiedenis. Het was NSC-oprichter en partijleider Pieter Omtzigt die Rutte blééf verwijten dat hij in 2021 voor Omtzigt een ‘functie elders’ had willen bedenken, en in de ogen van VVD’ers blééf hij Rutte neerzetten als onbetrouwbaar. In vorige kabinetten kon je VVD’ers horen klagen over de morele superioriteitsgevoelens die ze meenden te zien bij D66, nu klagen ze over hetzelfde bij NSC. En er zit ze nog iets dwars: veel van de problemen in de coalitie en het kabinet draaien om aarzelingen, bedenkingen of gevoeligheden bij NSC’ers, waardoor die veel aandacht naar zich toe trekken. En dus is er minder aandacht voor de PVV, de belangrijkste electorale concurrent van de VVD, en wat er dáár niet goed gaat.
Volgens VVD’ers zit de zwakte van de PVV niet alleen bij de bewindslieden. De Kamerleden van de PVV, zien ze, mogen helemaal niets zelf beslissen. Wilders beslist. Daardoor is het moeilijk samenwerken. Bij NSC en BBB zien ze dat ook.
BBB is altijd enorm vóór deze coalitie geweest, en in de formatie groeiden Caroline van der Plas en Wilders naar elkaar toe. Ook inhoudelijk konden hun partijen het steeds beter met elkaar vinden. Oppositiepartijen praten al een tijdje over BBB als ‘PVV light’, BBB’ers kun je soms in bijna dezelfde bewoordingen over asiel en migratie horen praten als PVV’ers.
Bij BBB zijn er zorgen: weten kiezers nog wel dat het hun partij vooral draait om het platteland? Om stikstof, de boeren? Ze willen daar weer meer aandacht voor. Al heeft dat ook risico’s. Het kabinet zal met ingrijpende maatregelen moeten komen om mest en stikstof aan te pakken, en daar moeten de vier coalitiepartijen nog uit zien te komen met elkaar. Is BBB dan bereid om compromissen te sluiten?
‘Het moet anders’
In de peilingen verandert er voor BBB al sinds de verkiezingen weinig. De partij, in het voorjaar van 2023 nog de grote winnaar van de Provinciale Statenverkiezingen, heeft in de Tweede Kamer zeven zetels en staat nu op zo’n vijf tot zeven. Heel anders is het voor NSC. Die partij haalde vorig jaar twintig zetels, maar staat in de peilingen op nul tot drie. Een ongekend groot verlies, wat bij die partij tot nervositeit leidt. Het moet anders, denken NSC’ers, maar hoe?
Het idee bij NSC is dat ze hoge verwachtingen hebben gewekt met woorden als ‘goed bestuur’, maar die nog lang niet hebben waargemaakt. NSC’ers zien ook dat het imago dat ze nu hebben, van moreel hoogstaande betweters, in de coalitie tegen hen werkt. En dus is de partij nu van plan om te veranderen. NSC wil „constructiever” worden, zegt duo-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven in NRC, en niet meer worden gezien als de partij die in de coalitie oppositie voert.
Lees ook
‘We maken onze beloftes als NSC nu niet waar’
Bij de coalitiepartijen zullen ze denken: eerst zien, dan geloven. Daar komt nog bij dat Van Vroonhoven in haar verhaal niet opkomt voor de waarden en het bestaansrecht van NSC, maar zich kennelijk graag wil aanpassen aan de anderen. In de harde Haagse politieke wereld wordt dat gezien als zwakte. Het zal de toch al wankele coalitie zo goed als zeker niet sterker maken.
Het is de Dag van de Ondernemer, vrijdag 15 november. Dick Schoof is al om kwart over acht ’s ochtends bij werkgeversorganisatie VNO-NCW in Den Haag. Hij gaat op de foto met zes ondernemers, achter een groot paars bord met de tekst ‘Trots op Jou’. Hij blijft tot kwart over negen. In zijn dienstauto, op weg naar de vergadering van de ministerraad in het Catshuis, ziet hij dat staatssecretaris Nora Achahbar van NSC hem probeert te bereiken. Hij belt haar.
Nora Achahbar heeft het al maanden moeilijk in het kabinet, vooral door de manier waarop PVV’ers, BBB’ers en soms ook VVD’ers praten over moslims. Ook weer in het debat in de Tweede Kamer over de geweldsuitbarsting in Amsterdam, na de wedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv.
Ze wil aftreden. En nu staat het kabinet op het punt om te vallen. De mensen om Schoof heen weten: het is nauwelijks voorstelbaar dat andere NSC’ers wél blijven zitten.
Schoof denkt eerst nog dat het hem kan lukken om Nora Achahbar op andere gedachten te brengen. Dat mislukt, aan het eind van de ochtend belt hij de partijleiders van PVV, VVD, NSC en BBB. Dilan Yesilgöz is op werkbezoek in Limburg, Caroline van der Plas is in Leeuwarden voor de première van een documentaire over BBB, Geert Wilders staat op Schiphol om naar Frankrijk te vliegen. Alleen Nicolien van Vroonhoven, die Pieter Omtzigt vervangt als fractievoorzitter, is thuis.
Die avond zitten ze met z’n allen in het Catshuis. Als de ergste spanning voorbij is, zegt Schoof dat hij hoopt op nog maar één crisis per week. „Niet meer elke dag.”
Iedereen lacht.
PVV’er Chris Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, zit op maandagochtend 23 september op de bank bij Goedemorgen Nederland van WNL. „Absoluut, ja”, zegt hij. Hij staat nog steeds achter de ‘minder-Marokkanen’-uitspraak van zijn partijleider Geert Wilders uit 2014. Die daarvoor is veroordeeld. „Ik mag”, zegt Jansen, „volgens mij als persoon denken wat ik wil. Ik heb er nooit afstand van genomen, tien jaar geleden niet en nu ook niet.”
Dick Schoof belt hem de volgende dag vanuit het regeringsvliegtuig. Tweede Kamerlid Habtamu de Hoop van GroenLinks-PvdA heeft dan al vragen gesteld over Jansen: vindt het hele kabinet wat deze staatssecretaris vindt? Want zo staat het in de Grondwet: er is eenheid van kabinetsbeleid. De leden van het kabinet, is de bedoeling, spreken met één mond.
Schoof is onderweg naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York, voor zijn eerste stappen op het allergrootste politieke wereldtoneel. In een spannende, onzekere tijd. Hij zal Joe Biden, Benjamin Netanyahu en Mahmoud Abbas ontmoeten. Hij zal de VN toespreken. De Oekraïense president Volodymyr Zelensky is er, hij heeft in New York een gesprek met Donald Trump. Israël valt een paar dagen later Libanon binnen.
Maar Dick Schoof moet met Chris Jansen praten. Hij belt hem. Twee of drie keer zelfs, dat weet hij later niet meer helemaal zeker.
Boterhammen
In de rozentuin van het VN-hoofdkantoor, op zijn tweede dag in New York, zit Schoof op een bankje. Het is lunchtijd, hij houdt een kartonnen doosje met boterhammen vast en kijkt op zijn telefoon. Zijn ambtenaren staan wat verderop, ze praten met elkaar. Schoof heeft al overleg gehad met de politieke leiders van Senegal en Marokko, hij heeft een koninklijke onderscheiding uitgereikt aan NAVO-baas Jens Stoltenberg, die plaatsmaakt voor Mark Rutte.
’s Avonds wordt het verkeer in New York stilgezet. Biden is op weg naar het Metropolitan Museum op Fifth Avenue, waar hij een receptie geeft voor alle politieke leiders die naar de VN zijn gekomen. Schoof staat vast en komt te laat – maar niet als enige. In het museum schuift hij aan in de rij voor een foto en een gesprekje met Biden. Met op de achtergrond een dik, blauw gordijn en de Amerikaanse vlag. „Daar sta je dan gewoon te wachten”, zegt hij de volgende ochtend tegen NRC, „met allemaal premiers, presidenten en koningen. Tot je naam wordt genoemd.” In de rij stelt hij zich voor als „Dick Schoof, prime minister of The Netherlands”.
Met de minister van Buitenlandse Zaken van Rwanda heeft hij het over de genocide die dat land heeft doorgemaakt. Met de Australische minister van Buitenlandse Zaken over MH17. De president van Finland, Alexander Stubb, heeft hij al eens eerder gesproken. Die sport veel en weet dat Schoof dat ook doet. „En?”, vraagt Stubb. „Loop je nog een beetje?”
Ze wisselen in de rij ook telefoonnummers uit. „Heel huiselijk”, zegt Schoof. „Dan stuur je elkaar meteen een sms of een appje. Of je belt even. Dan heeft de ander je nummer.” Het verbaast hem wel. „Dat dat gewoon over de telefoon gaat, dat had ik niet verwacht. Bij de AIVD deed ik helemaal níks via de telefoon.”
De een, ziet hij, krijgt veel meer aandacht van Biden dan de ander. De gesprekjes duren dertig seconden, maximaal een minuut. „Ik denk dat ikzelf een minuutje had”, zegt Schoof. Biden had een grapje gemaakt over zijn werk voor de AIVD. Schoof wil niet zeggen welk grapje. „Het was iets met spy, ja.” Hij lacht hard.
Zijn eerste buitenlandse bezoek als premier was aan Brussel, vijf dagen nadat hij was beëdigd. Er was nauwelijks tijd geweest om het voor te bereiden. Zijn medewerkers kijken nog steeds met afgrijzen terug op de foto’s die toen werden genomen van hem samen met Europese Commissie-voorzitter Ursula von der Leyen. Schoof schudt haar hand en houdt zijn andere hand, een gebalde vuist, op zijn gulp.
Lees ook
dit profiel dat NRC in september schreef over de eerste maanden van Dick Schoof
Geen opvattingen
Dick Schoof is 67, de oudste premier van Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog. Hij is ook de eerste partijloze premier sinds Cort van der Linden, die het land leidde van 1913 tot 1918. Van der Linden werd eerst gezien als zwak, maar ging de geschiedenis in als een staatsman, iemand met gezag.
Schoof werd op zijn 31ste ambtenaar op het ministerie van Onderwijs. Hij ging over schoolgebouwen. Collega’s zagen dat hij hogerop wilde, elke keer weer. Ook als dat ten koste ging van anderen. Zijn bijnaam was ‘tricky Dick’.
Tegen het eind van zijn carrière was hij secretaris-generaal bij Justitie en Veiligheid, de hoogste ambtenaar op het machtigste ministerie in Den Haag. En op zijn 67ste wilde hij nog niet met pensioen. Hij kon regelen dat hij nog drie jaar SG kon blijven.
Maar toen werd hij premier.
Dat Dick Schoof soms in de derde persoon over zichzelf praat, als ‘de premier’, vinden mensen die hem als ambtenaar hebben meegemaakt geen verrassing. Dick is ijdel, zeggen ze. En ook: een snelle denker, een regelaar. Technocratisch en pragmatisch. Iemand die dag en nacht werkt, en op wie je kunt rekenen als het moeilijk wordt. Iemand die weet hoe je van anderen informatie loskrijgt: níet door te intimideren of mensen op te jagen, maar door vragen te stellen en goed te luisteren. En die snapt hoe politiek werkt, maar zelf geen opvattingen lijkt te hebben.
Ferdinand Grapperhaus, CDA-minister van Justitie van 2017 tot 2022, zegt dat hij zijn oud-SG heeft laten weten hoe hij denkt over het kabinet met de PVV: hij vindt het „waardeloos”, het zou nooit zíjn keuze zijn om daar premier van te worden. „Maar ik heb ook gezegd: onze vriendschap zal er niet onder lijden.”
Voor Grapperhaus was de Haagse politiek nieuw en Schoof had Grapperhaus als beginnend minister „bij de hand genomen” om hem „wegwijs” te maken. „Ik denk dat ik nog maar een maand aan het werk was toen ik een spoedoverleg had met Mark Rutte, samen met Dick. Er was een probleem geweest dat ik had opgelost en daar kreeg ik complimenten voor van Rutte.”
Sinds hij premier is draagt Schoof, net als Rutte, nieuwe, op maat gemaakte pakken
Rutte deed dat zoals Rutte dat altijd doet: uitbundig, overtuigend. „Ik was ermee in mijn nopjes.” En dat zag Schoof. Na het gesprek in het Torentje zei hij tegen Grapperhaus: „Morgen kan het weer anders zijn, hè. Bedenk goed: in de politiek word je nooit vrienden van elkaar.”
Schoof, zeggen anderen, had zelf ook al meegemaakt hoe boos Rutte kon zijn: net zo uitbundig. En voor veel mensen enorm intimiderend. Maar Schoof was eraan gewend geraakt, in de gangen van het ministerie van Justitie maakte hij er soms grappen over. Na wéér een uitbarsting van Rutte, die hij had ondergaan samen met VVD’er Eric van der Burg die toen staatssecretaris Asiel was, vroeg hij aan Van der Burg: „En? Ben jíj al gebeld door Mark?” Want Rutte zei daarna altijd sorry. Ze waren allebei gebeld.
Grapperhaus was blij geweest met de waarschuwing van Schoof over de complimentjes, het had hem geholpen. „Het was empathische betrokkenheid van Dick.” Al kon Schoof volgens Grapperhaus ook „sluw en geslepen” zijn. „Hij kon heel goed vooruitdenken, wat handig is in de politiek.”
Schoof had als SG een dienstauto die veel beter was dan die van Grapperhaus. De auto van Grapperhaus was oud en versleten, de motor was een keer uitgevallen in een tunnel. „Ik ben toen een modelautootje gaan kopen en heb die op zijn parkeerplek laten zetten.” Hij deed er een briefje bij: ‘Beste Dick, fijn dat wij vandaag even jouw auto mogen gebruiken in plaats van met gevaar voor eigen leven met dat barrel door te moeten rijden. Ik heb voor jou vervangend vervoer geregeld. Zie hierbij.’
„Ik heb gehoord”, zegt Grapperhaus, „dat hij er heel hard om moest lachen”.
Grapperhaus had Schoof ook weleens geplaagd met zijn enorme beweeglijkheid. „Houterig en snel. Ik zei: Dick, jij beweegt net als in zo’n versneld filmpje uit de jaren twintig, van Comedy Capers.”
Illustratie Lynne Brouwer
‘Zeg maar’
Er zijn oud-collega’s van Schoof die zeggen: hij is altijd zo geweest. Er zijn er ook die denken: hij beweegt veel méér als hij zich niet op zijn gemak voelt. Zeker is, zegt eentje: „In zijn begintijd als ambtenaar kwam hij nog veel nerveuzer over. Na elke zin begon hij te lachen. Ook als er niets grappigs aan was.” Heel af en toe doet Schoof dat nog. Hij heeft veel vaste stopwoordjes. Vooral ‘zeg maar’ zegt hij vaak. Maar ook: ‘natuurlijk’, ‘ik denk’ en ‘laat ik zeggen’. Soms is het alsof hij hardop denkt: „Dat had ik nu natuurlijk weer níét moeten zeggen.”
Van zijn adviseurs heeft Schoof te horen gekregen dat hij niet steeds de woorden moet herhalen die over hem en zijn kabinet worden gezegd, om die daarna te ontkennen: het kabinet is géén kleuterklas, er zitten géén racisten in. En ook dat advies vertelt hij hardop, in debatten. Als hij het weer fout heeft gedaan.
Het was VVD’er Dilan Yesilgöz die met het idee was gekomen om Schoof te vragen als premier. In de tijd dat zij minister van Justitie was, in het kabinet-Rutte IV, was hij haar SG. Zijn kamer was om de hoek, ze leunde op hem.
Aan tafel in de formatie is er opluchting omdat Schoof wél ja zegt. Een hele rij wilde niet. Het valt de anderen meteen op hoe verbijsterd Schoof lijkt te zijn door zijn beslissing. En dat blijft zo. Wilders, Yesilgöz, Omtzigt en Van der Plas verdelen de kabinetsposten, het gaat over namen en ze krijgen hoogoplopende ruzie. Maar Schoof zegt weinig. Hij heeft, denken ze aan tafel, ándere dingen aan zijn hoofd. Hij wordt opeens dag en nacht beveiligd en moet in korte tijd veel leren. De ene na de andere adviseur van Algemene Zaken komt langs om hem bij te praten.
De onderhandelaars en formateur Richard van Zwol kennen elkaar ondertussen door en door, en in hun groepsdynamiek speelt hij geen rol. Daar doet hij, zien de anderen, ook geen moeite voor.
Pushbericht van de NOS
Op vrijdag 14 juni, Schoof is tweeënhalve week kandidaat-premier, is de mislukking van zijn aanstaande kabinet ineens dichtbij. Yesilgöz heeft ’s ochtends vroeg tegen journalisten gezegd dat Marjolein Faber (PVV) als kandidaat-minister van Asiel „niet onomstreden” is. Faber was als Eerste Kamerlid begonnen over omvolking, een racistische complottheorie. Wat Yesilgöz ermee wil bereiken, is onduidelijk: eist ze van Wilders dat hij na Gidi Markuszower ook Faber terugtrekt als ministerskandidaat? Dat zou een vernedering zijn. In Den Haag kan niemand zich voorstellen dat hij dat kan verdragen.
Formateur Van Zwol haalt de partijleiders bij elkaar voor crisisoverleg. In de media gaat het er al de hele ochtend over, maar het ontgaat Schoof. Pas als er een pushbericht komt van de NOS, merkt hij dat er iets speelt. Maar hij heeft geen idee wat.
Het is niet Schoof, maar Van Zwol die het kabinet redt.
In zijn eerste persconferentie, eind mei, ziet Nederland een nerveuze, onzekere kandidaat-premier. Zijn ogen gaan heen en weer, hij lijkt een droge mond te hebben, zijn hoofd beweegt veel. Dat je zo duidelijk kunt zien hoe iemand zich voelt, dat is ongekend in Den Haag. Maar misschien roept juist dat wel sympathie op: wie zou níét zenuwachtig zijn als-ie ineens premier wordt, na de door en door ervaren Mark Rutte?
Uit onderzoek door EenVandaag blijkt dat het vertrouwen in Schoof die eerste maand hoger ligt dan toen Rutte begon in 2010: in Schoof heeft bijna 60 procent van de ondervraagden vertrouwen, bij Rutte lag dat net boven de 50 procent.
Toch hoorde je in die tijd al van oud-collega’s in de ambtelijke top: waarom wil Schoof dit? Na zo’n lange, indrukwekkende carrière nog het risico lopen om als premier te mislukken? Of om de politieke geschiedenis in te gaan als ‘PVV-premier’? Met dit kabinet, na zo’n lange, moeizame formatie, kón het niet goed gaan.
„Hij wordt voortdurend overschaduwd door Wilders”, zegt begin december een oud-collega. „In het buitenland hoor je alleen maar praten over ‘het kabinet-Wilders’. Is het voor hem dan zo belangrijk dat zijn foto tussen die andere premiers komt te hangen op het ministerie van Algemene Zaken?”
Schoof loopt elke dag langs de portrettengalerij met álle vijftien naoorlogse premiers. Ze hangen naast de ingang van zijn werkkamer.
Aan het eind van het jaar is bij EenVandaag het vertrouwen in Schoof gedaald tot onder de 50 procent. Op zijn ministerie houden ze bij hoe er over Schoof wordt geschreven en gepraat en in december weten ze daar: zijn wittebroodsweken zijn voorbij.
Pesterige tweet
In een gesprek voor dit verhaal, eind november, zegt Dick Schoof dat hij al in het begin dacht dat het premierschap „heftig” zou worden. „In de zin van: veel media-aandacht, moeilijke beslissingen.” De kabinetsformatie had lang geduurd. „Het was tussen de vier partijen géén liefde op het eerste gezicht geweest, dus dan weet je: daar moet je in investeren.” Dat heeft hij gedaan, vindt hij.
„Maar dat de vraag over het voortbestaan van het kabinet zo vaak gesteld zou worden”, zegt hij ook, „dat had ik niet verwacht. En die onrust wil je natuurlijk niet hebben.”
In de zomer was het crisis over de begroting. In het najaar eerst over de asielnoodwet en daarna over het vertrek van Nora Achahbar. Er was toen ook al een ándere staatssecretaris van NSC opgestapt, Folkert Idsinga. Naar eigen zeggen omdat hij geen vertrouwen voelde, vooral niet van de PVV. Net als Achahbar later was Idsinga begonnen over de „omgangsvormen”, na een pesterige tweet van Wilders over hem.
Of het misschien ook door hemzelf komt, dat het voortbestaan van het kabinet zo vaak ter discussie wordt gesteld? Schoof fronst zijn voorhoofd en zegt: „Nou, ik denk niet dat ik veel had kunnen doen om dit te voorkomen.”
U leidt dit kabinet, u wordt erop aangekeken.
„Ja, ik ben de leider van de troepen. Natuurlijk word ík erop aangekeken.”
Welk beeld denkt u dat mensen nu van u hebben?
„Dat vind ik moeilijk te beantwoorden. Ik ben er ook niet zo mee bezig. Dat is nét het grote plezier van partijloos zijn, de dagelijkse polls zijn voor mij niet belangrijk.”
U vindt het niet belangrijk om gewaardeerd te worden als premier?
„Als premier wil je worden gezien als degene die rust en orde brengt in het kabinet.”
En dat is er niet, rust en orde.
„Maar heel lang wél. Tot er twee staatssecretarissen opstapten. Ik heb met hen allebei gesprekken gevoerd, om hen erbij te houden. Maar dat wilden ze niet.”
Er was niets dat u zelf anders of beter had kunnen doen?
„Die vraag snap ik. Ik ben van nature best zelfkritisch. Maar het heeft ook te maken met de politieke verhoudingen in de Tweede Kamer. En de hele ruwe zee waarin we terechtgekomen zijn, en daar hoor ík niet bij. Ik ben de kapitein van het schip… Elke vergelijking is levensgevaarlijk, maar goed. Eens kijken hoe ver we komen voordat het misgaat.”
U bent de kapitein, het kabinet is uw schip.
„En de ruwe zee is alles eromheen. Ik probeer om daar doorheen te manoeuvreren, met het kabinet en alles wat ons voor ogen staat. En ik heb het gevoel dat het idee nu is: jij had de storm moeten zien aankomen. Dan denk ik: ja, maar dat is ingewikkeld. Ik kan de storm niet voorkomen, ik kan alleen maar proberen om erdoorheen te komen.”
Vindt u zichzelf een goeie kapitein?
„Daar kan ik geen goed antwoord op geven. Want als ik ja zeg, doe ik aan zelfoverschatting en ben ik ijdel. En als ik nee zeg, moet ik van het schip af. Ik vind niet dat ik een slechte kapitein ben. Mijn bemanning heeft ook nog op geen enkel moment tegen mij gezegd dat ik van het schip af moet.”
U heeft wel twee bemanningsleden overboord laten vallen.
„Ja, er zijn er twee… Zie je wel dat vergelijkingen gevaarlijk zijn?” Schoof lacht. „Laten we zeggen dat er twee afgemeerd zijn. Dat klinkt veel sympathieker.”
Het kabinet is tot nu toe, vindt Schoof, „netjes” door de moeilijkheden heen gekomen. „Zelf vond ik het meest interessant, omdat ik er zelf een actieve rol in heb gespeeld: de asielnoodwet van tafel krijgen.”
In oktober dreigt Geert Wilders dat de PVV uit het kabinet stapt als de asielnoodwet er niet komt. Maar NSC, in die tijd onder leiding van Nicolien van Vroonhoven, wil de noodwet niet. Schoof zet hen samen bij hem aan tafel in het Catshuis. Ze onderhandelen dagenlang en komen eruit.
Hoe Schoof een crisis aanpakt, zeggen mensen die er al een paar keer bij hebben gezeten: hij beschrijft het probleem, legt nog eens uit wat er bij wie gevoelig ligt, en laat het dan over aan de rest. Hij maakt, zeggen ze, de oplossing mogelijk. Hij komt er niet zelf mee. Zo deed hij dat ook als topambtenaar, zeggen oud-collega’s. Hij kon problemen heel precies analyseren, maar die ook wel afschuiven op anderen als dat hém beter uitkwam. Niet op een nare manier, wel handig.
Schoof is niet iemand die snel boos wordt. Hij ziet er wel meteen geïrriteerd uit als hij vragen krijgt die raken aan zijn positie: heeft hij de controle wel, heeft hij gezag? Dat hij wordt gezien als de marionet van Wilders, noemt Schoof zelf „een schadelijk beeld”. „Als het heel hardnekkig is, roept het de vraag op: wie is nou de premier van het land? Dat is niet goed, ook niet voor het kabinet.”
En niet goed voor hem?
„Nee, maar goed. Laat ik mezelf er maar buiten houden.” Hij lacht weer.
Het belangrijkste, zegt Schoof, is dat ze „in het buitenland” weten dat híj de premier is. „En ik denk niet dat veel mensen in Nederland denken dat Wilders de premier is, hoor.”
Een borreltje op Dick
Schoof komt uit een gezin van zeven kinderen. Katholiek. „Dickie en Paultje waren de jongsten”, zegt zijn broer Peter Schoof in het radioprogramma Dijkstra & Evenblij Ter Plekke, op een zondagavond in oktober. Peter Schoof, troubadour in Almelo en oud-presentator van lokale tv-programma’s, vertelt ook hoe het in de familie-app had gestaan: Dick had „in overleg met zijn vrouw en kinderen” beslist dat hij het zou doen, premier worden. Peter had die avond „een borreltje op Dick” gedronken en een ándere broer had gezegd: „Als dit kabinet een iets andere kleur had gehad, zou ik er misschien wel twéé borreltjes op hebben gedronken.”
Hun vader was bij de gemeente Hengelo plaatsvervangend directeur van de Sociale Dienst, hun moeder zorgde voor de kinderen. Dick Schoof zat op Lyceum de Grundel, waar later ook Pieter Omtzigt naartoe ging. Vanaf midden jaren zeventig studeerde hij planologie in Nijmegen. De universiteit daar stond in die tijd bekend als een marxistisch bolwerk. Als je daar de neiging had om op de PvdA te stemmen, de partij waar Schoof lid van werd en tot 2021 lid van bleef, werd je gezien als rechts.
In de tijd dat Schoof ambtenaar werd, was zo’n beetje élke ambtenaar met ambitie lid van een politieke partij. En wie je nu ook spreekt over Schoof in die tijd: iedereen wist dat hij van de PvdA was. Maar of hij ook dácht als een sociaaldemocraat? Dat was niemand opgevallen. Hij leek geen mening te hebben. „Dick had inwisselbare opvattingen”, zegt een oud-collega. „Met wie hij omging, die kleur nam hij aan.”
„Dick was iemand van toys for boys. Auto’s, vliegtuigen, hij vond het allemaal geweldig”
Als hij al een PvdA’er was, dachten andere ambtenaren, dan in elk geval een rechtse. Hij had het graag over law and order, veiligheid leek hij het allerbelangrijkst te vinden. Al zochten collega’s er wel meteen iets achter toen Schoof in 2010 aandacht wilde voor zijn ideeën over de nationale politie. Hij was in die tijd directeur-generaal openbare orde en veiligheid op het ministerie van Binnenlandse Zaken, en er was een kabinetsformatie aan de gang. In Den Haag ging rond dat hij er al op rekende dat hij minister kon worden in een kabinet met Job Cohen van de PvdA. Misschien wel van Justitie. Maar de PvdA kwam niet in de regering, er kwam een kabinet dat gedoogd werd door de PVV, Rutte I. Dick Schoof werd aan het eind van dat jaar directeur-generaal politie op het ministerie van Justitie, hij mocht daar gaan regelen dat er een nationale politie kwam.
Een andere mislukte ambitie van Schoof: hij had secretaris-generaal op het ministerie van Defensie willen worden. Mensen die in die tijd met hem samenwerkten, snapten wel waarom hij dat graag wilde. „Dick”, zegt een oud-collega, „was iemand van toys for boys. Auto’s, vliegtuigen, hij vond het allemaal geweldig.”
In zijn werkkamer op het ministerie van Algemene Zaken staan model-helikopters. Ze zijn uit de tijd dat hij als topambtenaar over de politie ging en de politie nieuwe helikopters kreeg.
Hongerstaking
In het voorjaar van 2002 zijn de verkiezingen waarbij de LPF, na de moord op Pim Fortuyn, vanuit het niets met 26 zetels in de Tweede Kamer komt. En daarna in de regering, met het CDA en de VVD. LPF’er Hilbrand Nawijn wordt minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Dick Schoof is directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst IND. In Nijverdal is dat voorjaar de Koerdische vluchteling Shapol Barawi, uit Noord-Irak, in hongerstaking gegaan omdat hij geen verblijfsvergunning krijgt. Hij zegt dat hij is gedeserteerd uit het leger van Saddam Hussein en gevaar loopt.
Barawi stopt eerst met eten en na bijna veertig dagen ook met drinken. Vrijwilligers die hem verzorgen zien hoe snel hij achteruitgaat. Barawi is vastberaden. Als iemand zijn lippen nat maakt, spuugt hij de druppels uit. Het is óf een verblijfsvergunning, of hij gaat dood. Op een ochtend moeten de vrijwilligers buiten blijven. Dick Schoof is binnen. Hij praat lang op de man in, en als hij naar buiten gaat, heeft Barawi zijn hongerstaking opgegeven. Schoof heeft hem beloofd dat er opnieuw naar zijn zaak wordt gekeken.
De vrijwilligers geloven niet dat er iets zal veranderen. „Schoof heeft Shapol een worst voorgehouden”, zegt een van hen nu tegen NRC. „Dat dachten we allemaal.” Hoe het met de zaak van Barawi is afgelopen, weet ze niet. Hij had Nijverdal verlaten en zou zijn teruggegaan naar Irak.
In juli 2014 wordt in Oekraïne vlucht MH17 van Malaysia Airlines uit de lucht geschoten, Schoof is dan Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, NCTV. Hij werkt wekenlang, soms dag en nacht, samen met Rutte en de andere ministers. „Altijd dienstbaar”, zegt iemand die erbij was. Daarna houdt Schoof net als Rutte contact met nabestaanden van de slachtoffers. Ook later, als hij allang geen NCTV meer is. Bij de herdenking van de aanslag, afgelopen zomer, valt het anderen op dat Schoof veel weet van de nabestaanden. Hij kent hun namen, hij kent hun verhaal.
Illustratie Lynne Brouwer
Dick Schoof was een ambtenaar die altijd al veel werkte, ook in zijn tijd op het ministerie van Onderwijs. In de jaren negentig adopteerden zijn vrouw en hij een meisje uit China, daarna nog een. Hij had het, zeggen collega’s uit die tijd, veel over hen.
Ze zagen dat Schoof na zijn scheiding nog veel harder ging werken. Hij bleef jarenlang alleen en vond dat vervelend, daar was hij open over. Met collega’s had hij het er ook over op welk type hij viel: lang, slank, blond. En zo is Loes Meurs, zijn vriendin. Die hij steeds weer noemt als het gaat over zijn beslissing om premier te worden, met háár en zijn dochters had hij „intensief” gesproken, en die hij meenam op zijn bezoek aan de Franse president Emmanuel Macron en zijn vrouw. En ook op Prinsjesdag. Ze loopt hard, net als hijzelf. Bij de Zevenheuvelenloop, half november in Nijmegen, deed ze ook mee. Ze staan samen op de foto, rennend.
Dat Dick Schoof een hardloper is, mag iedereen weten. Het is het eerste wat hij als premier over zichzelf vertelt in de Tweede Kamer, en ook heel vaak daarna. Zelf zegt hij dat hij graag fit wil blijven, en een voorbeeld wil zijn voor anderen. Wat „misschien meespeelt”, zegt hij in het bladRunner’s World net voordat hij premier wordt: zijn ouders zijn allebei jong overleden. Dat gaf hem een „drive om gezond te blijven”.
In Den Haag wordt de aandacht die hij er graag voor wil, gezien als bewijs van hoe belangrijk hij het vindt om een gezonde, krachtige indruk te maken. Net als Rutte draagt Schoof, vanaf de tijd dat hij premier is, nieuwe, op maat gemaakte pakken. Hij houdt nooit meer ongeschminkt een persconferentie. In zijn allereerste, zonder schmink, waren zijn diepe, rode wallen opgevallen.
In Libelle, begin december, zegt Schoof dat hij als premier „vaker” naar de kapper gaat dan als topambtenaar. „Ik wil er nu natuurlijk wel een beetje verzorgd bij lopen.” Hij zit alleen niet meer tussen andere klanten, wegens zijn veiligheid. De kapper knipt hem vóór openingstijd.
In een gesprek met NRC, eind november op zijn ministerie, zegt Schoof dat hij „blijkbaar een hoofd” heeft dat „veel herkend wordt”. Het is een hoofd waar „cartoonisten goed mee overweg kunnen”. Hij wil graag dat die cartoons door zijn medewerkers bewaard worden. „Daar heb ik”, zegt hij, „al een paar keer om gevraagd.” Ze worden bewaard.
Rennen in Central Park
Om kwart over zes ’s ochtends, op donderdag 26 september, stapt Schoof uit bij Columbus Circle in New York. Het is nog donker, het regent een beetje. Schoof, korte broek, groen T-shirt, gaat samen met zijn woordvoerder en een beveiliger rennen door Central Park: elf kilometer. Schoof heeft uitgezocht hoe ze gaan lopen, de route staat op zijn telefoon, hij heeft ook een sporthorloge. Hij noemt het „zó gaaf” om in Central Park te rennen. „En straks gaan we het licht zien worden.”
Schoof en zijn mensen doen er één uur, één minuut en 32 seconden over.
De dag ervoor had koningin Máxima hem voorgesteld aan Bill Gates. Máxima was in een zaaltje van de VN toegesproken omdat ze zich al vijftien jaar inzet voor mensen met weinig geld die een lening nodig hebben.
Aan het begin van de bijeenkomst staat Schoof een tijdje om zich heen te kijken, hij zegt weinig, af en toe schudt hij een hand. Hij lijkt onder de indruk van de mensen die hij om zich heen ziet. „Hi, how are you?”, vraagt Bill Gates aan Schoof. Het is een kort gesprekje, Schoof lacht veel. Na de bijeenkomst loopt de president van de Wereldbank, Ajay Banga, naar koning Willem-Alexander om hem een hand te geven. Schoof, die ernaast staat, lijkt hij niet te zien.
Als je in het buitenland bent, had Schoof te horen gekregen van Mark Rutte, zul je merken dat al die regeringsleiders het gevoel hebben: wij zijn familie. Je bent dan als premier druk met Europa, de wereld. De binnenlandse beslommeringen, was Ruttes boodschap, doen er dan even veel minder toe.
Rutte nam dat zelf héél serieus. Hij vond dat hij in het buitenland niet moest reageren op iets wat op dat moment in Nederland speelde. Vooral om het risico te vermijden dat hij van een afstand zo’n kwestie verkeerd zou inschatten en die dus misschien te klein of te groot zou maken.
Op weg naar de VN bemoeide Schoof zich wél met Chris Jansen. In New York zegt hij tegen NRC dat hij tevreden is over de manier waarop hij dat al in het regeringsvliegtuig had opgelost. „Kort en bondig. Ik was helemaal niet boos hoor, maar wel duidelijk.”
Collega’s zagen dat hij hogerop wilde, ook als dat ten koste ging van anderen. Zijn bijnaam was ‘tricky Dick’
Hij had, zegt hij ook, moeten terugdenken aan Hilbrand Nawijn van de LPF, die had als minister gezegd dat hij voorstander was van de doodstraf. „Hilbrand zei toen ook: dit is mijn persoonlijke opvatting.” Er was een debat over gevoerd in de Tweede Kamer. „Het heeft toen, zeg maar, te lang geduurd”, zegt Schoof. „Dat wilde ik nu voorkomen. Ook omdat ik denk: het is zo obvious. Dus oké, foutje. Chris had dit niet moeten doen.”
Het is „ondenkbaar”, zegt hij, dat die ‘minder-Marokkanen’-uitspraak kabinetsbeleid zou zijn. „Wilders is ervoor veroordeeld. Dus dit kan je gewoon niet doen als bewindspersoon van het kabinet-Schoof. Klaar.”
In een kamertje in het VN-gebouw heeft hij even tijd, net voor zijn gesprek met de president van Suriname, Chan Santokhi. In Den Haag, in de Tweede Kamer, had hij de week ervoor de Algemene Politieke Beschouwingen. Dat debat was uit de hand gelopen, Schoof had geen controle en net voor een schorsing had hij tegen zichzelf gezegd: „Tjongejongejongejonge, wérkelijk niet te geloven dit.” De microfoon stond nog aan, iedereen kon horen hoe moedeloos hij was.
In New York begint hij over de polarisatie in de VS, het is een paar weken voor de presidentsverkiezingen. „Ik zou niet willen dat Nederland zo wordt. De Republikeinen en de Democraten staan elkaar naar… die verstaan elkaar niet meer.” Zo erg is het volgens hem in Nederland niet. „Bij ons verstaan de meeste partijen elkaar nog wel. Op een paar randgroeperingen na.”
Schoof maakt zich wel zorgen, zegt hij, over de verschillen in Nederland: tussen de mensen die het economisch en maatschappelijk voor elkaar hebben, en de mensen die dat helemaal niet hebben. „Mag ik het heel netjes formuleren? Dat valt voor een deel samen met bepaalde bevolkingsgroepen en dat geeft spanningen.”
Hoe hij het in minder ‘nette woorden’ zou zeggen? „Ja… Je ziet natuurlijk dat mensen zich afzetten tegen bepaalde groepen in de samenleving. En ik denk dat dat wederzijds is, hè. Ik zou mezelf geweld aandoen als ik zou zeggen dat de integratie van Marokkaanse Nederlanders en Turkse Nederlanders een succes is.”
Is de integratie mislukt?
„Dat is dan weer het andere uiterste. Maar terugkijkend, het had natuurlijk echt anders gemoeten. Ik vind dat de segregatielijnen wel steeds scherper worden. Iedereen zit in zijn eigen kring.”
Hoe komt dat?
„Misschien is er over en weer te weinig begrip. Of zijn de lontjes te kort. En misschien is er het gevoel dat mensen zich verdrongen voelen. En dat weer ándere mensen zich niet geaccepteerd voelen. Dat ligt dicht tegen elkaar aan.”
Begrijpt u dat gevoel van mensen die zich verdrongen voelen, die zeggen: ik herken mijn eigen buurt niet meer?
„Ja… Ik denk, laat ik zeggen… Ja. Maar er hoort een ánder ja bij. Ik heb ook heel veel begrip voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders die zich weggezet voelen. Die vinden dat ze niet volwaardig onderdeel zijn van onze samenleving. Daarom zei ik: het zit aan twee kanten. En de tragiek is dat het voor een heel belangrijk deel langs sociaal-economische lijnen loopt. Dat zie je ook terug in de discussie over de gevangenissen, die vol zouden zitten met zwarte mensen.” Hij zucht en zegt weer „ja…”. En dan: „ Dat is één manier van ernaar kijken. Maar je kunt ook zeggen dat de gevangenissen voor 80 procent vol zitten, altijd al, met mensen uit sociaal zwakkere milieus.”
In de Algemene Politieke Beschouwingen van de week ervoor had Geert Wilders twee keer gezegd dat de gevangenissen „vol zitten met niet-westerse allochtonen en moslims”. Hij vond dat hij „die feiten” moest „benoemen”.
Schoof had het vanuit het kabinetsvak aangehoord, zegt hij in New York. „Je neemt het tot je. Ik vind dat ook mijn rol in die zaal. Whatever iemand zegt… om daar zonder mimiek naar te luisteren. En ik snap dat mensen die in gevangenissen lopen denken: ja, als ik kijk naar kleur en wat iemands achtergrond ooit geweest is, jeetje, ik zie een oververtegenwoordiging van… Tegelijk weet ik dat er een ándere verklaring onder ligt, als je naar sociaal-economische achtergrond kijkt.”
Op het ministerie van Algemene Zaken moeten ze in de zomer erg wennen aan Schoof. Na veertien jaar Mark Rutte. Die had ’s ochtends altijd álle kranten gelezen, ook buitenlandse. Schoof heeft het ochtendoverleg met zijn ambtenaren nodig om te worden bijgepraat. Wat ook anders is: Rutte vertrouwde op zijn lange ervaring in de politiek, en op zijn intuïtie. En ook op zijn raadadviseurs, de ambtenaren die weten wat er speelt in Nederland en de wereld. Ze zijn experts in landbouw, geopolitiek, justitie, wat dan ook. Schoof leunt op een klein groepje vertrouwelingen, zijn naaste medewerkers. Samen met hen kijkt hij persconferenties terug van zichzelf, en ook van Rutte. Om ervan te leren.
Het was Rutte die hem in mei had gebeld om hem te zeggen dat hij het écht moest doen, premier worden. In zijn werkkamer, eind november, zegt Schoof tegen NRC dat hij niet wil vertellen wat Rutte allemaal had gezegd. Alleen dit: „Hij zei: joh, het is ontzéttend leuk.”
En, is het ontzettend leuk?
„Ik weet niet welke indruk ik op jullie maak…” Hij lacht en slaat met zijn hand op tafel. „Echt, ik vind het een fascinerende baan.”
Dat partijen elkaars plannen en voorstellen hekelen, is in Den Haag dagelijkse kost. Maar een motie in de ban doen waar ze zelf voor hebben gestemd, is nagenoeg een unicum. Toch gebeurde dat de afgelopen weken bij een motie van VVD-Kamerlid Bente Becker, over onderzoek naar normen en waarden van Nederlanders met een migratie-achtergrond. De afgelopen weken namen oppositiepartijen SP, CDA en CU achteraf afstand van deze motie. Waarom?
Op 25 november vond in de Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid een gespannen debat plaats over integratie. Eerder die maand had de VVD de integratiediscussie heropend, na het geweld door en tegen Maccabi-supporters in Amsterdam. Aan het einde van het debat diende Becker een motie in, waarin ze de regering opriep om „gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratie-achtergrond bij te houden, bijvoorbeeld door het Sociaal en Cultureel Planbureau te vragen dit (periodiek) te onderzoeken”. Er ontstond op dat moment geen ophef over het voorstel.
Oppositiepartijen SP en CDA waren die dag afwezig. „Wij hebben maar vijf Kamerleden”, zegt SP-leider Jimmy Dijk uit, „dan moet je kiezen welke debatten je bijwoont”. CDA-leider Henri Bontenbal, wiens fractie ook vijf zetels heeft, zegt hetzelfde.
Extra belangrijk was dus het oordeel van staatssecretaris integratie Jurgen Nobel (VVD) een paar dagen later. Hij had geen bezwaar tegen de motie, en wees op het onderzoek dat het SCP sinds 2006 sowieso elke vijf jaar doet naar normen en waarden onder mensen met een migratieachtergrond.
Honderden moties
Op dinsdag 3 december kwam de motie in stemming in de plenaire zaal, zoals elke week samen met honderden andere moties. Fracties komen voorafgaand aan de stemming bij elkaar om de moties te bespreken. De moties zijn dan al voorzien van stemadviezen of opmerkingen van Kamerleden of medewerkers.
Don Ceder, woordvoerder integratie van de ChristenUnie, gaf zijn fractie een positief stemadvies en had geen verdere opmerkingen. Dat de motie-Becker controversieel zou kunnen zijn, had hij niet door. Ook in de CDA-fractie werd de motie snel afgehamerd. De SP sprak wel over de motie, maar dat was een „technische beschouwing”, vertelt Dijk. Over maatschappelijke impact ging het niet.
Met stemmingslijsten onder de arm vertrekken de fracties naar de plenaire zaal. Daar behandelt voorzitter Martin Bosma (PVV) razendsnel alle moties. Hij leest niet de hele motietekst op, alleen een titel die door de griffie is bedacht. In dit geval: ‘Motie van het lid Becker over gegevens bijhouden over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond’. Achteraf noemen ingewijden die titel ongelukkig gekozen: het klinkt alsof Becker voorstelt om opvattingen van individuele burgers bij te houden.
GroenLinks-PvdA-Kamerlid Esmah Lahlah gaat rechtop zitten. Ook in haar fractie was de motie niet besproken, de partij stemde tegen. Wat krijgen we nou, denkt ze als ze de titel hoort. Nog verbaasder is ze als 108 Kamerzetels vóór stemmen.
De dag erna publiceert nieuwssite Joop.nl een opiniestuk van Lahlah. Volgens haar maakt de motie Nederlanders met een migratie-achtergrond „verdacht, afwijkend” en tot „tweederangs burgers”.
Die avond zegt SP-leider Jimmy Dijk in de talkshow Bar Laat dat zijn partij heeft getwijfeld, maar de motie toch nodig vond om „problemen in de integratie te erkennen”. Dijk vindt het lastig om zijn stem voor de motie te verdedigen. Die dag, vertelt hij later, kreeg hij al veel kritiek van „binnen en buiten de partij”.
Taboe
Op sociale media barst het debat los. Donderdag 5 december spreekt Becker Lahlah tussen de bedrijven door aan in de plenaire zaal. Becker vindt het vervelend dat Lahlah de motie discriminerend vindt. Lahlah zegt dat Becker, als ze dat meent, afstand moet doen van de motie. Dat wil Becker niet. Die middag neemt het VVD-Kamerlid wel een video op waarin ze zegt dat ze een debat op basis van feiten wil voeren. Ze zegt „cynisch en verdrietig” te worden van de kritiek. Op vrijdag probeert premier Dick Schoof te sussen. Hij zegt „dat het kabinet geen opvattingen” van mensen „met een migratie-achtergrond gaat bijhouden”. Die avond spreekt Bontenbal voor een zaaltje leden in Leidsche Rijn. Een deel vindt de motie discriminerend, en ondervraagt Bontenbal daarover.
Het is geen toeval dat juist CDA, CU en SP in de knel komen: ze hebben weinig Kamerleden
Die nacht gaat SP-leider Dijk met een vervelend gevoel naar bed. De SP is, vertelt hij later, „zoekende” in het integratiedebat. Dijk wil het linkse „taboe” doorbreken. Maar schiet de motie dat doel niet voorbij? Zaterdag neemt hij in een video afstand van de motie. „Het is niet gebruikelijk voor politici om dit te doen, toch doe ik het”, zegt hij.
Na het weekend gaat het snel: CDA en ChristenUnie publiceren stemverklaringen op hun websites, waarin ze de motie relativeren. Volgens het CDA is de motie „overbodig” gezien het bestaande SCP-onderzoek.
De partij schrijft ook dat het „niet helpt” dat Kamerleden „elke dinsdag over zo’n driehonderd moties moeten stemmen”. Van die uitspraak krijgt de partij al snel spijt. Het klinkt, zegt de partij zelf, alsof het CDA geen verantwoordelijkheid neemt voor het eigen stemgedrag.
Publiekelijk steunt niemand de CDA-uitleg, maar achter de schermen zeggen betrokkenen hetzelfde. Het is geen toeval, denken zij, dat juist CDA, ChristenUnie en SP in de knel komen: ze hebben weinig Kamerleden en kunnen moties dus minder uitgebreid behandelen. Een betrokkene wijst erop dat Kamerleden minder dan twee medewerkers per persoon hebben. Lang niet genoeg om honderden moties nauwkeurig mee door te spitten.
Partijleiders Henri Bontenbal en Mirjam Bikker gaan op 10 december een stap verder en zeggen dat ze tegen de motie hadden moeten stemmen. De eerdere stemverklaringen worden verwijderd. Bikker was benaderd door „een brede groep mensen”, zoals partijleden en oud-collega’s. „Mensen die nooit op de lijn komen. Deze motie heeft grote impact. Wij hebben dat verkeerd gewogen, dan moet je ook zo fair zijn om dat toe te geven.”
Voortaan zullen de partijen beter wegen hoe een motie geïnterpreteerd kan worden. Maar dat het nodig is om denkbeelden van Nederlanders met een migratie-achtergrond vaker bij te houden, vinden ze nog steeds.
En hoe gaat het nu verder met de motie-Becker? Premier Dick Schoof en het SCP maken vooralsnog geen aanstalten om een extra onderzoek in het leven te roepen, naast de reguliere metingen.
Lees ook
Motie-Becker laat zien dat lessen van de Toeslagenaffaire ook vergeten kunnen worden
Tijdens het debat over de regeringsverklaring in juli hadden het CDA en de ChristenUnie het al gezegd tegen de coalitie: met ons kun je zaken doen. Dat ze dat meenden, is de afgelopen weken gebleken. De twee confessionele partijen hielpen het kabinet vorige maand uit de brand door het Belastingplan te redden. Ze zegden na lang en moeizaam onderhandelen hun steun toe in de Eerste Kamer, waar de coalitie geen meerderheid heeft. Ook de onderwijsbegroting hebben de twee partijen gered, samen met het zogenoemde ‘monsterverbond’ waaraan ook SGP en JA21 (en in eerste instantie D66) meededen.
Voor de steun van deze oppositiepartijen heeft de coalitie een fikse prijs betaald. Een voorgenomen verhoging van de btw op boeken, sport, cultuur en media die 1,3 miljard euro zou opleveren, wordt teruggedraaid. Op onderwijs gaat 750 miljoen euro aan bezuinigingen niet door.
Maar trots of tevredenheid is bij de ChristenUnie en het CDA ver te zoeken. Over het onderwijsakkoord zeggen ze: „We hebben een slechte begroting minder slecht gemaakt.”
Samenwerken met dit kabinet is voor een groot deel van de oppositie taboe vanwege de deelname van de PVV. Maar waar bijvoorbeeld GroenLinks-PvdA zich vrijwel geheel afzijdig houdt, staan het CDA en de CU tóch klaar om te onderhandelen.
CDA-leider Henri Bontenbal vindt dat vanzelfsprekend: „Ik heb steeds hetzelfde gezegd, tot vermoeienis aan toe. Wat goed is, steunen we. Wat niet goed is, steunen we niet. En waar mogelijk zullen we verbetervoorstellen indienen. Dat is een strakke lijn die wij als fractie hanteren.” Ook CU-leider Mirjam Bikker voelt die verantwoordelijkheid. „Dit is geen normale coalitie”, zegt ze. „Tegelijkertijd hebben ze wél van de kiezer de verantwoordelijkheid gekregen om dit land te besturen.”
En zijzelf heeft de verantwoordelijkheid om daar als controleur en mede-wetgever aan bij te dragen, meent ze. „Daarom heb ik voor de onderwijsbegroting de mouwen opgestroopt, niet omdat ik het fijn werk vond. Ik zie ook scherp wat niet deugt aan deze begroting, daar wijzen mijn leden me ook op.” Maar toch: „De drie zetels van de ChristenUnie hebben gewerkt voor wat ze waard zijn.”
Bestuurlijke reflex
CDA en CU hebben een sterke bestuurlijke reflex. Het CDA is sinds zijn ontstaan in de jaren tachtig een bestuurderspartij pur sang, en de ChristenUnie deed de afgelopen twintig jaar geregeld mee aan coalities en onderhandelde mee vanuit de oppositie. Het zijn bedreven partijen in het besturen en constructief oppositievoeren, met veel onderhandelingservaring en financiële expertise.
Bij het kabinet is daar een nijpend gebrek aan, zo bleek de afgelopen weken. Minister Eppo Bruins van Onderwijs en toenmalig staatssecretaris Folkert Idsinga van Fiscaliteit (beiden NSC), hadden amper tot geen moeite gedaan om te zoeken naar meerderheden voor hun begrotingen in de Eerste Kamer. De coalitie moest op de valreep in actie komen.
Maar ook die functioneert slecht. PVV, VVD, NSC en BBB worden getergd door amateurisme, gebrek aan interesse en bovenal door onderlinge spanningen. De onderhandelingen over het onderwijsakkoord verliepen in horten en stoten: meestal kwamen oppositie en coalitie hooguit een uur samen om voorstellen uit te wisselen, daarna trok de coalitie zich weer terug om het onderling eens te worden. De sfeer in de coalitie was slecht, het wantrouwen groot.
In het oppositieverbond over de onderwijsbegroting waren de verhoudingen daarentegen uitstekend, bevestigen de betrokkenen. Dat is „cruciaal” tijdens zo’n onderhandeling, zegt voormalig D66-leider Alexander Pechtold. Ook voormalig ChristenUnie-leider Arie Slob bevestigt dat. Samen hebben de twee oud-politici tijdens kabinet-Rutte II onderdeel uitgemaakt van de ‘constructieve drie’, samen met de SGP. Ze kregen, door hun Eerste Kamerzetels strategisch in te zetten, jarenlang ongekend veel voor elkaar als oppositiepartijen. Slob: „Pechtold en ik hadden een bondje, ook al verschilden we totaal van elkaar.”
Dat Mark Rutte, destijds premier en VVD-leider, een „goede netwerker” was, hielp volgens Pechtold mee. Om een doorbraak te forceren was de premier nuttig, maar vaak hield hij zich afzijdig tijdens de onderhandelingen zelf.
De huidige premier Dick Schoof speelt echter geen enkele rol in de onderhandelingen over btw en onderwijs. Op zich vindt Pechtold dat niet onlogisch, want „Schoof heeft geen achterban”.
Wat wél gek is, is dat Schoofs hele kabinet niet betrokken wordt bij de onderhandelingen. Afgelopen vrijdag zei minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) dat het „rauw op haar dak” viel dat in haar begroting wordt gesneden om de onderwijsbezuiniging terug te draaien. „Nu al dreigt er een personeelstekort van 266.000 personen als we niet oppassen”, zei ze. „Dat probleem wordt zo alleen maar groter.”
Toen Schoof gevraagd werd of het een probleem was dat zijn kabinet buitenspel was gezet, zei hij: „Dit is een grote aanpassing van het hoofdlijnenakkoord geweest. Dan is het echt aan de coalitieleiders. We zijn geïnformeerd en dat is voldoende.”
Duidelijk is dat Schoof zich geen probleemeigenaar van de deal voelt. Hij zei: „Of er goed over is nagedacht? Daarvoor moet u bij de fractievoorzitters zijn.” Later kwam hij daar enigszins op terug.
Spanningen
Volgens Slob was er in het ‘constructieve drie’-tijdperk ook weleens sprake van spanningen tussen ministers vanwege begrotingsdeals. „Maar toen werd dat intern in het kabinet opgelost. Dat lijkt me logischer.”
Als oppositie steun leveren is niet alleen maar prettig. „De schaduwzijde is dat je als oppositiepartij verantwoordelijk wordt gehouden voor het hele pakket”, zegt Slob. Pechtold: „Als je meedoet, moet je het hele pakket ook verdedigen.”
Dat doen CDA en CU niet. Tijdens het debat over de onderwijsbegroting donderdag nam CDA-onderwijswoordvoerder Harmen Krul expliciet afstand van de begroting.
GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans zei over het verbond: „U helpt een duidelijk dankbare Wilders uit de brand en u laat het onderwijs in de steek.” Denk sprak van een „verdere normalisering van extreem-rechts”.
CDA en CU willen absoluut niet gezien worden als pseudo-gedoogpartners van de coalitie. Dat wordt ze nu wel aangewreven, tot hun frustratie. Bij een aantal andere begrotingen stemden de twee partijen tegen.
Toch houden ze het kabinet in het zadel, vinden de andere oppositiepartijen. Bontenbal: „Dit kabinet rijdt zichzelf wel in de wielen, daar hebben ze de oppositie echt niet voor nodig.” Bikker denkt dat ook, en voelt geen behoefte om het kabinet te pootjehaken. „De problemen die nú voorhanden zijn, moeten worden aangepakt.”
Maar ze heeft wel „wel nagedacht” over het beeld van haarzelf om de tafel met Wilders. Dat is onprettig. „Maar kijk naar Amerika. President Biden gaat weg, Trump komt erin en het hele bestuur wordt anders. Dat is rampzalig.” Wat Nederland kenmerkt, vindt Bikker, „is dat wij telkens opnieuw samen naar oplossingen zoeken, én dat we intussen duidelijk de verschillen verwoorden”.
Ondanks goede voornemens over het naleven van het discriminatieverbod uit artikel 1 van de Grondwet is er nog te weinig vooruitgang geboekt in de strijd tegen etnisch profileren. Daarom dienen Kamerleden Mpanzu Bamenga (D66) en Willem Koops (NSC) vrijdag een initiatiefwetsvoorstel in dat duidelijker moet vastleggen dat de overheid bij het aanpakken van fraude en het opsporen van misdrijven nooit onderscheid mag maken op basis van ‘raciale kenmerken’ als huidskleur en etnische afkomst, behalve als dit nodig is voor een signalement van verdachten. Koops is „ervan overtuigd” dat hij de rest van de coalitie aan zijn zijde kan vinden, en wijst naar de rechtsstaatverklaring die coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB aan het begin van de formatie met elkaar opstelden. „Ik heb iedereen in alle toonaarden horen zeggen dat er geen racisten in het kabinet of in de regering zitten”, zegt Koops in de werkkamer van Bamenga. „Mooi zo, denk ik, dan verwacht ik ook niet heel veel tegenstand bij dit wetsvoorstel.”
Toch stemden alle coalitiepartijen, óók NSC, vorige week voor een omstreden VVD-motie waarin het kabinet wordt opgeroepen om „gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden”. De motie werd met 108 stemmen aangenomen. Inmiddels hebben meerdere partijen, waaronder de SP en het CDA, er weer afstand van genomen.
Hoe verenigt Koops, hij is ook strafrechtadvocaat, zijn stem vóór de motie met de rechtsstaatverklaring? „De motie-Becker was niet goed geformuleerd”, zegt hij. „Woorden zijn gevaarlijk, daar moeten we als politici ontzettend goed op letten.” De bedoeling achter de motie, zegt hij, was om te laten onderzoeken „hoe groepen zich tot elkaar verhouden”. Maar dat is niet wat in de motie staat, beaamt hij. „Het lijkt er nu meer op alsof een soort nieuwe geheime discriminerende politie moet worden gecreëerd, die allerlei gegevens over individuen verzamelt zodat die op de een of andere manier kunnen worden aangepakt.” Die boodschap, zegt Koops, heeft hij er zelf niet in gezien. Heeft hij spijt? „Ik sta nog achter mijn stem, zeker ook met de toelichting die nu op onze website staat.”
Bamenga ziet het anders, zijn partij stemde tegen. De motie-Becker is volgens hem een duidelijk voorbeeld van etnisch profileren. Hij plaatst deze in het licht van de „kwalijke uitspraak” van staatssecretaris Jurgen Nobel (Integratie, VVD), die in de nasleep van de Maccabi-rellen in Amsterdam had gezegd dat islamitische jongeren „voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven”. Bamenga is het zat dat mensen „continu worden geproblematiseerd vanwege hun migratieachtergrond”. Hij wil niet zeggen of hij het Koops kwalijk neemt voor de omstreden motie te hebben gestemd.
Vernederende ervaring
Belangrijker vindt hij dat coalitiepartij NSC samen met hem wil optrekken in de strijd tegen etnische profilering. Bamenga, die in Congo werd geboren, klaagde de Nederlandse Staat vier jaar geleden samen met mensenrechtenorganisaties en een andere burger aan nadat hij op het vliegveld van Eindhoven voor controle uit de rij werd gepikt. Toen hij informeerde naar de reden, werd hem verteld dat de Koninklijke Marechaussee zoekt „naar criminelen, naar niet-Nederlanders”. Pas toen begon hem op te vallen dat naast hem óók een zwarte vrouw met twee kinderen, en een andere zwarte man werden gecontroleerd. „Alle witte mensen mochten doorlopen.” Een oneerlijke en vernederende ervaring, zegt Bamenga.
De Koninklijke Marechaussee maakte zich hiermee schuldig aan rassendiscriminatie, oordeelde het gerechtshof Den Haag in februari 2023. Bij de selectie voor controles mag de marechaussee geen ‘raciale’ kenmerken als huidskleur gebruiken, concludeerden de rechters. De landsadvocaat besloot zich bij die uitspraak neer te leggen. Dit onderstreept volgens Koops de juistheid en duidelijkheid van het vonnis. „Dat moet je dan bij uitstek in de wet vastleggen.”
Sindsdien zijn er vanuit het (vorige) kabinet geen maatregelen genomen tegen etnisch profileren door de overheid. Bamenga vertelt dat vanuit het kabinet in de richting van „een handelingskader” wordt gedacht, terwijl hij op zoek is naar „duidelijkheid en rechtszekerheid”. „Beleid is fluïde, principes zijn dat niet”, vult Koops aan.
Het grondwettelijke discriminatieverbod en daaruit voortvloeiende antidiscriminatiewetten, zoals de Algemene wet gelijke behandeling, bieden volgens de Kamerleden onvoldoende garantie tegen etnische profilering, getuige recente onthullingen over discriminerende werkwijzen van de Belastingdienst, DUO en de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarbij Nederlanders met een migratieachtergrond vaker werden gecontroleerd op fraude.
‘Permanente opdracht’
En dus moet in twee al bestaande wetten, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafvordering, worden vastgelegd dat bestuursorganen en opsporingsdiensten onder geen enkele omstandigheid onderscheid mogen maken op grond van ‘ras’, zoals huidskleur en etniciteit. Dit ligt anders voor signalementen van mogelijke daders van strafbare feiten.
Het wetsvoorstel moet wat de Kamerleden betreft als „een instructie, en dus een permanente opdracht” worden gezien. Koops: „Waar ik heel benieuwd naar ben is of mensen er wél een probleem mee hebben, want ik kan voor de wereld niet zien hoe je hier op tegen kan zijn.”
Adolf Hitler achtervolgt Frank Oz deze dagen. De tachtigjarige Amerikaanse acteur en regisseur kwam een paar dagen geleden uit Londen, waar hij The Producers zag. In die musical, waarin een vriend de hoofdrol speelt, wordt de draak gestoken met Hitler. En nu staat Oz in het Nationaal Archief in Den Haag, naast een Hitler-marionet van zestig centimeter hoog, gemaakt van hout en stof.
Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakten de ouders van Frank Oz de Hitler-pop. Zijn vader, Isidore Oznowicz, was een Joodse Nederlander. Hij woonde voor de oorlog met zijn katholieke vrouw Frances Ghevaert in Antwerpen, waar hij werkte als poppenspeler. Hij maakte de pop, zij de kleren. Hun succesnummer: een nachtcluborkest van acht marionetten, inclusief zangeres. Ook dit orkest is te zien in het Nationaal Archief.
De mationet van Hitler. Foto Herman Zonderland / Nationaal Archief
Adolf Hitler is na 74 jaar terug in Europa. Hij is tentoongesteld op de expositie Op de vlucht voor Hitler van het Nationaal Archief, die gaat over de vlucht van de ouders van Frank Oz voor de nazi’s. Het Nationaal Archief reconstrueerde die vlucht in detail, aan de hand van documenten en foto’s.
Frank Oz zegt: „Ik heb jaren nagedacht over de vraag wat mijn ouders bewoog de Hitler-pop te maken. Net als de musical die ik zag moet deze Hitler zijn gemaakt om de spot te drijven met het pure kwaad. Humor was het enige wapen tegen het fascisme dat mijn ouders hadden. Als de wereld angstaanjagend is, is spot alles wat we hebben.”
Begraven in de tuin
Frank Oz is, net als zijn vader destijds, poppenspeler. Het maakte hem een van de beroemdste namen in de Amerikaanse populaire cultuur. Hij was samen met Jim Henson het brein achter de Muppets, en bedacht en speelde rollen als Miss Piggy en Fozzie Bear. Hij bespeelde Yoda, de jedimeester, in Star Wars, en is er nog altijd de stem van. Bert, Grover, Koekiemonster in de Amerikaanse versie van Sesamstraat: allemaal de stem en de bewegingen van Frank Oz.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wisten zijn ouders België te ontvluchten. Ze belandden via Frankrijk in Marokko, waar ze in een concentratiekamp van de collaborerende Vichy-regering terechtkwamen. Ze wisten te ontkomen, en in 1941 (Isidore) en 1942 (Frances) te ontsnappen naar het Verenigd Koninkrijk. Daar werd in 1944 Frank Oz geboren. Isidore nam als Engelandvaarder dienst in de Prinses Irene Brigade, en werkte mee aan de bevrijding van Nederland.
Toen ze op de vlucht sloegen, begroeven Isidore en Frances de pop in de tuin. Na de oorlog groeven ze Hitler op, en vijf jaar later namen ze hem mee naar de Verenigde Staten. Daar lag Hitler lange tijd op zolder, totdat Frank Oz hem meenam naar zijn eigen huis in New York en in de woonkamer ophing, de rechterarm (plagend) gestrekt omhoog.
Frank Oz. Foto Chantal Heijnen
Frank Oz had het oorlogsverhaal van zijn ouders in grote lijnen gehoord. Maar veel details kende hij niet. En nu hij tachtig is, probeert hij antwoorden te vinden op zijn vragen. Veel van die vragen gaan over de Hitler-marionet. Maar ze gaan ook over de invloed van hun oorlogstrauma op zijn eigen leven en werk. Sinds vorig jaar liet Frank Oz NRCmeekijken in dat proces.
Welke persoonlijke lessen trekt u uit het vluchtverhaal van uw ouders?
„Het maak me emotioneel om hun verhaal in zijn geheel te zien, chronologisch en met zo veel documentatie. Mijn ouders praatten weinig over de oorlog, en het waren altijd losse anekdotes. Ik realiseer me nu pas hoe kleine beslissingen of geluk het verschil tussen leven en dood kunnen betekenen.”
Aan wat voor beslissing denkt u bijvoorbeeld?
„Mijn ouders probeerden in 1940 te vluchten vanuit Frankrijk per boot, maar net als honderden vluchtelingen mislukte dat. Mijn vader zei toen: ‘Wat er ook gebeurt, wij stappen op de volgende boot.’ En dat lukte, omdat hij op een beslissend moment een belangrijk detail wist te onthouden. Een soldaat vroeg de naam van de boot die hij gemist had, en na lang nadenken wist hij dat het met een ‘P’ begon. ‘De Parmentier?’, vroeg de soldaat. ‘Ja, dat was hem!’ En zo konden ze ontkomen. Als hij die letter niet had onthouden, mijn God, was ik hier niet geweest, waren mijn poppen er niet geweest. Een juiste beslissing, maar ook puur geluk.”
Ik zie er nu een universeel verhaal in, van opstaan tegen onrecht, maar ook van onmacht en vluchten
Waarom vindt u het belangrijk dat de wereld de Hitler-pop van uw ouders ziet?
„Ik ben er pas zelf langzaam de culturele waarde van gaan inzien. Jaren heeft hij stof liggen verzamelen op zolder, thuis bij mijn ouders in Californië. Ik was bezig met meisjes, met school, en vroeg nooit naar de oorlog. Maar ik zie er nu een universeel verhaal in, van opstaan tegen onrecht, maar ook van onmacht en vluchten. Deze tentoonstelling is ook niet het verhaal van alleen mijn ouders. Hetzelfde gebeurt in fucking Oekraïne, fucking Soedan, overal ter wereld. Er is een filmcitaat dat steeds door mijn hoofd spookt, ik weet niet meer uit welke film: Alles verandert, maar niets verandert. ”
Welke rol heeft hun oorlogsverleden in uw eigen leven gespeeld?
„Toen ze nog leefden, praatten we er weinig over. Oorlog was voor mij altijd een abstractie, een sprookje. Over vluchtelingen kon ik ook alleen maar op intellectueel niveau nadenken. Ik wist niet wat angst betekent, de pure angst dat je niet weet waar je morgen bent en of je dan nog leeft. Het gevoel dat je geen kleren hebt, jezelf weken niet hebt gewassen, die existentiële angsten die mijn ouders hadden. Nu ik hun verhaal op een rij zet, en er meer over nadenk, heb ik een gevoel gekregen bij de abstractie van een woord als ‘oorlog’.”
Nu u daar meer over nadenkt: heeft de Tweede Wereldoorlog onbewust uw werk beïnvloed?
„Ik voelde als kind al het trauma van mijn ouders. Ik ben op mijn veertiende begonnen met poppentheater, en dat was niet voor niets. Ik heb altijd mensen willen opvrolijken, ook mijn ouders. Ik zou nooit zo veel gelachen hebben als ik niet had geweten dat mijn ouders zo veel hebben meegemaakt. En de oorlog heeft mijn creaties zélf ook beïnvloed, maar dan indirect.”
Hoe bedoelt u dat?
„Ik geloof in strijd, in worsteling. Alleen zo krijgen personages diepgang. Mijn kinderen heb ik zelfstandig opgevoed: ik help ze tot zekere hoogte, financieel bijvoorbeeld, daarna moeten ze het zelf uitzoeken. Wrijving kweekt sterke karakters. Zo zit het ook met mijn creaties, van Miss Piggy tot Grover. Die worstelen met zichzelf en met de wereld. Ik schreef altijd conflict tussen botsende personages in scènes, die wrijving maakt ze interessant. Dat heeft ze misschien ook zo geliefd gemaakt. Want wij mensen worstelen allemaal, we herkennen iets van onszelf in hen. Ik denk vaak: heb ik dat besef niet vooral gekregen omdat ik mijn ouders zo zag worstelen met hun eigen trauma’s?”
Heeft dat besef de Muppets en Sesamstraat-figuren gelaagder gemaakt dan traditionele poppen?
„Dat denk ik wel. Ze hebben een ziel, en als kijker voel je dat. Ik heb mijn persoonlijke geschiedenis in die personages gestopt. Kijkers weten dat niet, en het gaat hen niets aan wat ik heb meegemaakt. Maar het gevoel erachter komt wel aan, en als ík me er niet bewust van was, had ik dat er niet in kunnen stoppen.”
Frank Oznowicz (Hereford, 1944) is vooral bekend geworden als het brein achter de Muppets en Sesamstraat, en als Yoda in Star Wars. Hij regisseerde films als Little Shop of Horrors, Knives Out, en The Muppets take Manhattan. Hij won een Emmy Award en twee Grammys. De tentoonstelling Op de vlucht voorHitler – De Engelandvaart van de familie Oznowicz is vanaf deze woensdag te zien in het Nationaal Archief in Den Haag.
Lees ook
deze longread over de zoektocht van Frank Oz naar zijn ouders
Hoe neem je afstand van een voorstel waar je zelf voor hebt gestemd? Voor die vraag kwamen het CDA, de ChristenUnie en de SP de afgelopen dagen te staan, nadat zij instemden met een motie waarin wordt opgeroepen tot onderzoek door het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) naar de normen en waarden van migranten. In online gepubliceerde verklaringen probeerden zij een paar dagen later afstand te creëren tussen hun idealen en hun stemgedrag. De methodes liepen uiteen: relativeren, de problemen toedichten aan de PVV of een knieval maken.
De motie in kwestie, waarin VVD-Kamerlid Bente Becker de regering oproept om „culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden”, werd nagenoeg onopgemerkt ingediend tijdens een commissiedebat eind november. Het voorstel werd vervolgens vorige week dinsdag aangenomen. Pas in de dagen na de stemmingen ontstond op sociale media consternatie over de motie, die volgens critici discriminerend is, en bedoeld om mensen met een migratieachtergrond in de gaten te houden.
Lees ook
De VVD-motie over Nederlanders met een migratie-achtergrond toont nieuwe harde lijn, maar is ook intern omstreden
Gevoelig
Ook sommige partijen die voor de motie stemden, zijn gevoelig voor dit argument. „Het is niet gebruikelijk voor politici om dit te doen, maar toch doe ik het”, zei SP-leider Jimmy Dijk in een video op X afgelopen zaterdag. Volgens Dijk had zijn fractie onvoldoende intern over de motie gesproken. „We hadden ons er bewust van moeten zijn dat deze motie onzorgvuldig en te eenzijdig geformuleerd was.”
Het CDA relativeerde de motie en schreef dat het voorstel niet zou leiden tot „een politiestaat die de meningen van mensen nauwlettend in de gaten houdt”. De partij zocht de reden voor de controverse buiten zichzelf. Oorzaak voor de ophef zou niet de inhoud van de motie, maar de deelname van de PVV in het kabinet zijn: „Het lastige is dat dit soort moties onder een vergrootglas liggen vanwege de samenstelling van dit kabinet.”
ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder schrijft dat de CU graag haar afweging toelicht, „in de hoop dat dit de (grootste) zorgen wegneemt”. Volgens Ceder heeft niet zozeer de inhoud, maar de „timing van deze motie, en ook de context van eerder gedane uitspraken door verantwoordelijke bewindspersonen, begrijpelijkerwijs veel stof doen opwaaien”. Hij doelt op VVD-staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie en Integratie), die had gezegd dat „een groot deel” van de islamitische jongeren „onze normen en waarden” niet deelt.
Zowel het CDA als de ChristenUnie neemt niet echt afstand van de inhoud, maar zet hun stem voor de motie neer als verkeerd begrepen. In de laatste zin van de verklaring schrijft het CDA bovendien dat het „niet helpt” dat de Kamerleden „elke dinsdag over zo’n driehonderd moties moeten stemmen.” Het CDA maakt al langer een punt van het grote aantal (symbolische) moties. Opvallend is daarbij dat het CDA ook de motie-Becker afdoet als onzinnig. „Het is goed om te weten dat dergelijk onderzoek allang gebeurt […]. Je zou dus ook kunnen zeggen dat deze motie overbodig is en al wordt uitgevoerd.” Waarom het CDA voor een zelfverklaard overbodige motie zou stemmen, legt de partij niet uit.
Cynisch en verdrietig
VVD-Kamerlid Bente Becker, de indiener van de motie, liet twee dagen na de stemming van zich horen. In een videoboodschap zei ze dat ze de motie had ingediend zodat „we het debat kunnen voeren op basis van wat er echt gebeurt in de samenleving, in plaats van op basis van onze onderbuik”. Ze wordt „heel cynisch en een beetje verdrietig” dat wordt gezegd dat de VVD mensen met een migratieachtergrond „wil gaan volgen, in een register wil gaan zetten, alsof het een racistisch voorstel is”.
Het Sociaal Cultureel Planbureau, dat de onderzoeken zou moeten uitvoeren, schrijft dat het sowieso volgend jaar onderzoek zou gaan doen naar „de waardeoriëntaties op onder andere cultureel en religieus gebied”, zoals sinds 2006 elke vijf jaar gebeurt. Onder meer naar „sociale bindingen, sociaal en institutioneel vertrouwen en over waardenoriëntaties”. Maar: „Dat doen we voor de hele bevolking en daarin hanteren we een brede blik op diversiteit.” Over aanvullende of alternatieve onderzoeksplannen heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen contact opgenomen met het SCP.
Hoe dan ook: een motie is niet bindend maar dient om de wil van de Kamer duidelijk te maken. In dit geval aan staatssecretaris Nobel. Die verwees in zijn stemadvies over de motie naar het onderzoek dat het SCP in 2025 sowieso al gaat doen. Zijn collega staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, namens NSC), reageerde wel gepikeerd. In de EO-talkshow Dit is Tijs noemde hij de motie „zorgelijk”. „Het gekke is: het bijhouden van religieuze opvattingen in het algemeen, dat gebeurt al. In zoverre was de motie overbodig. Maar specifiek over mensen met een migratieachtergrond – dat gaat mij te ver.”
Eigenlijk had minister van Financiën Eelco Heinen, als hij op Prinsjesdag rond 17.00 uur het Rijkscongrescentrum naast Den Haag Centraal binnenloopt voor een gesprek met de schrijvende pers, omgekleed willen zijn. Maar hij loopt al een half uur achter op schema, en dus moet Heinen het laatste onderdeel van die dag nog even in zijn jacquet doen, dat hij draagt vanwege de Prinsjesdagplechtigheden.
Het is een volle dag voor Heinen, na een zomer zonder vakantie. Hij moet twee maanden na de kabinetsbeëdiging op de derde dinsdag in september niet alleen zijn eerste begroting presenteren in de Tweede Kamer, maar ook zichzélf, voor de camera’s van alle media. Is hij echt die strenge man met de hand op de knip, vraagt een tv-journalist in de grote hal van de Tweede Kamer („Het is nodig”, zegt hij, het beeld cultiverend) Heeft zijn vrouw serieus een kind in een auto op de vluchtstrook ter wereld gebracht? („Klopt”, lacht hij naar de camera)
Het is die dag, in het Rijkscongrescentrum, ook een van de eerste keren dat hem gevraagd wordt of hij echt niets kan doen tegen de btw-verhoging die het kabinet wil doorvoeren.
De coalitie wil de btw op hotels, sport, cultuur en media per 2026 verhogen van 9 naar 21 procent, staat in het hoofdlijnenakkoord. Al in deze olympische sportzomer blijkt: deze maatregel is niet populair. Veel prijzen winnen, en dan vervolgens via de btw bezuinigen op sport. Ook in het kabinet is hier chagrijn over. VVD-staatssecretaris Sport Vincent Karremans verwees in een radioprogramma naar zijn collega Heinen, na vragen over de bezuinigingen. De btw moet omhoog, zegt Karremans, omdat vorige kabinetten teveel uitgaven. „Ik ga niet doen alsof het een fantastische maatregel is.”
Achterkamers
Maar nee, zegt Heinen in het zaaltje met journalisten op de btw-vraag. Hij heeft geen extra geld in zijn achterzak. Dat zou ook flauw zijn, vindt hij.
Het kabinet moet wel iets met de oppositie. Waar dit kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB in de Tweede Kamer een meerderheid heeft, komt het in de Eerste Kamer acht zetels tekort. Bij het Belastingplan dwong de oppositie voor het eerst afspraken af met het kabinet, net zoals partijen dit momenteel ook bij andere begrotingen proberen. Wie waren de hoofdrolspelers bij het Belastingplan, dat maandag 9 december in de senaat wordt besproken?
Heinen zag die minderheid in de senaat, en heeft in augustus geprobeerd om de oppositie tegemoet te komen. Hij stopt een paar cadeautjes voor de oppositie in de begroting. Het kabinet financiert een plan voor schoolmaaltijden structureel, hij draait de versobering van de giftenaftrek, een plan uit het hoofdlijnenakkoord, grotendeels terug en zorgt dat de btw-verhoging op schoolboeken wordt gecompenseerd. Hij had, zegt hij zelf, goed opgelet tijdens het debat over de regeringsverklaring. Hij hoorde de oppositie vooral daarover spreken.
De oppositie is verbaasd. Heinen, zo zeggen ze, heeft die drie toezeggingen niet voorwaardelijk gemaakt in ruil voor steun voor (een deel van) de kabinetsplannen. Ook niet achter de schermen.
Waarom koos Heinen voor deze route? De minister van Financiën zegt daarover later in een debat dat hij niet houdt van spelletjes in achterkamers. Bovendien, zeggen ingewijden, was Heinens inschatting: die partijen willen in deze fase toch nog geen afspraken maken over steun voor plannen.
Lees ook
De nieuwe minister van Financiën: een terughoudende Vinex-man met onverwachte humor en zelfspot
Op zich geen vreemde gedachte. D66-partijleider Rob Jetten had op zijn partijcongres in april nog gewaarschuwd voor het „extreem-rechtse” kabinet in wording. En ook een partij als het CDA straalde naar buiten toe uit dat een vaste gedoogrol ongewenst was. Hun lijn: we zijn constructief, maar we bekijken het van voorstel tot voorstel.
Maar doordat Heinen ook geen poging heeft gewaagd om achter de schermen afspraken te maken, klinkt het uit de oppositie en coalitie, was de deal van niemand. Alsof je een kind twee weken voor zijn verjaardag een cadeautje geeft, zegt een betrokkene. „Als de dag is aangebroken, voelt het alsof je niets krijgt.”
Hans Vijlbrief
Dat er wat de oppositie betreft weer op nul begonnen wordt, blijkt tijdens de politieke beschouwingen, direct na Prinsjesdag. Rob Jetten en Henri Bontenbal maken, zoals aangekondigd, een punt van de btw-verhoging op sport. Uit het debat blijkt: de btw-verhoging is een weeskind. Geen enkele coalitiepartij verdedigt de maatregel, of zegt er blij mee te zijn. Het lijkt vooral een manier om aan geld te komen.
Jetten ziet een kans, ook omdat de partij zich constructief wil opstellen. Val het kabinet aan met verbeterpunten, is de gedachte. Hij stelt voor dat partijgenoot Hans Vijlbrief, oud-staatssecretaris Financiën en Mijnbouw, een rondje maakt om te kijken of dat geld op een andere manier kan worden opgehaald. Vijlbrief is een van de weinige Kamerleden van D66 die ook gewaardeerd wordt door BBB’ers en PVV’ers. Als iemand het kan oplossen, zo is de gedachte, dan is hij het. De coalitie gaat akkoord, onder één voorwaarde: de alternatieve manier waar het geld mee moet worden opgehaald, moet gesteund kunnen worden door alle coalitiepartijen.
Van zo’n rondje moet je „je vooral niet te veel voorstellen”, zegt Vijlbrief twee weken later op zijn kamer op de zevende verdieping van het Tweede Kamergebouw. Een uitgedacht plan heeft hij niet, zegt hij. Hij gaat „gewoon even” praten met alle partijen. Opschrijven wie wat het liefst ziet verdwijnen, en waar ze daar geld voor denken te vinden. Rondjes die hij eerder als staatssecretaris ook maakte, op zoek naar steun.
Als hij weer twee weken later klaar is met zijn ronde, heeft Vijlbrief allerlei dekkingen verzameld: het belasten van vapes, een belasting op suiker. Een partij stelde een belasting op jachten van langer dan 20 meter voor. Met minister Heinen spreekt hij de haalbaarheid van verschillende opties door.
Ook de coalitiepartijen sprak hij. Maar die zien op het lijstje van Vijlbrief nog geen dekking die bij niemand van hen pijn doet. Maar, weet Vijlbrief ook: dit kabinet heeft géén senaatsmeerderheid. Toen hij staatssecretaris Fiscaliteit was, liep hij ook tegen dat probleem aan. Een klein trauma, noemt hij dat lachend. Op het laatste moment dreigde de senaat tegen het Belastingplan 2021 te stemmen: hij moest de wet aanpassen. De coalitie lijkt hier nog niet mee bezig.
De zoektocht van Vijlbrief mislukt. Op 1 november treedt hij via het AD naar buiten. Dat doet hij in het weekend voorafgaand aan een overleg met de staatssecretaris over het Belastingplan, waar de btw-verhoging deel van uitmaakt. Hij stuit op „muren van onwil” bij de coalitie, zegt hij. Bij elke dekking voor wegvallende btw-inkomsten is er wel een partij die het niet ziet zitten. Ik voer de druk op via de krant, denkt Vijlbrief. Hopelijk beweegt de coalitie.
Folkert Idsinga
Je moet er nóóit vanuit gaan dat de senaat toch wel voor stemt, zeggen ervaren politici. Zeker als een nieuw kabinet aantreedt, met een belofte van grote koerswijzigingen in het beleid, is het lastiger om partijen van vorige kabinetten te overtuigen.
De senaat heeft de btw-verhoging ook in de plannen gelezen. En is kritisch. Er is een D66-motie aangenomen om de btw-verhoging als een apart wetsvoorstel te behandelen. De volledige oppositie steunt de motie. Nu maakt de btw-verhoging deel uit van een groter pakket aan maatregelen dat het Belastingplan heet. De Raad van State had loskoppeling geadviseerd omdat het plan complex is en politiek omstreden. Als de btw-verhoging wordt losgekoppeld, kan de senaat specifiek voor of tegen dát wetsvoorstel stemmen.
D66-fractievoorzitter in de senaat Paul van Meenen had Vijlbrief vooraf gebeld met de vraag: zou zo’n motie vanuit de senaat helpen? Vijlbrief antwoordde: dat kun je indienen, maar alleen als die wordt aangenomen. „Anders ben ik mijn power kwijt.”
Het ministerie van Financiën wil niet loskoppelen, schreef het al in een brief aan de Eerste Kamer. Staatssecretaris Fiscaliteit Folkert Idsinga (NSC) komt dat, op verzoek van D66-senator Carla Moonen, op 22 oktober uitleggen. Hij is verantwoordelijk voor het Belastingplan. Zijn politiek assistent appt aan een coalitie-senator dat Idsinga hoopt op zo min mogelijk vragen, en vasthoudt aan de lijn van de brief.
Moonen houdt een inleiding, en Folkert Idsinga bedankt „het lid van D66” voor haar verzoek. Als hij refereert aan een vraag van haar, noemt hij haar „de mevrouw van D66”. Bij de derde keer bijt SP-senator Bastiaan van Apeldoorn hem buiten de microfoon om toe: „Moonen heet ze!”
Idsinga lijkt zich steeds ongemakkelijker te voelen. Hoe langer het debat bezig is, hoe beweeglijker hij wordt. Zijn benen gaan van links, naar rechts, dan weer naar links.
Idsinga kiest voor powerplay en blijft erbij: loskoppelen kan niet. Als de btw-verhoging wordt weggestemd, heeft de begroting een gat. Stemt de senaat het héle Belastingplan weg, dan gaan enkele lastenverlichtingen ook niet door, zeg hij. In het debat verwijst hij naar de Tweede Kamer, naar Hans Vijlbrief, die dan nog zoekende is. „Ik zou aan een plan B beginnen”, adviseert CDA’er Theo Bovens hem.
Folkert Idsinga, zegt hij achteraf, had in het debat het gevoel dat hij klem zat. Hij snapte de senatoren, maar losknippen kon hij niet beloven. Hij was bang dat ze de wet weg zouden stemmen, en dan zou het kabinet een gat van 2,3 miljard op de begroting hebben.
Drie routes
Dit kabinet kan grofweg via drie routes een senaatsmeerderheid veroveren. Over links, met steun van CDA, ChristenUnie en SGP, of over rechts. Voor de route over rechts en voor de confessionele route (de drie christelijke partijen), is de SGP nodig, die partij is daardoor extra belangrijk.
Politiek assistenten uit eerdere kabinetsperioden zeggen: heb je geen meerderheid in de senaat, dan moet je bezoek- en belrondes maken. Zoek naar partijen die bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen. Je legt contact, praat, kijkt welke mogelijkheden of onmogelijkheden daaruit voortvloeien, maakt nog een ronde, en nog een. Mislukt dat, dan laat je dat weten in het kabinet, of bel je de fractievoorzitter van jouw partij in de coalitie met de boodschap: ik heb een probleem.
De herfstvakantie breekt aan. De maandag na het herfstreces moet Idsinga vragen beantwoorden van de Tweede Kamer over het Belastingplan. Maar Idsinga heeft inmiddels iets anders aan zijn hoofd: zijn aandelen. De Tweede Kamer vraagt hem om volledige transparantie, Idsinga vindt dat hij zich aan de regels heeft gehouden, maar de Kamer blijft bij het verzoek. Idsinga besluit te vertrekken, op dezelfde dag dat Vijlbrief zegt dat zijn zoektocht is mislukt.
Dat vertrek komt drie dagen voordat hij in de Tweede Kamer had moeten zijn om een lange reeks vragen van Kamerleden te beantwoorden, voorafgaand aan het politieke debat half november. Minister Heinen neemt het over. Ingewijden zeggen dat Heinen, toen hij het dossier aantrof en zich inlas, erachter kwam dat Idsinga niets gedaan had voor een senaatsmeerderheid.
Idsinga, zegt hij nu, kón nog niet aan een plan B beginnen. De btw-verhoging kwam uit het hoofdlijnenakkoord, gesloten door de coalitiepartijen, en die waren in gesprek met Hans Vijlbrief. Vanuit het kabinet sprak Heinen met de D66’er. „Door dat proces wilde ik niet heen lopen.” Bovendien, zegt hij, had hij na 1 november nog genoeg tijd om een deal te sluiten met de oppositie, voorafgaand aan het politieke debat op 12 november.
Christelijke oppositie
Die vrijdag, als Heinen de wallen onder zijn ogen heeft staan, beantwoordt hij in een debat de vragen die de Tweede Kamer had over het Belastingplan. D66, zegt Vijlbrief, heeft niets meer gehoord van de coalitie en zet in het debat de laatste troef in. Als het kabinet niets doet op btw, zegt Vijlbrief, stemt zijn partij tegen het hele Belastingplan.
GroenLinks-PvdA is zéér kritisch op het Belastingplan. Ze zien een plan dat het kapitaal en de vermogenden steunt, en arbeid juist zwaarder belast. Op hun steun kan het kabinet niet rekenen. Blijft over: de route over rechts, of steun vergaren bij de confessionelen. Rond het overleg op vrijdag heeft Heinen contact opgenomen met de christelijke drie partijen, maar deals werden er nog niet gesloten.
De christelijke partijen bedachten een debat in het voorjaar al: eigenlijk moeten we samen optrekken. Met de SGP zou de route over rechts én de confessionele route via hen lopen. Maar aan een eisenpakket hadden ze nog niet gewerkt. Pieter Grinwis, financieel specialist van de ChristenUnie, maakt in het voorjaar al duidelijk dat de giftenaftrek voor hem belangrijk was: het punt waarop Heinen in augustus al op eigen initiatief bewoog. Maar niet genoeg, volgens Grinwis. En de SGP vindt dat het kabinet meer moet doen voor eenverdieners.
Het CDA komt met een voorstel. In een oppositieoverleg voorafgaand aan het politieke debat over het Belastingplan, in de kamer van Hans Vijlbrief, vertelt CDA-Kamerlid Inge van Dijk dat ze werkt aan een motie waarin ze de besluitvorming over btw uit wil laten stellen tot de Voorjaarsnota. Dat zou kunnen omdat de btw-verhoging toch pas in 2026 ingaat. Vijlbrief en Grinwis vinden het een goed idee.
De harde eis van de oppositie ligt er dan nog niet. Dat ontstaat vijf minuten voorafgaand aan het debat op dinsdag.
In de coulissen achter de grote debatzaal van de Tweede Kamer moppert Chris Stoffer bij Grinwis over zijn éénverdieners-amendement. Hij had contact met het ministerie, maar hij kreeg maar geen akkoord over de manier waarop hij zijn plannen wilde betalen. De SGP’er is klaar met het heen-en-weer-geschuif. „Ik dien ’m gewoon in”, zegt Stoffer.
En omdat er maar geen klap op werd gegeven, wil hij zelf duidelijkheid verschaffen. Zijn amendement, zegt hij tegen Grinwis, is een harde voorwaarde voor steun van het volledige Belastingplan. Grinwis stelt voor: laten we mijn amendement, over de giftenaftrek, hieraan koppelen.
Inge van Dijk (CDA) heeft in de uren voorafgaand aan het debat een gedachte die vergelijkbaar is met die van Stoffer. Zij zag de Eerste Kamer kritischer en kritischer worden en besloot óók: onze motie is voorwaardelijk voor steun aan het Belastingplan. Ze houdt niet van gooi- en smijtwerk met macht, zegt ze, maar ze heeft het gevoel dat ze niet anders kan. Grinwis en Stoffer stellen voor om de motie van het CDA ook in het mandje te gooien.
Vijlbrief (D66) doet niet mee aan de gezamenlijke voorwaarde: hij kon niet leven met het amendement over éénverdieners. Hij schuift later wel aan bij de overleggen, al is zijn partij in zetelaantal voor een meerderheid niet nodig.
De dag na het eerste deel van het debat, woensdag, begint het onderhandelen. D66, ChristenUnie, CDA en SGP bellen als groep met Eelco Heinen, de minister op speaker. Heinen kan, stelt hij voor, de btw op sport terugdraaien, zoals D66 en CDA bij de politieke beschouwingen aangaven te willen?
Donderdagochtend, vlak voor het debat hervat, probeert Heinen het opnieuw. Snapt hij het écht niet, denken de anderen, of probeert hij ons uit elkaar te spelen? Voor alleen het terugdraaien van de btw op sport is het te laat, reageert Van Dijk. De motie gaat over de hele btw-verhoging.
Zij schroeft de eisen juist op en vraagt om een wetsaanpassing voor de Eerste Kamer, waarmee de btw-verhoging uit de wet verdwijnt. Die vraag irriteert Heinen. „Jullie kunnen de boom in, dat weiger ik.” Hij gooit de hoorn op de haak en begint zonder deal aan het debat.
Coalitie
Bij de coalitie dringen de eerste signalen door dat het niet lekker loopt met het Belastingplan, na Idsinga’s optreden in de Eerste Kamer. „Het was zwak”, appt een senator een Kamerlid. „Na afloop was er nog minder steun voor het Belastingplan dan van tevoren.” De Eerste Kamer voelt zich niet serieus genomen. Maar Idsinga, denkt de coalitie, werkt vast aan een oplossing. Bij Idsinga’s vertrek blijkt dat niet zo.
De donderdag breekt aan. De dag dat de Tweede Kamer zal stemmen over het Belastingplan en Heinen de laatste vragen beantwoordt. Die ochtend komen de fractievoorzitters bij elkaar om aan een oplossing te werken. Henk Vermeer (BBB) bereidt voorafgaand op een van de rode bankjes bij de personeelsingang van de Tweede Kamer – met de zetelverdeler-app op schoot – het coalitieoverleg voor. „Even de laatste routes checken.”
In de ochtend spreekt de coalitie af op de beveiligde kamer van Geert Wilders. De aanwezigen krijgen koffie, op tafel liggen mini-chocolaatjes. Aan tafel: Wilders en Elmar Vlottes namens de PVV, Dilan Yesilgöz en Wendy van Eijk namens de VVD, Nicolien van Vroonhoven en Olger van Dijk namens NSC en Henk Vermeer en Caroline van der Plas namens de BBB. Van paniek is geen sprake, er klinken geen verwijten. Iedereen heeft door: als we deze horde niet nemen, stopt het hier.
De coalitie overweegt de harde route. Maar, zo is de analyse, dat risico is te groot. Idsinga heeft te veel kapot gemaakt, zegt een aanwezige. Het interesseert de oppositie niet meer.
In de Tweede Kamer begint het debat over het Belastingplan, maar de coalitie is er nog niet uit. Dat betekent: geen fiscaal woordvoerders van de coalitie in de zaal.
NSC probeert in het overleg, in de ogen van de rest, op punten in het Belastingplan die al waren afgesproken, terug te onderhandelen. Ze horen ook dat Van Vroonhoven contact had gezocht met de oppositie met de boodschap: hou jullie verzet vol, wij zijn ook tegen!
De aanwezigen concluderen dat de coalitie de CDA-motie moet steunen. Yesilgöz en Wilders vertrekken namens de coalitie naar Bontenbal (CDA). Minister Heinen is in het debat bijna aan de beurt.
Het lukt in de onderhandelingen met de oppositie om de btw-verhoging op hotels in stand te houden. Dat scheelt 1 miljard. De oppositie wil laten vastleggen dat het kabinet het zoeken naar een alternatief voor de overige btw-verhogingen als verplichting ziet. In de schorsing van het debat vindt daar overleg over plaats.
Na de schorsing belooft Heinen: het kabinet ziet het terugdraaien van de btw-verhoging op boeken, media, sport en cultuur als „verplichting”. Zo blijft btw in de wet, met de opdracht dat, voordat de maatregel ingaat in 2026, geld gevonden is waarmee de verhoging kan worden teruggedraaid.
Honderd procent garantie is dat niet. De oppositie beseft: de afspraak staat op de helling als het kabinet valt. Het kabinet schrijft deze vrijdag bovendien dat het geld dat nodig is om de btw-verhoging van tafel te krijgen, opgehaald moet worden met btw. Een erg nauwe interpretatie van de CDA-motie, vindt de oppositie. Zo kunnen nieuwe onderhandelingen beginnen.
Het doel van het razendsnelle offensief van rebellen in Syrië is om hoofdstad Damascus te veroveren en president Bashar al-Assad af te zetten. Dat zei rebellenleider Abu Mohammed al-Jolani in een vrijdag gepubliceerd interview met CNN. Inmiddels naderen de rebellen het strategische cruciale Homs.
Syrië zou niet moeten worden geregeerd door individuen, zegt Jolani in het interview met CNN. In plaats daarvan zou er „een door het volk gekozen raad” moeten komen. Ook moet een nieuwe overheid de rechten van minderheden in het religieus en etnisch diverse Syrië in de wet verankeren, aldus de militieleider. Veel toelichting op hoe dit vorm zou moeten krijgen, gaf hij niet.
Jolani leidt Hayat Tahrir Al-Shan (HTS), de belangrijkste militie binnen een coalitie van strijdgroepen die bezig is met een ongekende opmars richting Zuid-Syrië. Nadat rebellen vorige week Aleppo en donderdag de stad Hama op regeringstroepen veroverden, staan ze nu aan de poorten van Homs. Het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten meldt dat duizenden mensen de stad en het dreigende oorlogsgeweld ontvluchten.
Homs ligt op de weg naar Damascus en verbindt de hoofdstad met havenstad Latakia. Als Homs valt heeft het Assad-regime geen toegang meer tot de Middellandse Zee. Ook verontrustend voor Assad zijn berichten uit de Daraa-regio ten zuiden van Damascus. Het Syrisch Observatorium voor Mensenrechten meldt dat daar lokale gewapende groepen militaire posities en overheidsinstanties aanvallen.
Gematigd en tolerant leider
Jolani’s woorden van nu contrasteren met zijn daden uit het verleden en passen bij zijn transformatie. Als twintiger vocht hij nog met de radicaal-islamisten van Al-Qaida in Irak, om daarna leiding te geven aan diens aftakking Jabhat Al Nusra in Syrië. Maar de afgelopen jaren presenteerde Jolani zich als leider van HTS als een gematigd en tolerant bestuurder van Idlib en omgeving, een stad in het noordwesten van Syrië waar zijn militie al vijf jaar de baas is. Christenen mochten onder meer hun kerken herbouwen en terugkeren naar eerder onteigend land.
In die regio bracht HTS enige stabiliteit en dienstverlening, maar tegelijkertijd was er weinig ruimte voor oppositie en protesten. Mensenrechtenorganisaties trokken aan de bel over het vermeend neerslaan van demonstraties en marteling van dissidenten: een smet op het blazoen dat Jolani zo zorgvuldig probeert op te poetsen.
In het interview zegt Jolani dat incidenten van misbruik in de gevangenissen van HTS niet plaatsvonden „op orders of aanwijzingen” van het leiderschap van de groep. Betrokkenen bij deze incidenten zijn ter verantwoording geroepen, verzekerde Jolani. Ook zei de 42-jarige Syriër door de jaren heen inderdaad te zijn veranderd: „Een twintiger heeft een andere persoonlijkheid dan een dertiger, veertiger of vijftiger.” Dat is alleen maar menselijk, aldus Jolani.
Geloofwaardiger als alternatief
Veranderd of niet, de Verenigde Staten hebben nog wel een prijs van 10 miljoen dollar op het hoofd van Jolani staan. Ook staat zijn organisatie HTS op de Amerikaanse terreurlijst. Wel is het zo dat met de verovering van Aleppo en Hama, en de opmars richting Homs en Damascus, Jolani zich makkelijker kan presenteren als een geloofwaardig alternatief voor president Assad.
Verschillende analisten wijzen erop dat de rebellen waarschijnlijk zelf ook door hun eigen succes werden verrast. Hun oorspronkelijke doelen zouden een stuk dichter bij huis en minder ambitieus zijn. Maar nu het ze zo voor de wind gaat, lijkt Jolani in het interview met CNN een volgende stap te maken, van gematigde lokale bestuurder naar de leider van een populaire nationale verzetsbeweging. Vrijdag kreeg hij al een zetje van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan, die tegen journalisten zei te hopen dat „de Syrische oppositiegroepen” hun opmars tegen de overheidstroepen zullen voortzetten.