Wat vindt Nederland van het herbewapeningsplan van de Europese Commissie? Voorzitter Ursula von der Leyen deed dinsdag voorstellen waarmee het voor landen eenvoudiger wordt om geld te lenen voor uitgaven aan het defensieapparaat. Het gevoeligste deel van het voorstel is om gezamenlijk tot 150 miljard euro te lenen op de kapitaalmarkt.
Dat klínkt als Eurobonds, een soort Europese ‘staatsobligaties’ om op de internationale kapitaalmarkt geld mee te lenen. En daar was VVD’er en minister van Financiën Eelco Heinen altijd fel tegen. Een paar weken geleden zei hij nog dat landen zélf geld moesten vinden op hun begrotingen voor defensie-uitgaven. Toch is hij in zijn eerste reactie niet afwijzend. Hoe kan dat? Zes vragen.
1Wat zijn Eurobonds precies?
Het ligt eraan wie je het vraagt. De term Eurobonds is beladen en heeft geen duidelijke definitie. Expert (en voorstander van Eurobonds) Wim Boonstra, econoom aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, zou de leningen die Brussel aangaat Eurobonds noemen. De kern, volgens hem: niet een land, maar de Europese Commissie zelf leent geld van de kapitaalmarkt voor een gemeenschappelijk doel. In dit geval defensie.
Landen die lid zijn van de Europese Unie kunnen dat geld in het voorstel van Von der Leyen vervolgens weer van Brussel lenen, als dat nodig is.
Minister Heinen vindt dit voor zover hij het nu kan beoordelen geen Eurobonds. Hij wil pas van Eurobonds spreken, zei hij, als Nederland extra zou moeten betalen aan Brussel voor een nieuw instrument. Nu staat een al bestaande buffer op de Brusselse begroting garant voor de lening. Geld dat, hoewel Nederland daar ooit een deel van betaald heeft, al in Brussel ís. Op die manier is de Europese Commissie al vaker leningen aangegaan, zegt hij. Een officiële kabinetsreactie volgt.
2Hoe denkt de Tweede Kamer over het aangaan van gezamenlijke schulden?
Nederland was altijd kritisch. Twee weken geleden stemde de Tweede Kamer nog in grote meerderheid (103 zetels) voor een motie die het kabinet oproept vast te houden aan het standpunt dat Nederland niet instemt met Europese defensiebonds. De motie was ingediend door JA21 en de SGP en werd gesteund door de coalitie, SP, ChristenUnie en FVD.
Gezamenlijk lenen is interessant voor landen met een hoge rentestand. Doordat de hele unie garant staat, is de kans voor financiers dat ze hun geld terugkrijgen groter, en daardoor de rente voor hen lager. Nederland heeft een lagere rente dan dat gemiddelde en trekt door de garantstelling het Brusselse gemiddelde naar beneden.
Voor Nederland zelf is het niet direct voordelig, redeneren tegenstanders. In feite, zegt SGP’er Diederik van Dijk telefonisch, betaalt Nederland in zo’n geval mee aan de hogere rentelasten van andere landen. Tegenstanders vinden dat landen met een hoge rente betere keuzes op hun begroting moeten maken, waardoor hun staatsschuld zou afnemen en hun rente vanzelf lager wordt. Met een lagere staatsschuld ben je als land over het algemeen minder een risico voor geldverstrekkers.
Je beloont volgens hen landen voor een hoge staatsschuld door hen via Eurobonds gebruik te laten maken van een lagere rente.
Voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen. Foto Yves Herman/REUTERS Foto Yves Herman
3Wie is in de Nederlandse politiek voor gezamenlijke schulden en waarom?
GroenLinks-PvdA sprak zich eerder al uit vóór gezamenlijke defensieleningen, net als D66. Laurens Dassen van Volt is ook al langer voorstander en noemt de gedachte van de SGP wereldvreemd. Het voordeel van Eurobonds, zegt hij, is dat je ook een gezamenlijk plan kunt maken waarin je het geld kunt investeren. Landen die defensie alleen via hun eigen begroting financieren, hebben de neiging dat vervolgens in eerste instantie in nationale defensie-industrieën te investeren, verwacht Dassen.
Bovendien, zegt Dassen, zijn sommige investeringen zo groot dat een lidstaat dat niet alleen kan dragen. Denk aan inlichtingen, waarbij Europa volledig afhankelijk is van de VS. „Dat kost zoveel geld dat Nederland, België of zelfs Frankrijk dat niet alleen kan regelen.”
4Veranderen partijen door de geopolitieke situatie van mening over Eurobonds?
De deur is na dinsdag niet meteen dichtgesmeten. VVD en NSC zijn in principe tegen Eurobonds. Maar ze zeggen tegelijkertijd dat ze niet nu al willen zeggen wat wel en niet mag. Ook tekenend: VVD’er Aukje de Vries zei woensdagochtend alleen dat ze geen voorstander is van gezamenlijk lenen. De vraag of ze dan tégenstander is, ontweek ze.
Ook het CDA, eerder fel tegenstander, klinkt minder terughoudend. Net als financieel specialist Pieter Grinwis van de ChristenUnie woensdagochtend. Hij zei dat hij kritisch blijft op Eurobonds. Toch kan hij zich voorstellen dat nu naar het instrument gegrepen wordt.
In het buitenland is eenzelfde beweging gaande. Denemarken is geen tegenstander meer van defensiebonds. Ook de nieuwe bondskanselier in Duitsland Friedrich Merz heeft gezegd open te staan voor een debat over defensiebonds.
Die internationale ontwikkelingen kunnen ook de reden zijn dat Heinen welwillend is en een semantische discussie lijkt te starten. Voor de plannen van Von der Leyen is geen unanimiteit nodig, blijkt uit haar brief. Wellicht heeft Heinen al een snelle rekensom gemaakt en ziet hij niet genoeg tegenstanders van gezamenlijke leningen. Als Nederland mee wil blijven praten, is het zaak om niet te véél tegen te hangen, valt te horen.
5Zijn de defensiebonds vergelijkbaar met de coronabonds?
Europese economieën werden hard geraakt door de coronapandemie. Om dat te dempen werd een coronaherstelfonds in het leven geroepen. Dat was ook een gezamenlijke lening. Die werd alleen deels als gift uitgekeerd. De defensiebonds zullen waarschijnlijk een volledige lening worden.
Dat is nóg een reden waarom Heinen welwillender is: Nederland staat niet garant voor een gift van Brussel aan een ander land, alleen voor een lening.
6 Welke alternatieven zien Kamerleden?
Een aantal politieke partijen lonkt naar bevroren Russische tegoeden die in België staan gestald. Waarde: zo’n 200 miljard euro. Heinen waarschuwde dat de rente op dat geld gebruikt wordt om Oekraïne mee te steunen. En het is volgens Heinen nog niet duidelijk of confisqueren juridisch kan. Maar, zegt hij, hij staat overal voor open.
Door de veranderende wereldorde, met alle bijkomstige internationale spanningen, dreigt het thema klimaat naar de achtergrond te verdwijnen. Maar die kentering vraagt juist om een onafhankelijke, duurzame energievoorziening. En die biedt kansen om „de eigen geopolitieke machtspositie te versterken”.
Dat zegt de Raad van State, een onafhankelijk adviesorgaan voor regering en parlement, in een vijfjaarlijkse analyse van het Nederlandse klimaatbeleid. Die analyse is een verplichting uit de Klimaatwet.
De schuivende machtsverhoudingen in de wereld leiden tot „protectionisme binnen handelsblokken”, stelt de Raad. Met name wat kritieke grondstoffen (bijvoorbeeld belangrijke metalen en mineralen) betreft is Europa kwetsbaar en afhankelijk van het buitenland. De strijd tussen handelsblokken heeft daarom een „onmiskenbare” invloed op de klimaattransitie hier.
Zo heeft Europa nu te maken met hogere energieprijzen door het wegvallen van Russisch aardgas. Verder worden belangrijke aardmetalen en mineralen voor de energietransitie, zoals lithium en kobalt, vooralsnog amper hergebruikt. De circulaire economie komt traag op gang, veel sturend beleid ontbreekt.
Kabinet-Schoof
Maar de Raad ziet ook veel „positieve” ontwikkelingen. Afgelopen vijf jaar heeft het klimaatbeleid „steeds vollediger vorm gekregen”. Er is inmiddels een minister van Klimaat en kabinetten hebben ambities geformuleerd rondom zaken als klimaatrechtvaardigheid en circulariteit.
Toch is nog veel onzeker over de periode ná 2030. Het kabinet-Schoof moet plannen daarom concretiseren, zodat bedrijven en burgers kunnen rekenen op voorspelbaar beleid. Die onduidelijkheid ondermijnt investeringen en hindert de energietransitie.
De regering moet duurzame keuzes goedkoper maken dan niet-duurzame, adviseert de Raad
De route vooruit van het kabinet is „verdienen door te vergroenen”, oftewel: economische groei én minder CO2-uitstoot. Maar deze regering hakt te weinig knopen door om zekerheid te bieden op de langere termijn. In het Klimaatplan van het kabinet-Schoof worden „duidelijke, richtinggevende keuzes niet gemaakt”.
Want wat voor industrie wil Nederland? Kunnen bedrijven ongehinderd verder? Of is verandering noodzakelijk? Moeten sommige bedrijven stoppen zodat nieuwe, duurzame activiteiten de ruimte krijgen? Aan wat geeft het kabinet prioriteit?
Ook werken sommige groene plannen elkaar tegen of concurreren ze zelfs met elkaar. Welke gevolgen heeft de staatsdeelname in kerncentrales bijvoorbeeld voor de opwek van lokale, duurzame energie, vraagt de Raad zich af. En is meer elektrificatie nodig nu warmtenetten – om wijken aardgasvrij te maken – niet op gang komen? Uitblijvende of veranderende keuzes voor de ene techniek, hebben effect op de andere.
Lees ook
Houtskoolschetsen en praatkaarten: hoe gaat Nederland er in de toekomst uitzien?
Rechtszaken
De Raad is kritisch op de „wispelturige besluitvorming” van afgelopen jaren. Als voorbeeld noemt het adviesorgaan warmtepompen. Het kabinet schrapte het plan om die vanaf 2026 bij het vervangen van de cv-ketel te verplichten, terwijl bedrijven op verzoek van de vorige regering al flink in de pompen investeerden.
Ook werd de compensatie van Europese CO2-kosten voor industriebedrijven door het vorige kabinet stopgezet, om bedrijven te prikkelen sneller te verduurzamen. Uiteindelijk betaalde de vorige regering de compensatie toch (tijdelijk) uit, na kritiek van de industrie over een verslechterde concurrentiepositie met het buitenland.
Daarbij noemt de Raad klimaatbeleid „niet vrijblijvend”. Recente rechtszaken, zoals die tussen Milieudefensie en Shell, laten volgens de Raad zien dat „bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering een mensenrecht is” en dat moet worden dat „de rechter [moet] ingrijpen wanneer dit beleid tekortschiet”.
Goedkoop
Het Nederlandse klimaatbeleid gebruikt al jaren meer subsidies dan regels of belastingen om duurzaam gedrag te stimuleren. Te veel afdwingen lag ook bij vorige kabinetten politiek gevoelig. Maar subsidies werken vooral goed voor eenmalige (financiële) barrières, zoals een huis verduurzamen, maar voor langdurige gedragsverandering.
De Raad waarschuwt dat subsidies bovendien vooral terechtkomen bij „degenen die toch al het gewenste gedrag vertonen”. Wil het kabinet de klimaattransitie daadwerkelijk rechtvaardiger maken, zoals in het Klimaatplan staat, dan moet het nadenken over wat eerlijk is. Is dat ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’ of ‘de vervuiler betaalt’? Want wat als ‘de vervuiler’ een burger is met een kleine portemonnee die afhankelijk is van een auto?
Volgens het adviesorgaan zou het kabinet vaker regels en belastingen moeten aanwenden, zodat Nederlanders die verduurzaming wél kunnen betalen, dat ook doen. En de regering moet overwegen klimaatkosten voor lagere inkomens te compenseren. Zo kan klimaatbeleid eerlijker worden, wat het draagvlak vergroot.
Ook moet de regering duurzame keuzes goedkoper maken dan niet-duurzame. Alleen dan, zegt de Raad, veranderen mensen hun gedrag.
Klimaatminister
Verder doet de Raad een opmerkelijk voorstel. De minister van Klimaat is afhankelijk van andere bewindspersonen, die nu het laatste woord hebben over bijvoorbeeld woningbouw of verkeer. Maar de zeggenschap van de coördinerend klimaatminister moet worden uitgebreid, adviseert de Raad. Deze minister kan dan direct meebeslissen over wetten en klimaatgelden op andere ministeries.
Deze stevigere „coördinerende rol” en de steun van de minister-president als voorzitter van de ministerraad, moeten bewerkstelligen dat de „minister van Klimaat en Groene Groei haar positie wáár kan maken”.
Lees ook
PBL: coalitieakkoord schuift pijn door naar de toekomst
Sinds het aantreden van het kabinet-Schoof is het vertrouwen in de regering fors gedaald onder hogeropgeleiden. In het voorjaar van 2024 had 60 procent van hen vertrouwen in de regering, dit daalde in de (na)zomer naar 52 procent. Dat blijkt uit de nieuwe editie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven dat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dinsdag publiceert.
Opvallend is dat het vertrouwen onder hogeropgeleiden (hbo/wo) tijdens de onderzoeksperiode vorig jaar voor het eerst gelijk was aan dat van praktisch geschoolden. „Dat is opmerkelijk, omdat we structureel zien dat hbo- en wo-opgeleiden meer vertrouwen in de politiek hebben dan mbo- en vmbo-opgeleiden”, zegt SCP-onderzoeker Josje den Ridder.
Een laag vertrouwen in de regering is niet nieuw, maar de genoemde redenen veranderden wel deels. Zoals de slechte samenwerking binnen het kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB. „Dat is iets wat eerder niet spontaan genoemd werd”, zegt Den Ridder.
Een vrouwelijke respondent (64 jaar, hbo) zegt in het SCP-onderzoek bijvoorbeeld: „Deze regering is een ‘moetje’ zonder chemie. Ze besteden meer tijd aan elkaar afbranden dan dat ze constructief de vele problemen proberen aan te pakken.”
Lees ook
Hoogopgeleide zelfhaat
‘Onrealistisch’
Een tweede reden voor het lage vertrouwen die vooral door hbo- en wo-opgeleiden wordt genoemd, is de vermeende incompetentie van bewindspersonen. Een 27-jarige man (wo-opgeleid): „Ministers zijn minder capabel. Kennis van zaken is laag, plannen zijn onrealistisch en men is te veel bezig met populisme en heeft weinig bereikt.”
Gebrek aan daadkracht is een verklaring voor het lage vertrouwen. „Dat is niet nieuw, al sinds het kabinet-Rutte IV is een van de meest genoemde zorgen dat de politiek alleen met zichzelf bezig is”, zegt Den Ridder.
Ondanks de roep om daadkracht is de steun voor een autoritairder bestuur tijdens de (na)zomer van 2024 niet toegenomen. Van de Nederlanders vindt 28 procent dat het landsbestuur beter overgelaten kan worden aan een aantal sterke leiders. Dat percentage schommelt al sinds 2008 rond de 30 procent. Vooral mbo- en vmbo-opgeleiden, 55-plussers en PVV-kiezers blijken vaker voorstander van ‘krachtige leiders’.
Voorzichtig optimisme
Sommige ontevreden burgers hebben juist meer vertrouwen, vooral kiezers die zich eerder buitengesloten voelden. „PVV-stemmers die jarenlang het gevoel hadden politiek buitenspel te staan, voelen zich nu weer gehoord.”
Dat vertrouwen is wel wankel, waarschuwt Den Ridder. „Als resultaten uitblijven, kan deze tijdelijke opleving als een pudding inzakken,” zegt ze. „Beloftes van de verkiezingen moeten wel worden waargemaakt. Dat is afgelopen maanden nog niet gelukt en dat is onder meer waarom het vertrouwen onder vmbo- en mbo-opgeleiden na september daalt.”
Hoewel het vertrouwen in de politiek vorig jaar daalde, blijven Nederlanders positief over de stand van de economie: 78 procent geeft die een voldoende, 64 procent verwacht komende maanden geen verslechtering, blijkt uit het SCP-onderzoek. De economie en hoge welvaart worden door veel mensen gezien als sterke punten van Nederland.
Lees ook
‘Hoger opgeleiden zien veel meer polarisatie dan lager opgeleiden, en ze segregeren zich’
De zelfverklaard strenge saneerder en minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) moet zich na deze week behoorlijk eenzaam voelen. Hij lijkt nog de enige politicus die vasthoudt aan de begrotingsregels. Andere politici, inclusief van zijn eigen VVD, staan klaar met verlanglijstjes.
Dat werd duidelijk nadat het Centraal Planbureau deze week de economische vooruitzichten presenteerde. De ramingen vormen het startschot voor de onderhandelingen voor de Voorjaarsnota. Dat is een update van de begroting van dit jaar, maar vooral de belangrijkste vooruitblik op de volgende jaren.
De belangrijkste bevindingen: het gaat best goed met de economie en de koopkracht van Nederlanders. De armoede neemt af en het begrotingstekort is ook minder groot dan vooraf ingeschat. In absolute getallen ongeveer 8 miljard euro minder. Maar, waarschuwde het CPB ook: dat is géén reden om nu meteen geld uit te geven.
De politieke interpretatie van de economische vooruitzichten hield bij de meesten op bij: er is lucht. Investeren maar!
Ook bij coalitiepartijen. Geert Wilders (PVV) twitterde: „De hoogste tijd voor meer lastenverlichting voor de gewone man en vrouw.” BBB-Kamerlid Henk Vermeer: „Het begrotingstekort werd op 2,5 procent geraamd en blijkt nu 1,8 procent te zijn. Dat scheelt alleen al 7 miljard euro.” Hij wil de „extra financiële ruimte” strategisch investeren in een sterker Nederland, schrijft hij op de website van de BoerBurgerBeweging.
Maar zo simpel dat je kunt spreken van een meevaller van 7 á 8 miljard, is het niet.
Donald Trump
Allereerst is sprake van een fundamentele onzekerheid in de economische vooruitzichten. Het planbureau maakt die vette disclaimer, verwijzend naar president Donald Trump van de Verenigde Staten. Directeur Pieter Hasekamp, afgelopen woensdag: „Als morgen forse tarieven op Europese exporten worden ingevoerd, dan zal dat een negatief effect hebben op de Nederlandse economische groei”. Dat zat maar beperkt in de CPB-modellen, zei hij.
Het was nog geen halve dag uitgesproken door Hasekamp, of Trump kondigde importtarieven aan van 25 procent voor de Europese Unie.
De 8 miljard bestaat bovendien voor een groot deel uit geld dat op de plank blijft liggen, omdat ministeries het geld onder andere vanwege personeelstekorten niet uitgegeven krijgen. De problemen waarvoor dat geld nodig is, zijn echter niet weg. Dat geld moet het kabinet in veel gevallen later alsnog uitgeven, en is dus geen meevaller.
Gerrit Zalm
Het andere grote deel waaruit de 8 miljard bestaat: meer belastinginkomsten dan verwacht, omdat het goed gaat met de economie. Volgens de begrotingsregels, ooit in het leven geroepen door Eelco Heinens voorganger en voorbeeld Gerrit Zalm, moet de minister van Financiën met meevallers aan de inkomstenkant de schuld afbetalen. De onderliggende regel: inkomsten en uitgaven zijn gescheiden. Zodat de minister schulden kan maken als het slecht gaat met de economie, en de schuld afbetaalt als het goed gaat met de economie.
Die wettelijk vastgelegde begrotingsregels schrijven ook voor: bij de formatie wordt vastgelegd hoe inkomsten en uitgaven geregeld zijn voor de volledige regeerperiode. Daar wordt tussentijds in principe niet van afgeweken. De regels dwingen politici te sturen op langere termijn, en niet bij één meevallend tekortcijfer de plannen willen omgooien. Dat brengt rust en voorspelbaar beleid.
De coalitie heeft zich ook gecommiteerd aan deze begrotingsregels in het hoofdlijnenakkoord. Maar in politiek Den Haag hoor je niemand erover. Daar houden partijen rekening met een kabinetsval en een campagne, dit jaar nog. Dan is het prettiger om zo snel mogelijk de kiezer te helpen in de portemonnee.
Illustratief is dat Heinens eigen partij, de VVD, met een voorstel richting de Voorjaarsnota kwam waarmee het de vastgelegde plannen in het hoofdlijnenakkoord openbreekt. VVD, zo maakte het bekend, wilde minder uitgeven aan uitkeringen en ontwikkelingshulp dan in het akkoord afgesproken, om daarmee kinderopvang voor werkenden en de energiebelasting te betalen.
Lage staatsschuld
Wat ook niet helpt, is de historisch lage staatsschuld. Urgentie om de staatsschuld verder af te betalen ontbreekt daardoor, terwijl de coalitie wel voor grote financiële uitdagingen staat. Van defensie tot stikstof en van klimaat tot gemeentefinanciën.
Het maakt Heinens positie bijzonder ingewikkeld. Hij maakte het zijn missie streng te zijn en de uitgaven zo laag mogelijk te houden, ook met het oog op de toekomst. Naar verwachting stijgen de zorg- en sociale zekerheidsuitgaven vanwege de vergrijzing. In de afgelopen jaren, vindt Heinen bovendien, gaven kabinetten onnodig veel uit. Ook wijst hij regelmatig op de begrotingsregels.
Als de minister van Financiën zijn strenge imago waar wil maken, zal hij zijn hand op de knip moeten blijven houden. Terwijl het beeld is dat hij lucht heeft in zijn begroting, en de urgentie gevoeld wordt bij uitgeven.
Wat hebben we dan wél aan ramingen, als het toch allemaal zo onzeker is? Politici, zeggen economen, hebben een gezamenlijke basis nodig waarop ze plannen baseren. Wat zou helpen is een kabinet dat realistische plannen maakt en rekening houdt met de tekorten op de arbeidsmarkt, zeggen ze. Zo wordt voorkomen dat geld op de plank blijft liggen. En dat is beter voor de betrouwbaarheid van economische vooruitzichten.
En ondanks alle mitsen en maren valt uit de vooruitzichten ook te leren over ontwikkelingen op langere termijn. Een belangrijke les uit het rapport van de rekenmeesters: het gaat goed met de economie, doordat meer jonge mensen aan een bijbaantje beginnen en oude mensen langer blijven werken. Dat lijkt een blijvende economische opsteker.
Ogen lezen. Sami al-Ajrami is er een expert in geworden. Bij elk gesprek dat hij voert, bestudeert hij de ogen van zijn gesprekspartner. Hoe vaak iemand wegkijkt, of iemand dwars door hem heen kijkt. Sami zag het zo vaak gebeuren, bijvoorbeeld bij een neef na een zoveelste Israëlisch bombardement. Lege ogen, die verraden dat iemand het niet meer aankan. Het kan ‘shell shock’ zijn, een trauma, of iemand is gewoon helemaal dolgedraaid.
Er is nog een reden waarom Sami zich in ogen is gaan verdiepen. Het gaat hem ook om hemzelf. Secuur volgt hij hoe iemand kijkt in een gesprek, omdat hij wil weten of hij zélf gek is geworden. Mensen die zijn doorgedraaid, wéten dat meestal niet. Ze denken dat ze normaal zijn, terwijl hun omgeving wel beter weet. Dat heeft hij vaak genoeg gezien. Dat besef heeft hem wantrouwend gemaakt. Misschien doet iedereen wel alsof je nog dezelfde bent als vroeger, terwijl ze achter je rug om zeggen: ‘Wat verdrietig hè? Sami ook al.’
Is hij gek geworden? Is hij nog dezelfde die hij was vóór 7 oktober 2023, de dag dat de oorlog tussen Israël en Hamas begon? Is hij gebroken? Een antwoord heeft Sami nog steeds niet, vertelt hij nu. Hij telt hoe vaak hij huilt, piekert of dat te veel of te weinig is, denkt na of hij uitvalt naar mensen. Hij denkt, of hoopt, dat het meevalt. „Misschien ben ik helemaal dolgedraaid. Misschien wel niet. Graaf maar niet te diep in het hoofd van een Palestijn. Je vindt er altijd duisternis.”
Op 17 april 2024, hij was toen 57 jaar, werd Sami al-Ajrami opnieuw geboren, zoals hij het zelf noemt. Op die dag wist hij Gaza te ontvluchten, een half jaar na het begin van de oorlog. Sami is geboren in Gaza, is in alles aan het piepkleine gebied verbonden. Nu hij er weg is, lijkt het leven van toen ook verdwenen. Herinneringen zijn alleen nog vaag. Simpele dingen, zoals de naam van een stamcafé in Gaza-Stad, schieten hem niet te binnen. Gaza lijkt weg.
In Gaza was het leven zwaar, natuurlijk, maar Sami wist precies wie hij was. Hij werkte jarenlang voor de Palestijnse Autoriteit van president Mahmoud Abbas als ‘analist Israëlische zaken’. Na de gewelddadige machtsovername door Hamas in 2007 werd hij journalist voor Israëlische en buitenlandse media, waaronder, sinds 2010, NRC. Sami reed correspondenten rond, regelde interviews, vertaalde, en redde journalisten met gevaar voor eigen leven uit benarde situaties. Tijdens lange werkdagen raakten we in 2010 bevriend.
Waar ik nu mee worstel, de vraag wie ik ben, daar zit bijna iedere Gazaan nu mee
Nu zit Sami op zijn balkon in De Tiende Dag van Ramadan, anderhalf uur rijden ten oosten van Caïro. De stad is het Suburbia van Egypte, met groene parken, brede straten en veel rust. Een conservatief-islamitische stad ook, waar mensen zich traditioneler kleden dan in Caïro. Sami kijkt uit op de snel uitdijende stad, zijn goed verzorgde moestuin, en daarachter het eeuwige geel van de Egyptische woestijn. Hier, in zijn nieuwe huis, drinkt hij zijn ochtendkoffie en rookt hij zijn sigaret, net als hij deed in Gaza. En hier vraagt hij zich hardop af wie hij is zonder alles wat hem Sami maakte: zijn werk, zijn bezittingen, zijn familie en vrienden. En zijn geheugen. De koffie en het uitzicht kalmeren hem, zegt hij.
Talloze koffies en sigaretten later heeft hij het antwoord nog steeds niet. Na zijn vlucht was hij een tijd stil, hij kon niet over zijn oorlogservaringen praten. Na enkele maanden ging hij schrijven. Hij schreef een verslag van de oorlog tussen Israël en Hamas, De sleutels van het huis, dat deze week in Nederlandse vertaling verschijnt. „Deze oorlog gaat niet alleen om de doden, de bommen, of de honger. Het is ook een oorlog om onze identiteit. Waar ik nu mee worstel, de vraag wie ik ben, daar zit bijna iedere Gazaan nu mee.”
Sami denkt aan de succesvolle zakenman die hij in de periode van de zwaarste bombardementen van de Gaza-oorlog tegenkwam op het strand van Rafah. Het was een van de laatste toevluchtsoorden om nog te schuilen voor Israëlische bommen. „Het was een man met een enorme status. Opeens was hij niemand meer, en zat hij daar, trillend van kou en honger in zijn tent, zijn Mercedes slordig achtergelaten. Of ik zag de eigenaar van een restaurant in Gaza-Stad die ooit zo trots was op haar plek, smekend op het strand om pitabroodjes om in leven te blijven.” Niemand hield meer doodsoorzaken bij, maar Sami zegt dat veel mensen zijn gestorven aan een gebroken hart.
Sami al-Ajrami (1967) heeft een zachte stem en een zachtaardig voorkomen. Maar hij weet wat hij wil. Hij regelt zijn zaakjes zelf, en eist in ruil autonomie op: hij doet de dingen zoals hij het zelf wil. Dat was altijd al zo. Hij trouwde, een gearrangeerd huwelijk, en kreeg een tweeling, de nu 20-jarige Ruba en Bisan, maar voelde zich diep ongelukkig en scheidde na enkele jaren van zijn vrouw. Hij is overtuigd atheïst. Geloof brengt alleen maar ellende, is zijn overtuiging. Hij drinkt alcohol. En hij spreekt vloeiend Hebreeuws, de taal van de vijand.
Sami al-Ajrami met de Italiaanse vertaling van zijn boek De sleutels van het huis.Foto Fatma Fahmy
Met hulp van een studieboek leerde Sami zichzelf deze taal in de jaren negentig. Zo kon hij in Tel Aviv in de bouw werken, Gaza was toen nog niet afgesloten van de buitenwereld. Zijn talenkennis leverde hem later een baan op bij de Palestijnse Autoriteit, en als correspondent voor Israëlische media – totdat Hamas het hem verbood. Vaak heb ik hem luid bellend in het Hebreeuws over straat zien lopen in Gaza, tot verbijstering van voorbijgangers.
Sami groeide op in het vluchtelingenkamp Jabalia, in het noorden, één van de meest gebombardeerde plekken van Gaza. Zijn grootouders waren bedoeïenen uit de buurt van Beër Sjeva, nu Israël. In 1948, toen Israël werd gesticht, werden ze met hun zes kinderen verjaagd naar Jabalia. In Sami’s geboortejaar 1967, toen Israël in de Zesdaagse Oorlog ook de Westelijke Jordaanoever bezette, vluchtten opnieuw honderden Ajrami’s naar Gaza. De clan bestaat nu uit zo’n zevenduizend familieleden, met een eigen bestuur en een mukhtar (een clanhoofd), eigen rechtspraak, zelfs een eigen straat in Jabalia, Ajrami Street, waar ook Sami’s familiehuis gebouwd werd.
Het drama van Sami, en van de Palestijnen in Gaza, begon niet op 7 oktober 2023. Gaza is volledig geïsoleerd sinds 2007, met muren, hekken, uitkijktorens en drones. Zoals iedere Gazaan leefde hij in een permanente angst voor zijn leven. De laatste oorlog was zijn vierde, en tel daar een burgeroorlog, twee Intifada’s (opstanden) en vrijwel dagelijkse luchtaanvallen bij op. Zijn dochter Bisan verloor in 2012 drie vingers van haar rechterhand bij een Israëlische luchtaanval. De gebeurtenis heeft zijn beide dochters diep getraumatiseerd. Nooit kon Sami zijn kinderen veiligheid bieden.
En altijd is er de dictatuur van Hamas, die mensen bang maakt. „Gazanen praten nooit openlijk over politiek, maar de frustratie loopt al zeventien jaar op. Hamas doet niets voor de eigen bevolking, speelt alleen maar dit macabare spel met Israël. Wij betalen de prijs met onze levens, onze veiligheid. Ze hebben nooit iets voor de bevolking gedaan, ze hebben geen weg aangelegd of school gebouwd, dat gebeurt alleen maar met hulpgeld. En de schaarse goederen die binnenkomen, zijn onbetaalbaar omdat we er hoge belastingen over moeten betalen. Als je er openlijk iets van zegt, schieten ze je in de benen of beland je in de gevangenis. Ze misbruiken de islam om kritiek onmogelijk te maken. De meeste mensen zijn diep religieus in Gaza, daar speelt Hamas op in.”
En hoe leefde hij, als atheïst, onder een conservatief-islamitische dictatuur? Sami neemt een extra lange trek van zijn sigaret, en kijkt lang voor zich uit. Dan zegt hij: „Ik heb mijn gemeenschap van vrienden en familie, zij weten dat ik niet geloof. Maar over religie praten in Gaza doe je niet, je uit je diepste gedachten nooit in het openbaar. Het is gevaarlijk.”
Sami is hier zo in getraind dat hij zijn atheïsme, in De Tiende Dag van Ramadan, goed kan verbergen. Hij haalt een paar keer per week eten bij een uitdeelpunt voor arme stadbewoners verderop in de straat, vooral om een sociaal netwerk te bouwen. Mensen kennen hem daar als ‘de Palestijn’. Hij helpt buren met klusjes en geeft ze ideeën om van hun voortuin een moestuin te maken. Hij wijst vanaf zijn balkon de moestuinen aan die onder zijn toezicht zijn aangelegd. Overal in de straat zijn mensen aan de slag gegaan met plantjes en irrigatiesystemen. „In Gaza hebben we geleerd iedere vierkante meter te benutten om ruim twee miljoen inwoners te voeden. Jullie verbouwen niets, waarom gaan jullie Egyptenaren zo slordig met jullie ruimte om?”
Sami houdt van land bewerken. De laatste keer dat hij echt gelukkig was, was hij aan het werk op zijn akkertje in het noorden van Gaza. Dat was op de avond van 6 oktober 2023. Sami had al zijn spaargeld gestoken in zijn langgekoesterde droom: een eigen stuk grond van vijfhonderd vierkante meter, waarop hij groente kon verbouwen en een huis kon bouwen, vlak bij de grens met Israël. Die dag had hij gewerkt aan het huis, met de buurman gekletst en gelachen. Het was laat geworden.
Op de vlucht
Het is gevaarlijk om te dromen in Gaza, zegt Sami nu. In de vroege ochtend van 7 oktober werd hij wakker van harde dreunen. Hamas stak de grens met Israël over en richtte daar een bloedbad aan. Ondenkbaar, dacht Sami altijd. Zelfs nu, een jaar en vier maanden later, kan hij het nog bijna niet geloven. „Iedere geit die te dicht bij de afscheiding kwam grazen, werd meteen doodgeschoten dankzij een volledig geautomatiseerde grensbewaking. En nu was er gewoon niemand om ze te stoppen.” Aan Israëlische zijde vielen 1.139 doden, het merendeel burgers. Ruim tweehonderd mensen werden als gijzelaar naar Gaza ontvoerd.
De Israëlische bommen vielen al snel overal in Jabalia. Sami wist dat de oorlog lang zou duren en hij besloot met zijn familie te vluchten naar het zuiden, waar het hopelijk veiliger was. In Deir al-Balah had zijn zus Sanaa een groot vakantiehuis laten bouwen, dat de familie ‘het chalet’ noemde. Het huis puilde al snel uit: driehonderd familieleden vonden er een plek. Iedereen kreeg een taak om de familie in leven te houden. Vrouwen moesten op zoek naar brood, kinderen moesten drinkwater zien te vinden of op de kleuters passen. Sami en de andere mannen moesten brandstof bij elkaar zien te scharrelen.
De dood was overal. Bommen vielen op drukke markten, scholen, op vluchtwegen. Op advies van Sami was een deel van zijn familie vanuit het belaagde noorden naar een ander huis in Deir al-Balah gevlucht. Juist dat huis werd kort daarop gebombardeerd, veertien familieleden kwamen om het leven. Sami zag de lichamen in het ziekenhuis liggen toen hij er als journalist verslag van deed. Zijn achteraf verkeerde advies kwelt hem tot vandaag.
Erger dan de dagelijkse angst voor de dood was de honger. Er was voor de volwassenen maar voldoende voor één maaltijd per dag, meestal rijst en bonen uit blik. Het ontbijt bestond uit thee zonder suiker. De maaltijd moest zo laat mogelijk gepland worden, zodat niemand met al te veel honger naar bed zou gaan.
Een maand na zijn vlucht naar Deir al-Balah nam Sami het besluit verder naar het zuiden te trekken. Hij kon niet werken in het overvolle familiehuis, en veilig was hij er nooit. Met zijn dochters trok hij in bij zijn vriend Said in Khan Younis, zijn familieleden bleven achter. Het huis werd een verzamelplek voor de progressieve vriendengroep van Sami, onder wie zijn goede vriendin Fatma Ashour, een bekende mensenrechtenadvocaat. Met twee vrienden nam hij de dagelijkse leiding van het huis op zich, en probeerde hij het schaarse voedsel eerlijk te verdelen.
Ook in Khan Younis waren Sami en zijn dochters niet veilig. „Vanaf het begin was me duidelijk dat we nooit echt konden vluchten”, zegt Sami nu. „Dit was nooit een oorlog tegen Hamas. Het was een oorlog tegen ons, en ons bestaan. Overal vielen burgerdoden, huizen waar geen Hamas-leden woonden werden aangevallen, een miljoen burgers uit het noorden sloeg op bevel van Israël op de vlucht naar het zuiden. Het was geen bijkomstigheid van de oorlog, het was naar mijn overtuiging juist het punt. Ons bestaan werd uitgewist, alles wat aan ons leven voor 7 oktober herinnerde. We zijn in die maanden van onze identiteit beroofd.”
Hamas doet niets voor de eigen bevolking, speelt alleen maar dit macabere spel met Israël
Bij een luchtaanval op Khan Younis raakte Sami gewond. Hij lag zoals altijd buiten te slapen, toen alle ramen van zijn huis sprongen door een knal dichtbij. De scherven kwamen in zijn been terecht. Als door een wonder werd zijn dochter Bisan, die naast een raam sliep, gespaard. Het gordijn viel op haar, waardoor de glasscherven haar niet raakten. Korte tijd later sloegen Sami en zijn dochters opnieuw op de vlucht, ditmaal naar een huis in Rafah, de zuidelijke stad waar het grootste deel van de Gazaanse bevolking inmiddels opeengepakt leefde. Het huis zat met 29 vluchtelingen stampvol.
Elke dag brokkelde de sociale samenhang daar verder af. Bendes liepen op straat om mensen te beroven, gezag was er allang niet meer. Vriendschappen gingen verloren omdat er gevochten werd om voedsel, een goede schuilplaats of een beetje brandstof. Sami was als gescheiden vader altijd een eenling in Gaza, maar opeens zag hij overal mannen hun vrouw verlaten omdat ze niet meer tegen de druk konden, of vrouwen van huis weglopen omdat ze geslagen werden door hun echtgenoot.
Familiebanden scheurden. Juist sinds de machtsovername door Hamas in 2007 waren families weer hechter geworden, zegt Sami, omdat niemand Hamas vertrouwt. De Ajrami-clan had een eigen ordedienst, rechtspraak en studiebeurzen. Maar familieleden raakten elkaar kwijt in de chaos, en iedereen werd elkaars concurrent. Op zijn balkon in Egypte zegt Sami: „Deze oorlog heeft het fundament van Gaza verwoest. De onderlinge solidariteit is weg. Ook de mensen die er nog zijn, kunnen nooit meer terug naar hun oude bestaan.”
Op een avond in januari 2023 stond een familie op de stoep bij Sami. Een echtpaar, vier kinderen en een stokoude vader smeekten om opvang. Sami moest de familie wegsturen, ook nadat de man hem snikkend in de armen was gevallen. „Er was echt nergens meer eten te vinden. Zelfs de blikken met witte bonen, die ons zo lang in leven hadden gehouden, waren nergens meer te vinden. De hele dag discussieerden we over hoe we zuiniger konden omgaan met wat we nog hadden.” Sami gaf de familie een rol plastic mee, bedoeld om de ramen, gesprongen na explosies, mee dicht te plakken.
Begin februari 2024 verloor Sami zijn vader Mohamed. Hij had alzheimer, was angstig omdat hij niet begreep waarom hij op de vlucht was, en kreeg koorts. Het ziekenhuis stuurde hem weg, er waren te veel gewonden. Hij stierf een paar uur later. Een fatsoenlijke begrafenis was er niet. Sami heeft geen afscheid kunnen nemen.
Uiteindelijk heeft Sami geluk gehad, zegt hij. Het lukte hem gebruik te maken van de allerlaatste mogelijkheid om Gaza nog te verlaten. De grensovergang met Egypte was allang gesloten. Maar wie vijfduizend dollar per persoon betaalde aan het Egyptische bedrijf Hala, een ‘reisbureau’ dat nauwe banden heeft met de Egyptische overheid, kon de papieren voor een overgang krijgen. Dankzij buitenlandse vrienden en collega’s die geld ingezameld hadden, konden zijn dochters in maart 2024 en hijzelf in april vertrekken. Vanuit Rafah werd een bus naar Caïro geregeld. Zijn dochters kregen een tijdelijk visum voor Nederland, hij een tijdelijke status in Egypte.
Klein Gaza
Tot voor kort was visrestaurant Abu Hassira een begrip in Gaza-Stad. Het restaurant was beroemd om de pittige en kruidige manier waarop de vis wordt klaargemaakt. Zoals vrijwel alle restaurants ligt Abu Hassira in puin. Maar de eigenaar wist te ontkomen naar Caïro, en opende daar onlangs een nieuw restaurant met dezelfde naam, en hetzelfde recept. Het fel verlichte restaurant zit op deze donderdagavond in februari vol.
Sami en Fatma Ashour, de mensenrechtenadvocaat die eveneens wist te ontsnappen, gaan er deze avond ook eten. Ze wijzen naar de andere tafels en bespreken wie ze zien. Het zijn bijna allemaal Gazanen. Aan de muur hangt Palestijns borduurwerk. Op de televisie zendt Al Jazeera de overdracht uit van vier zwarte doodskisten door Hamas aan het Rode Kruis. Het valt Sami op hoe weldoorvoed de militanten van Hamas zijn, terwijl de honger zo groot is in Gaza. „Ze stelen hulpgoederen, ze verrijken zich met belastingen. Ze zorgen alleen maar voor zichzelf.”
Sami al-Ajrami met Fatma Ashour, de Gazaanse mensenrechtenadvocaat die ook uit de Gazastrook wist te ontsnappen, in Caïro.
Foto Fatma Fahmy
In Caïro zijn sinds 7 oktober 2023 zeker 100.000 Palestijnen uit Gaza terechtgekomen. Ze leven in grote onzekerheid en meestal zonder geldige papieren. In Nasr City woont een groot deel van de Palestijnse gemeenschap. Klein Gaza, noemen sommigen de gemeenschap. Ze zoeken elkaar op in Abu Hassira.
Toen ze samen in Gaza op de vlucht waren, vertrouwde Fatma, een vrouw van 41, op Sami. „Hij was een journalist, kon analyseren, hij zou wel weten wat de beste strategie was. Sami kan bovendien goed organiseren, gaf iedereen iets te doen.” Wat moest Fatma in het huis doen? Ze schateren het allebei uit. Fatma is zo onhandig, zegt ze zelf, dat de anderen haar het liefst zo min mogelijk te doen gaven.
Net als Sami leerde ook Fatma goed naar iemands ogen te kijken. Zo polste ze elk moment van de dag of Sami bang was. Meestal kon hij haar geruststellen. Op één keer na. Fatma: „We hoorden het zoemende geluid van een drone dichtbij, een quadcopter die gezichten kan identificeren en mensen daarna kan doodschieten. Ik vroeg Sami: wat is dit voor geluid? Zijn we veilig? En Sami zei maar: ‘Ja, hoor, ja.’ Maar ik zag aan zijn ogen dat hij doodsbang was.”
Sami: „Ik dacht dat het voorbij was. Het gebeurde in een tijd dat Israël actief op zoek was naar journalisten. Ik voelde me bedreigd en opgejaagd, en wist dat ik jullie in groot gevaar bracht met mijn beroep. Ik kon niet liegen.” Volgens The Committee to Protect Journalists zijn er tussen 7 oktober 2023 en 20 februari 2025 170 journalisten en medewerkers van media in Gaza, Westelijke Jordaanoever, Libanon en Israël omgekomen door geweld.
Hoe goed de vis ook smaakt in Abu Hassira, hoe fijn het uitzicht op zijn balkon ook is, Egypte is niet Sami’s land. Egypte speelt een ingewikkeld spel als het om Gaza gaat. De grens is meestal gesloten. Gevluchte Palestijnen krijgen te maken met achterstelling en discriminatie. Tijdelijke visa worden niet verlengd, waardoor ze geen recht op onderwijs of zorg hebben. Groot was de schrik bij de Egyptische regering toen de Amerikaanse president Donald Trump onlangs zei dat de ruim twee miljoen Palestijnen in Gaza maar naar Egypte en Jordanië moesten, zodat projectontwikkelaars van Gaza een ‘Rivièra’ konden maken. Egypte heeft nu het initiatief genomen voor een ‘vredesplan’ dat Gaza met hulp van de internationale gemeenschap weer moet opbouwen.
Aan tafel hebben Sami en Fatma het erover. Kunnen ze ooit terug? Sami: „De meeste Gazanen hier willen terug. Ze willen hun huis opnieuw opbouwen, opnieuw beginnen met hun leven. Maar ik heb er geen vertrouwen meer in. Alles ligt in puin. Ja, zegt iedereen, maar dan bouw je het toch weer op? Maar dan wordt het weer verwoest. En daarna weer. Ik ben niet alleen al mijn bezittingen kwijtgeraakt, maar ook alle motivatie om nog iets te doen.”
Fatma: „Ik zou niet gedwongen willen worden te wonen waar ik woon, zoals nu. Ik wil terug naar Gaza, om dan uit vrije wil naar Egypte terug te keren.” Ze lacht. Maar ze zegt ook: „In Gaza heb ik mijn baan, die betekent heel veel voor me, mijn status. Ik vul hier mijn dagen ook wel, met een taalcursus en zwemles. Maar ik ben niet wie ik was in Gaza.”
Sami maakt plannen om in Egypte te blijven. Hij wil een stuk land kopen om groente en fruit te verbouwen. Hij wil nieuwe dingen proberen, zegt hij, maar niet meer in Gaza.
Sami en Fatma gaan voor een laatste waterpijp naar nóg een beroemde naam uit Gaza: het hippe café Jouzoor (‘wortels’). In Gaza zat hier de jonge elite van Gaza-Stad, mannen en vrouwen door elkaar. Ook de eigenaar van dit café, de zakenvrouw Mona Ghalayini, is naar Caïro gevlucht en heeft in een nieuw winkelcentrum haar verwoeste zaak heropend. Ghalayini schuift aan en rookt een waterpijp mee. Aan haar jas hangt een klein sleuteltje, het symbool van de verdrijving van de Palestijnen in 1948, en van het recht om ooit terug te keren. „Zoals de sleutel een symbool van hoop en onverzettelijkheid is, is mijn café dat ook.”
Het herboren café is opnieuw een ontmoetingsplek voor jonge Palestijnen. En Mona Ghalayini praat er vol trots over. Israël heeft al haar bezit, waaronder het luxe al-Deira Hotel aan de kust, platgebombardeerd. Maar in Egypte, zegt ze, is ze gewoon opnieuw begonnen. „Ik werk graag hard”, zegt ze. „Waar ik ook maar naartoe ga, daar zet ik mijn wortels in de grond, en maak ik er een succes van. Daarom heet dit café zo.”
Als we weglopen, zegt Sami: „Mona is dapper, maar er ligt een steen op haar hart. Ze is diep getraumatiseerd na het verlies van haar levenswerk.”
Sami is de wrange ironie van de geschiedenis niet ontgaan. De generatie van zijn ouders en grootouders werd verdreven in 1948. De meesten droegen daarna levenslang een sleutel met zich mee als herinnering aan een terugkeer, ooit. Ook Sami deed een sleutel in zijn binnenzak toen hij zijn familiehuis verliet en op de vlucht sloeg. Het huis zal hij nooit meer zien, dat is vernietigd door het Israëlische leger.
De sleutel die hij meenam, en zoveel Gazanen met hem, ziet hij ook als een vloek voor de generaties boven hem. „Ons verhaal, ónze sleutels, zorgen ervoor dat hun verhaal alleen maar verder in de geschiedenis verdwijnt. De Nakba, de tragedie van 1948, hoort bij de Palestijnse identiteit. Maar ook dat deel van onze identiteit is weer wat meer van ons afgenomen, zo voelt het.”
Sami heeft de huissleutel weggelegd, in een doos onder in de kast.
Als je het zo vaak hoort, kun je het vanzelf gaan geloven: het heeft geen zin om een baan te zoeken vanuit de bijstand. Je inkomen zal er niet of nauwelijks door verbeteren. Ook landelijke politici zeggen graag: werken loont niet in Nederland.
Maar het klopt niet, zegt Tim Versnel (VVD), wethouder werk en inkomen in Rotterdam, in zijn werkkamer in het stadhuis. „Deze schadelijke mythe moet zo snel mogelijk de wereld uit.” Hij ontdekte kort na zijn aantreden, drie jaar geleden, dat het veel bijstandsgerechtigden in zijn stad ontmoedigt. Versnel: „Ze denken: waarom zou ik gaan werken?”
Honderden euro’s meer per maand
Versnel vroeg ambtenaren om berekeningen te maken, en die lieten zien: bijna altijd ga je er met een baan op vooruit. „Je hoeft er niet eens voltijds voor te werken”, zegt Versnel. „Ook bij een werkweek van 26 uur gaat het vaak om honderden euro’s extra per maand. Dat is toch waanzinnig? Het is belangrijk dat iedereen dat weet.”
Daarom krijgen Rotterdammers in de bijstand nu voorgerekend hoe hun inkomen verandert als zij aan het werk gaan. Een complete, persoonlijke berekening, waarin ook alle effecten van het salaris op bijvoorbeeld toeslagen, gemeentelijke regelingen en alimentatie worden meegenomen.
Dat werkt motiverend, zegt ook ambtenaar Ikram Benabdelouahhab, die als ‘werkcoach’ Rotterdammers in de bijstand begeleidt. Mensen hebben vaak meerdere redenen om geen baan te zoeken, vertelt Benabdelouahhab in een gemeentekantoor in de wijk Feijenoord. „Maar ook dan helpt het voor mensen als ze zien dat werken méér loont dan zij dachten.”
Zoals voor de 46-jarige vrouw die nu naast de werkcoach aan tafel zit om haar verhaal te vertellen. Zij zat met een burn-out in de bijstand toen Benabdelouahhab de berekening voor haar maakte. De vrouw was mentaal nog niet toe aan een baan, maar nu zag ze dat ze met een baan „meer, veel meer” inkomen zou krijgen dan ze dacht, zelfs in deeltijd.
Het gaf haar een duidelijk doel. „Ik wist dat ik niet meteen morgen uit de bijstand kon zijn”, zegt ze, „maar er kwam een soort vuur in me: ik ga uit die uitkering”. Een printje van de berekening hing ze thuis op de koelkast en geleidelijk ging ze meer uren werken. Tot ze geen uitkering meer nodig had.
Angst voor verandering
Wat Benabdelouahhab vaak ziet, zeker bij mensen die al lang in de bijstand zitten, is angst. „Angst voor verandering.” Moet ik straks toeslagen gaan terugbetalen? Raak ik mijn salaris kwijt aan de dure kinderopvang? De bijstand is misschien niet hoog, zegt de werkcoach, maar „je hebt wel zekerheid over wat je krijgt”.
Ook wethouder Versnel heeft dat vaak gehoord van bijstandsgerechtigden. „Mensen zijn bang dat hun inkomen heel wiebelig wordt. Als je dan ook nog twijfelt of je er onder de streep op vooruitgaat, dan is het best begrijpelijk dat je je afvraagt: waarom zou ik die stap zetten?”
Waar die mythe vandaan komt, vindt Versnel „een moeilijke vraag”. Feit is dat vooral VVD-leider Dilan Yesilgöz vaak, zeker de laatste weken, verkondigt dat werken niet loont. Een maand geleden presenteerde haar partij een ‘agenda voor werkend Nederland’, met onder meer plannen om de overheid meer geld te laten uitgeven aan werkenden, en minder geld aan mensen in de bijstand.
Bij de presentatie daarvan zei ze dat je „met niets doen meer geld kunt krijgen dan met hard werken”. In tv-programma Dit is Tijs zei ze: „Niet werken wordt meer beloond, dat is wat je nu ziet.”
Draagt Versnels partijgenoot daarmee niet bij aan de mythe die de wethouder zo schadelijk vindt? Versnel is niet van plan om zijn partijgenoot af te vallen. Er is één groep, zegt hij, voor wie een baan nemen nog niet loont. „Een echtpaar dat samen in de bijstand zit, is daar beter af dan als één van hen gaat werken. Dan verliezen ze allebei hun uitkering en krijgen ze er maar één klein loon voor terug.” En, zegt de wethouder: mensen die eenmaal een baan hebben, houden er vaak te weinig geld aan over als zij meer uren gaan werken, bijvoorbeeld doordat zij daardoor minder toeslagen krijgen.
Minimumloon
Dus er is inderdaad een probleem, volgens Versnel. „Méér werken loont onvoldoende. Maar wéér werken loont. Het scheelt bijna een letter, maar die is cruciaal.”
Het is de verantwoordelijkheid van politici, zegt Versnel, om precies te formuleren. „We moeten niet zeggen dat aan het werk gaan vanuit de bijstand niet loont, want het tegendeel is waar. We hebben het hier natuurlijk uitgebreid over gehad in de partij, ook met Dilan erbij.”
Aan het werk gaan zou nog wel meer mogen lonen, vindt ook werkcoach Benabdelouahhab. „Bijvoorbeeld door het minimumloon op te schroeven.” Het verbaast haar dat fysiek zwaar werk, „waarbij je in zeven tot tien jaar je rug verslijt”, vaak nauwelijks meer oplevert dan het minimumloon.
Maar de werkcoach ziet ook hoe mensen kunnen opbloeien zodra ze weer werken. „Ik kreeg een heel leuk bedankje van een vrouw die achttien jaar in de bijstand had gezeten.” Ze had veel last van migraine en rugpijn. „Maar mede doordat ze zag hoeveel ze er financieel op vooruit zou gaan, is ze in kleine stapjes weer aan het werk gegaan.”
De klachten van de vrouw zijn nooit helemaal verdwenen. „Maar dat ze weer meedeed in de maatschappij en minder tijd had om stil te staan bij haar problemen, hielp haar wel om fysiek sterker te worden”, zegt Benabdelouahhab. „Ze zei: als ik dit achttien jaar eerder had geweten, was ik nooit zo lang in de bijstand gebleven.”
Iedere dag valt het woord minstens tien keer in de vergaderzalen van de Tweede Kamer. Gaat het over het ravijnjaar in de gemeentefinanciën, dan hopen wethouders dat het kabinet geld vindt in de Voorjaarsnota. Toch niet bezuinigen op de brandweer? Voorjaarsnota. En om de klimaatdoelen alsnog te halen, belooft de klimaatminister die moeten worden gefinancierd via de… Voorjaarsnota!
Al sinds de kabinetsinstallatie in de zomer van 2024 zingt het rond in Den Haag: het voorjaar van 2025 wordt spannend. Dán moet het kabinet komen met een ingewikkelde Voorjaarsnota. Dat is een update van de begroting van dit jaar, maar vooral de belangrijkste voorzet voor de begroting van 2026 en daaropvolgende jaren.
De lijst met door het kabinet opgespaarde problemen was al lang. En het was al hoogst onzeker of voor alle problemen dit voorjaar een oplossing zou worden gevonden. Afgelopen weken voegden drie coalitiepartijen daar hun eigen wensen aan toe, die vooral gaan over de financiën van huishoudens.
Intussen haalt de geopolitieke werkelijkheid het kabinet in. Defensie vraagt op termijn om grote investeringen om het mogelijke wegvallen van de VS als militaire steunpilaar op te vangen, dat dringt nu ook door in Den Haag. Premier Dick Schoof leek toehoorders bij de persconferentie vrijdag aan het verstand te willen brengen hoeveel dat kost. „U moet begrijpen”, zei hij over het verhogen van de NAVO-norm – die in een percentage van de economie wordt uitgedrukt: „elke tiende van een procent, is ongeveer 1 miljard euro.”
Kabinetsval
Na aanstaande woensdag kunnen de onderhandelingen over de Voorjaarsnota beginnen. Het Centraal Planbureau presenteert dan de economische vooruitzichten. De rekenmeesters beschrijven hoe het gaat met de Nederlandse economie en hoe het tekort op de begroting wordt ingeschat. Minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) leert zo hoeveel financiële ruimte hij heeft.
Over de ramingen van het Centraal Planbureau is overigens discussie in de coalitie. NSC stelt dat het verwachte begrotingstekort te somber wordt ingeschat, waardoor bij het opstellen van plannen onnodig weinig geld te verdelen is. In het hoofdlijnenakkoord is juist afgesproken dat bij een geraamd begrotingstekort boven de 3 procent maatregelen genomen moeten worden. Bij voorkeur door te bezuinigen.
Wat de VVD betreft gaat de coalitie ook bij de Voorjaarsnota al spreken over defensie
Lang was de Voorjaarsnota een van vele dagen op de Haagse financiële kalender. Net als de Verantwoordingsdag in mei of de Najaarsnota in november. Sinds 2022 is het voorjaar belangrijker, op aanraden van de Raad van State en een expertgroep van ambtenaren. Het kabinet wil dan zoveel mogelijk geregeld hebben, ook voor het volgende jaar. Zo heeft het parlement meer tijd om de plannen te beoordelen.
Al weken wordt in de media en Den Haag gespeculeerd dat het kabinet kan vallen op ruzies over geld. Maar het is niet verplicht alles al vast te leggen in het voorjaar. Het kabinet kan veel doorschuiven naar Prinsjesdag. Dat biedt de coalitie ook een uitweg als het dit voorjaar geen overeenstemming bereikt.
Portemonnee
Voor dit kabinet is de Voorjaarsnota extra belangrijk, omdat het een eerste confrontatie is met de praktijk. Hoe haalbaar is het hoofdlijnenakkoord van coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB? Is bijsturing vereist? En voor welke problemen is géén oplossing bedacht?
Het kabinet spaarde afgelopen maanden zowat alle problemen op. Van het weer haalbaar maken van klimaatdoelen, tot het terugdraaien van een bezuiniging op de brandweer. Van lastige bezuinigingen op de jeugdzorg tot geld voor de Lely- en Nedersaksenlijn. En van extra geld voor uitvoeringsorganisatie IND tot meer centen voor de gevangenissen. En wat te denken over de vernietigende uitspraken van de Raad van State over het stikstofbeleid? Ook heeft het kabinet nog altijd geen geld gevonden om de btw-verhoging op cultuur, boeken, media en sport terug te draaien.
Het toegenomen gewicht van de Voorjaarsnota bleek ook een kans voor coalitiepartijen om met wensen te komen. Over hoe ze die willen betalen, verschillen ze van mening. De gemene deler is de portemonnee van de Nederlander. De VVD wil goedkopere kinderopvang voor werkenden en lagere energiebelasting. NSC wil ook een lagere belasting op gas, een maximumprijs voor kinderopvang en geld om het arbeidsongeschiktheidsstelsel te verbeteren. Een lagere gasrekening staat ook op de wensenlijst van de PVV. Ze wil ook lagere huren en minder btw op boodschappen.
Lees ook
Bezuinigen? Volgens uitvoeringsorganisaties komt de ‘grens om hetzelfde te doen met minder geld, snel in zicht’
Oorlog
Tegelijk kunnen de extra uitgaven aan defensie op termijn uitlopen op een flinke begrotingsverbouwing. Als de NAVO-norm stijgt van 2 naar 3 procent, kost dat jaarlijks circa 11 miljard euro. Ter vergelijking: de totale overheidsuitgaven bedragen in 2025 487,9 miljard euro.
Wat de VVD betreft gaat de coalitie ook bij de Voorjaarsnota al spreken over defensie, zo is op hun gangen te horen. Schoof is terughoudender en vindt dat het vooral moet gaan over extra steun voor Oekraïne. Over defensie-uitgaven zegt hij dat de nieuwe NAVO-norm eerst duidelijk moet worden, evenals in welke stappen die komende jaren moet worden verhoogd. Ook wil hij weten wat de NAVO van Nederland aan inzet vraagt. Brussel heeft ook nog niet besloten of en hoe landen hun defensie gezamenlijk mogen financieren.
Gemene deler van de wensen van de coalitiepartijen: een dikkere portemonnee voor de Nederlander
Bovendien, zegt Schoof, kán Nederland niet in een keer meer uitgeven aan defensie, omdat niet genoeg personeel en wapenfabrieken bestaan om het geld aan uit te geven.
Maar verhoging van de NAVO-norm ligt in de lijn der verwachting, ziet Schoof ook. Nota bene op een NAVO-top in Den Haag deze zomer valt daar een beslissing over. Nederland is niet inhoudelijk verantwoordelijk voor de top. „Maar het is natuurlijk wel belangrijk dat die NAVO-top in dat opzicht een succes wordt”, zei Schoof.
Ook minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) erkende in televisieprogramma WNL op Zondag dat defensie moet worden versterkt. „De uitdaging is dat we tegelijkertijd thuis het een en ander te doen hebben”, zei hij. „Als wij daar geen oog voor hebben, dan komt ook onze democratie onder druk te staan.”
Lees ook
De oorlog in Oekraïne schudt Europese defensie-industrie wakker: in La Spezia maken Italianen en Duitsers nu samen een hypermoderne tank
Premier Dick Schoof denkt, zegt hij, dat hij níet overdrijft. Dinsdagavond in het Tweede Kamerdebat over Trump, Poetin en de oorlog in Oekraïne. Hij fronst, voelt of zijn das recht zit. „De druk van het geopolitieke moment wordt ook hier in de Kamer óverduidelijk gevoeld.” Hij kijkt heel even de zaal in.
Schuin rechts tegenover hem zit Geert Wilders van de PVV. Die krast met zijn pen op een stuk papier: een vlak met zes hoeken wordt steeds groter, steeds blauwer. De VVD’ers zitten te kletsen, ook Dilan Yesilgöz. BBB’er Henk Vermeer kijkt op zijn telefoon, NSC-leider Pieter Omtzigt op het scherm van zijn laptop.
Is er bij de oppositie dan misschien iemand die wel oplet? Stephan van Baarle van Denk, maar niet heel lang. Laurens Dassen van Volt. En Ralf Dekker van FvD. Die kijkt naar Schoof en eet een koekje.
Urgentie
Schoof zegt dat hij in het eerste deel van het debat „grote zorgen” heeft gehoord, „een grote urgentie” en „tegelijk een groot gevoel van verantwoordelijkheid om als Nederland bij te dragen aan een duurzame vrede in Oekraïne.” Hij vertelt over zijn reizen van de afgelopen dagen, naar München en Parijs, over de gesprekken die hij daar had met de Amerikanen, Oekraïners, de NAVO, Europese regeringsleiders, de EU. „Het staat”, zegt hij, „denk ik voor bijna iedereen als een paal boven water dat Europa meer zal moeten doen.”
Maar wat mag Schoof zelf doen? Hoe houdt hij zich staande, met vier regeringspartijen die onderling heel anders denken over Trump, Oekraïne en de rol van Nederland in deze crisis? Deze week werd duidelijk dat Schoof niet vanzelf het gezag heeft om besluiten te nemen, als dat ineens nodig is.
Daar was het urenlang over gegaan, toen de fractievoorzitters nog aan de beurt waren en Schoof in het kabinetsvak alleen maar kon luisteren. Dilan Yesilgöz gunde de premier veel vrijheid, zei ze. Hij mocht wat haar betreft „onderzoeken wat de rol van Nederland en van Europa kan zijn om te zorgen voor vrede en veiligheid”. Dan moest je, vond zij ook, niet al van tevoren zeggen: „Maar daar mogen dan géén troepen bij.”
Ze noemde Geert Wilders niet, ze bedoelde hem wel: de PVV is als enige coalitiepartij nu al tegen het sturen van Nederlandse militairen naar Oekraïne. Yesilgöz vond dat kinderachtig. Aan de internationale onderhandelingstafel zou niemand Nederland nog serieus nemen. Daar zouden ze dan tegen Schoof zeggen, zei Yesilgöz: „Ga effe opzij, de volwassenen zijn in gesprek.”
Wilders vond juist dat de opdracht aan Schoof, de komende tijd, heel precies omschreven zou moeten zijn. Hij zag het, zei hij, Schoof niet zomaar doen, maar zonder duidelijke afspraken vooraf kon die wél „met de meest gekke dingen terugkomen”. BBB’er Vermeer vertrouwde het ook niet helemaal, zei hij tegen Yesilgöz. Bedoelde ze dat zij Schoof „een blanco cheque” meegaf?
Schoof, in het kabinetsvak, maakte aantekeningen.
Nu staat hij achter de katheder en zegt dat hij alle ideeën over wat hij mag op zich laat „inwerken”. Hij voelt, zegt hij, „echt álle vrijheid”. En dan: „Natuurlijk wel in enige gebondenheid.”
Lees ook
de premier die al blij zou zijn met maar één crisis per week
Van alle ministers en staatssecretarissen in het kabinet is Schoof het meest bekend bij kiezers, bleek in december uit onderzoek van Ipsos I&O: 82 procent van de ondervraagden kende hem. Mona Keijzer van BBB stond tweede met 75 procent. In het rijtje betrouwbaarste Haagse politici stond Schoof op 3, net na Geert Wilders en CDA-leider Henri Bontenbal.
De onderzoekers noemen het „knap” dat 5 procent van de ondervraagden hem zelfs de beste politicus van 2024 vond. Voor iemand zonder eigen achterban, Schoof is partijloos, werd dat gezien als een prestatie. „Hij doet het toch maar”, was de reactie van kiezers. Schoof heeft een „lastige taak”, die hij „netjes” uitvoert. Hij werd ook „moedig” genoemd.
Schoof, lijken ze te bedoelen, heeft zich staande moeten houden met vier regeringspartijen die elkaar niet vertrouwen en bijna aan een stuk door ruzie met elkaar maken. Ipsos I&O-onderzoeker Peter Kanne zegt dat „vooral rechtse kiezers positief” waren. „Maar ook door links werd mild over hem geoordeeld.”
Gezag door crisis
Of Schoof ook gezag heeft? „Nee”, zegt Kanne. „In elk geval níet vanuit een mandaat van de kiezer. Als politicus verdien je je gezag bij verkiezingen.” Schoofs voorganger Mark Rutte gebruikte zijn kiezers op de momenten dat hij het moeilijk had, zoals na de ‘functie elders’- affaire in 2021. Of hij moest aftreden? „Ik heb wél”, zei hij toen, „het vertrouwen gekregen van bijna twee miljoen kiezers.”
Schoof was bij de verkiezingen van 2023 nog topambtenaar.
„Het zou wél kunnen”, zegt Peter Kanne, „dat hij alsnog gezag krijgt door een crisis. Want dan kun je ook als ongekozen bestuurder gezag opbouwen, kijk naar Femke Halsema in Amsterdam in de tijd van de Maccabi-rellen.”
En een crisis, die is er. Door Trump, die de kant van Poetin kiest, staat de vrede en veiligheid in Europa op het spel. Schoof is op de veiligheidsconferentie in München, vorig weekend. Daar zegt de Amerikaanse vicepresident JD Vance dat Europa „van binnenuit” bedreigd wordt, hij steunt de Duitse, extreem-rechtse partij AfD. In de zaal is onmiddellijk het besef: Europa staat er alleen voor.
Op die conferentie spreekt Schoof met politici uit landen als Noorwegen, Denemarken, Albanië, Finland, en ook met de Oekraïense president Volodymyr Zelensky, Navo-baas Mark Rutte en Keith Kellogg, Trumps speciale gezant voor Oekraïne en Rusland.
Na afloop zegt Schoof tegen journalisten over de speech van JD Vance alleen dat hij „verbaasd” is. Hij is voorzichtig over de VS en formuleert omslachtig, heel anders dan de regeringsleiders van Duitsland en het VK. De Amerikanen blijven volgens hem „een partner”. „Dat is ons wederzijds belang. Maar de Amerikaanse regering heeft duidelijk een paar andere opvattingen over hoe ze hiermee om willen gaan en ik denk dat het goed is dat de Europese landen zich daar ook, zeg maar, toe verhouden.” Schoof, die er vermoeid uitziet, zegt ook dat hij in het kabinet en de Tweede Kamer vast en zeker „een stevige discussie” zal moeten voeren. Maar dat hij nu alvast bereid is om de vraag over Nederlandse troepen in Oekraïne „echt serieus” te bekijken.
Twee dagen later zit Schoof bij Emmanuel Macron in het Élysée in Parijs, aan een ronde tafel. Wie er ook zijn: de regeringsleiders van Duitsland, Denemarken, Spanje, Italië, het VK, Spanje en Polen, de Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, voorzitter Antonio Cósta van de Europese Raad, NAVO-leider Mark Rutte. Schoof heeft zijn plek aan tafel net als Denemarken te danken aan de grote steun van zijn land aan Oekraïne, waar vooral Rutte zich als premier voor heeft ingezet.
Schoof valt er niet op, zegt iemand die bij de bijeenkomst betrokken was. „Een beetje grijs, tussen allemaal héél stevige personen.”
Onder diplomaten wordt er over Schoof niet gepraat als iemand met wie ze rekening moeten houden. Dat komt volgens bronnen vooral omdat hij geen Europese politieke ‘familie’ achter zich heeft staan. Zoals Olaf Scholz kan rekenen op de christen-democraten en Macron op de liberalen. Daar komt nog bij dat ook buiten Nederland iedereen wel weet hoe wankel de coalitie is waar Schoof het van moet hebben. En hoe zijn leiderschap voortdurend onderuit wordt gehaald door X-berichten van Geert Wilders.
Schoof heeft vóór Parijs een rondje gemaakt langs de fractievoorzitters van de coalitie en in het debat van dinsdagavond wordt duidelijk: toen al had hij gehoord dat Wilders niets moet hebben van een missie met Nederlandse militairen. Het is voor Schoof dus geen verrassing dat Wilders erover twittert, op de dag van de bijeenkomst in Parijs. De PVV vindt dat de Oekraïense mannen die naar Nederland gevlucht zijn moeten teruggaan om zélf te vechten.
Maar wat de leider van de grootste regeringspartij ook zegt, Schoof maakt na de bijeenkomst opnieuw duidelijk dat zijn kabinet wél bereid is om te praten over deelname aan een troepenmacht in Oekraïne. Het zou „onverstandig” zijn, zegt hij, om daar níet over te willen praten.
Zoals ook Yesilgöz benadrukt, dinsdagavond in het Tweede Kamerdebat over Trump en Oekraïne. Ze vindt dat Geert Wilders „niet moet wegkijken”. Die reageert geïrriteerd. „Ik moet helemaal niks. Helemaal níks moet ik. En zeker niet als mevrouw Yesilgöz het zegt. Dan moet ik het niet alleen niet, dan dóé ik het ook niet.”
In de zaal en op de tribune wordt gelachen. Er is ook verbazing: zegt hij dit echt?
De fractievoorzitters van de oppositie zien dinsdagavond wat ze al maanden zien: vier coalitiepartijen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Zelfs niet als het draait om oorlog en vrede. En die ook niet bereid zijn om met z’n allen de premier de ruimte te geven die hij nodig heeft in zulke extreme omstandigheden. Mirjam Bikker van de ChristenUnie staat op om Schoof te helpen. Ze ziet, zegt ze, hoe moeilijk de coalitiepartijen het met elkaar hebben en hoe verschillend ze denken. „Vermoeiend”, vindt ze. De premier heeft zóveel problemen om te „fiksen”. Dan zou hij zich toch „gesteund moeten weten”? Ze wijst op zichzelf en zegt: „Van óns krijgt u die.”
Schoof buigt zich naar voren en knikt: „Dank u wel, voor deze hartverwarmende woorden.”
Ook CDA-leider Henri Bontenbal kan het geruzie in de coalitie nauwelijks nog aanzien. Hij maakt zich zorgen, zegt hij. „U heeft in elk geval de volledige support van de CDA-fractie.”
Oppositie komt helpen
Door die steun benadrukken Bikker en Bontenbal hoe alleen Schoof staat, in hun ogen. In de Haagse politiek kan dat ook een spel zijn: kijk eens hoe zwak deze premier is, dat hij óns nodig heeft, de oppositie. Bikker zegt een paar dagen later, in het restaurant van de Tweede Kamer, dat het zeker niet zo bedoeld was. „Er staat nu zóveel op het spel, als premier moet je dan weten dat je kunt handelen. Dat je kunt doen wat nodig is. Dat je niet steeds achterom hoeft te kijken of je iedereen wel mee krijgt.”
Wat zegt dat volgens haar over het gezag van Schoof?
„Het zegt volgens mij alles over de coalitie. Hoe ze daar met elkaar omgaan, en met de verantwoordelijkheid van regeren. En dat op zúlke spannende momenten. Feit is dat hij minder gezag heeft in het buitenland als de leider van de grootste regeringspartij steeds andere dingen zegt dan hij.” Dáárom liep ze naar voren, zegt ze. „Het is in het belang van Nederland dat we iemand aan de internationale tafels hebben zitten naar wie geluisterd wordt.”
Op donderdagmiddag zet Schoof zelf een bericht op X, over de telefoongesprekken die hij net ervoor had met de VN-gezanten in het Midden-Oosten: Jeanine Hennis en Sigrid Kaag. Hij bedankt ze voor hun werk en zegt dat hij hoopt op „duurzame stabiliteit”. Wilders reageert onmiddellijk. Hij twittert een foto van het podium van Hamas bij de overdracht van de lichamen van vier gedode gijzelaars, onder wie een baby en een peuter. En de tekst: „Lekkere timing, Dick.”
Lees ook
‘Ik zou tegen de Europeanen zeggen: knok jezelf aan tafel!’
Wat het kabinet betreft, blijft het voor rechters verboden om wetten te toetsen aan een deel van de grondwet. Ook moet er een grondwettelijk hof komen, dat bestaat uit rechters met een zittingstermijn van maximaal negen jaar.
Dat schrijven minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) en staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, NSC) vrijdag in een brief aan de Tweede Kamer. In het document zetten de twee bewindspersonen de lang verwachte kabinetsplannen voor de grondwetsherziening uiteen.
Rechters in Nederland mogen momenteel niet beoordelen of een wet al dan niet in strijd is met de grondwet. In de grondwet is bepaald dat dit een taak is voor de regering en de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer). Nederland is het enige land in Europa met zo’n zogeheten toetsingsverbod.
Grondwettelijk hof
Het afschaffen van het toetsingsverbod en de oprichting van een grondwettelijk hof zijn al jaren een vurige wens van NSC-voorzitter Pieter Omtzigt. Ook de Raad van State en het vorige kabinet spraken zich in 2022 uit vóór afschaffen van het toetsingsverbod, maar wilden het toetsen overlaten aan „gewone” rechters.
Nu NSC deelneemt aan de regering, staat ook de wens voor een grondwettelijk hof in het coalitieakkoord. In de brief schrijft Uitermark dat zo’n grondwettelijk hof ervoor moet zorgen dat de grondrechten beter beschermd worden, en dat er sneller uitspraak kan worden gedaan over zaken die met deze rechten te maken hebben.
Het kabinet wil dat het grondwettelijk hof deel gaat uitmaken van de rechterlijke macht. Maar waar gewone rechters voor het leven worden benoemd, moeten leden van het hof benoemd worden voor maximaal één termijn van negen jaar, schrijft Uitermark. Zo wil het kabinet zorgen voor „voldoende wisseling in de samenstelling van het hof”.
Klassieke grondrechten
Het kabinet wil daarnaast alle rechters alleen kunnen toetsen aan de „klassieke” grondrechten in de grondwet. Daaronder vallen bijvoorbeeld het verbod op discriminatie (Artikel 1), de vrijheid van godsdienst (Artikel 6), de vrijheid van meningsuiting (Artikel 7) en het recht op privacy (Artikel 10). Het kabinet wil later nog een definitieve lijst publiceren met daarop alle grondrechten waaraan getoetst mag worden.
Lees ook
Elf partijen zijn voor: toetsing aan de Grondwet komt naderbij
Voor de „sociale grondrechten”, die de overheid bijvoorbeeld verplichten te zorgen voor werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een goed milieu, wil het kabinet het toetsingsverbod in stand houden. De reden hiervoor, schrijft Uitermark, is dat anders het risico zou dreigen van politisering van de rechtspraak.
Met andere woorden: wanneer een rechter bijvoorbeeld uitspraak doet over de vraag of de overheid genoeg zorg draagt voor het milieu, gaat deze volgens het kabinet in feite op de stoel van de wetgever zitten.
Dichter bij huis
Op dit moment kunnen rechters wetten al wel toetsen aan internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Veel van de „klassieke” grondrechten staan daar ook al in beschreven.
Toch is het wenselijk dat rechters voortaan ook specifiek aan de Nederlandse grondwet kunnen toetsen, zegt een woordvoerder van minister Uitermark. „De Nederlandse grondwet biedt in sommige gevallen meer of andere bescherming dan het EVRM, bijvoorbeeld bij het verbod op censuur. Door te toetsen aan de eigen grondwet, blijf je dichter bij de Nederlandse situatie.”
Ook zorgt toetsing aan de Nederlandse grondwet ervoor dat het onderwerp meer gaat leven, aldus het ministerie. „Het is belangrijk dat de grondrechten meer bekendheid krijgen, zodat Nederlanders ook het gevoel hebben dat hun rechten beschermd zijn.”
Voordat het zover is, moet er nog wel wat gebeuren. Voor het invoeren van beide plannen is een grondwetswijziging nodig. Daarvoor moeten tijdens deze kabinetsperiode zowel de Tweede als de Eerste Kamer akkoord gaan. Vervolgens moeten de Tweede en Eerste Kamer na nieuwe verkiezingen opnieuw akkoord gaan. Het duurt dus op zijn minst tot de volgende kabinetsperiode voor Nederland over zijn eigen grondwettelijk hof beschikt.
Niemand kan het, toch moeten de artsen bij uitkeringsinstantie UWV het doen: de toekomst voorspellen. Als mensen te ziek zijn om te werken, moeten deze verzekeringsartsen beoordelen of dat altijd zo zal blijven.
Van het antwoord op die vraag hangt veel af. Wie volledig én voor altijd arbeidsongeschikt wordt verklaard, krijgt een aantrekkelijkere uitkering. Het bedrag is hoger en de uitkering biedt meer zekerheid. Zo tellen banken alleen deze arbeidsongeschiktheidsuitkering mee bij hypotheekaanvragen.
Maar hoe bepaal je of iemand nooit meer kan werken? „Dat is ongelooflijk moeilijk”, zegt UWV-verzekeringsarts Kevin De Decker.
Zo had hij eens een vrouw met hoofdpijn in zijn behandelkamer. De pijn was er altijd, al jaren, en meerdere keren per week kreeg ze een heftige aanval. Behandelingen bij specialisten hadden niets opgeleverd en zelf vond de vrouw dat ze niets meer kon en dat het altijd zo zou blijven. Maar voor De Decker was dat niet zo duidelijk.
De medisch specialisten hadden bij deze vrouw geen duidelijke oorzaak aangewezen, zegt De Decker, en dan wordt het voor hem lastig. „Is het dan migraine, spanningshoofdpijn, clusterhoofdpijn?” Voor alle drie de ziekten is de toekomstverwachting per patiënt verschillend, zegt De Decker. „Als ik dan niet eens weet welk ziektebeeld het is, wordt het nog lastiger.”
Maar hoe moeilijk ook, De Decker moet altijd een oordeel vellen. Hij bepaalde dat de vrouw niet alleen in de toekomst, maar nu al kan werken. Maar dan wel in deeltijd en in een niet al te stressvolle baan. Hij verklaarde haar niet volledig, maar gedeeltelijk arbeidsongeschikt. „Ik moet altijd iets zeggen wat zwart-wit is”, zegt De Decker, „ook al gaat het vaak om grijstinten”.
Hij moet ook heel precies beargumenteren hoe hij tot die conclusie komt, op basis van medische literatuur. Dat kan zomaar een uur duren. „Welke mogelijke behandelingen zie ik nog, welke kansen geven die? En wat is de kans dat deze persoon daar baat bij heeft?”
Beoordelen kost ruim vijf uur
Ruim vijf uur is een verzekeringsarts nu bezig met een gemiddelde beoordeling, van voorbereiding tot uitwerking. Dat is meer dan een verdubbeling in twintig jaar tijd.
Wat niet helpt: er is een tekort aan verzekeringsartsen. Daardoor kampt het UWV al bijna tien jaar met lange wachtlijsten voor een keuring.
De WIA-uitkering voor arbeidsongeschikten moet dringend simpeler worden, zeggen kabinetsadviseurs en het UWV daarom al jaren. „De verschillende uitkeringsregimes” zijn zo complex dat het voor mensen „nauwelijks meer te volgen” is, schreef het UWV-bestuur in 2021 aan het kabinet-Rutte III. De WIA is „niet meer uitvoerbaar”, concludeerde de Algemene Rekenkamer in 2023, want de achterstanden lopen op, door complexiteit en een tekort aan verzekeringsartsen. En ook een onafhankelijke adviescommissie met deskundigen, ingesteld door het vorige kabinet, drong vorig jaar aan op vereenvoudiging.
Maar pas afgelopen september kwam er in politiek Den Haag een gevoel van urgentie. Het UWV bleek grote fouten te hebben gemaakt bij het berekenen van de hoogte van uitkeringen. Tienduizenden mensen krijgen al jaren een te hoge of te lage WIA-uitkering. De fouten zijn volgens het UWV mede het gevolg van te ingewikkelde regels. Nu kon politiek Den Haag er niet meer omheen: het UWV loopt compleet vast, er is snel verandering nodig.
De vraag is hoe. Vereenvoudigen klinkt mooi, totdat je het concreet moet maken. Dan wordt duidelijk dat iedere verandering gevolgen heeft voor mensen: er zullen winnaars zijn en verliezers. Zeker als het kabinet er geen extra geld voor vrijmaakt. Dan zal tegenover een verruiming ook een versobering moeten staan.
Winnaars en verliezers
Een eerste voorzet deed minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC) vorige maand, in een brief aan de Tweede Kamer. Hij suggereerde te snijden in het aantal verschillende regelingen binnen de WIA.
Zijn voorstel kent winnaars: mensen die maar deels zijn afgekeurd en die al lange tijd minder dan de helft verdienen van wat zij volgens het UWV zouden kunnen. Zij krijgen nu een zogeheten ‘vervolguitkering’ die nog lager is dan de bijstand. Deze sobere regeling kan geschrapt worden, oppert Van Hijum.
De verliezers? De mensen die nooit meer kunnen werken. Van Hijum sorteert voor op het afschaffen van de ruimere uitkering voor deze mensen. Dat zou tot een „forse complexiteitsvermindering” leiden, schreef hij. Het werk van de verzekeringsartsen wordt er in ieder geval makkelijker van.
Maar de weerstand in de Tweede Kamer is groot. Vooral omdat Van Hijum de optie openhoudt dat mensen die nu al zo’n ruimere uitkering hebben, die kunnen verliezen. Nu krijgen zij 75 procent van hun laatste loon, dat zou dan 70 procent worden.
„Ik vraag me af hoe de minister dit in zijn hoofd haalt”, zei Tweede Kamerlid Bart van Kent (SP) dinsdagavond, in een debat met de minister. Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) noemde het „cynisch en onbegrijpelijk” om de ruime regeling te schrappen zodat daarmee het afschaffen van de sobere uitkering betaald kan worden. „Ik noem dit: verdeel en heers.” Ook Edgar Mulder van coalitiepartij PVV noemde het „buitengewoon teleurstellend”.
Van Hijum zei de zorgen te begrijpen. „Dit gaat over de bestaanszekerheid van mensen die ziek zijn.” Tegelijk, zei hij, zijn er „echt keuzes nodig”. Voordat de minister de debatzaal betrad, in gesprek met vertegenwoordigers van vakbond FNV, noemde hij het versimpelen van de WIA „echt mijn hoofdopdracht voor de komende jaren”.
Slechts één idee levert serieus geld op: het schrappen van de hogere uitkering voor mensen die voor altijd arbeidsongeschikt zijn
Maar Van Hijum heeft een probleem: er is geen geld gereserveerd voor zijn plannen. Als dat zo blijft, is hij beperkt in zijn mogelijkheden. De meeste versimpelingen kosten geld.
Het afschaffen van de lage ‘vervolguitkering’, waar Van Hijum op voorsorteert, kost op den duur zo’n half miljard euro per jaar. Meer mensen toegang geven tot de WIA-uitkering, wat veel politieke partijen willen, is ongeveer net zo duur. Nu krijg je alleen een WIA-uitkering als je door je ziekte 35 procent mínder dan je oude loon kunt verdienen. Het verlagen van die drempel is een optie voor Van Hijum.
Zo zijn er veel meer ideeën die geld kosten, en slechts één die serieus geld oplevert, bijna 1 miljard euro per jaar: het schrappen van de hogere uitkering voor mensen die voor altijd arbeidsongeschikt zijn. Het lijkt erop dat Van Hijum hier niet omheen kan.
Wel of niet ‘welwillend bezien’
Tenzij de minister binnen het kabinet extra geld weet te regelen voor de WIA. Maar dat kan lastig worden: het kabinet heeft het al moeilijk genoeg met het oplossen van andere financiële tegenvallers. Daarbij komt dat Van Hijums NSC de enige regeringspartij is die openlijk extra geld voor de WIA-hervorming bepleit.
Op de valreep van de formatie zijn afspraken gemaakt over nieuwe WIA-regels, maar die zijn vaag. In het hoofdlijnenakkoord is hier nog niets over opgeschreven, maar in het eindverslag van formateur Richard van Zwol kwam te staan dat „voorstellen” hierover die geld kosten, „welwillend worden bezien”.
PVV-Kamerlid Edgar Mulder leek dat even te zijn vergeten, in het debat dinsdag. SP’er Bart van Kent vroeg hem of er meer geld nodig is. Dat is „vragen naar de bekende weg”, zei Mulder. In het hoofdlijnenakkoord „staat niet dat we het WIA-stelsel gaan verbeteren door daar meer geld in te stoppen”.
Een paar stoelen verderop schudde NSC-Kamerlid Ilse Saris resoluut haar hoofd. We zouden deze voorstellen „welwillend bezien”, zei Saris daarop tegen de PVV’er. Was Mulder het met haar eens „dat je geld moet investeren om die welwillendheid te tonen”? Een duidelijke ja of nee kreeg ze niet. „Ik weet niet hoeveel miljoen of miljard die welwillendheid kost”, zei Mulder.
Naast extra geld van het kabinet, hoopt Van Hijum op steun van de vakbonden en werkgevers. De WIA is immers een werknemersverzekering, betaald door werkgevers. Maar nu al lijkt duidelijk dat ook de vakbonden niet akkoord zullen gaan met het afschaffen van de hogere uitkering. „Hier worden mensen tegen elkaar uitgespeeld”, zegt Kitty Jong, vicevoorzitter van de FNV. „De problemen bij het UWV kun je ook op andere manieren oplossen. Maar het motief lijkt te zijn dat de minister geld nodig heeft.” Vakbond CNV noemde het plan „een zeer ordinaire bezuiniging”.
De minister wil de komende maanden met vakbonden en werkgevers in gesprek en hoopt voor de zomer een concreter plan naar de Tweede Kamer te kunnen sturen. Dan moet ook duidelijk zijn of er geld bij komt.
Verdienmodel
Verzekeringsarts De Decker vindt het jammer dat in de discussie over de WIA zo vaak „de nuance zoek raakt”. „Het gaat vooral over de hogere uitkering die niet lager mag worden. Niet over hoe je misschien met een tussenvorm de problemen kunt oplossen.”
De Decker ziet nog een reden om in te grijpen: de ruimere uitkering binnen de WIA is een „verdienmodel” geworden. Want ook voor werkgevers is het aantrekkelijk als hun oud-werknemer voor altijd arbeidsongeschikt wordt verklaard.
Normaal worden werkgevers ‘bestraft’ met hogere premieafdracht als hun werknemer in de WIA belandt. De werkgever is er dan niet in geslaagd om de zieke werknemer, toen die nog in dienst was, terug aan het werk te helpen, en dat heeft een prijs. Tenzij de werknemer voor altijd arbeidsongeschikt wordt verklaard. Dan had de werkgever daar niets aan kunnen doen, is het idee.
Het gevolg: doordat werkgevers er belang bij hebben dat hun oud-werknemer voor altijd ziek wordt verklaard, vragen zij vaak een nieuwe beoordeling aan, om het nog eens te proberen. Dat legt extra druk op de toch al overbelaste verzekeringsartsen.
Ook de uitkeringsaanvragers zelf mogen een nieuwe beoordeling aanvragen. „Heel vaak hoor ik als reden dat ze een nieuwe hypotheek willen”, zegt De Decker, „en daarom een nieuwe beoordeling willen”. In de hoop voor altijd arbeidsongeschikt te worden verklaard, zodat de bank hun uitkering meetelt als stabiel inkomen.
De Decker voelt soms frustratie over de vele ‘herbeoordelingen’ die hij moet doen. „Maar in mijn spreekkamer kan ik daar niet zoveel mee. Ik moet zorgen dat de burger krijgt waar hij recht op heeft.”
De verzekeringsarts hoopt dat de politiek het aandurft om de WIA eenvoudiger te maken. Tegelijk, zegt hij, is Nederland uniek met zijn beoordelingen op arbeidsongeschiktheid. „Wij zijn het enige land dat een medisch specialist dit soort beoordelingen laat doen. Het is niet perfect, maar ik ken ook geen systeem dat beter is.”
Lees ook
‘De financiële prikkels voor arbeidsongeschikten werken verkeerd’