Het vertrouwen van de burger in de politiek is onverminderd laag. Na een kleine opleving rond de val van het vorige kabinet in juli 2023 en de Tweede Kamerverkiezingen in november van datzelfde jaar is het vertrouwen weer op hetzelfde lage niveau als in juli 2022. Nog geen 51 procent van de Nederlanders geeft de Tweede Kamer een 6 of hoger. Als het gaat om vertrouwen in de regering ligt dat nog een fractie lager: 49 procent.
Dat blijkt uit de nieuwe uitkomsten van het permanente onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar het sociaal en politiek vertrouwen van inwoners van Nederland. Het ‘Continu Onderzoek Burgerperspectieven’ werd uitgevoerd tussen november 2023 en februari 2024, gevolgd door een meer actuele enquête in april, toen de stroeve formatie van het nieuwe kabinet nog liep. Het SCP ondervroeg in eerste instantie bijna 2.600 Nederlanders, bij het tweede onderzoek ruim 1.300.
Ik denk dat mensen met geld en een grote mond meer gedaan krijgen dan mensen zoals wij
Kernprobleem achter het gebrek aan vertrouwen is dat de burger zich niet serieus genomen voelt. 43 procent van de ondervraagden vindt dat „de politiek onvoldoende naar burgers luistert” en 57 procent is van mening dat politici te weinig opkomen „voor mensen zoals zij”. Een ruime meerderheid, stelt het SCP, meent dat de landelijke politiek onvoldoende aandacht heeft voor de problemen van mensen met lagere inkomens, jongeren, ouderen, mensen met een beperking, mensen met alleen basis- of mbo-onderwijs en mensen die buiten de Randstad wonen.
Mensen die zich niet gehoord voelen, geloven dat de politiek vooral aandacht heeft voor „rijke mensen”; mensen in de Randstad, hogeropgeleiden, grote bedrijven en voor politici zelf. „De politiek zit er meer ter meerdere eer en glorie van zichzelf. [Niet voor] mensen zoals ik, de doorsnee Nederlander”, reageerde een 71-jarige man met een mbo-opleiding.
Een vrouwelijke generatiegenoot met een vmbo-opleiding zei: „Ik denk dat mensen met geld en een grote mond meer gedaan krijgen dan mensen zoals wij. Ikzelf ben best tevreden met mijn leven, maar dat neemt het gevoel niet weg dat het soms wel een beetje oneerlijk is gesteld in ons land.”
Lees ook
Wie vertrouwen Nederlanders? Wel elkaar, niet de politiek
Wat leeft in het land
Paradoxaal genoeg constateert het SCP ook dat de Nederlandse burgers hoge verwachtingen hebben van de politiek. Ze vinden dat politici bij het nemen van besluiten beter moeten luisteren naar wat leeft in het land, bijvoorbeeld door „meer het land in te gaan”, door (partij)bijeenkomsten te organiseren en meer inspraak te realiseren. Veelgenoemde problemen waar de burger oplossingen voor verwacht, zijn precies de thema’s waar het nieuwe kabinet-Schoof zegt zich hard voor te willen maken: immigratie, woningnood, het klimaat en de hoge kosten van het levensonderhoud.
Het SCP geeft in het rapport, dat deze dinsdag verschijnt, ook een advies aan de nieuwe regering: politici, of ze nu in de Tweede Kamer zitten of in het kabinet, zullen beter moeten uitleggen wat hun dilemma’s zijn en welke afwegingen zij maken bij hun besluitvorming. Laat ze „ook aangeven dat er grenzen zijn aan wat ze kunnen bereiken”, bijvoorbeeld door Europese afspraken en financiële kaders. Niet alle gewenste oplossingen zijn mogelijk.
Geert Wilders mag van de rechter blijven zitten, maar hij wil staan en drukt op een knop waardoor zijn tafel omhooggaat. Alsof hij in de Tweede Kamer achter de katheder staat, in de grote debatzaal. Maar deze maandagochtend staat hij in zaal C van de extra beveiligde rechtbank naast Schiphol. Hij maakt gebruik van zijn spreekrecht als slachtoffer van een lange rij doodsbedreigingen door een religieus leider uit Pakistan, Muhammed Ashraf Jalali. Hij beschrijft heel precies hoe het leven van hem en zijn vrouw eruitziet onder de voortdurende dreiging. Elke dag wordt hij wakker, zegt hij, met het besef dat het zijn laatste dag kan zijn. „Soms word je er knettergek van.”
De rechter heeft dan al tweet na tweet voorgelezen van Jalali, die zijn volgelingen in fatwa’s heeft opgeroepen om Wilders te vermoorden. Zijn keel moest worden doorgesneden, hij moest worden opgehangen „aan de nek”. De rechter beschrijft ook de video’s van Jalali, die vindt dat Wilders wegens „godslastering” aan Pakistan moet worden overgedragen om daar „publiekelijk” te worden terechtgesteld. „Wie de eer van de profeet aantast, moet worden onthoofd”, zegt Jalali in een van die video’s.
Jalali is niet komen opdagen in de rechtszaal en laat zich ook niet vertegenwoordigen door een advocaat. De officier van justitie heeft van alles geprobeerd, zegt hij in de rechtbank, maar kreeg hem niet naar Nederland, dat geen uitleveringsverdrag heeft met Pakistan. Wilders kan dus geen verdachte aankijken als hij schetst wat de gevolgen zijn van de doodsbedreigingen.
Lees ook
In Pakistan is blasfemie een zaak van leven of dood – ook voor de oud-cricketer die Geert Wilders wilde laten vermoorden
Plaksnorren en pruiken
Er zijn wel camera’s in de zaal, van NOS en RTL en ook van het internationale persbureau AFP. Het is in oktober twintig jaar geleden dat Wilders onder strenge beveiliging werd geplaatst. „Twintig jaar is een hele lange tijd, weet u. Ik ben nu zestig, ik ben sinds mijn veertigste onvrij.” In die jaren heeft Wilders „in safehouses, gevangenissen, kazernes en politiebureaus” gewoond. Hij vertelt de rechters dat hij „plaksnorren en pruiken” heeft gedragen om onherkenbaar te zijn. Als zijn vrouw en hij Kerst vierden in Hongarije, „dan vlogen we met beveiligers in een verder leeg vrachttoestel van de Koninklijke Luchtmacht”.
Wilders beschrijft dat alles in zijn leven moet worden „gepland, gepland, gepland”. Als hij zijn huwelijksdag viert, „of als je rouwt bij de begrafenis van je moeder”, hij is „nooit, maar dan ook nooit alleen”. Hij zegt ook dat hij soms een week lang niet weet wat voor weer het is, omdat hij de buitenlucht bijna nooit ziet, en in verkiezingscampagnes nooit echt met kiezers kan praten. Als je wordt beveiligd, legt hij uit, moet je „in beweging blijven” om geen doelwit te zijn.
Als mensen ook maar één keer achter hun oor krabben voordat ze weer gaan bedreigen, is dat al winst
In 2022 had hij zo’n duizend keer aangifte gedaan wegens doodsbedreigingen, maar vanaf die tijd was hij het gaan „afbouwen”, zegt hij. „Niet omdat die bedreigingen niet meer komen, want ze komen nog iedere dag, maar omdat het er zoveel zijn dat ik anders niet meer aan mijn werk toekom.”
„Je probeert het te relativeren”, zegt hij ook, „want je moet dóór. Maar dat lukt je natuurlijk niet altijd. Want je bent ook maar een mens van vlees en bloed.” Wilders praat vijftien minuten en verheft zijn stem niet één keer. Hij praat beheerst, maar ziet er gespannen uit.
‘Stevige eis’
In 2018 organiseerde Wilders een wedstrijd van cartoons over de profeet Mohammed. Dat leidde wereldwijd tot demonstraties, vooral in Pakistan. En tot veel extra doodsbedreigingen tegen Wilders, aangewakkerd door de religieuze leider Jalali tegen wie de officier van justitie op maandag aan het eind van de ochtend veertien jaar gevangenisstraf eist. Wilders zegt tegen de rechter dat hij blij is „met deze stevige eis”. „Al kan het voor mij persoonlijk niet zo snel lang genoeg zijn.”
’s Middags is er nóg een rechtszaak waar Wilders spreekt, tegen nóg een Pakistaanse verdachte die er niet is: Saad Hussain Rizvi, leider van een politieke partij. Ook hij had opgeroepen tot het vermoorden van Wilders, na de cartoonwedstrijd van 2018 – die uiteindelijk niet was doorgegaan. De PVV-leider had tegen Rizvi twee keer aangifte gedaan. In de rechtszaal citeert Wilders Rizvi, die hem „een varken” had genoemd. Hij had moslims in Nederland „direct aangesproken” om Wilders om te brengen. „Ik heb daar een niet te beschrijven last van. Zijn aanhang is ontzettend groot, veel groter nog dan die van Jalali. Het heeft tot duizenden, zo niet tienduizenden walgelijke bedreigingen geleid. Soms honderden per uur.”
Wilders vraagt de rechter om Rizvi „niet weg te laten komen met zijn gedrag”, om niet „het signaal af te geven dat ik vogelvrij ben”. „Als mensen ook maar één keer achter hun oor krabben voordat ze weer gaan bedreigen, is dat al winst.” De officier van justitie eist tegen Rizvi, die hij „een invloedrijk politicus” noemt, zes jaar gevangenisstraf.
De rechtbank doet naar verwachting uitspraak op maandag 9 september. Wilders noemt de twee verdachten na afloop „grote jongens” en als ze worden veroordeeld, verwacht hij dat het kabinet-Schoof „tot het uiterste” zal gaan om hen uitgeleverd of in de gevangenis in Pakistan te krijgen. „Het zal niet makkelijk zijn.”
Lees ook
Bedreiger van Wilders bij verstek veroordeeld tot twaalf jaar cel
Het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC en BBB) regeerde tot nu toe vooral met woorden. Het échte regeren, het verdelen van geld, gaat nu pas beginnen. In de nacht van donderdag op vrijdag bereikte het kabinet een akkoord over zijn eerste begroting, die van 2025 – in nauwe samenspraak met de vier partijleiders in de Tweede Kamer, dus zó extraparlementair ging het er ook niet aan toe.
Voor het begin van de wekelijkse ministerraad op het Catshuis in Den Haag, op vrijdagochtend, vertelde minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) wat hij de afgelopen weken voortdurend zei: de tijd van met geld smijten is voorbij. „In heel Den Haag moet de knop om. Het ging de afgelopen jaren met miljarden tegelijk, de begrotingsdiscipline moet terug. Het zal wel even wennen zijn, uitgeven is makkelijk.” Kennelijk was de kritiek op de makkelijke manier van uitgeven ook aan het adres van zijn eigen VVD gericht, de partij die sinds 2010 onafgebroken regeert.
De begroting wordt op Prinsjesdag gepresenteerd. Vlak daarvoor, waarschijnlijk op vrijdag 13 september, komt het kabinet met een regeerprogramma voor de komende jaren. Dat is een (waarschijnlijk niet al te gedetailleerde) uitwerking van het hoofdlijnenakkoord dat de vier partijleiders eerder sloten.
Veel is dus nog niet bekend, maar Heinen zet alvast de toon. Hij presenteert het kabinet-Schoof als een klassiek bezuinigingskabinet, in de sfeer van Lubbers I (1982-1986), Rutte I (2010-2012) en de eerste jaren van Rutte II (2012-2017). Het verschil met toen is alleen dat dit kabinet niet in een economische crisis zit, en dat de vooruitzichten nog redelijk gunstig zijn.
Harde financiële keuzes
In het hoofdlijnenakkoord van eerder deze zomer zijn al genoeg voorbeelden te zien van harde financiële keuzes. Er gaan, zo is het voornemen, de komende jaren miljarden weg bij bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking, de afdracht aan de Europese Unie, de Rijksoverheid en bij asielopvang en migratie.
Kijk je iets beter, zegt hoogleraar economie Dirk Bezemer (Rijksuniversiteit Groningen), dan zie je dat van veel van die aangekondigde besparingen nog maar de vraag is of ze echt iets gaan opleveren. „Wat ik echt bijzonder vind aan het kabinet-Schoof, is dat ze met zo veel voorstellen zijn gekomen waarvan eigenlijk al duidelijk is dat ze onhaalbaar zijn. Toch worden ze doorgezet. Onzekerheid over beleid is er altijd, maar ik heb nooit eerder gezien dat onhaalbare plannen zo serieus werden gepresenteerd.”
Ik heb nooit eerder gezien dat onduidelijke plannen zo serieus werden gepresenteerdhoogleraar economie
Zo boekten de coalitiepartijen alvast in dat „inzet op lagere EU-afdrachten” vanaf 2028 jaarlijks 1,6 miljard euro zal opleveren, zonder de garantie dat Brussel dat goed vindt. Het „beperken van de asielinstroom” moet in dat jaar een miljard opleveren. Opnieuw: zonder dat iemand weet hoe de wereld er dan uitziet. Dirk Bezemer noemt deze manier van begroten „fictief bezuinigen”. „De manier waarop het geld binnen moet komen, blijft onduidelijk.” Het lijkt er dus op dat het geen serieuze bezuinigingsposten zijn, maar eerder een uitdrukking van de politieke kleur van de coalitiepartijen.”
Foto’s Bart Maat
Veel ruimte voor nieuw beleid
Met name voor de PVV is deze vorm van negatief begroten aantrekkelijk: de partij kan haar standpunten over migratie, ontwikkelingssamenwerking en Europa uitdrukken in minder geld daarvoor.
Tegelijk hebben alle vier de partijen de ruimte gekregen voor veel nieuw beleid, zegt Wimar Bolhuis, econoom aan de Universiteit Leiden. „Het hoofdlijnenakkoord bevatte al meerdere veranderingen met veel symbolische waarde. Ze willen laten zien dat ze er zijn, dat er nieuwe dingen gaan gebeuren. Alle partijen hebben daarom maatregelen gekregen die van belang zijn voor hun achterban.”
Dus keert de goedkope ‘rode diesel’ voor boeren terug (een BBB-punt), komt er extra geld voor armoedebestrijding (NSC), wordt het eigen risico in de zorg in 2027 gehalveerd (PVV) en worden de belastingen voor werkenden met een middeninkomen verlaagd (VVD). Bolhuis: „Opvallend is bovendien dat de meeste bezuinigingen pas na een paar jaar zijn ingeboekt, en dat het extra geld meteen al wordt uitgegeven. De meeste kabinetten redeneren in de trant van ‘eerst het zuur, dan het zoet’, maar dit kabinet doet het juist andersom: het geeft eerst uit, en gaat dan pas besparen.”
Een bezuinigingskabinet? Dat valt, kortom, enorm mee. Het kabinet-Schoof doet niet zozeer aan Lubbers I of Rutte I denken, maar eerder aan een rechtse variant van het kabinet-Den Uyl (1973-1977), dat met „leuke dingen voor linkse mensen” beleid maakte.
Wimar Bolhuis ziet de vier coalitiepartijen doen wat ze sinds hun aantreden doen. Ze geven, en nemen, de ruimte om elk hun eigen verhaal te vertellen. En dus kan Eelco Heinen het – in de VVD geliefde – verhaal vertellen dat dit een ‘hand op de knip’-kabinet is, dat breekt met jaren van verkwisting. Tegelijk kan hij wijzen op de lagere belastingen voor werkende mensen, waar de VVD campagne op voerde. De andere partijen kunnen wijzen op het beleid dat juist hún achterban belangrijk vindt, en zo heeft iedereen wat.
‘Visie op vele crises ontbreekt’
Het ontbreekt volgens hoogleraar Dirk Bezemer in het kabinet aan een gemeenschappelijk idee. „Ze geven geld uit aan van alles, maar hoe bereiken ze daarmee wat ze tijdens de verkiezingen beloofden? De gewone Nederlander zou weer aan de beurt komen, maar dat zie ik niet terug in de financiële keuzes die het kabinet maakt. Er wordt niet geïnvesteerd in onderwijs en cultuur, en veel te weinig in armoedebestrijding. De crisis op de woningmarkt blijft onopgelost, net als de onzekerheid op de arbeidsmarkt en de stikstofcrisis.”
Er wordt niet geïnvesteerd in onderwijs en cultuur, en veel te weinig in bestrijding armoede
Bezemer ziet dat „jaren van VVD-beleid” gewoon worden doorgezet. „PVV en BBB zijn te veel one-issuepartijen om daar iets tegenover te stellen, en NSC heeft kennelijk te weinig politiek gewicht.”
De komende begroting wordt naar verwachting de eenvoudigste voor het kabinet-Schoof. Er komen volgens het Centraal Planbureau (CPB) financiële tegenvallers aan die de speelruimte de komende jaren een stuk kleiner maken. Dat gaat onder meer over de compensatie van slachtoffers van het Toeslagenschandaal, herstelbetalingen aan mensen die te veel belasting hebben betaald over hun vermogen in box 3, en de oorlog in Oekraïne.
Als de kosten uit de hand lopen, zo heeft met name de VVD bedongen, dan zal er fors worden ingegrepen in de uitgaven van de overheid. Het begrotingstekort mag niet oplopen boven 3 procent van het bruto binnenlands product. Dan is de tijd van fictief bezuinigen voorbij.
Minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, NSC) mag namens het kabinet onderhandelen over een nieuwe vervroegde pensioenregeling voor mensen met zware beroepen. Het kabinet maakte daar geld voor beschikbaar tijdens de begrotingsonderhandelingen in de afgelopen weken. Dat zei Van Hijum vrijdagmiddag na de minsterraad.
Vakbonden demonstreerden de afgelopen weken voor een nieuwe regeling. De politie was bijvoorbeeld niet aanwezig bij voetbalwedstrijden en een klimaatmars van Extinction Rebellion. De Klassieker, de voetbalwedstrijd tussen Feyenoord en Ajax, kan door de afwezigheid van de politie niet doorgaan.
Sinds in 2012 is besloten dat de AOW-leeftijd hoger werd dan 65 jaar, was er discussie wat dat betekent voor mensen met zware beroepen. Zij kunnen vaak niet zo lang doorwerken. Sinds 2021 is er voor hen een tijdelijke regeling, die volgend jaar afloopt en volgens het ministerie jaarlijks 70 miljoen euro kost.
Wat verder in de begroting staat, wil het kabinet niet zeggen. Wel doet premier Schoof vrijdagmiddag een algemene belofte: „Iedereen gaat er in de portemonnee op vooruit.” Dat wil het kabinet betalen door bezuinigingen op onder andere ontwikkelingssamenwerking en het ambtenarenapparaat, zei Schoof. Die voornemens uit het in mei gesloten Hoofdlijnenakkoord gaat het kabinet uitvoeren.
Andere plannen lekten uit in de uren nadat de onderhandelingen over de begroting waren afgerond. Allemaal plannen waar het kabinet mensen blij mee verwacht te maken. RTL Nieuws meldt bijvoorbeeld dat scholen volgend jaar gratis maaltijden kunnen blijven uitdelen. Dit jaar kost dat ongeveer 166 miljoen euro.
Ook wil het kabinet extra geld uitgeven aan defensie, schrijft De Telegraaf. Plannen om het fiscale voordeel voor werknemers uit het buitenland aan te pakken zijn geschrapt, meldt de krant, en de overdrachtsbelasting wordt voor sommige mensen teruggeschroefd. Hoe de volledige begroting eruitziet en waar het mogelijk pijn gaat doen, wordt officieel op 17 september, Prinsjesdag, bekend.
Nachtwerk
De onderhandelingen leken lang voorspoedig te gaan met kabinetsoverleggen op het Catshuis die flink korter duurden dan ingepland. Het werd pas nachtwerk toen het kabinet de fractievoorzitters en financieel specialisten opzocht van de partijen die meeschreven aan het hoofdlijnenakkoord: BBB, VVD, NSC en BBB. Van donderdag- op vrijdagnacht zaten premier Dick Schoof en minister van Financiën Eelco Heinen tot 4:00 uur in de ochtend met hen om tafel op het ministerie van Financiën.
Was dat niet gek, voor een kabinet dat zichzelf extraparlementair noemt? Met die titel kwam ook de belofte: meer afstand tot de Tweede Kamer, zodat niet alles en achter gesloten deuren zou worden afgesproken. Die nachtelijke overleggen met Kamerleden komen juist over als een heel normáál kabinet.
Schoof vond zo’n overleg met fractievoorzitters logisch. De premier wilde de vier partijen spreken om te controleren of de begroting „in de geest van het hoofdlijnenakkoord” was. De fractievoorzitters, zei de premier, wilden met name in de gaten houden of werken zou blijven lonen, of (kinder)armoede zou worden teruggedrongen, dat inkomens niet gelijker zouden worden en dat de begroting solide zou zijn.
Er is genoeg reden voor links Nederland om de straat op te gaan: een rechts kabinet, een klimaatcrisis, woningnood, oorlog in Gaza. Tegelijk bevindt de linkse beweging zich in het defensief. Zijn het gouden tijden voor activistisch links, of is het juist heel zwaar? Die vraag houdt Wijnand Duyvendak (66) bezig. Het voormalig Tweede Kamerlid namens GroenLinks (2002-2008) is al sinds de jaren zeventig actief als activist, tegenwoordig als projectdirecteur bij Milieudefensie.
Duyvendak schreef een boek over actievoeren en over hoe links het publieke debat kan winnen: Recept voor maatschappelijke verandering (2024). Hij zat nog driftig te schrijven toen de radicaal-rechtse PVV in november de grootste partij werd bij de Tweede Kamerverkiezingen. „Ik schrok, maar ik werd ook strijdbaar. We moeten er tegenáán, dat gevoel. Alleen: hoe doe je dat? Actievoeren is een vak, een ambacht. Maar er is geen handleiding, zoals een timmerman die heeft. De maatschappelijke context verandert steeds. Wat eerst wel werkte, werkt nu misschien helemaal niet meer.”
En actievoeren is niet langer voorbehouden aan links.
„Het is ook iets van rechts en het politieke midden geworden. De ene keer protesteren boze boeren, dan weer buurtbewoners tegen de bouw van een windmolen in een weiland om de hoek. Dat moet je toejuichen, het betekent dat maatschappelijk protest is gedemocratiseerd. Maar het is voor linkse mensen zoals ik wel lastiger geworden. We moeten het speelveld met veel meer partijen delen.”
Hangt links in de touwen?
„Ach, wat is dat? De Democraten in Amerika hingen twee maanden geleden pas écht in de touwen. En opeens heeft de partij weer nieuwe energie gevonden, valt alles op zijn plek. Bij ons valt het nog niet goed. Dat kan na twee maanden ook weer helemaal anders zijn, als het kabinet een paar moves maakt waar we met de juiste taal en toon op reageren. Maar het kan ook twee jaar duren. Hoelang hebben ze in Polen wel niet gevochten voordat links en het centrum de verkiezingen konden winnen? Of in Brazilië? Politiek activisme is een zaak van geduld.”
Geduld heeft Wijnand Duyvendak niet altijd gehad. Hij heeft het moeten leren. In de jaren tachtig sloot hij zich aan bij de kraakbeweging. Daar zag hij, zoals hij het nu noemt, „de logica van de escalatie”. Acties werden steeds harder naarmate resultaten uitbleven, discussies steeds verbetener. „Het werd gewelddadig, het ging van protest naar stenen gooien, omdat acties niet het gewenste effect hadden. Ik hoorde mensen dingen zeggen als: deze rechtsstaat is de onze niet.”
Duyvendak zelf was ook betrokken bij harde acties. In de tijd van grote demonstraties tegen kruisraketten en vredesdemonstraties brak hij in bij militaire hoofdkantoren en bunkers. Daar stal hij apparatuur en documenten. Toen hij in 1984 bij zo’n inbraak werd betrapt, belandde hij zes weken in de gevangenis. Een jaar later speelde hij „een forse ondersteunende rol” bij een inbraak bij het ministerie van Economische Zaken. Activisten namen zakken vol dossiers mee over nieuwe kerncentrales. Duyvendak analyseerde de documenten, vervolgens werden ze gepubliceerd in het blad Bluf!, waar hij redacteur van was.
Lees ook
Kabinet laat mogelijke beperkingen van demonstratierecht onderzoeken
Hoe kijkt u nu op die actie terug?
„Ik vond dat toen rechtvaardig. Als dingen geheim blijven, dan moeten ze openbaar worden. Journalisten doen dat ook, geheime stukken openbaren, dus waarom een actiegroep niet? Maar het was een vorm van eigenrichting, hoe nobel en geweldloos ook.”
Bluf! publiceerde ook privéadressen van ambtenaren, die vervolgens werden bedreigd.
„Dat vind ik echt afschuwelijk. Ik was er toen ook al geen voorstander van. Alles wat het privéleven van mensen raakt, daar moet je echt verre van blijven.”
In 2008, Duyvendak was zes jaar Kamerlid, schreef hij over de inbraak en de gevolgen daarvan in het boek Klimaatactivist in de politiek. Na grote ophef, ook in eigen kring, en felle afkeurende reacties van collega-Kamerleden, diende hij zijn ontslag in. Duyvendak: „Ik was niet voorbereid op de reacties, de aanvallen. Ik dacht: het is zo lang geleden, ik ben nu een keurige man. Maar zodra je kwetsbaarheid toont, springen mensen erbovenop.”
Duyvendak sloot zich in de jaren zeventig aan bij de Amsterdamse kraakbeweging omdat die „zo lekker concreet bezig waren”. Hij studeerde sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, waar de linkse scene druk bezig was met ideologische scherpslijperij. „Ik zie nog voor me hoe het eraan toe ging in de universiteitskantine. De CPN’ers, de maoïsten, en maar discussiëren. Ik dacht: wat is dit? Gaan we de wereldrevolutie uitroepen? Ik ging gewoon woningen opknappen, elektra aanleggen, of waterleidingen.”
Maar ook de kraakbeweging werd radicaler en meer naar binnen gekeerd. Het ging bovendien niet langer alleen over woningnood, maar ook over kernwapens, de apartheid in Zuid-Afrika, of het milieu. „De neiging ontstond om een heel ideologisch bouwwerk te maken, om de samenhang tussen alles te verklaren. Het was een ideologische radicalisering.”
Ziet u parallellen met het linkse activisme van nu, bijvoorbeeld bij Extinction Rebellion?
„Een jaar geleden voegden ze echt wat toe aan het debat over de subsidies aan de fossiele industrie. Ik denk dat je wel hetzelfde patroon ziet. Mensen zetten zich in voor één concreet onderwerp, zoals klimaatrechtvaardigheid. Een deel haakt na een tijdje af, of denkt: ik word ambtenaar en ga het systeem van binnenuit proberen te veranderen. En een deel kan ideologisch radicaliseren.”
Ziet u ook de neiging om te escaleren in actievoeren, zoals u die bij de krakers zag?
„Het bijzondere is: de klimaatcrisis is zo groot, maar er wordt tot nu toe niet met geweld tegen geageerd. Dat betekent dat er gezond intern debat is. Wel proberen ze er schepjes bovenop te doen, omdat ze nog geen resultaat hebben geboekt. Zo verliezen ze aan effectiviteit. De snelwegblokkades op de A12 waren lange tijd heel succesvol, fossiele subsidies werden een groot thema. Maar toen ze te lang doorgingen en ook nog eens de A10 gingen blokkeren, verloren ze steun. Het werd te heftig. Toen begrepen veel mensen het niet meer.”
Lees ook
Iedere dag staan er nog ‘voldoende’ mensen op het rooster – hoelang houdt Extinction Rebellion dat vol?
De logica kan zijn: er is iets nieuws nodig om weer op te vallen.
„Ik weet zelf hoe na een paar jaar actievoeren de frustratie toeslaat. Zeker bij een onderwerp als klimaat, dat niet kan wachten. Maar uiteindelijk win je het altijd met kleine stapjes. Doorgaan, doorgaan, dóórgaan.”
Wie heeft dat volgens u goed gedaan?
„Ik vind Kick Out Zwarte Piet een onderschat succes. Die hebben jarenlang gedemonstreerd bij intochten van Sinterklaas en deden dat altijd geweldloos. Werden ze in een vak gezet, dan gingen ze braaf in dat vak staan. Het waren hun tegenstanders die escaleerden. Als ze zich uit de tent hadden laten lokken, dan was het voorbij geweest. Maar heel langzaam wonnen ze de strijd om de publieke opinie.”
Bij Extinction Rebellion zie je een verbreding: er wordt nu ook tegen de oorlog in Gaza gedemonstreerd.
„Het is heel belangrijk om focus te hebben in je strijd. Bij Milieudefensie voeren we die discussie ook: we willen solidair zijn met de Palestijnen, het is hartverscheurend wat daar gebeurt. Maar we zijn geen organisatie voor de bevrijding van Palestina. We voeren in de eerste plaats strijd tegen grote vervuilende bedrijven.”
En dat zou u Extinction Rebellion ook aanraden?
„Ja. Hoe groter de range aan onderwerpen, hoe kleiner de groep wordt. Je verkleint jezelf, je verliest je scherpte. Als je politieke strijd voert, heb je een duidelijk contrast nodig. Je moet niet alles aan elkaar knopen.”
Herkent u in de intersectionele activisten van nu, die juist de samenhang van onrecht willen aantonen, iets terug van de theoretici uit de jaren zeventig?
„Niet in de boeken die ze lezen, maar wel in hun manier van denken. De neiging om alles aan elkaar te knopen. Nu heet het intersectionaliteit, toen was het anti-imperialisme. Maar het draait om hetzelfde idee: dat er één systeem is waartegen je vecht.”
Heeft u zelf deelgenomen aan snelwegblokkades?
„Meerdere keren ben ik naar de steundemonstratie aan de kant [van de snelweg] geweest, zonder het risico om weggesleept te worden. We zijn met Milieudefensie bezig acties te organiseren, maar dan denken we meer in klassieke demonstraties: grote acties, petities, grote groepen mensen. Ik voel me verwant aan jonge mensen die in beweging komen, maar ik weet natuurlijk niet of dat andersom ook zo is.”
Lees ook
Het succes van Kick Out Zwarte Piet – en zijn beperkingen
De net vertrokken premier Mark Rutte vergeleek Nederland eens met een breekbaar vaasje. Zijn VVD-partijgenoot Eelco Heinen heeft als kersverse minister van Financiën de taak om het kwetsbare kabinet niet kapot te laten vallen. Heinen heeft een streng imago als het gaat om bezuinigen. Maar in de eerste week van de begrotingsgesprekken in het kabinet is vanuit coalitiepartijen het verzoek aan hem vooral: krijg de boel op de rit nu de economische vooruitzichten niet zo somber zijn als verwacht. Oftewel: geen extra bezuinigingen als het niet nodig is, en geen aanpassingen op de afspraken in het hoofdlijnenakkoord. Geef het kabinet, dat bestaat uit vier partijen en een formatieperiode van zeven maanden nodig had, de kans om rustig van start te gaan.
Daarmee is niet gezegd dat Heinen deze weken achterover kan leunen. Het is in deze periode, waarin alle departementen hun begroting hebben moeten opstellen, vooral spannend waar Heinen het geld gaat vinden voor de financiële tegenvallers die zich in de afgelopen zomer opstapelden.
Afgelopen woensdag, bij het begin van het eerste officiële begrotingsoverleg, zei Heinen dat er weinig geld was en dat hij op zoek moet naar manieren om die tegenvallers te bekostigen. Dat zijn bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad, die oordeelde dat de manier waarop vermogens werden belast onjuist was. Het is ook het niet doorgaan van de verkoop van het Duitse deel van het hoogspanningsnet van Tennet en het zijn de extra kosten voor de afhandeling van de toeslagenaffaire. Allemaal miljardenposten.
Lees ook
Voor welke problemen komt de nieuwe minister van Financiën te staan?
Ook zonder tegenvallers moet er fors bezuinigd worden om de plannen van de nieuwe coalitie te financieren. Voor komend jaar al moet bijvoorbeeld duidelijk worden hoe en op welke departementen de eerste bezuiniging van 239 miljoen euro op ambtenaren komend jaar wordt gevonden. Sommige ministers hebben de stellingen al betrokken: zo onderstreepte minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) het belang van zijn ambassades in het buitenland.
Onderwijs
De echt harde discussies over bezuinigingen worden in het voorjaar gevoerd, is de verwachting in Den Haag. Dan komt de Voorjaarsnota tot stand, de bijgewerkte versie van de begroting van komend jaar. Mogelijk is tegen die tijd duidelijk hoe de afspraken in het hoofdlijnenakkoord in de praktijk uitpakken. Wie weet is dan ook bekend of het kabinet kan rekenen op coulance vanuit Brussel, of niet. Mag Den Haag bijvoorbeeld minder betalen aan Brussel dan nu het geval is, zoals dit kabinet wenst, of niet?
Een andere vraag is of het verstandig is om nu nog niet zo ver de toekomst in te kijken. Zo publiceerde het CBS vorige week cijfers over de dalende arbeidsproductiviteit. Door de vergrijzing krimpt de beroepsbevolking, waardoor er nog minder mensen zullen werken dan nu. En daar bovenop wil het kabinet de migratie fors inperken, waardoor ook op die manier de beroepsbevolking niet zal groeien.
Economen vrezen dat de dalende arbeidsproductiviteit geen goed voorteken is voor het verdienvermogen van Nederland. De verdere plannen in het hoofdlijnenakkoord lijken die dalende arbeidsproductiviteit eerder te verergeren dan te verbeteren, zegt Barbara Baarsma, hoogleraar toegepaste economie en hoofdeconoom bij PwC. „Er wordt bezuinigd op onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, onderzoek ten bate van innovatie. En de onderwijskwaliteit holt al achteruit.” Als het kabinet aan de toekomst denkt, dan zou het volgens Baarsma juist moeten investeren in onderwijs.
De ingewikkelde formatie bood weinig ruimte om echt vooruit te kijken. PVV en BBB willen laten zien dat ze burgers tegemoet komen, de VVD wil hetzelfde voor bedrijven, maar wil ook dat de boekhouding van de overheid op orde blijft. Voor minister Heinen zijn de Europese regels daarbij leidend, vooral de norm dat het saldo van inkomsten en uitgaven onder de 3 procent moet blijven.
Botte ingrepen
De harde financiële grensafspraken om te bezuinigen zodra het begrotingstekort hoger is dan 3 procent, lijken het symbool van het maximaal haalbare compromis dat vooral gericht is op het werkbaar houden van het kabinet nu. De VVD zag liever dat gestuurd werd op een kleiner begrotingstekort. Andere partijen aan tafel wilden meer financiële ruimte. Ze kregen die ruimte van de VVD, met als voorwaarde dat de minister van Financiën meteen hard aan de rem kon trekken mochten grenzen overschreden worden.
Terwijl gemoderniseerde Europese begrotingsregels, waarover Brussel dit jaar een akkoord sloot, meer ruimte bieden. Mocht een land de grens van 3 procent overschrijden, dan is het mogelijk om een plan op maat op te stellen hoe het op termijn weer op het goede pad terecht komt.
Heinen zou die harde lijn daarom meteen in de prullenbak moeten gooien, volgens Vinzenz Ziesemer, directeur van de economische denktank Instituut voor Publieke Economie (IPE). Óf het kabinet moet inderdaad koersen op een lager begrotingstekort, zegt hij. „Beter nu al wat voorzichtiger zijn en dan wel je koers vasthouden voor de lange termijn, dan straks misschien botte ingrepen doen op het verkeerde moment.”
Ziesemer zegt, net als het Centraal Planbureau in de vorige week gepubliceerde economische vooruitzichten, dat het risico aanzienlijk is dat Heinen met deze regels moet bezuinigen op een moment dat het al slecht gaat. Dat kan tot onnodig veel faillissementen en werkloosheid leiden. Pieter Hasekamp, directeur van het CPB, adviseerde om enkele lastenverlichtingen uit te stellen zodat het kabinet later meer ruimte heeft.
In die coalitie klinkt: laten we eerst dat hoofdlijnenakkoord uitvoeren en het niet nú al aanpassen. Het akkoord is nou eenmaal een compromis – en over dat compromis is lang gesproken. Ook al betekent dat straks bezuinigen op moeilijke momenten.
Volgend jaar zal niet het moeilijkste begrotingsjaar worden voor minister van Financiën Eelco Heinen (VVD). Het gaat na anderhalf jaar kwakkelen weer goed met de economie. Minder mensen leven in armoede dankzij het beleid van het kabinet-Rutte IV. De lonen van Nederlanders stijgen harder dan de prijzen. Daardoor hebben alle Nederlanders naar verwachting het komende jaar meer te besteden.
Maar dat is het jaar 2025.
Kijk nog een jaar verder en je ziet behoorlijke problemen opdoemen voor het nieuwe kabinet en zijn plannen. Het wil bijvoorbeeld de lasten verlichten voor bedrijven en het eigen risico in de zorg halveren. Maar tegenover die uitgaven staan onzekere inkomsten. Zo wil het kabinet minder geld afdragen aan Brussel. Het begrotingstekort (grofweg: inkomsten minus uitgaven) loopt voor 2026 zo ver op dat het hoger uitkomt dan de EU-norm van 3 procent. En in veertien jaar loopt de overheidsschuld bij ongewijzigd beleid ook flink op, tot 70 procent van het bruto binnenlands product (bbp), of wel van alles wat in Nederland wordt verdiend.
Het zijn de belangrijkste conclusies uit economische vooruitzichten die het Centraal Planbureau (CPB) vrijdag heeft gepresenteerd. Die vooruitzichten vormen altijd een belangrijk uitgangspunt voor de onderhandelingen over de miljoenennota. Dit jaar worden die extra spannend omdat het nieuwe kabinet nog veel zaken gedetailleerd moet uitwerken in een regeerprogramma voor de komende jaren. Minister Heinen heeft nog twee weken voor hij die begroting moet inleveren bij de Raad van State.
Niet té enthousiast
De minister is blij dat uit de vooruitzichten van het planbureau geen nieuwe tegenvallers naar voren komen, zei hij na de ministerraad vrijdagmiddag. „Maar er is ook aanleiding om niet té enthousiast te zijn, omdat we het tekort en de schuld zien oplopen.”
Dat flink oplopende begrotingstekort zal mogelijk meer discussie opleveren in het kabinet. Dat zit met 2,6 procent van het bruto binnenlands product dichtbij het in het hoofdlijnenakkoord afgesproken maximum van 3 procent. Gemiddeld wil het kabinet-Schoof over de hele regeerperiode op een tekort van 2,8 procent uitkomen. Als dat niet lukt, dan heeft het kabinet in het hoofdlijnenakkoord met zichzelf afgesproken om meteen extra maatregelen te nemen. Minder uitgeven heeft de voorkeur van coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB, in plaats van meer binnenhalen bij de belastingbetaler.
Het CPB is kritisch over deze strategie. Stel dat het kabinet onverwachts meer geld moet uitgeven, of dat voorgenomen bezuinigingen minder geld opleveren dan verwacht, dan zal het kabinet plotseling aanvullende bezuinigingen moeten aankondigen. Gaat het op dat moment al slecht met de economie, dan kunnen zulke bezuinigingen onnodige schade aanrichten. Bedrijven en huishoudens krijgen het dan nog moeilijker.
Als de staatsschuld, boven de in de EU afgesproken norm komt, hoeft kabinet niet te rekenen op coulance in Brussel
De kans dat het kabinet zichzelf op dit vlak in de vingers snijdt, is aanzienlijk. Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord namelijk een aantal bezuinigingen voorgesteld die als onrealistisch worden beschouwd. Zo wil het kabinet onderhandelen over een lagere afdracht aan de Europese Unie, wat 1,6 miljard euro moet opbrengen in 2028. Bezuinigingen op het aantal ambtenaren moet in 2025 al 239 miljoen euro opleveren. Van beide bezuinigingen verwachtte het CPB bij de doorrekening van het hoofdlijnenakkoord dat ze niet gehaald zouden worden.
Om te voorkomen dat het kabinet moet bezuinigen in een periode dat het economisch minder gaat, doet CPB-directeur Pieter Hasekamp vrijdag bij een persbijeenkomst een suggestie. Het gaat nu verrassend goed met de economie, zegt hij. Hij zou het verstandig vinden om nu al bij te sturen en de lastenverlichting die het kabinet voor komend jaar aankondigt te verspreiden over meerdere jaren. „Dan heb je ook dekking voor tegenvallers.”
‘Lasten voor de toekomstige generaties’
Dit jaar rekent het CPB voor het eerst voor hoe de overheidsschuld er in 2038 uitziet. Dat doet het CPB vanwege de nieuwe Brusselse begrotingsregels die eisen dat EU-landen veertien jaar vooruitkijken. Dan zou de schuld uitkomen op 70 procent van het bruto binnenlands product. Dat is 10 procent boven de Brusselse norm – en ongekend voor Nederland. De oplopende schuld laat zien dat met het huidige beleid „financiële lasten naar toekomstige generaties worden geschoven”, schrijft het CPB.
Heinen en het kabinet-Schoof is er veel aan gelegen om te laten zien dat zij de Brusselse normen als leidraad nemen. Al is het maar omdat Heinen graag zegt dat hij streng is waar het begrotingsregels betreft. Nederlandse ministers van Financiën hebben andere landen bovendien altijd graag streng toegesproken over overschrijding van de Europese normen. Zo kreeg Wopke Hoekstra heel Zuid-Europa over zich heen toen hij zelfs in coronatijd andere landen op de begrotingsregels wees.
Lees ook
Nederlandse economie groeit weer door herstel van industrie en export
Belangrijker nog is dat het kabinet op allerlei andere terreinen om coulance wil vragen van de Europese Unie. Zo wil Heinen afspraken maken om minder af te dragen aan Brussel. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) wil gaan lobbyen in Brussel voor uitzonderingsposities op landbouwregels. En migratieminister Marjolein Faber (PVV) wil aan haar Europese collega’s vragen of een aantal migratieregels niet voor Nederland hoeven te gelden. Een oplopende staatsschuld, tot over de norm die in Brussel is afgesproken door de lidstaten, zal hen niet helpen hun verzoeken erdoor te krijgen.
De zomervakantie is voorbij voor de ministers en staatssecretarissen. Dinsdag kwam het kabinet voor het eerst sinds begin juli weer samen en vrijdag is de eerste ministerraad. Minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) heeft meteen een sleutelrol. Hij zal de komende weken met de andere ministers over de begroting van 2025 onderhandelen. Wat zijn de hobbels en kaders waar hij rekening moet houden? En moet Heinen meteen bezuinigen?
Afspraken uit formatie
De belangrijkste financiële kaders en instrumenten voor Heinen staan in het hoofdlijnenakkoord, gesloten door de fractievoorzitters van PVV, VVD, NSC en BBB. Heinen schreef tijdens de kabinetsformatie mee aan de financiële paragraaf. Daarin staat dat het overheidstekort (grofweg inkomsten minus uitgaven) nooit meer mag zijn dan de EU-norm, namelijk een tekort van 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp), dat is wat er verdiend wordt in Nederland. Over de hele regeerperiode van het kabinet-Schoof moet dat gemiddeld nog lager liggen: 2,8 procent.
Lukt dat niet, dan voorziet het hoofdlijnenakkoord in middelen om tot die 2,8 procent te komen. De minister kan de begroting niet aanpassen aan de inflatie. Op die manier hebben alle ministeries relatief gezien minder geld, want door inflatie kun je met dezelfde hoeveelheid geld minder kopen. Mocht het jaar daarop de norm van 3 procent niet worden gehaald, dan moeten er extra maatregelen genomen worden. Voorkeur ligt bij bezuinigen, schrijven de partijen.
Grens in zicht
Dit financiële kader is strenger dan de nieuwe begrotingsregels van de Europese Unie. Die regels, waarover in 2023 overeenstemming is bereikt, laten ruimte voor maatwerk bij grensoverschrijdingen. Die ruimte geeft het kabinet zichzelf niet. Daarmee loopt het een risico. Wat als je moet bezuinigen als het al slecht gaat met de economie? Dan loop je de kans dat het nóg slechter zal gaan.
De grenswaarden die het kabinet zichzelf stelt, lijken in zicht. Het Centraal Planbureau (CPB) rekende het hoofdlijnenakkoord door en kwam op een tekort van 2,8 procent. Volgens De Nederlandsche Bank komt het tekort al in 2025 op 3,3 procent.
Belangrijk voor het tekort is de economische groei, omdat het wordt uitgedrukt in een percentage van het bbp. De economie stagneerde sinds half 2022, maar woensdag maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bekend dat de economie groeide met 1 procent ten opzichte van het vorige kwartaal. Dat is goed nieuws voor Heinen.
Miljardentegenvallers
Waar Heinen wel geld voor moet vinden: enkele miljardentegenvallers. Zo zijn er de miljarden euro’s die de staat moet terugbetalen aan beleggers, omdat de Hoge Raad oordeelde dat de manier waarop vermogens werden belast niet juist was. Er is de 2,3 miljard extra voor de afhandeling van de Toeslagenaffaire. En de verkoop van het Duitse deel van het hoogspanningsnet van Tennet, een staatsonderneming, ging niet door. Dat veroorzaakte een begrotingstekort van 1,6 miljard euro.
Heinen zei tijdens zijn kennismakingsverhoor in de Tweede Kamer dat hij zich zorgen maakt om die tekorten. Maar de minister van Financiën kon ook meevallers vinden, benadrukte hij. Heinen hoopte die tegen elkaar weg te kunnen strepen.
Veel van wat Heinen de komende weken moet doen, hangt af van vrijdag. Dan presenteert het Centraal Planbureau de ramingen voor de economie van 2025. Deze raming vormt een belangrijk ingrediënt voor de Miljoenennota. Vallen de cijfers tegen, dan heeft Heinen nog een paar weken om bij te sturen. De raming maakt onder andere duidelijk hoe de koopkracht van Nederlanders zich zal ontwikkelen en toont het verwachtte overheidssaldo.
Lees ook
In financiële debatten waait de nieuwe rechtse wind al
Als het tekort boven de 3 procent uitkomt, zal het kabinet volgens de zelfopgelegde norm moeten ingrijpen. Heinen, die duidelijk wil uitstralen dat hij streng is op begrotingsbeleid, wordt dan meteen op de proef gesteld. Is hij absoluut in de toepassing van de regels die hij heeft ingevoegd in het coalitieakkoord, of moeten de regels vooral als een waarschuwing gelezen worden aan de coalitiepartijen die houden van geld uitgeven? Van VVD en NSC is bekend dat zij tijdens de formatie zorgen hadden over de dure verkiezingswensen van BBB en PVV.
Als de economische ramingen van het CPB zijn gepresenteerd, begint het onderhandelen. In hoeverre de fractievoorzitters van de coalitiepartijen daar meteen bij betrokken worden, is onduidelijk. Premier Dick Schoof zei eerder dat hij afstemming met de coalitiepartijen belangrijk vindt. Het ingewikkelde is dat de ministers ondertussen het hoofdlijnenakkoord verder uitwerken. Het kabinet wil het regeerprogramma (uitwerking van het hoofdlijnenakkoord) in september presenteren, nog voor Prinsjesdag, wanneer de Miljoenennota bekend wordt gemaakt. De begroting moet uiterlijk 30 augustus af zijn.
Lees ook
Het Centraal Planbureau ziet veel hindernissen in het coalitieakkoord
Wat doet Brussel?
Maar de grootste financiële tegenvallers komen later. In het hoofdlijnenakkoord staan namelijk voornemens voor bezuinigingen waarvan de kans aanzienlijk is dat die minder geld opleveren dan het kabinet inschat. Zo wil het kabinet onderhandelen over een lagere afdracht aan de Europese Unie. Dat moet in 2028 1,6 miljard euro opleveren. In 2025 moeten bezuinigingen op het aantal ambtenaren al 239 miljoen opbrengen.
Het Centraal Planbureau was al sceptisch over deze bedragen. Als de afdracht niet lager kan, dan heeft Heinen nog een optie achter de hand. Een noodrem: dan zullen de ministeries allemaal minder geld krijgen. En dan moet er alsnog breed bezuinigd.
Lovende woorden, opnieuw, van premier Dick Schoof dinsdagmiddag bij de huldiging van alle Olympische medaillewinnaars in Den Haag. Hij roemde de vele „historische momenten” in Parijs– de eindsprint van hardloopster Femke Bol, de hattrick van baanwielrenner Harrie Lavreysen, „het goud van Sifan”. „Hulde hulde hulde!”
Schoof benoemde eveneens de bredere betekenis die de topsporters van Team NL voor de samenleving hebben: „Jullie rol als voorbeeld en inspiratiebron voor alle kinderen en jongeren in Nederland is superbelangrijk. Dan blijft Nederland fysiek en mentaal fit”. En, zei hij, de Olympische helden zijn erin geslaagd om Nederland te „verbroederen”, „een clubgevoel te geven”.
Kort erna spelde staatssecretaris Vincent Karremans (Sport, VVD) koninklijke onderscheidingen op de jasjes van de winnaars van een gouden medaille. Beide bewindslieden van het nieuwe kabinet waren afgelopen week in Parijs om voor de camera’s hard mee te juichen met de Nederlandse winnaars.
Dreigende bezuinigingen
Boven de euforie van de Olympische Spelen, waarbij Nederland met 34 medailles de beste prestatie ooit leverde, hangt een minder vrolijke kwestie. Volgens sportkoepel NOC-NSF is het nieuwe kabinet lang niet zo sportminnend als Schoof en Karremans nu doen voorkomen. Sterker: er dreigt een bezuiniging op de sportsector van ruim 40 miljoen euro per jaar.
Dat is althans wat zou blijken uit analyse door de nationale sportfederatie van het door PVV, VVD, NSC en BBB in mei gesloten hoofdlijnenakkoord. Met name de voorgenomen verhoging van de kansspelbelasting met 7,3 procent zou voor een flinke daling van de inkomsten van sportbonden zorgen: van 52 miljoen naar 39,5 miljoen euro. Nederlandse Loterij (bekend van onder meer Lotto, Toto en de Staatsloterij) financieren de grote sportbonden immers met een wettelijk verplichte afdracht. Als de belasting op gokken omhoog gaat, is de redenering, zou de winstgevendheid van het staatsbedrijf wel eens onderuit kunnen gaan en daarmee de subsidie aan de sportwereld.
Ook de btw-verhoging op ‘culturele goederen en diensten’ en een korting op specifieke uitkeringen aan gemeenten zouden de (amateur-)sportverenigingen hard kunnen raken, aldus de sportkoepel. „Verbijsterend” schreef NOC-NSF-directeur Marc van den Tweel eind mei al in een toelichting. Hij sprak over „bezuinigingen en lastenverhogingen die gezamenlijk een enorme impact zullen hebben op de sport en bewegen.”
Hoewel de doorrekening van NOC-NSF niet veel details bevat en een dunne onderbouwing, is het getal van 40 miljoen een eigen leven gaan leiden – hetis in sommige (pers)berichten inmiddels al opgelopen tot „minstens 45 miljoen”. Ook bekende sporters en coaches zijn zich erover gaan opwinden. Eind juni deed een groep van 67 (oud-)topsporters, waaronder Olympische kampioenen als Epke Zonderland en Ellen van Langen, per brief al een dringende oproep aan „het toekomstige kabinet” om „de geplande bezuinigingen op sport” terug te draaien.
Afgelopen weekend, op de treinreis terug vanuit Parijs, maakten ook huidige Olympiërs zich boos. „Die bezuinigingen”, zei zwemkampioene Open water Sharon van Rouwendaal tegen een meereizende verslaggever van BN/De Stem, „daar snap ik dus helemaal niks van.”
Hockeyster Pien Sanders zei het evenmin te begrijpen. „En ook zo raar: ze hebben allemaal zo genoten van ons. Het koningshuis, de premier, de rest van Nederland. En dan willen ze nu gaan bezuinigen. Dat is niet uit te leggen.”
Onjuiste aannames
Verantwoordelijk staatssecretaris Karremans probeerde dit weekend de zorgwekkende berichten over bezuinigingen te temperen. In een bericht op X noemde hij de bedragen die worden genoemd „voorbarig” en „veelal gebaseerd op (onjuiste en onvolledige) aannames”. De komende dagen en weken zal het nieuwe kabinet zowel de begroting voor komend jaar vastleggen als het hoofdlijnenakkoord van de vier coalitiepartijen uitwerken tot een regeerprogramma. Bij deze „exacte uitwerkingen”, zo liet de staatssecretaris weten, moeten de keuzes „over de financiële gevolgen voor de sport nog worden gemaakt”.
Een week eerder, in een interview met Radio Olympia, zei Karremans al wel dat hij niet kon garanderen dat de sportsector door het nieuwe kabinet zal worden ontzien. Een algehele bezuiniging, zei de VVD’er, zal nodig zijn omdat er „in Nederland een financieel tekort is, dat moet worden opgelost”. Hij zei in Parijs met veel sportbestuurders op de tribune te hebben gezeten waarbij het ook over het aanstaande kabinetsbeleid ging. Karremans: „Ik denk dat ze wel wat milder zijn geworden.”
Net buiten de grote debatzaal in de Tweede Kamer staan tv’s waarop de debatten worden uitgezonden en daar kun je ze zien staan: de politiek assistenten van ministers en staatssecretarissen. Zij weten vaak beter dan wie ook wat er in een debat zal gebeuren, wie wat zal gaan zeggen, wie met welke motie komt. En hoe de minister of staatssecretaris daar dan op zal reageren. Het zijn de politiek assistenten die al dagen of soms zelfs weken van tevoren bij zoveel mogelijk Kamerleden zijn langs gegaan om te horen wat er leeft, wat partijen willen en om die politici ook alvast voor te bereiden op mogelijke reacties van het kabinet.
Het is het ‘achterkamertjesgedoe’ waar een kabinet nooit trots op is. Maar ook de bewindslieden van kabinet-Schoof hebben weer een lange rij assistenten in dienst genomen: het zijn er dertig. Ze draaien mee op het ministerie als ambtenaar, zijn de politieke voelsprieten van een minister of staatssecretaris. VVD’er Mark Rutte had er in zijn tijd als premier steeds maar één tegelijk. Zijn assistenten liepen de partijen af, maar hielpen hem ook politieke risico’s in te schatten en aan toespraken toe te voegen waar hijzelf of zijn ambtenaren niet aan dachten: iets persoonlijks, iets wat vooral over zíjn kiezers ging. En politiek assistenten helpen bij het voorbereiden van verkiezingsdebatten: Rutte riep in de provinciale verkiezingscampagne van 2019 luidkeels om hulp van ‘Caroliene!’: Caroliene Hermans, dochter van VVD-prominent Loek Hermans en zus van (nu minister van Klimaat) Sophie Hermans, die ook lange tijd de politiek assistent was van Rutte.
Alexander Hendriks (28), politiek assistent van staatssecretaris Gijs Tuinman (Defensie, BBB), zegt in een gesprek met NRC dat de assistenten „niet iets schimmigs” aan het doen zijn. „Er kleeft aan ons werk een stigma van de ultieme achterkamertjesfunctie. Daar moeten we een beetje vanaf.”
Hij is een van de dertig nieuwe assistenten. Anders dan Rutte heeft Dick Schoof er twee, en ook vicepremier Mona Keijzer neemt een duo mee aan adviseurs.
Politiek adviseurs blijven het liefst op de achtergrond. Ze doen het werk dat een neutrale ambtenaar nooit kan doen: de debatten ook al politiek inhoudelijk voorbereiden, namens een bewindspersoon alvast toezeggingen doen, deals sluiten. Volgens Alexander Hendriks is het de bedoeling dat een politiek assistent de taal spreekt van de ambtenaren én die van de politici. Hij denkt dat dit ook de ambtenaren helpt, die volgens hem soms verrast kunnen worden door moties die in de Tweede Kamer worden aangenomen. „Wij zeggen dan: schrik er niet van. Een motie is niet absoluut, er is ruimte voor interpretatie. Maar doe wél je best om zoveel mogelijk gedaan te krijgen. Vaak zitten er in moties goede ideeën.”
Andersom heeft de Tweede Kamer ten opzichte van de ambtenaren volgens Hendriks een „gigantische informatieachterstand”. „Politici realiseren zich niet dat er duizenden ambtenaren elke dag over beleid nadenken en alle opties hebben gewogen.” Hendriks denkt dat een politiek assistent dus ook Kamerleden kan helpen om een motie scherper, deskundiger en gedetailleerder te maken.
Hendriks moet nog aan zijn baan beginnen, pas na de zomer zijn er weer debatten in de Tweede Kamer. Oud-Kamerleden en oud-adviseurs weten dat die ‘hulp’ van adviseurs er soms zelfs toe kan leiden dat zo’n assistent zélf probeert mee te schrijven aan teksten van moties. Dat is, weten de Kamerleden én de adviseurs, zeker niet de bedoeling.
Oliemannetje
De baan van politiek adviseur bestaat in Nederland sinds de jaren zestig, maar werd vooral populair in de tijd van het kabinet-Kok I, in de jaren negentig. Het was de eerste regering in 75 jaar zonder christen-democraten en misschien kwam het vooral door die onwennigheid dat de behoefte leek toe te nemen aan extra politieke antennes. Ook het kabinet-Schoof, van PVV, VVD, NSC en BBB, betreedt onbekend politiek terrein. De coalitiegenoten zitten op veel gebieden niet op één lijn en in de Eerste Kamer heeft de coalitie geen meerderheid. Volgens Caspar van den Berg, hoogleraar bestuurskunde en Eerste Kamerlid van de VVD groeit de behoefte bij bewindspersonen aan „een oliemannetje of olievrouwtje” als het politieke landschap „complexer, gefragmenteerder en volatieler” wordt.
Voor Dick Schoof komt daar nog bij dat hij partijloos is, waardoor hij extra moeite zal moeten doen om erachter te komen wat er leeft bij de coalitiepartijen. Hij heeft niet, zoals ministers en staatssecretarissen met een eigen partij achter zich, een adviseur die ook rondloopt op de eigen partijcongressen. De politieke assistenten van Schoof zullen het dus anders moeten aanpakken. Van den Berg: „Ze moeten op een wat andere manier gaan netwerken om dezelfde informatiepositie te krijgen als de politiek adviseurs van de vicepremiers.”
Achterkamertjespolitiek
Het kabinet-Schoof pleit voor meer transparantie en minder achterkamertjespolitiek, maar ook de politieke assistenten van dit kabinet blijven liever op de achtergrond, blijkt als NRC een rondgang maakt. Slechts twee van de dertig assistenten willen meewerken, beiden staan ze een BBB-staatssecretaris bij. Een politiek assistent van een PVV-minister werd opgebeld door adviseurs van bewindspersonen van andere partijen met het advies om niet aan dit verhaal mee te werken.
Sinds 2003 zijn politiek assistenten aan regels gebonden. Het Nederlandse ambtelijke apparaat heeft een stevige positie in vergelijking met veel andere landen, omdat ambtenaren in functie blijven bij een regeringswissel. Te veel politiek adviseurs met veel invloed kunnen die positie bedreigen, zegt Van den Berg. „In landen als Nieuw-Zeeland en Australië kunnen politiek assistenten hun minister vervangen, bijvoorbeeld bij een officieel bezoek. Zo’n functie hebben Nederlandse adviseurs niet.”
Volgens Hendriks is een politiek adviseur kansloos zonder politiek fingerspitzengefühl. „Je hebt het of je hebt het niet.” Dat gevoel, denkt hij, is aangeboren. Al is het volgens hem ook bij te slijpen. Als Leids rechtenstudent was hij een jaar voorzitter van het Aller Heiligen Convent, een koepel van studentenverenigingen. „Mijn enige rol was compromissen bedenken. Tien verenigingen willen iets anders, dus bedacht ik iets waar iedereen mee kon leven.”
De meeste nieuwe assistenten zijn net als Hendriks rond de dertig. Op X lekte een aantal namen al snel uit.
De meesten waren voorheen actief bij een partij of op een ministerie. „Een politiek assistent moet snel complexe vraagstukken, processen en procedures verwerken, verbanden leggen en relaties met mensen aanvoelen”, zegt hoogleraar Van den Berg. „Tegelijkertijd is er geen cursus of beroepsopleiding voor. De politiek adviseur ontwikkelt zich vooral on the job.”
En als het goed is, vullen de bewindspersoon en de assistent elkaar aan. Alexander Hendriks, de adviseur van Defensie-staatssecretaris Gijs Tuinman, zegt: „Ik heb geen militaire ervaring, maar loop al drie jaar in de Kamer rond. Gijs heeft de Militaire Willemsorde, maar was maar een halfjaar Kamerlid.” In die periode werkte Hendriks als BBB-beleidsadviseur voor Tuinman. Dat was ook de reden dat die hem vroeg om mee te gaan naar het ministerie. „We vertrouwen elkaar, we weten hoe de ander denkt.” Als de bewindspersoon moet opstappen, is de assistent ook werkloos. „Dat creëert een band.”
Als het zover komt dat een minister of staatssecretaris aftreedt, mag de assistent nog zes maanden aanblijven op het ministerie om taken af te ronden. Soms worden ze na die tijd alsnog een ‘echte’ en dus neutrale ambtenaar. „Ambtenaren komen dan binnen via de politiek en niet op basis van ambtelijke expertise”, zegt Alexandre Belloir, die aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveert op de politisering van ambtenaren. „Het is een bekend achterdeurtje.” Er zijn er ook die daarna juist zélf politicus worden, zoals Sophie Hermans en CDA’er Jack de Vries. Ook oud-Kamerlid van de VVD Peter Valstar, nu wethouder in de gemeente Westland, was politiek assistent (van Rutte). Kamerlid Thom van Campen van de VVD werkte eerder als adviseur van VVD-minister Tamara van Ark, CDA’er Bart van den Brink was politiek adviseur van CDA-minister Hugo de Jonge en daarna zelf een tijdje Kamerlid.
Promovendus Alexandre Belloir merkte dat de Nederlandse adviseurs zich niet makkelijk laten vinden. Hij moest LinkedIn afstruinen en hopen dat de assistenten open zijn in hun profiel. „De Britse overheid publiceert namenlijsten met taakomschrijvingen en salarissen, Nederland niet. Frappant voor een land dat zo trots is op zijn transparantie”, vindt Belloir.
Afbreukrisico
Goede politiek assistenten hebben informatie uit de Kamer en van het ministerie als allereerste. Discretie is daarbij belangrijk. Veel van hun successen lijken nooit het daglicht te zien, maar dat geldt dus ook als er iets misloopt. Daardoor lijkt het afbreukrisico van de politiek adviseurs klein. „Als een minister moet aftreden, is dat niet per se een smet op het blazoen van de assistent”, zegt Van den Berg.
Alexander Hendriks van BBB noemt zijn nieuwe baan een „geweldige ervaring, onvergelijkbaar met iets anders”. Dat hij moet stoppen als zijn bewindspersoon opstapt, deert hem niet. „Ik ben nog jong, heb geen gezin.” Hij en zijn collega’s verdienen tussen de 4.024 en 7.747 euro per maand, afhankelijk van hun taken en hun ervaring. „Sommige adviseurs zijn enkel boodschapper, anderen gedragen zich als vervangend minister”, hoorde Hendriks van de vorige lichting politiek adviseurs. De bewindspersoon bepaalt hoeveel vrijheid je krijgt.
Van oud-politiek adviseurs hoorde Hendriks ook dat ambtenaren snel het idee krijgen dat de assistent spreekt met de mond van een bewindspersoon. „Je creëert spanning als je onbesuisd tegen mensen zegt: dit moet zo en zo. Zij denken dan: dit moet dus van de bewindspersoon”, zegt Hendriks. „Pas bij een politieke crisis moet je er staan als politiek adviseur, en duidelijk maken welke kant het op moet.”
Politiek is de grote passie van Alexander Hendriks, hij is er dag en nacht mee bezig. „Soms, als ik te lang in Den Haag ben, vind ik alles zó gaaf.” Maar als hij zijn verhalen vertelt aan zijn vrienden in zijn geboorteplaats Mijdrecht, kijken die hem vaak glazig aan. „En dat houdt me met beide benen op de grond, dat is ook wel weer lekker.”