Het conflict binnen de coalitie over asiel gaat vooral tussen de PVV en NSC, dat is het beeld dat in Den Haag al weken domineert. De PVV wil vasthouden aan het snel kunnen nemen van asielmaatregelen via het staatsnoodrecht, NSC heeft daar principiële en rechtsstatelijke bezwaren tegen. Om die reden voerde premier Dick Schoof deze week gesprekken met PVV-leider Geert Wilders en waarnemend NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven, om te kijken of een compromis tussen de twee partijen nog mogelijk is. Coalitiepartners VVD en BBB zijn formeel nog helemaal niet in de onderhandelingen betrokken, dat gebeurt mogelijk pas vrijdag als Schoof na de EU-top terugkeert in Den Haag.
Binnen de VVD leidt de asielkwestie tot discussie, hoewel die de afgelopen weken niet al te openlijk werd gevoerd. De rechtervleugel van de partij, verenigd in de groep Klassiek Liberaal, is warm voorstander van samenwerking met de PVV en pleit op zijn X-account al wekenlang voor het snel nemen van maatregelen via het noodrecht. „Afspraak is afspraak! De noodwet is afgesproken, doen dus!”, twitterde Klassiek Liberaal vorige week nog.
Bij VVD’er Leon van Noort, bestuurslid van Klassiek Liberaal, is er geen twijfel over: de problemen met de opvang van asielzoekers vormen een crisis die de inzet van het noodrecht rechtvaardigt. „De instroom blijft te hoog, het COA krijgt geen controle over Ter Apel, we hebben geen huizen voor statushouders. Zelfs niet meer voor onze eigen inwoners.”
Van Noort, afdelingsvoorzitter van de VVD in Barendrecht, is niet onder de indruk van argumenten van juristen en deskundigen dat de problemen in de asielketen geen crisis zijn, maar een gevolg van falend beleid. „Het klopt dat dit een structureel probleem en permanente crisis is geworden, maar dan snap ik juist heel goed dat je noodwetgeving wil inzetten. Ook veel andere Europese landen nemen nu ver gaande maatregelen, wat laat zien dat het crisis is.”
In het vorige kabinet schreef Yesilgöz, toen nog minister van Justitie en Veiligheid, samen met VVD-staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel) nog aan de Tweede Kamer dat het staatsnoodrecht alleen bij „buitengewone omstandigheden” mag worden ingezet, zoals het uitbreken van oorlog of een pandemie, zoals de coronacrisis. In een Kamerbrief uit 2022 stelden Yesilgöz en Van der Burg dat van die buitengewone omstandigheden geen sprake is bij „problemen van structurele aard, zoals de knelpunten in de reguliere opvang van vreemdelingen”.
In een debat in datzelfde jaar over de inzet van het staatsnoodrecht voor de opvang van Oekraïners zei Ruben Brekelmans, toen Kamerlid en nu minister van Defensie, dat het noodrecht „een uiterst redmiddel” moest zijn en altijd „een duidelijke noodzaak en solide juridische onderbouwing” vereist.
Dat de VVD in het kabinet nu, op verzoek van PVV-leider Geert Wilders, wel is meegegaan met de route van het staatsnoodrecht baart oud-Kamerlid Pim van Strien zorgen. Van Strien is een van de initiatiefnemers van De Liberale VVD, een initiatief dat in september officieel werd gelanceerd uit zorgen over de samenwerking van de VVD met de PVV. In een recent verstuurde brief aan sympathisanten schrijft De Liberale VVD dat ze binnen de partij „de politieke koers van de VVD waar deze niet aan de liberale kernwaarden voldoet, aan de kaak wil stellen”.
Akkoord gaan met het noodrecht voor asielmaatregelen is precies zo’n kwestie, zegt Van Strien. „Een aantal kernwaarden van de democratische rechtsstaat komen hiermee onder druk te staan, daar zitten onze zorgen.” Van Strien vindt dat er sprake is van het misbruiken van het staatsnoodrecht en hekelt ook het feit dat het parlement niet vooraf, maar pas achteraf goedkeuring aan de maatregelen hoeft te geven. Hij pleit voor een gewoon wetgevingstraject, dat volgens hem ook snel kan worden doorlopen. „Kies voor de koninklijke route. Bij de avondklok destijds zag je ook dat het binnen een paar dagen door beide parlementen kon, met een deugdelijk proces en de democratische controle die daarbij hoort.”
‘Niks met liberalisme te maken’
Leon van Noort van Klassiek Liberaal vindt dat de discussie over hoe de asielmaatregelen genomen moeten worden „niks met het liberalisme te maken heeft”. Het noodrecht toepassen is juist heel liberaal, volgens Van Noort. „De asielcrisis beperkt de vrijheid van Nederlanders op de huizenmarkt, het kabinet neemt juist verantwoordelijkheid door problemen aan te pakken. Dat zijn hele liberale dingen.” De VVD’er ziet ook geen democratisch probleem. „De democratische spelregels worden gewoon toegepast, maar in een iets later stadium.”
Als de coalitie uiteindelijk toch kiest voor een gewone wet, vindt Klassiek Liberaal dat overigens prima. „Als het dan maar niet heel veel langer duurt”, zegt Van Noort, die het een voordeel noemt dat er dan waarschijnlijk meer steun is in de Eerste Kamer omdat de SGP wel een spoedwet, en waarschijnlijk niet het noodrecht, kan steunen. Pim van Strien heeft goede hoop dat VVD-leider Yesilgöz zich door haar „liberale kompas” laat leiden en alleen een oplossing via gewone wetgeving accepteert. „Wij zien ook de problemen rond asiel, maar we hebben echte oplossingen nodig in plaats van stoere taal.”
Het was nota bene de VVD die donderdag samenvatte hoe de verduurzaming van de grootste uitstoters van Nederland de afgelopen jaren weinig had opgeleverd. „Er is twee jaar flink op los vergaderd, maar er zijn nul afspraken gemaakt, en een grote pot met geld blijft onaangeraakt”, zei Kamerlid Silvio Erkens, terwijl in het vorige kabinet VVD-minister Micky Adriaansens hiervoor verantwoordelijk was. „De afspraak met Tata Steel moet snel rond”, vervolgde Erkens. „Anders kunnen we de klimaatdoelen op onze buik schrijven.”
Zou het nog lukken? Het vergroenen van de industrie was één van de belangrijkste pijlers van het klimaatbeleid van het vorige kabinet. Het plan: ga om de tafel met de twintig grootste uitstoters van Nederland – van Tata Steel tot plasticproducent Dow tot kunstmestfabriek Yara – en maak afspraken met ze over staatssteun voor vergroening. Zo voorkom je dat deze bedrijven weggaan, behoud je werkgelegenheid en verduurzaam je Nederland.
Het huidige kabinet wil deze aanpak (met een budget van 3 miljard euro) voortzetten – maar Sophie Hermans (VVD), minister van Kimaat en Goene Groei, en de Kamer klonken hier donderdag minder zeker van dan ooit. De onderhandelingen duren en duren, maar er wordt weinig vooruitgang geboekt. Vrijblijvende overeenkomsten zijn met dertien bedrijven onder voormalig minister Adriaansens wel getekend, maar het is nog steeds onduidelijk of die ook tot bindende afspraken komen.
Als er geen serieuze plannen komen, gaan we de gesprekken ook stoppen
Complexer dan verwacht
„Ben ik nou tevreden? Ik had ook gehoopt dat we nu verder waren”, zei minister Hermans donderdag tegen de Kamer. Ze wijst erop dat alles complexer is dan verwacht. „Het is nieuw en er zijn veel partijen bij betrokken, en je zit al snel met Europese staatssteunregels.”
Van alle kanten klinkt de kritiek op de ‘maatwerkaanpak’ luider en luider. „Het tempo ebt weg”, constateerden de twaalf provincies – die de vergunningen voor de projecten moeten verlenen – voor de zomer al in een gezamenlijk statement. De haven van Rotterdam, waar veel van de betrokken bedrijven gevestigd zijn, zei woensdag dat de concurrentiepositie in gevaar is door vastlopende vergroening.
Ondertussen waarschuwde de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) onlangs dat de industrie „minder CO2-efficiënt” is gaan produceren. „Nog geen groene groei industrie”, constateerde de NEa droogjes boven het eigen persbericht.
Binnen politiek en industrie klinken allerlei redenen voor de vastlopende gesprekken: voor bedrijven zijn er veel onzekerheden over bijvoorbeeld de energieprijs, grote multinationals moeten kiezen tussen meerdere landen voor groene investeringen, veel ministeries bemoeien zich met de afspraken, er zijn problemen met capaciteit op het stroomnet, onwennigheid om zaken te doen met de overheid, stikstofproblemen – ga zo maar door.
Donderdag erkende Hermans dat er méér moet gebeuren, en sloeg ze een hardere toon aan dan haar voorganger. Ze waarschuwde dat het aanbod om bedrijven extra te helpen verduurzamen, niet eindeloos op tafel zal blijven liggen. Er moet „tempo” in, zei Hermans, en dat betekent dat het kabinet „aan de vooravond” staat van kiezen bij welke bedrijven het nog realistisch is om tot een afspraak te komen. „Ik kies voor waar serieuze plannen liggen om te verduurzamen. En als die er niet komen, gaan we de gesprekken ook stoppen.”
Het geduld van de Tweede Kamer raakt intussen op. Zowel D66 en VVD zien graag een deadline, bijvoorbeeld eind 2025, om te weten of de maatwerkafspraken nog gaan lukken. Een eerste brainstorm over alternatieven – veelal bestaande subsidieregelingen – volgde. Het lijkt erop dat de minister weinig tijd krijgt om de vastgelopen maatwerkafspraken glad te trekken.
Tata Steel
Het meest controversiële bedrijf dat onder een afspraak moet vallen is Tata Steel, de grootste CO2-uitstoter van Nederland. Niet alleen moet Tata Steel véél minder uitstoten, ook heeft de staalproducent (circa 8.000 werknemers) de taak om de gezondheidseffecten van zijn industrie flink te beperken. Hermans wilde weinig loslaten over de gesprekken, behalve dat zij samen met premier Dick Schoof de Indiase top van het bedrijf had gesproken.
Vermoedelijk zal de Nederlandse staat met name voor Tata Steel flink de portemonnee moeten trekken. In uitgelekte documenten bleek eerder dit jaar dat de overheidssteun voor Tata op zou kunnen lopen tot meer dan een miljard euro. Daarbij zullen ook afspraken gemaakt worden over hoe de gezondheid in de omgeving moet verbeteren, benadrukte Hermans donderdag.
Een deel van de oppositie wilde vastleggen dat de minister daar recente adviezen met gezondheidseisen als harde „randvoorwaarde” meenam, maar daar wilde de minister niet aan. Wel beloofde ze dat er „geen maatwerkafspraken komen zonder gezondheidswinst”.
Eerder dit jaar werd al duidelijk dat als er geen afspraak met Tata Steel komt, er een kans bestaat dat de staat moet opdraaien voor de sanering van de fabrieken in IJmuiden. Kosten werden geschat op 12 miljard. De verwachting is echter dat er dit jaar nog een deal komt met Tata Steel: regering en bedrijf zijn vergevorderd met onderhandelingen.
‘Sterfhuisconstructie’
Als maatwerkafspraken uitblijven, wacht een risicovol scenario. De regering probeert te voorkomen dat bedrijven die veel CO2 uitstoten hier nog lange tijd mee zullen doorgaan, totdat het financieel niet meer kan. De industrie is door het Europese emissiehandelsysteem gedwongen steeds minder uit te stoten: deze uitstootrechten worden steeds schaarser en dus duurder, tot in 2040 de industrie niks meer mag uitstoten (netto nul). Fabrieken zullen sluiten, vrezen sommige partijen, en uit Nederland vertrekken. Voor deze „sterfhuisconstructie” waarschuwde de VVD opnieuw donderdag.
Lees ook
Wat is er terechtgekomen van het klimaatbeleid van Rutte IV?
Met één bedrijf is het in ieder geval al niet gelukt om tot een afspraak te komen, bleek donderdag. Hermans liet zich ontvallen dat de gesprekken met olieconcern BP zijn beëindigd, op verzoek van het bedrijf. Geheel tegen de trend in, is dat niet. BP heeft, net als een aantal andere olieconcerns zoals Shell, onlangs zijn duurzaamheidsdoelstellingen teruggeschroefd. BP zet weer méér in op olie en gas, en verkocht in de Verenigde Staten deelnemingen in windenergie.
Meer dan een half miljoen Nederlanders, bijna 540.000, hebben te weinig geld om van te leven, volgens een nieuwe, preciezere manier om de armoede in Nederland te meten. Dat is 3,1 procent van alle Nederlanders.
Dat zijn er minder dan gedacht, en hun aantal is ook veel harder gedaald dan in eerdere statistieken. Het aantal mensen in armoede is meer dan gehalveerd tussen 2018 en 2023, volgens de donderdag gepubliceerde cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), statistiekbureau CBS en budgetinstituut Nibud.
Tot nu toe waren er verschillende definities van armoede in omloop. Volgens de meest gebruikte, van het SCP, leefden er vorig jaar bijna 800.000 mensen in armoede, en was dat aantal sinds 2018 met ongeveer 17 procent gedaald.
De nieuwe meetmethode zal voortaan leidend zijn voor de politiek. Het Centraal Planbureau gaat de nieuwe definitie gebruiken voor zijn armoederamingen rond Prinsjesdag, en bij het doorrekenen van de verkiezingsprogramma’s.
Werkelijke kosten
Het gaat er in deze methode niet meer alleen om of mensen genoeg inkomen hebben, maar ook om hoe hoog hun werkelijke kosten voor wonen en energie zijn. Wie na de uitgaven aan deze vaste lasten te weinig geld overhoudt voor de overige noodzakelijke uitgaven, leeft in armoede.
Maar het nieuwe armoedecijfer is vooral lager doordat mensen die een laag inkomen, maar óók veel spaargeld hebben, niet langer meegeteld worden. Dat gaat bijvoorbeeld om eigenaren van een bedrijf die zichzelf weinig inkomen en winst uitkeren.
De groep mensen in armoede bestaat nu voor een groter deel uit werkende armen en zelfstandig ondernemers met een laag tarief
Toch verklaart dat nog helemaal niet dat de daling zó hard ging. De armoede was vorig jaar lager, volgens de nieuwe cijfers, maar in 2018 juist hoger. Mogelijk heeft dat een technische oorzaak: voorheen werd het bedrag dat mensen nodig hebben voor ‘basisbehoeften’ jaarlijks bijgesteld met de algehele prijsstijgingen, zoals de hele bevolking die ervaart. Nu wordt veel preciezer gekeken naar wat de laagste inkomens uitgeven. En hun bestedingspatroon zal afwijken van de gemiddeldes.
Andere samenstelling
Het slechtere nieuws: de armoede die is overgebleven, is een diepere armoede dan vijf jaar geleden. Ongeveer 44 procent van deze mensen zit meer dan 20 procent onder de armoedegrens. Vijf jaar geleden gold dat nog voor minder dan 30 procent van de mensen in armoede.
Lees ook
In dit stukje Rotterdam staat op elke kindertekening een dronken man
In doorsnee komen mensen in armoede nu ongeveer 16 procent tekort voor hun levensbehoeftes, waar dat vijf jaar geleden nog een tekort van zo’n 10 procent was.
Deze verandering hangt samen met een andere samenstelling van de groep mensen in armoede. Die bestaat nu voor een groter deel uit werkende armen, zoals werknemers die weinig uren werken tegen een laag loon, en zelfstandig ondernemers met een laag tarief. Werkende armen zijn vaak slecht in beeld bij instanties, waardoor zij lang niet altijd de inkomensondersteuning aanvragen waar zij recht op hebben.
Wie net boven de nieuwe armoedegrens leeft, is net zo goed kwetsbaar, volgens de instituten. Een grote groep van zo’n 1,2 miljoen mensen zit hooguit 25 procent boven de nieuwe grens en heeft ook niet veel spaargeld. „Dan ben je volgens onze definitie niet arm”, zegt CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen. „Maar er hoeft maar dít te gebeuren, of je wordt ziek, en dan zit je eronder.”
De nieuwe armoedegrens voor een alleenstaande lag vorig jaar gemiddeld op 1.510 euro per maand. Zij worden alleen als arm aangemerkt als zij minder dan ruim 18.000 euro aan spaargeld hebben. Oftewel: twaalf keer 1.510 euro, het bedrag waar je een jaar van zou kunnen leven.
Het was een paar dagen na de installatie van het kabinet-Schoof al een scheur in de nieuwe coalitie. Pieter Omtzigt (NSC) vond het van belang, zei hij tijdens het debat over de regeringsverklaring afgelopen juli, „dat partijen hier ook intern democratisch zijn”. Dat zou helpen voor „de tegenspraak”. Hij doelde op de partij van coalitiepartner PVV, met als enig lid Geert Wilders. Alleen de PVV-leider bepaalt daardoor de koers bij de grootste partij van Nederland.
Wilders keek geïrriteerd op vanuit zijn bankje en riep, buiten de microfoon om: „Waar bemoei je je mee!” „Ik vind daar wat van”, reageerde Omtzigt.
De botsing tussen Wilders en Omtzigt was een voorproefje, als het gaat om het debat over interne democratie bij politieke partijen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft al jaren een wet in de maak met regels voor politieke partijen. Deze week werd het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel bekend.
Als de Tweede Kamer de wet gaat behandelen, zal de interne democratie bij partijen ook een discussiepunt worden. Want Omtzigt is niet de enige met kritiek op partijen zonder leden. Ook D66-Kamerlid Joost Sneller diende een motie in over interne partijdemocratie tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken afgelopen week.
PVV pesten
De regels voor politieke partijen schrijven nu voor dat een partij een ‘vereniging’ moet zijn. Dat is de PVV. Alleen: na de inschrijving van Geert Wilders zelf bij de vereniging van de PVV, kan niemand anders meer lid worden. Dat is in strijd met hoe de wet bedoeld is, vindt Sneller. Hij wil in de wet dan ook eisen voor interne partijdemocratie zien.
Het gaat om alle politieke partijen, ook die in de toekomst kunnen worden opgericht
Waar Sneller zich mee bemoeit? „Politieke partijen geven mensen de mogelijkheid,” zegt Sneller, „om politiek betrokken te zijn en voor hun ideeën en kritiek een weg te vinden naar het centrum van de macht.” Daarom is het volgens het D66-Kamerlid belangrijk dat politieke partijen zelf ook volgens de principes van de democratie georganiseerd zijn.
En dat is, hoewel PVV en D66 aartsrivalen zijn, niet om de PVV te pesten. „Het gaat om alle politieke partijen”, verzekert Sneller. „Ook die in de toekomst kunnen worden opgericht.” De regels moeten als doel hebben dat kiezers als partijleden mee kunnen doen aan het democratische proces.
Sneller voelt zich gesterkt door het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel dat maandag openbaar werd. In het voorstel staat alleen dat partijen transparant moeten zijn over hoe hun organisatie is ingericht. Maar, schrijft de Raad van State, politieke partijen moeten volgens de regering in essentie ledenorganisaties zijn. Die leden moeten invloed kunnen hebben op de inhoud van het partijprogramma, samenstelling van het partijbestuur en van kandidatenlijsten voor verkiezingen.
De Raad van State vraagt zich af of het wetsvoorstel hierin voorziet en vindt dat het kabinet beter moet nadenken waarom het geen aanvullende eisen stelt aan de interne partijdemocratie.
Snellers motie haalde dinsdag bij het stemmen geen meerderheid. Meer dan twee derde van de Tweede Kamer stemde tegen, inclusief de hele coalitie. Dat NSC ook tegen stemde is opvallend, gezien de eerdere sneer van Omtzigt. Tweede Kamerlid Sandra Palmen zei namens NSC dat ze de motie inhoudelijk steunt, maar eerst het wetsvoorstel en de reactie van de minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark op het advies van de Raad van State wil afwachten.
Dat de motie het niet haalde betekent niet dat de discussie voorbij is. Als verantwoordelijk minister Uitermark (NSC) niets doet met de opmerkingen van de Raad van State, wil Kamerlid Sneller alsnog proberen om de wet aan te passen op het moment dat de Tweede Kamer erover gaat debatteren.
Partijverbod
De wet op politieke partijen, al een aantal jaar in de maak, erfde Uitermark van haar voorgangers op Binnenlandse Zaken. Aanleiding voor de wet is de staatscommissie parlementair stelsel onder leiding van Johan Remkes. Hij publiceerde zijn bevindingen in 2018 en achtte het wenselijk dat er één wet kwam voor politieke partijen, waar al bestaande regelingen in gebundeld kunnen worden en waaraan nieuwe regels kunnen worden toegevoegd. Doel: de onafhankelijke positie van politieke partijen versterken en de democratie stutten. Partijen zijn steeds kwetsbaarder doordat kiezers sneller wisselen van partij en minder mensen lid worden van politieke partijen.
Lees ook
Moet er een aparte wet komen die een partijverbod mogelijk maakt?
Naast de eis om transparant te zijn over de interne democratie staan in de wet regels over de financiering van partijen en hoe partijen moeten communiceren over politieke advertenties en de giften die ze ontvangen. Ook regelt het wetsvoorstel onder welke voorwaarden een partij verboden zou kunnen worden.
In het gesprek over het wetsvoorstel kreeg vooral de discussie over een mogelijk verbod op partijen veel aandacht. Dat kan vooralsnog alleen als een politieke partij handelt in strijd met de openbare orde. De minister van Binnenlandse Zaken stelt in het wetsvoorstel voor dat een politieke partij die een ‘daadwerkelijke en ernstige bedreiging’ vormt voor de rechtsstaat ook door de rechter verboden kan worden.
De Raad van State vindt het voornemen van het kabinet om de verbodsregeling aan te scherpen een goed plan. Wel zou Uitermark duidelijker moeten maken wanneer sprake is van een „daadwerkelijke en ernstige bedreiging”, schrijft de adviseur van het kabinet.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken zegt het advies van de Raad van State nog te bestuderen. Als de minister besloten heeft op welke manier de opmerkingen van de Raad van State worden verwerkt, gaat het wetsvoorstel naar de Kamer.
Hoe gaat BBB-minister Femke Wiersma alle grote problemen in de landbouw en natuur oplossen, en dat met minder geld? Dat zijn de vragen die voorliggen bij de begroting van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN).
Voor de aanpak van natuur, stikstof, water en bodem had het kabinet Rutte-IV tot 2035 bijna 25 miljard euro uitgetrokken. De coalitie heeft dat bedrag teruggebracht naar 5 miljard euro en het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) geschrapt. Tegelijkertijd staan de Europese en nationale natuurdoelen voor het kabinet nog overeind. Hoe die – nu al bijna onhaalbare – wettelijke normen met minder geld gehaald moeten worden, wil Wiersma tegen het eind van dit jaar verder hebben uitgewerkt.
De Tweede Kamer heeft na jaren debatteren over hervorming van de landbouw, zonder veel vooruitgang, geen eindeloos geduld meer. En het vertrouwen dat Brussel alsnog soepeler gaat zijn voor Nederland rond mest en stikstof is niet zo heel groot. Minister Wiersma heeft daarbij nog meer uit te werken: een andere meetmethode voor stikstof, een nieuw systeem waarbij boeren zelf meer sturen op hun uitstoot. Intussen is er een mestcrisis omdat boeren hun overtollige mest niet kwijt kunnen.
Hoe kan de landbouw schoner en diervriendelijker worden, waarbij boeren nog steeds een goed verdienmodel hebben? Hoe kan een harde sanering onder boeren worden voorkomen, en kunnen we jonge boeren nog steeds een toekomst geven? Over die kwesties gaat het politieke debat nog steeds, en dat zal ook nog even zo blijven.
Economische Zaken heeft nog minder geld te besteden
Het ministerie van Economische Zaken was qua omvang al nooit de grootste speler in het kabinet. Maar met de overheveling van de klimaatportefeuille naar het nieuwe ministerie Klimaat en Groene Groei blijft er voor minister Beljaarts (PVV) al helemaal niet veel te besteden meer over. Vooral omdat de coalitie in het Hoofdlijnenakkoord abrupt een einde maakte aan het Nationale Groeifonds – opgericht om van 2021 tot en met 2025 innovatieve bedrijven in Nederland te steunen. Van de geoormerkte 20 miljard euro wordt 7 miljard niet uitgegeven. Het budget voor de afhandeling van de aardbevingsschade en de versterkingsoperatie in Groningen is ook weggehaald bij EZ. Beljaarts, afkomstig van Horeca Nederland, ziet zichzelf als een vakminister en niet als een partijman. Zijn hart ligt naar eigen zeggen bij kleinere ondernemingen. Maar zijn aandacht zal moeten gaan naar de grote bedrijven. ASML, de chipmachinefabrikant uit Veldhoven, staat met stip bovenaan. Deels omdat het bedrijf geraakt wordt door de handelsoorlog tussen de VS en China, deels omdat het technologiebedrijf een aanjager is van innovatie in Nederland. Beljaarts moet zien hoe hij die innovatie verder kan stimuleren. De verwachtingen van technologische oplossingen is hoog: bijvoorbeeld om het toenemende personeelstekort tegen te gaan of om klimaatproblemen op te lossen. Met een sterk ingekrompen portemonnee ligt teleurstelling op de loer.
100.000 nieuwe huizen graag, maar hoe?
Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), afgeschaft in 2010, is terug en heeft vanaf 2025 weer een eigen begroting. Door de woningnood en grote ruimtelijke vraagstukken – denk aan klimaatverandering, verstedelijking, landbouw, energietransitie – is er nu een minister met een eigen departement. Er is 5 miljard euro beschikbaar om de woningbouw aan te jagen, en 2,5 miljard euro voor infrastructuur rond nieuwe woningen. Net als het kabinet-Rutte IV wil het kabinet-Schoof 100.000 woningen per jaar bouwen, oplopend tot een totaal bijna 1 miljoen woningen in 2030. Maar de afgelopen jaren is dat jaarlijkse streven niet gehaald. Vorig jaar werden 73.000 nieuwe huizen neergezet. In de begroting zijn de risico’s en onzekerheden rond de woningbouw onvoldoende in beeld gebracht, stelde de Algemene Rekenkamer vorige maand. Het is aan de Tweede Kamer om de minister te bevragen hoe zij tot 100.000 woningen per jaar denkt te komen, ondanks bijvoorbeeld het stikstofprobleem, het tekort aan bouwgrond en personeel, en de congestie op het stroomnet. Met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting moet de minister meer kunnen sturen op hoeveel, waar en voor wie wordt gebouwd. Er is een nieuwe Wet betaalbare huur: de vraag is hoe deze werkt en of middenhuurwoningen goedkoper worden. Belangrijk wordt ook de nieuwe Nota Ruimte, het plan voor de inrichting van Nederland tot 2030, 2050 en 2100.
De zorg heeft nieuwe werknemers nodig, maar waar zijn ze?
De olifant in de (Tweede) kamer is het personeelstekort. Dankzij de dubbele vergrijzing – er komen steeds meer ouderen die ook steeds ouder worden – stijgt de vraag naar zorg, terwijl er minder werkenden zijn die deze zorg kunnen verlenen. Nu werkt van de beroepsbevolking een op de zeven in de zorg, in 2060 zou dat een op de drie moeten zijn. Onmogelijk en onbetaalbaar.
Wat is het alternatief? De meest realistische oplossing lijkt: de zorg wordt minder, voor iedereen. Maar dat is geen stemmentrekkende boodschap. En dus loopt de Haagse politiek het liefst om die impopulaire boodschap heen.
Agema kiest voorlopig voor meer artificiële intelligentie („AI wordt een revolutie in de zorg”) en het verminderen van administratieve lasten („mijn heilige doel”), die ervoor moeten zorgen dat zorgmedewerkers meer tijd hebben voor hun eigenlijk werk: zorgen. Het lijkt een forse uitdaging. Critici wijzen erop dat het lastig is de vele losse AI-initiatieven breed uit te rollen. En minder papierwerk, dat is iets dat in de praktijk toch vaak niet lukt – al is het alleen maar omdat Kamerleden zelf weer nieuwe regels bedenken. Agema blijft vooralsnog positief. „Alle beetjes helpen”, schreef ze op LinkedIn.
Energietransitie: alles ligt achter op schema
De minister van Klimaat en Groene Groei wil verduurzamen en tegelijkertijd de economie laten groeien. De energietransitie moet dus door in de voetsporen van haar voorganger Rob Jetten (D66), vindt Hermans. Maar de vraag is hoe. Overal loopt de verduurzaming vast. De plannen liggen er, maar de uitvoering blijkt lastig. Alle ‘grote klappers’ om Nederland te verduurzamen liggen achter op schema. Zo zijn de één-op-één-verduurzamingsafspraken met grote industriële bedrijven vastgelopen, ontbreekt een plan om de landbouw te vergroenen, en gaat de aanleg van warmtenetten (om wijken van het gas af te halen) moeizaam. Bovendien raakt de filevorming op het stroomnet steeds meer burgers en bedrijven. Intussen vraagt de markt nadrukkelijker om regie vanuit de overheid. Marktpartijen willen zekerheid voordat ze investeren – bijvoorbeeld bij waterstof, dat de zware industrie moet helpen klimaatneutraal te worden. Ook bij de salderingsregeling voor zonnepanelen (die per 2027 wordt afgeschaft) en de ingetrokken warmtepompverplichting dreigt de overheid degenen die geïnvesteerd hebben in verduurzaming, van zich te vervreemden. Minister Hermans moet een manier vinden om de juiste maatregelen en regels te bedenken om zo de vertraging van de klimaattransitie te voorkomen.
Kan de minister de Kamer geruststellen over asiel?
De toon werd al gezet in het Hoofdlijnenakkoord, toen de coalitiepartijen ,,het strengste asielbeleid ooit” aankondigden. Sinds het aantreden van minister Marjolein Faber gaat het nauwelijks meer over iets anders in Den Haag. De vraag is hoe het nu verder gaat. Zal Faber van rel naar rel bewegen, of lukt het haar om partijen in de Tweede Kamer gerust te stellen over het eerbiedigen van democratische en rechtsstatelijke principes? De Algemene Politieke Beschouwingen vorige maand werden in elk geval gedomineerd door felle discussies over het inzetten van staatsnoodrecht, volgens critici een ondemocratische stap. Het buitenspel zetten van het parlement zal onderwerp van fel debat blijven. Hetzelfde geldt voor het plan van Faber om bij haar collega’s in Europa te blijven hameren op de Nederlandse wens voor een opt-out voor het Europese asielbeleid, terwijl dit pas aan de orde kan zijn bij een verdragswijziging. Wil het kabinet straks met een voorstel voor wijziging komen? En geldt dit alleen voor asiel, of alle vormen van migratie? Waar voor het aantreden van het kabinet-Schoof vaak werd gesteggeld over vermeende aanzuigende werking van asielbeleid, zal nu vaker de vraag worden opgeworpen of de afschrikwekkende werking van de nieuwe asielplannen wel is bewezen.
Defensie heeft ineens geld genoeg
Snel groeien – dat is de opdracht van minister van Defensie Ruben Brekelmans. Voor het eerst sinds de Koude Oorlog is geld niet langer het belangrijkste probleem van de krijgsmacht: voor 2024 bedraagt de defensiebegroting 19,4 miljard euro. Ter vergelijking: tien jaar geleden had Defensie minder dan de helft te besteden. Aangezien een ruime meerderheid van de Tweede Kamer vindt dat de NAVO-norm om 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) uit te geven aan de krijgsmacht in de wet moet worden vastgelegd, is Defensie ook de komende jaren verzekerd van voldoende geld.
Dat geld is hard nodig, want met een groeiende dreiging aan de oostflank van het NAVO-gebied moet de krijgsmacht zich in ijltempo voorbereiden op een mogelijk groot conflict. Defensie investeert daarom fors in nieuw materieel en zwaardere wapens. Maar omdat ook andere Europese landen extra geld uitgeven, zijn er nu al lange wachtlijsten bij de defensie-industrie ontstaan en is het de vraag of al het nieuwe materieel tijdig beschikbaar is. Dezelfde groeipijn maakt Defensie door op personeelsgebied: terwijl duizenden vacatures nog niet zijn gevuld, is vooral de landmacht naarstig op zoek naar éxtra militairen voor de reserve. Om een zogeheten ‘schaalbare krijgsmacht’ te realiseren zal Defensie creatief moeten zijn: activering van de dienstplicht, zo zei Brekelmans in oktober tijdens de presentatie van de nieuwe Defensienota, is niet aan de orde.
Er kunnen toch meer ambassades openblijven
Minister Caspar Veldkamp moet bezuinigen – maar minder dan hij eerder vreesde. In het Hoofdlijnenakkoord werd afgelopen zomer afgesproken dat de kosten van het ambtenarenapparaat met 22 procent zouden moeten dalen. De voorgenomen bezuiniging zou rampzalige gevolgen hebben voor het postennetwerk in het buitenland, zo analyseerde het ministerie in een interne nota: in totaal 34 van de 157 ambassades en andere vertegenwoordigingen zouden moeten sluiten Dit was onaanvaardbaar, zo besloot het kabinet-Schoof. In het Regeerakkoord van afgelopen september zijn de bezuinigingen deels teruggedraaid. ‘BZ’ hoeft slechts 10 procent van de kosten van het postennetwerk te besparen, een bedrag van iets meer dan 100 miljoen euro. Hierdoor kunnen verreweg de vertegenwoordigingen openblijven, en kan er met de ‘kaasschaaf’ worden bezuinigd. Maar ook dat vraagt keuzes. ,,Bij de besparingsopgave op het apparaatsbudget”, schrijft minister Veldkamp in de begroting, ,,wordt rekening gehouden met verschuivingen op het wereldtoneel”, en ,,de behoeftes van ministeries die voor hun internationale activiteiten afhankelijk zijn van een adequaat postennet” – zoals bijvoorbeeld Economische Zaken en het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. De ambassade in Beijing heeft daarom waarschijnlijk niet veel te vrezen, op de post Accra (Ghana) zal men zich zorgen maken.
De law and order-lijn wordt voortgezet
De rechtsstaat versterken doe je door te ,,blijven staan voor al die mensen die ons dagelijks veilig houden”, vindt justitieminister David van Weel. Hij zet de strenge law and order-lijn van zijn voorgangers door, met plannen voor taakstrafverboden en hogere straffen in het jeugdstrafrecht.
Agenten klagen al langer over het uit zicht raken van ‘echt’ politiewerk. Zo worden in sommige delen van het land kleine misdrijven niet meer opgespoord en vervolgd, vanwege personeelstekorten en voorrang van nationale problemen als de georganiseerde misdaad en grote demonstraties.
Die demonstraties zijn wat het kabinet betreft steeds vaker ,,ordeverstoringen” die hard aangepakt moeten worden. Critici vrezen dat het demonstratierecht op die manier steeds verder onder druk komt te staan. Als minister van Justitie en Veiligheid moet Van Weel balans houden tussen het handhaven van de openbare orde en het beschermen van grondrechten, zoals het recht op betoging.
Aan geld geen gebrek, zeker niet bij de politie. In 2019 kon het politiekorps nog rekenen op 6 miljard euro, voor 2025 is dat 8,1 miljard euro. Deze groei heeft vooral te maken met digitale opsporing en de focus op de bestrijding van de georganiseerde misdaad door de kabinetten-Rutte. Zo zal Van Weel verder vaart moeten maken met de nieuwe kroongetuigenregeling.
Plannen om flexwerk tegen te gaan, zijn al kant-en-klaar
Eddy van Hijum (NSC) had het slechter kunnen treffen als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij erfde een stapel kant-en-klare wetsvoorstellen om flexwerk in te perken en van het vaste dienstverband de norm te maken. De plannen worden gesteund door de vakbonden én werkgeversorganisaties. Dat zal Van Hijum helpen als hij ze door het parlement moet loodsen. Ook voor het terugdringen van arbeidsmigratie, een grote ambitie van dit kabinet, had het vorige kabinet-Rutte IV al plannen in de maak, zoals strengere regels voor uitzendbureaus. Van Hijum zal daar de komende jaren eigen ideeën aan toe willen voegen. Maar Van Hijum had het ook beter kunnen treffen. Een van de grootste problemen op de arbeidsmarkt, het enorme tekort aan personeel, wordt verder aangejaagd door zijn collega-bewindslieden. In de zorg bijvoorbeeld zijn nu al lange wachtlijsten. Het kabinet wil het eigen risico fors verlagen, wat de zorg toegankelijker maakt. Fijn voor lage inkomens, maar het personeelstekort zal er nóg groter van worden. Hetzelfde geldt voor het plan kinderopvang bijna gratis te maken. Naar verwachting zullen veel meer kinderen hierdoor naar de opvang gaan: vooral uit rijkere gezinnen, want lage inkomens krijgen nu al een hoge toeslag. En vooral ter vervanging van informele opvang door bijvoorbeeld opa’s en oma’s.
Geen leraren, wel bezuinigingen
De belangrijkste problemen in het onderwijs zijn het lerarentekort en de dalende prestaties van scholieren bij taal en rekenen, maar bij de behandeling van de begroting voor 2025 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal het daar waarschijnlijk weinig over gaan. Weliswaar heeft het kabinet een herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs aangekondigd, maar dat „vraagt om een langere adem”, staat in de begroting. Een oplossing voor het tekort van tienduizend leraren in het basisonderwijs en vierduizend in het voortgezet onderwijs laat dus nog op zich wachten.
Wat er wel snel aankomt, zijn bezuinigingen, vooral op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek. Dat gaat stapsgewijs. Om te beginnen krijgen universiteiten vanaf 2025 geen geld meer voor starters- en stimuleringsbeurzen, die het lesgevend personeel ruimte gaven om ook onderzoek te doen. Daarnaast beperkt het kabinet het budget voor het Fonds Onderzoek en Wetenschap, waaruit toponderzoek werd gefinancierd. De kans dat die bezuinigingen van tafel gaan lijkt nihil. Minister Eppo Bruins heeft meermaals duidelijk gemaakt dat hij gebonden is aan de financiële afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. Daaruit bleek dat het kabinet op termijn 1 miljard euro wil bezuinigen op academisch onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hooguit kan Bruins de ene bezuiniging inruilen voor de andere, zoals hij eerder al deed bij de twaalfhonderd banen op universiteiten die dreigden te verdwijnen. Die wist hij te behouden, maar dat ging wel ten koste van de onderzoeksbeurzen.
Onbekend is nog hoeveel Bruins gaat bezuinigen op cultuursubsidies, maar dát het gaat gebeuren, staat vast. De coalitiepartijen willen bezuinigen op rijkssubsidies, en een deel daarvan komt bij cultuur terecht.
De infrastructuur piept en kraakt
Er gaapt een groot gat tussen de ambities van dit kabinet (meer snelwegen, Lelylijn, Nedersaksenlijn) en het budget dat volgend jaar beschikbaar is. Nederland staat volgens minister Madlener voor de „grootste onderhoudsopgave ooit”. De infrastructuur piept en kraakt: autowegen, spoor, vaarwegen, sluizen en viaducten, Schiphol – overal is sprake van achterstallig onderhoud. Rijkswaterstaat ziet tot 2030 het budget stijgen van 2 naar 3 miljard euro en ProRail krijgt er 900 miljoen euro bij, maar dat is niet genoeg. „We kunnen veel minder doen dan we zouden willen”, zei Madlener eerder. En dus moet er worden gekozen. En die verschillen nogal van de prioriteiten van het vorige kabinet. De huidige coalitie houdt veel meer van het vliegtuig en de brandstofauto dan van duurzame vervoersvormen als trein en bus. Schiphol hoeft minder te krimpen dan de luchthaven en luchtvaartmaatschappij KLM vreesden. En er is circa 1,5 miljard euro om de accijns op benzine, diesel en lpg nog een jaar laag te houden. Structurele oplossingen om het autorijden goedkoper te maken of het openbaar vervoer betaalbaar voor iedereen zijn er nog niet. Op het vervoer in en rond de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag bezuinigt het kabinet zelfs 110 miljoen euro per jaar, al lijkt dat een foutje tijdens de coalitie-onderhandelingen.
Lees ook
Liefde voor auto en vliegtuig is terug in het kabinet
Vernieuwing van de rechtsstaat, een lange weg
Aan minister Judith Uitermark de taak om de rechtsstaat te vernieuwen. Prioriteit daarbij heeft het opheffen van het verbod op ‘constitutionele toetsing’. Op dit moment mogen rechters niet beoordelen of wetgeving in strijd is met de grondwet. Dat wil het kabinet veranderen. Een nieuw “constitutioneel hof”, een verkiezingsbelofte van Uitermarks eigen partij NSC, moet (mede) die toetsing gaan uitvoeren.
Voor het invoeren van constitutionele toetsing en een constitutioneel hof is een verandering van de grondwet nodig. Dat vergt een twee derde meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer. Bovendien moet in beide Kamers twee keer worden gestemd, dus tussendoor moeten er verkiezingen zijn geweest. Uitermark zei weliswaar in WNL op Zondag “met vliegende vaart” aan dit dossier te zijn begonnen, maar het is onzeker of en in welke mate zij resultaten kan boeken.
Uitermark is ook verantwoordelijk voor het coördineren van de bezuinigingen op het ambtenarenapparaat, een andere grote opdracht van dit kabinet. Ministeries moeten 22 procent op ambtenaren bezuinigen. Vorige week meldde de NOS dat uitvoeringsorganisaties – zoals het UWV dat uitkeringen uitkeert – niet worden ontzien. Maar volgens de parlementaire commissie die onderzoek deed naar de toeslagenaffaire betekenden voorgaande bezuinigingen op ambtenaren dat deze instanties hun taken minder goed konden uitvoeren. “Het contact met de burger verdween”, aldus het eindrapport van de commissie.
Bij de Koning draait het om belasting en functies
Het debat over de begroting van de Koning vorige week ging, meer dan in voorgaande jaren, specifiek over twee kwesties: belasting en functies van familieleden. Over het eerste wordt al decennia gepraat in de Tweede Kamer. In artikel 40 van de Grondwet staat dat de Koning een uitkering van de staat krijgt, en dat hij daarover geen inkomstenbelasting betaalt. Een motie van D66, gesteund door een meerderheid van de Tweede Kamer, vraagt dat te herzien. Maar premier Schoof legde die, net als zijn voorgangers altijd deden, naast zich neer. In het begrotingsdebat kaatste hij de bal terug: als de Kamer duidelijk maakt wat zij wil – brutering of halvering van het inkomen – dan is de opdracht aan het kabinet duidelijker. Dan nog is er een grondwetswijziging nodig. Over het tweede wordt ook al jaren gedebatteerd. Het Koninklijk Huis bestaat uit vier leden (de koning, zijn echtgenote, moeder, en oudste dochter) die geld krijgen en onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen. Prinses Margriet, Pieter van Vollenhoven, prins Constantijn en diens echtgenote Laurentien moeten zelf geld verdienen, maar vallen ook onder die ministeriële verantwoordelijkheid. Die rollen schuren soms: bij het ministerie van Financiën is onrust ontstaan over de manier waarop Laurentien opereert als voorzitter van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel, dat toeslagenouders helpt. De minister is zowel verantwoordelijk voor zijn ambtenaren als voor de afhandeling van het toeslagenschandaal, als voor Laurentiens handelen. Ook hier vroeg – en kreeg – Schoof tijd: hij wil „reflecteren” op wat ministeriële verantwoordelijkheid moet inhouden.
Lees ook
Tijdens zijn eerste begrotingsdebat ging het meer over de premier zelf dan over een blauwe envelop voor de Koning
Lees ook
Coalitie weer in sfeer van crisis: kabinet-Schoof voert een gevecht met de buitenwereld én met zichzelf
Geert Wilders doet er áltijd nog een schepje bovenop. Ook deze week. Op maandagavond „mag” Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, het land uit samen met „dat tuig”, zoals hij de pro-Palestijnse demonstranten op de Dam noemt, op de dag van de herdenking van de aanval van Hamas op 7 oktober. De tweet roept felle reacties op, al houdt premier Dick Schoof zich dan nog op de vlakte. Een dag later zegt Wilders dat Halsema ontslagen moet worden. Een van zijn Kamerleden, zegt hij in de gang van de Tweede Kamer, zal daar in een debat om vragen, de volgende dag.
De Kamerleden van de PVV doen wat Geert Wilders zegt. Zo gaat het al jaren. Elk plan dat ze hebben, alles wat ze willen zeggen in debatten – híj moet het goed vinden, anders gaat het niet door. Want Geert Wilders is de PVV. Alleen hij is lid van de partij, er zijn geen lokale afdelingen, er zijn nooit PVV-congressen. Niemand anders dan Wilders bepaalt wat de partij doet en denkt.
De week van de herdenking was heel anders, op zondag, begonnen met een conflict tussen VVD-leider Dilan Yesilgöz en Femke Halsema over het demonstratierecht. Maar op de dag van de herdenking heeft niemand het nog over Yesilgöz. Wilders zet de toon door te doen wat hij altijd doet: zijn schepje er bovenop. Andere lokale bestuurders schieten Halsema te hulp.
De partijen die met de PVV in een regering zitten, wisten al in de formatie hoe ingewikkeld vooral de tweets van Wilders zouden gaan worden. „Ik tweet wat ik wil”, zei hij toen al. Zoals hij in 2010, als gedoogpartner van het kabinet-Rutte I aan de VVD en het CDA duidelijk had gemaakt: „Ik blijf zeggen wat ik wil.”
En dat zegt hij ook weer deze week, buiten de grote debatzaal van de Tweede Kamer. Zijn boodschap is al jaren dat niemand hem tegenhoudt. Ook weer vorige week zondag in Noord-Italië op een bijeenkomst met andere radicaal-rechtse partijen. Hij roept steeds weer het beeld op van tegenstand, die hij dan „overwint”.
De VVD, een van zijn coalitiepartners, lijkt er bijna moedeloos van te worden. Yesilgöz had het in de wandelgangen van de Tweede Kamer deze week over „rood vlees” dat Wilders „in de arena” gooit, in de hoop dat iedereen erop reageert – wat dan ook gebeurt. VVD-Kamerlid Thierry Aartsen gebruikte daarna in een debat dezelfde woorden en zei dat het allemaal „politieke spelletjes” waren, een „trucje”.
Zo reageerden VVD’ers ook toen de PVV van Wilders nog in de oppositie zat. Het „stuk rood vlees” was Mark Ruttes vaste uitdrukking om Wilders te kunnen negeren. Nu is alles anders, Yesilgöz kan over haar coalitiegenoot niet meer doen alsof het niet uitmaakt wat hij zegt. Het doet er wél toe. Dat de VVD’ers vasthouden aan een oude gewoonte in een nieuwe situatie, lijkt erop te wijzen dat ze niet goed weten wat ze met hem aan moeten. Wilders is op verkiezingscampagne, dat zien ook ándere partijen in de coalitie.
Alsof hij geen regeringspartij is.
Onderling gedoe
Het gaat al vanaf het begin moeizaam in de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB. In Den Haag gelooft bijna niemand nog dat ze het lang met elkaar gaan volhouden. Week na week is er onderling gedoe, de vier partijleiders hebben weinig contact met elkaar, in de vier partijen wordt wel veel óver elkaar gepraat. VVD’ers hebben het idee dat ze in de coalitie omringd worden door „amateurs”, politici die niet lijken te snappen hoe bestuur werkt, hoe je onderhandelt om iets voor elkaar te krijgen. En dat je als grootste partij, de PVV, je ook hoort te gedrágen als grootste partij: dan moet je geven en nemen, de boel bij elkaar houden. In plaats daarvan veroorzaakt de partij van Wilders elke week opnieuw chaos.
VVD, NSC en BBB wisten met wie ze te maken kregen, en dus maakten ze al vroeg in de formatie afspraken om de democratische rechtsstaat te beschermen. Daar staat onder meer in dat ze, „een open, feitelijk en fel debat” willen, maar „elkaar en anderen daarbij heel laten.” En dat ze „de instituties die de rechtsstaat dragen” zullen „respecteren”. Maar doe je dat als je, zoals Wilders, de premier „slappe hap” noemt? Of de burgemeester van Amsterdam wil ontslaan?
De coalitiepartners zeggen er tot nu toe steeds weinig over. Ook Dick Schoof houdt zich eerst nog stil. Op dinsdag wil hij alleen „in zijn algemeenheid” zeggen dat het kabinet „elke burgemeester in Nederland gewoon steunt.”
Een dag later, en pas nadat minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark van NSC de tweet van Wilders „ongepast’’ had genoemd, wordt Schoof feller. Hij wil „klip-en-klaar” zijn, zegt hij in de Tweede Kamer, en hij vindt het „echt veel te ver gaan” dat een PVV’er in de debatzaal had gevraagd om het ontslag van Halsema „om politieke redenen”. Maar hij heeft het dus níet over Wilders? „Hoe gek het misschien ook mag klinken, maar mijn reactie is geen reactie op een tweet van een fractievoorzitter”, aldus Schoof.
Want dat wil hij niet doen. Dat heeft hij zich vanaf het begin voorgenomen. Maar door zijn zwijgzaamheid, én die van de andere coalitiepartijen, krijgt Wilders alle ruimte. Die hij voluit gebruikt. Andersom houdt hij de andere partijen strikt aan de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord, om te beginnen die over de asielcrisis die het kabinet wil uitroepen. Eerst zei hij: „Afspraak is afspraak.” En al snel daarna dreigde hij met de val van het kabinet.
Aandacht afleiden
Toch kennen de coalitiepartners ook een andere kant van Wilders. Toen het erop aankwam na de zomervakantie, in de nacht van de onderhandelingen over de begroting, was het Wilders die voorkwam dat het kabinet-Schoof viel. Hij kreeg fractievoorzitter Pieter Omtzigt van NSC zover dat die de financiële plannen steunde, al was Omtzigt dat eerder die nacht niet van plan. Ook in de moeizame formatie was het Wilders die een paar keer voor elkaar kreeg dat er toch weer verder werd gepraat. Hij wilde per se dat het zou lukken met het kabinet.
Waarom hij dan toch steeds het kabinet-Schoof in gevaar brengt, en het zijn coalitiepartners moeilijk maakt?
Niemand weet het echt. Al gaat in de coalitie wel rond dat hij met relletjes de aandacht probeert af te leiden van wat er niet lukt. Alleen al deze week bleek dat een meerderheid in de Tweede Kamer wil dat er géén waarschuwingsborden komen bij azc’s, zoals minister van Asiel Marjolein Faber van de PVV wil. Een meerderheid in de Eerste Kamer wil niet dat het kabinet het noodrecht gebruikt om de asielcrisis uit te roepen. En Faber moest een „vergissing” toegeven over de spreidingswet. Tegen lokale bestuurders had ze gezegd dat die nog een paar jaar van kracht bleef, in de Tweede Kamer zei ze dat ze „vermoeid” was geweest toen ze dat zei: volgens haar wil het kabinet toch zo snel mogelijk van die wet af.
In Den Haag zien politici ook dat Wilders met zijn gedreig NSC onder druk zet om akkoord te gaan met een noodwet over asiel. NSC staat zwak: partijleider Pieter Omtzigt zit thuis, in peilingen staat NSC, dat nu twintig zetels heeft, op drie tot vijf zetels. Maar wat als NSC zich niet onder druk láát zetten en de noodwet om staatsrechtelijke redenen afwijst? Neemt hij dan zijn verlies, zonder crisis?
Wat Wilders doet, is ongewoon in Den Haag. Hij is voor zijn coalitiepartners onvoorspelbaar.
Maar ook, zo lijkt het, voor zijn eigen bewindslieden in het kabinet. Op de avond dat Schoof „klip-en-klaar” had gezegd dat de woorden van Wilders over Halsema „veel te ver” gingen, zei Ingrid Coenradie, staatssecretaris van Justitie (PVV), op tv dat het kabinet met één mond sprak. „Ik sta achter de woorden van Dick Schoof en die zijn contrair met de woorden van de heer Wilders.”
Elke dag stroomt het wad vol, en valt het droog, in de eindeloze cyclus van eb en vloed. De wadslakjes, tepelhoorntjes en slijkgarnalen die op en in de Wadden leven, trekken miljoenen vogels aan. De getijdengeulen, zoutmoerassen en mosselbanken vormen het leefgebied van talloze diersoorten. De Waddenzee staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco en is het grootste getijdengebied ter wereld dat dagelijks op deze manier droogvalt en volstroomt.
Op dit moment staat het kabinet-Schoof voor de keuze om gaswinning op de Waddenzee toe te staan. De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) deed jaren geleden een aanvraag, maar een definitief besluit bleef uit. Donderdag maande de Raad van State minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) om vóór het einde van het jaar te beslissen of gas winnen in het Friese Ternaard mag.
Eigenlijk staan de seinen op rood. Er is weinig animo in Friesland voor nieuwe gaswinning onder de Waddenzee, evenmin als in de andere noordelijke provincies. Er wordt gevreesd voor ‘Groningse toestanden’. Ook Unesco sloeg dit jaar alarm over de Waddenzee. Het werelderfgoed wordt mogelijk bestempeld als ‘bedreigd’, als Nederland, Denemarken en Duitsland de natuur niet beter beschermen. Unesco wijst naar mijnbouwprojecten als een van de oorzaken.
Zelfs het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) adviseert nu tegen gaswinning
De minister moet besluiten of zij de negatieve adviezen en waarschuwingen over het behoud van het Waddenzeelandschap in de wind zal slaan ten behoeve van gaswinning. Deze zomer stelde Unesco dat zonder extra bescherming het Waddengebied niet veilig is. Naast de invloed van mijnbouw wees de VN-organisatie op het gecombineerde effect van visserij, de aanleg van stroomkabels en het uitbaggeren van vaargeulen dat de natuur kan beschadigen.
Ook het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) vreest dat de Waddennatuur zal lijden onder nieuwe boringen. Waar de instantie eerder in 2019, onder voorwaarden, positief oordeelde over de gaswinningsplannen van Economische Zaken, paste SodM dit jaar zijn advies aan. Nieuwe scenario’s van zeespiegelstijging op basis van recentere cijfers lagen daaraan ten grondslag.
Door klimaatverandering stijgt de zeespiegel. Alleen al daardoor dreigt in de Waddenzee in de toekosmt niet meer genoeg natuurlijk zand te worden aangevoerd om de natuurlijke kadans van droogvallen en onderstromen in stand te houden.
Stel dat je 5 miljard kuub gas weet te delven: dat is niet héél veel
Mijnbouw heeft ook gevolgen voor die balans. Gaswinning zorgt voor bodemdaling en kan samen met de zeespiegelstijging veroorzaken dat het wad minder snel droogvalt, met alle gevolgen van dien voor het ecosysteem van de Wadden.
Om die reden adviseert SodM in zijn nieuwste advies tégen nieuwe gaswinning op de Waddenzee. Volgens SodM laat het ‘hand op de kraan’-principe (boren kan alleen als de balans tussen de zeespiegelstijging en de natuurlijke aanvoer van sediment door bodemdaling niet te zeer verstoord wordt) gaswinning op de Waddenzee niet toe.
‘Gas is nodig’
Ze is er nog niet uit, verkondigde Sophie Hermans vorige week in de Tweede Kamer. In een van haar eerste werkbezoeken bezocht de minister het Friese Ternaard. Ze begreep „de zorgen” van bewoners „heel goed”, zei ze. Wel benadrukte Hermans in eenzelfde adem dat Nederlanders voorlopig nog „gas nodig hebben om ons leven te leiden”.
Lees ook
Afkicken van Russisch gas blijkt lastiger dan gedacht: één lng-tanker per maand werden er plots twee
De minister zei begrip te hebben voor mensen die wonen rondom kleinere gaslocaties (Ternaard, Warffum of Bedum) „die zeggen ‘doe het hier maar even niet’”, maar benadrukte dat „alles bij elkaar opgeteld het wel effect [heeft] op onze [gas]productie”. Dit kabinet wil juist méér gas winnen, uit bijvoorbeeld velden op de Noordzee, om minder afhankelijk te worden van import uit „onbetrouwbare landen”.
De manier waarop Hermans hierover spreekt doet denken aan de wijze waarop eerdere VVD-ministers het debat over mijnbouw op de Waddenzee voerden. In de regel stonden zij welwillend tegenover de plannen.
In 2015 zette minister van Economische Zaken Henk Kamp de deur open voor de start van een vergunningsprocedure door de NAM. Volgens opvolger Eric Wiebes (2017-2021) was het winnen van gas bij Ternaard van „nationaal belang”. Na kritiek op het voorstel zei hij dat „een gebrek aan lokaal draagvlak” onvoldoende reden was om de vergunning te weigeren. Gaswinning onder de Waddenzee ging door, zolang het „veilig” kon voor de natuur.
Die boodschap echode zijn opvolger Stef Blok (2021-2022) na. Zijn argument: we hebben gas nodig voor de overgang van een fossiele naar klimaatneutrale samenleving. Gas uit andere landen verschepen heeft meer impact op het milieu dan hier boren, benadrukte Blok. „De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we nog lang gas zullen gebruiken.”
Anders dan de kabinetten ervoor, worstelde Rutte IV openlijk met de vergunningverlening. Verantwoordelijk staatssecretaris Hans Vijlbrief brak als eerste met de lijn die zijn voorgangers hadden ingezet. D66 is geen voorstander van gaswinning onder de Waddenzee. Vijlbrief stak dat niet onder stoelen of banken. In debatten benoemde hij het gebrek aan steun in de Tweede Kamer voor de winningsplannen onder de Waddenzee. Wel zei hij als staatssecretaris gebonden te zijn aan een „ingezet traject” rondom de vergunningsaanvraag. Het kabinet Rutte IV had afgesproken om „de procedure Ternaard” af te ronden, maar geen nieuwe aanvragen te behandelen. Vijlbrief had samen met minister Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof, VVD) de verantwoordelijkheid om te onderzoeken of de natuur in de Waddenzee niet zou lijden onder de gaswinning – een voorwaarde voor mijnbouwvergunningen. En daar zat nou net de crux.
Kabinet wil juist méér gaswinning
Intussen is een nieuw kabinet aangetreden. Dit kabinet wil juist méér gaswinning, onder andere uit velden in de Noordzee en in Noord-Nederland. Vorige week verduidelijkte NSC nog dat de zin „Geen Gronings gas meer” in het hoofdlijnenakkoord niet betekende dat in andere velden daar niet geboord meer zal worden. „We zullen de komende jaren nog gas winnen uit kleine velden op zee en op land”, bevestigde ook Hermans. Als het veilig kan „voor mens en milieu”, aldus de minister.
Nederland verbruikt jaarlijks ongeveer 30 miljard kuub gas. In het veld onder de Waddenzee bij Ternaard is vermoedelijk maximaal zo’n 7,5 miljard kuub te winnen. Genoeg voor de Nederlandse gasvoorziening voor enkele maanden, schat René Peters van onderzoeksinstituut TNO. Stel dat je 5 miljard kuub gas weet te delven, zegt Peters, dan is „dat niet héél veel”.
Tegelijkertijd probeert Nederland minder afhankelijk te worden van de import van gas. De totale gaswinning uit kleinere velden (zo’n 10 miljard kuub) draagt daar wel aan bij, aldus Peters. Toch is ook het veld onder de Waddenzee niet voldoende om die afhankelijkheid van buitenlands gas wezenlijk af te bouwen. Het verlaagt hooguit de import die nodig is.
„De belangrijkste zorg is: blijft de Waddenzee als natuurgebied voldoende beschermd?”, zegt Peters. „Unesco heeft niet gezegd: je mag geen gas meer winnen op de Noordzee. Zij vinden dat Nederland moet kijken naar de cumulatieve effecten van alle projecten bij elkaar. Dat snap ik wel.”
Er zijn ook andere overwegingen. De baten van de gaswinning bij Ternaard, die onder andere afhankelijk zijn van actuele gasprijzen en de duur van het winnen, kunnen voor de staat volgens Peters in totaal zeker een 1 miljard euro zijn.
De tijd dringt voor Hermans om een besluit te nemen over de lopende aanvraag van de NAM. En zij zit klem. Ook in de coalitie lopen de meningen uiteen over het winnen van gas onder de Waddenzee. De BBB en NSC zijn tegen, en schreven dat ook in hun verkiezingsprogramma’s. De VVD benadrukt juist met regelmaat het belang van „strategische onafhankelijkheid” van andere landen en wil de eigen gasvoorraden optimaal benutten.
Dwangsom van 37.000 euro
Deze week voerde de Raad van State opnieuw de druk op. Eerder dit jaar had deze hoogste bestuursrechter al geëist dat staatssecretaris Vijlbrief voor 1 april een besluit zou nemen. Vijlbrief vroeg om uitstel en verwees daarvoor naar het nieuwe advies van het SodM. De Raad van State weigerde dit en legde het rijk vervolgens een dwangsom op voor elke dat dat het besluit uitbleef. Die is inmiddels opgelopen tot het maximale bedrag van 37.500 euro.
Waar de NAM via een beroep bij de Raad van State een besluit probeert af te dwingen, staan anderzijds milieuorganisaties zoals de Waddenvereniging op scherp als Sophie Hermans besluit de vergunning goed te keuren. De minister schetste de keuze die voor haar ligt tijdens het mijnbouwdebat in de Kamer als volgt. „Bij Ternaard zijn we nu in de fase beland dat als het kabinet nu een besluit neemt, wat dat besluit ook is, we naar de rechter moeten omdat het zal worden aangevochten.”
‘Hij heeft wéér getweet.” Itay Garmy roept het bijna uit, terwijl hij op zijn telefoon kijkt. Hij leest het X-bericht van PVV-leider Geert Wilders voor, waarin hij opnieuw de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema aanvalt. Eerder had Wilders gezegd dat Halsema het land uit mag. Nu, op dinsdagmiddag, noemt hij haar „ongeschikt voor haar functie”. „Aftreden en wegwezen dus.”
Geert Wilders is een rode draad in een gesprek dat drie lokale politici voeren in een zaaltje in Amsterdam. De politici hadden NRC benaderd, omdat ze alledrie te maken krijgen met agressie, bedreigingen en geweld. De timing is toeval, maar het gaat vaak over Wilders’ aanval op Halsema, en de gevolgen daarvan voor ándere lokale bestuurders.
Fatihya Abdi, één van hen, zegt: „Als ik even voor onze burgemeester mag spreken: ik weet nu al dat zo’n tweet als die van Wilders voor haar een week van ellende en doodsbedreigingen betekent. Wij, volskvertegenwoordigers, moeten veel meer voor elkaar opkomen.”
Politiek zitten ze lang niet altijd op één lijn. Fatihya Abdi (1991) is raadslid voor de PvdA in Amsterdam. Itay Garmy (1994) is raadslid voor Volt in dezelfde stad. Boy Scholtze (1991) is burgemeester van de Brabantse gemeente Drimmelen en VVD’er. Hij belt in met videoverbinding. Maar ze vinden alledrie dat het veel te weinig gaat over de impact van bedreigingen tegen politici. Daar moet veel meer maatschappelijke discussie over zijn, vinden ze. Daarom zitten ze deze dinsdagmiddag bij elkaar, en gaan ze er maandagavond in De Balie in Amsterdam over in gesprek met politici en wetenschappers.
Amsterdam heeft gespannen dagen achter de rug – het openbaar bestuur werd flink getest. Halsema probeerde de herdenkingen van de aanslagen in Israël van 7 oktober 2023 rustig te laten verlopen, maar verbood geen gelijktijdige demonstraties van pro-Palestijnse activisten. Op verschillende plekken in de stad braken relletjes en opstootjes uit.
Itay Garmy is Joods en heeft een Nederlands en een Israëlisch paspoort. „Er was echt wat aan de hand in de stad. Mensen voelden zich onveilig, er werden antisemitische dingen geroepen, er werden pamfletten uitgedeeld waarin geweld werd verheerlijkt. En nu gaat het debat niet over polarisatie, maar over die klotetweet van Geert Wilders, die niks toevoegt aan het maatschappelijk debat en alleen maar voor herrie zorgt.”
Boy Scholtze: „Het debat in Den Haag verhardt zo enorm, en dat heeft effect op de maatschappij. Ook bij ons. Ik heb vorig jaar in een toespraak voor de gemeenteraad gezegd: beste mensen, wij hebben hier ook een voorbeeldfunctie. In de samenleving kijken ze naar hoe wij met elkaar omgaan.”
In een weekend kort daarvoor werd hij door de politie ‘s nachts wakker gebeld. Door de ruit van zijn woonkamer was een stoeptegel gegooid. Hij en zijn man hadden er doorheen geslapen. Ze woonden er net drie dagen. „Er is nooit een dader veroordeeld, ik weet niet wie erachter zit, al heb ik wel vermoedens. Op een gekke manier relativeert het de zaak voor mij ook weer: ik heb, wist ik, niet een criminele groep achter me aan. Een duidelijk motief is er niet gevonden, bijvoorbeeld dat ik samenwoon met een man.”
Collectief een vuist maken
Scholtze bewaarde de steen op zijn kantoor. Hij draait zich om, tilt de stoeptegel op en legt hem voor zich op zijn bureau. „De steen blijft hier liggen, zo wil ik agressie en geweld bespreekbaar maken. Zodat we ook collectief een vuist kunnen maken. Daarom heb ik ook de gemeenteraad toegesproken. Ik zei dat ik sta voor de publieke zaak en dat niemand die zich in Drimmelen, of in Nederland, inzet voor het openbaar bestuur te maken mag krijgen met agressie, geweld, discriminatie of intimidatie. Daarna zette ik de steen op het spreekgestoelte. Die steen is voor mij een symbool, zei ik, dat we hierover moeten blijven praten, dat we grenzen moeten blijven stellen. Dat heeft indruk gemaakt.”
Itay Garmy vraagt: „Maar beangstigt het je niet? Ook voor je partner?”
Scholtze: „Gek genoeg niet. Ik ben er geen seconde angstig door geweest. De impact was veel groter toen ik nog een tweede incident meemaakte.”
Korte tijd na het stoeptegelincident verliet Boy Scholtze het gemeentehuis van Drimmelen. „Het was op een maandag. En ik zag een auto aan komen rijden die, dacht ik, ging parkeren. Maar op het laatste moment draaide de bestuurder het stuur om en reed op me in. Er ging een raampje open en een heel boze meneer begon allemaal verwensingen te roepen, over mij, over de gemeente, en ook over mijn geaardheid.”
Een paar weken eerder had de burgemeester een regenboogvlag opgehangen bij het gemeentehuis, voor World Coming Out Day. De poging om hem aan te rijden mislukte, waarop de man uitstapte en het gemeentehuis binnenliep, waar hij bedreigingen aan het adres van de burgemeester naar medewerkers toeschreeuwde. De 76-jarige man werd aangehouden.
Scholtze: „Deze meneer had al heel veel jaren problemen met de gemeente. En op dat moment was ik kennelijk de personificatie van de gemeente. Dit tweede incident deed veel met de mensen om mij heen, ook met mijn man. Al heeft hij een achtergrond in de veiligheid, en is hij getraind om met dit soort dingen om te gaan. Maar ook zeker met mijn ouders, of goede vrienden.”
Scheldpartijen
De ouders van Fatihya Abdi vluchtten in 1989 vanuit Somalië naar Nederland. Ze werd alleen door haar moeder opgevoed in Soest, „in een heel diverse buurt”. „Er zijn daar mensen met zoveel verschillende achtergronden en culturen dat je identiteit nooit een gespreksonderwerp was. We waren allemaal gewoon Nederlanders. En opeens, toen ik de politiek inging, probeerden mensen me te reduceren tot alleen mijn afkomst.”
Abdi maakte kennis met scheldpartijen, nare berichten op sociale media en bedreigingen toen zij in 2021 op de kandidatenlijst van de PvdA kwam, op plaats 30. Veel van die reacties waren racistisch, zegt ze. „Als kandidaat-Kamerlid mengde ik me voor het eerst in het publieke debat. Ik schreef een zogeheten buurtbrief die ik zelf bij mensen door de bus deed, deed aan debatten mee en liet me zien op sociale media. Van de eerste bedreigingen, die veel verder gingen dan scheldpartijen, schrok ik aanvankelijk heel erg. Ik dacht ook meteen: wat betekent dit voor mijn familie? Of voor de mensen om mij heen?”
Itay Garmy: „Bij mij begon het ook toen ik kandidaat-Kamerlid was.” Garmy stond in 2021 op de elfde plaats op de kandidatenlijst van Volt. „Ik werd toen al de hele tijd aangevallen op mijn Joods-zijn, of mijn Israëlische paspoort, terwijl ik het daar nooit over had. Toen dat gebeurde, dacht ik: ik ga het nu ownen, dit is gewoon wie ik ben, en zo ga ik me ook uiten erover. Dat heb ik sindsdien altijd gedaan, maar je vangt daardoor wel veel klappen. Het is een rode lap.”
Fatihya Abdi plaatst, nu ze raadslid is, vrijwel geen privéberichten meer op sociale media. Ze tagt geen vrienden of familieleden. „Op sociale media krijg ik heel veel narigheid binnen. Meestal zijn het geen concrete bedreigingen als ‘ik weet waar je woont’, maar vaak racistische of seksistische berichten waarin ik op mijn identiteit word aangevallen. Die raken me ook het meest. Ik zit ook veel minder op X, omdat die plek echt massale haatreacties uitlokt. Ik probeer mijn politieke boodschap niet aan te passen, maar wel de plek waar ik me uit. Ik doe dat liever door aanwezig te zijn in de buurt.”
Eén keer werd het dreigend. „Ik ging in op het verzoek van iemand die in nood was, een jonge vrouw. Ze had me benaderd via sociale media en vroeg om een afspraak, want ze had hulp nodig. Ik ben erop ingegaan.”
Knop om
Abdi en de vrouw spraken buiten af, het leek eerst op een normaal gesprek. „Er ging een knop in haar hoofd om, en opeens was ik onderdeel van het kwaad. Het werd heel heftig en eng, ik voelde me echt bedreigd. Ik probeerde haar zo kalm mogelijk te maken, haar duidelijk te maken dat ik het gesprek op deze manier niet kon voortzetten. En tegelijkertijd had ik ook wel zorg voor de persoon, want ik zag ook wel dat ze kwetsbaar was. Uiteindelijk ging ze weg. Ik heb daarna meteen twee vriendinnen gebeld en dacht: moet ik aangifte doen? Ik heb er van afgezien, want wat levert dat op? Ik probeerde de situatie te scheiden van mij als persoon, maar het had wel natuurlijk veel impact.”
Insinuaties
Identiteit keert vaak terug in het gesprek. Veel haat en agressie is gericht tegen wie de politici zíjn, niet tegen wat ze doen. Voor Itay Garmy is dat na 7 oktober vorig jaar veel sterker geworden. „Het zijn vaak insinuaties, dingen als: ze hadden je hele familie moeten vergassen. Of: Israël moet van de kaart worden geveegd. Vorige week schreef een Instagram-account met veel volgers dat ik Israël-propaganda verspreid. Daar kreeg ik meteen heel heftige haatreacties op. Wat Fatihya net zei: de schaal is meteen zo griezelig groot. Mijn familie had het ook gezien, ik merk dat het mijn moeder heel erg raakt. Ze vroegen of ze bang moeten zijn. We delen toch dezelfde achternaam. Ik voelde me echt fucked up. Ik dacht: ik zet de stap naar voren, ik geloof in mijn boodschap, maar ik wil niet dat zij er last van hebben.”
Boy Scholtze: „Als ik het ga rationaliseren, dan weet ik dat agressie tegen mij is gericht als burgemeester. Maar voor mijn ouders is dit gewoon gericht tegen hun zoon. Het maakt hun niet uit of die burgemeester is of melkboer. De naaste omgeving van bestuurders, ouders, kinderen, buren, die wordt nog wel eens vergeten. Van de impact op mijn omgeving was ik eigenlijk meer overstuur dan van het incident zelf.”
Deze week plaatste Garmy een bericht op Instagram over 7 oktober, waarin hij opriep naar elkaar te blijven luisteren en oog te houden voor het perspectief van een ander. Anti-Israëlische protesten op die dag kunnen „respectloos, kwetsend en polariserend overkomen”, schreef hij. „Wees geen eikel.” Het bericht leidde tot haatreacties in zijn inbox. „Meestal negeer ik het of blokkeer ik het. Maar één persoon, uit pro-Israëlische hoek, reageerde onder zijn eigen naam, dus ik dacht: ik ga er een keer op antwoorden. Dus ik zei: als je normaal tegen me praat, wil ik best in discussie met je. En toen zei hij: je hebt toch een publieke functie? Dat was een argument om me uit te mogen schelden.”
Krijgen bedreigde politici psychologische of praktische begeleiding? Boy Scholtze: „Ik heb veel veiligheidsmaatregelen moeten nemen. De Rijksoverheid helpt daar sinds 1 januari beter bij. Daarvoor mocht je, bij wijze van spreken, een brievenbus kopen die niet meteen uit elkaar spat, en dan had je het wel gehad. Politiek was bijna een kwestie van eigen risico. En ik heb ook gezegd: ik wil niet dat het onder mijn huid gaat zitten, maar het heeft gewoon diepe indruk gemaakt. Het genootschap van burgemeesters bood toen aan om er met iemand over te praten. Dat heeft mij heel erg geholpen.”
Twijfel
Fatihya Abdi: „Ik zie ook een generatieverschil. De sfeer bij oudere generaties is veel meer: niet over praten en doorgaan. Het hoort erbij. Zeker ook bij de PvdA, een partij met een lange geschiedenis, waar ze al zoveel hebben meegemaakt. Jongere politici als wij hoor ik eerder zeggen: wat een onzin, het hoort er níet bij. We moeten dit niet accepteren.”
Itay Garmy: „Ik merk dat mijn partij, die een stuk jonger is, het moeilijk vindt om hiermee om te gaan. Mijn fractie in Amsterdam steunt me in alles, maar voel me niet per se gesteund door het landelijk bestuur. Als ik ergens aanklop, wordt er echt wel geluisterd. Maar er zitten geen mechanismen in om je hier weerbaar tegen te maken, en je moet niet alles bij slachtoffers neerleggen.”
Garmy begon met het islamitische raadslid Sheher Kahn (Denk) aan een dialoogprogramma, waarmee hij onder meer scholen bezoekt. Garmy: „Van mijn partijbestuur heb ik na 7 oktober één keer een complimenterend berichtje gekregen over wat ik aan het doen was. En daarna heb ik nooit meer iets gehoord. Ze weten niet wat voor implicaties het heeft om je in de publieke zaak te mengen als je deel uitmaakt van een minderheid. Of je nu vrouw bent, zwart of Joods.”
Itay Garmy twijfelt wel eens of hij verder wil in de politiek. „Op dit moment denk ik: ja, ik wil door. Ondanks dat het zoveel hoofdpijn geeft en ik gewoon wat rust wil. Maar ik denk ook: het is ook wel echt nodig om geluiden van nuance te laten horen en me in te zetten voor de stad.”
Boy Scholtze: „Ik ben er juist strijdbaar door geworden. Ik heb veel collega’s gesproken die ook allerlei dingen hebben meegemaakt. Maar ze praten er liever niet over. Ik wil dat blijven doen.”
Fatihya Abdi: „Ik voel een extra verantwoordelijkheid voor de volgende generatie volksvertegenwoordigers. Ik laat me niet zomaar de politiek uitjagen.”
De parlementaire enquête naar de coronacrisis dreigt vertraging op te lopen door een conflict tussen het kabinet en de enquêtecommissie over het delen van chatberichten. Dat blijkt uit een voortgangsbrief die VVD-Kamerlid Daan de Kort, voorzitter van de commissie, aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Volgens De Kort komt het nieuwe kabinet met haar opstelling „terug op met het vorige kabinet gemaakte werkafspraken”.
Momenteel bevindt de enquêtecommissie corona zich in de eerste voorbereidende fase, die ‘dossieronderzoek’ wordt genoemd. In deze fase, waarin de verhoren achter gesloten deuren worden voorbereid, vordert de commissie informatie en documenten bij tal van instanties, inclusief het kabinet en de departementen. De commissie schrijft dat de verschillende ministeries „voor een groot deel” de gevraagde informatie hebben aangeleverd, maar dat over het delen van chatberichten „een verschil van inzicht” is ontstaan waardoor de commissie nog geen chatberichten heeft ontvangen.
Het kabinet-Schoof heeft, zo blijkt uit de brief, op 13 september advies gevraagd aan de Raad van State over het delen van ‘ongelakte chatberichten’. Met andere woorden: berichten waarin geen informatie is zwartgelakt. Door dit verzoek en het voorlopig ontbreken van de chatberichten, „bestaat de mogelijkheid” dat de enquête verdere vertraging oploopt, schrijft De Kort. De planning is dat de besloten verhoren in maart 2025 beginnen, waarna de openbare verhoren begin 2026 van start moeten gaan.
Lees ook
De nieuwe parlementaire enquêtecommissie corona is klein en sceptisch
Privacy
De commissie heeft ongelakte chatberichten opgevraagd omdat „tijdens de coronacrisis meer dan voorheen werd gecommuniceerd via chatberichten”. Die berichten zijn daarom nodig om „de besluitvorming over de coronamaatregelen en de afwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld, te kunnen reconstrueren”. Volgens voorzitter De Kort heeft de commissie „de nodige waarborgen” ter bescherming van de privacy van ambtenaren gegeven.
Over het ongelakt aanleveren van de chatberichten zijn volgens de commissie met het vorige kabinet, Rutte IV, „duidelijke afspraken” gemaakt die zijn ondertekend door het ministerie van Volksgezondheid. De Kort schrijft dat dit soort afspraken ook gemaakt werden met eerdere enquêtecommissies en ook „zijn dergelijke documenten in de context van eerdere parlementaire enquêtes ongelakt geleverd”.
Lees ook
Drie jaar. Parlementaire enquête naar coronabeleid wordt een van de langste ooit
Het herintroduceren van de maximumsnelheid van 130 kilometer per uur overdag op Nederlandse snelwegen, gaat op veel plekken niet lukken. Op slechts 5 procent van de Nederlandse snelwegen is het mogelijk om die kabinetsambitie te realiseren, blijkt uit een Kamerbrief van verkeersminister Barry Madlener (PVV).
Op de Afsluitdijk (A7), tussen de aansluiting Zuidbroek en de Duitse grens (A7), tussen knooppunt Holsloot en aansluiting Zwartemeer (A37) en tussen aansluiting Lelystad-Noord en de Ketelbrug (A6), kunnen automobilisten in de toekomst mogelijk weer 130 km/u rijden, zo schrijft Madlener in de brief.
Of de snelheid op die trajecten daadwerkelijk wordt verhoogd, is allerminst zeker. De trajecten worden ,,in detail onderzocht”, schrijft hij, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met verkeersveiligheid, luchtkwaliteit, geluid en de mogelijk negatieve gevolgen voor beschermde natuurgebiedendoor meer stikstofuitstoot.
Het is Madleners ambitie om in het eerste kwartaal van 2025 ,,een definitief verkeersbesluit, mits kansrijk” te nemen. Bij een mogelijke verhoging boeken automobilisten die willen doorrijden een tijdswinst van 3,5 minuten op de aangewezen trajecten.
De wens om de maximumsnelheid te verhogen – ,,daar waar dat kan” – staat in het regeerakkoord. Vooral coalitiepartijen PVV en BBB voelen voor de maatregel. De partij van Geert Wilders pleitte in het verkiezingsprogramma voor een verhoging naar 140.
In 2020 bracht het toenmalige kabinet de maximumsnelheid terug tot 100 kilometer per uur overdag. Alleen na 19.00 uur is 130 toegestaan. Die beperking werd ingevoerd om de stikstofuitstoot te verlagen.