Kabinet: toetsen aan grondwet alleen mogelijk maken voor ‘klassieke grondrechten’

Wat het kabinet betreft, blijft het voor rechters verboden om wetten te toetsen aan een deel van de grondwet. Ook moet er een grondwettelijk hof komen, dat bestaat uit rechters met een zittingstermijn van maximaal negen jaar.

Dat schrijven minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark (NSC) en staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, NSC) vrijdag in een brief aan de Tweede Kamer. In het document zetten de twee bewindspersonen de lang verwachte kabinetsplannen voor de grondwetsherziening uiteen.

Rechters in Nederland mogen momenteel niet beoordelen of een wet al dan niet in strijd is met de grondwet. In de grondwet is bepaald dat dit een taak is voor de regering en de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer). Nederland is het enige land in Europa met zo’n zogeheten toetsingsverbod.

Grondwettelijk hof

Het afschaffen van het toetsingsverbod en de oprichting van een grondwettelijk hof zijn al jaren een vurige wens van NSC-voorzitter Pieter Omtzigt. Ook de Raad van State en het vorige kabinet spraken zich in 2022 uit vóór afschaffen van het toetsingsverbod, maar wilden het toetsen overlaten aan „gewone” rechters.

Nu NSC deelneemt aan de regering, staat ook de wens voor een grondwettelijk hof in het coalitieakkoord. In de brief schrijft Uitermark dat zo’n grondwettelijk hof ervoor moet zorgen dat de grondrechten beter beschermd worden, en dat er sneller uitspraak kan worden gedaan over zaken die met deze rechten te maken hebben.

Het kabinet wil dat het grondwettelijk hof deel gaat uitmaken van de rechterlijke macht. Maar waar gewone rechters voor het leven worden benoemd, moeten leden van het hof benoemd worden voor maximaal één termijn van negen jaar, schrijft Uitermark. Zo wil het kabinet zorgen voor „voldoende wisseling in de samenstelling van het hof”.

Klassieke grondrechten

Het kabinet wil daarnaast alle rechters alleen kunnen toetsen aan de „klassieke” grondrechten in de grondwet. Daaronder vallen bijvoorbeeld het verbod op discriminatie (Artikel 1), de vrijheid van godsdienst (Artikel 6), de vrijheid van meningsuiting (Artikel 7) en het recht op privacy (Artikel 10). Het kabinet wil later nog een definitieve lijst publiceren met daarop alle grondrechten waaraan getoetst mag worden.

Lees ook

Elf partijen zijn voor: toetsing aan de Grondwet komt naderbij

Bijeenkomst van de tweede senaat van het Duitse  federale Constitutioneel Hof. België, Duitsland en Frankrijk hebben een hof dat exclusief belast is met constitutionele vraagstukken.

Voor de „sociale grondrechten”, die de overheid bijvoorbeeld verplichten te zorgen voor werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een goed milieu, wil het kabinet het toetsingsverbod in stand houden. De reden hiervoor, schrijft Uitermark, is dat anders het risico zou dreigen van politisering van de rechtspraak.

Met andere woorden: wanneer een rechter bijvoorbeeld uitspraak doet over de vraag of de overheid genoeg zorg draagt voor het milieu, gaat deze volgens het kabinet in feite op de stoel van de wetgever zitten.

Dichter bij huis

Op dit moment kunnen rechters wetten al wel toetsen aan internationale verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Veel van de „klassieke” grondrechten staan daar ook al in beschreven.

Toch is het wenselijk dat rechters voortaan ook specifiek aan de Nederlandse grondwet kunnen toetsen, zegt een woordvoerder van minister Uitermark. „De Nederlandse grondwet biedt in sommige gevallen meer of andere bescherming dan het EVRM, bijvoorbeeld bij het verbod op censuur. Door te toetsen aan de eigen grondwet, blijf je dichter bij de Nederlandse situatie.”

Ook zorgt toetsing aan de Nederlandse grondwet ervoor dat het onderwerp meer gaat leven, aldus het ministerie. „Het is belangrijk dat de grondrechten meer bekendheid krijgen, zodat Nederlanders ook het gevoel hebben dat hun rechten beschermd zijn.”

Voordat het zover is, moet er nog wel wat gebeuren. Voor het invoeren van beide plannen is een grondwetswijziging nodig. Daarvoor moeten tijdens deze kabinetsperiode zowel de Tweede als de Eerste Kamer akkoord gaan. Vervolgens moeten de Tweede en Eerste Kamer na nieuwe verkiezingen opnieuw akkoord gaan. Het duurt dus op zijn minst tot de volgende kabinetsperiode voor Nederland over zijn eigen grondwettelijk hof beschikt.


Keuringsartsen lopen vast, maar simpelere WIA stuit op verzet

Niemand kan het, toch moeten de artsen bij uitkeringsinstantie UWV het doen: de toekomst voorspellen. Als mensen te ziek zijn om te werken, moeten deze verzekeringsartsen beoordelen of dat altijd zo zal blijven.

Van het antwoord op die vraag hangt veel af. Wie volledig én voor altijd arbeidsongeschikt wordt verklaard, krijgt een aantrekkelijkere uitkering. Het bedrag is hoger en de uitkering biedt meer zekerheid. Zo tellen banken alleen deze arbeidsongeschiktheidsuitkering mee bij hypotheekaanvragen.

Maar hoe bepaal je of iemand nooit meer kan werken? „Dat is ongelooflijk moeilijk”, zegt UWV-verzekeringsarts Kevin De Decker.

Zo had hij eens een vrouw met hoofdpijn in zijn behandelkamer. De pijn was er altijd, al jaren, en meerdere keren per week kreeg ze een heftige aanval. Behandelingen bij specialisten hadden niets opgeleverd en zelf vond de vrouw dat ze niets meer kon en dat het altijd zo zou blijven. Maar voor De Decker was dat niet zo duidelijk.

De medisch specialisten hadden bij deze vrouw geen duidelijke oorzaak aangewezen, zegt De Decker, en dan wordt het voor hem lastig. „Is het dan migraine, spanningshoofdpijn, clusterhoofdpijn?” Voor alle drie de ziekten is de toekomstverwachting per patiënt verschillend, zegt De Decker. „Als ik dan niet eens weet welk ziektebeeld het is, wordt het nog lastiger.”

Maar hoe moeilijk ook, De Decker moet altijd een oordeel vellen. Hij bepaalde dat de vrouw niet alleen in de toekomst, maar nu al kan werken. Maar dan wel in deeltijd en in een niet al te stressvolle baan. Hij verklaarde haar niet volledig, maar gedeeltelijk arbeidsongeschikt. „Ik moet altijd iets zeggen wat zwart-wit is”, zegt De Decker, „ook al gaat het vaak om grijstinten”.

Hij moet ook heel precies beargumenteren hoe hij tot die conclusie komt, op basis van medische literatuur. Dat kan zomaar een uur duren. „Welke mogelijke behandelingen zie ik nog, welke kansen geven die? En wat is de kans dat deze persoon daar baat bij heeft?”

Beoordelen kost ruim vijf uur

Ruim vijf uur is een verzekeringsarts nu bezig met een gemiddelde beoordeling, van voorbereiding tot uitwerking. Dat is meer dan een verdubbeling in twintig jaar tijd.

Wat niet helpt: er is een tekort aan verzekeringsartsen. Daardoor kampt het UWV al bijna tien jaar met lange wachtlijsten voor een keuring.

De WIA-uitkering voor arbeidsongeschikten moet dringend simpeler worden, zeggen kabinetsadviseurs en het UWV daarom al jaren. „De verschillende uitkeringsregimes” zijn zo complex dat het voor mensen „nauwelijks meer te volgen” is, schreef het UWV-bestuur in 2021 aan het kabinet-Rutte III. De WIA is „niet meer uitvoerbaar”, concludeerde de Algemene Rekenkamer in 2023, want de achterstanden lopen op, door complexiteit en een tekort aan verzekeringsartsen. En ook een onafhankelijke adviescommissie met deskundigen, ingesteld door het vorige kabinet, drong vorig jaar aan op vereenvoudiging.

Maar pas afgelopen september kwam er in politiek Den Haag een gevoel van urgentie. Het UWV bleek grote fouten te hebben gemaakt bij het berekenen van de hoogte van uitkeringen. Tienduizenden mensen krijgen al jaren een te hoge of te lage WIA-uitkering. De fouten zijn volgens het UWV mede het gevolg van te ingewikkelde regels. Nu kon politiek Den Haag er niet meer omheen: het UWV loopt compleet vast, er is snel verandering nodig.

De vraag is hoe. Vereenvoudigen klinkt mooi, totdat je het concreet moet maken. Dan wordt duidelijk dat iedere verandering gevolgen heeft voor mensen: er zullen winnaars zijn en verliezers. Zeker als het kabinet er geen extra geld voor vrijmaakt. Dan zal tegenover een verruiming ook een versobering moeten staan.

Winnaars en verliezers

Een eerste voorzet deed minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC) vorige maand, in een brief aan de Tweede Kamer. Hij suggereerde te snijden in het aantal verschillende regelingen binnen de WIA.

Zijn voorstel kent winnaars: mensen die maar deels zijn afgekeurd en die al lange tijd minder dan de helft verdienen van wat zij volgens het UWV zouden kunnen. Zij krijgen nu een zogeheten ‘vervolguitkering’ die nog lager is dan de bijstand. Deze sobere regeling kan geschrapt worden, oppert Van Hijum.

De verliezers? De mensen die nooit meer kunnen werken. Van Hijum sorteert voor op het afschaffen van de ruimere uitkering voor deze mensen. Dat zou tot een „forse complexiteitsvermindering” leiden, schreef hij. Het werk van de verzekeringsartsen wordt er in ieder geval makkelijker van.

Maar de weerstand in de Tweede Kamer is groot. Vooral omdat Van Hijum de optie openhoudt dat mensen die nu al zo’n ruimere uitkering hebben, die kunnen verliezen. Nu krijgen zij 75 procent van hun laatste loon, dat zou dan 70 procent worden.

„Ik vraag me af hoe de minister dit in zijn hoofd haalt”, zei Tweede Kamerlid Bart van Kent (SP) dinsdagavond, in een debat met de minister. Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) noemde het „cynisch en onbegrijpelijk” om de ruime regeling te schrappen zodat daarmee het afschaffen van de sobere uitkering betaald kan worden. „Ik noem dit: verdeel en heers.” Ook Edgar Mulder van coalitiepartij PVV noemde het „buitengewoon teleurstellend”.

Van Hijum zei de zorgen te begrijpen. „Dit gaat over de bestaanszekerheid van mensen die ziek zijn.” Tegelijk, zei hij, zijn er „echt keuzes nodig”. Voordat de minister de debatzaal betrad, in gesprek met vertegenwoordigers van vakbond FNV, noemde hij het versimpelen van de WIA „echt mijn hoofdopdracht voor de komende jaren”.

Slechts één idee levert serieus geld op: het schrappen van de hogere uitkering voor mensen die voor altijd arbeidsongeschikt zijn

Maar Van Hijum heeft een probleem: er is geen geld gereserveerd voor zijn plannen. Als dat zo blijft, is hij beperkt in zijn mogelijkheden. De meeste versimpelingen kosten geld.

Het afschaffen van de lage ‘vervolguitkering’, waar Van Hijum op voorsorteert, kost op den duur zo’n half miljard euro per jaar. Meer mensen toegang geven tot de WIA-uitkering, wat veel politieke partijen willen, is ongeveer net zo duur. Nu krijg je alleen een WIA-uitkering als je door je ziekte 35 procent mínder dan je oude loon kunt verdienen. Het verlagen van die drempel is een optie voor Van Hijum.

Zo zijn er veel meer ideeën die geld kosten, en slechts één die serieus geld oplevert, bijna 1 miljard euro per jaar: het schrappen van de hogere uitkering voor mensen die voor altijd arbeidsongeschikt zijn. Het lijkt erop dat Van Hijum hier niet omheen kan.

Wel of niet ‘welwillend bezien’

Tenzij de minister binnen het kabinet extra geld weet te regelen voor de WIA. Maar dat kan lastig worden: het kabinet heeft het al moeilijk genoeg met het oplossen van andere financiële tegenvallers. Daarbij komt dat Van Hijums NSC de enige regeringspartij is die openlijk extra geld voor de WIA-hervorming bepleit.

Op de valreep van de formatie zijn afspraken gemaakt over nieuwe WIA-regels, maar die zijn vaag. In het hoofdlijnenakkoord is hier nog niets over opgeschreven, maar in het eindverslag van formateur Richard van Zwol kwam te staan dat „voorstellen” hierover die geld kosten, „welwillend worden bezien”.

PVV-Kamerlid Edgar Mulder leek dat even te zijn vergeten, in het debat dinsdag. SP’er Bart van Kent vroeg hem of er meer geld nodig is. Dat is „vragen naar de bekende weg”, zei Mulder. In het hoofdlijnenakkoord „staat niet dat we het WIA-stelsel gaan verbeteren door daar meer geld in te stoppen”.

Een paar stoelen verderop schudde NSC-Kamerlid Ilse Saris resoluut haar hoofd. We zouden deze voorstellen „welwillend bezien”, zei Saris daarop tegen de PVV’er. Was Mulder het met haar eens „dat je geld moet investeren om die welwillendheid te tonen”? Een duidelijke ja of nee kreeg ze niet. „Ik weet niet hoeveel miljoen of miljard die welwillendheid kost”, zei Mulder.

Naast extra geld van het kabinet, hoopt Van Hijum op steun van de vakbonden en werkgevers. De WIA is immers een werknemersverzekering, betaald door werkgevers. Maar nu al lijkt duidelijk dat ook de vakbonden niet akkoord zullen gaan met het afschaffen van de hogere uitkering. „Hier worden mensen tegen elkaar uitgespeeld”, zegt Kitty Jong, vicevoorzitter van de FNV. „De problemen bij het UWV kun je ook op andere manieren oplossen. Maar het motief lijkt te zijn dat de minister geld nodig heeft.” Vakbond CNV noemde het plan „een zeer ordinaire bezuiniging”.

De minister wil de komende maanden met vakbonden en werkgevers in gesprek en hoopt voor de zomer een concreter plan naar de Tweede Kamer te kunnen sturen. Dan moet ook duidelijk zijn of er geld bij komt.

Verdienmodel

Verzekeringsarts De Decker vindt het jammer dat in de discussie over de WIA zo vaak „de nuance zoek raakt”. „Het gaat vooral over de hogere uitkering die niet lager mag worden. Niet over hoe je misschien met een tussenvorm de problemen kunt oplossen.”

De Decker ziet nog een reden om in te grijpen: de ruimere uitkering binnen de WIA is een „verdienmodel” geworden. Want ook voor werkgevers is het aantrekkelijk als hun oud-werknemer voor altijd arbeidsongeschikt wordt verklaard.

Normaal worden werkgevers ‘bestraft’ met hogere premieafdracht als hun werknemer in de WIA belandt. De werkgever is er dan niet in geslaagd om de zieke werknemer, toen die nog in dienst was, terug aan het werk te helpen, en dat heeft een prijs. Tenzij de werknemer voor altijd arbeidsongeschikt wordt verklaard. Dan had de werkgever daar niets aan kunnen doen, is het idee.

Het gevolg: doordat werkgevers er belang bij hebben dat hun oud-werknemer voor altijd ziek wordt verklaard, vragen zij vaak een nieuwe beoordeling aan, om het nog eens te proberen. Dat legt extra druk op de toch al overbelaste verzekeringsartsen.

Ook de uitkeringsaanvragers zelf mogen een nieuwe beoordeling aanvragen. „Heel vaak hoor ik als reden dat ze een nieuwe hypotheek willen”, zegt De Decker, „en daarom een nieuwe beoordeling willen”. In de hoop voor altijd arbeidsongeschikt te worden verklaard, zodat de bank hun uitkering meetelt als stabiel inkomen.

De Decker voelt soms frustratie over de vele ‘herbeoordelingen’ die hij moet doen. „Maar in mijn spreekkamer kan ik daar niet zoveel mee. Ik moet zorgen dat de burger krijgt waar hij recht op heeft.”

De verzekeringsarts hoopt dat de politiek het aandurft om de WIA eenvoudiger te maken. Tegelijk, zegt hij, is Nederland uniek met zijn beoordelingen op arbeidsongeschiktheid. „Wij zijn het enige land dat een medisch specialist dit soort beoordelingen laat doen. Het is niet perfect, maar ik ken ook geen systeem dat beter is.”

Lees ook

‘De financiële prikkels voor arbeidsongeschikten werken verkeerd’

Roos Vermeij hield zich tot 2017 als PvdA-Kamerlid veel bezig met de sociale zekerheid.


Iedereen is wel tegen ‘homogenezing’ van jongeren, maar de politiek is verdeeld over een verbod

Talloze, indringende gesprekken om je seksuele geaardheid ‘af te leren’. Te horen krijgen dat je ‘demonische’ gevoelens hebt, zwaar en structureel onder druk worden gezet. ‘Femke’ was slechts dertien toen haar dit overkwam, vertelde Songül Mutluer (GroenLinks-PvdA) woensdagavond tijdens een Kamerdebat over conversietherapie, ofwel ‘homogenezing’. „Inmiddels is Femke 36 jaar oud. Maar ze is nog steeds niet volledig hersteld”, zei Mutler.

Dat ‘homogenezing’ niet geneest maar juist schaadt, daar waren de partijen het wel over eens. En toch lijkt voor een verbod geen Kamermeerderheid, want coalitiepartij NSC en oppositiepartij CDA steunden dat niet.

Afgelopen drie jaar hebben D66, VDD, GroenLinks-PvdA, SP en de Partij voor de Dieren gewerkt aan een wetsvoorstel om het geven van conversietherapie aan minderjarigen strafbaar te maken.

Deze therapie wordt onder meer gegeven in sommige Pinkstergemeenten en andere evangelische kringen. Het doel is transgenders en homoseksuelen te ‘genezen’. De ‘behandeling’ kan bestaan uit gesprekken, uit het ‘verdrijven van demonen’ of zelfs tot het toedienen van elektroshocks.

Lees ook

Nieuw-Zeeland maakt ‘homogenezing’ strafbaar

Een regenboogvlag.

CDA

Na een advies van de Raad van State en een wetenschappelijke toets, werd woensdagavond voor het eerst in de Tweede Kamer gesproken over de initiatiefwet. „Het is al drie jaar tijd om stappen te zetten, het moet een duidelijk signaal zijn dat we zo niet met minderjarigen om gaan”, zei mede-indiener Wieke Paulusma (D66).

De initiatiefnemers hadden gehoopt op de steun van NSC en CDA. Paulusma: „Het CDA heeft in het eigen verkiezingsprogramma opgeschreven dat ze voor het verbieden zijn van conversietherapie. Ook heeft het het regenboogstembusakkoord ondertekend, dat een verbod op ‘homogenezing’ bevat en waar dit wetsvoorstel onderdeel van is.” Maar CDA en NSC vinden dat in het wetsvoorstel „vage begrippen” worden gebruikt. Zo vinden ze de „definitie” van homogenezing onduidelijk.

CDA en NSC vinden dat het voorstel ‘vage begrippen’ bevat, onder meer de ‘definitie’ van homogenezing

Dat kan leiden tot „handelingsverlegenheid bij hulpverleners”, stellen de partijen. En dat zou psychische hulp aan minderjarigen die wél nodig is, in de weg kunnen staan. Het wetsvoorstel zou namelijk ertoe kunnen leiden dat „psychologen en genderpsychologen, maatschappelijk en pastoraal werkers, docenten, coaches en jongerenwerkers, beperkt worden in hun bewegingsruimte”, aldus Jesse Six Dijkstra van NSC.

Het Openbaar Ministerie heeft de Kamer laten weten dat de wet „voldoende concreet is geformuleerd” om „handvatten te bieden voor handhaving, opsporing en vervolging”.

Maar die handhaving van het verbod blijft een ander punt van zorg voor NSC en CDA. Ze zouden liever zien dat de handhaving zich niet richt op verrichte „handelingen” van vermeende ‘homogenezers’, maar juist op de „toegebrachte schade” aan slachtoffers. Dat is volgens de partijen „duidelijker te definiëren”.

NSC en CDA hopen dit onderscheid in een andere wet beter te waarborgen om de „de onduidelijkheid te verminderen”. Dit willen ze doen in een wet waar staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Ingrid Coenradie (PVV) momenteel aan werkt, rondom de strafbaarstelling van psychisch geweld.

Omweg

NSC erkent dat de route via Coenradie langer kan duren dan het wetsvoorstel voor een verbod dat nu voorligt. VVD en D66 zien niets in een omweg. Volgens Bente Becker (VVD) worden slachtoffers zo in de steek gelaten: „Dan kun je alleen aangifte doen als je direct psychisch beschadigd bent. En de mensen voor wie we dit doen, kunnen niet nog langer wachten.”

De BBB is net als het NSC en CDA kritisch op het wetsvoorstel, maar heeft nog geen definitief standpunt ingenomen, zegt Kamerlid Marieke Wijen-Nass.

Na het debat bleef duidelijk dat het wetsvoorstel voorlopig niet kan rekenen op voldoende steun. Er is alleen een meerderheid voor „de geest” van de wet.

Lees ook

Scholen doen hun best, maar steeds minder jongeren vinden homoseksualiteit ‘normaal’

Les over LHBTI in de vierde klas praktijkonderwijs van het Mundus College in Amsterdam.


Klever maakt bezuinigingsplannen ontwikkelingshulp bekend: alleen nog hulp in Nederlands belang

Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp Reinette Klever (PVV) wil miljarden gaan bezuinigen op internationale ontwikkelingshulp. Alle ontwikkelingshulp moet voortaan direct in het belang van Nederland zijn, schrijft Klever donderdag in een brief aan de Tweede Kamer.

In de plannen van Klever staat dat ontwikkelingshulp zich voortaan gaat richten op drie Nederlandse belangen: handel en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie. De vorig jaar aangekondigde bezuiniging van 2,4 miljard euro op ontwikkelingssamenwerking is een van de grootste bezuinigingen van dit kabinet.

De bezuinigingen betekenen dat alle ontwikkelingsprojecten op het gebied van vrouwenrechten, gendergelijkheid, beroeps- en hoger onderwijs, en sport en cultuur worden geschrapt. Op het gebied van onder meer klimaat en multilaterale samenwerking wordt in de nieuwe plannen fors bezuinigd.

De huidige ontwikkelingssamenwerking is volgens minister Klever „te versnipperd”. Het nieuwe beleid zal alleen programma’s ondersteunen op gebieden waar Nederland volgens Klever „in uitblinkt” zoals watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid.

Doellanden

Klever wil het aantal gebieden waar Nederland actief is terugschroeven naar drie „nabuurregio’s”. Die regio’s zijn volgens minister Klever direct van invloed op de Nederlandse veiligheid. Het gaat om West-Afrika, de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Deze regio’s zijn belangrijk, omdat er volgens de minister „80 procent van alle conflicten plaatsvinden” en meerdere drugs- en migratieroutes doorheen zouden lopen. Nederlandse programma’s moeten volgens de nieuwe plannen in de nabuurregio’s onder meer meehelpen aan het bestrijden van mensensmokkel, zorgen voor voedsel en water en de politie versterken.

In de plannen schrijft Klever dat het economisch belang van Nederland voorop moet staan in hulpprogramma’s en dat doellanden, de landen waar Nederland de programma’s heeft, uitgroeien tot handelspartners. Het aan elkaar verbinden van hulp, handel en investeringen zou bijdragen aan het „verdienvermogen” van Nederland.


Een snelle uitweg uit de stikstofcrisis is er niet

1
Hoe staat de natuur ervoor?

Niet goed, zoals bekend. Stikstof (N2) zelf zit overal in de lucht en is niet schadelijk. Maar stikstofverbindingen zijn dat wel, zoals ammoniak uit bijvoorbeeld mest (stikstof en waterstof, NH3), en stikstofoxiden (stikstof en zuurstof, NOx) uit de uitstoot van verkeer en industrie.

Te veel stikstof in de natuur leidt tot een daling van de variatie aan soorten, de biodiversiteit. Dat maakt een natuurgebied minder stabiel en kwetsbaar voor bijvoorbeeld plagen of verdroging. „Met eigen ogen is te zien dat soorten die goed gedijen bij veel stikstof, zoals brandnetels en bramen, de gebiedseigen soorten hebben weggeconcurreerd”, schrijft de Ecologische Autoriteit, die natuurrapportages van provincies beoordeelt en toetst.

Nederland telt in totaal 162 Natura 2000-gebieden, die beschermd worden door de Europese Vogelrichtlijn 1979) en Habitatrichtlijn (1992). In 131 van die gebieden is de natuur gevoelig voor stikstof, en in zo’n 70 procent van die gebieden slaat te veel stikstof neer. Die gebieden zitten boven de zogenoemde kritische depositiewaarde (KDW), de hoeveelheid stikstof die een natuurgebied kan verdragen zonder te verslechteren.

2
Is stikstof de belangrijkste oorzaak van natuurschade?

Ja, samen met verdroging, volgens landelijk onderzoek uit 2019 naar de Natura-2000-gebieden. EU-lidstaten moeten elke zes jaar zo’n rapportage over de natuur uitvoeren, de volgende verschijnt later dit jaar.

De natuur en biodiversiteit zijn in de vorige eeuw sterk achteruit gegaan. Door verstedelijking, intensivering van de landbouw en milieuvervuiling, zo staat in die laatste rapportage. De huidige „drukfactoren” zijn „stikstofdepositie en onttrekking van grondwater”.

Maar de schade gaat verder dan de natuur. Door overmatig gebruik van mest op akkers spoelt stikstof (in de vorm van nitraat) naar sloten, meren en rivieren en naar het grondwater. Het grondwater kan zo onbruikbaar worden als drinkwater. Ook stimuleert het algengroei, waardoor zwemwateren soms gesloten moeten worden.

Stikstofverbindingen zijn ook schadelijk voor de gezondheid van mensen. In de lucht draagt stikstof bij aan de vorming van fijnstof, wat schadelijk is voor longen, hart en bloedvaten.

3
Is de stikstofuitstoot niet al enorm gedaald?

Jawel, maar nog niet genoeg. Sinds 1990 is de uitstoot van ammoniak met 65 procent gedaald, volgens cijfers van het RIVM. Vooral omdat mest niet meer wordt uitgesproeid over het akkerland, maar in smalle sleufjes in de bodem wordt aangebracht. Andere redenen zijn minder eiwitrijk veevoer en betere luchtzuivering in stallen. De afname van de uitstoot is de laatste tien jaar wel min of meer gestagneerd.

Ook de uitstoot van stikstofoxiden is gedaald, met 74 procent sinds 1990. Vooral doordat Brussel met regelmaat nieuwe, strengere eisen stelt aan de uitstoot van het verkeer. Ook bij de industrie (zuinigere processen die minder fossiele brandstof verbruiken) en bij huishoudens (betere woningisolatie) is de uitstoot van stikstofoxiden afgenomen. Deze afname gaat gestaag door.

Toch is de stikstofuitstoot nog altijd zo hoog, dat het leidt tot natuur- en gezondheidsschade. Vooral in en rond de Veluwe, met veel intensieve veehouderij, overschrijdt de neerslag van stikstof de kritische grens voor natuurverslechtering.

4
Wat moet er gebeuren om de stikstofdoelen te halen?

In 2021 hebben politiek en bestuur drie harde doelen vastgelegd in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering, gebaseerd op Europese richtlijnen. Dit jaar, in 2025, moet zeker 40 procent van de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde zijn gebracht. In 2030 moet dat de helft zijn, en 74 procent in 2035.

Tot nu toe ligt Nederland niet op koers om de wettelijke doelen te halen. In 2023, het jaar van de meest recente RIVM-cijfers, voldeed zo’n 30 procent van de stikstofgevoelige natuur aan de norm.

Het eerste doel van 2025 is dan ook onhaalbaar, oordeelde de rechtbank in Den Haag vorige maand in een bodemprocedure van Greenpeace. Maar het volgende stikstofdoel, dat van 2030, moet van de rechtbank wél gehaald worden. Dat is een flinke opgave, en met het lopende beleid komen we er niet, beraamde het RIVM vorig jaar.

Wel is er sindsdien één belangrijke ontwikkeling: de uitzondering voor Nederlandse boeren om meer dierlijke mest te mogen uitrijden, wordt tot 2026 afgebouwd. Met name hierdoor zou de stikstofuitstoot van de landbouw in 2030 zo’n 20 procent lager kunnen zijn, denkt het Planbureau voor de Leefomgeving.

Lees ook

Een uitweg uit de mesthoop: vier vragen over het complexe samenspel van poep, plas en gewas

Een boer verspreidt kunstmest op zijn land.

Dat is nog niet genoeg: de totale uitstoot zou met zo’n 30 tot 40 procent moeten dalen. En het rechtse kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB probeert juist om opnieuw een nieuwe uitzondering op de Europese mestregels te krijgen – al lijkt die poging niet erg kansrijk. Los hiervan is een keerzijde dat boeren meer kunstmest gaan gebruiken, wat ook schadelijk is voor het milieu.

Ook andere sectoren, zoals verkeer en industrie, lukt het nog niet om hun uitstoot voldoende terug te brengen. Al stoten die sectoren in verhouding minder uit: ongeveer de helft van de stikstofbelasting van de natuur komt van de landbouw, 10 procent van verkeer en zo’n 2 procent van industrie. Zo’n 30 procent komt uit het buitenland.

Leden van Greenpeace protesteerden in januari voor de rechtbank in Den Haag. De rechter deed daar uitspraak in de bodemprocedure van Greenpeace Nederland tegen de Staat.
Foto Phil Nijhuis/ANP

5
Wat gebeurt er als Nederland de stikstofdoelen niet haalt?

Als eind 2030 de stikstofneerslag in meer dan de helft van de kwetsbare natuur nog steeds te hoog is, moet de overheid een eenmalige dwangsom van 10 miljoen euro aan Greenpeace betalen, heeft de rechtbank in Den Haag in januari bepaald.

Dat kan de overheid natuurlijk gemakkelijk betalen, maar Nederland loopt ook het risico op een ‘inbreukprocedure’ vanuit Brussel. Als de Europese Commissie vindt dat Nederland zijn verplichtingen niet nakomt, kan dat leiden tot een veroordeling door het Europees Hof, ook met boetes en dwangsommen.

Een direct probleem is al jaren dat er beperkte stikstofruimte is om nieuwe natuurvergunningen voor boeren, bedrijven en bouwprojecten af te geven. Nederland zit ‘op slot’, wordt vaak gezegd, al staat de economie natuurlijk niet stil.

Daarbij heeft de Raad van State in december een verstrekkende uitspraak gedaan. Het wegstrepen van meer en minder stikstofuitstoot binnen een bestaande vergunning mag niet meer; bijvoorbeeld boeren die meer koeien hebben genomen, omdat ze door ‘luchtwassers’ minder stikstof zijn gaan uitstoten.

Deze uitspraak ging direct in en geldt met terugwerkende kracht tot 2020, waarbij de overheid pas vanaf 2030 moet handhaven. Maar het betekent de facto dat veel bedrijven en projecten ineens een natuurvergunning nodig hebben – waar niet genoeg stikstofruimte voor is.

Veel woningen zijn de afgelopen jaren gebouwd met dit wegstrepen van stikstof; nieuwe projecten kunnen vertraging oplopen of niet doorgaan. Het bemoeilijkt een oplossing voor de ‘PAS-melders’, honderden boeren die door falend stikstofbeleid al sinds 2019 zonder natuurvergunning zitten. Het is ook een probleem voor locaties van defensie, de aanleg van duurzame energie, het investeringsklimaat in Nederland.

6
Wat heeft het kabinetsbeleid tot nu toe gekost en opgeleverd?

De belangrijkste stikstofmaatregelen van de afgelopen jaren zijn twee grote, vrijwillige opkoopprogramma’s voor boeren, met een budget van ongeveer 3 miljard euro. De hoop van voormalig stikstofminister Christianne van der Wal (VVD) was vooral gericht op het uitkopen van grote uitstoters (‘piekbelasters’) .

Op het eerste gezicht lijkt die opkoopregeling een succes: in totaal schreven 921 boeren zich in. Daarvan zijn tot nu toe 799 aanvragen toegekend, en hebben 519 boeren daadwerkelijk een overeenkomst.

Maar de opbrengst valt tegen. Van der Wal hoopte op een reductie van 100 ‘mol’ stikstof per hectare per jaar. Ter vergelijking: de gemiddelde overschrijding van stikstofgevoelige natuur is ongeveer 500 mol per hectare per jaar. De piekbelastersaanpak zou dus ongeveer een vijfde van het probleem moeten oplossen.

Lees ook

Van hexagoon tot piekbelaster, zo rekent de overheid aan stikstof

Van hexagoon tot piekbelaster, zo rekent de overheid aan stikstof

Femke Wiersma (minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, BBB) schreef in oktober aan de Tweede Kamer dat de regeling veel minder oplevert: als alle boeren meedoen, reduceert dat de stikstofbelasting met ongeveer 32 mol per hectare per jaar.

Een andere opkoopregeling voor kleinere boeren trok 666 geïnteresseerden, waarvan 587 aanvragen zijn toegekend. Maar ook hier is de stikstofreductie beperkt.

7
Wat zijn de stikstofplannen van het huidige kabinet?

De Tweede Kamer heeft deze donderdag weer een lang debat over stikstof, maar begin april wordt waarschijnlijk pas meer duidelijk. Dan zou de ministeriële commissie van het kabinet komen met een nieuwe stikstofaanpak. Die commissie is ingesteld na de uitspraak van de Raad van State van december.

Een oplossing die landbouwminister Wiersma vorige week in De Telegraaf lanceerde, lijkt niet op korte termijn een verschil te maken. Het kabinet wil de zogenoemde rekenkundige ondergrens verhogen, de waarde waaronder stikstofneerslag niet langer wordt geacht de natuur te schaden. Nu ligt die grens heel laag, op 0,005 ‘mol’ stikstof per hectare per jaar. Het kabinet wil deze grens optrekken naar 1 mol.

Het verhogen van die ondergrens zou een oplossing kunnen zijn voor de woningbouw, en voor de PAS-melders, zei Wiersma (PAS-melders zijn boeren die aanvankelijk een vrijstelling kregen). Maar eerst moet dat voorstel voor advies naar de Raad van State, voordat het ingevoerd kan worden. Daarna wil het kabinet het via de bestuursrechter juridisch laten toetsen, zodat er ondersteunende jurisprudentie ligt. Het duurt al snel anderhalf jaar voordat er een uitspraak is, zei Wiersma deze week in de Eerste Kamer.

Tot nu toe heeft Wiersma alleen in grote lijnen geschetst wat haar aanpak gaat zijn. Het kabinet wil het stikstofbeleid verleggen van neerslag naar uitstoot, die beter te meten en te handhaven is. In plaats van landelijke uitstootnormen moeten er specifieke normen voor schadelijke stoffen per bedrijf komen: ‘doelsturing’ of ‘de boer aan het roer’ wordt dat genoemd. Maar deze omslag is complex, moet nog uitgewerkt worden en kan nog jaren duren.

Het kabinet denkt verder aan een nieuwe, brede, vrijwillige opkoopregeling voor boeren. Hiervoor zou 1,25 tot 2,5 miljard euro beschikbaar moeten komen. Evenveel geld wil het kabinet steken in de ontwikkeling van doelsturing plus innovatie. Intern is de coalitie verdeeld: met name BBB en PVV geloven in technische oplossingen, NSC en VVD daarentegen zien krimp van de veestapel als onontkoombaar.

Een Kamermeerderheid, met coalitiepartijen NSC en VVD, wil uiteindelijk toe naar grondgebonden landbouw in balans met de natuur. Hierbij is er een gesloten kringloop: op hun eigen land, of in de buurt, kunnen boeren hun eigen veevoer telen en hun eigen mest uitrijden. Als het kabinet hier geen werk van maakt, komt de Kamer waarschijnlijk met een eigen voorstel.

8
Lost het veranderen van de wet het stikstofprobleem op?

BBB-leider Caroline van der Plas had een simpele oplossing op de dag van de Greenpeace-uitspraak: aanpassing van de wettelijke stikstofnormen. Dat is niet nieuw. In het hoofdlijnenakkoord pleitte de coalitie hier al voor. Ook LTO, de grootse organisatie van boeren en tuinders, lanceerde deze week een plan voor juridische versoepelingen.

De wet gaat nu uit van hoeveel stikstof in de natuur terechtkomt, en in hoeverre de kritische depositiewaarde zo wordt overschreden. Het kabinet wil onder meer deze wetenschappelijke norm schrappen, en zich, zoals eerder genoemd, richten op stikstofuitstoot in plaats van neerslag.

Maar om die norm te kunnen vervangen, moet er eerst een beter alternatief zijn, dat ook „juridisch houdbaar” is en dus stand houdt in eventuele rechtszaken.

Een Kamermeerderheid zou ook de stikstofdoelen voor de komende jaren kunnen afzwakken. Maar dan moet er eerst een meerderheid zijn, en het is de vraag of dat veel meer ruimte geeft, en houdbaar is. De Nederlandse stikstofwet is gebaseerd op Europese richtlijnen, en die verbieden verslechtering van Natura 2000-gebieden. En als de uitstoot niet genoeg daalt, zal kwetsbare natuur niet herstellen en blijft vergunningverlening een probleem.

Lees ook

Stikstofaanpak kabinet onder druk: tientallen piekbelasters tegen uitkoop

De piekbelasters die NRC sprak zijn pluimveehouders, varkensboeren, kalvermesterijen en andere rundveebedrijven. Het merendeel van de bedrijven ligt op of dicht bij de Veluwe.


In het rode Friesland is nog niet iedereen overtuigd van een nieuwe linkse partij

Voor een oud-GroenLinks-leider is Jesse Klaver opvallend populair in Friesland, van oudsher een sociaal-democratisch bolwerk waar de PvdA altijd groot en machtig was. Klavers lezing voor PvdA- en GroenLinks-leden in Leeuwarden van afgelopen zondag moest deze maand drie keer naar een ruimere zaal verplaatst worden wegens de steeds grotere belangstelling.

Al jaren is Klaver een aanjager van vergaande samenwerking tussen de twee partijen, en hij weet dat de kritische PvdA-leden in Friesland sociaal-economisch thema’s belangrijk vinden: „Terwijl de VVD het heeft over een werkende die meer moet verdienen dan iemand met een uitkering, vinden wij dat werken meer moet lonen dan het grootkapitaal”, zegt hij tegen de zaal in Leeuwarden.

Klaver spreekt er drie weken nadat het Friese PvdA-Kamerlid Habtamu de Hoop de discussie over de linkse samenwerking op scherp zette. In een lezing in Almelo pleitte De Hoop voor de oprichting van een geheel nieuwe linkse partij.

De Hoop wil afrekenen met het ‘Fortuyn-complex’ van de PvdA. „In de oudere generatie binnen onze partij heersen schuldgevoelens over de verloren arbeidersklasse die toen naar Fortuyn is gegaan”, zei hij. „We moeten een nieuw verhaal vertellen waar ook die voormalige kiezer zich in kan herkennen.” Partijleider Frans Timmermans sloot zich enige dagen later aan bij het pleidooi van De Hoop.

Sociaal-democratische identiteit

Maar niet iedereen is het daarmee eens, waaronder Rood Vooruit, een groep kritische PvdA-leden die tegen de fusie met GroenLinks is. Op een recente bijeenkomst van Rood Vooruit in Utrecht werd de vrees verwoord dat de PvdA samen met GroenLinks te activistisch zou worden en te veel van de sociaal-democratische identiteit zou verliezen. Een vrouw die al 50 jaar PvdA-lid is zei daar: „Ik ben lid vanwege onze grondbeginselen. Als Timmermans zo snel mogelijk wil fuseren, ga ik de 51 jaar niet halen.”

De discussie over een nieuwe linkse partij gaat voor een deel over naam, imago, partijcultuur, uitstraling en „nostalgie”, zoals De Hoop het in zijn lezing noemde. De echte vraag is wat voor partij GroenLinks-PvdA – of de nieuwe linkse partij – inhoudelijk moet zijn.

Jesse Klaver benadrukt in zijn lezing in Leeuwarden dat hij vooral een constructieve regeringspartij voor zich ziet. „We moeten het midden betrekken. We zijn centrum-links en moeten ervoor zorgen dat het midden naar links verschuift. We moeten durven samenwerken met partijen die anders denken dan wij, zoals VVD en CDA.”

Links blok

Dat is al jaren de vaste argumentatie van Klaver voor het intensiveren van de linkse samenwerking: samen heb je meer zetels, en dus meer invloed en macht.

Klaver wil met een links blok de politieke agenda bepalen. „Wij hebben jarenlang rechts geholpen aan een meerderheid, wij moesten rechtse ideeën linkser maken, maar nu mag rechts onze linkse ideeën wat rechtser maken”, zei hij.

We moeten geen middenpartij worden, maar een partij blijven waar vuur en activisme in zit

Femke Molenaar
GroenLinks-raadslid in Leeuwarden

Maar kritische PvdA’ers maken zich zorgen dat de partij samen met GroenLinks te elitair of ‘woke’ wordt. Sommige GroenLinksers op hun beurt vrezen dat hun partij bij een fusie te veel verbleekt.

Femke Molenaar, GroenLinks-raadslid in Leeuwarden, wordt niet blij als ze Klaver hoort zeggen dat haar partij moet samenwerken met VVD en CDA. „Ik dacht: we moeten helemaal niks, we moeten voor verandering staan”, zegt ze. „Je mag best naar het midden bewegen, maar niet opgeven waar je voor strijdt. We moeten geen middenpartij worden, maar een partij blijven waar vuur en activisme in zit.”

Eenzelfde geluid is te horen bij Dwars, de jongerenpartij van GroenLinks die als een stuk radicaler en activistischer bekend staat. „Ik denk dat het belangrijk is om het idealisme in de politiek te houden, juist omdat het land zo verrechtst”, zegt Minne van der Mast, voorzitter van Dwars. „Als het gaat over klimaat en mensenrechten, moeten we er heel scherp op letten dat onze idealen niet in het geding komen.”

In Leeuwarden zelf verloopt de samenwerking tussen de PvdA en GroenLinks al jarenlang goed, zegt Molenaar. „We zitten al ruim twintig jaar samen aan de knoppen in het Leeuwarder college en de laatste jaren liggen we op vrijwel alle gebieden op dezelfde lijn.”

Volgend jaar bij de gemeenteraadsverkiezingen doen de twee partijen voor het eerst met een gezamenlijke lijst mee. In een enquête konden de leden van beide partijen zich uitspreken. Van de leden van de PvdA stemde 61 procent voor één lijst, bij GroenLinks was dat 75 procent.

Nieuw gezicht

Het definitieve besluit over de landelijke vorm van samenwerking staat gepland voor de tweede helft van 2026. Mocht er vóór 2026 een situatie ontstaan waarin vervroegde verkiezingen nodig zijn, dan zullen de partijbesturen aan de leden voorleggen in welke gezamenlijke vorm zij daaraan deelnemen. Partijleider Timmermans zei onlangs tegen Nieuwsuur dat hij „zo snel mogelijk” een nieuwe partij wil. En hij zei ook dat hij graag de leider blijft van een nieuwe fusiepartij.

Dat is in Leeuwarden niet vanzelfsprekend voor iedereen. Veel aanwezigen bij de lezing van Klaver vinden dat een nieuwe beweging een nieuw gezicht nodig heeft. Een van hen, een man die jarenlang als arbeider in de vliegtuigbouw werkte, verwoordt zijn bezwaren als volgt: „Frans Timmermans spreekt niet de taal van het volk.”


Nederlandse deelname aan vredesmacht? Coalitie-eenheid is al bij voorbaat verdwenen

Terwijl premier Dick Schoof in Parijs overlegde met Europese regeringsleiders over een mogelijke vredesmacht in Oekraïne, werden de breuklijnen in zijn coalitie opnieuw pijnlijk duidelijk.

Tijdens een toespraak in het Maastricht Museum pleitte minister van Defensie Ruben Brekelmans (VVD) voor extra steun voor Oekraïne, „een schep bovenop” de miljarden die Nederland nu al heeft gegven. „Hoe sterker Oekraïne is op het slagveld, hoe groter de kans op een rechtvaardig en duurzaam vredesakkoord”, zei Brekelmans.

Terwijl de minister van Defensie nog aan zijn rede moest beginnen, had PVV-leider Geert Wilders al het tapijt onder het Oekraïne-beleid weggetrokken.

„De PVV is tegen het sturen van Nederlandse militairen naar Oekraïne”, twitterde Wilders. „Nederland zit al in veel missies en we moeten ons eigen grondgebied beschermen.”

Zowel Brekelmans als Schoof had eerder laten weten serieus te willen kijken naar een mogelijke Nederlandse bijdrage aan een Europese vredesmissie, afhankelijk van de Amerikaanse rugdekking en het mandaat.

Deze dinsdag debatteert de Tweede Kamer over de oorlog in Oekraïne, en de coalitie-eenheid is bij voorbaat al verdwenen.

‘Geen coalitiekwestie’

In de Tweede Kamer probeerden coalitiegenoten VVD en NSC een aanvaring met Wilders over Oekraïne te omzeilen. Oekraïne, zo stelden woordvoerders tegen het AD, is geen ‘coalitiekwestie’, en ook bij een tegenstem van de PVV tekent zich in de Tweede Kamer een meerderheid af vóór een missie. Dat gebeurde ook tijdens kabinet-Rutte (2010-2012) toen Wilders – toen gedoogpartner – niet wilde instemmen met een nieuwe missie naar Afghanistan. Met steun van de oppositie, kwam de missie er toch.

GL-PvdA-fractieleider Timmermans wil missie naar Oekraïne niet steunen als PVV dat ook niet doet

Maar volgens Frans Timmermans, fractievoorzitter van GroenLinks-PvdA, is dat geen begaanbare weg: als de PVV een kabinetsvoorstel voor een missie verwerpt, dan zal ook Groenlinks-PvdA tegenstemmen om het kabinet te pootjehaken. „We gaan ervan uit dat VVD en NSC evenmin zullen accepteren dat een coalitiepartner de Nederlandse veiligheid moedwillig ondermijnt.”

„Dit gaat niet over een missie in een land aan de andere kant van de wereld maar over onze eigen veiligheid”, zegt Timmermans.

Goed beschouwd vormde Oekraïne al langer een tikkende tijdbom onder het kabinet. Vooral voor de VVD was het voortzetten van de steun aan de regering-Zelensky een kernpunt in de onderhandelingen. Wilders ging akkoord met het opnemen van een passage hierover het in het Hoofdlijnenakkoord, maar nam in zijn eigen uitlatingen daar regelmatig afstand van. „Extra geld voor de portemonnee in plaats van nog meer geld voor klimaat en Oekraïne”, twitterdde PVV-leider vorige maand nog.

Nu het Oekraïne-dossier in een stroomversnelling is geraakt en de regering-Trump zijn handen aftrekt van Europa, zijn de fundamentele tegenstellingen binnen de coalitie niet meer te verhullen. Voor VVD en NSC blijft steun aan Oekraïne een principiële kwestie. Beide partijen proberen intussen zo goed en kwaad als het gaat de traditionele transatlantische band in stand te houden.

Make Nato great again

Ruben Brekelmans
defensieminister in rede te Maastricht

Die boodschap had Brekelmans maandag tijdens een toespraak in het Maastricht Museum. Brekelmans wil ook dat Europese landen gezamenlijk kijken naar het opkrikken van productie van defensiematerieel, hij wil dat Brussel meer ruimte geeft aan Defensie door bijvoorbeeld stikstofregels te laten vieren en hij wil tijdens het steunen van Oekraïne de zelfverdedigingscapaciteiten van de NAVO op peil houden. „Om in Amerikaanse woorden te spreken: ‘make NATO great again’.”

Het publiek kon er niet om lachen. Zij waren verontrust, juist door Amerikaanse woorden, zo bleek uit de publieksvragen na afloop. Afgelopen week zei de Amerikaans defensieminister Pete Hegseth dat het niet realistisch dat Oekraïne terugkeert naar de grenzen van voor 2014 en na vredesonderhandelingen lid wordt van de NAVO.

‘Glas is halfvol’

Toch was de conclusie van de minister dat het glas „halfvol” is, wat betreft de defensiesituatie van Oekraïne en Europa. Ook relativeerde hij dat de VS en Rusland dinsdag onderhandelen zonder dat Europa of Oekraïne aan tafel mogen zitten. Brekelmans „houdt vast” aan een uitspraak van minister van de Amerikaanse minister Buitenlandse Zaken Marco Rubio, die had gezegd dat Europa en Oekraïne wel zouden meedoen aan „echte onderhandelingen”. Als Europa tenminste genoeg in defensie investeert, zegt Brekelmans.

Daarom wil hij dat dat Europa „effectiviteit voorop” zet – dus snel beginnen met het plaatsen van orders en afsluiten van contracten met de wapenindustrie.

Eurobonds voor defensie?

In het regeerakkoord is afgesproken om de steun aan Oekraïne te verlagen de komende jaren. Waar extra geld vandaan moet is onduidelijk. Een van de ideeën die al jaren rondzingt is het invoeren van eurobonds, gezamenlijke Europese leningen tegen gunstige tarieven. De VVD’er Brekelmans vindt dát nog altijd een slecht idee. „Een belangrijke les uit eerdere oorlogen is dat je alleen je gevechtskracht op peil kan houden als daar een sterke economie achter zit”, zei Brekelmans. „Wij maken ons zorgen om de overheidsschuld bij andere Europese landen.” Volgens de minister van Defensie „moeten we enorme snelheid maken, maar ook onze economie en overheidsfinanciën heel houden”.

Het laat zien dat het kabinet momenteel voorzichtig omspringt met grote defensievraagstukken – radicale maatregelen wil Brekelmans (nog) niet overwegen. Dat bleek ook toen Brekelmans om de vraag heen draaide of Nederlandse militairen potentieel onderdeel kunnen uitmaken van een vredesmacht als buffer tussen Rusland en Oekraïne. „Je moet een duidelijk mandaat hebben en rugsteun vanuit de internationale gemeenschap”, aldus de minister. De Britse premier Keir Starmer zegde zondag wel zijn troepen toe. Volgens Brekelmans kon Starmer dat doen „omdat de Britten [militair] groter zijn dan wij. Wij zijn een puzzelstukje in het geheel.”

Ook wees Brekelmans erop dat zijn eigen coalitie niet op één lijn zit. „De Britten hebben een éénpartijenregering. Dat is anders dan wanneer je in een coalitie zit en de Tweede Kamer moet instemmen, wij hebben daar debatten over.”

Tot in hoeverre de coalitie, en specifiek de PVV en BBB, het maken van doortastend Oekraïne-beleid in de weg zit, zal dinsdag blijken tijdens het debat. Timmermans is dinsdag in ieder geval van plan om Schoof en zijn ministers te bevragen over hoe zij zich verhouden tot Wilders’ ‘njet’.

Lees ook

Hoe goed is Europa voorbereid op de Russische dreiging? En drie andere vragen over de geopolitieke spanningen


F-35’s, inzet van de marine, een Patriot-batterij: wat kan Nederland bijdragen aan een vredesmacht in Oekraïne?

Een „harde realiteit”, zo noemde minister van Defensie Ruben Brekelmans (VVD) het zondag in het praatprogramma Buitenhof. De Verenigde Staten en Rusland gaan op korte termijn onderhandelen over het beëindigen van de oorlog in Oekraïne, zónder inspraak van Europa. De reden, zo zei Brekelmans, is dat Europese landen nog geen toezeggingen hebben gedaan over hun bijdrage aan een vredesmacht na een eventueel staakt-het-vuren. „De Amerikanen zijn wat dat betreft heel zakelijk en transactioneel”, aldus Brekelmans. „Die zeggen: als wij niet weten wat we militair gezien aan Europa hebben, dan heb je ook geen plek aan tafel.”

Dat Europese landen geen concreet antwoord voor Washington hadden, betekent niet dat ze niet al langer nadenken over een militaire aanwezigheid in Oekraïne. Begin vorig jaar opperde de Franse president Macron al dat Europa troepen in Oekraïne zou kunnen legeren. Na de verkiezingsoverwinning van Trump, zo berichtte AP dit weekend, spraken politici uit verschillende landen (waaronder ook Nederland) in de Brusselse residentie van NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte met president Zelensky over een Europese strijdmacht die de veiligheid van Oekraïne zou moeten garanderen na het beëindigen van de gevechten.

Een concreet plan is er nog niet. Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim sprak donderdag tijdens een bezoek aan Estland tegen NRC van een „robuuste” veiligheidsmacht die sterk genoeg moet zijn om Poetin af te houden van nieuwe escalatie. Minister Brekelmans sprak zondag in Buitenhof van „robuuste veiligheidsgaranties”, zonder concreet te worden over wat dat zou moeten betekenen.

Minstens 30.000 militairen

Over de belangrijkste bouwstenen van een dergelijke ‘robuuste’ vredesmacht voor Oekraïne bestaat onder militaire planners echter weinig discussie. Op land is een mobiele, zwaar bewapende strijdmacht van minstens een legerkorps (30.000 militairen) nodig, met tanks, gepantserde gevechtsvoertuigen en artillerie. Europese luchtafweersystemen en gevechtsvliegtuigen moeten het Oekraïense luchtruim gaan beschermen tegen de aanhoudende Russische drone- en raketaanvallen. De vrije toegang over zee (essentieel voor de Oekraïense graanexport) zal moeten worden bewaakt door een smaldeel van marineschepen.

Het merendeel van de slagkracht, zo zei Eichelsheim afgelopen donderdag, zal moeten worden geleverd door grote Europese landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Polen. Hoe de vredesmacht er precies uit komt te zien, is echter ook afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen. De kans dat Rusland meteen akkoord gaat met zwaarbewapende NAVO-troepen in Oekraïne lijkt nihil. Van Amerikaanse zijde werd al geopperd dat mogelijk ook Afrikaanse of Zuid-Amerikaanse landen een bijdrage zouden kunnen doen – een idee dat in de Europese hoofdkwartieren met grote argwaan wordt bekeken.

Één ding staat al wel vast: Nederland zal niet meer dan een kleine bijdrage kunnen leveren. Defensie doet al mee aan verschillende lopende NAVO-missies. Nederlandse F-35’s bewaken het luchtruim van Estland, de Zr.Ms. Tromp patrouilleert in de Oostzee om Russische sabotage tegen te gaan. Nederland levert sinds jaar en dag enkele honderden militairen voor de NAVO’s Enhanced Forward Presence in Litouwen. Eenheden in Nederland maken deel uit van de verdediging van het NAVO-grondgebied en kunnen niet zomaar naar Oekraïne worden gestuurd: „We hebben niet alleen Oekraïne te beschermen, maar ook ons eigen grondgebied”, zei Brekelmans zondag.

Nederlandse F35’s

Het ligt daarom voor de hand dat Nederland F-35’s levert – moderne jagers waar nog maar weinig Europese partners over beschikken. Ook de inzet van de Koninklijke Marine is een voor de hand liggende keuze, net als het sturen van Nederlandse luchtafweer: een Patriot-batterij bijvoorbeeld, of een peloton met Stingerraketten voor de korte afstand. Nederland beschikt over een professionele genie en hoogwaardige medische zorg. Mogelijk kan er ook nog een infanteriecompagnie (ongeveer honderd militairen) bij elkaar worden geschraapt. „Nederland zal een bescheiden rol spelen”, zei Onno Eichelsheim donderdag.

Voor het zover komt, moet nog wel worden voldaan aan een belangrijke voorwaarde. De VS mogen dan hebben laten weten niet deel te willen nemen aan de vredesmacht, zij zullen wél de garantie moeten geven in te willen grijpen als Rusland de vijandelijkheden hervat. „Je weet dat de Russen ons zullen gaan testen, dat hebben ze tot nu toe altijd gedaan”, legde Brekelmans zondag uit. „Daar moeten we escalatiedominantie tegenover zetten: elke keer als de Russen iets proberen, kunnen wij er een schepje bovenop doen. Uiteindelijk hebben we daar ook de Amerikanen voor nodig.”

Zonder Amerikaanse veiligheidsgaranties is elke Europese vredesmacht ongeloofwaardig

Tim Sweijs
HCSS

Defensie-expert Tim Sweijs van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) is nog iets stelliger. Een veiligheidsmacht zónder Amerikaanse stok achter de deur is een „gevaarlijk concept”, zegt Sweijs: „Europese troepen staan daar tegenover een krijgsmacht die bereid is om duizend doden en gewonden per dag te accepteren om het doel te bereiken. Zonder Amerikaanse veiligheidsgaranties is elke Europese vredesmacht ongeloofwaardig.”

Lees ook

Kruispunt in de geschiedenis van het Westen: Europese leiders staan voor een duizelingwekkende taak

Mark Rutte, secretaris-generaal van de NAVO, en de Amerikaanse vicepresident JD Vance vrijdag tijdens een ontmoeting bij de Veiligheidsconferentie in München.

Of de regering-Trump bereid is om die garanties te geven, is ongewis – en dat terwijl de risico’s voor Europa bij een eventueel staakt-het-vuren alleen maar groter worden. Europese topmilitairen waarschuwen al ruim een jaar dat Rusland binnen enkele jaren een bedreiging kan gaan vormen voor de NAVO zelf. Als de wapens in Oekraïne zwijgen, heeft Poetin de handen vrij voor nieuwe militaire avonturen – bijvoorbeeld in het Baltisch gebied. Minister Brekelmans is doordrongen van de risico’s. „We vieren dit jaar tachtig jaar vrijheid”, zei de minister in Buitenhof. „Als we willen dat het honderd jaar wordt, is dit een heel cruciaal moment.”


Kabinet wil meer stikstofruimte via ruimere norm voor natuurverslechtering

Om meer stikstofruimte voor vergunningverlening te verkrijgen, wil het kabinet de norm voor natuurverslechtering ophogen. Het kabinet werkt aan een adviesaanvraag hierover aan de Raad van State, bevestigt een woordvoerder van landbouwminister Femke Wiersma (BBB) na berichtgeving in De Telegraaf.

Het gaat om de zogenoemde ‘rekenkundige ondergrens’, de waarde waaronder stikstofneerslag niet langer wordt geacht de natuur te schaden. Deze grens ligt momenteel heel laag op 0,005 ‘mol’ per hectare stikstof per jaar. Het kabinet wil deze grens optrekken naar 1 mol.

Stikstofcrisis

Het is een van de maatregelen die het kabinet overweegt om uit de slepende stikstofcrisis te komen. Een ministeriële commissie wil begin april met een breder plan van aanpak tegen stikstof komen. Een uitspraak van de Raad van State in december, en een uitspraak in de zaak-Greenpeace in januari dwingen het kabinet om werk te maken van minder uitstoot en natuurverbetering.

Een hogere ondergrens moet onder meer helpen bij een oplossing voor de zogenoemde PAS-melders: honderden boeren die zonder vergunning zitten sinds de Raad van State het voormalige Programma Aanpak Stikstof afkeurde. Meer stikstofruimte moet ook helpen bij woningbouw om de woningnood tegen te gaan. „De meeste PAS-melders zijn dan inderdaad uit de problemen, de meeste woningbouwprojecten ook. Die zitten vér onder de 1 mol ondergrens, dus hebben geen natuurvergunning meer nodig”, zegt Wiersma tegen De Telegraaf.

Rechtszaak

Het kabinet heeft aanpassing van de rekenkundige ondergrens laten onderzoeken door hoogleraar Arthur Petersen, hoogleraar wetenschap, techniek en beleid aan het University College London. Petersen heeft zijn bevindingen aangescherpt na een beoordeling door vakgenoten, en nu zou er een „sterke onderbouwing” liggen, volgens de woordvoerder van de minister. De verwachting is dat de nieuwe rekengrens zal worden getoetst tijdens een rechtszaak.

Milieuwetenschappers zijn sceptisch over het verhogen van de rekenkundige ondergrens. Zij voorspellen dat het versoepelen van het vergunningenbeleid tot een toename van stikstofneerslag zal leiden.

„Je zet de deur op een kier om allerlei kleine stijgingen van de uitstoot – en dus onvermijdelijk de depositie van stikstof – toe te staan”, zei Raoul Beunen, hoogleraar Omgevingsbeleid bij de Open Universiteit, eerder tegen NRC. Die toename laat zich volgens hem moeilijk rijmen met de slechte staat van de natuur.

Nederland loopt momenteel ver achter bij wettelijk vastgelegde doelen om de stikstofbelasting van natuurgebieden te reduceren. Het verhogen van de ondergrens zal de druk opvoeren, constateerden onderzoekers van onder andere het KNMI, het PBL en het RIVM vorig jaar in een onderzoek naar het ophogen van de rekengrens. „Een hogere rekenkundige ondergrens biedt kansen, maar is geen wondermiddel en komt met verantwoordelijkheden”, staat erin.

Noodwet

Een ‘noodwet’ om uit de stikstofimpasse te komen is een andere optie die het kabinet onderzoekt, bevestigde Wiersma vrijdag. Zo’n noodwet is bedoeld om buiten de geldende stikstofregels om alsnog vergunningen voor bedrijfsactiviteiten te kunnen verlenen. Hoe die wet eruit zou komen te zien, is nog onbekend.

BBB, de partij van Wiersma, is al langer voorstander van een noodwet tegen stikstof. „Dit is nog maar het begin. We strijden ervoor dat boeren, bouwers en ondernemers perspectief krijgen en niet langer de dupe zijn van Haagse papieren werkelijkheid”, aldus een persbericht van partijleider Caroline van der Plas van vrijdag.


Ruzies en misverstanden: de coalitie van Dick Schoof is los zand, niemand heeft regie

Het wil samen maar niet lukken. Coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB vormen al zeven maanden een kabinet, maar tot een echte samenwerking komt het niet. In de coalitie én in de oppositie hoor je deze week dezelfde diagnose. De onderlinge weerzin is te groot. Partijen verrassen elkaar met plannen en uitspraken.

En, zo hoor je, er is niemand die regie heeft. Ook vorige coalities hadden het soms moeilijk. Maar dan was er altijd iemand die ervoor zorgde dat de partijen met elkaar bleven praten, die het gedeelde belang benadrukte, de sfeer goed hield. Én die zorgde voor steun buiten de coalitie. De premier, een fractievoorzitter, een onopvallende staatssecretaris. Elke coalitie heeft zo’n oliemannetje. Maar déze coalitie is los zand: er is niemand die deze rol speelt. En daardoor doet iedereen maar wat.

‘Vertrouwen beschaamd’

Deze week werd duidelijk waar dat toe kan leiden. Dde oppositiepartijen die best willen samenwerken met het kabinet en die nodig zijn voor een meerderheid in de Eerste Kamer, twijfelen of ze die steun nog wel willen geven. Zo zegt CDA-leider Henri Bontenbal: „De zin van de constructieve oppositie om samen te werken neemt af.” Hij doelt op de fracties van D66, CDA, ChristenUnie en SGP, die de coalitie eind vorig jaar te hulp schoten met de onderwijsbegroting en het belastingplan. „Politiek gaat over vertrouwen. Dat moet je niet beschamen.”

Niemand in Den Haag is bij machte deze negatieve spiraal te doorbreken

De macht van deze coalitie ligt in de Tweede Kamer, waar de vier politieke leiders zitten. Maar Bontenbal ziet dat de verhoudingen zo slecht zijn en dat er onderling zo weinig wordt gedeeld, dat hij niet meer wil onderhandelen met Geert Wilders, Dilan Yesilgöz, Pieter Omtzigt en Caroline van der Plas. „Je bent alleen maar naar hun gevechtjes aan het kijken, ze spreken niet met één mond.”

Bontenbal wil alleen nog maar met kabinetsleden zaken doen. Maar dat is niet eenvoudig. „Het lastige is dat de coalitie het intern niet op orde heeft. Hun fractievoorzitters zeggen: de bewindspersoon levert niet, dus gaan we het zelf maar doen. En dan staan wij steeds voor de vraag: accepteren we dat of niet? De vorige keer deden we dat, maar dat is ons niet bevallen.”

Oppositie verbijsterd

De verbijstering bij de oppositie over de manier waarop coalitiepartijen zich van hen vervreemden, was afgelopen donderdag zichtbaar in een debat over de btw. Dit dossier werd door de oppositie gezien als een test: kunnen wij jullie vertrouwen?

De oppositie was eerder bereid een deal met het kabinet te maken. Zij zouden het belastingplan steunen, het kabinet zou in ruil daarvoor een voorgenomen btw-verhoging op sport, cultuur, media en boeken terugdraaien. Zolang het geld daarvoor niet gevonden was, zou de verhoging wel in de wet blijven staan. Donderdag dreigde PVV-Kamerlid Tony van Dijck dat de voorgenomen maatregel tóch door zou gaan als de oppositie niet met een plan kwam. „Constructief willen we zijn”, zei CDA-Kamerlid Inge van Dijk verbouwereerd. „Maar het kent ook grenzen.” Het CDA, zegt Bontenbal nu, zou niet snel weer een afspraak op basis van vertrouwen maken met het kabinet. „Ik ben daar veel meer terughoudend in.”

Er is niemand die namens de coalitie met de oppositiepartijen kan praten. Er is geen eenheid, klinkt het in de oppositie. Wat de fractievoorzitters daar wel zien: PVV’ers, VVD’ers, BBB’ers en NSC’ers die los van elkaar met eigen plannen komen. Partijleiders van coalitiepartijen die komen klagen en roddelen over elkaar, en over hun niet-afgestemde plannen die niet in lijn zouden zijn met het hoofdlijnenakkoord.

Zo was er ergernis over BBB, dat in de Eerste Kamer probeerde vijf miljard euro uit het klimaatfonds naar de boeren te laten gaan. Over NSC, dat met een eigen pensioenplan komt. Over de VVD, dat met een initiatiefwet kwam om geweld tegen hulpverleners tegen te gaan. En over de PVV, waar ze helemaal niet aan afstemming doen.

Gesprekken op straat

Geert Wilders dreigde via X met een kabinetsval. Wilders verklapte bovendien dat „een NSC-bewindspersoon”, die hij niet bij naam wilde noemen, bij hem langs was gegaan om te praten over asiel. De PVV wil het asielpakket van hun minister Marjolein Faber niet aanpassen, zelfs niet na een kritisch advies van de Raad van State. Deze NSC’er, het ging om vicepremier Eddy van Hijum, wilde over mogelijke wijzigingen praten. Dat gesprek, dat in andere coalities vertrouwelijk blijft, lag meteen op straat.

In coalitie, oppositie en kabinet begreep niemand waar Wilders mee bezig was. NSC had niet laten merken tégen de plannen van Faber te zijn. En dan toch zo’n aanval. Het versterkt het idee dat al lang leeft bij de vier coalitiepartijen, en waar ze zich ook al lang naar gedragen: niemand is bij machte deze negatieve spiraal te doorbreken, waardoor het kabinet over ieder onderwerp zou kunnen vallen, groot of klein.

Zelfs Dick Schoof niet, die vaak zelf zegt dat zijn status als partijloos premier hem helpt om partijen bij elkaar te brengen. Maar in de coalitie en oppositie merken ze weinig tot niets van Schoof. Hij belt weinig, zeggen oppositiepartijen. Hij mist het gezag, zeggen ze in de coalitie. Hij wijkt daarin af van zijn voorgangers Mark Rutte (VVD) en Jan Peter Balkenende (CDA), die van alles op de hoogte wilden zijn en niet verrast wilden worden door wat er in hun coalities gebeurde.

Schoof zei vrijdag dat het aan de fractieleiders van de coalitie in de Tweede Kamer is om elkaar niet te verrassen en om de oppositie tevreden te houden. Hij ziet dat niet als zíjn verantwoordelijkheid. „Ik voer de regie over het kabinet.”