Het kabinet dat het zo graag anders wil doen werd gered door Oude Politiek – voor nu. In nog geen twee uurtjes was het kabinet er deze vrijdag uit. In de wekelijkse ministerraad op het Catshuis kregen de ministers te horen welk asielpakket premier Dick Schoof donderdagnacht had gesloten met de fractievoorzitters van PVV, VVD, NSC en BBB.
De bewindspersonen hadden er niets meer over te zeggen. Zelfs Marjolein Faber (PVV) niet, de minister die over asiel en migratie gaat. Zij had wekenlang gewerkt aan een „dragende motivering” om een noodwet door te voeren, maar allang was duidelijk dat die motivering er nooit zou komen. En Faber was niet welkom geweest aan de onderhandelingstafel.
Lees ook
Kabinet scherpt asielbeleid verder aan met ‘noodmaatregelenwet’
Om het voortbestaan van zijn kabinet te redden, greep Dick Schoof naar de manier waarop zijn voorganger Mark Rutte het jarenlang had gedaan: politieke afstemming in de coalitie, en een ministerraad die daar maar weinig over te zeggen had. Zeker in het kabinet-Rutte III werd daar door ministers over geklaagd: ze waren toch geen stempelmachine voor wat de coalitie onderling had afgesproken? Rutte had een heel overlegcircuit opgetuigd, waarbij de leiders van de coalitiepartijen op maandag al hadden bepaald wat de ministerraad vrijdag mocht beslissen.
Bij aanvang van een nieuw kabinet, zeker als er een nieuwe premier aantreedt, hoor je altijd: weg met de achterkamertjes, meer luisteren naar burgers, minder spel, meer inhoud. „Maar de werkelijkheid is weerbarstig”, zegt hoogleraar politicologie Tom van der Meer (Universiteit van Amsterdam). „Paars-I [1992-1998] beloofde een einde aan de overlegcultuur, meer openheid. Balkenende-I [2002] beloofde nieuwe politiek. Rutte-I [2010-2012] was een minderheidscoalitie met gedoogsteun van de PVV, maar in de praktijk werkte het als een klassieke meerderheidscoalitie.”
Meer openheid, meer debat
Het kabinet-Rutte III viel over het Toeslagenschandaal, het symbool van een politieke kaste die in zichzelf gekeerd was. Rutte had „radicale nieuwe ideeën” om de bestuurscultuur te verbeteren. Meer openheid, meer debat. Van der Meer: „Maar ook in dat kabinet bleek de afstemmingsbehoefte nog altijd groot, en keerde de overlegcultuur terug.”
Ook terug van nooit weggeweest: de bezweringsformules waarmee de partijen een politiek bevochten compromis verwoorden en verdedigen alsof het hún idee was. Er komt geen noodwet, zoals de PVV wilde, maar een ‘asielnoodmaatregelenwet’.
Geert Wilders wilde de maatregelen met spoed doorvoeren, zonder inspraak van de Eerste en Tweede Kamer. Hij dreigde met de val van het kabinet, kreeg zijn zin niet, en zegt over deze „historische maatregelen” op X: „De manier waarop ze worden doorgevoerd, is minder belangrijk dan dát ze worden doorgevoerd. Als dat niet gaat via de noodwet, dan gebruiken we maar de spoedwet.”
Wilders heeft op één punt gelijk: de asielmaatregelen die Schoof vrijdag aankondigde, zijn de meest vergaande in de recente geschiedenis. Doordat NSC het staatsnoodrecht van tafel kreeg, is de indruk snel gewekt dat de scherpe kantjes er vanaf zijn. Maar dat ging om het staatsrechtelijke proces, niet om de inhoud. Het kabinet wil de spreidingswet snel intrekken, en tegelijk een pakket maatregelen per wet laten vastleggen die het aantal asielzoekers moet beperken.
Terwijl Schoof zijn plannen op vrijdagmiddag verdedigde in zijn wekelijkse persconferentie, sloeg de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) alarm over de uitvoering daarvan. De maatregelen zijn niet effectief, zeggen de gemeenten, ze creëren „chaos”. Als de spreidingswet wordt ingetrokken, zegt de VNG, is er geen mechanisme meer om statushouders eerlijk over gemeenten te verdelen. Zeker omdat de maatregel gepaard gaat met een verbod op het geven van voorrang aan statushouders als zij een woning zoeken.
Van veel andere maatregelen is de uitvoerbaarheid twijfelachtig. Het kabinet wil grenscontroles, maar de marechaussee kampt met grote personeelstekorten. Een asielvergunning moet nog maar drie jaar geldig zijn, en niet vijf jaar, zoals nu. Maar dat betekent een forse extra belasting voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), die ook mensen tekortkomt.
Lees ook
de belangrijkste asielmaatregelen op een rij
„Ik ben met stomheid geslagen”, zegt VVD’er André Bosman. Hij zat in 2020 en 2021, toen hij nog Tweede Kamerlid was, de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties voor. Deze commissie onderzocht waar de problemen bij uitvoeringsorganisaties, zoals het UWV en het CBR, vandaan komen. Het rapport van de commissie liet zien dat de overheid tekortschiet bij de uitvoering van voorgenomen beleid. Daarom raadde Bosman aan wetten voortaan altijd vooraf te toetsen op uitvoerbaarheid.
Waarom gebeurt dat nog steeds niet? „De politiek van de korte termijn regeert weer. Dat betekent dat ze er gaandeweg achter gaan komen dat beleid niet uitvoerbaar is. Op asielbeleid zadelen ze uitvoeringsorganisaties en gemeenten op met de gevolgen. Ze hadden allereerst moeten luisteren naar de IND, de opvangcentra of gemeenten. Dan hadden ze bijvoorbeeld kunnen horen: de spreidingswet werkt. En als je een wet hebt die doet wat hij moet doen en iedereen duidelijkheid geeft, waarom behoud je die dan niet?”
Ondoordacht beleid
Deze coalitie, zegt Bosman, maakt dezelfde fout als voorgaande coalities: ondoordacht beleid, zonder over de gevolgen na te denken. „Populisme is de politiek van de korte termijn. Nu leveren, dat is per definitie het doel. Maar politiek moet beleid maken volgens een visie, en ideeën toetsen aan haalbaarheid. Laat ze eerlijk zijn over wat kan en wat niet kan: welk verdrag moet worden opgezegd, voor welke maatregel we uit de EU moeten stappen, welke tijd realistisch is. Dat ook NSC, de partij van de rechtsstatelijke principes, dat niet gedaan heeft, heeft me verbijsterd.”
Het is Schoof gelukt om met oude trucs zijn nieuwe kabinet te redden. Maar in de regeringspartijen werd nog tijdens het oplossen van deze crisis al nagedacht over de volgende horde. Dat kan heel goed het landbouwbeleid zijn, waar BBB alle touwtjes in handen heeft op het ministerie, en waar ze steeds geïsoleerder raken. Deze partij moet de verantwoordelijkheid gaan dragen voor stikstof- en klimaatbeleid dat boeren hard zal raken. De leiders van de coalitiepartijen laten dat niet over aan het kabinet. De les van afgelopen week is dat zíj met Schoof de koers willen bepalen.
Het probleem van de woningnood, en het gebrek aan ruimte in Nederland, dat wist woonminister Mona Keijzer (BBB) donderdag prima over te brengen in de Tweede Kamer. Maar hoe ze de woningbouw wil versnellen, en wat haar eigen visie op de herinrichting van Nederland is, werd bij de begrotingsbehandeling van haar ministerie nog niet duidelijk.
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) is ook een nieuw ministerie, en een nieuw terrein voor Keijzer. Als een van de vier vicepremiers was ze deze eerste maanden ook behoorlijk druk met relatietherapie binnen de rechtse coalitie.
‘Opgeruimde geest’
Schriftelijk had ze met haar ambtenaren deze week bijna honderd Kamervragen beantwoord. Het debat zelf bleef te veel hangen in grote ambities voor het oplossen van grote problemen. Er is al veel te lang gepraat over het woningtekort, zei Keijzer, en ze wil met een „opgeruimde geest” en een „vaste wil” een „frisse wind” door de bouwwereld laten waaien. Dat kan alleen als de Tweede Kamer haar daarbij steunt, herhaalde Keijzer steeds weer.
„U hoort aan mij: ik grijp alles aan om te versnellen.”
Het splitsen van woningen zou bijvoorbeeld standaard vergunningsvrij moeten kunnen, opperde ze. Luchtkwaliteit zou voor bouwprojecten tijdelijk uit de omgevingstoets gehaald kunnen worden. En als je een zeldzaam „beestje” op een bouwlocatie aantreft, kun je het project zo een jaar uitstellen, volgens Keijzer. Nu het kabinet dna-sporenonderzoek naar vleermuizen in spouwmuren toe wil staan, moet isoleren straks bijvoorbeeld al sneller kunnen, zei ze.
Maar veel bouwprojecten stokken juist door juridische procedures, soms tot aan de Raad van State. Hoe gaan we voorkomen dat zulke geschillen zich twintig jaar lang voortslepen, vroeg NSC-Kamerlid Merlien Welzijn?
Nou, na jarenlang gedoe komen er nu bijvoorbeeld toch 5.000 woningen langs de A12 bij Bleiswijk en Zoetermeer, werd deze week bekend. Keijzer had de provincie Zuid-Holland en de gemeente Lansingerland gevraagd om een snelle oplossing. „Dat heeft dus tot resultaat geleid”, volgens de minister. Soms is „extra bestuurlijk instrumentarium” daar helemaal niet voor nodig, zei ze.
Geen nieuwe crisiswet
Keijzer wil vooral binnen het huidige systeem „wissels omzetten” en „dingen anders organiseren”. Er komt binnenkort al een voorstel voor de Wet regie volkshuisvesting, waarmee het Rijk beter kan bepalen hoeveel, waar en voor wie wordt gebouwd. Verder is Keijzer „huiverig” om nieuwe wetten of nieuwe organen op te tuigen om de woningnood tegen te gaan, zei ze in de Kamer.
D66-Kamerlid Hans Vijlbrief vroeg minister Keijzer herhaaldelijk wat nu haar eigen visie was op de ruimtelijke herinrichting van Nederland.
Het doel is „een fijn land om in te wonen”, zei Keijzer heel algemeen, maar we moeten wel kiezen en soms combineren waar we willen wonen, werken en recreëren. En die keuzes wil Keijzer niet alleen maken, maar samen met gemeenten en provincies, de Tweede Kamer en het kabinet. Voor de zomer van volgend jaar wil Keijzer klaar zijn met het ontwerp van de Nota Ruimte, het plan voor de inrichting van Nederland tot de jaren 2030, 2050 en 2100.
Keijzer is voor bescherming van ‘hoogwaardige’ landbouwgrond, voor aanpassingen in het landschap wegens klimaatverandering, en niet tegen buitenstedelijk bouwen. Maar veel concreter werd het niet: na drie keer vragen gaf Vijlbrief het op.
Keijzer erkende dat het ‘best bijzonder’ was om een wet van haar voorganger Hugo de Jonge (CDA) te moeten uitvoeren
Uitspraken Klaas Knot
Natuurlijk ging het in de Kamer ook nog even over de opmerkelijke uitspraken van DNB-president Klaas Knot van dinsdag. De nieuwe Wet betaalbare huur, om middenhuur te beperken, maakt verhuur minder rendabel, en leidt juist tot de verkoop van huurwoningen, concludeerde Knot. En minder huurwoningen betekent minder verhuizingen voor banen, en dat is niet goed voor de economie, zegt DNB al langer.
Keijzer erkende dat het „best bijzonder” was om deze wet van haar voorganger Hugo de Jonge (CDA) te moeten uitvoeren. Voor haar ministerschap was Keijzer BBB-Kamerlid en „niet bepaald fan van deze wet”, zei ze, net als de BBB-fractie.
Lees ook
Nederland heeft voldoende ruimte voor woningbouw, vinden de experts. ‘Wees eens wat flexibeler’
Een versnelde evaluatie, waar haar eigen partij om vroeg, komt er niet, schreef Keijzer vorige week al aan de Kamer. Wel deelt ze de zorgen van DNB, zei ze, en als het Kadaster eind januari met nieuwe woningcijfers komt, zal Keijzer de Kamer een tussenstand van zaken geven.
Keijzer liet wel al doorschemeren daarbij kritisch te kijken naar de effecten van de wet. Zo moet de wet natuurlijk „exorbitante huren” tegengaan. Het aanbod van middenhuurwoningen moet op peil blijven, met een ondergrens van 400.000. En de middenhuurwoningen die verkocht worden, moeten wel betaalbaar zijn voor middeninkomens.
Ook wil Keijzer kijken of investeerders met de Wet betaalbare huur en lagere rendementen nog steeds genoeg woningen voor starters, lage- en middeninkomens bouwen. Tweederde van de nieuwe woningen moet „betaalbaar” zijn (sociale huur, middenhuur of betaalbare koop), is afgesproken in het regeerakkoord.
„Kan het uit?”, zei Keijzer. „Die grote rekensom ga ik echt doen.”
Een sterkere Nederlandse inzet voor een staakt-het-vuren in Gaza en Libanon, de erkenning, onder voorwaarden maar wel zo spoedig mogelijk, van een Palestijnse staat én strenge maatregelen tegen Israël, zoals het tijdelijk opschorten van het associatieverdrag met de EU, niet schuwen.
Het is een greep uit de adviezen die zijn opgenomen in het woensdag gepubliceerde rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), een adviescollege voor regering en parlement. Een stevig rapport, maar gaat het kabinet er ook iets mee doen?
De adviezen van de AIV gaan over alle partijen die betrokken zijn bij het huidige conflict in het Midden-Oosten, zoals Israël, Hamas, Hezbollah en de Palestijnse Autoriteit. Een opvallend advies van de raad is om de Palestijnse staat zo snel mogelijk te erkennen, een stap die de Nederlandse regering tot nu toe nog niet wilde zetten. Dit moet wel onder de voorwaarden dat „Hamas is ontwapend, een nieuw en breed gedragen Palestijns leiderschap is gekozen en de staat Israël ook door de Palestijnse staat erkend wordt”.
Handel tussen Israël en de EU
Nederland is dan een kleine speler op het wereldtoneel, het heeft wel een zeer lange geschiedenis met zowel Israël als Palestina en ziet zichzelf graag als een bruggenbouwer, zegt AIV-voorzitter Bert Koenders tegen NRC. Maar om dat te zijn moet Nederland ook een strénge vriend kunnen zijn voor beide partijen. „Ons land heeft een verantwoordelijkheid en moet die ook nemen. De risico’s van een escalerend conflict in het Midden-Oosten en toenemende radicalisering zijn veel te groot.”
Lees ook
‘Wees strenger tegen Israël en erken zo spoedig mogelijk de Palestijnse staat’, adviseert de Adviesraad Internationale Vraagstukken
Zo adviseert de AIV om de EU-Israël Associatieraad „zo spoedig mogelijk” bijeen te roepen, en het associatieverdrag met Israël op te schorten „zolang schendingen gaande zijn”. Het associatieverdrag is bedoeld om economische en politieke samenwerking tussen Israël en de EU te bevorderen. Het bijeenroepen van deze raad betekent een mogelijke verandering van die relatie.
In mei 2024 maakte Nederland – een van de trouwste bondgenoten van Israël – zich tijdens een vergadering van Europese ministers van Buitenlandse Zaken sterk voor het bijeenroepen van de raad. „Een zware politieke stap”, noemde de toenmalige demissionair minister van Buitenlandse Zaken Hanke Bruins Slot (CDA) het. „Dit gaat over de breedte van alle samenwerking die de Europese Unie met Israël heeft. En die raad moet dus ook onze zorgen nogmaals ontzettend duidelijk maken.”
De ministers gaven de Europese Commissie unaniem opdracht om zo’n vergadering voor te bereiden, maar „sindsdien hebben we er niets meer over gehoord”, zegt Koenders nu, vijf maanden later. En dat vindt hij schadelijk. „De omvang van dit probleem is zó groot. Dan kun je niet zeggen ‘ik heb een idee’ en vervolgens niks meer laten horen.” Over of en tot welke (economische) sancties de EU met het deels opschorten van het verdrag moet overgaan wil de AIV zich niet uitspreken.
Militaire samenwerking
De AIV adviseert ook de „bilaterale militaire samenwerkingsverbanden en leveranties aan Israël te stoppen”, waar deze worden gebruikt in situaties die „een schending vormen voor het internationale humanitaire recht”. Veel deskundigen denken dat dit nu het geval is in de Gaza-oorlog. Als het om de levering van wapens gaat vindt de AIV dat er wel een uitzondering mag blijven voor verdedigingswapens of -systemen.
De levering van militaire wapens aan Israël raakt al langer een gevoelige snaar in Den Haag. Het Haagse gerechtshof beval de staat in februari om de export van F-35-onderdelen naar Israël te staken, vanwege het risico van „ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht” bij de aanhoudende Israëlische luchtaanvallen op Gaza, waarbij duizenden Palestijnse burgers zijn gedood. Het kabinet legde de export vanuit Nederland naar Israël stil.
Nederland levert nog wel onderdelen voor F35-straaljagers aan de VS, die de onderdelen mogelijk ook weer aan Israël leveren. Hoe verwacht de AIV dat het parlement dit tegenhoudt? „Misschien zit het juridisch wel helemaal dicht, maar we doen ook vooral een beroep op de moraliteit”, zegt AIV-lid en luitenant-generaal buiten dienst Jan Broeks. „Als je al het lijden ziet dat zich in Gaza afspeelt, dan móét je daar op een of andere manier mee stoppen. Je kan je dan niet verbergen achter afspraken.”
Nederland, pas op: je kan medeplichtig worden aan schendingen van internationaal humanitair recht
Derde staat
De AIV ziet ook een „groeiend risico van politieke en juridische medeplichtigheid” voor Nederland in de oorlogen die Israël voert. De raad wijst op de ‘derdestatenverplichting’, die inhoudt dat landen die niet direct betrokken zijn bij een conflict de plicht hebben om daar op geen enkele manier aan bij te dragen of te helpen met het in stand houden van „de onrechtmatige situatie”, zoals door het leveren van wapens.
„Ons advies zegt: Nederland, pas op: want je kan medeplichtig worden aan schendingen van internationaal humanitair recht en mensenrechten, als jouw wapens daarvoor worden gebruikt”, aldus AIV-lid Janne Nijman, deskundige op het gebied van internationaal recht en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.
Volle steun voor Israël
Gaat er daadwerkelijk iets gebeuren met deze adviezen? Die kans lijkt klein omdat het huidige kabinet juist volledig achter Israël staat. Het ligt vooral aan de grootste regeringsfractie, de PVV. Die partij verzette zich afgelopen zomer tegen het opnemen van de tweestatenoplossing, volgens de AIV van groot belang in het regeerprogramma. Dat zorgde voor een conflict met NSC, maar uiteindelijk kwam de tweestatenoplossing toch in het regeerprogramma te staan.
Maar hoe realistisch is het dat het kabinet nu versneld de Palestijnse staat erkent en druk op Israël gaat zetten? „Ons mandaat is om onpartijdig advies te geven aan de regering en het parlement”, zegt voorzitter Koenders. „Het is nu aan de politiek of ze daar iets mee doen.”
Lees ook
Het eerste telefoontje naar Netanyahu komt uit Den Haag. Maar ‘de bevolking is veel kritischer dan de regering’
Het is „spannend”, „de druk” is groot. Met elk woord dat premier Dick Schoof begin deze week zei over de asielplannen van zijn kabinet, vergrootte hij zelf de crisissfeer die al wekenlang overheerst in de Haagse politiek. En die zo goed als zeker deze vrijdag of tot een uitbarsting komt, en dan valt het kabinet, of met een sisser afloopt, omdat er een compromis wordt bedacht over de asielnoodwet. Dat het per se deze vrijdag moet zijn, heeft Schoof zelf bedacht.
Voor wie in Den Haag is het spannend? En waarom?
De premier
Misschien hangt er voor Dick Schoof wel het meeste van af. Als er een oplossing bedacht kan worden die én de PVV, die een noodwet wil, én NSC, die geen noodwet wil, tevredenstelt, is hij de redder van zijn kabinet. Schoof zette PVV-leider Geert Wilders en Nicolien van Vroonhoven van NSC bij elkaar aan tafel. „Bij míj aan tafel”, benadrukte Schoof zelf. Hij heeft iets te bewijzen. De afgelopen weken is hij gaan zéggen dat hij de baas is van dit kabinet, en hij bedoelt dat hij dus niet naar de pijpen danst van Wilders en de andere fractievoorzitters van de coalitie. In deze crisis kan hij laten zien dat dat zo is. Schoof is al weken aan het bellen met de partijleiders van PVV, VVD, NSC en BBB, omdat hij zag dat Marjolein Faber, minister van Asiel en Migratie namens de PVV, er niet uit kwam. Hij zag ook dat zijn kabinet voor een noodwet niet genoeg steun zou krijgen in de Eerste Kamer. Er móést iets gebeuren.
Als het kabinet deze week valt, zal Dick Schoof de politieke geschiedenis in gaan als een onmachtige premier, die zelfs met vier rechtse partijen in een kabinet niet voor elkaar kreeg wat ze álle vier wilden: de migratie beperken.
Lees ook
Twijfel over PVV-ministers groeit. En Faber? Die praat niet meer mee
PVV
Nog maar een paar weken geleden was het Geert Wilders die vooruit liep op een crisis. Als de noodwet voor asiel er niet kwam, had zijn partij, zei hij, misschien niets meer te zoeken in dit kabinet. Zijn boodschap was: de noodwet of niks. Het voornemen voor een noodwet staat in het hoofdlijnenakkoord en Wilders had niet „de ruggengraat van een banaan”. Bij een compromis zonder noodwet zal hij moeten uitleggen wat voor ruggengraat hij dan wél heeft. Hij zal er dus iets voor terug willen hebben, om aan zijn kiezers duidelijk te maken wat hij voor hen binnenhaalt.
Al zal hij er niet omheen kunnen dat zijn eigen minister, Marjolein Faber over wie hij al wekenlang bewonderende berichten op X zet, niet heeft kunnen waarmaken wat ze had beloofd.
Bij de val van het kabinet zou Wilders kunnen denken: wat kan mij gebeuren? In de peilingen staat de PVV stabiel hoog, al sinds de verkiezingen van vorig jaar. Maar als er nieuwe verkiezingen komen, is het niet zeker dat er weer genoeg partijen zijn die samen met de PVV willen regeren. Dit kabinet kan zijn laatste kans zijn. En meedoen in de regering geeft hem bij de andere rechts-radicale leiders in Europa status, dat weet hij.
Lees ook
Waar staat de VVD in de discussie over een noodwet voor asiel?
VVD
Als het misloopt, valt er wéér een kabinet over asiel en migratie. Een nachtmerrie voor de VVD en partijleider Dilan Yesilgöz. Bij Rutte IV was bij de VVD nog het idee: met ‘linkse’ partijen als D66 en de ChristenUnie valt er niets te doen tegen asiel en migratie. Maar de kiezers beloonden na die kabinetsval níet de VVD. De PVV won, nadat Yesilgöz zélf de mogelijkheid had opengelaten dat de VVD ook met de PVV kon gaan regeren. Ze dacht toen nog: met de VVD als grootste partij. Daar zal ze nu niet meer vanuit gaan. Bij een kabinetsval zal haar partij meteen moeten beslissen: is regeren met de PVV nog steeds een optie? Als ze nee zegt, zal ze moeten uitleggen waarom ze al binnen een jaar zo zeker weet dat het toch niet kan.
Yesilgöz zegt al een tijdje dat PVV-minister Faber eens moet opschieten, en al doet Faber allang niet meer mee met de onderhandelingen over asiel, Yesilgöz blijft haar noemen. Dinsdagmiddag zei ze: „Ik weet niet waar Faber wel of niet mee bezig is.” Dat Nederland nu al maandenlang moet wachten op plannen, vindt ze véél te lang. Als de onderhandelingen vrijdag blijken te zijn mislukt, kan dat de kritiek worden op de PVV: die maakt de grote beloften niet waar.
Als er toch een compromis is bedacht, kan de VVD laten zien dat de nieuwe maatregelen strenger zijn dan met andere partijen mogelijk zou zijn geweest. Ook om de eigen achterban ervan te overtuigen dat het niet voor niets is geweest dat de VVD met de PVV in een kabinet is gaan zitten – bij een deel van de kiezers ligt die keuze nog steeds ingewikkeld. Voor de VVD zal het gunstig zijn als het thema asiel en migratie snel naar de achtergrond verdwijnt. De aandacht daarvoor maakt alleen de PVV groter. Niet de VVD.
NSC
Je zou kunnen denken: als er één partij is die geen belang heeft bij een kabinetsval en nieuwe verkiezingen, is het NSC. In de peilingen staat NSC, met twintig zetels in de Tweede Kamer, op zo’n vier zetels. Maar vindt NSC nog hetzelfde als de oprichter van die partij, Pieter Omtzigt, die nu al wekenlang thuis zit? Het is niet zeker dat zijn Tweede Kamerfractie hem nog terug wil als leider, maar het is ook nog niet zeker dat Omtzigt zich opzij laat zetten. Voor hem zou het aantrekkelijk kunnen zijn om na verkiezingen met een kleine fractie in de oppositie te zitten.
In de kabinetsformatie was NSC akkoord gegaan met de noodwet voor asiel, waardoor de Tweede en de Eerste Kamer een tijdje niets te zeggen hebben over asielmaatregelen. Op het allerlaatst had Omtzigt nog in de tekst van het hoofdlijnenakkoord laten zetten dat zo’n wet een ‘dragende motivering’ zou hebben. Bij andere coalitiepartijen was toen het idee: oké, als Pieter dit zo belangrijk vindt, waarom niet? Maar precies die twee woorden hebben geleid tot de crisissfeer in Den Haag. Als de noodwet niet juridisch onderbouwd kan worden, en dat lijkt onmogelijk, mag die er van NSC ook niet komen. Het liefst heeft NSC die wet nu helemaal niet meer.
Lees ook
NSC riskeert een val van het kabinet op het moment dat de partij zeer zwak staat, er is geen leider, geen regie en geen plan
BBB
De partij van Caroline van der Plas speelt geen grote rol in deze crisis. BBB steunt de opstelling van Wilders, afspraak is afspraak en de noodwet was een afspraak. Al lijkt het er niet op dat alle BBB’ers daar hetzelfde over denken, in NRC zei Eerste Kamerlid Arie Griffioen vorige week dat er wat hem betreft geen asielcrisis is en dat er dus ook geen noodwet nodig is. Waar de partijtop niet blij mee was. BBB heeft er geen belang bij dat het nog lang over asiel en migratie gaat, want ook daar is het besef: dat is alleen voordelig voor de PVV.
Als er een compromis wordt bedacht, zal BBB daar zo goed als zeker niet moeilijk over doen. Van der Plas wilde dit kabinet heel graag, BBB wil niet dat het valt. Om binnen te halen wat de partij graag wil bereiken op landbouw, is het met de coalitiepartijen VVD en NSC al moeilijk genoeg. Met ándere partijen, nu in de oppositie, lijkt het al helemaal onmogelijk.
De premier, nog een keer
Wat opvalt aan het begin van de week: Dick Schoof is er niet zeker van dat de onderhandelingen vrijdag echt klaar zijn. Hij zegt dat dat „het streven” is, het is „eigenlijk de bedoeling”. Als uitstel en dus nog langer onderhandelen nodig is, haalt hij zijn eigen deadline niet. Heel daadkrachtig is dat niet. Hij houdt er wel zijn kabinet mee overeind, in elk geval tot na de herfstvakantie.
De Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen heeft de beknopte Kamerbrief – „dat briefje” – uitgeprint en nu leest hij er met luide stem uit voor. „Kijk hier: ‘het kabinet maakt derhalve een andere afweging’ … maar wélke dan? Dit is een ónbegrijpelijke brief.”
Eind september maakte het kabinet-Schoof bekend dat het een besluit van het vorige kabinet terugdraait: Afghaanse bewakers die tussen 2002 en 2021 Nederlandse militaire bases en de ambassade hebben beschermd tegen de Taliban, mogen tóch niet naar Nederland komen. Een toelichting of onderbouwing van de beslissing ontbreekt, maar uit de ambtelijke ‘beslisnota’ bij de brief wordt duidelijk dat het grote aantal Afghanen dat mogelijk recht zou hebben op een verblijfsvergunning (de nota maakt een zo ruim mogelijke schatting van 4.640 bewakers en gezinsleden) en de daarmee gepaard gaande hoge kosten een rol hebben gespeeld.
Van Zutpen noemt die argumenten achtereenvolgens „onbegrijpelijk”, „onbehoorlijk” en „mensenrechtenschendend”.
Terugdraaien
Rutte IV had besloten dat een „afgebakende groep” Afghaanse bewakers naar Nederland mocht komen. Het nieuwe kabinet, zo zegt de ombudsman, kan die toezegging niet zomaar even terugdraaien: „Dat gaat zo niet, een besluit is een besluit.”
Sinds het aannemen van de Veteranenwet in 2014 is de Ombudsman ook verantwoordelijk voor het behartigen van de belangen van oud-militairen. Het waren de veteranen die aan de bel trokken over de Afghaanse tolken die jarenlang voor de Nederlandse missie hadden gewerkt, maar aan hun lot dreigden te worden overgelaten. Al voor de val van Kabul op 15 augustus 2021 sprak Van Zutphen het kabinet erop aan, en dat bleef de ombudsman doen, ook nadat er 1.860 Afghaanse tolken en andere werknemers naar Nederland waren overgebracht. „Ik heb heel lang moeten volhouden”, zegt hij, „maar ik deed dat omdat de veteranen tegen mij zeiden: het is voor ons onverteerbaar dat de mensen die ons daar hebben geholpen in de steek worden gelaten. En dat is ook de reden dat ik me nu weer uitspreek.”
U bent niet alleen professioneel boos, u bent echt verontwaardigd.
„Ja, ik wind me hierover op. Die mensen daar lopen gewoon gevaar, het Taliban-regime weet heel precies wie voor westerse militairen heeft gewerkt en er zijn genoeg verhalen over bewakers die elke dag onderduiken, over mensen die zijn vermoord. Dan is het onmenselijk om te zeggen: we hadden iets beloofd, maar we vinden het nu eigenlijk te duur. En dat terwijl het alleen gaat om bewakers die zich nu nog in Afghanistan bevinden en die op eigen houtje het land weten te verlaten – probeer maar eens de grens over te komen nu. Niet voor niets zei het vorige kabinet te verwachten dat de bewakers ‘druppelsgewijs’ naar Nederland zouden komen.”
Kunnen de bewakers naar de Nederlandse rechter stappen?
„Juridisch gesproken is dit een toezegging waar mensen aanspraak op kunnen maken, denk ik. Maar het gaat mij vooral om de morele kant van de zaak.”
Het demissionaire kabinet-Rutte IV nam dit besluit eind juni, tijdens zijn allerlaatse ministerraad. Nog geen drie maanden later werd het ineens teruggedraaid. Heeft u daar een verklaring voor?
„Mijn beeld is dat dit [Van Zutphen tikt met zijn vinger op het A4’tje op tafel] vooral een brief is van de minister van Migratie [Marjolein Faber, PVV]. En dat past wel bij wat we tot nu toe van het kabinet hebben gezien: alles moet minder, het strengste asielbeleid ooit, et cetera. Maar de andere ministers hadden gemakkelijk kunnen zeggen: ‘Dit gaat niet over asiel, mevrouw Faber, dit moeten we gewoon doen.’ Ook de minister van Defensie heeft hier zijn handtekening onder gezet. Hij zijn wel zijn veteranen, die door deze bewakers zijn beschermd. En dan zo’n briefje.”
Minister Brekelmans laat niet alleen de Afghaanse bewakers in de steek, zegt u, maar ook de militairen die in Afghanistan hebben gediend.
„Ik zie dat veteranen diep worden geraakt door het feit dat de Nederlandse staat niet wil zorgen voor de mensen die hen hebben beschermd.”
In de weken na de val van Kabul in augustus 2021 nam de Tweede Kamer een motie aan van Salima Belhaj (D66), waarin werd opgeroepen om zoveel mogelijk Afghanen te evacueren: tolken, bewakers, maar ook journalisten en mensenrechtenactivisten. Een onuitvoerbare motie, zo constateerde een onderzoekscommissie in 2023. Moet je niet ergens een streep trekken?
„Natuurlijk moet je daar goed over nadenken. Maar we hebben het niet over vluchtelingen, maar over evacuees. Voormalig plaatsvervangend commandant Hein van Rijckevorsel zei vorige week in de Kamer: ‘Het gaat ons om de mensen die voor ons hebben gewerkt en nu gevaar lopen.’ Dat is dus glashelder.”
Wat moet er nu gebeuren?
„Het kabinet moet op zijn schreden terugkeren. En luisteren naar de veteranen, de mensen die hun leven in de waagschaal hebben gelegd voor onze vrijheid.”
Lees ook
Nederland breekt belofte aan loyale Afghaanse bewakers
Met „het strengste asielregime ooit” belooft het kabinet-Schoof in het regeerprogramma de asielmigratie te beteugelen. En in Den Haag is bijna iedereen, van rechts tot links, het erover eens dat in elk geval ‘iets’ moet gebeuren. Maar in de discussie over het ‘hoe’ (kiest het kabinet voor staatsnoodrecht of een spoedwet?), sneeuwt het ‘wat’ onder.
Pas op vrijdag, na de laatste ministerraad voor het herfstreces, zou bekend kunnen worden of het kabinet en de coalitie overeenstemming kunnen vinden over de manier waarop de beoogde asielmaatregelen ingevoerd kunnen worden.
„Je moet zaken altijd aanpakken bij de bron”, zei minister Marjolein Faber (Asiel, PVV) afgelopen dinsdag tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de Tweede Kamer. „De bron is dat we een te hoge instroom hebben.” Maar juristen en migratie-experts zetten grote vraagtekens bij de slagkracht van de asielmaatregelen uit het regeerprogramma – zeker met het oog op het beperken van de asielcijfers.
Al deze maatregelen zijn bedoeld om het hier nét iets ellendiger te maken voor asielzoekers
De meeste maatregelen gaan over zaken die met de Vreemdelingenwet worden geregeld. Daar is nu het meeste om te doen, omdat het kabinet deze wet via het noodrecht buiten werking wil stellen. In plaats daarvan wordt dan nieuw beleid in ‘algemene maatregelen van bestuur’ gegoten, waarover het parlement niets te zeggen heeft.
Enkele beoogde maatregelen springen in het oog. Zoals het afschaffen van de permanente asielvergunning en het schrappen van het nareisrecht voor jongvolwassen kinderen van statushouders. En het afwijzen van een aanvraag als een asielzoeker niet komt opdagen bij het gehoor met de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Europa
De ruimte voor het kabinet om asielmaatregelen te nemen, „is heel klein”, zegt emeritus hoogleraar immigratierecht Peter Rodrigues (Universiteit Leiden). Het nationale asielrecht bestaat voor het grootste deel uit Europese regels. Neem de Vreemdelingenwet: het gros van de bepalingen is gebaseerd op Europese richtlijnen. Bovendien staan Europese wetten en regels altijd boven nationaal recht en beleid.
Toch ziet Rodrigues drie maatregelen in het regeerprogramma die juridisch vallen te verdedigen: het afschaffen van de voornemenprocedure, het afschaffen van nareisrecht voor meerderjarige kinderen en het schrappen van de permanente verblijfsvergunning. Of het „mensen die echt bescherming zoeken” gaat tegenhouden? Hij vraagt het zich sterk af.
Op het gebied van nareis van meerderjarige kinderen is Nederland soepeler dan wat Europese regels voorschrijven, zegt immigratiejurist Mark Klaassen. Op dat vlak is strenger beleid dus mogelijk, al zullen nog steeds statushouders hun jongvolwassen kinderen hiernaartoe willen halen. Ze zullen zich dan beroepen op het recht op familieleven, dat geregeld is in het Europese mensenrechtenverdrag. Het kabinet kan dit verdrag niet naast zich neerleggen, ook niet als het staatsnoodrecht van toepassing is. De IND moet dan toetsen of de afwijzing in strijd is met het recht op familieleven. Klaassen: „Dat is een veel ingewikkeldere afweging.”
Afgelopen vijf jaar werden iets meer dan vijfduizend nareisaanvragen voor meerderjarige kinderen ingediend, blijkt uit IND-cijfers. De dienst heeft nog niet alles in behandeling kunnen nemen, maar op iets minder dan de helft hiervan kwam een positieve beoordeling.
Lees ook
De asielzoekers moeten nog komen maar de onrust is er, in Ugchelen. ‘Mijn vrouw heeft camera’s aangeschaft. Straks gebeurt er iets met de auto’
Veertigduizend
De permanente verblijfsvergunning afschaffen is volgens Rodrigues en Klaassen mogelijk, maar ook hier kunnen statushouders zich beroepen op de Europees geregelde ‘langdurig ingezetenenstatus’. Een statushouder moet dan bewijzen dat hij werk en voldoende inkomen heeft. In de huidige situatie ligt dat anders: de IND beoordeelt na vijf jaar alleen of iemand nog recht heeft op asiel en is ingeburgerd. Sinds 2021 werd ongeveer 80 procent van de in totaal ruim veertigduizend aanvragen voor een permanente vergunning positief beoordeeld.
Als de IND van plan is een aanvraag af te wijzen, dan krijgt de asielzoeker nu eerst de gelegenheid daarop te reageren. Dit komt het negatieve besluit ten goede, zegt emeritus hoogleraar Rodrigues, omdat het dan beter in elkaar zit. Een asielzoeker moet met sterke argumenten komen als hij naar de rechter stapt. In 2023 oordeelde de IND in ruim een derde van de gevallen alsnog positief. Ook moest de IND aan het eind van dat jaar nog op ongeveer 22.000 bezwaarschriften reageren. Als de voornemenprocedure wordt afgeschaft, zullen asielzoekers vaker naar de rechter stappen. Rodrigues voorziet een verdere belasting van de IND en rechtbanken.
De maatregelen die het kabinet wil nemen, zien Rodrigues en Klaassen, raken alleen asielzoekers die hun weg naar Nederland al hebben gevonden. Hetzelfde geldt voor het afwijzen van aanvragen van asielzoekers die niet komen opdagen bij interviews met de IND. Immigratiedeskundige Klaassen kan zich voorstellen dat het kabinet hieraan paal en perk wil stellen. Vooral asielzoekers uit veilig verklaarde landen zouden dit doen om de asielprocedure te vertragen.
Exacte cijfers zijn niet beschikbaar, blijkt uit navraag bij de IND. Klaassen merkt op dat het EU-recht een beperkt aantal redenen noemt voor het afwijzen van een aanvraag. Niet-opdagen bij een gehoor „staat daar niet bij”, oordeelde ook de Nederlandse Orde van Advocaten eerder deze maand in een rechtsstatelijke toets van het regeerprogramma.
Maar niet alles wat het kabinet wil aanpakken, staat in de Vreemdelingenwet geregeld. Met een „tijdelijke asielcrisiswet” moet de „acute asielinstroom en opvangcrisis” verder bestreden worden. De tijdelijke wet, die nog moet worden ingediend en behandeld door het parlement, moet zeker twee jaar gelden. Het kabinet wil via deze weg bijvoorbeeld de behandeling van asielaanvragen opschorten en de spreidingswet intrekken.
Verlenging
De Vereniging Nederlandse Gemeenten, VluchtelingenWerk en andere betrokkenen waarschuwen veelvuldig dat de crisis in de opvang niet wordt opgelost met het intrekken van de spreidingswet. Die werd begin dit jaar ingevoerd om asielzoekers eerlijker over gemeenten in het hele land te verdelen. Parallel hieraan wordt gewaarschuwd tegen de „asielbeslisstop”. „Je hebt nu al een enorme wachtrij bij de IND”, zegt Klaassen. „Zo creëer je een grotere berg aan aanvragen, met nog meer mensen in de opvang. Bovendien verplicht het EU-recht lidstaten om asielaanvragen ‘zo spoedig mogelijk’ af te ronden.”
Europese regels schrijven voor dat de IND binnen zes maanden moet beslissen of iemand een asielvergunning kan krijgen. Deze termijn is sinds september 2022 met vijftien maanden verlengd. „Nederland maakt al maximaal gebruik van de rek die erin zit”, merkt Rodrigues op. De wachttijd voor gezinshereniging bedraagt inmiddels 87 weken. Bovendien is voor zelfs de hoogste bestuursrechters van de Raad van State onduidelijk „of en hoe vaak” minister Faber ,, aansluitend gebruik mag maken van de bevoegdheid om de beslistermijn voor asielverzoeken te verlengen”. In dat licht is het Hof van Justitie in Luxemburg om opheldering gevraagd, dat nog antwoord moet geven.
Of het strengere beleid mensen die echt bescherming zoeken gaat tegenhouden, valt te betwijfelen
Polen kondigde eerder deze maand een asielstop aan, dat op begrip kan rekenen van Europese leiders. Daar kan Rodrigues, die naar de letter van de wet kijkt, niet zo veel mee. „Kennelijk is politiek bedrijven wat anders dan kijken wat juridisch mogelijk is”, zegt hij. Het is maar de vraag of Nederland op dezelfde politieke steun in Europa kan rekenen.
Ook dit kabinet staat voor de ingewikkelde taak om uitgeprocedeerde asielzoekers te laten vertrekken. Faber wil dit „zoveel mogelijk, ook gedwongen”. Zo moesten in 2020 ruim 14.600 mensen worden uitgezet, van wie 4.000 vrijwillig of gedwongen vertrokken. In dat jaar verdwenen 6.800 uitgeprocedeerde vreemdelingen van de radar, de overheid weet niet waar deze mensen zich bevinden.
België
Dit jaar werd tot en met september voor bijna 13.000 mensen beslist dat ze uit Nederland moeten vertrekken: zeker 4.680 vertrokken met medeweten van de overheid, ruim 4.200 verdwenen van de radar. Hoe Faber deze cijfers wil opkrikken, is nog niet bekend.
Hoeveel asielzoekers uit Nederland weg zullen blijven zodra al deze maatregelen worden ingevoerd? „Dat gaat heel erg tegenvallen”, denkt immigratiedeskundige Klaassen. Hij benadrukt dat de meeste maatregelen „geen rechtstreeks verband” laten zien met „keuzes die mensen maken om naar Nederland te komen”. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van familieleden en mensen uit dezelfde sociale groep het sterkste bepalen of iemand hiernaartoe komt, dus niet hoe soepel of streng het asielbeleid wordt ervaren.
„Alles ademt een sfeer uit die migrantonvriendelijk is”, merkt Rodrigues op. Ook Klaassen denkt „dat al deze maatregelen beogen het hier nét iets ellendiger te maken voor asielzoekers die moeten kiezen tussen Nederland en België”. Maar met het oog op het aanzienlijk terugdringen van de aankomstcijfers „stelt het allemaal niet zoveel voor”.
Lees ook
Detentiecentrum voor uitgeprocedeerden overvol: uitzettingen gaan niet door
De oordopjes moeten nu écht in, want zo meteen wordt er met scherp geschoten – door tanks. In de verte stuiven zes Leopards door het zanderige terrein: lichtflits, schokgolf, de schelle fluittoon van de granaat op weg naar zijn doel – treffer!
De schietoefening in het Litouwse Pabrade, op een steenworp afstand van de grens met Wit-Rusland, is indrukwekkend genoeg. Het examen van de multinationale battlegroup onder leiding van de Nederlandse overste Bas Schillemans is door de NAVO deze woensdag beoordeeld als ‘uitstekend’. Natuurlijk was het maar een oefening. Maar de Duitse en Nederlandse militairen in Litouwen vormen ook de eerste verdedigingslinie tegen Rusland. „We maken integraal onderdeel uit van de defensieplannen van Litouwen”, zegt overste Schillemans. In die plannen wordt met álles rekening gehouden: „We zijn voorbereid op een Pearl Harbor-scenario.”
Sinds de Russische invasie in Oekraïne in 2022 zet Litouwen zich schrap. In een hoek van het oefenterrein staan de ‘drakentanden’ – betonnen piramidevormige obstakels – naast hoog opgetaste rollen prikkeldraad. In totaal 27 van deze opslagplaatsen, verspreid over heel het land, moeten het mogelijk maken om binnen enkele uren wegversperringen op te richten. Deze week barricadeerde Litouwen een brug over de Memel, op de grens met de Russische exclave Kaliningrad. Andere bruggen zullen worden gesloopt. De bouw van de ‘fortificaties’, zo meldt het Litouwse ministerie van Defensie, verloopt „volgens plan”.
Anders dan in Nederland is de Russische dreiging hier voelbaar, vertelt Schillemans: „Voor de Litouwers is het niet de vraag óf er een aanval komt, maar wannéér.”
Online elfenleger
Nu het Russische leger langzaam maar zeker oprukt in Oost-Oekraïne, groeit ook de bezorgdheid in andere Europese landen. Afgelopen maandag waarschuwde de directeur van de Duitse Inlichtingendienst BND Bruno Kahl dat Rusland „nog voor het einde van het decennium” gereed zal zijn voor een grootschalig conflict met de NAVO. De Russische desinformatie- en destabilisatiecampagne tegen Europa is intussen uitgegroeid van „een storm” tot „een echte orkaan”, aldus Kahl.
Litouwen staat daarbij vol in de wind. In de residentie van de Nederlandse ambassadeur in het centrum van hoofdstad Vilnius vertelt Indre Makaraityte, onderzoeksjournalist bij de Litouwse nationale tv, hoe ze steeds weer dezelfde mensen tegenkwam bij demonstraties en bij de rellen die uitbraken tijdens de coronapandemie. Makaraityte ontdekte dat de leiders van de ‘protesten’ banden onderhouden met Moskou. „Deze groepen zijn hier al jaren mee bezig. En de taal die ze gebruiken sluit nauw aan bij het narratief van het Kremlin.”
Maar de Litouwers zitten ook niet stil. ‘Hawk’ (vanwege mogelijke represailles gebruikt hij zijn schuilnaam) is de aanvoerder van het ‘elfenleger’ dat online de strijd aangaat met Russische ‘trollen’. Sinds de oorlog in Oekraïne hebben de elfen zelf de aanval ingezet. Op de in Rusland populaire berichtendienst Telegram hebben de elfen een Russischtalig kanaal geopend, met de Engelse naam For Freedom. Het publiceert geverifieerde informatie over Rusland en Oekraïne. Daarmee wil Hawk „kleine zaadjes van twijfel” planten in de hoofden van de Russische bevolking. „We willen het leven zo zuur mogelijk maken voor de Russische propagandisten en alle andere vijandelijke klootzakken.”
Russische bezetting
De druk uit Moskou herinnert veel Litouwers aan het duistere verleden. Tussen 1940 en 1953 – toen de laatste partizanen hun verzet tegen het Rode Leger moesten opgeven – kwam naar schatting een vijfde van de Litouwse mannelijke bevolking om. „Een genocide”, zegt gids Jurate Terleckaite in de bedompte catacomben van de voormalige KGB-gevangenis in de hoofdstad. In deze ondergrondse executieruimte werden bijna 1.100 Litouwers van het leven beroofd met een pistoolschot in het achterhoofd. Terleckaite toont de cellen en de martelkamers. Aan het einde van de donkere gang bevond zich de kamer met het röntgenapparaat, waarmee in de jaren zeventig de Litouwse non en dissidente Nijole Sadunaite dagelijks werd bestraald. Ook de oom van gids Jurate Terleckaite zat hier jarenlang vast. Geen enkele familie is de Russische bezetting ongeschonden doorgekomen, vertelt ze. „Ik vroeg mijn oom eens waarom de Russen zo ontstellend wreed waren geweest. ‘Omdat ze niet hadden verwacht dat we ons zó zouden verzetten’, zei hij.”
In dit deel van Europa wordt de geschiedenis bijna dagelijks herbeleefd, vertelt de Nederlandse ambassadeur Jack Twiss Quarles van Ufford. Pas in 1990 herwon Litouwen zijn onafhankelijkheid, in 2004 trad het toe tot de NAVO. Vier jaar later werd Georgië door Rusland binnengevallen. In de Baltische staten gingen de alarmbellen af, maar in West-Europa werd laconiek gereageerd. Pas in 2014, na het neerhalen van vlucht MH17, zou in Nederland duidelijk worden welk gevaar er uit ging van het Poetin-regime. „Litouwen is voor de NAVO de kanarie in de kolenmijn”, zegt Twiss. „En de Litouwers laten ons nu weten: Oekraïne is pas het begin.”
Nieuwe tanks
Het antwoord van de NAVO hierop krijgt steeds meer vorm. Op het oefenterrein van Pabrade wordt gebouwd aan de legering voor Amerikaanse troepen. Op een andere locatie zal Duitsland binnenkort zijn militaire aanwezigheid uitbreiden van enkele honderden tot ruim vijfduizend militairen. Nederland (ongeveer driehonderd militairen) heeft nog geen plannen voor versterking, maar onder de Nederlanders in Litouwen is het zelfvertrouwen groeiende – vooral onder de ‘cavaleristen’, die de tanks bemannen.
Sinds het wegbezuinigen van de Nederlandse Leopard 2-tanks in 2010 heeft de landmacht alleen een kleine eenheid – met achttien leentanks – overeind kunnen houden, als onderdeel van een Duits tankbataljon. Nu de tijd van bezuinigen voorbij is en het kabinet zich heeft gecommitteerd aan defensie-uitgaven van 2 procent van het bruto nationaal product (bnp) is er weer ruimte voor Nederlandse tanks: 46 nieuwe Leopard 2A8’s, met een optie op nog eens zes. Het nieuws leidde tot een klein feestje bij de Nederlandse cavaleristen in Litouwen. „We hebben wel even een vreugdedansje gedaan”, zegt huzaar Mike (23).
Bij de staf van de multinationale battlegroup is men ook tevreden. In de komende tien, vijftien jaar is er geen wapensysteem dat de tank kan vervangen, zegt overste Schillemans – zelf cavalerist. De landmachtofficier is blij dat er straks weer een „grote hamer” (tanks) in zijn militaire gereedschapskist zit.
Maar tanks zijn kwetsbaar voor drones, zo leren de TikTokfilmpjes van het Oekraïense slagveld. Defensie wil daarom binnen vijf jaar onbemande voertuigen in gebruik nemen voor waarnemingen in de voorste linies, en voor het verstoren en neerhalen van drones. Als dat lukt, zo zeggen ze in Litouwen, beschikt Nederland over „het modernste tankbataljon ter wereld.”
Willen en kúnnen vechten, daar heb je de juiste mindset voor nodig
Overste Schillemans richt zich op het hier en nu: de 1.300 Duitsers, Nederlanders, Noren, Tsjechen, Belgen en Luxemburgers onder zijn bevel. In de afgelopen maanden heeft de nadruk gelegen op „warfighting”, zegt de overste. Dat klinkt voor de hand liggend, maar na decennia van vredesoperaties zijn veel militairen niet meer gewend te opereren in een grootschalig conflict.
„Willen en kúnnen vechten”, zegt Schillemans. „Daar heb je de juiste mindset voor nodig, maar ook de juiste vaardigheden, tot op de enkele soldaat die zijn wapen moet bedienen.” De staf van de battle group volgt de oorlog in Oekraïne op de voet. „Als we informatie hebben dat de Russen nieuwe TTP’s hebben [Tactics, Techniques and Procedures, red.] dan passen we daar onze eigen procedures meteen op aan. Je moet voortdurend meegaan met de actualiteit.”
Weerbaarheid
Met bewondering en lichte afgunst kijken de Nederlanders naar de Litouwse samenleving, waar ‘weerbaarheid’ al vele jaren centraal staat – in tegenstelling tot Nederland. Terwijl in Litouwen 14.000 mannen en vrouwen dienen in de vrijwillige landweer, waarvoor je elk weekend een dag wordt opgeroepen, heeft het Nederlandse ministerie van Defensie nog steeds moeite om de vacatures te vullen – terwijl er de komende jaren nog duizenden éxtra militairen nodig zijn. „Als het hier misgaat, dan gaat het in Nederland óók mis”, zegt overste Schillemans. „De vrijheid die wij in Nederland genieten wordt híer verdedigd.”
Dat hoef je kolonel Aurelijus Motiejunas, commandant van de Litouwse ‘IJzeren wolf’-brigade – waarbij de NAVO-battlegroup is ingedeeld – niet te vertellen. Na zijn toespraak en het schudden van vele internationale handen maakt de Litouwse commandant uitgebreid tijd voor de Nederlandse pers.
„Omdat jullie militairen hier zijn, voelen wij ons echt een onderdeel van de NAVO”, zegt Motiejunas. „We weten: we zijn niet alleen.”
Lees ook
‘Het Westen zou meer moeten doen om Wit-Rusland uit de greep van Rusland te halen’
Armoede is er altijd geweest in Nederland, en zal er altijd blijven. Geen kabinet heeft het ooit uitgeroeid, ook niet bijna. Armoede, zo kun je concluderen, is onvermijdelijk.
Of niet?
Sinds donderdag zijn er nieuwe, betere cijfers over armoede. Het gaat niet meer alleen om het inkomen dat mensen hebben, maar ook om hun vermogen en welke huur en energieprijs zij betalen. Dan kom je uit op bijna 540.000 mensen die te weinig geld hebben om van te leven, onder wie ruim 115.000 kinderen.
Dat is lager dan in de oude berekeningen, maar de reacties van politici waren zoals die altijd zijn. „Eigenlijk zou niemand in Nederland moeten opgroeien in armoede”, zei staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie, VVD).
Maar als politici armoede echt zo erg vinden, waarom maken ze dan nooit plannen om die volledig uit te bannen? Kunnen ze dat niet, of willen ze het niet?
Het kan wel, zeggen economen. Althans: „Je kunt een heel eind komen”, zegt Egbert Jongen, hoogleraar economie en sociaal-economisch beleid aan de Universiteit Leiden. „De overheid kan het grootste deel van de Nederlanders boven de armoedegrens trekken.” Simpelweg door uitkeringen of toeslagen genoeg te verhogen. Al zullen er altijd mensen overblijven, denkt Jongen, die niet de uitkering of toeslagen aanvragen waar ze recht op hebben.
Dat zegt ook Anna Custers, econoom en lector armoede-interventies aan de Hogeschool van Amsterdam. „Als je als land concludeert welk inkomen nodig is voor een waardig leven, dan kun je dat ook waarborgen.”
Waarom het niet gebeurt
Waarom gebeurt het dan niet? Het zo ver opkrikken van de laagste inkomens heeft ook nadelen, en die heeft de politiek tot nu toe altijd zwaarder laten wegen.
Het is duur. Zo duur, dat het de vraag is of de overheid dat geld kan ophalen bij alléén de allerhoogste inkomens of grootste vermogens. Het ligt voor de hand dat ook een deel van de middenklasse de rekening krijgt. En welke politicus durft dat aan? Het bedrijfsleven extra belasten kan ook, maar dat zal klachten opleveren over hun concurrentiepositie. Welke route Den Haag ook kiest: het zal anderen altijd pijn doen.
Daar komt nog bij dat er nadelige economische effecten kunnen zijn als je uitkeringen aantrekkelijker maakt. „Te veel inkomenssteun kan ten koste gaan van het arbeidsaanbod”, zegt Ester Barendregt, hoofdeconoom van de Rabobank.
Het is een bekende economische vuistregel: hoe hoger de uitkeringen, hoe minder noodzaak mensen voelen om een baan te zoeken, of meer uren te gaan werken. Maar volgens Barendregt ligt het genuanceerder. „Daarvoor helpt het om twee extreme voorbeelden te geven.” Stel, zegt ze, je geeft iemand in de bijstand 10.000 euro per maand. „Dat ontmoedigt iemand logischerwijs om te gaan werken.” Maar zodra je mensen in de bijstand helemaal geen geld meer geeft, hebben ze geen geld meer om de huur, voedsel en kleding te betalen. „Dan ben je ook niet in staat om op zoek te gaan naar een baan.”
Het is aan de politiek om een balans te vinden tussen die uitersten, zegt Barendregt. „En daar is geen gouden regel voor.”
Politici kunnen ook bijna niet om de middenklasse heen: daar moet genoeg steun zijn voor armoedebestrijding. Armoedelector Custers noemt daarvoor een ruim 25 jaar oude theorie uit de sociologie: de ‘herverdelingsparadox’. Die luidt dat landen succesvoller zijn in het verminderen van armoede en ongelijkheid, als zij ook een deel van de middenklasse laten profiteren van de herverdeling van rijk naar arm. Custers: „Een overheid die exclusief de allerlaagste inkomens ondersteunt, verliest volgens deze theorie juist het draagvlak onder de middenklasse.”
De Amerikaanse hoogleraar sociologie Matthew Desmond (Princeton) baarde vorig jaar opzien door nog een stap verder te gaan. In zijn boek Poverty, by America schreef hij dat rijke, westerse landen best armoede kunnen uitbannen als zij dat willen. Het gebeurt niet, zegt hij, omdat de midden- en hoge inkomens niet bereid zijn om zelf de prijs te betalen.
Hogere inkomens, zei Desmond eerder in NRC, kunnen hun „welvaart opbouwen over de rug van de werkende armen”. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van pakketbezorging en afhaalmaaltijden die zo goedkoop zijn dankzij onderbetaling. Maar ook zouden rijkere burgers niet bereid zijn om hun eigen overheidssubsidies in te leveren, zoals de hypotheekrenteaftrek. Afschaffing daarvan zou miljarden euro’s vrijspelen voor de laagste inkomens.
Die stelling vindt Rabo-econoom Barendregt wel erg ver gaan. „Er wordt in Nederland veel herverdeeld”, zegt ze. „Het verschil tussen wat mensen zelf verdienen, en wat ze na herverdeling overhouden is groot. Dat laat zien dat er draagvlak voor is.”
Wat Barendregt wel herkent: „Mensen willen houden wat ze hebben.” En politici vinden het lastig om hen iets af te nemen. „Ik kan dat niet hard maken, maar misschien komt het door het toegenomen aantal partijen. Misschien ervaren zij daardoor druk om hun eigen achterban te bedienen.”
Minima komen geld tekort
Dat het kán, een Nederland zonder armoede, was vorig jaar ook de conclusie van de gezaghebbende Commissie sociaal minimum. Die onderzocht in opdracht van Rutte IV welk bedrag Nederlandse huishoudens nodig hebben om mee te kunnen doen in de samenleving. De commissie met experts was een idee van Pieter Omtzigt, toen hij nog partijloos Kamerlid was.
De conclusie: vrijwel alle groepen die op bijstandsniveau leven, hebben te weinig geld om mee te kunnen doen in Nederland. Gezinnen met kinderen komen het meest tekort: 200 tot 500 euro per maand. Alleen AOW’ers houden geld over. Dus zei de commissie: verhoog het inkomen van minima „zo snel mogelijk”.
„Het idee was om centraal te stellen wat mensen echt nodig hebben en daarnaar te handelen”, zegt Barendregt, die lid was van de commissie. „Dat zou een grote verandering zijn van hoe het sinds de jaren zeventig gaat.” Dat is: de bijstandsuitkering en het minimumloon worden verhoogd op basis van de cao-loongroei. Maar de welvaart van verreweg de meeste Nederlanders is veel harder gegroeid, onder meer doordat meer vrouwen gingen werken.
Als het kabinet de adviezen van de Commissie sociaal minimum opvolgt, zou dat de armoede grotendeels wegnemen. Want de donderdag gepresenteerde nieuwe armoededefinitie gebruikt dezelfde methode om te bepalen wat noodzakelijke uitgaven zijn, en wat die kosten. Verschillende Nederlanders, van arm tot rijk, mogen daarover meedenken.
Als je als land concludeert welk inkomen nodig is voor een waardig leven, dan kun je dat ook waarborgen
De Commissie sociaal minimum maakte ook inzichtelijk wat het kost om armoede grotendeels weg te nemen, via bijstand en minimumloon of toeslagen: ongeveer 6 miljard euro per jaar. Custers: „Dat helpt de discussie verder. Nu weten we wat de prijs is van een waardig bestaan.”
En de nadelen, zoals dat werken minder aantrekkelijk wordt? Accepteer die, adviseerde de commissie. Hoogleraar Jongen kan die redenering wel volgen: „Het aantal werkenden is nu hoog. Misschien is het niet gek om nu weer meer prioriteit te geven aan armoedebestrijding.”
Vergeet niet, zegt Rabo-econoom Ester Barendregt, dat het wegnemen van armoede ook veel oplevert. „De maatschappij maakt heel veel kosten om de problemen rond armoede op te vangen.” Mensen in armoede hebben bijvoorbeeld vaker een slechte gezondheid en mentale problemen, wat tot hogere zorgkosten leidt. „En het leidt tot onderbenutting van talent”, zegt Barendregt.
Mensen die geldstress hebben, zijn minder productieve werknemers, blijkt uit verschillende onderzoeken. En kinderen die opgroeien in armoede presteren slechter op school. Dus dat nu 115.000 kinderen opgroeien in armoede, schaadt ook de toekomstige Nederlandse economie. „Al is de omvang lastig te becijferen”, zegt Barendregt.
Als het kabinet erin slaagt om alle inkomens boven de armoedegrens te tillen, zijn niet direct alle problemen verdwenen, benadrukt Anna Custers. „Dan kun je nog steeds in hetzelfde schimmelige huis wonen en hetzelfde onzekere flexibele arbeidscontract hebben. Je kinderen hebben misschien nog steeds minder kansen in het onderwijs en je leeft nog steeds 21 jaar korter in goede gezondheid.” Ongelijkheid, zegt Custers, zal altijd politieke aandacht blijven vragen. „Maar een toereikend inkomen helpt wel, en je moet ergens beginnen.”
Hoe dan?
De meest voor de hand liggende manier om armoede terug te dringen, is dus om het minimumloon en de bijstand te verhogen, of de toeslagen.
Rutte IV en het kabinet-Schoof kozen afgelopen jaren vooral voor de toeslagen: de huurtoeslag en het kindgebonden budget gingen meermaals omhoog. Dat was niet bedoeld om armoede te verminderen, maar om een stijging te voorkomen.
De toeslagen hebben een groot voordeel: de overheid kan daarmee heel precies bepalen welke groepen een hoger bedrag krijgen. Bijvoorbeeld alleen de allerlaagste inkomens. Daarmee is het een efficiënte besteding van overheidsgeld.
Economen houden daarvan, zegt Barendregt. „Je geeft alleen het geld uit dat nodig is om je doel te bereiken, niet meer.” Maar zelf is ze daar kritischer over gaan denken, mede door haar werk in de Commissie sociaal minimum. „Als je ál je regelingen supergericht maakt, wordt het ook complex voor mensen.”
Bij de toeslagen moeten mensen vooraf voorspellen wat hun inkomen wordt, wat niet altijd eenvoudig is. Eerst krijgen ze een voorschot en pas veel later wordt vastgesteld waar ze recht op hadden. Een deel van het geld kan dan teruggevorderd worden. Barendregt: „Soms moet je dan geld terugbetalen dat je niet meer hebt.”
Meer zekerheid biedt een verhoging van het minimumloon en de daaraan gekoppelde bijstand. Maar dat is erg duur. Begin vorig jaar werd het minimumloon met ruim 8 procent extra verhoogd, bovenop de reguliere stijging van 2 procent. Dat was voor het eerst sinds de invoering van het minimumloon in 1969. De prijs: 4,7 miljard euro per jaar.
De bijstand en andere minimumuitkeringen vormden een klein deel van die kosten: 900 miljoen euro. Veel duurder was het besluit om de AOW-uitkeringen te laten meestijgen: ruim 2,5 miljard euro. Dat komt doordat dit een soort basisinkomen is voor 67-plussers, van arm tot rijk. Maar politiek gezien is het een taboe om het minimumloon en de bijstand wel te verhogen, en de AOW niet. Ook al is de armoede onder 67-plussers bijzonder laag, en is de AOW netto hoger dan de bijstand.
In de armoedecijfers van deze week viel de grote groep ‘werkende armen’ op. Hun aantal daalde, maar wel minder hard dan het aantal uitkeringsontvangers in armoede. Werkende armen weten vaak niet dat zij allerlei overheidssteun mogen aanvragen. Ook daar zou de overheid zich op kunnen richten, zegt hoogleraar Jongen. „Je wilt niet dat mensen in armoede leven, doordat ze niet de hulp krijgen waar zij recht op hebben.”
Lage inkomens bleven achter
Maar het is niet slim om bij armoedebestrijding alleen naar snelle opties te kijken, waarschuwt Jongen. „In plaats van herverdelen, kun je ook bedenken hoe je mensen met lage inkomens zelf mogelijkheden geeft om meer te verdienen.”
Dat is hard nodig, zegt hij. Want de laagste inkomens zijn de laatste decennia enorm achtergebleven bij de midden- en hogere inkomens. Tenminste, als je kijkt naar wat ze zelf verdienen: hun ‘marktinkomen’. De overheid moet mensen met een laag inkomen daardoor steeds meer steunen, bijvoorbeeld via toeslagen.
Een oorzaak van die scheefgroei is de automatisering van banen. Vooral middelbaar opgeleiden zagen de afgelopen decennia hun baan verdwijnen, zoals bankmedewerkers, secretaresses en juridisch medewerkers. Veel van hen stapten over op laaggeschoold werk, dat vaak lastiger te automatiseren is: schoonmaker, beveiliger, taxichauffeur. Maar de toegenomen concurrentie voor dit laaggeschoolde werk beperkte de loongroei voor deze banen.
Daar is langetermijnbeleid voor nodig, zegt Jongen. „Zorg ervoor dat mensen op een hoger niveau de arbeidsmarkt kunnen betreden. En als ze eenmaal werken: dat ze niet te lang blijven hangen in banen die zullen verdwijnen door nieuwe technologie.”
Het begint bij kinderen. Wat niet helpt, zegt Jongen, is dat de Nederlandse kinderopvang bijna uitsluitend gericht is op het ondersteunen van werkende ouders, en nauwelijks op het vooruithelpen van kwetsbare kinderen. Ouders krijgen alleen een overheidsvergoeding voor opvang als zij allebei werken, of alleenstaande ouder zijn.
Die ‘arbeidseis’ benadeelt de kwetsbaarste kinderen, waarschuwden het Centraal Planbureau en Sociaal en Cultureel Planbureau vorig jaar. Kinderen die opgroeien in slechte sociaal-economische omstandigheden, hebben vaker een of twee ouders die niet werken. Juist voor hen kan kinderopvang nuttig zijn, zegt Jongen. „Onderzoek laat zien dat zij daardoor later vaker werken en meer verdienen.”
Door de plannen van het kabinet-Schoof zal de kansenongelijkheid verder toenemen, waarschuwen economen, planbureaus en gemeenten. Vooral voor midden- en hoge inkomens wordt de opvang veel goedkoper gemaakt. Als deze rijkere ouders hun kinderen straks vaker naar de opvang gaan sturen, in plaats van bijvoorbeeld naar opa’s en oma’s, concurreren zij om dezelfde schaarse plekken als kinderen uit armere gezinnen. In de formatie waarschuwden ook ambtenaren van Sociale Zaken voor deze „grote risico’s”, zo stond in vrijgegeven formatiestukken. Jongen: „Het is goed als het kabinet bij de kinderopvang nog eens goed bedenkt: waar doen we dit voor?”
Het kabinet-Schoof heeft niet het voornemen om armoede uit te bannen, en ook niet om het te verminderen. Rutte IV, het eerste Nederlandse kabinet met een armoedeminister (Carola Schouten) had dat voornemen wel: dat kabinet wilde het aandeel Nederlanders in armoede in 2030 halveren ten opzichte van 2015.
Maar in het begin nam Rutte IV nog nauwelijks maatregelen om dat doel te halen. „Dat begon pas”, zegt Custers, „na de Russische inval in Oekraïne, toen de prijzen ineens hard stegen.” De politiek verlaagde de energiebelasting en de accijns bij de benzinepomp, er kwam een prijsplafond voor energie, en huishoudens kregen twee keer een bedrag van 190 euro. De armoede werd in die tijd vooral verminderd doordat de allerlaagste inkomens een tijdelijke energietoeslag van 1.300 euro per jaar kregen, via hun gemeente.
De coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB wil het verschil tussen arm en rijk niet kleiner maken
De maatregelen waren tijdelijk, maar toen de energietoeslag na 2023 stopte, werden de toeslagen verhoogd, om te voorkomen dat de armoede zou stijgen.
Rutte IV bracht het armoedepercentage op deze manier omlaag van 5,8 naar 4,5 procent, volgens de oude armoededefinitie. Volgens de nieuwe meetmethode is de armoede zelfs nog harder gedaald, van 7,1 procent in 2018 naar 3,1 procent vorig jaar. Waarmee de beoogde halvering gehaald is. „Deze jaren hebben laten zien dat het kan”, zegt Custers. „Dat er een weg is naar geen, of in elk geval veel minder mensen in armoede.”
Maar wat Rutte IV in de energiecrisis eigenlijk deed, zegt Custers, is álle groepen helpen, „met geleend geld van de toekomst”. De energietoeslag was specifiek voor de laagste inkomens. Maar het prijsplafond, de lagere energiebelasting en twee keer 190 euro waren voor iedereen. En de accijnsverlaging hielp de allerhoogste inkomens het meest, stelden ING-economen vast, omdat die vier tot vijf keer zoveel geld aan brandstof uitgeven als de laagste inkomens. Custers ziet de steunoperatie als voorbeeld van de ‘herverdelingsparadox’: de armoede kon verminderd worden „door iedereen te laten profiteren”.
De coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB schreven in hun hoofdlijnenakkoord dat zij de armoede na dit jaar niet willen laten stijgen. Dat was een breuk met het doel van Rutte IV, dat een verdere daling wilde. Maar veel geld besteden aan armoedebestrijding zou in strijd zijn met een ander uitgangspunt van de nieuwe coalitie: „Niet verder nivelleren.” Oftewel: het verschil tussen arm en rijk niet kleiner maken.
Op Prinsjesdag bewees het kabinet dat het stevig terugdringen van de armoede niet de bedoeling is. Voordat het kabinet-Schoof aan de begrotingsonderhandelingen begon, in augustus, leek de armoede te gaan dalen van 4,5 procent nu naar 4,1 procent in 2025, volgens de oude armoededefinitie. Dat had het Centraal Planbureau (CPB) becijferd op basis van het hoofdlijnenakkoord. Daarna stelde het kabinet zijn plannen bij: de huurtoeslag wordt niet in 2025, maar pas in 2026 verhoogd. En een belastingverlaging werd deels uitgesteld. Resultaat: de armoede zou nog maar nipt dalen, naar 4,4 procent, volgens de CPB-raming op Prinsjesdag. „In de onderhandelingen is er geld weggehaald bij de laagste inkomens”, zegt Custers, „in lijn met de doelstelling van dit kabinet”.
Armoede uitbannen gaat niet zomaar, zegt Rabo-econoom Barendregt, het kent risico’s en nadelen. Toch vindt ze het „een belangrijk streven” waar over gepraat moet worden. „De politiek zal hier richting aan moeten geven.”
Maar dan moeten politici het wel willen, zegt armoedelector Custers. „Wie zegt dat het onmogelijk is, zegt eigenlijk: het moet blijven zoals het is.”
Proefballonnenpolitiek, is het in de coalitie van het kabinet-Schoof al gaan heten. VVD, NSC en BBB worden voortdurend verrast door de grootste regeringspartij, de PVV. Deze week, op woensdag, was het de beurt aan minister Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) om de coalitiepartijen te overrompelen. Die zijn daar niet blij mee, en herkennen een patroon bij de PVV.
Reinette Klever kwam op woensdag voor de camera van de NOS met het idee om uitgeprocedeerde asielzoekers naar Oeganda te sturen, zodat ze daar opgevangen worden. Het gaat dan niet alleen om Oegandese burgers, maar ook om uitgeprocedeerde asielzoekers uit omringende landen, zoals Congo, Soedan of Zuid-Soedan. In ruil daarvoor zou Oeganda financieel gecompenseerd moeten worden. „Met Oeganda hebben we een goede relatie”, zei Klever tegen de NOS, die deze week mee was op een werkbezoek van Klever in het Oost-Afrikaanse land. „Het is ook een gastvrij land. Ze vangen 1,7 miljoen vluchtelingen op. Dus het is het zeker waard om uit te zoeken.”
Een woordvoerder van Klever zegt dat er zeker nog geen plan klaarligt. Sterker, er is eigenlijk nog geen plan. Klever had in Oeganda „breed” over migratie gesproken, en daarbij is ook dit idee geopperd. „Dat idee is nog in een heel pril stadium. Er moet eerst worden uitgezocht wat de praktische en juridische mogelijkheden zijn.”
Lees ook
Wat schuilt er achter Oeganda’s open armen voor vluchtelingen? ‘We moeten niet naïef zijn’
Opgestoken duim
Het idee is, kortom, nog niet uitgewerkt. Maar de PVV weet, opnieuw, het gesprek in Den Haag te domineren. De oppositie, waaronder GroenLinks-PvdA, D66 en de Partij voor de Dieren, reageerden meteen woedend op het vergaande en juridisch tot nu toe nog waarschijnlijk onhaalbare plan. PVV-leider Geert Wilders zette op X zijn minister in het zonnetje en noemde haar idee „geweldig”. „Minder asielzoekers, meer Nederland!” – en een opgestoken duim.
Het sturen van uitgeprocedeerde asielzoekers naar andere landen dan hun land van herkomst is politiek zeer omstreden en juridisch vrijwel onhaalbaar. De toenmalige conservatieve regering van het Verenigd Koninkrijk wilde vorig jaar uitgewezen asielzoekers naar Rwanda sturen. Tientallen asielzoekers spanden met succes rechtszaken tegen hun uitwijzing aan, en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verbood de eerste geplande vlucht naar Rwanda. De nieuwe Labour-regering heeft de plannen ingetrokken.
In Nederland wordt er vaker gepraat over het uitbesteden van de opvang van asielzoekers buiten de Europese grenzen. Maar in dit idee gaat het om mensen die nog naar Nederland willen komen, geen uitgewezen asielzoekers. Vorig jaar nam de rechtse meerderheid van de Tweede Kamer een motie aan die verkenning van dit idee wilde.
Ergernis in de coalitie
Maar het idee van Klever gaat veel verder. Daarom heerst bij de andere coalitiepartijen ergernis over de gebrekkige afstemming. Sterker: Klever gaat er niet eens over. Het valt onder het beleid van haar partijgenoot Marjolein Faber (Asiel en Migratie). Onduidelijk is of haar partijgenoot op de hoogte was. Maar binnen de coalitie valt te horen dat de situatie met de PVV langzaam onwerkbaar begint te worden.
Eerder deze maand zette minister Faber de verhoudingen op scherp door te opperen dat er borden geplaatst moeten worden bij asielzoekerscentra. Er zou een zin op moeten staan als „Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer”, in meerdere talen. Dit plan, evenmin vooraf besproken, verbijsterde de coalitiepartijen, en ging zelfs PVV’ers te ver. Onder druk van de Kamer, waaronder coalitiepartij NSC, moest Faber haar plan intrekken.
Maar het gaat de PVV niet altijd om het plan zelf, weten ook de andere drie partijen. Een plan is in de wereld van Geert Wilders een manier om de aandacht te krijgen en het gesprek te domineren. Zo was het al in 2009, toen de PVV kwam met het idee van een zogeheten ‘kopvoddentaks’, een belasting op het dragen van een hoofddoek. En zo is het nog.
Schoof: ‘Een serieus idee’
Nog een voordeel van de proefballon: de kracht en het zelfvertrouwen van anderen wordt meteen getest. Zo reageerde premier Dick Schoof vanuit de Europese Top in Brussel meteen positief. Hij noemde Klevers proefballon „een serieus idee”, en „innovatieve oplossingen waar collega’s in geïnteresseerd zijn”. Op de top wordt deze week gepraat over zogeheten ‘terugkeerhubs’.
Coalitiepartij NSC was bij monde van Kamerlid Diederik Boomsma gematigd positief. NSC en PVV schaken nu op een heel ander bord, over de noodwet die de PVV wil om een asielcrisis uit te roepen. Die gesprekken lopen stroef, en zouden volgende week tot een kabinetscrisis kunnen leiden. NSC, dat er zonder leider en met slechte peilingen zwak voor staat, is er veel aan gelegen de PVV niet nog meer tegen zich in het harnas te jagen.
De VVD heeft een lange reeks Kamervragen aan Klever en Faber gestuurd. Kamerlid Queeny Rajkowski zegt dat ze afwacht wanneer er iets concreet wordt. Maar de vragen laten op zichzelf al zien hoe onaangenaam verrast de coalitiepartij is: „Kunt u meer vertellen over dit plan? Waarom heeft u dit plan nog niet gedeeld met de Kamer via een Kamerbrief?”
Bij de PVV zijn heel andere geluiden te horen. Dit kabinet zou toch de randen opzoeken van wat mogelijk was om meer asielzoekers terug te laten keren? De coalitie schreef in het regeerprogramma zelf dat er „out-of-the-box oplossingen” nodig zijn, zoals zogeheten „terugkeerhubs”, zolang de plannen passen binnen het internationaal recht. Maar om daar achter te komen, zeggen ze bij de PVV, moet je de randjes wel eerst opzoeken.
Lees ook
Wat schuilt er achter Oeganda’s open armen voor vluchtelingen? ‘We moeten niet naïef zijn’
Het conflict binnen de coalitie over asiel gaat vooral tussen de PVV en NSC, dat is het beeld dat in Den Haag al weken domineert. De PVV wil vasthouden aan het snel kunnen nemen van asielmaatregelen via het staatsnoodrecht, NSC heeft daar principiële en rechtsstatelijke bezwaren tegen. Om die reden voerde premier Dick Schoof deze week gesprekken met PVV-leider Geert Wilders en waarnemend NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven, om te kijken of een compromis tussen de twee partijen nog mogelijk is. Coalitiepartners VVD en BBB zijn formeel nog helemaal niet in de onderhandelingen betrokken, dat gebeurt mogelijk pas vrijdag als Schoof na de EU-top terugkeert in Den Haag.
Binnen de VVD leidt de asielkwestie tot discussie, hoewel die de afgelopen weken niet al te openlijk werd gevoerd. De rechtervleugel van de partij, verenigd in de groep Klassiek Liberaal, is warm voorstander van samenwerking met de PVV en pleit op zijn X-account al wekenlang voor het snel nemen van maatregelen via het noodrecht. „Afspraak is afspraak! De noodwet is afgesproken, doen dus!”, twitterde Klassiek Liberaal vorige week nog.
Bij VVD’er Leon van Noort, bestuurslid van Klassiek Liberaal, is er geen twijfel over: de problemen met de opvang van asielzoekers vormen een crisis die de inzet van het noodrecht rechtvaardigt. „De instroom blijft te hoog, het COA krijgt geen controle over Ter Apel, we hebben geen huizen voor statushouders. Zelfs niet meer voor onze eigen inwoners.”
Van Noort, afdelingsvoorzitter van de VVD in Barendrecht, is niet onder de indruk van argumenten van juristen en deskundigen dat de problemen in de asielketen geen crisis zijn, maar een gevolg van falend beleid. „Het klopt dat dit een structureel probleem en permanente crisis is geworden, maar dan snap ik juist heel goed dat je noodwetgeving wil inzetten. Ook veel andere Europese landen nemen nu ver gaande maatregelen, wat laat zien dat het crisis is.”
In het vorige kabinet schreef Yesilgöz, toen nog minister van Justitie en Veiligheid, samen met VVD-staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel) nog aan de Tweede Kamer dat het staatsnoodrecht alleen bij „buitengewone omstandigheden” mag worden ingezet, zoals het uitbreken van oorlog of een pandemie, zoals de coronacrisis. In een Kamerbrief uit 2022 stelden Yesilgöz en Van der Burg dat van die buitengewone omstandigheden geen sprake is bij „problemen van structurele aard, zoals de knelpunten in de reguliere opvang van vreemdelingen”.
In een debat in datzelfde jaar over de inzet van het staatsnoodrecht voor de opvang van Oekraïners zei Ruben Brekelmans, toen Kamerlid en nu minister van Defensie, dat het noodrecht „een uiterst redmiddel” moest zijn en altijd „een duidelijke noodzaak en solide juridische onderbouwing” vereist.
Dat de VVD in het kabinet nu, op verzoek van PVV-leider Geert Wilders, wel is meegegaan met de route van het staatsnoodrecht baart oud-Kamerlid Pim van Strien zorgen. Van Strien is een van de initiatiefnemers van De Liberale VVD, een initiatief dat in september officieel werd gelanceerd uit zorgen over de samenwerking van de VVD met de PVV. In een recent verstuurde brief aan sympathisanten schrijft De Liberale VVD dat ze binnen de partij „de politieke koers van de VVD waar deze niet aan de liberale kernwaarden voldoet, aan de kaak wil stellen”.
Akkoord gaan met het noodrecht voor asielmaatregelen is precies zo’n kwestie, zegt Van Strien. „Een aantal kernwaarden van de democratische rechtsstaat komen hiermee onder druk te staan, daar zitten onze zorgen.” Van Strien vindt dat er sprake is van het misbruiken van het staatsnoodrecht en hekelt ook het feit dat het parlement niet vooraf, maar pas achteraf goedkeuring aan de maatregelen hoeft te geven. Hij pleit voor een gewoon wetgevingstraject, dat volgens hem ook snel kan worden doorlopen. „Kies voor de koninklijke route. Bij de avondklok destijds zag je ook dat het binnen een paar dagen door beide parlementen kon, met een deugdelijk proces en de democratische controle die daarbij hoort.”
‘Niks met liberalisme te maken’
Leon van Noort van Klassiek Liberaal vindt dat de discussie over hoe de asielmaatregelen genomen moeten worden „niks met het liberalisme te maken heeft”. Het noodrecht toepassen is juist heel liberaal, volgens Van Noort. „De asielcrisis beperkt de vrijheid van Nederlanders op de huizenmarkt, het kabinet neemt juist verantwoordelijkheid door problemen aan te pakken. Dat zijn hele liberale dingen.” De VVD’er ziet ook geen democratisch probleem. „De democratische spelregels worden gewoon toegepast, maar in een iets later stadium.”
Als de coalitie uiteindelijk toch kiest voor een gewone wet, vindt Klassiek Liberaal dat overigens prima. „Als het dan maar niet heel veel langer duurt”, zegt Van Noort, die het een voordeel noemt dat er dan waarschijnlijk meer steun is in de Eerste Kamer omdat de SGP wel een spoedwet, en waarschijnlijk niet het noodrecht, kan steunen. Pim van Strien heeft goede hoop dat VVD-leider Yesilgöz zich door haar „liberale kompas” laat leiden en alleen een oplossing via gewone wetgeving accepteert. „Wij zien ook de problemen rond asiel, maar we hebben echte oplossingen nodig in plaats van stoere taal.”