Demissionair? Rutte IV regeert nog volop door

Direct na de kabinetsval in juli vorig jaar voorspelde demissionair woonminister Hugo de Jonge (CDA) het al op zijn departement: op zijn terrein zou de Tweede Kamer niets controversieel verklaren. Niet met deze woningnood, de hoge huren, de ruimtelijke puzzel van Nederland.

Sommige ambtenaren waren daar nog niet zo zeker van. Zou het parlement wel door willen met gevoelige wetten? De Jonge: „Ik zei: mijn taxatie is dat die wetten gewoon behandeld zullen worden – en hopelijk ook worden aangenomen.”

Voorlopig heeft De Jonge gelijk gekregen. Er is op woongebied nog niets controversieel verklaard. Anderhalve week geleden werd zijn belangrijkste wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd: vanaf 1 juli wil het kabinet weer kunnen bepalen hoeveel, waar en voor wie in Nederland wordt gebouwd.

En dat was die donderdag niet het enige wat het demissionaire kabinet deed. Diezelfde middag zat onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (D66) in de Tweede Kamer om een vergaand wetsvoorstel te verdedigen: studenten in het hoger onderwijs zouden hun praktijkkennis moeten kunnen omzetten in studiepunten. Defensieminister Kajsa Ollongren (D66) en haar collega Hanke Bruins Slot (Buitenlandse Zaken, CDA) vergaderden intussen via een videoverbinding met collega’s in de EU en de NAVO. Thema: concrete maatregelen om de militaire steun aan Oekraïne uit te breiden.

Beteugelen en versimpelen

Hoe demissionair is Rutte IV? Een kabinet dat zijn ontslag heeft aangeboden aan de koning, hoort vooral op de winkel te passen. Dat is al meer dan een eeuw gebruikelijk in Nederland.

Maar dit demissionaire kabinet regeert volop door, bijna vier maanden na de verkiezingen en acht maanden nadat premier Mark Rutte het ontslag van zijn vierde kabinet heeft aangeboden.

Natuurlijk, het landbouw- en stikstofbeleid waren voor de kabinetsval al vastgelopen. Ook andere grote vraagstukken wachten op een nieuw kabinet, zoals het beteugelen van de zorgkosten en het versimpelen van belastingen en toeslagen.

En vier bewindslieden vertrokken. Maar de blijvers en opvolgers in Rutte IV gaan door. Zo steggelde landbouwminister Piet Adema (ChristenUnie) vorige week maandag met de Tweede Kamer over een wetswijziging rond ‘dierwaardigheid’ in de landbouw. Dinsdag nam de Eerste Kamer een tijdelijke wet aan van De Jonge (sinds september ook minister van Binnenlandse Zaken) om inlichtingendiensten meer ruimte te geven. En minister Karien van Gennip (Sociale Zaken, CDA) stuurde vrijdag een wetsvoorstel naar de Raad van State dat de uitwassen van onzeker flexwerk moet terugdringen.

De agenda van Van Gennip is net zo vol als vóór de kabinetsval, zegt ze. „Volgens mijn dochters is mijn leven niet rustiger geworden.” De Jonge: „We gaan door totdat de Kamer zegt: ho. Tot die tijd zeg ik: go.”

Lees ook
De Tweede Kamer wil over de meeste onderwerpen gewoon doorpraten

Kamerleden bepalen in een procedurevergadering welke onderwerpen controversieel worden verklaard.

De winkel niet stilleggen

De Tweede Kamer zegt nauwelijks ho. De vorige twee demissionaire periodes, in 2017 en 2021, werden drie- tot vierhonderd documenten controversieel verklaard. Nu slechts 61, waaronder al negen alleen over ‘rekeningrijden’.

Wat mogelijk meespeelt: kabinetten zijn veel langer demissionair dan vroeger. In de jaren tachtig en negentig waren kabinetten gemiddeld minder dan drie maanden demissionair. In het tijdperk-Rutte, sinds 2010, is dat opgelopen tot ruim achtenhalve maand.

Het record heeft Rutte III. Het duurde bijna een jaar voordat Rutte IV op het bordes van de koning stond en dat kabinet is inmiddels ook al bijna een derde van zijn termijn demissionair. „De politieke versnippering maakt het vormen van een meerderheidskabinet lastig”, zegt Aalt Willem Heringa, voorzitter van het Montesquieu Instituut, kenniscentrum over de parlementaire democratie.

Hoe langer demissionaire periodes duren, des te meer politici gaan beseffen dat het land intussen bestuurd moet worden, zegt Joop van den Berg, emeritus hoogleraar parlementaire geschiedenis. „Je kunt de winkel niet eindeloos stilleggen.”

demissionair minister van Volkshuisvesting en Binnenlandse ZakenHugo de Jonge De problemen van mensen zijn niet demissionair. Die worden groter als je er niks aan doet

De Jonge: „Gemeenten zijn niet demissionair, provincies niet. En vooral de problemen van mensen zijn niet demissionair. Die zijn groot en worden groter als je daar niks aan doet.”

Ook Kamerleden hebben weinig belang bij stilstand, zegt oud-Kamerlid en oud-minister Arie Slob (ChristenUnie): „Moet je je voorstellen dat je net verkozen bent en pas na een jáár echt aan het werk kunt gaan. Dat is natuurlijk niet werkbaar.” De Tweede Kamerleden die aantraden in maart 2021 moesten tien maanden wachten tot er een volwaardig kabinet zat dat hun beleid kon voorleggen: Rutte IV. En na anderhalf jaar viel dat alweer.

Tegelijk geldt: alles in de Tweede Kamer is politiek, ook het controversieel verklaren. Zo wilde D66 dit keer geen enkel onderwerp controversieel verklaren. „Omdat wij denken dat dit land niet gebaat is bij stilstand”, zei D66-Kamerlid Romke de Jong in september, toen de ‘oude’ Tweede Kamer de eerste lijst met controversiële onderwerpen moest opstellen.

D66 had daarbij een duidelijk belang. De partij stond toen, twee maanden voor de verkiezingen, al op flink verlies in de peilingen. Maar als regeringspartij kon het in de demissionaire periode nog een stempel blijven drukken op nieuw beleid.

In de nadagen van het VVD-PvdA-kabinet Rutte II nam D66 een tegenovergestelde positie in. De partij zat in de oppositie, maar verwachtte in het volgende kabinet te komen. D66 wilde toen juist van alles controversieel verklaren, onder meer het volledige asielbeleid.

Nieuwe machtsverhoudingen

Het kabinet is blij dat het zoveel ruimte krijgt van de Tweede Kamer. Toen Rutte IV na anderhalf jaar viel, hadden veel ministers hun belangrijkste wetsvoorstellen net in de steigers staan. Nu krijgen zij de kans om die ook te verdedigen in het parlement.

Maar zodra je demissionair wordt, wordt het ook moeilijker. Een demissionair bewindspersoon moet zich nederig opstellen en extra goed luisteren naar de Tweede Kamer. Ook omdat het kabinet niet zomaar weggestuurd kan worden: het heeft zijn ontslag immers al aangevraagd.

Tweede Kamerlid (D66)Romke de Jong Wij denken dat dit land niet gebaat is bij stilstand

Verder heeft het demissionaire kabinet te maken met nieuwe machtsverhoudingen. Rutte IV past bescheidenheid na de uitslag van de verkiezingen. De vier regeringspartijen zijn hun meerderheid kwijt en hebben minder dan een derde van de Tweede Kamerzetels overgehouden.

Het demissionaire kabinet kan ook minder rekenen op de steun van de coalitiefracties. Al sinds de kabinetsval voelen VVD, D66, CDA en ChristenUnie zich niet meer gebonden aan het regeerakkoord. Zo stemde de VVD in de Tweede Kamer tegen de spreidingswet van de eigen staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel), ruim een maand voor de verkiezingen.

Ook in de debatten na Prinsjesdag liet de Tweede Kamer zien: wij zijn de baas. Kamerleden verspijkerden voor miljarden aan de begroting die het demissionaire kabinet had opgesteld. De VVD wist met PVV en SP een stijging van de benzine- en dieselaccijns te voorkomen. D66 en de ChristenUnie regelden met GroenLinks en PvdA een verhoging van onder meer het minimumloon, de AOW en de kinderopvangtoeslag.

Lees ook
De spreidingswet is aangenomen, kan een volgend kabinet er nog omheen?

Eric van der Burg, demissionair staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, schudt fractievoorzitter Edith Schippers (VVD) de hand na afloop van de stemming in de Eerste Kamer over de spreidingswet. Foto Sem van der Wal/ANP

Vreemde situaties

Dat het demissionaire kabinet minder macht heeft, kun je ook zien als een proeftuin voor de nieuwe politieke verhoudingen. Al jaren wordt gezegd dat de Tweede Kamer zich sterker en onafhankelijker moet opstellen tegenover het kabinet. En dat is ook precies wat de nu formerende partijen PVV, VVD, NSC en BBB willen.

Toch kan deze demissionaire periode gaan wringen, zegt Heringa van het Montesquieu Instituut. Vooral voor de VVD: de enige partij die nog beleid van Rutte IV moet verdedigen én aan tafel zit bij de formatie van een nieuw kabinet.

Het kan leiden tot vreemde situaties, zeker omdat bewindslieden in demissionaire periodes ook Kamerlid mogen zijn. Neem minister Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof, VVD) die als Kamerlid vorige week tegen haar eigen beleid stemde.

Zij steunde de oproep van BBB en NSC, in een Kamermotie, dat Nederland tegen de Europese Natuurherstelwet moest stemmen. Als minister had Van der Wal deze motie ontraden: het kabinet wilde in Brussel vóór stemmen. Maar in de Tweede Kamer was haar VVD het daar niet mee eens. Bij een hoofdelijke stemming stemde Kamerlid Van der Wal trouw mee met haar fractie: tegen de Natuurherstelwet.

Zo’n dubbelrol is moeilijk uit te leggen, zegt Heringa. „Wat doe je als partij dan nog in het kabinet? Dat is een idioot soort schizofrenie.”


Nederland kiest voor Franse onderzeeboten

Het nieuws was al eerder uitgelekt, maar nu is het officieel: het kabinet wil dat de nieuwe onderzeeboten van de Koninklijke Marine door Frankrijk worden gebouwd.

Vrijdag maakte demissionair staatssecretaris van Defensie Christophe van der Maat (VVD) in Den Helder bekend dat de mega-order (bijna 6 miljard euro) voor vier nieuwe onderzeeboten voorlopig is gegund aan het Franse staatsbedrijf Naval Group uit Cherbourg.

Afgelopen woensdag had SGP-leider Chris Stoffer in de Tweede Kamer nog een poging gedaan om de keuze voor de Fransen van de rails te laten lopen. Volgens Stoffer biedt alleen het bod van de Zweedse werf Saab Kockums en de Nederlandse scheepsbouwer Damen de garantie dat de Nederlandse maritieme industrie de komende tien jaar verzekerd is van voldoende werk. Volgens Stoffer staat zelfs de toekomst van de Nederlandse scheepsbouwers op het spel. Zijn motie om het besluit over de onderzeeboten uit te stellen en over te laten aan een nieuw kabinet, werd donderdag echter weggestemd.

Volgens het kabinet is de betrokkenheid van de Nederlandse ‘Maritieme Maakindustrie’ (MMI) meegewogen in de gunning. Het Franse concern, schrijft Van der Maat vrijdag in een brief aan de Tweede Kamer, „betrekt een brede groep van Nederlandse bedrijven en kennisinstituten” bij de bouw. Zo werkt Naval Group samen met scheepsbouwer IHC uit Kinderdijk. Minister van Economische Zaken Micky Adriaansens (VVD) sprak over „honderden miljoenen” in de productiefase en „miljarden” op langere termijn.

Volgens het ministerie van Defensie is de door Naval Group aangeboden Blacksword Barracuda een belangrijke verbetering ten opzichte van de huidige onderzeeboten van de Walrus-klasse. De nieuwe boten van de onderzeedienst zijn stiller, en kunnen langer duiken omdat de batterij-technologie in de afgelopen jaren spectaculair is verbeterd. De nieuwe boten kunnen straks niet alleen torpedo’s afvuren, maar ook doelen op land aanvallen met (Amerikaanse) kruisvluchtwapens.

In hoeverre de Franse boot operationeel beter scoort dan zijn twee concurrenten (Behalve Saab Damen het Duitse tkMS) is weinig te zeggen, want het merendeel van de eisen die Defensie stelt aan de nieuwe boten is streng geheim. „In algemene zin gaat het om zaken als snelheid, personele capaciteit, sonarprestaties en geluid”, zegt commandeur Jurjen Kwak, de projectleider van de vervanging van de onderzeeboten, in deDefensiekrant: „Ook speelt prijs mee in die afweging.” Daarmee lijkt Kwak te bevestigen wat de Telegraaf al eerder schreef: de Fransen hebben lager geboden.

Daarmee zijn de risico’s van het project bepaald niet afgedekt. De Nederlandse onderzeedienst vraagt om een nicheproduct: een dieselelektrisch aangedreven onderzeeboot die klein genoeg is om dicht onder de kust te varen, maar groot genoeg om te opereren in de Atlantische Oceaan en verder. Een dergelijke boot kon geen van de drie aanbieders ‘van de plank’ leveren. Het ontwerp van Naval Group is een aanpassing van de nucleair aangedreven aanvalsboten van de Barracuda-klasse die de werf heeft gebouwd voor de Franse marine.

Naval zou een dergelijke boot leveren aan de Australische marine, maar die koos in 2021 – tot grote verontwaardiging van Parijs – voor een nucleaire onderzeedienst in samenwerking met de VS en het Verenigd Koninkrijk.

Dat wil niet zeggen dat de Nederlandse ‘Barracuda’s’ snel in gebruik kunnen worden genomen. De eerste twee boten, zo schrijft Van der Maat, zullen op zijn vroegst vanaf 2034 worden opgeleverd. Tegen die tijd heeft de Nederlandse onderzeedienst nog twee van de vier Walrussen in de vaart – de twee anderen zullen worden gebruikt voor reserve-onderdelen die inmiddels nergens meer verkrijgbaar zijn.

Daarin schuilt een groot risico, zegt Frederik Mertens, analist bij het The Hague Center for Strategisch Studies (HCSS). „De komende tien jaar krijgen we te maken met een capability gap, want twee onderzeeboten is te weinig om een geloofwaardige onderzeedienst overeind te houden.” Volgens Mertens is er bovendien een reëel risico dat de Fransen niet op tijd kunnen leveren. Datzelfde geldt volgens hem trouwens ook voor de boot die Saab aan het ontwerpen is. „Eigenlijk is de enige onderzeeboot die nu al in productie is die van Thyssen Krupp Maritime Systems (tkMS).” Waarschijnlijk vond de Nederlandse marine die boot niet goed genoeg, maar het is de vraag of dat argument opgaat. Mertens: „De Koninklijke Marine probeert altijd boten te kopen die zo dicht mogelijk in de buurt komen van een Amerikaanse nucleair aangedreven onderzeeboot. Maar ik zou de voorkeur geven aan zes iets mindere boten die op tijd kunnen worden geleverd, dan vier superboten die met vertraging binnen komen.”

De komende weken zal de Tweede Kamer zich buigen over het besluit van het kabinet. Defensiewoordvoerder Gijs Tuinman (BBB) is nog niet overtuigd. „De bijdrage van de Nederlandse industrie aan het bouwen van de onderzeeërs is op het eerste oog volstrekt onvoldoende en niet hard genoeg.” Tuinman wil eerst meer informatie: „Op grond van deze rommelige brief kan ik geen debat voeren.”


Premier Wilders: het zat er nooit in

Geert Wilders herhaalde het de laatste decennia geregeld. Als de PVV-voorman kreeg voorgelegd of hij het premierschap ambieerde, zei hij steevast wat een politicus in die positie hoort te zeggen: dat alleen de krachtige hand van zijn leiderschap het land op het goede spoor zou brengen.

Woensdag werd officieel dat het er niet van komt. Ondanks zijn zege bij de Kamerverkiezingen, de grootste partij met 37 zetels, trekt hij zijn formele claim op het Torentje in. Een altruïstische keuze, liet hij op X weten: „De liefde voor mijn land en kiezer is groot en belangrijker dan mijn eigen positie.”

Donderdagochtend volgde een herziene versie. Het was „ondemocratisch”, klaagde hij voor de camera’s, dat hij als voorman van de grootste fractie geen minister-president wordt. Impliciet legde hij de schuld bij NSC en de VVD, die geen van beide oren hadden naar samenwerking onder een premier Wilders.

In die partijen hoorde je vergoelijkend dat „Geert” donderdag de ontluikende frustratie onder zijn aanhang moest temperen. Zoals eerder bij Pim Fortuyn ziet een deel van Wilders’ kiezers hem als Messias. De PVV-leider wilde hun steun niet verspelen, zo volgde de overgang van grootsheid naar slachtofferschap.

Maar al daags na de verkiezingen kwamen bij potentiële coalitiepartijen via de PVV signalen binnen dat er wat Wilders betreft te praten viel over het premierschap.

De PVV-leider paart beminnelijkheid in onderhandelingen aan een staalharde mentale gesteldheid. Hij is niet iemand die zijn claim op het Torentje zonder tegenprestatie intrekt. Maar wie een beetje oplette, wist allang dat hij zichzelf niet het bestaan van een minister-president zag leiden. Nooit de camera’s kunnen mijden, aandacht geven aan ijdeltuiten en zeurpieten, altijd voor iedereen beschikbaar moeten zijn: niets voor hem.

Invloed boven macht

Het bleek bij de meeste bepalende keuzes in zijn loopbaan. Mensen die hem omringden zagen het keer op keer gebeuren: gesteld voor de keuze, gaf Wilders consequent de voorkeur aan invloed boven macht.

In 2004 verkoos hij een riskant politiek bestaan op eigen benen boven aanblijven in de VVD-fractie, een Haagse machtsfactor die toen al tien jaar onafgebroken in een coalitie zat. In 2012 staakte hij na anderhalf jaar zijn gedoogrol in het kabinet van de eerste VVD-premier, Rutte I, in de wetenschap dat hij zich voor jaren buiten de machtsvorming plaatste.

De meest tekenende periode was de campagne van 2017. Nadat hij eind 2016 was veroordeeld wegens zijn ‘minder minder’-uitspraken in 2014, schoot hij omhoog in de peilingen. Het gevolg was dat hij drie maanden voor de verkiezingen een straatlengte voor stond op zijn concurrent Mark Rutte: 35 om 23 zetels.

Vervolgens maakte Wilders de ene tegennatuurlijke keuze na de andere. Om een futiele reden weigerde hij deelname aan enkele cruciale televisiedebatten. In de laatste campagneweken was hij dagen zoek, ook voor medewerkers. Zelfs een poging tot contact vanuit de zogenoemde Commissie Stiekem, waarin fractievoorzitters heimelijk overleggen met de inlichtingendiensten, werd niet door hem beantwoord. Een raadsel: Wilders is de enige fractieleider die álle vergaderingen van deze commissie volledig bijwoont. Zo verspeelde hij ook deze kans op de macht – de internationale pers was massaal in Den Haag – door eigen toedoen: op verkiezingsdag haalde Rutte 33 zetels, hij 20.

Maar ook zijn parlementaire stijl, zijn voorliefde voor de harde confrontatie, heeft hem altijd op afstand van de macht geplaatst. Vaak leek hij niet te zien hoezeer hij mensen met zijn scherpe tong krenkte. En de kunst van het inschikken, elementair voor de Haagse machthebber, is hem volmaakt vreemd. Een van zijn favoriete citaten, veelvuldig aangehaald in de fractiekamer, is van Winston Churchill uit 1941: Never give in. Never. Never. Never.

Het verklaart ook waarom hij bij momenten zo eenvoudig en snel radicaliseert: wie hem bekritiseert kan rekenen op zijn weerstand. In 2005 geloofde hij nog in begrip en cursussen voor aanhangers van de radicale islam. Twee jaar later was de profeet Mohammed Hitler. Iets vergelijkbaars gebeurde rond die ‘minder minder’-uitspraken. Nadat hij zich in eerste instantie versprak in een NOS-interview, gaf hij bij collega’s aan dat hij vermoedelijk te ver was gegaan. Maar toen de PvdA hem erop aanpakte, liet hij de beruchte avond in scène zetten, inclusief scanderende menigte, waarvoor hij in 2021 door de Hoge Raad werd veroordeeld.

Mensenkennis

Er komt nog bij dat zijn mensenkennis vaak tekortschiet, zoals ook in deze formatie ettelijke malen bleek. Van de aanwijzing van Gom van Strien tot informateur tot en met de openbare druk op Pieter Omtzigt, een man over wie ze in het CDA al vijftien jaar vertellen dat hij zich ingraaft als je hem onzakelijk aanpakt.

Zo bulkt het van de voorbeelden die aantonen dat de parlementariër Wilders de publieke opinie beïnvloedt maar aanleg voor het politieke bestuur ontbeert. „De mens kan niet buiten zijn menselijke beperktheid treden”, schreef Nescio in Dichtertje. Zo is het ook met de voorman van de PVV: een man van relatief grote invloed op het land, ook een man die het bestuur niet aankan.

PVV-kiezers pagina 12-13


Oud-ministers De Hoop Scheffer en Sorgdrager aangesteld als vertrouwenspersonen kabinet

Oud-ministers Jaap de Hoop Scheffer en Winnie Sorgdrager zijn aangewezen als vertrouwenspersonen voor bewindspersonen, zo maakte demissionair minister van Binnenlandse Zaken Hugo de Jonge (CDA) vrijdag bekend. Bewindslieden kunnen bij de twee politieke zwaargewichten terecht met integriteitskwesties en -dilemma’s. „Soms is het ook gewenst om iemand te kunnen raadplegen die met meer afstand kan meedenken over een concrete integriteitsvraag waar een bewindspersoon” mee te maken krijgt, aldus De Jonge.

Jaap de Hoop Scheffer (75) was namens het CDA Kamerlid en fractievoorzitter van de 1986 tot 2002. Daarna diende hij als minister van Buitenlandse Zaken in kabinet-Balkenende I. Tussen 2004 en 2009 was De Hoop Scheffer secretaris-generaal van de NAVO – hij overzag namens de alliantie onder meer de omstreden invasie van Irak. De Hoop Scheffer is inmiddels emeritus hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden.

Lees ook
Jaap de Hoop Scheffer: ‘Poetin vindt onze samenleving verrot’

<img alt="NAVO-secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer in 2006 op bezoek bij president George Bush in het Witte Huis.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/oud-ministers-de-hoop-scheffer-en-sorgdrager-aangesteld-als-vertrouwenspersonen-kabinet.jpg”>

Winnie Sorgdrager (75) was tijdens haar werkende leven jurist, ambtenaar en namens D66 minister van Justitie in kabinet-Kok I. In 1999 zetelde ze kort in de Eerste Kamer en van 2006 tot 2018 was ze lid van de Raad van State. Momenteel is ze lid van de Raad van Toezicht van de Universiteit Twente en van het Leids Universitair Medisch Centrum.

Lees ook
Sorgdrager: Van Mierlo werkte justitie tegen bij poging Bouterse te laten arresteren wegens relatie met Suriname

De ministers Sorgdrager en Van Mierlo, in 1997 in de Tweede Kamer.

Beide vertrouwenspersonen zijn in 2018 benoemd tot Minister van Staat, een eretitel die door het kabinet wordt uitgereikt aan oud-bestuurders of politici met een grote staat van dienst. Volgens De Jonge hebben de twee politiek mastodonten „gevoel voor de politiek-bestuurlijke omgeving waarin bewindspersonen acteren. Tegelijkertijd hebben zij, doordat hun periode als minister al enige tijd geleden is, voldoende distantie tot de huidige politiek.”


Voormalig CIDI-directeur Ronny Naftaniel: ‘Het aantal Palestijnse burgerslachtoffers is vreselijk, maar een consequentie van de oorlog’

Het had als „een klap in gezicht van de Joodse gemeenschap” gevoeld, zegt Ronny Naftaniel over de verklaring van GroenLinks-PvdA over de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam. Kamerlid Kati Piri schreef op vrijdag 8 maart, twee dagen voor de opening, dat de komst van de Israëlische president Yitzhak Herzog gezien de situatie in Gaza „uitermate pijnlijk” is en de opening „overschaduwt”. Voor Naftaniel, oud-directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël -(CIDI) en een boegbeeld van de Joodse gemeenschap in Nederland, was het reden na bijna vijftig jaar zijn lidmaatschap van de PvdA op te zeggen. „De opening van het Holocaustmuseum was, na al die jaren van voorbereiding, een historisch moment voor de Joodse gemeenschap. Dan kun je als fatsoenlijke partij niet zeggen dat de president van de Joodse staat bij die opening niet welkom is.”

De verklaring van Piri leidde afgelopen week tot onrust onder Joodse en niet-Joodse leden van de PvdA. Afgelopen donderdag ging partijleider Frans Timmermans met een groep partijgenoten over de verklaring in gesprek. Een groep verontruste leden heeft deze week een motie opgesteld voor het partijcongres van volgende maand, waarin wordt gesteld dat „de PvdA een lange en ook joodse geschiedenis heeft” en dat „geluiden van Joodse leden die hun partij niet herkennen en/of hun lidmaatschap op hebben gezegd ons tot het bot toe moeten raken”.

Waarom besloot u op te stappen?

„Ik begrijp dat de PvdA problemen heeft met de situatie in Gaza, maar het zou chic zijn geweest als Timmermans Herzog had ontvangen en met hem het gesprek was aangegaan. Toen de verklaring van Piri kwam, was ook al bekend dat groeperingen de opening wilden verstoren door te gaan demonstreren. Als je dan als gerespecteerde politieke partij zegt dat Herzog niet uitgenodigd had moeten worden, geef je politieke rugdekking aan dat soort demonstraties. En we hebben allemaal gezien wat er zondag bij het Holocaust Museum is gebeurd.”

De PvdA zegt juist: wij wilden met het weren van Herzog zorgen dat de opening niet politiek zou worden.

„Het tegenovergestelde is gebeurd. Door te eisen dat Herzog niet mocht komen, terwijl zijn aanwezigheid door de Joodse gemeenschap gewenst was, heeft de PvdA dit politiek gemaakt.”

Was dit de enige reden voor uw besluit?

„Er waren al zaken die ik betreurde, zoals het zo goed als verdwijnen van de contacten tussen de PvdA en de Israëlische Arbeidspartij, die vroeger heel warm waren. Ook vond ik de opstelling van de PvdA inzake Iran te afwachtend. In het verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamer én nu Europa stond niets over Iran, en wel heel gedetailleerd wat Israël allemaal moet doen. Dat is heel eenzijdig als je weet dat Iran een onderdrukkend regime heeft dat de regio destabiliseert.

„Mijn echte irritatie begon na 7 oktober. Aanvankelijk zag ik veel begrip bij de PvdA voor Israël, ook bij Timmermans. Maar al snel distantieerde GroenLinks-PvdA zich van een motie die het recht van Israël op zelfverdediging benadrukte, terwijl de fractie daar eerst vóór had gestemd. Kati -Piri dreigde ook al snel met het intrekken van de steun voor het handelsverdrag met Israël als er niet snel een staakt-het-vuren kwam. Dat waren twee zaken die mij deden aarzelen. Maar de verklaring van vorige week deed echt de deur dicht.”

Heeft u iets gehoord vanuit de partij na uw opzegging?

„Aanvankelijk niet. Pas toen De Telegraaf er aandacht aan ging besteden, kreeg ik afgelopen dinsdagavond een appje van Frans Timmermans dat het hem heel erg spijt dat ik was opgestapt en dat hij graag in gesprek wil. Ik heb gereageerd dat ik dat op termijn graag wil, om hem uit te leggen wat me dwars zit. Ik heb er wel bij gezegd dat een terugkeer als lid geen optie is.”

Hoe hebt u gekeken naar de gebeurtenissen rond het Holocaust Museum?

„Protest tegen de komst van Herzog moet kunnen, maar had dat op 200 meter afstand gedaan. Er stond nu een tierende menigte pal voor het museum, op een plek waar geen demonstratie was aangevraagd. Het is onverteerbaar dat getraumatiseerde Holocaustoverlevenden het gejoel en gescheld van die menigte moesten doormaken na wat ze in de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Het deed veel mensen denken aan de zwartste momenten uit het Joodse verleden. Ik vind dat burgemeester Halsema hier een heel grote fout heeft gemaakt.”

Is het klimaat voor u als Joodse Amsterdammer na 7 oktober veranderd?

„Het antisemitisme is zeker heftiger. Het veiligheidsgevoel van Joden is sindsdien op twee manieren aangetast. Mensen realiseren zich plotseling dat Israël niet meer zo’n veilig toevluchtsoord is als gedacht, en tegelijkertijd blijkt weer dat wat in Gaza gebeurt enorm afstraalt op de positie van de Joodse gemeenschap hier. Joden die ik spreek voelen zich bijvoorbeeld door die demonstraties geïntimideerd. Ik heb dat zelf niet zo snel. Er zijn ook mensen die er niet meer goed voor durven uitkomen dat ze Joods zijn. Ze zien en voelen een grotere aversie en agressie tegen Joden.”

Rond de term ‘Nooit meer Auschwitz’ is polarisatie gaande. Na 7 oktober klonken in Israël vergelijkingen met de holocaust.

„De aanval van Hamas was een bloedige misdaad, van een enorme wreedheid, de term ‘pogrom’ was goed gekozen. Geen enkele situatie in het Midden-Oosten kan zoiets wettigen. Maar ik heb niet aan Auschwitz gedacht, want uiteindelijk is Israël toch een weerbare samenleving, dus dat geeft een totaal andere situatie.”

‘Nooit meer’ wordt nu ook gebruikt in de discussie over Gaza, sommige actievoerders vergelijken wat daar gebeurt met de holocaust. Begrijpt u dat?

„Nee, die vergelijking vind ik echt totaal misplaatst. Hamas is deze oorlog op 7 oktober begonnen, daarvoor was er een wapenstilstand. Het aantal Palestijnse burgerslachtoffers dat valt is vreselijk, maar een consequentie van de oorlog. In elke oorlog vallen burgerslachtoffers en die zijn te betreuren, maar dat heeft niets te maken met de systematische massamoord die de nazi’s tot stand hebben gebracht. Israël voert geen politiek die tot doel heeft om iedere Palestijn om te brengen. Dat is niet aan de orde.”

Vele duizenden onschuldige Palestijnen komen om, inclusief weerloze kinderen.

„Je moet proberen het aantal burgerslachtoffers te beperken, ik denk dat Israël dat in een aantal gevallen ook echt probeert. Maar het is in zo’n strijd ook heel moeilijk, en er gebeuren ook ongelukken. Gaza is een postzegel, het is heel lastig opereren.”

Vraagt dat juist niet veel meer terughoudendheid van het Israëlische leger, dat zich het meest morele ter wereld noemt?

„Ja, dat vraagt grote terughoudendheid, maar als Hamas in al die jaren vier keer een wapenstilstand breekt, en elke keer word je weer beschoten of aangevallen, dan is er een moment dat je zegt: nu is het genoeg. Dus dat doel, om Hamas militair zoveel mogelijk uit te schakelen, dat steun ik.”

Is er voor u ook een grens? Het dodental is de 30.000 gepasseerd, mensen verhongeren.

„Daar zitten volgens Israëlische cijfers ook circa 13.000 Hamas-strijders bij. Verder moet er zoveel mogelijk humanitaire hulp komen. Dat gebeurt niet genoeg, dat erken ik. Israël moet ongebreidelde steun geven aan burgers, maar het doel om Hamas militair te vernietigen niet opgeven. Daar zit geen tijdpad aan, ik ben tegen een wapenstilstand zonder dat alle gijzelaars worden vrijgelaten.”

U verdedigt Israël onvoorwaardelijk. Vindt u het soms niet moeilijk nog van het land te houden?

„Ik hou gewoon van Israël, maar je bent soms ook kwaad op je echtgenoot. Voor 7 oktober heb ik talloze malen gedemonstreerd tegen de Israëlische regering, tegen de juridische hervorming die de ontmanteling van de trias politica zou betekenen. Ik heb veel kritiek op de huidige regering en op het gedrag van de kolonisten, wier geweld oogluikend wordt toegestaan. Ik ben voor de sancties tegen die extreme kolonisten, dat had al veel eerder moeten gebeuren. De verrechtsing in Israël doet me pijn, en heeft Israël niet veiliger gemaakt.

„De vraag is wel, als die verrechtsing er niet was geweest, was er dan vrede gekomen? Dat betwijfel ik, want de Palestijnen, met Hamas voorop, hebben al die jaren geen kans gemist om nee tegen vrede te zeggen. Het niet willen accepteren van een Joodse staat, dat is het fundament van het probleem.”

Het is allemaal de eigen schuld van de Palestijnen?

„Nee, van Hamas, dat is echt de cruciale ‘nee’-zegger. In de jaren negentig heeft Hamas het vredesproces eigenhandig opgeblazen door overal in Israël zelfmoordaanslagen te plegen, in winkelcentra en discotheken. Daarna is het hele vredesproces uit het lood gegaan, en is Netanyahu opgekomen, die een hardere lijn koos. Hamas heeft belang bij anarchie, en wil geen vrede, het is een pion van Iran. Op het moment dat Hamas de gijzelaars vrijlaat en de wapens neerlegt, is de huidige oorlog klaar.”

Ziet u nog toekomst voor een veilig Israël dat in vrede leeft met de Palestijnen?

„Het veiligheidsgevoel in Israël is aangetast, maar kan worden hersteld. Daarvoor moet ook een vorm van een tweestatenoplossing worden gevonden, dat is nog steeds de enige oplossing. Op dit moment lijkt dat ver weg, maar het is een horizon waar je naar toe moet werken. Als de militaire macht van Hamas is vernietigd moet er een nieuw bestuur in Gaza komen, mogelijk met een rol voor lokale Palestijnen, de Palestijnse Autoriteit of de Arabische landen. Dan heb je weer de mogelijkheid om iets op te bouwen.”


‘Poetin lacht zich een slag in de rondte’, zegt Laurens Dassen (Volt) over de Europese verdeeldheid

Het zoemt al een paar weken rond in de Europese hoofdsteden: de mogelijkheid van oorlog met Rusland. Nu de Russen oprukken in de Donbas en de westerse steun aan Oekraïne hapert, spreken regeringsleiders en topmilitairen steeds vaker over het scenario dat een aantal jaren geleden niemand voor mogelijk had gehouden: een directe confrontatie met de Russische Federatie.

Ook in de Tweede Kamer wordt er donderdag openlijk over gepraat, tijdens de eerste van drie rondetafelgesprekken met binnen- en buitenlandse experts onder de veelzeggende titel „Militaire dreiging Europa”. Een van de eerste sprekers heeft een alarmerende boodschap. Er zijn onvoldoende NAVO-troepen in de Baltische Staten om een Russische aanval richting de Oostzee te pareren, zo schrijft Sandor Fabian van het Britse Royal United Services Institute (RUSI) in de ‘position paper’ die hij voor de gelegenheid heeft geschreven.

„We zitten in een gevaarlijke situatie”, zegt Volt-fractieleider Laurens Dassen – initiatiefnemer van de gesprekken. „Als je ziet hoe Poetin aan het huishouden is, de oorlogstaal die hij uitslaat, dan staat het allerminst vast dat hij stopt bij Oekraïne.

„Maar tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen en bij de formatie is het geen moment over onze veiligheid gegaan. Ik vind dat onbegrijpelijk.”

Elders in Europa woedt de discussie intussen volop. Vorige week zei de Franse president Emmanuel Macron dat het Westen het zenden van troepen naar Oekraïne niet moet uitsluiten. Zowel de Duitse kanselier Olaf Scholz als premier Mark Rutte reageerden afwijzend, maar dinsdag herhaalde Macron zijn boodschap: „We komen op een moment in onze Europese geschiedenis dat we niet laf mogen zijn.”

Laurens Dassen PVV-leider Wilders gokt met onze veiligheid – levensgevaarlijk

Onderlinge verdeeldheid

De onderlinge verdeeldheid doet Volt-leider Dassen gruwen: „Ziehier de zwakte van Europa: één land roept iets, de andere landen gaan dat corrigeren. Terwijl Europa juist eenheid zou moeten uitstralen. Poetin lacht zich een slag in de rondte.”

De Volt-leider windt zich ook op over het Oekraïne-standpunt van de grootste partij in de Tweede Kamer. Dassen hecht weinig geloof aan de toezegging van PVV-leider Geert Wilders dat hij bereid is in te stemmen met steun aan Oekraïne. „Er wordt nu gezegd dat Wilders is gedraaid. Maar als jij onze vrijheid en veiligheid ziet als onderhandelingsruimte bij een kabinetsformatie, dan heb je je prioriteiten niet op orde. Vergeet niet dat na de uitspraak van Wilders de PVV in de Eerste Kamer tegen het Europese steunpakket voor Oekraïne heeft gestemd. Dus laten we nou niet doen alsof Wilders van gedachten is veranderd, want dat is gewoon niet zo. Wilders gokt met onze veiligheid – levensgevaarlijk. En ik vind het dus ook onbestaanbaar dat partijen als VVD en NSC niet veel duidelijker communiceren dat zoiets een no-go is.”

Lees ook
De westerse coalitie achter Oekraïne worstelt met haar beloften

Na de grootscheepse Russische invasie in Oekraïne werd overal in Europa geprotesteerd tegen Vladimir Poetin, zoals hier op een muur in de Spaanse stad Valencia.

In het verleden was de nationale defensie vooral een onderwerp voor rechts, maar inmiddels speelt het links-liberale contingent in de Kamer een voortrekkersrol – ook het Groen-Links-smaldeel in de samenwerking met de PvdA. „Veiligheid wordt vaak gezien als een rechts thema, maar dat is oude politiek”, zegt Dassen. „Het is het fundament van onze samenleving, alleen zo bouw je een bloeiende economie en een verzorgingsstaat op. Bij rechts heerst nog vaak de opvatting dat we vanuit Nederland alles zelf wel kunnen oplossen. Maar dat is niet langer realistisch. Alle grote vraagstukken vragen om een Europese oplossing, en veiligheid is daar absoluut eentje van.”

Dassen is daarom kritisch op het initiatief van Kamerleden Gijs Tuinman (BBB) en Derk Boswijk (CDA) om weer munitie in Nederland te produceren. „Een goed initiatief, maar hup, het moet weer in Nederland. Dat is precies wat we níét moeten doen. In Tsjechië hebben ze munitiefabrieken, en daar moeten we dus als Europa in investeren. In Nederland kunnen we ons dan toeleggen op het bouwen van fregatten.”

Lees ook
Brussel wil dat EU-landen meer en slimmer investeren in een Europese defensie

Leopard-2 tanks bij de Duitse wapenfabrikant Rheinmetall. In februari is besloten dat dit bedrijf een nieuwe munitiefabriek gaat bouwen.

Deze week maakte de Europese Commissie bekend 1,5 miljard euro uit te trekken voor het stimuleren van de Europese defensie-industrie. Volt-leider Dassen ziet vooral kansen in het bundelen van de vraag, zoals het Duitse initiatief voor de gezamenlijke inkoop van nieuwe Leopard-tanks. Niet dat Volt een voorstander is van de aanschaf van tanks voor de Nederlandse landmacht. „We moeten goed luisteren naar het veld, en volgens mij is commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim niet overtuigd.”

Laurens Dassen Veiligheid wordt vaak gezien als een rechts thema, maar dat is oude politiek

Breuklijnen

Het maakt duidelijk waar de breuklijnen lopen tussen links en rechts in de Kamer. D66, PvdA-GroenLinks en Volt dromen van „taakspecialisatie” (waarbij Nederland zich bijvoorbeeld toelegt op de marine) binnen een sterk Europees leger. Rechts wil onder geen beding tornen aan de leidende rol van de NAVO. Dassen ziet een zelfstandige Europese krijgsmacht voor zich: een „Europese pilaar” binnen de NAVO, met een eigen commandostructuur en een Europese minister van Defensie. „Natuurlijk hebben we dat niet meteen geregeld, maar daar moeten we wel naar toe werken.”

Anna van Zoest, directeur van de Atlantische Commissie, zal het er donderdag niet mee eens zijn. In haar position paper schrijft Van Zoest dat de Europese landen eerst maar eens moeten doen wat ze hebben beloofd: 2 procent van het bnp uitgeven aan Defensie.

Daar is Laurens Dassen het dan weer roerend mee eens. Volt heeft zich, samen met CDA en VVD aangesloten bij een initiatief van de SGP om de 2-procentsnorm wettelijk vast te leggen. „Ik hoop dat andere progressieve partijen als D66 en GroenLinks-PvdA zich daar achter willen scharen.”

De Volt-leider rekent voor: nog 244 dagen, en dan kan Donald Trump – de man die openlijk filosofeert over een Amerikaanse exit uit de NAVO – voor de tweede keer gekozen worden als president. „We moeten als Europa verantwoordelijk willen zijn voor onze eigen veiligheid. Het goede nieuws is: dat kunnen we ook.”


De ijskast van Wilders?’ Ik haal niet voor niets Erasmus in mijn oratie aan: wie schrijft die blijft.’

Gevoel voor timing kan Ferdinand Grapperhaus niet worden ontzegd. Eind juni vorig jaar, een week voor de val van het kabinet Rutte IV, vroeg de toen net aan de Erasmus Universiteit benoemde hoogleraar een datum aan voor de daarbij behorende oratie. Dat vergde enig geduld, want die rede kon hij pas houden op vrijdag 16 februari. Maar juist op dat moment bleek het onderwerp van zijn verhaal naadloos aan te sluiten bij het politiek actuele thema dat de nu al ruim drie maanden lopende kabinetsformatie in zijn greep houdt: ‘De rechtsstaat is geen overbodige luxe’.

In het auditorium maakte de voormalige CDA-minister van Justitie en Veiligheid er de nodige kwinkslagen over. Grapperhaus parafraseerde de naamgever van de Rotterdamse universiteit – filosoof Erasmus – met diens notie dat een denker zijn eerder geuite gedachtengoed niet zo maar overboord kan zetten. „Het openlijk signaleren van tegenstrijdigheden in de eigen overtuiging is geen eenvoudige taak” – een duidelijke verwijzing naar PVV-leider Geert Wilders die in de afgelopen maanden enkele van zijn anti-rechtsstatelijke programmapunten ‘in de ijskast’ zegt te hebben gelegd.

Zonder diens naam te noemen bekritiseerde Grapperhaus ook zijn voormalige partijgenoot Pieter Omtzigt, de leider van de nieuwe partij NSC. „Er is wel gesuggereerd dat er ter voorkoming van de aantasting van de rechtsstaat een nieuw sociaal contract zou moeten komen. Ik zie dat niet als een oplossing.”

En in deze verzuchting was een waarschuwing aan zijn oude regeringspartner VVD uit Rutte III te herkennen: „Constructieve in de rechtsstaat gelovende politici moeten helemáál bij het populisme wegblijven.”

Deze donderdag houdt de voormalige bewindspersoon opnieuw een openbaar exposé over het onderwerp dat hem al jaren bezighoudt. In de Rotterdamse Arminiuskerk spreekt Grapperhaus de tweede Mohamed Rabbae-lezing uit, vernoemd naar het voormalige GroenLinks-Kamerlid, met als titel: ‘Over de rechtsstaat onderhandelen wij niet’.

Het lijkt erop dat de vier partijen die na de verkiezingen met elkaar het formatieproces ingingen – PVV, VVD, NSC en BBB – wél over de rechtsstaat in onderhandeling gingen. Wat vindt u daarvan?

„Aangezien de PVV tot nog maar zeer recent een paar bevolkingsgroepen heeft uitgesloten vind ik het heel terecht dat je als formerende partijen eerst tegen elkaar zegt: ‘Zullen we, voor we echt gaan praten, met z’n allen onderschrijven wat er in onze Grondwet staat?’ Dat begrijp ik wel. Het heeft er in elk geval toe geleid dat de PVV vijf omstreden wetsvoorstellen heeft ingetrokken.”

Vertrouwt u erop dat Wilders zich daar aan houdt?

„Daar heb ik zeker twijfels over. Ik heb niet voor niets Erasmus in mijn oratie aangehaald. Hij is eigenlijk de bedenker van het gezegde: Wie schrijft, die blijft. Wilders heeft zijn partij ooit opgericht als anti-islampartij, dan is het niet direct overtuigend dat hij daar nu ineens totaal anders over denkt.”

De vorige informateur Ronald Plasterk liet de vier partijen tekenen voor een ‘basislijn’ met zeven stelregels die de democratische rechtsstaat moeten waarborgen. Is dat voor u voldoende?

„Ik vond dat rijtje eerlijk gezegd een open deur; een opsomming van wat er in de Grondwet staat. Ik had gehoopt dat er iets zou worden gezegd wat we ten aanzien van de rechtsstaat hebben geleerd van recente wantoestanden als de Toeslagenaffaire, het Groninger gasdossier. Dat is dat alle instituties in Nederland, de politiek als wetgever, de Raad van State als belangrijkste adviseur, het kabinet en de uitvoeringsinstanties veel meer met rust over belangrijke onderwerpen gaan nadenken en samenwerken om zo de rechtsstaat tot wasdom te laten komen. De parlementaire enquêtecommissie over Fraudebeleid legde vorige week ook de vinger op deze zere plek.”

Zouden partijen als NSC en VVD überhaupt wel met de PVV in gesprek hebben moeten gaan als zij de rechtsstaat zo serieus zeggen te nemen?

„Mijn eigen partij, het CDA, heeft gezegd dat niet meer te willen. Door schade en schande wijzer geworden natuurlijk…”

U doelt op 2010 toen de PVV het kabinet van VVD en CDA ging gedogen. Daar hebt u als CDA-lid zelf ook mee ingestemd, toch?

„Ja, ik was destijds voor deelname aan dat gedoogkabinet met de PVV. Vooral omdat ik toen vond dat je die hele grote groep kiezers niet kon zeggen: jullie mogen niet meedoen aan het landsbestuur. Daar heb ik van geleerd.”

Als de PVV nu buiten de formatie wordt gehouden zou je nu dan wel de groep van bijna 2,5 miljoen kiezers mogen uitsluiten?

„Inmiddels heb ik mijn les geleerd en vind ik dat je al vóór een kabinetsformatie het eens moet zijn over de rechtsstatelijke principes.”

Ferdinand Grapperhaus Populisme maakt wensdroom meerderheid tot een valse belofte

Vindt u dat Geert Wilders behalve omstreden wetsvoorstellen ook eerdere uitspraken zou moeten intrekken voor hij aan een kabinet kan deelnemen?

„Ja. Ik vind dat Wilders zijn uitspraken moet intrekken dat hij destijds geen eerlijk proces heeft gehad [de strafzaak voor de ‘minder Marokkanen’-oproep uit 2014, red.] en dat de Nederlandse rechtsstaat corrupt is. Als je geloofwaardig minister-president wil zijn voor alle Nederlanders, of gewoon minister, mag je zeggen dat die uitspraken waren gedaan in de emotie van het moment of zoiets, maar wel dat je daar nu echt anders over denkt.”

„Ook dat is onderdeel van een goed functionerende rechtsstaat: dat je als bestuurder of politicus in staat bent verantwoording af te leggen als je een fout hebt gemaakt. En dat je het vervolgens accepteert als die fout naar het oordeel van de samenleving inderdaad niet goed is geweest – of dat nou de rechter is of een meerderheid van de Kamer. Ik zelf heb ook de nodige stokslagen in ontvangst genomen toen tijdens mijn huwelijk in augustus 2020 de coronaregels werden overtreden.”

In een emotioneel debat met de Tweede Kamer maakte Grapperhaus daar destijds excuses voor, en ook werd hij door het Openbaar Ministerie beboet.

In uw oratie waarschuwde u nadrukkelijk voor het gevaar van populisme, als een vorm van politiek die ook kan vreten aan de rechtsstaat. Wat verstaat u onder populisme?

„Populisme is een stroming waarbij je de wensdroom van de meerderheid van het volk tot een valse belofte maakt. Dat leidt tot een ochlocratie: een regeringsvorm die zich meer laat leiden door begeerte dan door verstand. Je gaat allemaal mooie dingen beloven – belastingverlaging, afschaffen eigen risico, uit de EU – zonder erbij te vertellen dat dat onbetaalbaar is of ongrondwettelijk, dat echte democratie altijd een beetje uitruilen betekent.”

Ziet u ook populisme bij andere partijen dan de PVV?

„Het is tekenend dat drie van de vier nu formerende partijen hun programma niet hebben laten doorrekenen – dus ook NSC en de BBB. Dat riekt al naar populisme, ja.”

U zegt dat de machten in Nederland weer moeten gaan samenwerken. Welke bedoelt u precies?

„De drie machten [wetgevend, uitvoerend en rechtsprekend] en daarmee ook de instituties die daaruit voortvloeien. Die hebben de afgelopen jaren af en toe een beetje – en dan vooral de politiek – aan landjepik gedaan. Heel concreet vind ik dat de Raad van State als adviseur een centrale rol moet hebben in wetsvoorstellen. Die moet bepalen welke instanties bij een specifiek voorstel worden gevraagd om mee te adviseren. En alleen de Tweede Kamer, níét de Eerste Kamer, kan dan nog zeggen dat ze er nog een instantie bij willen. Nu is het wel heel erg dat iedereen met een bepaald belang kan sleutelen aan een conceptwetsvoorstel of het zelfs kan saboteren.”

Als minister kreeg Grapperhaus eens een schoolplaat van een van zijn ambtenaren waarop te zien was dat in 1954 zeventien stappen nodig waren om tot een nieuwe wet te komen. In de loop der tijd, signaleert hij, is het wetgevingsproces uit z’n voegen gebarsten. Inmiddels, vertelde hij tijdens zijn oratie, zitten er 108 stappen tussen het ontwerpen van een nieuwe wet en de invoering daarvan. Voor Grapperhaus is dit „maar één voorbeeld van het dichtslibben van de rechtsstaat”.

Bent u daar zelf tegenaan gelopen?

„Zelf merkte ik dat al in de consultatiefase van een wetgevingstraject. Dan kwam er ineens weer een nieuw, ondoordacht element het wetsvoorstel binnengeslopen, waarvoor dan kennelijk met succes bij Tweede Kamerleden was gelobbyd. Ik dacht geregeld: waarom moet dít er nou weer in?”

Als u terugkijkt op uw ministerschap: zijn er dingen die u zelf niet goed hebt gedaan?

„Het is mij niet gelukt om de problematiek rondom personen met verward gedrag beter voor elkaar te krijgen, wat ik me echt persoonlijk heb aangetrokken. Ik denk dat we daar als maatschappij nog steeds een enorm issue aan zullen hebben.”

Sander Dekker, destijds VVD-minister voor Rechtsbescherming, kreeg veel kritiek op het feit dat hij erg zuinig was op de sociale advocatuur en daarmee de drempel tot rechtspraak verhoogde. Had u als collega-minister die pleit voor een sterke rechtsstaat dat niet kunnen bijsturen?

„We hebben er intern veel discussie over gehad, maar je weet in Den Haag: als je je te veel bemoeit met de portefeuille van een collega-bewindspersoon, gaat je kop eraf. Daarbij was ik het ook niet helemaal eens met de kritiek van de sociale advocatuur. Er is in de vorige kabinetsperiode wel degelijk geld bijgekomen.”

Dat geld was incidenteel, niet structureel…

„Maar wel veel. Het is ons alleen niet gelukt om het systeem van gefinancierde rechtsbijstand te hervormen. Ik vind namelijk dat die niet alleen door de overheid moet worden betaald, maar dat de commerciële advocatuur er ook flink aan moet bijdragen. Daar heb ik destijds als partner bij Allen & Overy ook vaak voor gepleit, maar op de Zuidas als geheel wil men daar helaas nog niet aan.”

Had u na Rutte III eigenlijk door willen gaan als minister? Rutte IV bestond uit precies dezelfde vier partijen.

„Je hebt natuurlijk altijd het gevoel dat je niet klaar bent met je werk. Dus aan het eind van de formatie in 2021 heb ik tegen Wopke Hoekstra en Marnix van Rij gezegd (destijds fractieleider en partijvoorzitter van het CDA, red.): alleen als Justitie opnieuw naar het CDA gaat, wil ik in elk geval dat jullie daar met me over praten. Maar het was al vrij snel duidelijk dat het naar een andere partij zou gaan.

„Inmiddels denk ik dat het geen straf is geweest om na ruim vier tropenjaren te kunnen stoppen. Het is een loodzware baan waar ik heel erg in opging en me veel dingen te persoonlijk aantrok. Mijn vrouw en kinderen hadden het me ook ten zeerste ontraden.”

Bent u nog betrokken bij het CDA?

„Enigszins, beschaafd en bescheiden – ik wil de huidige partijleiding niet in de weg lopen. Ik spreek af en toe wel met de mensen die het nu doen, ja. Na het vertrek van Sybrand Buma (partijleider van 2010 tot 2019) was het tijd voor een nieuwe generatie. Dat is gebeurd.”

Er is sinds 2021 heel veel gebeurd in het CDA – en heel veel misgegaan. Gelooft u dat de nieuwe partijleider in staat is om de partij er weer bovenop te krijgen?

„Henri Bontenbal is een verademing. Hij past in de traditie van Lubbers, Balkenende en Buma: gericht op inhoud, open voor andere geluiden. En ook een beetje een apart persoon binnen die verder wat saaie partij. Hij durft in elk geval weer aan te geven waar het CDA voor staat: midden in de maatschappij op basis van rentmeesterschap en verdraagzaamheid.”


Na de Toeslagenaffaire moet de houding van de overheid anders, maar echte hervormingen lijken nog ver weg

Vermorzelde mensenlevens zijn niet links of rechts. Als SP-Kamerlid Michiel van Nispen, de voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid, maandag constateert dat de overheid „blind voor mens en recht” was bij de aanpak van mensen die fouten maakten met uitkeringen of toeslagen, staat zijn VVD-collega Thierry Aartsen naast hem bevestigend te knikken. Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma (PVV) zegt even later dat de commissie „harde conclusies” trekt „die raken aan de essentie van onze rechtsstaat”.

De politieke consensus over de doorgeschoten fraudejacht die uitmondde in het Toeslagenschandaal is groot. De houding van de overheid moet anders, minder wantrouwend jegens burgers, met meer oog voor „de menselijke maat”. Desondanks concludeert de parlementaire enquêtecommissie dat de patronen die ten grondslag liggen aan het harde fraudebeleid „tot op de dag van vandaag nog niet zijn doorbroken”. Ze waarschuwt: „Zonder de juiste maatregelen, veranderingen en waarborgen kan een volgend schandaal zomaar weer gebeuren.”

De oproep aan de politiek is dus helder: verleg beleidsmatig de koers en maak snel werk van een andere politieke cultuur. Maar hoe realistisch is het dat de nieuwe Tweede Kamer en een volgend kabinet daarin slagen?

In het frauderapport stelt de commissie nog eens vast dat een aantal van de huidige potentiële rechtse coalitiepartners, PVV en VVD voorop, aan de wieg van het strenge fraudebeleid stonden. Het was het kabinet-Rutte I (VVD-CDA, met gedoogsteun van de PVV) dat voor een volgens de commissie „repressief” beleid koos en een financieel doel van 180 miljoen euro voor fraudebestrijding stelde dat gehaald moest worden.

PVV-Kamerlid Roland van Vliet wordt geciteerd, die in 2013 het kabinet opriep ervoor te zorgen dat „onze toeslagenpot niet wordt leeggeplunderd”. De PVV kwam in die jaren met stigmatiserende termen als ‘Polenmeldpunt’ en legde in de Kamer veelvuldig het verband tussen fraude en Nederlanders met een migratieachtergrond, een politiek discours dat zijn uitwerking met het institutioneel racisme in het Toeslagenschandaal niet zou missen.

De PVV is, als het om fraude-aanpak gaat, ook niet van standpunt veranderd. Waar de partij in het laatste verkiezingsprogramma schrijft dat ze tegen een „almachtige overheid is die mensen vermorzelt zoals in het Toeslagenschandaal”, staat een paar zinnen verderop: „We laten ons niet meer belazeren door fraudeurs. Uitkeringsfraude en misbruik van onze sociale zekerheid worden keihard aangepakt.”

Bij de VVD klonk in het verkiezingsprogramma wel een andere toon. De liberalen willen in wet- en regelgeving „de menselijke maat bevorderen” en schrijven ook: „Mensen die onbedoeld een fout maken, mogen niet direct als fraudeur worden bestempeld.” Die mooie woorden rijmen niet met de slagvaardigheid van VVD-staatssecretaris Aukje de Vries, in het demissionaire kabinet verantwoordelijk voor de hersteloperatie Toeslagen. Inspecteur-generaal Bart Snels zei vorig jaar in NRC nog dat de hersteloperatie te complex is, met te weinig oog voor wat slachtoffers nodig hebben. „Weer moeten gedupeerden als een soort cavia hun weg door het labyrint zien te vinden.”

De oprichting van Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt komt letterlijk uit het Toeslagenschandaal voort. Omtzigt streed als Kamerlid jarenlang voor de slachtoffers, en constateert in zijn verkiezingsprogramma dat „de manier van politiek bedrijven en de bestaande regeringspartijen” geen oplossingen meer brachten.

Omtzigt heeft in zijn programma concrete verbeterpunten voor de hersteloperatie opgenomen, zoals meer ruimte voor mediation en mogelijkheden voor herbeoordeling. Andere speerpunten zijn projecten van de lange adem, zoals de oprichting van een Constitutioneel Hof. Hiervoor is een grondwetswijziging nodig, op voorhand een complex en jarenlang wetgevingstraject. Het Hof biedt dus, áls het er al komt, geen oplossingen voor kwetsbare burgers op de korte termijn.

Grondrechten

Cruciaal voor de nieuwe politieke cultuur die NSC voorstaat is respect voor grondrechten en meer tijd voor wetgeving, zaken waar ook de enquêtecommissie vurig voor pleit. Juist vanwege de grondrechten ligt samenwerking met de PVV voor NSC gevoelig. In de eerste formatieronde stelden de vier formerende partijen een ‘basislijn’ op waarin zij beloven dat hun plannen binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat blijven en dat rechterlijke uitspraken worden gerespecteerd.

Dat het opstellen van deze tekst überhaupt nodig was, is gezien het frauderapport een veeg teken, omdat de commissie zegt dat er juist „meer aandacht voor grondrechten, rechtsbeginselen en de rechtsstaat nodig is, op zowel de plekken waar wetgeving tot stand komt, als bij de uitvoeringsorganisaties”. Oftewel, het minimum van de geformuleerde basislijn lijkt verre van toereikend. En een nieuwe, mildere politieke cultuur is gezien de tweets van PVV-leider Geert Wilders, die blijft uithalen naar mensen met een migratieachtergrond, nog niet dichterbij.

Of er nu een rechtse coalitie komt of een ander kabinet, een van de grote politieke opgaven die er nog ligt is de toekomst van het toeslagenstelsel. De enquêtecommissie constateert dat zowel de Tweede Kamer als het kabinet „tot op de dag van vandaag faalt om de fundamentele gebreken van het toeslagenstelsel aan te pakken en op te lossen”. Het huidige demissionaire kabinet durfde een hervorming de afgelopen jaren nog niet aan, een volgend kabinet zal er zeker een knoop over moeten doorhakken.

In de Tweede Kamer zijn partijen van links tot rechts „op termijn” voor het afschaffen van het toeslagenstelsel. De VVD bepleit eerst een vereenvoudiging, en daarna pas afschaffing, NSC stelt in het programma voor dat een speciale parlementaire commissie de hervorming gaat „voorbereiden”. Het klinkt allemaal aarzelend, terwijl er al zoveel rapporten liggen. Begin deze maand nog stuurde het demissionaire kabinet een scenariostudie naar de Kamer met tal van alternatieven voor de toeslagen.

De partijen aan de formatietafel hebben misschien alleen nog wat aanmoediging nodig. Of zoals de enquêtecommissie schrijft: „Toon politiek lef en schaf het toeslagenstelsel af.”


De hoofdrolspelers in de formatie blijven vooral rondjes om elkaar heen draaien

Wanhopig? Welnee, zei PVV-leider Geert Wilders vrijdagochtend, net voordat hij wéér naar een afspraak ging met de informateur. ’s Ochtends had hij op X de VVD en NSC nog maar weer eens opgeroepen om mee te gaan doen aan een kabinet met zijn eigen partij en BBB, anders kwam er „dankzij jullie” een kabinet-Timmermans. Zo was hij de week ook begonnen: ‘partijen’ moesten eindelijk eens „over hun schaduw heen stappen”.

Er zijn honderd dagen voorbij sinds de Tweede Kamerverkiezingen en de formatie, zo lijkt het, is nog helemaal nergens. Informateur Kim Putters, opvolger van Ronald Plasterk, deed eerst een week lang onderzoek naar allerlei kabinetsvormen en sprak afgelopen week bijna alle fractievoorzitters, die allemaal met de boodschap kwamen die ze eerder ook al hadden.

PVV en BBB willen nog steeds een meerderheidskabinet, VVD-leider Dilan Yesilgöz wil alleen een ‘extraparlementair kabinet’ (een kabinet op grote afstand van de Tweede Kamer) met die partijen en alléén als NSC ook meedoet, en ze blijft dat „een stap naar voren” noemen. NSC-leider Pieter Omtzigt bleef op zijn beurt zeggen dat ‘extraparlementair’ een mogelijkheid is, en dat hij ook een minderheidskabinet wil gedogen.

Lees ook
De formatie is abrupt gestopt. En elk nieuw scenario lijkt onaantrekkelijk

<img alt="Pieter Omtzigt legde dinsdagavond in de talkshow Humberto uit waarom NSC stopt met onderhandelen. ” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/de-hoofdrolspelers-in-de-formatie-blijven-vooral-rondjes-om-elkaar-heen-draaien.jpg”>

Wilders vindt varianten ‘prima’

Geert Wilders zei vrijdag na zijn bezoek aan Putters dat hij zo’n minderheids- of extraparlementair kabinet prima vindt. „Het heeft niet onze voorkeur, we gaan er ook niet voor liggen.” Maar ook bij die varianten, zei hij, „staan nog niet alle neuzen dezelfde kant op”. Partijen komen volgens hem ook voor dat soort kabinetten met „voorwaarden”: „Zo van: het moet breed, of niet breed, en die moet wél ministers leveren en die niet.”

Wilders verzuchtte daarna weer: „Stap eroverheen. Wij hebben geen énkel voorbehoud gemaakt bij die opties. Ik hoop dat VVD en NSC hetzelfde gaan doen: maak het mogelijk dat een van de drie opties wordt onderzocht en uitgevoerd.”

BBB-leider over NSC-leider Pieter OmtzigtCaroline van der Plas Hij hoeft niet op de knieën

Wilders zag dus geen ‘stap vooruit’ of een sprong over een ‘schaduw’ bij die partijen. Al probeerde vooral Omtzigt deze week te benadrukken dat hij dat met het noemen van de opties ‘minderheid’ en ‘extraparlementair’ naar zijn eigen idee juist wel had gedaan. Het leek vooral een manier om af te komen van het imago van ‘wegloper’. Het was Omtzigt die de gesprekken met PVV, VVD en BBB onder leiding van Plasterk op 6 februari abrupt had afgebroken. In het Tweede Kamerdebat daarna kreeg hij harde kritiek van de andere partijen en NSC daalde hard in de peilingen. Wie een formatie afbreekt, zo weet iedereen in Den Haag, krijgt het electoraal moeilijk. Kiezers houden daar niet van.

Informateur Kim Putters sprak deze week drie keer met Pieter Omtzigt, Caroline van der Plas en Geert Wilders, en twee keer met Dilan Yesilgöz. De irritatie tussen NSC en BBB is groot, en die wordt nóg groter door wat er buiten de onderhandelingstafel gebeurt. Van der Plas ging, hoogst ongebruikelijk in een formatie, in de talkshow Humberto zitten om Omtzigt in beweging te krijgen. Tegen journalisten zei ze ook dat ze het „nog wel even wilde hebben” over de manier waarop Omtzigt de formatie had verlaten, met een appbericht. In het debat over de formatie had ze excuses van Omtzigt gevraagd, maar niet gekregen. Om sorry ging ze nu niet meer vragen, zei ze. Dat moest uit hemzelf komen. En: „Hij hoeft niet op de knieën.”

Lees ook
Ongeduld bij PVV-leider Wilders over VVD en NSC

<img alt="Geert Wilders (PVV) vertrekt en Caroline van der Plas (BBB) komt aan bij informateur Kim Putters” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/de-hoofdrolspelers-in-de-formatie-blijven-vooral-rondjes-om-elkaar-heen-draaien-1.jpg”>

Verbroederend Kamerdebat

Het leek geen toeval dat Putters Omtzigt en Van der Plas woensdagmiddag samen bij hem aan tafel zette. Het was Omtzigt die daarna een paar nietszeggende dingen – „Het was een goed gesprek” – tegen journalisten zei. Of de kou uit de lucht was, bleef onduidelijk.

Een dag later zaten ze ineens wel dicht bij elkaar in de bankjes van de Tweede Kamer. Van der Plas had in een speciaal debat demissionair minister voor Natuur en Stikstof Christianne van der Wal (VVD) ter verantwoording geroepen omdat die een rapport over de gevolgen van de Europese natuurherstelwet niet snel genoeg naar de Tweede Kamer had gestuurd, en in elk geval niet op tijd voor de stemming over die wet in het Europees Parlement, afgelopen dinsdag.

Tweede Kamerlid Rosanne Hertzberger van NSC trok samen op met Van der Plas en was in haar kritiek over het niet-sturen van het stuk minstens zo fel. Van der Plas zei in het debat dat ze zelfs een motie van afkeuring tegen Van der Wal had overwogen, omdat het volgens haar niet voor het eerst was dat Van der Wal stukken achterhield. Die motie, die ook in de formatiegesprekken tussen BBB en VVD een grote rol had kunnen gaan spelen, kwam er uiteindelijk niet. Van der Wal vond zelf dat ze ook niets verkeerds had gedaan: ze wilde wachten, zei ze, tot het kabinet met een reactie was gekomen op het rapport. Volgens haar was dat gebruikelijk.

Het debat had een onverwacht verbroederend effect: Pieter Omtzigt kwam aan het eind naar de grote vergaderzaal en overlegde lang met Van der Plas, overduidelijk in een goeie sfeer. Volgens medewerkers waren ze daarna ook nog samen gaan koffiedrinken in het restaurant van de Kamerleden.

Rondjes om elkaar heen draaien

Toch lijken de hoofdrolspelers in de formatie tot nu toe vooral rondjes om elkaar heen te draaien. Ze zeggen ondertussen dat ze haast hebben en dat ‘het land’ niet langer kan wachten op een kabinet. Niettemin nemen ze vooralsnog de tijd. Putters blijft zeggen dat hij „zorgvuldig” en „systematisch” te werk gaat en dat de partijleiders dat prettig vinden.

Over twee weken moet zijn eindverslag klaar zijn. Wilders zei vrijdag dat dat nog steeds de bedoeling is en hij benadrukte zijn eigen voorkeursvolgorde: eerst nog eens kijken of een meerderheidskabinet echt niet kan.

De volgende stap: een minderheidskabinet. Maar zal de VVD bereid zijn om tóch in een kabinet te gaan zitten met de PVV, zoals Yesilgöz eerder nog heeft uitgesloten? Bij een deel van haar partij is daar felle weerstand tegen. Dat deel heeft zich de afgelopen weken gedeisd gehouden, maar blijft dat zo als het toch een serieuze optie wordt?

En dan is er nog Pieter Omtzigt: die zou bereid zijn tot gedoogsteun aan zo’n kabinet en zich ook willen „vastleggen” in een akkoord. Maar hoe afhankelijk willen de andere drie partijen zich van hem maken? Hoe weten ze zeker dat hij niet nóg eens onverwacht opstapt?

Kim Putters ging vrijdag aan het eind van de middag verslag uitbrengen aan de koning. En maandag praat hij verder met Wilders, Yesilgöz, Omtzigt en Van der Plas. „Misschien in wisselende samenstellingen.” De andere fractievoorzitters mogen toekijken en afwachten, het draait nog steeds om deze vier.

Lees ook
Ongeduld bij Van der Plas en Wilders over VVD en NSC

<img alt="Geert Wilders (PVV) vertrekt en Caroline van der Plas (BBB) komt aan bij informateur Kim Putters” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/de-hoofdrolspelers-in-de-formatie-blijven-vooral-rondjes-om-elkaar-heen-draaien-1.jpg”>


Faith Bruyning: ‘Jarenlang werd gezegd dat ik het fout had gedaan’

Faith Bruyning kent de plenaire zaal van de Tweede Kamer goed. De afgelopen jaren kwam ze er vaak om de debatten over het Toeslagenschandaal bij te wonen. Dan nam ze met een groene bezoekerssticker op haar borst plaats op de publieke tribune. Nu heeft ze, zo’n drie meter lager, haar eigen blauwe lederen zetel en het recht om naar de interruptiemicrofoon te lopen.

Op het bureau van haar kersverse werkkamer ligt het rapport van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening, dat maandag verscheen. De conclusie van de commissie die de uit de hand gelopen fraudebestrijding onderzocht is niet mals: in een „verhard politiek en maatschappelijk” klimaat zijn mensen vermorzeld. Bruyning weet als geen ander wat deze woorden betekenen.

Bijna drie maanden geleden werd de 36-jarige Almeerse ingehamerd als Tweede Kamerlid namens het niet lang daarvoor opgerichte Nieuw Sociaal Contract, de partij van Pieter Omtzigt. Bruyning zette zich in Almere in als herstelexpert voor Number 90, een ontmoetingsplek voor toeslagengedupeerden en ambtenaren. Ze wilde iets doen voor de ruim 33 duizend gedupeerde ouders, die net als zij onterecht als fraudeur waren bestempeld. In Den Haag ontmoette ze Omtzigt, die zich had vastgebeten in het toeslagendossier. Samen begonnen ze een strijd voor opheldering over de uithuisgeplaatste kinderen van toeslagenouders.

„Laat het me weten als je een eigen partij opricht”, appte ze Omtzigt toen vlak voor de zomer het kabinet viel, „dan kom ik erbij”. Die zomer veranderde er veel voor Omtzigt, die inderdaad in razendsnel tempo een politieke partij opzette, en voor Bruyning, die samen met 2400 anderen in de sollicitatieprocedure terechtkwam. „En nu zitten we hier”, lacht Bruyning vanachter haar drankje in de koffiebar op de derde verdieping van het Kamergebouw.

Lachen doet ze veel tussen het praten door, ook al zijn de dingen die ze vertelt verre van grappig. Als ze zich herinnert hoe een meisje haar in de jeugdgevangenis uit het niets aanviel, bijvoorbeeld. Hoe ze als kind werd gepest en hoe ze als jonge moeder drie baantjes had om een onverklaarbare schuld bij de overheid af te betalen.

Op haar zevende werd ze daarom onder toezicht van Bureau Jeugdzorg bij haar oma geplaatst, die optrad als pleegouder. Als klein meisje met een groot rechtvaardigheidsgevoel wist ze toen al wat ze wilde: „Rechten studeren, kinderrechter worden en zorgen dat kinderen niet meer uit huis geplaatst worden.” Jurist werd ze. Via het mbo, het hbo en een schakelstudie aan de Open Universiteit rondt ze binnenkort haar master ‘Conflicthantering, mediation en rechtspraak’ af aan de Vrije Universiteit. Invloed op het uithuisplaatsingsbeleid heeft ze nu ook, weliswaar niet als kinderrechter, maar als portefeuillehouder jeugdbeleid en Jeugdwet.

Al vanaf de basisschool werd Bruyning gepest. „Waar zijn jouw ouders?” treiterden haar klasgenootjes, die enkel haar oma op het schoolplein zagen staan. En, als er met vader- en moederdag cadeautjes geknutseld werden, kreeg ze de vraag: „Aan wie ga je die geven dan? Je hebt geen vader en je hebt geen moeder, want die zien wij nooit.”

Hopend op een nieuwe start begon ze aan de middelbare school, maar ook daar ging het pesten gewoon door. „Alsof ze het aan je ruiken of zo.” Tot het misging en goed ook. „Ik was heel rebels en wilde er graag bij horen. Thuis ging het niet lekker, ik had een grote mond. En ik werd voor het eerst verliefd, dan denk je dat je alles beter weet, hè? Dit werd gezien als probleemgedrag, terwijl ik steun en hulp nodig had.”

Bruyning belandde op het politiebureau. Veel wil ze er liever niet over kwijt. „Ik had een verkeerde beslissing genomen. Ik had een soort afweging voor mezelf gemaakt: als ik dit doe, dan gaat iedereen mij leuk vinden.” Jeugdzorg greep opnieuw in. „Je bent geen gevaar voor jezelf”, oordeelde jeugdzorg, „maar de mensen waarmee je omgaat wel voor jou.” Er werd onterecht vermoed dat ze onder de plak zat van loverboys.

Een plek binnen de reguliere opvang was niet beschikbaar. Ze werd in een gesloten instelling geplaatst in Den Helder, samen met strafrechtelijk vervolgde kinderen en jongeren met ernstige gedragsproblemen. „Loverboys, drugsdealers, alles wat je maar kon bedenken, zat daar”, blikt Bruyning terug. Een strafmaatregel was het niet, maar zo voelde het wel. Er bestond geen uitzonderingspositie in het gevangeniswezen: ook haar kamerdeur ging op slot en nadat haar familie langs was geweest, werd ze gevisiteerd.

„Best een heftige periode”, noemt ze het. De Helderse jeugdgevangenis was geen veilige omgeving. „Ik ben een keer door twaalf meiden belaagd”, herinnert ze zich, „echt op mijn hoofd getrapt ook.” De mentoren, die de veiligheid hadden moeten bieden, bleken zelf niet allemaal even betrouwbaar. Er werden deals met meisjes gesloten, bijvoorbeeld het verrichten van seksuele handelingen in ruil voor een keer extra bellen.

Ze denkt terug aan een meisje op haar gang, die haar gescheurde beddengoed om haar nek had gebonden. „Wij drukten allemaal op de bel, zo van: jullie moeten komen helpen. Jullie moeten helpen, want ze hangt daar. Ze namen ons gewoon niet serieus. Ze was bijna blauw en toen pas kwamen ze.”

Bruyning verhuist op haar zeventiende opnieuw, naar de Lindenhorst in Zeist. Deze jeugdinstelling moet haar voorbereiden op de terugkeer naar de maatschappij. Het betekent opnieuw beginnen. „Ik was boos, ja”, vertelt ze. „Als je een jaar op een plek bent, dan heb je de groep eigen gemaakt. Niet iedereen mag je, maar ze weten wel wie je bent. Voor Sinterklaas ging ik voor iedereen gedichten en kleine cadeautjes maken. De plek waar ik aan gewend was geraakt, werd me weer afgenomen.” In de Lindenhorst begint ze aan haar vmbo-staatsexamen, met een stapel oude boeken en een bakbeest van een computer.

Middenin de voorbereiding voor haar examens pleegt haar vader zelfmoord. Voor Bruyning een extra stimulans om door te gaan: „Ik wilde niet op dat punt eindigen.” In een conferentiezaal in Amsterdam-Sloterdijk haalt ze haar eerste diploma.

Had ze in het systeem genoteerd dat ze 230 uur kwijt was geweest aan studeren, dan veranderde de fiscus het naar 120 uur en moest ze 1.000 euro eigen bijdrage ophoesten

Eenmaal uit de jeugdgevangenis bleek het nog niet makkelijk. Bruyning keert weer terug bij haar oma. Ze voelde zich kwetsbaar en onzeker en dacht dat mensen haar met scheve ogen aankijken. De psychologische ondersteuning om te verwerken wat er was gebeurd, werd haar niet geboden. „Op mijn achttiende lieten ze me los en mocht ik het zelf uitzoeken, maar ik was eigenlijk nog diezelfde vijftienjarige die daar binnenkwam.”

In 2009 beviel Bruyning, net 21 jaar oud, van haar eerste kind. Aangezien ze nog studeerde, bracht ze haar zoon overdag naar de gastouderopvang. Als voltijdstudent had ze recht op vijf dagen aan kinderopvangtoeslag. Buiten de college-uren werkte ze. Voor school, na school, in het weekend: bij elkaar opgeteld 32 uur. Daar ging het fout. De Belastingdienst vond dat Bruyning te veel toeslag had ontvangen en eiste dat ze de bedragen terug zou betalen. „We gaan uw toeslag op nihil stellen”, hoorde ze aan de telefoon.

Het is het begin van een eindeloze stroom toewijzingen en terugbetalingen. „Het kinderopvangtoeslagsysteem is zo ingericht dat je toeslag voor vier dagen kinderopvang krijgt, als je voor 32 uur werkt. Terwijl ik als student dus recht had op toeslag op vijf dagen. Die twee systemen gingen niet samen. Ik was ofwel een voltijdstudent, of ik werkte.”

Ze begint sneller te praten. De Belastingdienst paste achter haar rug om haar gegevens aan. Had ze in het systeem genoteerd dat ze 230 uur kwijt was geweest aan studeren, dan veranderde de fiscus het naar 120 uur en kon ze 1.000 euro eigen bijdrage ophoesten. „Ja, maar sorry waar haal ik 1.000 euro vandaan? Met een studiebeurs en een bijbaantje? Ik moest ook gewoon mijn huur betalen.”

Om rond te komen had Bruyning soms wel drie baantjes tegelijkertijd. ’s Nachts werkte ze als receptionist in een hotel in Amsterdam, overdag was het studeren en werken. „Alsof je een Duracell-konijn bent, dat constant blijft rennen.” De kinderen konden geen verjaardagsfeestje vieren – ze was inmiddels bevallen van haar tweede zoon – en het gezin bracht noodgedwongen spullen naar het pandhuis.

Toen het toeslagenschandaal bekend werd, dacht ze maar één ding: zie je wel. „Jarenlang werd me gezegd dat ik het fout had gedaan. Zo vaak, dat ik was geloven dat ik het ook echt fout had gedaan. Ik had zoveel jaren aan mezelf getwijfeld, dat ik mijn zelfvertrouwen kwijt was geraakt. Ik wist niet meer wie ik was.”

Het duurde een jaar voordat ze zich aanmeldde voor de herstelprocedure. „Ik dacht: dan zul je vast zien dat ik er toch geen recht op heb.” Ze wantrouwde het systeem dat de problemen moest gaan oplossen. Datzelfde systeem had immers de problemen veroorzaakt. „De hersteloperatie is vanuit dezelfde basisbeginselen ingestoken als het Toeslagenschandaal”, vertelt Bruyning nu. „Dus wat krijg je: drie jaar later is alles vastgelopen. Drie jaar later voelen ouders zich opnieuw slachtoffer en is er nog geen volledige herstel of een echte afsluiting.”

Tot op de dag van vandaag merkt ze zelf hoe moeizaam de herstelprocedure verloopt. Toen ze deze week de herstellijn belde om iets te vragen, moest ze eerst het exacte bedrag van haar kindgebonden budget opnoemen. „Voorheen werden de laatste drie cijfers van je rekeningnummer gebruikt om je identiteit vast te stellen”, legt Bruyning uit. Het was veranderd, zonder daarover te communiceren. Wanneer ze de telefoonmedewerker erop aanspreekt, krijgt ze een simpel antwoord: „Dit zijn de regels.”Dat is volgens Bruyning precies het pijnpunt: bij het opstellen van de regels wordt het perspectief van de mensen om wie het gaat niet meegenomen.

Hoe groot haar schuld is, vertelt het Kamerlid liever niet. „Getallen nemen de aandacht weg van het diepere probleem. Het probleem zit ’m niet in het geld, maar in de manier waarop ik, samen met andere ouders, behandeld ben en hoe die schuld onterecht is ontstaan.”

Foto Annabel Oosteweeghel

Het rapport is niet alleen een les voor de politiek, benadrukt ze, maar voor de hele maatschappij. „Ik vind het heel jammer dat het maandag in geen enkele talkshow is gegaan over de rol van de media. Het zou mooi zijn geweest als de media naar voren waren gestapt en hadden gezegd: wij hebben hier ook een aandeel in, wat fijn dat jullie ons een spiegel hebben voorgehouden.”

Volgens Bruyning werd het nieuws gedomineerd door ophef, terwijl het menselijke aspect in haar ogen ontbrak. „Bulgarenfraude! Fraude mag niet lonen! Fraude moet bestraft worden! Fraude dit, fraude dat”, somt ze op. Zo creëert de pers hier de „waan van de dag”, legt ze uit. „Als media een bepaalde kop uitkiezen, is dat het signaal dat de maatschappij ontvangt. Dat legt druk op de politiek om dat wat in de kop staat op te lossen.”

Als Kamerlid focust ze nu zelf op de verbetering van de kwaliteit van de jeugdzorg. Vorige maand studeerde ze Kamervragen naar demissionair minister Weerwind van Rechtsbescherming over de zogenoemde ‘meldbriefprocedure’. Via deze procedure worden uithuisplaatsingen en ondertoezichtstellingen verlengd, zonder dat ouders op zitting komen. „Dat raakt de rechtsbescherming van ouders”, stelt Bruyning.

Waar ze voorheen met Omtzigt samenwerkte vanuit Almere, doet ze dat nu vanuit de Tweede Kamer. Ze onderzoekt vervolgstappen voor de uitvoering van de initiatiefnota over de samenloop van het kinderopvangtoeslagschandaal en de uithuisplaatsingen, waar Omtzigt in 2022 als onafhankelijk Kamerlid aan meeschreef. Deze initiatiefnota worden aanbevelingen gedaan voor een onderzoek naar de uithuisplaatsingen en een speciale commissie met professionals zoals rechters, advocaten en pedagogen, psychologen en orthopedagogen.

Hoewel Bruyning blij is met de conclusies en aanbevelingen van het rapport, is één punt volgens haar onderbelicht gebleven: het institutionele racisme in de profilering door de Belastingdienst. De commissie raadt weliswaar aan om de overheid wettelijk aanspreekbaar te maken op discriminerende handelingen, maar in het 471 bladzijde tellende rapport komt de tekst ‘etnisch profileren’ slechts drie keer voor. „Het had scherper gekund”, denkt Bruyning. „Laten we er niet overheen stappen dat ouders in dossiers zijn aangeduid als ‘een nest Antillianen’.”

Bruyning wil als Kamerlid doen wat er bij haar niet is gebeurd: praten met kinderen en ouders, in plaats van over ze. Dat is de enige manier om het vertrouwen weer terug te brengen in de politiek en de maatschappij, stelt de NSC’er. En, heel belangrijk, door fouten te erkennen. „Dat vinden we hier”, zegt ze, om zich heen wijzend, „heel lastig. Tijdens de openbare verhoren zag je het ook; daar was niemand die verantwoordelijkheid nam. Wij hebben onszelf in deze maatschappij opgelegd dat fouten worden veroordeeld. Fouten maken moet kunnen, omdat we mensen zijn, aan het eind van de dag. Maar we moeten er ook van leren en vervolgens zorgen voor verandering.”