Bij de PVV willen ze geen woord terugnemen, behalve de excuses voor het slavernijverleden

„De Nederlandse bevolking”, zegt Marjolein Faber, „wordt gewoon ingewisseld voor een islamitische bevolking”. Het is 2015, Faber is senator voor de PVV, ze spreekt in de Eerste Kamer. Als ze haar ambtsgenoten ook nog een paar keer „nepvertegenwoordigers” noemt, draait de voorzitter haar microfoon uit.

Twee jaar later staat Faber naast Geert Wilders in Arnhem. Ze houden een spandoek omhoog: ‘GEEN ARNHEMMISTAN, WE RAKEN ONS LAND KWIJT!’ Een dag eerder heeft de Arnhemse raad Ahmed Marcouch voorgedragen als burgemeester. In een communiqué schrijft de PVV dat Marcouch, die in Marokko geboren is, „meer geschikt lijkt als burgemeester van Rabat” en dat Nederland „terugveroverd” moet worden.

Nog eens zeven jaar later, afgelopen dinsdag, beent Marjolein Faber doelgericht af op een groepje journalisten. Het is iets voor half acht ’s avonds en Faber heeft een afspraak met formateur Richard van Zwol en beoogd premier Dick Schoof over haar benoeming als minister van Asiel en Migratie. Faber, die in de afgelopen jaren migratie verbond aan ‘omvolking’, een racistische complottheorie, en de islam een „verwerpelijke ideologie” noemde, wil geen vragen beantwoorden. Ze wil zélf iets zeggen. De PVV’er begint over „een nieuwe werkelijkheid” waar nu sprake van zou zijn. Een waarin ze „vooruit wil kijken”, en „geen uitspraken uit het verleden gaat recenseren”.

Een paar uur eerder had beoogd minister Reinette Klever voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp achter dezelfde microfoon ook ongeveer dezelfde woorden gebruikt. „Ik neem geen afstand van dingen die ik gedaan heb”, had Klever schouderophalend gezegd. Ook zij was begonnen over „een hele andere rol”.

Hoezo, vluchtelingen opvangen?

Er zijn burgemeesters die bij de beelden van Marjolein Faber dachten: dit is de vrouw die straks een beroep op mij gaat doen, als er op het laatste moment plekken gevonden moeten worden voor asielzoekers.

„Stel”, zegt een bestuurder van een provinciehoofdstad „dat ik de komende tijd voor een zaaltje met boze inwoners moet uitleggen dat er een paar honderd vluchtelingen zullen worden opgevangen. En dat ik dan hoor: hoezo, de minister is van de PVV en zei altijd dat de grenzen dicht moeten, dus we hoeven niemand op te vangen. Dan moet ik ze niet alleen overtuigen van de noodzaak, maar ook uitleggen waarom de minister eerst X zei en nu Y. Het is een geloofwaardigheidscrisis in de maak.”

De burgemeester wil niet met naam genoemd worden, om de relatie met het nieuwe kabinet niet op voorhand te verstoren. Dat geldt voor bijna alle burgemeesters die NRC sprak. Onder hen klinken hoon, zorgen en een afwachtende houding. Er zijn óók burgemeesters die vinden dat asielzoekers niet mogen lijden onder de politieke wissel en het stringente beleid dat de nieuwe coalitie voor ogen heeft. „Uiteindelijk wil de overgrote meerderheid van de colleges gewoon helpen”, zegt een van hen.

Frank van der Meijden, de burgemeester van Tiel, hoort in gesprekken met ambtsgenoten „nieuwsgierigheid en zorgen”. Zelf heeft hij die laatste vooral over de voorbeeldrol die het kabinet heeft. „In de raden die ik leid, is de fatsoensnorm het uitgangspunt. Daar worden geen rare termen gebruikt. De norm in Den Haag is, laat ik het eufemistisch zeggen, losser. Dat heeft een effect op de samenleving.”

Wat gebeurt er met locaties die op de planning staan nu de nieuwe coalitie asielopvang wil beperken, vraagt een andere burgemeester, uit het noorden, zich af. Hij merkte al meteen na de grote PVV-winst bij de verkiezingen dat er burgemeesters van nabijgelegen gemeenten achterover leunden, met het idee: eerst maar eens zien of het allemaal nog nodig is. Ambtenaren op het ministerie van Justitie en Veiligheid, verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers, zien gesprekken met sommige gemeenten om die reden ook al maanden stokken.

De afwachtende houding van burgemeesters heeft ook met Faber zelf te maken. Nu nog verantwoordelijk staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel, VVD) omschrijven zij als empathisch en meedenkend. En, het belangrijkst: iemand die je kunt vertrouwen. „Politiek is ook het persoonlijke. Als burgemeester doe je wat je moet doen, maar je wil wel rugdekking hebben van Den Haag als het moeilijk wordt”, zegt een van hen. „Het is de vraag of die er straks nog is.”

Van der Burg zegt desgevraagd dat hij denkt dat zijn opvolger het „een stuk moeilijker” gaat krijgen. „Ik moet het hebben van: wil je me alsjeblieft even helpen en als het kan, dan help ik je terug. Maar ik heb niet veel te bieden.” De spreidingswet, die dwang mogelijk zou maken, wordt in het coalitieakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB ingetrokken. Van der Burg: „Dan moet je het dus hebben van je netwerk.” Hij denkt dat Faber „een andere relatie met burgemeesters heeft” dan hij. „Ik ken een heleboel van die burgemeesters, omdat ik gewoon al 340 jaar rondloop in gemeentelijk Nederland.”

Geen interrupties verspillen

Jarenlang bezigden PVV’ers racistische, dehumaniserende en soms strafbare (de minder-Marokkanen-uitspraak van Geert Wilders) teksten vanuit de oppositie. Politici van andere partijen reageerden er steeds minder vaak op. Soms omdat Kamerleden er geen interruptie aan wilden verspillen, andere keren omdat ze er geen aandacht op wilden vestigen. Niemand die er rekening mee leek te houden dat de PVV de grootste zou kunnen worden en mee zou gaan doen in het landsbestuur.

Nu dat wel is gebeurd, worstelen oppositiepartijen zichtbaar in debatten met de vraag hoe ze zich in de nieuwe constellatie tot de PVV moeten verhouden. Moeten ze over oude uitspraken beginnen? Of PVV’ers alleen bevragen over de nieuwe coalitieplannen?

Lees ook

Hoe voer je oppositie tegen een kabinet waarin de PVV de grootste is? D66, CDA, CU en Volt trekken samen op

Mirjam Bikker (ChristenUnie), Rob Jetten (D66), Laurens Dassen (Volt) en Henri Bontenbal (CDA).

In de PVV hebben ze zich vanaf het eerste moment voorgenomen omstreden standpunten te bevriezen (de „ijskast” van Geert Wilders), maar woorden niet terug te nemen. Aan het begin van de formatie trok Wilders weliswaar drie initiatiefwetsvoorstellen in – onder meer een moskee- en Koranverbod – maar hij was niet van plan dat ook te doen met zijn uitspraken. Vlak nadat de PVV de grootste was geworden bij de Tweede Kamerverkiezingen, zei hij niet te willen „reflecteren op 25 jaar in het verleden”, hij ging „geen woord terugnemen” en geen „excuses aanbieden”.

Slavernijverleden

Andere PVV’ers – Klever, Faber – zijn dat gaan herhalen. De buitenwereld moet, vinden zij, hun benoeming als startpunt nemen. Het is iets wat de partijleider van coalitiepartij NSC ook heeft overgenomen. Hij zei bij Nieuwsuur dat hij geen uitspraken van Faber wilde „recenseren”. En ook hij keek vooruit. „Ik kan me niet voorstellen straks als een minister in het kabinet zit, dat het kabinetsbeleid zal zijn”, aldus Omtzigt over het gebruik van de term „omvolking” door Faber.

Dat het buiten Den Haag niet zo werkt, blijkt uit het verzet tegen de aanwezigheid van Kamerlid Martin Bosma bij de herdenking van het slavernijverleden op 1 juli.

Toen hij verkozen werd tot Kamervoorzitter, zei ook Bosma dat hij in die functie „een totaal andere rol” zou vervullen dan als Kamerlid. Dat zijn „twee totaal verschillende dingen”. Maar ook hij ziet zich nu geconfronteerd met de gevolgen van uitspraken die hij als Kamerlid deed. In een debat over de herdenking van het slavernijverleden en het bewustwordingsfonds dat het kabinet-Rutte IV had aangekondigd, had Bosma gezegd dat hij „niet bewust gemaakt” wilde worden. Het fonds werd door hem beschreven als „200 miljoen cadeautjes voor linkse activisten die hun raciale agenda erdoorheen willen rammen en die zich willen uitputten in anti-blank racisme.” Eerder in het debat had hij zich er ook over beklaagd dat „een heel gewoon woord als „neger” zo ongeveer verboden is.” Dat woord stamt uit de manier waarop zwarte tot slaaf gemaakten werden omschreven ten tijde van de slavernij en heeft volgens het College voor de Rechten van de Mens een racistische achtergrond. In het verkiezingsprogramma van de PVV van vorig jaar, staat dat de excuses voor het slavernijverleden moeten worden teruggetrokken.

De organisatie van de herdenking, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (Ninsee), maakte aanvankelijk zelf ook het onderscheid tussen functie en persoon. Maar nadat er aanzwellende onrust ontstond en onder meer maatschappelijke organisaties zich beklaagden over zijn komst, vroeg Ninsee Bosma maandag om eerst „excuses te maken” en te „reflecteren” op zijn uitspraken. Maar dat is Bosma niet van plan. In een debat in de Kamer zei hij deze week: „Ik ben gewoon uitgenodigd, punt. Dus ga ik. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een voorzitter die uitgenodigd is moet reflecteren.”

Een woordvoerder van Bosma laat weten dat er sindsdien niets veranderd is. „Hij blijft bij zijn tekst, zijn uitnodiging is ook niet ingetrokken.” Ninsee-voorzitter Linda Nooitmeer wilde eind deze week niet meer zeggen dan dat het instituut „in een proces zit om te bewerkstelligen dat er een waardige herdenking komt”. Zolang dat loopt is er sprake van een „radiostilte”.


De Kamer ondervraagt aankomende bewindslieden, maar doorvragen is er niet bij

Veertien gesprekken, 28 kandidaat-bewindspersonen, in vier dagen gepropt. De komende dagen zal de Tweede Kamer voor het eerst in de parlementaire geschiedenis beoogde ministers en staatssecretarissen publiekelijk aan de tand voelen over hun geschiktheid, persoonlijke achtergrond en motivatie. Kandidaat-premier Dick Schoof komt niet, dat vonden de vier nieuwe coalitiepartijen niet nodig.

De staatsrechtelijke noviteit is te danken aan D66-Kamerlid Joost Sneller die al jaren pleit voor het naar Amerikaanse snit horen van kandidaat-bewindslieden. Zijn motie om hoorzittingen te organiseren werd vorig najaar met een kleine meerderheid aangenomen. Bij hearings in de Amerikaanse Senaat gaat het er soms hard aan toe met veel persoonlijke aanvallen, maar het is Sneller er niet om te doen de nieuwe regeringsploeg op voorhand te beschadigen.

Belangrijkste motivatie van Sneller is dat een openbare hoorzitting volgens hem „wat transparantie” kan brengen aan het einde van het zo besloten proces van een kabinetsformatie. Daarbij, zegt hij, geeft de hoorzitting „ook de gelegenheid voor kandidaat-bewindslieden verantwoording af te leggen over dingen die in het verleden gebeurd zijn”. Dat hoeft niet alleen negatief te zijn. „Het lijkt me goed dat die mensen zichzelf kunnen presenteren.”

Naast de Amerikaanse Senaat kent ook het Europees Parlement deze traditie. Wopke Hoekstra had het daarbij vorig jaar knap lastig toen hij invloog als nieuwe klimaatcommissaris.

‘Toneelstukje’

De Haagse hoorzittingen kennen één belangrijk verschil met die over de grens. Senatoren in Washington en Europarlementariërs hebben echt een machtsmiddel in handen; zij kunnen bij ernstige tekortkomingen of gebleken ongeschiktheid de benoeming van een minister of Eurocommissaris tegenhouden. In het Nederlandse bestel worden ministers en staatssecretarissen voorgedragen door (hun) fractievoorzitters uit de coalitie en formeel benoemd door hun eigen regering, waarna beëdiging door de koning volgt.

Dat maakt de persoonlijke ondervragingen komende dagen in de Tweede Kamer tot „een politiek toneelstukje zonder betekenis”, aldus staatsrechtgeleerde Paul Bovend’Eert (Radboud Universiteit Nijmegen) in een opiniestuk in NRC.

Ook in de Tweede Kamer zelf is kritiek op de komende hoorzittingen. „Spektakelpolitiek”, oordeelde CDA-leider Henri Bontenbal. Zijn fractie zal niet aan de groepsgesprekken deelnemen, net zo min als die van de SP, SGP en ChristenUnie. De VVD, die net als CDA en ChristenUnie tegen het voorstel van Sneller had gestemd, doet de komende dagen wel mee.

Maar als het aan VVD-Kamerlid Ingrid Michon-Derkzen ligt, is het een eenmalige exercitie. „Het formatieproces wordt altijd geëvalueerd. We zullen straks dus ook over deze hoorzittingen spreken en ik zal opnieuw tegen pleiten.” In een Kamerdebat zei Michon-Derkzen vooral moeite te hebben met het element „toetsen op geschiktheid”, waar het voorstel van Sneller over spreekt. „Dat vind ik ingewikkeld en moeilijk want er zit geen enkele consequentie aan. We spreken als Kamer na een hoorzitting immers geen oordeel over een kandidaat uit.”

Lees ook

Een politiek toneelstukje zonder betekenis

Een politiek toneelstukje zonder betekenis

Twee vragen per fractie

Denk-fractievoorzitter Stephan van Baarle vindt een hoorzitting niettemin nuttig, omdat de Kamer een aanstaande minister of staatssecretaris kritisch kan bevragen. En ja, zegt hij, „het is jammer dat we er na een hoorzitting niet over kunnen stemmen. Maar we kunnen op basis van dat gesprek wel moties over of tegen een minister voorbereiden die we bij het debat over de regeringsverklaring kunnen indienen. Dan wordt er wél gestemd.”

Na enkele debatten in de Kamercommissie voor de Werkwijze, die over procedurele zaken van de Tweede Kamer gaat, is de opzet voor de hoorzitting in de ogen van initiatiefnemer Sneller behoorlijk uitgekleed. Graag had hij gezien dat ook beoogd premier Schoof naar de hoorzitting was gekomen – er stond geen aanleiding voor uitzondering in zijn motie. „Maar de nieuwe coalitiepartijen zijn daar voor gaan liggen.”

Hij vindt het jammer dat het vraaggesprek met een toekomstig bewindspersoon zowel in tijd – maximaal een uur – als in vragen beperkt is. Na een inleiding van vier minuten door de kandidaat mag elke fractie slechts twee vragen stellen – dóórvragen na een eerste antwoord mag niet.

Daarnaast worden de meeste kandidaat-bewindslieden niet individueel gehoord, maar gezamenlijk per departement. Dat maakt het voor kritische Kamerleden niet mogelijk om iedereen een vraag te stellen. Sneller: „Bij Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komen morgenochtend twee staatssecretarissen en één minister en ik mag maar twee vragen stellen.” Niettemin is Sneller blij dat de Kamer de hoorzittingen gaat houden. „Een goed begin. Hopelijk is het een groeimodel.”

‘Amerikaanse toestanden’

Naar verwachting zullen een paar nieuwe bewindslieden een lastig uurtje krijgen: PVV-kandidaten als Marjolein Faber (Asiel en Migratie) en Reinette Klever ( Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) die in het verleden omstreden, racistische uitspraken deden over migratie. Of Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) die in het nieuws kwam vanwege een bezwaarprocedure tegen de nieuwbouw van een woonzorgcomplex tegenover haar huis in Edam. Met als belangrijkste argumentatie: overschrijding van de stikstofnormen, iets waar haar partij BBB principieel anders over denkt.

Keijzer zelf, een van de vier aanstaande vicepremiers, zei maandag niet erg uit te kijken naar haar hoorzitting met de Kamer. „Ik hoop niet dat het Amerikaanse toestanden worden.”


Stap van Eppo Bruins naar het kabinet verdeelt de ChristenUnie

De ChristenUnie is nog altijd verdeeld over wat ze aan moeten met de PVV. Vorige week verraste Eppo Bruins, oud-Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie (2015-2021), door als kandidaat-minister voor de NSC het aanstaande kabinet in te stappen. Eerder gedurende deze formatie maakte de ChristenUnie duidelijk dat ze niets zag in een kabinet met de PVV, nu levert de partij plots de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Met tegenzin. Zo bleek wel uit de reacties van de partijtop. Mirjam Bikker probeerde Bruins van het idee af te brengen en heeft hem de keuze „ten stelligste” ontraden. Zij was „teleurgesteld”. Hij zit er „niet namens ons”, zei ze.

Ook de CU-jongeren lieten van zich horen op X. Jongerenafdeling PerspectieF haalde in een post een citaat van Bikker aan waarin zij aangaf dat de CU „niet mee zou doen” als de formerende partijen „leentjebuur” wilden spelen in hun zoektocht naar bewindslieden. PerspectieF suggereerde vervolgens dat Bruins zijn lidmaatschap zou moeten opzeggen.

Er ontspon zich online een discussie die tekenend is voor de verschillende kampen binnen de ChristenUnie. Zij die vinden dat de CU wel weer wat rechtser mag worden, en zij die vinden dat samenwerken met de PVV een harde grens is; een „no go” zoals een CU-raadslid uit Gouda het verwoordde omdat samenwerking de PVV normaliseert. Het partijbestuur volgt de tweede lijn.

Vorig jaar ontstond in CU al onrust door samenwerking met PVV in Flevoland

Precies een jaar geleden creëerde een voorgestelde samenwerking tussen de PVV en de CU in de provincie Flevoland al een soortgelijke onrust in de partij. Een petitie van lokale ChristenUnie-leden tegen de stap volgde, maar regionaal fractievoorzitter Harold Hofstra zette ondanks interne kritiek zijn handtekening onder de coalitie met BBB, VVD, SGP en PVV.

Ook nu weer staat een rechtser deel van de ChristenUnie anders in de kabinetsdeelname van Bruins. Harold Hofstra, inmiddels gedeputeerde in Flevoland, liet weten de reactie van PerspectieF „ontzettend teleurstellend” te vinden. Hij vond Eppo Bruins „een uitstekend en gewaardeerd politicus en ben ontzettend blij met deze voordracht”. Andere lokale ChristenUnie-leden vielen hem bij en spraken van „zure reacties”.

Opiniestuk

De carrièreswitch van Eppo Bruins is op zijn minst opvallend. Bruins stopte in 2011 zijn toenmalige lidmaatschap van het CDA juist op ómdat de partij in zee ging met de PVV als gedoogpartner in Rutte I, en stapte over naar de ChristenUnie. Hij werd Kamerlid en stond ook in de afgelopen Europese Verkiezingen nog als lijstduwer (nummer 15) op de kandidatenlijst van de ChristenUnie.

Lees ook

Trots maar ook ongemak bij beoogde bewindslieden – en die Hongaarse nationaliteit wordt nu opgegeven

Dirk Beljaarts, beoogd minister van Economische Zaken, die dinsdag sprak met formateur Van Zwol en beoogd premier Schoof. Hij zei tegen de pers dat hij zijn (tweede) Hongaarse nationaliteit opgeeft.

Inmiddels ziet hij zichzelf als de „juiste man op de juiste plek” om onderwijsminister te worden in het aanstaande kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB, zei hij dinsdag voorafgaand aan zijn kennismaking met de formateur. Op de vraag hoe hij het vond om nu met de PVV in een kabinet te stappen, reageerde Bruins dat alle partijen zich „houden aan het hoofdlijnenakkoord en dus binnen de grenzen van de rechtstaat bewegen”. Bruins heeft maandagavond zijn lidmaatschap van de ChristenUnie te hebben opgezegd. „Er komt een nieuwe tijd aan, die is voor mij bij NSC.”

Toen het Kamerlidmaatschap in 2021 voor Bruins stopte, werd hij voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. In die hoedanigheid schreef Bruins onlangs in een opiniestuk in Het Financieele Dagblad dat wetenschapsorganisaties „terechte zorgen” hadden over de in het coalitieakkoord aangekondigde bezuinigingen in het onderwijs, zoals het voornemen om het Nationaal Groeifonds (bedoeld voor onderzoek en innovatie) te schrappen.

Daarover merkte Bruins op dat „tijdelijke fondsen al gauw ten prooi aan politieke vluchtigheid en grilligheid”. Bruins, die in het opiniestuk bepleitte dat structurele financiering van wetenschappelijk onderzoek van groot belang was om „maatschappelijke uitdagingen, zoals de energietransitie en de betaalbaarheid van de zorg, te tackelen”, zal nu als beoogd minister voor onderwijs verantwoordelijk worden voor forse bezuinigingen.

‘Uit elkaar gegroeid’

De overstap van Bruins legt een scheidslijn bloot die dwars door de ChristenUnie loopt, en raakt aan de vraag wáár de partij zich op het politieke spectrum positioneert. Daarover is discussie, ook nu de ChristenUnie haar zetel verloor in het Europese parlement terwijl de SGP haar zetel behield.

Lang kozen CU en SGP voor een gezamenlijke Europese lijst. Na het toetreden van Forum voor Democratie vijf jaar geleden in de Europese partijfamilie waartoe CU en SGP behoren, koos de ChristenUnie ervoor niet meer samen de verkiezingen in te gaan en in plaats van de Europese conservatieven voortaan bij de christendemocraten te gaan horen.

Zelf ziet de ChristenUnie zich als een „verbindende partij in het midden”, aldus CU-partijvoorzitter Ankie van Tatenhove. „De flanken roeren zich”, duidt zij het recentste verkiezingsresultaat. „Er is een radicaler rechts geluid en Nederlanders willen stemmen op de flanken.” Volgens haar was de afgebroken samenwerking met de SGP een „weloverwogen keuze om ons eigen geluid te laten horen”. Volgens Van Tatenhove zijn de CU en SGP „uit elkaar gegroeid”.

Of de ChristenUnie nu op de juiste koers vaart, zal voorlopig nog intern discussie zijn. Duidelijk is dat de SGP de wind in de zeilen houdt, terwijl de ChristenUnie krimpt. Tijdens de Tweede Kamer-verkiezingen in november halveerde de ChristenUniebijna van vijf naar drie zetels.

Momenteel verliest de ChristenUnie kiezers aan partijen aan de rechterkant van het spectrum: NSC, SGP, VVD en BBB. De vraag is nu waarvoor de ChristenUnie zal gaan kiezen: koers houden of van richting veranderen?

Met medewerking van Liam van de Ven.


Vakbond FNV boycot de PVV, maar: ‘Als die partij nodig is voor een meerderheid, zoeken we hen op’

Al tien jaar is de lijn van de FNV duidelijk: de grootste vakbond wil niets met de PVV te maken hebben. Bij demonstraties, debatten en bijeenkomsten zijn politieke partijen welkom, maar de PVV en Forum voor Democratie niet.

Maar hoe houdbaar is dat, nu de PVV de grootste coalitiepartij is waar geen enkele belangenclub omheen kan? De partij van Geert Wilders zal ook de meeste ministers leveren in het kabinet-Schoof.

Het „cordon sanitaire” is niet van tafel, zeggen voorzitter Tuur Elzinga en vicevoorzitter Kitty Jong vrijdagochtend in hun Utrechtse hoofdkantoor. „Wij zien geen aanleiding om onze koers te veranderen”, zegt Jong. Elzinga: „Een partij die onze leden probeert te verdelen, zullen wij geen podium geven. Dat blijft zo.”

De band tussen Wilders en de FNV is al jaren verzuurd. Toen de vakbond de PVV en FvD weerde bij lokale verkiezingsdebatten, eind 2021 en begin 2023, twitterde Wilders: „Ik ben vrijgesproken voor haatzaaien, maar jullie verdienen de veroordeling, FNV-sukkels.” En: „Mijn advies: lidmaatschap FNV opzeggen!”

Ook informeel had de vakbond nauwelijks contact met PVV-politici. Dat gaat wél veranderen, zegt Elzinga. „Uiteindelijk zullen wij de belangen van onze leden behartigen.”

Wat dachten jullie in november op het moment dat de exitpoll voor de Tweede Kamer liet zien dat de PVV verreweg de grootste partij zou worden?

Jong: „Ik heb een paar minuten geschokt naar de televisie gekeken.”

Elzinga: „Ik begrijp de onvrede wel in de samenleving. Die heeft politiek Den Haag voor een groot deel zelf gezaaid. Bij alle impopulaire maatregelen zeiden ze: het moet van Brussel, het moet van de rechter. Daarmee creëerden zij zelf de onvrede en de zondebokken. Nu is er een partij die daarop kapitaliseert.”

Waarom hebben jullie de PVV steeds geboycot?

Elzinga: „Na de ‘minder, minder, minder’-uitspraak van Geert Wilders heeft een ruime meerderheid in ons Ledenparlement dat besloten.”

Jong: „De ideeën van de PVV vormen soms een rechtstreekse aanval op een deel van onze achterban. Veel van onze collega’s en leden zijn bezorgd, verdrietig en angstig over wat er nu gaat gebeuren.”

En toch: de FNV komt op voor de werkvloer. Betreed je met zo’n cordon sanitaire niet te veel het politieke speelveld?

Elzinga: „Het is in het belang van onze achterban, van de werkende klasse, dat wij ons niet uit elkaar laten spelen.”

Jong: „De werkende klasse ziet er nu ook anders uit dan in de jaren vijftig. Kijk naar de zorg, naar de schoonmaak, naar hoeveel vrouwen met een migratieachtergrond daar werken. Het is niet voor de bühne dat wij over diversiteit praten, het is voor onze leden.”

Maar nu gaan jullie dus toch met PVV-bewindslieden praten?

Elzinga: „Met bewindspersonen zullen we in gesprek gaan om de belangen van onze leden te verdedigen. Zij zitten er namens vier partijen. We zullen hen beoordelen op hun beleid en hun uitspraken. Maar als zij mensen tegen elkaar gaan uitspelen, zal dit wel een discussiepunt worden.”

En PVV-Kamerleden? Daar spreken jullie nog nauwelijks mee, toch?

Elzinga: „Tot nu toe was dat niet nodig, gezien de politieke verhoudingen. Maar als dat straks wel nodig is om politieke meerderheden te realiseren, dan zullen we dat doen.”

Jong: „Als ik een PVV’er op straat tegenkom, zeg ik hem dan gedag? Nee, waarschijnlijk niet. Maar als ik PVV’ers nodig heb voor een meerderheid bij een belangrijke stemming, probeer ik hen van mijn standpunt te overtuigen. Ik zou wel gek zijn als ik dat niet doe. Zij kunnen opportunistisch zijn, wij ook. Ons cordon sanitaire is duidelijk: de FNV laat zich niet lenen om de PVV-boodschap te verspreiden. Hebben wij hen nodig om ónze boodschap te verspreiden? Dan is het een ander verhaal.”

Elzinga: „Maar is dat samenwerken? Nee. Dat is gewoon je standpunt duidelijk maken aan een Kamerlid.”

Een op de vier Nederlanders stemde PVV. Daar zullen ook FNV-leden bij zijn.

Elzinga: „Onze leden zijn een doorsnede van de samenleving, dus het zal bij ons niet anders zijn. Misschien zelfs meer, maar dat hebben we niet onderzocht.”

Jong: „Angst voor migranten horen we ook bij onze leden terug. Vooral bij mensen die het minimumloon verdienen en daar niet van kunnen rondkomen. De PVV zegt dat hun problemen worden opgelost als we asielzoekers terugsturen. We snappen goed dat mensen zich in de steek gelaten voelen door de overheid. Het probleem is alleen dat deze partij die mensen natuurlijk niet gaat helpen.”

Elzinga: „Populistische partijen als de PVV willen de onvrede niet oplossen. Onvrede in stand houden is hun verdienmodel. Ze wijzen vooral zondebokken aan: buitenlanders, de media, rechters, vakbonden.”

Jong: „Ik spreek wel eens leden die de PVV napraten en zeggen dat asielzoekers van alles gratis krijgen. Als ik dan uitleg dat het niet zo werkt, dan zeggen ze ‘O, heb ik het dan verkeerd begrepen? Had ik dan toch anders moeten stemmen?’”

Zijn jullie opgelucht dat Sociale Zaken geen PVV-, maar een NSC-minister krijgt?

Jong: „Ja.”

Elzinga: „Ik heb Eddy van Hijum een paar keer gesproken en ik denk dat we goed met hem kunnen samenwerken.”

Jong: „Met Pieter Omtzigt heb ik de afgelopen jaren veel samengewerkt, ook hier op het FNV-kantoor. Hij had ons benaderd met de vraag: zijn er nog meer Toeslagenaffaires?”

De vakbond wees hem toen op de arbeidsongeschiktheidsuitkering WIA, die voor burgers vaak slecht uitpakt. Bijvoorbeeld omdat zij ondanks een aantoonbare ziekte geen uitkering krijgen, of een bijzonder lage.

Omtzigt was het met hen eens, zegt Jong. „Hij zei: ik wil hier iets mee, dit is potentieel een nieuwe Toeslagenaffaire.” Maar hij had als eenmansfractie weinig personeel. Jong: „Dus heb ik mijn beleidsmedewerkers min of meer aan hem uitgeleend.”

Ze kijkt Elzinga aan. „Mag ik dat vertellen van de dienstauto?” Elzinga lacht. Oud-informateur Ronald Plasterk verklapte eerder in de Tweede Kamer dat Omtzigt zijn dienstauto met chauffeur geleend had om, zo bleek achteraf, journalisten te informeren dat hij uit de formatie zou stappen.

Jong vertelt grappend dat Omtzigt ook eens de dienstauto van Tuur Elzinga geleend heeft.

„We zouden hier op ons kantoor in Utrecht afspreken en hij zei: dat kan wel, maar daarna moet ik naar Amsterdam.” De dienstauto bood uitkomst.

Elzinga: „Overigens met veel plezier hoor.”

Jong: „Nee absoluut, absoluut. We hebben echt goed samengewerkt.”

Als NRC dit vrijdag voorlegt aan Pieter Omtzigt, antwoordt hij: „FNV heeft een dienstauto. Ik kwam gewoon met het openbaar vervoer aan, zoals bijna altijd, en zij boden aan mij af te zetten met de auto. Dat was aardig, maar had niet gehoeven.”

Nadat Rutte IV was gevallen, ruim een jaar geleden, hield de samenwerking plots op. Omtzigt was, zo werd later duidelijk, druk met het oprichten van zijn eigen partij. Jong: „Wij hoorden niks meer.”

Jong was vooral benieuwd wat Omtzigt over dit onderwerp in het coalitieakkoord had weten te krijgen. Het eerste wat ze deed: zoeken op ‘WIA’ (geen resultaten) en ‘arbeidsongeschiktheid’. „Dat laatste begrip zag ik twee keer: in beide gevallen ging het over de tegemoetkoming die arbeidsongeschikten krijgen voor de extra kosten door hun ziekte. Die wil deze coalitie afschaffen. Nou, toen heb ik wel even met tranen in mijn ogen gezeten. Ik dacht: hoe kan dit nou?”

Zijn jullie geghost [plotseling uit iemands leven verdwijnen] door Omtzigt?

Jong: „Ik denk dat hij andere dingen aan zijn hoofd had. Maar goed, wij zijn ook niet zomaar iemand. Wij zijn wel de grootste vakbond van Nederland. En don’t fuck with de grootste vakbond van Nederland, zou ik zeggen. Dus… We zullen nog wel zien wie wie ghost. Toch, Tuur?”

Staan er dingen in het coalitieakkoord waar jullie wel blij mee zijn?

Jong: „Er staan wat dingen in waarvan je denkt: best aardig. Het versterken van de positie van mantelzorgers bijvoorbeeld. Maar als je de financiële bijlage leest, blijkt dat voornemen niks waard. Er is geen geld voor, dus die woorden in het akkoord zijn voor de bühne.”

Elzinga: „Het inperken van flexwerk op de arbeidsmarkt lijkt wel door te gaan, en de pensioenhervorming ook. Dat is hartstikke fijn. Maar van de thema’s waarop je van deze coalitie zou verwachten dat ze er keihard mee aan de slag gaat, zoals bestaanszekerheid, de staat van de rechtsstaat en het vertrouwen in de politiek: niks, niks, niks.”

Jullie gaan er met gestrekt been in. Gaat de FNV deze kabinetsperiode vaak de straat op?

Elzinga: „Dat hangt van de concrete maatregelen af. Maar die bezuinigingen op rijksambtenaren, daar zie ik een lange strijd voor me. Als er zoveel mensen wegmoeten op ministeries en hun lonen worden bevroren… Dat is de bijl aan de wortel van de vrije loononderhandelingen en een oorlogsverklaring aan de vakbond.”

Jong: „Ik heb het vertrouwen dat ik op het gebied van sociale zekerheid nu veel mensen in beweging krijg. Wat er nu gebeurt, is een aanslag op onze verzorgingsstaat. Het inkorten van de WW-uitkering laten wij niet over onze kant gaan. Als ik ergens het Malieveld mee vol krijg, is dat het wel. Ik weet het zeker: dit wordt ons finest hour.”


Robbert Dijkgraaf: ‘In het gepolariseerde debat moet je als minister een dempende werking hebben’

De verhuisdozen staan nog niet klaar in de werkkamer van minister Robbert Dijkgraaf. Zijn massieve, houten werktafel ligt bezaaid met boeken. Op een lange, lage kast staat een opvallend grote waaier die hij kreeg van een mbo-school, als dank voor zijn inspanningen om het middelbaar beroepsonderwijs meer waardering te geven. „Ik ben vooral met het hier en nu bezig”, zegt hij. De laatste weken van het demissionaire kabinet zijn „toch nog heel druk” geweest. „Ik voel me een beetje als een cartoonfiguurtje dat over de afgrond rent, blijft doorrennen en op een gegeven moment naar beneden kijkt. Dan grijpt de zwaartekracht in. Dat zal mij binnenkort waarschijnlijk ook gebeuren.”

Robbert Dijkgraaf (64) kwam als buitenstaander naar het Binnenhof; een internationale wetenschapper die voor D66 minister van Onderwijs werd in het kabinet-Rutte IV. De nieuwe coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB zei vooraf een regeringsploeg te willen met minimaal de helft van de bewindspersonen van buiten de politiek, maar dat lijkt vooralsnog niet de uitkomst.

Hoe is de stap van wetenschap naar politieke arena u bevallen?

„Het grote verschil is dat je geen observator meer bent, je bent vanaf dag één politicus. Je moet niet alleen overal een mening over hebben, je krijgt ook bij elk probleem de vraag: wat ga je eraan doen?

„Er waren beleidsterreinen waarin ik goed thuis was, zoals het wetenschappelijk onderwijs. Maar als ik terugkijk naar waar ik met name iets voor heb kunnen betekenen, dan waren dat juist terreinen die buiten mijn expertise lagen, zoals het middelbaar beroepsonderwijs en het slavernijverleden. Daar hielp de onderzoekende houding die ik vanuit de wetenschap heb.”

Bij Kamerdebatten viel op dat u die geconcentreerd volgde, alsof het een tenniswedstrijd was. Wat fascineerde u?

„Je bent als minister te gast in de Kamer, het is een schouwspel met één toeschouwer en 150 spelers. Je mag als bewindspersoon niet interrumperen. Wat me opviel, is dat onderwijs een van de weinige thema’s is die de politiek van links tot rechts verbinden. Natuurlijk zijn er ook controversiële kwesties. Ik heb altijd geprobeerd vanuit de inhoud te praten. Daarom luisterde ik ook graag naar de argumenten van andere politieke partijen.”

Ik voel me een beetje als een cartoonfiguurtje dat over de afgrond rent, blijft doorrennen en op een gegeven moment naar beneden kijkt. Dan grijpt de zwaartekracht in.

Het politieke debat is enorm gepolariseerd. Uw partij D66 moet daarbij flink incasseren van radicaal-rechtse partijen. Wat moet het antwoord daarop zijn?

„Er zit vaak een nare groepsdynamiek in de politiek. Dat zie je ook bij kinderen op basisscholen: één iemand is de pineut. In Den Haag gebeurde dat met Sigrid Kaag, die vaak hard en persoonlijk werd aangevallen. Dat heeft mij ontzettend veel pijn gedaan. Ik heb zelf in het debat steeds geprobeerd het smalle middenpad te bewandelen, waarbij ik zo goed mogelijk probeerde alle maatschappelijke krachten te voelen. Ook als je ergens tegen bent, is het goed om precies te weten wáár je tegen bent.”

Zijn er grenzen aan wat je moet accepteren?

„Je moet soms wel een streep trekken, ja.”

Dijkgraaf verwijst naar het Kamerdebat na Prinsjesdag 2022, waarbij het hele kabinet de zaal verliet nadat FVD-fractievoorzitter Thierry Baudet Sigrid Kaag, die in Oxford studeerde aan St. Antony’s College, het verwijt had gemaakt dat zij op een opleidingsinstituut voor spionnen had gezeten. „Ik was als eerste weg uit het vak.”

Ondanks ideologische verschillen leek u het in debatten best goed te kunnen vinden met PVV-Kamerleden als Harm Beertema en Martin Bosma. Zou u met de PVV in een coalitie kunnen zitten?

„Nee, absoluut niet. Ik herken mijn eigen waarden totaal niet in deze partij. Het is een partij die een grote groep Nederlanders, de moslimgemeenschap, wegzet als tweederangsburgers. In de tweede plaats krijgt dat natuurlijk reflectie in de beleidskeuzes, zoals we bij het nieuwe kabinet zien. Ook op het gebied van het onderwijs, bijvoorbeeld de voorgenomen invoering van de ‘langstudeerboete’ voor studenten. Dat vind ik heel pijnlijk.”

De VVD liet de regeringscoalitie waarvan u deel uitmaakte een jaar geleden vallen op het asielbeleid. Hoe kijkt u daarop terug?

„Het kwam voor mij als een totale verrassing. Op donderdag waren er geruchten, toen dacht ik: dat kan toch niet wáár zijn? Op vrijdag hadden we een ministerraad waar, eerlijk gezegd, best een goede sfeer hing. Ik ging naar huis toe en kreeg twee uur later een appje: om acht uur vanavond is er een extra ministerraad – daar klapte het. Dat was een totaal surrealistisch theater. Ik zag veel collega’s in de Trêveszaal verbouwereerd naar elkaar kijken.”

Het kabinet zat er nog maar anderhalf jaar, met een ambitieuze agenda, ook op uw terrein. Voelt u zich belazerd door de VVD?

„Dat was niet het gevoel dat ik toen had; dat was diepe teleurstelling. En dat het een totaal onnodige keuze was. Er zat een politieke berekening achter die ik misschien nog kan begrijpen ook, maar het is uiteindelijk een grote gok geweest, waarmee het land een heel ingrijpende afslag heeft genomen. Het doet me denken aan de voormalige Britse premier Cameron met zijn initiatief voor het Brexit-referendum.”

U zegt zelf ook met controversiële kwesties te maken te hebben gehad. Is er zo’n debat dat u scherp is bijgebleven?

„Dat was het debat over het slavernijverleden, ik was de coördinerend minister voor het herdenkingsjaar. Er was brede instemming vanuit de Kamer om excuses aan te bieden, maar vanuit een bepaalde hoek kwam kritiek. Dat raakte mij zeer. Ik zei tegen Martin Bosma van de PVV: ‘Ik kan niet begrijpen waarom je je eigen verleden niet zou willen kennen.’ Ik ben zelf iemand die de feiten altijd op tafel wil hebben. Mijn interesse in zijn argumenten was oprecht, ik wil altijd weten waarom mensen ergens op een andere manier naar kijken dan ik. Juist zo’n tegengestelde mening kan helpen je argumenten aan te scherpen.”

De PVV-suggestie dat fors kan worden bezuinigd op de universiteiten omdat ze te ‘woke’ zijn, klinkt echt als revanchisme

Ook tegen onderwijs kijkt de PVV volstrekt anders aan dan u.

„Dat is waar. We hadden onlangs een commissiedebat waarbij de vertegenwoordiger van de PVV de forse bezuiniging op wetenschappelijk onderwijs legitimeerde met de gedachte dat er te veel politiek activisme op de universiteiten is, dat ze te woke zijn. Dat trof mij in het hart. Het klinkt als revanchisme. Dat vind ik moeilijk te accepteren.”

Had u zien aankomen dat de politieke wind zo anders zou gaan waaien?

„Toen ik als minister begon zei ik: we zijn de tent nog aan het opzetten, maar de hemel betrekt al. We kregen vrij snel de inval van Rusland in Oekraïne. De economie ging haperen, de inflatie nam toe. In de zomer kwam er opnieuw grote onrust rond stikstof. We hadden eigenlijk maar een of twee maanden tijd om de grote beslissingen te nemen, zoals de herinvoering van de basisbeurs. Ik ben blij dat we daar direct mee zijn begonnen. Dat was wel iets waaraan ik moest wennen; in mijn vorige leven kon ik veel langer nadenken.”

Bent u bang dat veel van de zaken die u in gang hebt gezet weer teruggedraaid worden?

„Mijn erfenis bestaat uit twee delen. Er is een materieel deel van investeringen en plannen dat misschien teruggedraaid wordt. Dat doet heel veel pijn, ook hier op het departement. Maar er is ook een immaterieel deel dat denk ik blijvend zal zijn, zoals hoe we naar het mbo zijn gaan kijken. Het was voor mij een ontdekking dat mbo, hbo en wo totaal verschillend werden behandeld. Ik vond dat niet uit te leggen. We hebben niet alleen wetten en regels aangepast om het gelijk te trekken, maar zijn ook andere woorden gaan gebruiken. Ik ben vrij snel gaan spreken over de waaier van het vervolgonderwijs, niet meer over ‘hoger’ en ‘lager’ onderwijs. Als ik nu ergens op werkbezoek kom, krijg ik te horen: ‘Nou, de hele waaier zit er hoor’. De samenwerking tussen onderwijsvormen is nu veel intensiever; daar hebben ze geen minister meer voor nodig.”

Heeft u genoeg gedaan aan de grote problemen in het onderwijs? Aan het lerarentekort en het gebrekkige taal- en rekenniveau?

„Het funderend onderwijs was niet mijn eigen portefeuille, maar natuurlijk maak ik me wel zorgen over deze taaie problemen. We hebben beleid gemaakt waarvan ik verwacht dat het zijn vruchten nog zal gaan afwerpen. Op de lerarenopleidingen wordt meer aandacht besteed aan rekenen en taal, we hebben de salarissen in het primair onderwijs verhoogd, het is makkelijker geworden om als zij-instromer in het onderwijs te gaan werken. Ik hoop dat het nieuwe kabinet deze lijn vasthoudt.

„Mijn zorg is dat er de komende jaren wel aandacht zal zijn voor de basisvaardigheden, maar minder voor kansengelijkheid. De aangekondigde bezuiniging op de brede brugklas bijvoorbeeld, stelt mij niet gerust.”

Wat wél onder uw portefeuille viel, was het indammen van de internationalisering van het hoger onderwijs. Er lag al een wetsvoorstel toen u begon, maar dat trok u in. Waarom maakte u niet meer vaart?

„Ik vond dat dit we dit wat dieper moesten doordenken in een nieuw wetsvoorstel. Wat ik als groot risico zag in deze discussie, is dat we met de botte bijl beleid zouden maken, waar juist chirurgische precisie nodig is. Want die overvolle collegezalen en het gebrek aan huisvesting spelen niet overal. Wel in Amsterdam, niet in Twente. In de nieuwe wet houden we daar rekening mee. We willen het onderwijs voor Nederlandse studenten toegankelijk houden, maar ook buitenlands talent kunnen binnenhalen, dat is van economisch belang. Het is ook een onderwerp waarover de inzichten aan het verschuiven waren. In de samenleving, in de politiek en ook op onze onderwijsinstellingen. En het geldt ook voor mijzelf. Eerst was het: hoe internationaler, hoe beter. Nu zeggen we: we zien de grote waarde ervan, maar het vergt meer sturing.”

De laatste maanden gaat het op universiteiten vooral over Gaza. Besturen worstelen zichtbaar met de felle protesten. Hoe kijkt u daarnaar?

„Ik vind het op zichzelf een groot goed dat het onderwijs zich maatschappelijk engageert. Dat hoort bij de academische vrijheid. Het is niet aan de politiek om zich daarin te mengen. Universiteiten hebben zelf heel veel kennis in huis om dat debat te voeren. Tegelijk vind ik dat degenen die bij de protesten alle grenzen overgaan, stevig mogen worden aangepakt. Ik probeer de universiteiten achter de schermen te helpen. Ik heb aan deze tafel heel veel gesprekken gevoerd met allerlei partijen. Studenten, docenten, Joodse organisaties, moslimorganisaties. Ik probeer een dempende werking te hebben, door mensen bij elkaar te brengen. Dat is de rol die je als minister kunt spelen.”

U leek altijd wel lol te hebben in de politiek en u bent populair bij D66. Zien we u ooit nog terug in Den Haag?

„Ik ben nog nooit in een levensfase geweest waarbij alles zo fluïde is als nu. Ik heb nog geen idee wat ik ga doen. Ik heb mijn hele leven gewijd aan wat ik noem de ruggengraat van de samenleving, de interne krachten die de democratie overeind houden en steeds moeten verstevigen: in het onderwijs, in de wetenschap, in cultuur. Dat zal ik blijven doen, maar ik weet nog niet in welke vorm.”

Had u ja gezegd als Geert Wilders u had gevraagd om – opnieuw als buitenstaander– minister van Onderwijs te blijven?

„Dat zou ik zeker niet doen. Had ik al gezegd dat ik morele bezwaren heb om samen te werken met extreemrechts? En ik moet er ook niet aan denken om mijn eigen breiwerkje los te gaan trekken.”


PVV’er Markuszower toch geen kandidaat-minister Asiel en Migratie meer

PVV-leider Geert Wilders heeft Gidi Markuszower teruggetrokken als kandidaat voor de ministerpost migratie. Dat liet Wilders donderdagavond weten via X. De terugtrekking van Markuszower is een gevolg van het veiligheidsonderzoek dat de AIVD naar de kandidaat-bewindspersonen heeft uitgevoerd. Ook Wilders noemt de „inhoud van de naslag” als reden voor zijn besluit. Hij bevestigde daarmee berichtgeving van RTL Nieuws van eerder op de avond.

Eerder deze week lekte uit dat de PVV Markuszower wilde voordragen als minister van Asiel en Migratie en als vicepremier in het kabinet-Dick Schoof. Dat gaat nu niet door. Tegenover RTL Nieuws reageert Markuszower dat „het allemaal Kafkaësk aanvoelt en dat een gemiddelde terrorist meer rechten lijkt te hebben dan een politicus met een scherpe mening”.

In 2010 trok Markuszower zich terug van de PVV-lijst toen bleek dat het ministerie van Binnenlandse Zaken een brief met belastende informatie over hem naar Wilders had gestuurd. Daaruit bleek dat hij betrokken zijn geweest bij een organisatie die „informatie” had overgedragen aan „een buitenlandse mogendheid”. Bronnen van NRC vermoedden dat het ging om contacten met de Israëlische inlichtingendienst Mossad. De belastende informatie kwam van de AIVD.

Wilders schrijft dat hij in plaats van Markuszower voormalig PVV-fractievoorzitter in de Eerste Kamer Marjolein Faber voordraagt als minister van Asiel en Migratie. Zij zit nu namens de PVV in de Tweede Kamer. Bronnen bevestigen aan NRC dat Fleur Agema, beoogd minister van Volksgezondheid, de nieuwe PVV-kandidaat is voor het vicepremierschap.

Lees ook

‘Een kwaadaardige brief van de AIVD’

Nederland, Amstelveen, 21-05-2010 Gidi Markuszower stond op de kandidatenlijst van de PVV maar heeft zich teruggetrokken nadat bekend werd dat hij is opgepakt voor verboden wapenbezit. foto: Bram Budel

Lees ook

PVV’er Markuszower toch geen kandidaat-minister Asiel en Migratie meer


Aspirant-ministers moeten vooral zichzelf screenen

„Er is nauwelijks een meer gescreende persoon te vinden dan meneer Schoof”, zei NSC-leider Pieter Omtzigt grappend toen in mei de naam van de nieuwe premier bekend werd gemaakt. En hij had gelijk: Dick Schoof heeft jarenlange ervaring als hoogste ambtenaar van het ministerie van Justitie en Veiligheid en verschillende veiligheidsdiensten. Ambtenaren in die functies worden onderworpen aan uitgebreide veiligheidsonderzoeken voor zij die baan krijgen. Het gaat daarbij niet alleen om een mogelijk strafblad of een belastingschuld. Misschien zijn ze wel chantabel, leiden ze een dubbelleven of hebben ze sympathieën voor niet-bevriende naties.

Maar hoe zit het met de 28 andere kabinetsleden die eind deze maand moeten worden gepresenteerd? Voordat zij langskomen bij de vier partijleiders en formateur Richard van Zwol moeten zij gescreend zijn. Die screening duurt volgens betrokkenen hooguit enkele dagen, dus hoe diep gaat zo’n onderzoek?

Alles wordt op het bordje van de formateur gegooid en moet in de allerlaatste fase onderzocht worden

Paul Bovend’Eert
hoogleraar staatsrecht

Die vraag is extra relevant nu één van de namen die rondgaat die van Tweede Kamerlid Gidi Markuszower (PVV) is. Markuszower zou in beeld zijn als minister van Asiel en Migratie. Hij trok zich in 2010 terug van de kandidatenlijst van de PVV. Dat gebeurde nadat Geert Wilders een brief kreeg van toenmalig minister Ernst Hirsch Ballin (Binnenlandse Zaken, CDA) met belastende informatie van de AIVD over Markuszower. Hij werd toen gezien als „risico voor de integriteit” van Nederland, omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een organisatie die informatie heeft overgedragen aan „een buitenlandse mogendheid”. Volgens bronnen destijds ging het om Israël.

Screening ‘te vrijblijvend’

„De screening van kandidaat-bewindspersonen is behoorlijk vrijblijvend”, zegt de Nijmeegse hoogleraar staatsrecht Paul Bovend’Eert. Het onderzoek naar eventuele onregelmatigheden of integriteitsschendingen is bij kandidaat-bewindspersonen veel oppervlakkiger dan bij ambtenaren in gevoelige functies. Bovendien, zegt hij: veel wordt overgelaten aan de onderzochte persoon zélf.

Sinds anderhalf jaar is er een gedragscode voor bewindspersonen. Daarin staat aan welke eisen een minister of staatssecretaris moet voldoen. Zij of hij moet „weten wat er speelt in de samenleving” en „zich behoorlijk gedragen in contacten met burgers”.

Bewindspersonen moeten, uiteraard, ook integer zijn. Daarover staat in de code dat bewindspersonen voor hun benoeming zélf een risicoanalyse moeten doen. Ze moeten, met hulp van een vragenlijst, bij zichzelf nagaan of ze misdrijven hebben gepleegd, of er andere financiële belangen zijn of dat ze haatzaaiende teksten op sociale media hebben geplaatst. Na die analyse komt het gesprek met formateur Richard van Zwol en kandidaat-premier Schoof. Daar moeten de kandidaten alles melden wat mogelijk niet deugt en is het aan Van Zwol en Schoof om te beslissen of de opgebiechte kwesties ernstig zijn.

Basale vragen

Daarbij worden de kandidaten onderworpen aan een kort extern onderzoek, in AIVD-jargon: ‘de naslag’. Het gaat hierbij om basale vragen: is de persoon bekend bij de AIVD? Heeft zij of hij een belastingschuld? En: is er een strafblad? Diep gaat dat onderzoek niet. De AIVD meldt op de eigen website dat alleen onderzocht wordt „of iemand in onze systemen voorkomt en zo ja, hoe. Wij geven geen advies aan de formateur of minister-president.”

Soms gaat het mis. In 2012 trad staatssecretaris Co Verdaas (Sociale Zaken, PvdA) kort na zijn aantreden alweer af, omdat hij als provinciebestuurder in Gelderland ten onrechte een grote hoeveelheid autoritten had gedeclareerd. Deze kwestie, zegt Paul Bovend’Eert, had voorkomen kunnen worden als de screening beter was geweest. „Maar dat geldt ook voor twee voordrachten die Geert Wilders in deze formatie heeft gedaan: die van Gom van Strien als informateur, en die van Ronald Plasterk als kandidaat-premier.” Beiden kwamen in opspraak door publicaties in NRC over kwesties die aan hun integriteit raakten. Wilders nam zelf afscheid van Van Strien, Plasterk trok zich eind mei terug als premierskandidaat.

Bovend’Eert: „De rol van de partijleider zou groter kunnen zijn dan nu. Nu wordt alles op het bordje van de formateur gelegd, en moet alles in de allerlaatste fase van de formatie nog onderzocht worden. Politiek leiders kunnen zélf beginnen met screenen. Ze kunnen een uitgebreid cv opvragen, nagaan wat kandidaten in het verleden hebben gedaan of in het openbaar hebben gezegd. Je kunt alvast een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) vragen. Het is op zich vrij simpel.”

Lees ook

Prestigieuze ministeries gaan naar VVD en NSC, maar de PVV kan zich straks uitstekend profileren

Kamervoorzitter Martin Bosma (rechts) ontvangt beoogd premier Dick Schoof in de Tweede Kamer.

Daarbij zou de risico-analyse „een stuk zwaarder en degelijker” kunnen, zegt Bovend’Eert. Maar regels rondom de integriteit van bewindspersonen zijn, zegt hij, nog altijd schokkend slecht geregeld. Ook rondom hun activiteiten na het vertrek uit de politiek. De Tweede Kamer moet nog een wetsvoorstel van het huidige demissionaire kabinet behandelen, dat regelt dat bewindslieden na hun ontslag geen functie gaan vervullen waarin het gevaar op belangenverstrengeling bestaat. Ze moeten een ‘afkoelperiode’ in acht nemen, en advies vragen over een nieuwe baan aan een onafhankelijk college. Bovend’Eert: „Er is overal goede wil om dit beter te regelen. Maar ik mis nog altijd de urgentie en ambitie om regels over integriteit minder vrijblijvend te maken.”

Correctie (12-6-2024): In een eerdere versie van dit artikel stond dat alle 29 ministers en staatssecretarissen op het bordes worden gepresenteerd. Dat is alleen het geval bij de ministers.


Prestigieuze ministeries gaan naar VVD en NSC, maar de PVV kan zich straks uitstekend profileren

Wie het kabinet-Schoof als een klassiek kabinet beschouwt, kan niet anders dan concluderen dat VVD en NSC de onderhandelingen over de postenverdeling uitermate effectief hebben gevoerd. Van oudsher prestigieuze ministeries als Financiën (VVD), Justitie (VVD), Binnenlandse Zaken (NSC) en Buitenlandse Zaken (NSC) gaan stuk voor stuk aan de neus van verkiezingswinnaar PVV voorbij.

Het lag voor de hand dat de PVV ten minste een van die ministeries zou gaan bestieren. Geert Wilders zag eerder immers ook al af van het premierschap. Dat werd de partijloze topambtenaar (en voormalig PvdA-lid) Dick Schoof. In plaats daarvan levert de PVV straks twee ministers die passen bij de speerpunten uit de verkiezingscampagne, maar die niet gelden als ‘de hoofdprijs’: Migratie en Volksgezondheid. De partij krijgt ook Infrastructuur en Economische Zaken. Alleen die laatste post geldt als écht invloedrijk.

Toch is het maar de vraag of de PVV zichzelf als verliezer beschouwt. Alle partijen houden vanzelfsprekend rekening met de eigen achterban als ze een kabinet samenstellen. En volgens politicoloog Sarah de Lange is het voor radicaal-rechtse partijen als de PVV vooral belangrijk posten te kiezen met een hoge symboolwaarde en waarop ze daadkracht kunnen laten zien. En dan heeft de PVV het niet slecht gedaan.

Infrastructuur leent zich uitstekend voor symboolpolitiek

Sarah de Lange
hoogleraar

Drie nieuwe ministeries

Migratie en veiligheid hebben voor zulke partijen doorgaans de hoogste prioriteit, zegt De Lange, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in radicaal-rechts. „Je ziet dan ook vaak dat deze partijen in de regering een nieuw ministerie voor migratie oprichten of daar een nieuwe portefeuille voor creëren.”

Dat is precies wat het kabinet-Schoof zal doen. De dossiers migratie en asiel vielen de afgelopen jaren onder het ministerie van Justitie, met een eigen staatssecretaris. In het nieuwe kabinet wordt Migratie en Asiel een zelfstandig ministerie. Ook Volkshuisvesting, dat ooit een zelfstandig ministerie was maar in Rutte IV onder Binnenlandse Zaken viel, en Klimaat, dat eerder deel uitmaakte van het ministerie van Economische Zaken, worden zelfstandige departementen.

De wijziging is vooral cosmetisch van aard, maar symbolisch belangrijk. „Omdat daarmee de politieke accenten worden gegeven aan deze onderwerpen”, zei premierskandidaat Dick Schoof woensdag. Extra ambtenaren of nieuwe huisvesting voor deze ministeries noemde hij „echt niet nodig”. Gidi Markuszower, de beoogde minister van Migratie, werkt straks dus toch op het gebouw van Justitie.

De beoogde minister voor Volksgezondheid – Fleur Agema – heeft geen typisch radicaal-rechtse portefeuille, maar past wel bij het PVV-imago. Het ministerie voor Infrastructuur, waar de PVV zowel de minister als de staatssecretaris levert, is dan wel weer typerend. Matteo Salvini van de Italiaanse Lega bestuurt hetzelfde ministerie, de uiterst-rechtse FPÖ deed dat ook jarenlang in Oostenrijk.

„Een ministerie van Infrastructuur leent zich uitstekend voor symboolpolitiek”, zo verklaart Sarah de Lange deze keuze. Barry Madlener, de beoogde minister op dit dossier, kan zich straks storten op het openen van nieuwe autowegen of de verhoging van de maximumsnelheid. Bovendien kan hij de partij daarmee neerzetten als partij die de regio beter bereikbaar maakt.

Lees ook

Juridische risico’s, blinde vlekken en meer kansenongelijkheid: ambtenaren zien vele losse eindjes in coalitie-afspraken

Het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag, een van de departementen die zich grote zorgen maken over de door de beoogde coalitie voorgenomen bezuinigingen.

Machtsverhoudingen

Strategische keuzes zijn ook bij de andere partijen te zien. BBB, begonnen als politieke uiting van plattelandsonvrede, mag de volledige top van het ministerie van Landbouw bemensen. NSC kan met een minister voor Binnenlandse Zaken en een staatssecretaris voor Toeslagen aan de slag met het dossier dat de campagne van Pieter Omtzigt domineerde: goed bestuur.

Voor heel wat VVD’ers zal het binnenslepen van het ministerschap op Financiën een opluchting zijn. In de achterban werd tijdens de campagne en de formatie met enige zorg gekeken naar de dure verkiezingswensen van PVV en BBB. Met het ministerie van Financiën in handen – naast een VVD-minister komen er twee staatssecretarissen van NSC-huize – kan die scepsis worden weggenomen.

De dominantie van VVD en NSC valt ook bij de aanpalende ministeries op. Op Sociale Zaken krijgt NSC’er Eddy van Hijum als minister straks gezelschap van een VVD-staatssecretaris. Alleen op Economische Zaken komt een PVV-kandidaat: horecakoepelbaas Dirk Beljaart. BBB levert zelfs niet één bewindspersoon in deze sociaal-economische driehoek.

Als het gaat om geld, kun je niet om deze driehoek heen. En juist daar spelen PVV en BBB een kleine rol.

Wat dat voor de verhoudingen in de coalitie betekent, is mogelijk al snel te zien. De afgelopen weken kreeg het demissionaire kabinet een aantal financiële tegenvallers te verwerken. Die zal het nieuwe kabinet moeten opvangen. Dan zal snel blijken hoe de macht tussen de coalitie en dit kabinet verdeeld is.

En dan is er nog een ander risico. Door zich zichtbaar aan eigen dossiers te koppelen, maken de vier partijen zich kwetsbaar als ze hun plannen niet waarmaken. De Lange: „Dan is het risico, met name voor BBB en PVV, heel reëel dat de kiezers hen daar op afrekenen. Je kunt de schuld dan niet geven aan een staatssecretaris van NSC of VVD. En zorg is ook niet een domein waar je de schuld makkelijk op de EU kunt afschuiven, als het misgaat.”


In Scandinavië komt de wind niet van rechts, maar juist van links

In Denemarken, Zweden en Finland komt de wind helemaal niet van rechts, maar van links. De Deense sociaal-democraten hebben het afgelegd tegen de linksere socialisten, de Finse socialisten hebben met partijleider Li Andersson de populairste kandidaat van het land, en in Zweden werd de sociaal-democratische oppositiepartij de grootste.

„Denemarken stuurt een sterk signaal naar Europa”, kopt de Deense krant Politiken. „De rechtse verschuiving in Europa heeft Denemarken niet getroffen”, aldus de krant. De Socialistische Volkspartij is met 17,4 procent van de stemmen de grootste partij deze verkiezingen. „De sociaal-democraten verliezen hier niet aan rechts, maar aan links.” Ze behouden hun drie Europese zetels, maar doen dat met minder stemmen.

De Deense uitslag is ook een signaal voor de nationale politiek, zegt hoogleraar politieke communicatie Claes de Vreese (UvA). „Na de vorige parlementsverkiezingen was er een regering mogelijk op centrum-links, maar de sociaal-democraten kozen ervoor om over rechts te gaan.”

De Deense coalitie bestaat nu uit de sociaal-democraten en twee liberale partijen, Venstre en Moderaterne. Zij hadden samen de helft van de Deense zetels in het Europees Parlement, nu komen ze uit op zes van de vijftien.

Kiezers hadden de voorkeur voor een coalitie over links, zegt De Vreese. „Door nu groen en links te stemmen, geven kiezers aan dat ze die coalitie liever hadden gezien. Dat zie je natuurlijk vaker bij Europese verkiezingen, nu ook in Duitsland en Frankrijk, dat kiezers zo’n signaal afgeven.”

De radicaal-rechtse Deense volkspartij krijgt één zetel, minder dan verwacht. „Er is veel concurrentie op rechts”, legt De Vreese uit. „Kiezers concentreren zich dus minder op één partij dan in bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland.”

De sociaal-democraten nemen rechts ook wind uit de zeilen door een streng asiel- en migratiebeleid te voeren, al heeft de partij er uiteindelijk geen baat bij om te zeer op de rechtse concurrent te lijken, aldus De Vreese.

Zweden en Finland

Voor het eerst heeft de anti-immigratiepartij Zweedse Democraten, deel van de coalitie, terrein verloren bij verkiezingen. De partij kreeg 13,2 procent van de stemmen, 2,1 procent minder dan in 2019. Dat ligt aan de media, vindt partijleider Jimmie Åkesson: rondom het gebruik van anonieme nep-accounts op sociale media door de partij ontstond een politiek schandaal. Veel aandacht voor de politieke ideeën van de partij was er vervolgens niet meer, klaagt Åkesson.

De grootste partij in Zweden blijft de oppositiepartij van de sociaal-democraten, met bijna een kwart van de stemmen en vijf zetels.

Lees ook
Nationalistische Zweden willen alleen maar hoge muren rond Europa

Partijleider Jimmie Åkesson van Zwedendemocraten afgelopen maand op campagne in Norrköping, Zweden.

In Finland is de radicaal-rechtse Finnenpartij de grote verliezer. De verwachting was dat de coalitiepartij op drie zetels zou uitkomen; het is er maar één geworden. Twee ministers van de partij kwamen vorig jaar in opspraak vanwege nazigrappen.

Het verkiezingssucces van de Finse socialisten komt vooral door de razend populaire Li Andersson. De partijleider is „in shock”: haar partij is gegroeid met 10,4 procent ten opzichte van de vorige Europese verkiezingen. Ze kreeg de meeste stemmen van alle kandidaten, 247.604. De conservatieve partij van premier Petteri Orpo is met vier zetels wel nog altijd de grootste.

De Scandinavische landen tonen volgens hoogleraar Claes de Vreese dat de veelbesproken opmars van radicaal-rechts „geen lineair proces of wetmatigheid is, zo zie je bij deze verkiezingen”. De Deense volkspartij, bijvoorbeeld, doet al ruim 25 jaar mee aan verkiezingen en is een „gewone politieke partij” geworden. „Soms doen ze het goed, en soms niet.”


Formatie mobiliseerde de kiezers

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Om dit formulier te kunnen verzenden moet Javascript aan staan in uw browser.


Maximaal 120 woorden a.u.b.

Vul je naam in