De politieke discussie over meerouderschap sleept al jaren voort en kon wel een doorbraak gebruiken, maar door een kabinetsbesluit van deze week duurt de impasse juist voort. Staatssecretaris Teun Struycken (Rechtsbescherming, NSC) gaat niet werken aan een regeling die het mogelijk maakt dat meer dan twee ouders het gezag krijgen over hun kinderen. De kosten bij de overheid „zijn groter dan we hadden voorzien”, zei Struycken woensdag in de Kamer. Ook voorziet hij problemen bij de uitvoering.
Het leidde tot teleurstelling bij een deel van de oppositie, die de argumentatie van Struycken niet geloofwaardig vindt en denkt dat in deze rechtse coalitie simpelweg de politieke wil om het te regelen ontbreekt.
De manier waarop ouderschap in Nederland wordt vormgegeven, verandert al jaren. Steeds vaker groeien kinderen op in gezinnen met meer dan twee opvoeders, zoals regenbooggezinnen, samengestelde gezinnen en binnen co-ouderschap. Toch erkent de wet nog steeds slechts twee ouders per kind, wat volgens belangenorganisaties als COC Nederland en Stichting Meer dan Gewenst tot allerlei praktische problemen leidt. Zij wijzen erop dat niet alle ouders nu beslissingen kunnen nemen over bijvoorbeeld medische ingrepen of schoolzaken.
Al in 2016 adviseerde de Staatscommissie Herijking Ouderschap om meerouderschap wettelijk mogelijk te maken, maar sindsdien bleven achtereenvolgende kabinetten aarzelen. Terwijl ook recent weer rapporten erop wijzen dat zo’n regeling voordelen kan hebben, vooral voor kinderen die vanaf hun geboorte opgroeien in een gezin met meer dan twee ouders.
„Waarom al die onderzoeken, als er vervolgens niets mee gebeurt?”, vroeg VVD-Kamerlid Ingrid Michon-Derkzen zich af in het debat. D66’er Joost Sneller wees erop dat een op de vijf kinderen in zulke gezinnen juridische knelpunten ervaart.
In de Tweede Kamer zijn er traditioneel twee kampen als het om kwesties als meerouderschap gaat: linkse en liberale partijen zijn voor, christelijke en conservatieve partijen vaak tegen omdat zij uitgaan van een klassiek gezin met één vader en één moeder.
Belastingdienst
Tegenstanders van een wettelijke regeling vrezen ook dat het te veel complexiteit met zich meebrengt en negatieve gevolgen kan hebben voor kinderen. Ze wijzen op juridische en praktische problemen, zoals conflicten tussen ouders.
De Raad voor de Kinderbescherming waarschuwde eerder dat het erkennen van meerdere ouders kan leiden tot meer juridische procedures en loyaliteitsconflicten bij kinderen. Ook uitvoeringsinstanties zoals de Belastingdienst en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) geven aan dat de regeling grote impact heeft op toeslagen, kinderbijslag en studiefinanciering. De invoering zou aanzienlijke kosten met zich meebrengen, terwijl er momenteel geen budget voor is gereserveerd.
Staatssecretaris Struycken gaf in het debat ook aan dat een wettelijke regeling voor meerouderschap niet in het regeerakkoord staat en kostbaar en complex is. Een voorstander als Joost Sneller suggereerde dat dit niet het hele verhaal is. „Hoewel de staatssecretaris zegt dat het een kwestie van geld is, lijkt het een politieke keuze om ermee te stoppen.” Michiel van Nispen (SP) vond het argument van de kosten, zo’n 5 miljoen euro, ook niet overtuigend en vroeg Struycken om de wet alsnog voor te bereiden. „Als het probleem bij de uitvoering zit, kan de wetgeving toch worden uitgewerkt?”
Initiatiefwet
Nu het kabinet niet met een wet voor meerouderschap door wil, zouden partijen in de Tweede Kamer kunnen proberen het met een initiatiefwet in het parlement te regelen. Mikal Tseggai van GroenLinks-PvdA, een van de voorstanders, vroeg coalitiepartij VVD of de liberalen zo’n wet zouden steunen. Tseggai wees erop dat de VVD in de verkiezingscampagne het Regenboogstembus-akkoord heeft ondertekend, waarin ook meerouderschap is opgenomen. Kamerlid Michon-Derkzen bevestigde dat de VVD zo’n voorstel inhoudelijk zou kunnen steunen, maar zei ook te willen afwachten.
Het maken en delen van foto’s en filmpjes van slachtoffers van ongelukken of geweld moet strafbaar worden, vinden GroenLinks-PvdA en CDA in de Tweede Kamer. De twee fracties kwamen dinsdag met een aangescherpt wetsvoorstel om onnodig leed bij slachtoffers en hun nabestaanden te voorkomen, en om online „sensatiezucht” tegen te gaan.
Kamerleden Derk Boswijk (CDA) en Songül Mutluer (GroenLinks-PvdA) pleiten voor een geldboete van 9.000 euro en een maximale gevangenisstraf van één jaar voor de eerste persoon die dergelijke beelden van slachtoffers deelt. Drie vragen over dit wetsvoorstel, waar al jarenlang in Den Haag aan wordt gewerkt.
1 Wat is de aanleiding voor dit wetsvoorstel tegen ‘exposen’?
Het idee kwam zeven jaar geleden van CDA-Kamerlid Madeleine van Toorenburg: passerende automobilisten maakten toen beelden van een ernstig ongeluk op de A58.
Er kwamen wel preventiecampagnes tegen het ‘exposen’ van slachtoffers, maar het duurde tot 2023 totdat het tot een initiatiefwet kwamen. De Raad van State was kritisch over het maatschappelijke draagvlak voor zo’n verbod, en vroeg zich af of het strafrecht hier gepast was.
Volgens GroenLinks-PvdA-Kamerlid Mutluer moet het wetsvoorstel opnieuw opgepakt worden, omdat het delen van beelden van slachtoffers nog steeds „moreel verwerpelijk” is. „Mensen realiseren zich niet wat de impact is van hun acties.”
CDA-Kamerlid Boswijk benadrukt dat preventiecampagnes niet voldoende zijn gebleken, en dat strafbaarstelling nodig is. „Het is nu en-en”, zegt hij, verwijzend naar het wetsvoorstel. Het intensieve smartphonegebruik van tegenwoordig maakt het probleem volgens Boswijk „alleen maar erger”.
Recente cijfers over het aantal verzoeken tegen beeldverspreiding zijn er volgens politie niet. „Strafrecht geeft ons wel goede handvatten om op te treden”, aldus een woordvoerder van de landelijke politie die het wetsvoorstel „sympathiek” noemt.
2 Welke kritiek is er op het wetsvoorstel tegen deze beelden?
De Raad van State uitte eerder twijfels over de bescherming van burgerrechten, zoals de vrijheid van informatieverspreiding. Thomas Bruning, secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), waarschuwt voor een „chilling effect”, waarbij bijvoorbeeld persfotografen terughoudend worden en de persvrijheid onder druk komt te staan. „Straks mogen journalisten niet meer in de openbare ruimte hun werk doen”, zegt hij.
Met dit wetsvoorstel zou bijvoorbeeld de foto van de vermoorde regisseur, tv-maker en interviewer Theo van Gogh in 2004 nooit openbaar zijn gemaakt, denkt hij. Een gruwelijk, maar journalistiek beeld.
GroenLinks-PvdA-Kamerlid Mutluer begrijpt de zorgen en wil die bij de evaluatie van de wet over vijf jaar bespreken. Zij benadrukt dat het wetsvoorstel zich richt op eerstegraads delers en journalisten buiten beschouwing moet laten.
3 Is het wetsvoorstel uitvoerbaar voor handhavers?
De Raad van State had eerder ook kritiek op de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Heeft de politie wel voldoende bevoegdheden om een verbod op het delen van foto’s en filmpjes te handhaven?
„Om die reden hebben we ervoor gekozen het wetsvoorstel te richten op alleen de éérste persoon die het beeldmateriaal deelt”, legt Boswijk uit. De twee Kamerleden hopen in goed contact met de Politiebond de wet uitvoerbaar te houden.
Juist het strafrecht moet de politie ruimere bevoegdheden geven, om bewijzen te vergaren en verdachten op te kunnen sporen, zegt een woordvoerder van de politie.
NVJ-secretaris Bruning vreest echter dat journalisten het risico lopen om zo vervolgd te kunnen worden. „De journalistiek blijft een open beroep, en dat onderscheid zal in de praktijk heel moeilijk controleerbaar zijn”, aldus Bruning.
Het kabinet ziet op dit moment „geen aanleiding” om een lobbyregister in te voeren. Dat laat Judith Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken (NSC), vrijdag na de ministerraad weten in een Kamerbrief. Onderzoekers van de Universiteit Leiden hadden zo’n register in december, in een door het ministerie aangevraagd onderzoek, wel aangeraden.
In het register zou worden vastgelegd welke bedrijven en organisaties invloed uitoefenen op publieke besluitvorming, maar Uitermark wil bestaande instrumenten beter benutten. Bijvoorbeeld het beter openbaar maken van de agenda’s van bewindspersonen. „Op dit moment acht het kabinet het niet proportioneel om daarbovenop een vorm van een transparantieregister te ontwikkelen.”
Ook wil Uitermark niet vooruitlopen op EU-onderhandelingen over een richtlijn voor een „transparantieregister voor organisaties die voor derde landen belangen behartigen”. Die richtlijn gaat over het tegengaan van buitenlandse beïnvloeding, maar volgens de minister „kan niet worden uitgesloten dat de richtlijn uiteindelijk een breder doel krijgt”.
Een aanbeveling om de agenda’s van topambtenaren openbaar te maken, ziet Uitermark ook niet zitten, onder meer vanwege hun „objectieve houding” en omdat zij een andere rechtspositie hebben dan bewindspersonen. Openbaarmaking van de agenda’s van Kamerleden ligt volgens het kabinet wel voor de hand. Daarover wil Uitermark met de Kamer in gesprek.
‘Onbegrijpelijk en onverdedigbaar’
Het is opvallend dat uitgerekend een NSC-minister met dit nieuws komt. Het was NSC-leider Pieter Omtzigt die in 2022 samen met Volt in een initiatiefnota opriep tot een lobbyregister. Woensdag 12 maart debatteert de Tweede Kamer in een commissiedebat over het rapport waarin tot een lobbyregister wordt aanbevolen.
Volgens Transparency International Nederland zet de minister „vol in op maatregelen waarvan de praktijk al heeft aangetoond dat ze niet werken”. De organisatie noemt de keuze van het kabinet zondag „onbegrijpelijk en onverdedigbaar” en hoopt dat de Tweede Kamer de minister toch nog op andere gedachten kan brengen.
Twee beveiligers kreeg premier Mark Rutte altijd mee, toen hij in 2008 ook ging lesgeven op een school in de Schilderswijk in Den Haag. „Maar hij stuurde ze altijd meteen weg voor een blokje om of een kop koffie”, vertelt oud-leerling Hafsa El Bouddounti (30) aan de telefoon. Oud-scholier Anar Mammadov (21): „Rutte voelde gewoon als een van de docenten. Het verraste mij hoe aardig en grappig hij was. Ik mocht hem ‘Meester Mark’ noemen.”
Stuk voor stuk omschrijven ze docent Rutte als benaderbaar en betrokken, de oud-leerlingen van de Johan de Witt Scholengroep (vmbo tot vwo) waar de premier les in maatschappijleer ging geven. Een „zwarte school” noemde Rutte het zelf eens in 2010; veel (oud-)leerlingen hebben een migratieachtergrond.
Polarisatie
Roos van Ees, die ook de podcast Mijn Schuld maakte (voor NRC en de Standaard) maakte de driedelige documentaireserie Kinderen van Rutte, waarin oud-leerlingen terugblikken op zijn lessen. Ze sprak samen met researcher Karen Al meer dan tachtig oud-leerlingen. Over Rutte als leraar, maar ook over hun eigen levens tijdens en na hun schooltijd onder de kabinetten-Rutte. Over thema’s als kansenongelijkheid, wonen, studiefinanciering en polarisatie. Ook in die zin zou je zijn oud-leerlingen ‘Kinderen van Rutte’ kunnen noemen.
„Als ik ze vroeg of de politiek hen raakt, antwoordden veel oud-leerlingen ‘nee’”, vertelt Van Ees aan de telefoon. „Dat was voor hen tijdens de opnames ook een realisatieproces.”
Rutte maakte als VVD-politicus geen publiciteitsstunt van zijn docentschap. Hij sprak in het openbaar „maar een handjevol keren” over het lesgeven, bevestigt Van Ees. „Het was voor hem vooral een privéaangelegenheid, dat blijkt tevens uit zijn overweging om niet mee te werken aan deze documentaire.”
„Ik heb twee passies: politiek en onderwijs”, zei Rutte erover voor de klas. Zelf deed hij gymnasium-A aan het Maerlant-Lyceum in Den Haag, en studeerde hij daarna geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Ook nu Rutte geen premier meer is maar NAVO-baas geeft hij nog steeds les, volgens Van Ees. Op vrijdagen, dat kon eerst nooit wegens de ministerraad.
De documentaire laat zien dat Rutte niet alleen in de politiek, maar ook voor de klas graag allerlei maatschappelijke discussies voerde. Daarbij ging het geregeld over Nederlandse normen en waarden, en soms ook over typische VVD-thema’s. Je ziet het terug aan de titels van de drie afleveringen: De Nederlandse droom, De hardwerkende Nederlander, en natuurlijk Een gaaf land, zoals Rutte Nederland vaker heeft genoemd.
Invechten
„Rutte vroeg altijd of je een doorzetter was. Hij vond ook dat je je als migrant moest invechten tussen de ‘hardwerkende Nederlanders’,” zegt oud-leerling Roksana Manowska (27). Ze was zelf een nieuwkomer uit Polen en had moeite met Ruttes idee over ‘invechten’ in de samenleving. „Wat betekent dat? Hij liep niet met ons mee op straat om te zien hoe we daar als ‘buitenlander’ werden behandeld.”
Ook oud-leerling Hafsa El Bouddounti voelde zich door Ruttes opvatting over ‘meedoen met Nederlanders’ juist in een „uitzonderingspositie” geplaatst, zegt ze. Zij draagt een hoofddoek en vertelt in de documentaire over haar ervaringen met arbeidsdiscriminatie. „Rutte heeft onze derdejaars mavo-klas weleens verteld dat geen enkele antidiscriminatiewet de ervaringen uit de praktijk kan veranderen”, zegt ze.
„Het is problematisch als de premier van het land het idee van invechten gaat normaliseren”, vindt documentairemaakster Van Ees zelf. „De verantwoordelijkheid komt dan te liggen bij jongvolwassenen met een migratieachtergrond.”
Als docent maatschappijleer had Rutte zijn opvattingen over integratie best ook wat „tegenkleur” kunnen geven, zegt ze. „Termen zoals ‘de participatiesamenleving’, daar hoef je bij deze oud-leerlingen uit de Schilderswijk niks over te vertellen. Zij zijn daar met hun zorgtaken, zoals het vertalen van overheidsbrieven aan hun niet-Nederlandssprekende ouders, allang onderdeel van.”
Veel inkomensregelingen staan ter discussie. Van de toeslagen, die soms tot grote terugvorderingen leiden, wil politiek Den Haag af. En de uitkeringen voor arbeidsongeschikten bleken onlangs zelfs voor overheidsorganisatie UWV te ingewikkeld te zijn: tienduizenden mensen krijgen al jaren een te hoog of laag bedrag.
Daarmee vergeleken lijkt de AOW-uitkering het toonbeeld van eenvoud: een basisinkomen voor ouderen, ongeacht hun inkomen. Simpel voor burgers, simpel voor de overheid.
Maar helaas. Ook de AOW brengt burgers in de knel, ondervond Carolien Kruyt (68), wonend op Terschelling. Zij vroeg twee jaar geleden een uitkering aan als alleenwonende (nu bijna 1.500 euro per maand bruto), maar kreeg het lagere bedrag voor gehuwden en woningdelers (1.080 euro).
Het probleem: op papier was ze nog getrouwd. En dan is een eigen woning niet genoeg om de hogere uitkering te krijgen. De overheid onderzoekt of je écht geen relatie of financiële banden meer hebt met je partner. Pas na vele formulieren, telefonische ondervragingen en formele bezwaren kreeg Kruyt na een jaar de hogere AOW-uitkering toegekend. Tot die tijd had ze bijbaantjes om rond te komen. „Ik werkte bij de bakker en in een restaurant, achter de bar.”
Haar man en zij leefden al zeker vier jaar apart, maar hadden om praktische redenen de formele scheiding uitgesteld tot na de verkoop van een huis. Door de manier waarop ambtenaren haar ondervroegen, begon Kruyt zich „een crimineel te voelen”. „Ik zei: als ik open ben en informatie geef, word ik er later weer mee om de oren geslagen. Ik heb in die tijd wel tranen gelaten.”
Ook voor de overheid is de AOW-uitkering, die 3,6 miljoen mensen ontvangen, verre van simpel. Honderden ambtenaren zijn continu bezig met het onderzoeken van de leefsituatie van AOW’ers als Kruyt. De instantie die deze uitkeringen verstrekt, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), voelt er ongemak bij, zegt bestuurder Diana Starmans. „Dit is niet houdbaar.”
De AOW kent sinds 1957 een onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden. Maar inmiddels zijn er al meer dan twintig samenleefvormen die de SVB regelmatig tegenkomt, zegt Starmans. Samenwonende vrienden, mantelzorgers, grootouder en kleinkind.
De brief met het besluit dat Carolien Kruyt alleen een AOW-uitkering voor een alleenstaande zou krijgen.Foto Kees van de Veen
Steeds moet weer bepaald worden welk bedrag de aanvragers krijgen: het hoge of het lage. En dat leidt soms tot moeilijk uitlegbare uitkomsten, zegt Starmans. Bijvoorbeeld als drie zussen samenwonen. Zij krijgen als bewoners van een ‘meerpersoonshuishouden’ de hogere alleenstaanden-AOW: drie keer 1.500 euro. Want in rechterlijke uitspraken is bepaald dat alléén tweepersoonshuishoudens gelijkgesteld worden aan ‘gehuwden’. „Maar zodra een van de drie overlijdt”, zegt Starmans, „wordt het wel een ‘gezamenlijke huishouding’ en krijgen de zussen het lagere bedrag”. Twee keer 1.080 euro. Die mededeling moet de overheid doen op een moment dat zij aan het rouwen zijn. „Daar krijg ik echt buikpijn van.”
Of denk aan een vrouw die net haar dementerende man naar een verpleeghuis heeft laten gaan. Zij kan een alleenstaanden-AOW aanvragen, zegt Starmans. „Maar dat vinden mensen vaak emotioneel ingewikkeld. Je bent misschien al vijftig jaar getrouwd, je partner is er nog, maar niet thuis, en jij moet nu opgeven dat je een uitkering voor alleenstaanden wil.” En dan kan die keuze ook nog eens nadelig uitpakken, want een hogere AOW-uitkering leidt soms tot een veel hogere eigen bijdrage voor het verpleeghuis. Starmans: „Zo complex hebben we het geregeld in Nederland.”
Politiek kansloos
Hoewel minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken, NSC) en zijn voorgangers al jaren onderzoeken of de AOW eenvoudiger kan worden, lijkt de kans klein dat dit een vergaande versimpeling wordt. Het makkelijkste zou zijn, zegt Starmans, als er één AOW-bedrag komt voor iedereen. „Dan heb je dit soort dilemma’s niet meer.”
Maar alle samenwonende AOW-ontvangers het hoge bedrag geven, is duur. Het kabinet zou er op termijn een astronomische 10 miljard euro per jaar extra aan kwijt zijn. Ook het alternatief lijkt politiek kansloos: het bedrag voor alleenstaande AOW’ers verlagen.
Van Hijum zoekt nu een oplossing waarbij het onderscheid tussen alleenstaande en samenwonende AOW’ers blijft bestaan, maar waarbij de SVB niet meer zoveel hoeft te controleren.
De SVB-ambtenaar leek mijn vader wel, als ik vijftig jaar geleden een nieuw vriendje meenam
Bij mensen als Kruyt, die getrouwd zijn zonder samen te wonen, moet de SVB allerlei werkelijke omstandigheden onderzoeken. Eten de partners nog weleens bij elkaar? Gaan ze nog samen op vakantie? Helpen ze elkaar, financieel of praktisch? Er mag niet veel contact zijn, anders blijven ze de lagere gehuwden-AOW krijgen. Ondanks hun eigen huis.
Een SVB-ambtenaar hield Kruyt voor dat zij nog met haar man op vakantie gaat. „Ik zei: samen op vakantie? Hoezo? ‘Ja’, zei hij, ‘u heeft allebei verteld dat u in Oostenrijk bent geweest’. Ja, daar was het huwelijk van onze dochter. Natuurlijk zijn wij daar allebei geweest. Maar we gaan niet samen op vakantie.”
Kruyt had het geluk dat haar nieuwe vriend eens een telefoontje van de SVB opnam. „Het bewijs dat ik niet meer samen was met mijn man.” Toen wilde de SVB ook alles over hém weten, zegt Kruyt. „Eten jullie weleens samen? Wie betaalt de boodschappen dan? Wat is zijn naam? Adres? Wat voor werk doet hij? Het leek mijn vader wel, als ik vijftig jaar geleden een nieuw vriendje meenam.”
Na meerdere telefoontjes hoorde Kruyt dat twee SVB-handhavers bij haar thuis zouden komen. „Ze mochten het hele huis doorzoeken, zeiden ze, en kasten controleren.” Maar na een lang gesprek aan de keukentafel vonden de man en vrouw van de SVB dat niet nodig. Het verhaal van Kruyt was nu duidelijk genoeg. Een maand later kreeg ze een korte, zakelijke brief met de mededeling dat ze de hogere alleenstaanden-AOW zou krijgen. „Zonder toelichting of excuus.”
Boze telefoontjes
Voor de SVB zijn aanvragen zoals die van Kruyt niet eens de tijdrovendste. Nog ingewikkelder zijn de AOW’ers in het buitenland.
Daar houdt jurist Lusine Martirosova zich mee bezig. Vanuit een SVB-kantoor in Zaandam beoordeelt zij AOW-aanvragen uit Duitsland. Het lastige: ze moet afgaan op wat de aanvragers zelf zeggen over hun leef- en woonsituatie. „Voor Nederlandse aanvragen krijgen we nog informatie uit de basisregistratie personen.”
Woont de aanvrager samen, maar niet met een partner? Dan komen er lange papieren formulieren aan te pas. Daarop moeten alle personen op het adres worden ingevuld, hun onderlinge relatie, of ze financiële banden hebben, wie wat doet in het huishouden, wie de boodschappen betaalt, of ze bij ziekte voor elkaar zorgen, en veel meer.
Hier komen veel boze telefoontjes over, zegt Martirosova: „Waarom willen jullie dat weten?” In andere landen heeft de overheid meestal niet zoveel persoonlijke details nodig voor een uitkering. Bij het Duitse staatspensioen is het simpel, zegt Martirosova: „Als je niet getrouwd bent, krijg je een alleenstaandenpensioen. Daar is het ook veel normaler dat familieleden bij elkaar in huis wonen, op hetzelfde adres, maar in aparte woonruimtes.”
Een bierviltje dat Carolien Kruyt kreeg voor haar 65ste verjaardag, wat tot 2013 de AOW-leeftijd was. Foto Kees van de Veen
Het is niet uitzonderlijk als Martirosova zeven tot acht uur bezig is met één zo’n aanvraag, verspreid over een paar maanden. „Soms krijg ik een onvolledig ingevuld formulier en moet ik weer een nieuw formulier sturen. Of er zijn tegenstrijdigheden waar ik achteraan moet bellen. In een uiterst geval kan ik vragen om handhavers langs te sturen.” Want ook dit soort huisbezoeken doet de SVB in het buitenland.
Soms ligt dat gevoelig, Nederlandse handhavers die in het buitenland een huis betreden. „België heeft gezegd: dat willen wij niet meer”, zegt SVB-bestuurder Starmans. „Dan wordt het voor ons wel ingewikkeld om te controleren wat mensen opgeven, want wij krijgen ook geen gegevens van de overheid daar.”
Het zijn niet alleen Nederlandse emigranten die een AOW-uitkering krijgen in het buitenland. Het gaat net zo goed om teruggekeerde Spaanse gastarbeiders, en Duitsers die een tijdje in Nederland hebben gewerkt.
In de vijftig jaar vóór de AOW-leeftijd bouw je ieder jaar een klein stukje toekomstige uitkering op. Dat gebeurt als je in Nederland woont, en ook als je hier werkt. Wie hier maar een paar jaar gewoond heeft, krijgt dus ook een lage uitkering.
Veel mensen zijn eenzaam. Als wij hen dan belemmeren om hun woning te delen, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig?
Maar dat leidt ook weer tot complexe grensgevallen. Hoe ga je om met een Poolse internationale vrachtwagenchauffeur die hier niet woonde, maar wel voor een Nederlands bedrijf heeft gewerkt? De SVB moet dan berekenen of die chauffeur minstens 25 procent van de tijd op Nederlands grondgebied heeft gereden.
„Van alle burgers die een uitkering krijgen van de SVB, woont 13 procent in het buitenland”, zegt Starmans. „Maar het beslag op onze organisatie is veel groter: bijna 50 procent van onze collega’s in de dienstverlening houdt zich met deze groep bezig.”
‘Boete op samenwonen’
Het samenvoegen of versimpelen van de twee AOW-bedragen zou het werk van de SVB, ook in het buitenland, een stuk simpeler maken, zegt Starmans. Maar de maatschappelijke winst zou nog groter kunnen zijn, denkt ze. Het lagere AOW-bedrag zou je volgens haar kunnen zien als een „boete op samenwonen”. Past dat nog wel bij de maatschappij van vandaag?
Want ja, mensen die hun vaste lasten delen, zijn goedkoper uit dan alleenwonenden. „Maar uiteindelijk is de AOW een individuele uitkering. Nederland is vrij uniek door de hoogte ervan te laten afhangen van de leefvorm.” Het tekort aan woningen en mantelzorgers is groot, zegt Starmans. „Veel mensen zijn eenzaam. Als wij hen dan belemmeren om hun woning te delen, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig?”
Laatst vroeg een vrouw aan de SVB of haar neef bij haar mocht wonen die uit een afkickkliniek voor drugsverslaafden kwam. Hij had zelf geen woning meer. „Zijn tante wilde hem wel in huis nemen”, zegt Starmans. „Heel fijn, dan zou hij meteen gezelschap en begeleiding hebben. Ze vroeg ons wat dat zou betekenen voor haar AOW. Dan moeten wij wel zeggen dat ze het lagere bedrag gaat krijgen, omdat ze een gezamenlijke huishouding gaan vormen. Ze heeft haar neef toen niet in huis genomen.”
Ook sommige woningcorporaties willen dat de overheid het delen van een woning gaat stimuleren in plaats van ontmoedigen. De wachtlijsten voor een betaalbare huurwoning zijn lang. Tegelijk zijn er veel eengezinswoningen waar een alleenstaande in woont, en waar in theorie plek is voor nóg een alleenstaande.
Genoeg mensen, ook AOW’ers, zijn bereid om zo’n woning met iemand te delen, merkt bestuurder Eefje Lentjes van de Nijmeegse woningcorporatie Talis. „Maar zodra ze het effect op hun inkomen zien, hebben ze geen interesse meer.”
Haar woningcorporatie wil op termijn tweeduizend van haar traditionele gezinswoningen ombouwen tot ‘deelwoningen’ voor twee personen. De begane grond blijft gemeenschappelijk, met een woonkamer, keuken en tuin. Op de eerste verdieping krijgen de bewoners beiden hun eigen slaapkamer en badkamer.
Onder 25- tot 35-jarigen ziet Lentjes de meeste animo. „Het gaat om collega’s, broer of zus, vrienden, maar ook mensen die zelf een medehuurder zoeken via sociale media.” Ook AOW’ers zijn regelmatig geïnteresseerd in dit soort deelwoningen, weet Lentjes. Maar zij zijn terughoudend doordat het financieel vaak zo onaantrekkelijk voor ze is.
Alleen al het nadelige effect op de AOW-uitkering is ruim 400 euro per maand. Ouderen die geen of een klein aanvullend pensioen hebben, verliezen ook hun huurtoeslag omdat je die in principe alleen voor een ‘zelfstandige woning’ kunt krijgen, niet voor deelwoningen zoals die van Talis. Het totale nadeel is dan al snel 700 euro per maand. Vergelijkbaar met de huurprijs van een eigen sociale huurwoning. „Een gemiste kans”, zegt Lentjes. „Zonder dit effect zouden we het woningdelen kunnen inzetten bij veel meer huurders.”
Onduidelijke verschillen
En dat is alleen nog maar de AOW. Woningdelers kunnen ook te maken krijgen met andere uitkeringen die verlaagd worden, zoals de bijstand. Wel verschilt het sterk hoe gemeenten daar mee omgaan, zegt Marit Lüschen van het Instituut voor Publieke Waarden (IPW). Zij onderzocht in opdracht van woningcorporatie Talis de inkomenseffecten van woningdelen en wat de overheid daar aan kan doen.
„In de ene gemeente wordt je uitkering verlaagd bij woningdelen, in de andere niet”, zegt Lüschen. „Dat maakt het heel onduidelijk voor bijstandsontvangers.” In de deelwoningen van Talis, in Nijmegen en Wijchen, worden bijstandsontvangers niet meer gekort, zegt corporatiebestuurder Lentjes. „Dat is een mooi succes.”
Voor de AOW en de huurtoeslag kan ook zoiets besloten worden, denkt Lüschen. Wie in een ‘deelwoning’ van een woningcorporatie zit, met een eigen huurcontract, zou standaard de alleenstaanden-AOW moeten kunnen krijgen en een huurtoeslag.
Waarom alleen huurders van woningcorporaties? Is dat niet ingewikkeld en mogelijk oneerlijk? Je hoeft dit onderscheid niet te maken, zegt Lüschen, maar in de private markt bestaat het risico dat verhuurders de extra inkomsten van woningdelers aangrijpen om hun huurprijzen verder te verhogen. „Het is goed om te voorkomen dat er excessen ontstaan. Tegelijk moet je ook niet te terughoudend zijn: we zitten wel midden in een woningcrisis.”
Daarom vindt SVB-bestuurder Diana Starmans het ook best redelijk als de politiek blijft nadenken over een kleiner verschil tussen de AOW voor alleenstaanden en woningdelers. „Je zou die bedragen ook heel langzaam dichter bij elkaar kunnen brengen. Zoals de hypotheekrenteaftrek geleidelijk is beperkt.”
Er zijn nu ongeveer 1,4 miljoen alleenstaande AOW’ers. Stel dat slechts 1 procent van hen door aantrekkelijkere regels een woning gaat delen met iemand die nu een eigen huis heeft, dan zouden er al 14.000 woningen vrijkomen. En Starmans verwacht nog meer positieve effecten. „We weten uit onderzoek dat mensen die samenwonen minder vaak een beroep doen op de zorg.”
Kun je het wel maken om alleenstaande AOW’ers een lagere uitkering te geven, hoe langzaam je die verlaging ook doorvoert? Dat is natuurlijk aan de politiek, zegt Starmans. Maar ze wijst wel op een onderzoek naar mensen rond het bestaansminimum dat twee jaar geleden verscheen in opdracht van de overheid.
Deze Commissie sociaal minimum concludeerde dat alleenstaanden die van een AOW-uitkering leven, zonder aanvullend pensioen, zo’n 114 euro per maand overhouden. Veel meer dan stellen, voor wie dat gezamenlijk 42 euro is. „Je kunt je afvragen of dat verschil nog passend is”, zegt Starmans. Ook wees deze commissie erop dat minima in de AOW veel beter af zijn dan minima in de bijstand: die komen maandelijks 100 tot 200 euro tekort.
Hoewel één AOW-bedrag de „ultieme vereenvoudiging” zou zijn, hoopt Starmans dat minister Van Hijum in ieder geval met een oplossing komt die mensen „meer zekerheid brengt”.
En zoals de SVB-bestuurder zich inleeft in burgers, vindt mevrouw Kruyt het nog steeds moeilijk te geloven dat ambtenaren zoveel tijd moeten besteden aan het controleren van mensen als zij. „Al die telefoontjes, zo’n huisbezoek: jongens, wat een energie kost dat. Is dat nou nodig?”
Wat vindt Nederland van het herbewapeningsplan van de Europese Commissie? Voorzitter Ursula von der Leyen deed dinsdag voorstellen waarmee het voor landen eenvoudiger wordt om geld te lenen voor uitgaven aan het defensieapparaat. Het gevoeligste deel van het voorstel is om gezamenlijk tot 150 miljard euro te lenen op de kapitaalmarkt.
Dat klínkt als Eurobonds, een soort Europese ‘staatsobligaties’ om op de internationale kapitaalmarkt geld mee te lenen. En daar was VVD’er en minister van Financiën Eelco Heinen altijd fel tegen. Een paar weken geleden zei hij nog dat landen zélf geld moesten vinden op hun begrotingen voor defensie-uitgaven. Toch is hij in zijn eerste reactie niet afwijzend. Hoe kan dat? Zes vragen.
1Wat zijn Eurobonds precies?
Het ligt eraan wie je het vraagt. De term Eurobonds is beladen en heeft geen duidelijke definitie. Expert (en voorstander van Eurobonds) Wim Boonstra, econoom aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, zou de leningen die Brussel aangaat Eurobonds noemen. De kern, volgens hem: niet een land, maar de Europese Commissie zelf leent geld van de kapitaalmarkt voor een gemeenschappelijk doel. In dit geval defensie.
Landen die lid zijn van de Europese Unie kunnen dat geld in het voorstel van Von der Leyen vervolgens weer van Brussel lenen, als dat nodig is.
Minister Heinen vindt dit voor zover hij het nu kan beoordelen geen Eurobonds. Hij wil pas van Eurobonds spreken, zei hij, als Nederland extra zou moeten betalen aan Brussel voor een nieuw instrument. Nu staat een al bestaande buffer op de Brusselse begroting garant voor de lening. Geld dat, hoewel Nederland daar ooit een deel van betaald heeft, al in Brussel ís. Op die manier is de Europese Commissie al vaker leningen aangegaan, zegt hij. Een officiële kabinetsreactie volgt.
2Hoe denkt de Tweede Kamer over het aangaan van gezamenlijke schulden?
Nederland was altijd kritisch. Twee weken geleden stemde de Tweede Kamer nog in grote meerderheid (103 zetels) voor een motie die het kabinet oproept vast te houden aan het standpunt dat Nederland niet instemt met Europese defensiebonds. De motie was ingediend door JA21 en de SGP en werd gesteund door de coalitie, SP, ChristenUnie en FVD.
Gezamenlijk lenen is interessant voor landen met een hoge rentestand. Doordat de hele unie garant staat, is de kans voor financiers dat ze hun geld terugkrijgen groter, en daardoor de rente voor hen lager. Nederland heeft een lagere rente dan dat gemiddelde en trekt door de garantstelling het Brusselse gemiddelde naar beneden.
Voor Nederland zelf is het niet direct voordelig, redeneren tegenstanders. In feite, zegt SGP’er Diederik van Dijk telefonisch, betaalt Nederland in zo’n geval mee aan de hogere rentelasten van andere landen. Tegenstanders vinden dat landen met een hoge rente betere keuzes op hun begroting moeten maken, waardoor hun staatsschuld zou afnemen en hun rente vanzelf lager wordt. Met een lagere staatsschuld ben je als land over het algemeen minder een risico voor geldverstrekkers.
Je beloont volgens hen landen voor een hoge staatsschuld door hen via Eurobonds gebruik te laten maken van een lagere rente.
Voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen. Foto Yves Herman/REUTERS Foto Yves Herman
3Wie is in de Nederlandse politiek voor gezamenlijke schulden en waarom?
GroenLinks-PvdA sprak zich eerder al uit vóór gezamenlijke defensieleningen, net als D66. Laurens Dassen van Volt is ook al langer voorstander en noemt de gedachte van de SGP wereldvreemd. Het voordeel van Eurobonds, zegt hij, is dat je ook een gezamenlijk plan kunt maken waarin je het geld kunt investeren. Landen die defensie alleen via hun eigen begroting financieren, hebben de neiging dat vervolgens in eerste instantie in nationale defensie-industrieën te investeren, verwacht Dassen.
Bovendien, zegt Dassen, zijn sommige investeringen zo groot dat een lidstaat dat niet alleen kan dragen. Denk aan inlichtingen, waarbij Europa volledig afhankelijk is van de VS. „Dat kost zoveel geld dat Nederland, België of zelfs Frankrijk dat niet alleen kan regelen.”
4Veranderen partijen door de geopolitieke situatie van mening over Eurobonds?
De deur is na dinsdag niet meteen dichtgesmeten. VVD en NSC zijn in principe tegen Eurobonds. Maar ze zeggen tegelijkertijd dat ze niet nu al willen zeggen wat wel en niet mag. Ook tekenend: VVD’er Aukje de Vries zei woensdagochtend alleen dat ze geen voorstander is van gezamenlijk lenen. De vraag of ze dan tégenstander is, ontweek ze.
Ook het CDA, eerder fel tegenstander, klinkt minder terughoudend. Net als financieel specialist Pieter Grinwis van de ChristenUnie woensdagochtend. Hij zei dat hij kritisch blijft op Eurobonds. Toch kan hij zich voorstellen dat nu naar het instrument gegrepen wordt.
In het buitenland is eenzelfde beweging gaande. Denemarken is geen tegenstander meer van defensiebonds. Ook de nieuwe bondskanselier in Duitsland Friedrich Merz heeft gezegd open te staan voor een debat over defensiebonds.
Die internationale ontwikkelingen kunnen ook de reden zijn dat Heinen welwillend is en een semantische discussie lijkt te starten. Voor de plannen van Von der Leyen is geen unanimiteit nodig, blijkt uit haar brief. Wellicht heeft Heinen al een snelle rekensom gemaakt en ziet hij niet genoeg tegenstanders van gezamenlijke leningen. Als Nederland mee wil blijven praten, is het zaak om niet te véél tegen te hangen, valt te horen.
5Zijn de defensiebonds vergelijkbaar met de coronabonds?
Europese economieën werden hard geraakt door de coronapandemie. Om dat te dempen werd een coronaherstelfonds in het leven geroepen. Dat was ook een gezamenlijke lening. Die werd alleen deels als gift uitgekeerd. De defensiebonds zullen waarschijnlijk een volledige lening worden.
Dat is nóg een reden waarom Heinen welwillender is: Nederland staat niet garant voor een gift van Brussel aan een ander land, alleen voor een lening.
6 Welke alternatieven zien Kamerleden?
Een aantal politieke partijen lonkt naar bevroren Russische tegoeden die in België staan gestald. Waarde: zo’n 200 miljard euro. Heinen waarschuwde dat de rente op dat geld gebruikt wordt om Oekraïne mee te steunen. En het is volgens Heinen nog niet duidelijk of confisqueren juridisch kan. Maar, zegt hij, hij staat overal voor open.
Door de veranderende wereldorde, met alle bijkomstige internationale spanningen, dreigt het thema klimaat naar de achtergrond te verdwijnen. Maar die kentering vraagt juist om een onafhankelijke, duurzame energievoorziening. En die biedt kansen om „de eigen geopolitieke machtspositie te versterken”.
Dat zegt de Raad van State, een onafhankelijk adviesorgaan voor regering en parlement, in een vijfjaarlijkse analyse van het Nederlandse klimaatbeleid. Die analyse is een verplichting uit de Klimaatwet.
De schuivende machtsverhoudingen in de wereld leiden tot „protectionisme binnen handelsblokken”, stelt de Raad. Met name wat kritieke grondstoffen (bijvoorbeeld belangrijke metalen en mineralen) betreft is Europa kwetsbaar en afhankelijk van het buitenland. De strijd tussen handelsblokken heeft daarom een „onmiskenbare” invloed op de klimaattransitie hier.
Zo heeft Europa nu te maken met hogere energieprijzen door het wegvallen van Russisch aardgas. Verder worden belangrijke aardmetalen en mineralen voor de energietransitie, zoals lithium en kobalt, vooralsnog amper hergebruikt. De circulaire economie komt traag op gang, veel sturend beleid ontbreekt.
Kabinet-Schoof
Maar de Raad ziet ook veel „positieve” ontwikkelingen. Afgelopen vijf jaar heeft het klimaatbeleid „steeds vollediger vorm gekregen”. Er is inmiddels een minister van Klimaat en kabinetten hebben ambities geformuleerd rondom zaken als klimaatrechtvaardigheid en circulariteit.
Toch is nog veel onzeker over de periode ná 2030. Het kabinet-Schoof moet plannen daarom concretiseren, zodat bedrijven en burgers kunnen rekenen op voorspelbaar beleid. Die onduidelijkheid ondermijnt investeringen en hindert de energietransitie.
De regering moet duurzame keuzes goedkoper maken dan niet-duurzame, adviseert de Raad
De route vooruit van het kabinet is „verdienen door te vergroenen”, oftewel: economische groei én minder CO2-uitstoot. Maar deze regering hakt te weinig knopen door om zekerheid te bieden op de langere termijn. In het Klimaatplan van het kabinet-Schoof worden „duidelijke, richtinggevende keuzes niet gemaakt”.
Want wat voor industrie wil Nederland? Kunnen bedrijven ongehinderd verder? Of is verandering noodzakelijk? Moeten sommige bedrijven stoppen zodat nieuwe, duurzame activiteiten de ruimte krijgen? Aan wat geeft het kabinet prioriteit?
Ook werken sommige groene plannen elkaar tegen of concurreren ze zelfs met elkaar. Welke gevolgen heeft de staatsdeelname in kerncentrales bijvoorbeeld voor de opwek van lokale, duurzame energie, vraagt de Raad zich af. En is meer elektrificatie nodig nu warmtenetten – om wijken aardgasvrij te maken – niet op gang komen? Uitblijvende of veranderende keuzes voor de ene techniek, hebben effect op de andere.
De Raad is kritisch op de „wispelturige besluitvorming” van afgelopen jaren. Als voorbeeld noemt het adviesorgaan warmtepompen. Het kabinet schrapte het plan om die vanaf 2026 bij het vervangen van de cv-ketel te verplichten, terwijl bedrijven op verzoek van de vorige regering al flink in de pompen investeerden.
Ook werd de compensatie van Europese CO2-kosten voor industriebedrijven door het vorige kabinet stopgezet, om bedrijven te prikkelen sneller te verduurzamen. Uiteindelijk betaalde de vorige regering de compensatie toch (tijdelijk) uit, na kritiek van de industrie over een verslechterde concurrentiepositie met het buitenland.
Daarbij noemt de Raad klimaatbeleid „niet vrijblijvend”. Recente rechtszaken, zoals die tussen Milieudefensie en Shell, laten volgens de Raad zien dat „bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering een mensenrecht is” en dat moet worden dat „de rechter [moet] ingrijpen wanneer dit beleid tekortschiet”.
Goedkoop
Het Nederlandse klimaatbeleid gebruikt al jaren meer subsidies dan regels of belastingen om duurzaam gedrag te stimuleren. Te veel afdwingen lag ook bij vorige kabinetten politiek gevoelig. Maar subsidies werken vooral goed voor eenmalige (financiële) barrières, zoals een huis verduurzamen, maar voor langdurige gedragsverandering.
De Raad waarschuwt dat subsidies bovendien vooral terechtkomen bij „degenen die toch al het gewenste gedrag vertonen”. Wil het kabinet de klimaattransitie daadwerkelijk rechtvaardiger maken, zoals in het Klimaatplan staat, dan moet het nadenken over wat eerlijk is. Is dat ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’ of ‘de vervuiler betaalt’? Want wat als ‘de vervuiler’ een burger is met een kleine portemonnee die afhankelijk is van een auto?
Volgens het adviesorgaan zou het kabinet vaker regels en belastingen moeten aanwenden, zodat Nederlanders die verduurzaming wél kunnen betalen, dat ook doen. En de regering moet overwegen klimaatkosten voor lagere inkomens te compenseren. Zo kan klimaatbeleid eerlijker worden, wat het draagvlak vergroot.
Ook moet de regering duurzame keuzes goedkoper maken dan niet-duurzame. Alleen dan, zegt de Raad, veranderen mensen hun gedrag.
Klimaatminister
Verder doet de Raad een opmerkelijk voorstel. De minister van Klimaat is afhankelijk van andere bewindspersonen, die nu het laatste woord hebben over bijvoorbeeld woningbouw of verkeer. Maar de zeggenschap van de coördinerend klimaatminister moet worden uitgebreid, adviseert de Raad. Deze minister kan dan direct meebeslissen over wetten en klimaatgelden op andere ministeries.
Deze stevigere „coördinerende rol” en de steun van de minister-president als voorzitter van de ministerraad, moeten bewerkstelligen dat de „minister van Klimaat en Groene Groei haar positie wáár kan maken”.
Sinds het aantreden van het kabinet-Schoof is het vertrouwen in de regering fors gedaald onder hogeropgeleiden. In het voorjaar van 2024 had 60 procent van hen vertrouwen in de regering, dit daalde in de (na)zomer naar 52 procent. Dat blijkt uit de nieuwe editie van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven dat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dinsdag publiceert.
Opvallend is dat het vertrouwen onder hogeropgeleiden (hbo/wo) tijdens de onderzoeksperiode vorig jaar voor het eerst gelijk was aan dat van praktisch geschoolden. „Dat is opmerkelijk, omdat we structureel zien dat hbo- en wo-opgeleiden meer vertrouwen in de politiek hebben dan mbo- en vmbo-opgeleiden”, zegt SCP-onderzoeker Josje den Ridder.
Een laag vertrouwen in de regering is niet nieuw, maar de genoemde redenen veranderden wel deels. Zoals de slechte samenwerking binnen het kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB. „Dat is iets wat eerder niet spontaan genoemd werd”, zegt Den Ridder.
Een vrouwelijke respondent (64 jaar, hbo) zegt in het SCP-onderzoek bijvoorbeeld: „Deze regering is een ‘moetje’ zonder chemie. Ze besteden meer tijd aan elkaar afbranden dan dat ze constructief de vele problemen proberen aan te pakken.”
Een tweede reden voor het lage vertrouwen die vooral door hbo- en wo-opgeleiden wordt genoemd, is de vermeende incompetentie van bewindspersonen. Een 27-jarige man (wo-opgeleid): „Ministers zijn minder capabel. Kennis van zaken is laag, plannen zijn onrealistisch en men is te veel bezig met populisme en heeft weinig bereikt.”
Gebrek aan daadkracht is een verklaring voor het lage vertrouwen. „Dat is niet nieuw, al sinds het kabinet-Rutte IV is een van de meest genoemde zorgen dat de politiek alleen met zichzelf bezig is”, zegt Den Ridder.
Ondanks de roep om daadkracht is de steun voor een autoritairder bestuur tijdens de (na)zomer van 2024 niet toegenomen. Van de Nederlanders vindt 28 procent dat het landsbestuur beter overgelaten kan worden aan een aantal sterke leiders. Dat percentage schommelt al sinds 2008 rond de 30 procent. Vooral mbo- en vmbo-opgeleiden, 55-plussers en PVV-kiezers blijken vaker voorstander van ‘krachtige leiders’.
Voorzichtig optimisme
Sommige ontevreden burgers hebben juist meer vertrouwen, vooral kiezers die zich eerder buitengesloten voelden. „PVV-stemmers die jarenlang het gevoel hadden politiek buitenspel te staan, voelen zich nu weer gehoord.”
Dat vertrouwen is wel wankel, waarschuwt Den Ridder. „Als resultaten uitblijven, kan deze tijdelijke opleving als een pudding inzakken,” zegt ze. „Beloftes van de verkiezingen moeten wel worden waargemaakt. Dat is afgelopen maanden nog niet gelukt en dat is onder meer waarom het vertrouwen onder vmbo- en mbo-opgeleiden na september daalt.”
Hoewel het vertrouwen in de politiek vorig jaar daalde, blijven Nederlanders positief over de stand van de economie: 78 procent geeft die een voldoende, 64 procent verwacht komende maanden geen verslechtering, blijkt uit het SCP-onderzoek. De economie en hoge welvaart worden door veel mensen gezien als sterke punten van Nederland.
De zelfverklaard strenge saneerder en minister van Financiën Eelco Heinen (VVD) moet zich na deze week behoorlijk eenzaam voelen. Hij lijkt nog de enige politicus die vasthoudt aan de begrotingsregels. Andere politici, inclusief van zijn eigen VVD, staan klaar met verlanglijstjes.
Dat werd duidelijk nadat het Centraal Planbureau deze week de economische vooruitzichten presenteerde. De ramingen vormen het startschot voor de onderhandelingen voor de Voorjaarsnota. Dat is een update van de begroting van dit jaar, maar vooral de belangrijkste vooruitblik op de volgende jaren.
De belangrijkste bevindingen: het gaat best goed met de economie en de koopkracht van Nederlanders. De armoede neemt af en het begrotingstekort is ook minder groot dan vooraf ingeschat. In absolute getallen ongeveer 8 miljard euro minder. Maar, waarschuwde het CPB ook: dat is géén reden om nu meteen geld uit te geven.
De politieke interpretatie van de economische vooruitzichten hield bij de meesten op bij: er is lucht. Investeren maar!
Ook bij coalitiepartijen. Geert Wilders (PVV) twitterde: „De hoogste tijd voor meer lastenverlichting voor de gewone man en vrouw.” BBB-Kamerlid Henk Vermeer: „Het begrotingstekort werd op 2,5 procent geraamd en blijkt nu 1,8 procent te zijn. Dat scheelt alleen al 7 miljard euro.” Hij wil de „extra financiële ruimte” strategisch investeren in een sterker Nederland, schrijft hij op de website van de BoerBurgerBeweging.
Maar zo simpel dat je kunt spreken van een meevaller van 7 á 8 miljard, is het niet.
Donald Trump
Allereerst is sprake van een fundamentele onzekerheid in de economische vooruitzichten. Het planbureau maakt die vette disclaimer, verwijzend naar president Donald Trump van de Verenigde Staten. Directeur Pieter Hasekamp, afgelopen woensdag: „Als morgen forse tarieven op Europese exporten worden ingevoerd, dan zal dat een negatief effect hebben op de Nederlandse economische groei”. Dat zat maar beperkt in de CPB-modellen, zei hij.
Het was nog geen halve dag uitgesproken door Hasekamp, of Trump kondigde importtarieven aan van 25 procent voor de Europese Unie.
De 8 miljard bestaat bovendien voor een groot deel uit geld dat op de plank blijft liggen, omdat ministeries het geld onder andere vanwege personeelstekorten niet uitgegeven krijgen. De problemen waarvoor dat geld nodig is, zijn echter niet weg. Dat geld moet het kabinet in veel gevallen later alsnog uitgeven, en is dus geen meevaller.
Gerrit Zalm
Het andere grote deel waaruit de 8 miljard bestaat: meer belastinginkomsten dan verwacht, omdat het goed gaat met de economie. Volgens de begrotingsregels, ooit in het leven geroepen door Eelco Heinens voorganger en voorbeeld Gerrit Zalm, moet de minister van Financiën met meevallers aan de inkomstenkant de schuld afbetalen. De onderliggende regel: inkomsten en uitgaven zijn gescheiden. Zodat de minister schulden kan maken als het slecht gaat met de economie, en de schuld afbetaalt als het goed gaat met de economie.
Die wettelijk vastgelegde begrotingsregels schrijven ook voor: bij de formatie wordt vastgelegd hoe inkomsten en uitgaven geregeld zijn voor de volledige regeerperiode. Daar wordt tussentijds in principe niet van afgeweken. De regels dwingen politici te sturen op langere termijn, en niet bij één meevallend tekortcijfer de plannen willen omgooien. Dat brengt rust en voorspelbaar beleid.
De coalitie heeft zich ook gecommiteerd aan deze begrotingsregels in het hoofdlijnenakkoord. Maar in politiek Den Haag hoor je niemand erover. Daar houden partijen rekening met een kabinetsval en een campagne, dit jaar nog. Dan is het prettiger om zo snel mogelijk de kiezer te helpen in de portemonnee.
Illustratief is dat Heinens eigen partij, de VVD, met een voorstel richting de Voorjaarsnota kwam waarmee het de vastgelegde plannen in het hoofdlijnenakkoord openbreekt. VVD, zo maakte het bekend, wilde minder uitgeven aan uitkeringen en ontwikkelingshulp dan in het akkoord afgesproken, om daarmee kinderopvang voor werkenden en de energiebelasting te betalen.
Lage staatsschuld
Wat ook niet helpt, is de historisch lage staatsschuld. Urgentie om de staatsschuld verder af te betalen ontbreekt daardoor, terwijl de coalitie wel voor grote financiële uitdagingen staat. Van defensie tot stikstof en van klimaat tot gemeentefinanciën.
Het maakt Heinens positie bijzonder ingewikkeld. Hij maakte het zijn missie streng te zijn en de uitgaven zo laag mogelijk te houden, ook met het oog op de toekomst. Naar verwachting stijgen de zorg- en sociale zekerheidsuitgaven vanwege de vergrijzing. In de afgelopen jaren, vindt Heinen bovendien, gaven kabinetten onnodig veel uit. Ook wijst hij regelmatig op de begrotingsregels.
Als de minister van Financiën zijn strenge imago waar wil maken, zal hij zijn hand op de knip moeten blijven houden. Terwijl het beeld is dat hij lucht heeft in zijn begroting, en de urgentie gevoeld wordt bij uitgeven.
Wat hebben we dan wél aan ramingen, als het toch allemaal zo onzeker is? Politici, zeggen economen, hebben een gezamenlijke basis nodig waarop ze plannen baseren. Wat zou helpen is een kabinet dat realistische plannen maakt en rekening houdt met de tekorten op de arbeidsmarkt, zeggen ze. Zo wordt voorkomen dat geld op de plank blijft liggen. En dat is beter voor de betrouwbaarheid van economische vooruitzichten.
En ondanks alle mitsen en maren valt uit de vooruitzichten ook te leren over ontwikkelingen op langere termijn. Een belangrijke les uit het rapport van de rekenmeesters: het gaat goed met de economie, doordat meer jonge mensen aan een bijbaantje beginnen en oude mensen langer blijven werken. Dat lijkt een blijvende economische opsteker.
Ogen lezen. Sami al-Ajrami is er een expert in geworden. Bij elk gesprek dat hij voert, bestudeert hij de ogen van zijn gesprekspartner. Hoe vaak iemand wegkijkt, of iemand dwars door hem heen kijkt. Sami zag het zo vaak gebeuren, bijvoorbeeld bij een neef na een zoveelste Israëlisch bombardement. Lege ogen, die verraden dat iemand het niet meer aankan. Het kan ‘shell shock’ zijn, een trauma, of iemand is gewoon helemaal dolgedraaid.
Er is nog een reden waarom Sami zich in ogen is gaan verdiepen. Het gaat hem ook om hemzelf. Secuur volgt hij hoe iemand kijkt in een gesprek, omdat hij wil weten of hij zélf gek is geworden. Mensen die zijn doorgedraaid, wéten dat meestal niet. Ze denken dat ze normaal zijn, terwijl hun omgeving wel beter weet. Dat heeft hij vaak genoeg gezien. Dat besef heeft hem wantrouwend gemaakt. Misschien doet iedereen wel alsof je nog dezelfde bent als vroeger, terwijl ze achter je rug om zeggen: ‘Wat verdrietig hè? Sami ook al.’
Is hij gek geworden? Is hij nog dezelfde die hij was vóór 7 oktober 2023, de dag dat de oorlog tussen Israël en Hamas begon? Is hij gebroken? Een antwoord heeft Sami nog steeds niet, vertelt hij nu. Hij telt hoe vaak hij huilt, piekert of dat te veel of te weinig is, denkt na of hij uitvalt naar mensen. Hij denkt, of hoopt, dat het meevalt. „Misschien ben ik helemaal dolgedraaid. Misschien wel niet. Graaf maar niet te diep in het hoofd van een Palestijn. Je vindt er altijd duisternis.”
Op 17 april 2024, hij was toen 57 jaar, werd Sami al-Ajrami opnieuw geboren, zoals hij het zelf noemt. Op die dag wist hij Gaza te ontvluchten, een half jaar na het begin van de oorlog. Sami is geboren in Gaza, is in alles aan het piepkleine gebied verbonden. Nu hij er weg is, lijkt het leven van toen ook verdwenen. Herinneringen zijn alleen nog vaag. Simpele dingen, zoals de naam van een stamcafé in Gaza-Stad, schieten hem niet te binnen. Gaza lijkt weg.
In Gaza was het leven zwaar, natuurlijk, maar Sami wist precies wie hij was. Hij werkte jarenlang voor de Palestijnse Autoriteit van president Mahmoud Abbas als ‘analist Israëlische zaken’. Na de gewelddadige machtsovername door Hamas in 2007 werd hij journalist voor Israëlische en buitenlandse media, waaronder, sinds 2010, NRC. Sami reed correspondenten rond, regelde interviews, vertaalde, en redde journalisten met gevaar voor eigen leven uit benarde situaties. Tijdens lange werkdagen raakten we in 2010 bevriend.
Waar ik nu mee worstel, de vraag wie ik ben, daar zit bijna iedere Gazaan nu mee
Nu zit Sami op zijn balkon in De Tiende Dag van Ramadan, anderhalf uur rijden ten oosten van Caïro. De stad is het Suburbia van Egypte, met groene parken, brede straten en veel rust. Een conservatief-islamitische stad ook, waar mensen zich traditioneler kleden dan in Caïro. Sami kijkt uit op de snel uitdijende stad, zijn goed verzorgde moestuin, en daarachter het eeuwige geel van de Egyptische woestijn. Hier, in zijn nieuwe huis, drinkt hij zijn ochtendkoffie en rookt hij zijn sigaret, net als hij deed in Gaza. En hier vraagt hij zich hardop af wie hij is zonder alles wat hem Sami maakte: zijn werk, zijn bezittingen, zijn familie en vrienden. En zijn geheugen. De koffie en het uitzicht kalmeren hem, zegt hij.
Talloze koffies en sigaretten later heeft hij het antwoord nog steeds niet. Na zijn vlucht was hij een tijd stil, hij kon niet over zijn oorlogservaringen praten. Na enkele maanden ging hij schrijven. Hij schreef een verslag van de oorlog tussen Israël en Hamas, De sleutels van het huis, dat deze week in Nederlandse vertaling verschijnt. „Deze oorlog gaat niet alleen om de doden, de bommen, of de honger. Het is ook een oorlog om onze identiteit. Waar ik nu mee worstel, de vraag wie ik ben, daar zit bijna iedere Gazaan nu mee.”
Sami denkt aan de succesvolle zakenman die hij in de periode van de zwaarste bombardementen van de Gaza-oorlog tegenkwam op het strand van Rafah. Het was een van de laatste toevluchtsoorden om nog te schuilen voor Israëlische bommen. „Het was een man met een enorme status. Opeens was hij niemand meer, en zat hij daar, trillend van kou en honger in zijn tent, zijn Mercedes slordig achtergelaten. Of ik zag de eigenaar van een restaurant in Gaza-Stad die ooit zo trots was op haar plek, smekend op het strand om pitabroodjes om in leven te blijven.” Niemand hield meer doodsoorzaken bij, maar Sami zegt dat veel mensen zijn gestorven aan een gebroken hart.
Sami al-Ajrami (1967) heeft een zachte stem en een zachtaardig voorkomen. Maar hij weet wat hij wil. Hij regelt zijn zaakjes zelf, en eist in ruil autonomie op: hij doet de dingen zoals hij het zelf wil. Dat was altijd al zo. Hij trouwde, een gearrangeerd huwelijk, en kreeg een tweeling, de nu 20-jarige Ruba en Bisan, maar voelde zich diep ongelukkig en scheidde na enkele jaren van zijn vrouw. Hij is overtuigd atheïst. Geloof brengt alleen maar ellende, is zijn overtuiging. Hij drinkt alcohol. En hij spreekt vloeiend Hebreeuws, de taal van de vijand.
Sami al-Ajrami met de Italiaanse vertaling van zijn boek De sleutels van het huis.Foto Fatma Fahmy
Met hulp van een studieboek leerde Sami zichzelf deze taal in de jaren negentig. Zo kon hij in Tel Aviv in de bouw werken, Gaza was toen nog niet afgesloten van de buitenwereld. Zijn talenkennis leverde hem later een baan op bij de Palestijnse Autoriteit, en als correspondent voor Israëlische media – totdat Hamas het hem verbood. Vaak heb ik hem luid bellend in het Hebreeuws over straat zien lopen in Gaza, tot verbijstering van voorbijgangers.
Sami groeide op in het vluchtelingenkamp Jabalia, in het noorden, één van de meest gebombardeerde plekken van Gaza. Zijn grootouders waren bedoeïenen uit de buurt van Beër Sjeva, nu Israël. In 1948, toen Israël werd gesticht, werden ze met hun zes kinderen verjaagd naar Jabalia. In Sami’s geboortejaar 1967, toen Israël in de Zesdaagse Oorlog ook de Westelijke Jordaanoever bezette, vluchtten opnieuw honderden Ajrami’s naar Gaza. De clan bestaat nu uit zo’n zevenduizend familieleden, met een eigen bestuur en een mukhtar (een clanhoofd), eigen rechtspraak, zelfs een eigen straat in Jabalia, Ajrami Street, waar ook Sami’s familiehuis gebouwd werd.
Het drama van Sami, en van de Palestijnen in Gaza, begon niet op 7 oktober 2023. Gaza is volledig geïsoleerd sinds 2007, met muren, hekken, uitkijktorens en drones. Zoals iedere Gazaan leefde hij in een permanente angst voor zijn leven. De laatste oorlog was zijn vierde, en tel daar een burgeroorlog, twee Intifada’s (opstanden) en vrijwel dagelijkse luchtaanvallen bij op. Zijn dochter Bisan verloor in 2012 drie vingers van haar rechterhand bij een Israëlische luchtaanval. De gebeurtenis heeft zijn beide dochters diep getraumatiseerd. Nooit kon Sami zijn kinderen veiligheid bieden.
En altijd is er de dictatuur van Hamas, die mensen bang maakt. „Gazanen praten nooit openlijk over politiek, maar de frustratie loopt al zeventien jaar op. Hamas doet niets voor de eigen bevolking, speelt alleen maar dit macabare spel met Israël. Wij betalen de prijs met onze levens, onze veiligheid. Ze hebben nooit iets voor de bevolking gedaan, ze hebben geen weg aangelegd of school gebouwd, dat gebeurt alleen maar met hulpgeld. En de schaarse goederen die binnenkomen, zijn onbetaalbaar omdat we er hoge belastingen over moeten betalen. Als je er openlijk iets van zegt, schieten ze je in de benen of beland je in de gevangenis. Ze misbruiken de islam om kritiek onmogelijk te maken. De meeste mensen zijn diep religieus in Gaza, daar speelt Hamas op in.”
En hoe leefde hij, als atheïst, onder een conservatief-islamitische dictatuur? Sami neemt een extra lange trek van zijn sigaret, en kijkt lang voor zich uit. Dan zegt hij: „Ik heb mijn gemeenschap van vrienden en familie, zij weten dat ik niet geloof. Maar over religie praten in Gaza doe je niet, je uit je diepste gedachten nooit in het openbaar. Het is gevaarlijk.”
Sami is hier zo in getraind dat hij zijn atheïsme, in De Tiende Dag van Ramadan, goed kan verbergen. Hij haalt een paar keer per week eten bij een uitdeelpunt voor arme stadbewoners verderop in de straat, vooral om een sociaal netwerk te bouwen. Mensen kennen hem daar als ‘de Palestijn’. Hij helpt buren met klusjes en geeft ze ideeën om van hun voortuin een moestuin te maken. Hij wijst vanaf zijn balkon de moestuinen aan die onder zijn toezicht zijn aangelegd. Overal in de straat zijn mensen aan de slag gegaan met plantjes en irrigatiesystemen. „In Gaza hebben we geleerd iedere vierkante meter te benutten om ruim twee miljoen inwoners te voeden. Jullie verbouwen niets, waarom gaan jullie Egyptenaren zo slordig met jullie ruimte om?”
Sami houdt van land bewerken. De laatste keer dat hij echt gelukkig was, was hij aan het werk op zijn akkertje in het noorden van Gaza. Dat was op de avond van 6 oktober 2023. Sami had al zijn spaargeld gestoken in zijn langgekoesterde droom: een eigen stuk grond van vijfhonderd vierkante meter, waarop hij groente kon verbouwen en een huis kon bouwen, vlak bij de grens met Israël. Die dag had hij gewerkt aan het huis, met de buurman gekletst en gelachen. Het was laat geworden.
Op de vlucht
Het is gevaarlijk om te dromen in Gaza, zegt Sami nu. In de vroege ochtend van 7 oktober werd hij wakker van harde dreunen. Hamas stak de grens met Israël over en richtte daar een bloedbad aan. Ondenkbaar, dacht Sami altijd. Zelfs nu, een jaar en vier maanden later, kan hij het nog bijna niet geloven. „Iedere geit die te dicht bij de afscheiding kwam grazen, werd meteen doodgeschoten dankzij een volledig geautomatiseerde grensbewaking. En nu was er gewoon niemand om ze te stoppen.” Aan Israëlische zijde vielen 1.139 doden, het merendeel burgers. Ruim tweehonderd mensen werden als gijzelaar naar Gaza ontvoerd.
De Israëlische bommen vielen al snel overal in Jabalia. Sami wist dat de oorlog lang zou duren en hij besloot met zijn familie te vluchten naar het zuiden, waar het hopelijk veiliger was. In Deir al-Balah had zijn zus Sanaa een groot vakantiehuis laten bouwen, dat de familie ‘het chalet’ noemde. Het huis puilde al snel uit: driehonderd familieleden vonden er een plek. Iedereen kreeg een taak om de familie in leven te houden. Vrouwen moesten op zoek naar brood, kinderen moesten drinkwater zien te vinden of op de kleuters passen. Sami en de andere mannen moesten brandstof bij elkaar zien te scharrelen.
De dood was overal. Bommen vielen op drukke markten, scholen, op vluchtwegen. Op advies van Sami was een deel van zijn familie vanuit het belaagde noorden naar een ander huis in Deir al-Balah gevlucht. Juist dat huis werd kort daarop gebombardeerd, veertien familieleden kwamen om het leven. Sami zag de lichamen in het ziekenhuis liggen toen hij er als journalist verslag van deed. Zijn achteraf verkeerde advies kwelt hem tot vandaag.
Erger dan de dagelijkse angst voor de dood was de honger. Er was voor de volwassenen maar voldoende voor één maaltijd per dag, meestal rijst en bonen uit blik. Het ontbijt bestond uit thee zonder suiker. De maaltijd moest zo laat mogelijk gepland worden, zodat niemand met al te veel honger naar bed zou gaan.
Een maand na zijn vlucht naar Deir al-Balah nam Sami het besluit verder naar het zuiden te trekken. Hij kon niet werken in het overvolle familiehuis, en veilig was hij er nooit. Met zijn dochters trok hij in bij zijn vriend Said in Khan Younis, zijn familieleden bleven achter. Het huis werd een verzamelplek voor de progressieve vriendengroep van Sami, onder wie zijn goede vriendin Fatma Ashour, een bekende mensenrechtenadvocaat. Met twee vrienden nam hij de dagelijkse leiding van het huis op zich, en probeerde hij het schaarse voedsel eerlijk te verdelen.
Ook in Khan Younis waren Sami en zijn dochters niet veilig. „Vanaf het begin was me duidelijk dat we nooit echt konden vluchten”, zegt Sami nu. „Dit was nooit een oorlog tegen Hamas. Het was een oorlog tegen ons, en ons bestaan. Overal vielen burgerdoden, huizen waar geen Hamas-leden woonden werden aangevallen, een miljoen burgers uit het noorden sloeg op bevel van Israël op de vlucht naar het zuiden. Het was geen bijkomstigheid van de oorlog, het was naar mijn overtuiging juist het punt. Ons bestaan werd uitgewist, alles wat aan ons leven voor 7 oktober herinnerde. We zijn in die maanden van onze identiteit beroofd.”
Hamas doet niets voor de eigen bevolking, speelt alleen maar dit macabere spel met Israël
Bij een luchtaanval op Khan Younis raakte Sami gewond. Hij lag zoals altijd buiten te slapen, toen alle ramen van zijn huis sprongen door een knal dichtbij. De scherven kwamen in zijn been terecht. Als door een wonder werd zijn dochter Bisan, die naast een raam sliep, gespaard. Het gordijn viel op haar, waardoor de glasscherven haar niet raakten. Korte tijd later sloegen Sami en zijn dochters opnieuw op de vlucht, ditmaal naar een huis in Rafah, de zuidelijke stad waar het grootste deel van de Gazaanse bevolking inmiddels opeengepakt leefde. Het huis zat met 29 vluchtelingen stampvol.
Elke dag brokkelde de sociale samenhang daar verder af. Bendes liepen op straat om mensen te beroven, gezag was er allang niet meer. Vriendschappen gingen verloren omdat er gevochten werd om voedsel, een goede schuilplaats of een beetje brandstof. Sami was als gescheiden vader altijd een eenling in Gaza, maar opeens zag hij overal mannen hun vrouw verlaten omdat ze niet meer tegen de druk konden, of vrouwen van huis weglopen omdat ze geslagen werden door hun echtgenoot.
Familiebanden scheurden. Juist sinds de machtsovername door Hamas in 2007 waren families weer hechter geworden, zegt Sami, omdat niemand Hamas vertrouwt. De Ajrami-clan had een eigen ordedienst, rechtspraak en studiebeurzen. Maar familieleden raakten elkaar kwijt in de chaos, en iedereen werd elkaars concurrent. Op zijn balkon in Egypte zegt Sami: „Deze oorlog heeft het fundament van Gaza verwoest. De onderlinge solidariteit is weg. Ook de mensen die er nog zijn, kunnen nooit meer terug naar hun oude bestaan.”
Op een avond in januari 2023 stond een familie op de stoep bij Sami. Een echtpaar, vier kinderen en een stokoude vader smeekten om opvang. Sami moest de familie wegsturen, ook nadat de man hem snikkend in de armen was gevallen. „Er was echt nergens meer eten te vinden. Zelfs de blikken met witte bonen, die ons zo lang in leven hadden gehouden, waren nergens meer te vinden. De hele dag discussieerden we over hoe we zuiniger konden omgaan met wat we nog hadden.” Sami gaf de familie een rol plastic mee, bedoeld om de ramen, gesprongen na explosies, mee dicht te plakken.
Begin februari 2024 verloor Sami zijn vader Mohamed. Hij had alzheimer, was angstig omdat hij niet begreep waarom hij op de vlucht was, en kreeg koorts. Het ziekenhuis stuurde hem weg, er waren te veel gewonden. Hij stierf een paar uur later. Een fatsoenlijke begrafenis was er niet. Sami heeft geen afscheid kunnen nemen.
Uiteindelijk heeft Sami geluk gehad, zegt hij. Het lukte hem gebruik te maken van de allerlaatste mogelijkheid om Gaza nog te verlaten. De grensovergang met Egypte was allang gesloten. Maar wie vijfduizend dollar per persoon betaalde aan het Egyptische bedrijf Hala, een ‘reisbureau’ dat nauwe banden heeft met de Egyptische overheid, kon de papieren voor een overgang krijgen. Dankzij buitenlandse vrienden en collega’s die geld ingezameld hadden, konden zijn dochters in maart 2024 en hijzelf in april vertrekken. Vanuit Rafah werd een bus naar Caïro geregeld. Zijn dochters kregen een tijdelijk visum voor Nederland, hij een tijdelijke status in Egypte.
Klein Gaza
Tot voor kort was visrestaurant Abu Hassira een begrip in Gaza-Stad. Het restaurant was beroemd om de pittige en kruidige manier waarop de vis wordt klaargemaakt. Zoals vrijwel alle restaurants ligt Abu Hassira in puin. Maar de eigenaar wist te ontkomen naar Caïro, en opende daar onlangs een nieuw restaurant met dezelfde naam, en hetzelfde recept. Het fel verlichte restaurant zit op deze donderdagavond in februari vol.
Sami en Fatma Ashour, de mensenrechtenadvocaat die eveneens wist te ontsnappen, gaan er deze avond ook eten. Ze wijzen naar de andere tafels en bespreken wie ze zien. Het zijn bijna allemaal Gazanen. Aan de muur hangt Palestijns borduurwerk. Op de televisie zendt Al Jazeera de overdracht uit van vier zwarte doodskisten door Hamas aan het Rode Kruis. Het valt Sami op hoe weldoorvoed de militanten van Hamas zijn, terwijl de honger zo groot is in Gaza. „Ze stelen hulpgoederen, ze verrijken zich met belastingen. Ze zorgen alleen maar voor zichzelf.”
Sami al-Ajrami met Fatma Ashour, de Gazaanse mensenrechtenadvocaat die ook uit de Gazastrook wist te ontsnappen, in Caïro.
Foto Fatma Fahmy
In Caïro zijn sinds 7 oktober 2023 zeker 100.000 Palestijnen uit Gaza terechtgekomen. Ze leven in grote onzekerheid en meestal zonder geldige papieren. In Nasr City woont een groot deel van de Palestijnse gemeenschap. Klein Gaza, noemen sommigen de gemeenschap. Ze zoeken elkaar op in Abu Hassira.
Toen ze samen in Gaza op de vlucht waren, vertrouwde Fatma, een vrouw van 41, op Sami. „Hij was een journalist, kon analyseren, hij zou wel weten wat de beste strategie was. Sami kan bovendien goed organiseren, gaf iedereen iets te doen.” Wat moest Fatma in het huis doen? Ze schateren het allebei uit. Fatma is zo onhandig, zegt ze zelf, dat de anderen haar het liefst zo min mogelijk te doen gaven.
Net als Sami leerde ook Fatma goed naar iemands ogen te kijken. Zo polste ze elk moment van de dag of Sami bang was. Meestal kon hij haar geruststellen. Op één keer na. Fatma: „We hoorden het zoemende geluid van een drone dichtbij, een quadcopter die gezichten kan identificeren en mensen daarna kan doodschieten. Ik vroeg Sami: wat is dit voor geluid? Zijn we veilig? En Sami zei maar: ‘Ja, hoor, ja.’ Maar ik zag aan zijn ogen dat hij doodsbang was.”
Sami: „Ik dacht dat het voorbij was. Het gebeurde in een tijd dat Israël actief op zoek was naar journalisten. Ik voelde me bedreigd en opgejaagd, en wist dat ik jullie in groot gevaar bracht met mijn beroep. Ik kon niet liegen.” Volgens The Committee to Protect Journalists zijn er tussen 7 oktober 2023 en 20 februari 2025 170 journalisten en medewerkers van media in Gaza, Westelijke Jordaanoever, Libanon en Israël omgekomen door geweld.
Hoe goed de vis ook smaakt in Abu Hassira, hoe fijn het uitzicht op zijn balkon ook is, Egypte is niet Sami’s land. Egypte speelt een ingewikkeld spel als het om Gaza gaat. De grens is meestal gesloten. Gevluchte Palestijnen krijgen te maken met achterstelling en discriminatie. Tijdelijke visa worden niet verlengd, waardoor ze geen recht op onderwijs of zorg hebben. Groot was de schrik bij de Egyptische regering toen de Amerikaanse president Donald Trump onlangs zei dat de ruim twee miljoen Palestijnen in Gaza maar naar Egypte en Jordanië moesten, zodat projectontwikkelaars van Gaza een ‘Rivièra’ konden maken. Egypte heeft nu het initiatief genomen voor een ‘vredesplan’ dat Gaza met hulp van de internationale gemeenschap weer moet opbouwen.
Aan tafel hebben Sami en Fatma het erover. Kunnen ze ooit terug? Sami: „De meeste Gazanen hier willen terug. Ze willen hun huis opnieuw opbouwen, opnieuw beginnen met hun leven. Maar ik heb er geen vertrouwen meer in. Alles ligt in puin. Ja, zegt iedereen, maar dan bouw je het toch weer op? Maar dan wordt het weer verwoest. En daarna weer. Ik ben niet alleen al mijn bezittingen kwijtgeraakt, maar ook alle motivatie om nog iets te doen.”
Fatma: „Ik zou niet gedwongen willen worden te wonen waar ik woon, zoals nu. Ik wil terug naar Gaza, om dan uit vrije wil naar Egypte terug te keren.” Ze lacht. Maar ze zegt ook: „In Gaza heb ik mijn baan, die betekent heel veel voor me, mijn status. Ik vul hier mijn dagen ook wel, met een taalcursus en zwemles. Maar ik ben niet wie ik was in Gaza.”
Sami maakt plannen om in Egypte te blijven. Hij wil een stuk land kopen om groente en fruit te verbouwen. Hij wil nieuwe dingen proberen, zegt hij, maar niet meer in Gaza.
Sami en Fatma gaan voor een laatste waterpijp naar nóg een beroemde naam uit Gaza: het hippe café Jouzoor (‘wortels’). In Gaza zat hier de jonge elite van Gaza-Stad, mannen en vrouwen door elkaar. Ook de eigenaar van dit café, de zakenvrouw Mona Ghalayini, is naar Caïro gevlucht en heeft in een nieuw winkelcentrum haar verwoeste zaak heropend. Ghalayini schuift aan en rookt een waterpijp mee. Aan haar jas hangt een klein sleuteltje, het symbool van de verdrijving van de Palestijnen in 1948, en van het recht om ooit terug te keren. „Zoals de sleutel een symbool van hoop en onverzettelijkheid is, is mijn café dat ook.”
Het herboren café is opnieuw een ontmoetingsplek voor jonge Palestijnen. En Mona Ghalayini praat er vol trots over. Israël heeft al haar bezit, waaronder het luxe al-Deira Hotel aan de kust, platgebombardeerd. Maar in Egypte, zegt ze, is ze gewoon opnieuw begonnen. „Ik werk graag hard”, zegt ze. „Waar ik ook maar naartoe ga, daar zet ik mijn wortels in de grond, en maak ik er een succes van. Daarom heet dit café zo.”
Als we weglopen, zegt Sami: „Mona is dapper, maar er ligt een steen op haar hart. Ze is diep getraumatiseerd na het verlies van haar levenswerk.”
Sami is de wrange ironie van de geschiedenis niet ontgaan. De generatie van zijn ouders en grootouders werd verdreven in 1948. De meesten droegen daarna levenslang een sleutel met zich mee als herinnering aan een terugkeer, ooit. Ook Sami deed een sleutel in zijn binnenzak toen hij zijn familiehuis verliet en op de vlucht sloeg. Het huis zal hij nooit meer zien, dat is vernietigd door het Israëlische leger.
De sleutel die hij meenam, en zoveel Gazanen met hem, ziet hij ook als een vloek voor de generaties boven hem. „Ons verhaal, ónze sleutels, zorgen ervoor dat hun verhaal alleen maar verder in de geschiedenis verdwijnt. De Nakba, de tragedie van 1948, hoort bij de Palestijnse identiteit. Maar ook dat deel van onze identiteit is weer wat meer van ons afgenomen, zo voelt het.”
Sami heeft de huissleutel weggelegd, in een doos onder in de kast.