Strengere asielmaatregelen? ‘Kennelijk is de politiek niet bezig met wat juridisch mogelijk is’, zegt de expert

Met „het strengste asielregime ooit” belooft het kabinet-Schoof in het regeerprogramma de asielmigratie te beteugelen. En in Den Haag is bijna iedereen, van rechts tot links, het erover eens dat in elk geval ‘iets’ moet gebeuren. Maar in de discussie over het ‘hoe’ (kiest het kabinet voor staatsnoodrecht of een spoedwet?), sneeuwt het ‘wat’ onder.

Pas op vrijdag, na de laatste ministerraad voor het herfstreces, zou bekend kunnen worden of het kabinet en de coalitie overeenstemming kunnen vinden over de manier waarop de beoogde asielmaatregelen ingevoerd kunnen worden.

„Je moet zaken altijd aanpakken bij de bron”, zei minister Marjolein Faber (Asiel, PVV) afgelopen dinsdag tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de Tweede Kamer. „De bron is dat we een te hoge instroom hebben.” Maar juristen en migratie-experts zetten grote vraagtekens bij de slagkracht van de asielmaatregelen uit het regeerprogramma – zeker met het oog op het beperken van de asielcijfers.

Al deze maatregelen zijn bedoeld om het hier nét iets ellendiger te maken voor asielzoekers

Mark Klaassen
immigratiedeskundige

De meeste maatregelen gaan over zaken die met de Vreemdelingenwet worden geregeld. Daar is nu het meeste om te doen, omdat het kabinet deze wet via het noodrecht buiten werking wil stellen. In plaats daarvan wordt dan nieuw beleid in ‘algemene maatregelen van bestuur’ gegoten, waarover het parlement niets te zeggen heeft.

Enkele beoogde maatregelen springen in het oog. Zoals het afschaffen van de permanente asielvergunning en het schrappen van het nareisrecht voor jongvolwassen kinderen van statushouders. En het afwijzen van een aanvraag als een asielzoeker niet komt opdagen bij het gehoor met de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Europa

De ruimte voor het kabinet om asielmaatregelen te nemen, „is heel klein”, zegt emeritus hoogleraar immigratierecht Peter Rodrigues (Universiteit Leiden). Het nationale asielrecht bestaat voor het grootste deel uit Europese regels. Neem de Vreemdelingenwet: het gros van de bepalingen is gebaseerd op Europese richtlijnen. Bovendien staan Europese wetten en regels altijd boven nationaal recht en beleid.

Toch ziet Rodrigues drie maatregelen in het regeerprogramma die juridisch vallen te verdedigen: het afschaffen van de voornemenprocedure, het afschaffen van nareisrecht voor meerderjarige kinderen en het schrappen van de permanente verblijfsvergunning. Of het „mensen die echt bescherming zoeken” gaat tegenhouden? Hij vraagt het zich sterk af.

Op het gebied van nareis van meerderjarige kinderen is Nederland soepeler dan wat Europese regels voorschrijven, zegt immigratiejurist Mark Klaassen. Op dat vlak is strenger beleid dus mogelijk, al zullen nog steeds statushouders hun jongvolwassen kinderen hiernaartoe willen halen. Ze zullen zich dan beroepen op het recht op familieleven, dat geregeld is in het Europese mensenrechtenverdrag. Het kabinet kan dit verdrag niet naast zich neerleggen, ook niet als het staatsnoodrecht van toepassing is. De IND moet dan toetsen of de afwijzing in strijd is met het recht op familieleven. Klaassen: „Dat is een veel ingewikkeldere afweging.”

Afgelopen vijf jaar werden iets meer dan vijfduizend nareisaanvragen voor meerderjarige kinderen ingediend, blijkt uit IND-cijfers. De dienst heeft nog niet alles in behandeling kunnen nemen, maar op iets minder dan de helft hiervan kwam een positieve beoordeling.

Lees ook

De asielzoekers moeten nog komen maar de onrust is er, in Ugchelen. ‘Mijn vrouw heeft camera’s aangeschaft. Straks gebeurt er iets met de auto’

De locatie voor de noodopvang van asielzoekers in Ugchelen is een leegstaand, voormalig schoolgebouw.

Veertigduizend

De permanente verblijfsvergunning afschaffen is volgens Rodrigues en Klaassen mogelijk, maar ook hier kunnen statushouders zich beroepen op de Europees geregelde ‘langdurig ingezetenenstatus’. Een statushouder moet dan bewijzen dat hij werk en voldoende inkomen heeft. In de huidige situatie ligt dat anders: de IND beoordeelt na vijf jaar alleen of iemand nog recht heeft op asiel en is ingeburgerd. Sinds 2021 werd ongeveer 80 procent van de in totaal ruim veertigduizend aanvragen voor een permanente vergunning positief beoordeeld.

Als de IND van plan is een aanvraag af te wijzen, dan krijgt de asielzoeker nu eerst de gelegenheid daarop te reageren. Dit komt het negatieve besluit ten goede, zegt emeritus hoogleraar Rodrigues, omdat het dan beter in elkaar zit. Een asielzoeker moet met sterke argumenten komen als hij naar de rechter stapt. In 2023 oordeelde de IND in ruim een derde van de gevallen alsnog positief. Ook moest de IND aan het eind van dat jaar nog op ongeveer 22.000 bezwaarschriften reageren. Als de voornemenprocedure wordt afgeschaft, zullen asielzoekers vaker naar de rechter stappen. Rodrigues voorziet een verdere belasting van de IND en rechtbanken.

De maatregelen die het kabinet wil nemen, zien Rodrigues en Klaassen, raken alleen asielzoekers die hun weg naar Nederland al hebben gevonden. Hetzelfde geldt voor het afwijzen van aanvragen van asielzoekers die niet komen opdagen bij interviews met de IND. Immigratiedeskundige Klaassen kan zich voorstellen dat het kabinet hieraan paal en perk wil stellen. Vooral asielzoekers uit veilig verklaarde landen zouden dit doen om de asielprocedure te vertragen.

Exacte cijfers zijn niet beschikbaar, blijkt uit navraag bij de IND. Klaassen merkt op dat het EU-recht een beperkt aantal redenen noemt voor het afwijzen van een aanvraag. Niet-opdagen bij een gehoor „staat daar niet bij”, oordeelde ook de Nederlandse Orde van Advocaten eerder deze maand in een rechtsstatelijke toets van het regeerprogramma.

Maar niet alles wat het kabinet wil aanpakken, staat in de Vreemdelingenwet geregeld. Met een „tijdelijke asielcrisiswet” moet de „acute asielinstroom en opvangcrisis” verder bestreden worden. De tijdelijke wet, die nog moet worden ingediend en behandeld door het parlement, moet zeker twee jaar gelden. Het kabinet wil via deze weg bijvoorbeeld de behandeling van asielaanvragen opschorten en de spreidingswet intrekken.

Verlenging

De Vereniging Nederlandse Gemeenten, VluchtelingenWerk en andere betrokkenen waarschuwen veelvuldig dat de crisis in de opvang niet wordt opgelost met het intrekken van de spreidingswet. Die werd begin dit jaar ingevoerd om asielzoekers eerlijker over gemeenten in het hele land te verdelen. Parallel hieraan wordt gewaarschuwd tegen de „asielbeslisstop”. „Je hebt nu al een enorme wachtrij bij de IND”, zegt Klaassen. „Zo creëer je een grotere berg aan aanvragen, met nog meer mensen in de opvang. Bovendien verplicht het EU-recht lidstaten om asielaanvragen ‘zo spoedig mogelijk’ af te ronden.”

Europese regels schrijven voor dat de IND binnen zes maanden moet beslissen of iemand een asielvergunning kan krijgen. Deze termijn is sinds september 2022 met vijftien maanden verlengd. „Nederland maakt al maximaal gebruik van de rek die erin zit”, merkt Rodrigues op. De wachttijd voor gezinshereniging bedraagt inmiddels 87 weken. Bovendien is voor zelfs de hoogste bestuursrechters van de Raad van State onduidelijk „of en hoe vaak” minister Faber ,, aansluitend gebruik mag maken van de bevoegdheid om de beslistermijn voor asielverzoeken te verlengen”. In dat licht is het Hof van Justitie in Luxemburg om opheldering gevraagd, dat nog antwoord moet geven.

Of het strengere beleid mensen die echt bescherming zoeken gaat tegenhouden, valt te betwijfelen

Polen kondigde eerder deze maand een asielstop aan, dat op begrip kan rekenen van Europese leiders. Daar kan Rodrigues, die naar de letter van de wet kijkt, niet zo veel mee. „Kennelijk is politiek bedrijven wat anders dan kijken wat juridisch mogelijk is”, zegt hij. Het is maar de vraag of Nederland op dezelfde politieke steun in Europa kan rekenen.

Ook dit kabinet staat voor de ingewikkelde taak om uitgeprocedeerde asielzoekers te laten vertrekken. Faber wil dit „zoveel mogelijk, ook gedwongen”. Zo moesten in 2020 ruim 14.600 mensen worden uitgezet, van wie 4.000 vrijwillig of gedwongen vertrokken. In dat jaar verdwenen 6.800 uitgeprocedeerde vreemdelingen van de radar, de overheid weet niet waar deze mensen zich bevinden.

België

Dit jaar werd tot en met september voor bijna 13.000 mensen beslist dat ze uit Nederland moeten vertrekken: zeker 4.680 vertrokken met medeweten van de overheid, ruim 4.200 verdwenen van de radar. Hoe Faber deze cijfers wil opkrikken, is nog niet bekend.

Hoeveel asielzoekers uit Nederland weg zullen blijven zodra al deze maatregelen worden ingevoerd? „Dat gaat heel erg tegenvallen”, denkt immigratiedeskundige Klaassen. Hij benadrukt dat de meeste maatregelen „geen rechtstreeks verband” laten zien met „keuzes die mensen maken om naar Nederland te komen”. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van familieleden en mensen uit dezelfde sociale groep het sterkste bepalen of iemand hiernaartoe komt, dus niet hoe soepel of streng het asielbeleid wordt ervaren.

„Alles ademt een sfeer uit die migrantonvriendelijk is”, merkt Rodrigues op. Ook Klaassen denkt „dat al deze maatregelen beogen het hier nét iets ellendiger te maken voor asielzoekers die moeten kiezen tussen Nederland en België”. Maar met het oog op het aanzienlijk terugdringen van de aankomstcijfers „stelt het allemaal niet zoveel voor”.

Lees ook

Detentiecentrum voor uitgeprocedeerden overvol: uitzettingen gaan niet door

De binnenplaats van het uitzetcentrum bij Rotterdam The Hague Airport.


Voor de Litouwers is het de vraag wanneer er een aanval komt, zien de Nederlandse militairen aan de Russische grens in Litouwen

De oordopjes moeten nu écht in, want zo meteen wordt er met scherp geschoten – door tanks. In de verte stuiven zes Leopards door het zanderige terrein: lichtflits, schokgolf, de schelle fluittoon van de granaat op weg naar zijn doel – treffer!

De schietoefening in het Litouwse Pabrade, op een steenworp afstand van de grens met Wit-Rusland, is indrukwekkend genoeg. Het examen van de multinationale battlegroup onder leiding van de Nederlandse overste Bas Schillemans is door de NAVO deze woensdag beoordeeld als ‘uitstekend’. Natuurlijk was het maar een oefening. Maar de Duitse en Nederlandse militairen in Litouwen vormen ook de eerste verdedigingslinie tegen Rusland. „We maken integraal onderdeel uit van de defensieplannen van Litouwen”, zegt overste Schillemans. In die plannen wordt met álles rekening gehouden: „We zijn voorbereid op een Pearl Harbor-scenario.”

Sinds de Russische invasie in Oekraïne in 2022 zet Litouwen zich schrap. In een hoek van het oefenterrein staan de ‘drakentanden’ – betonnen piramidevormige obstakels – naast hoog opgetaste rollen prikkeldraad. In totaal 27 van deze opslagplaatsen, verspreid over heel het land, moeten het mogelijk maken om binnen enkele uren wegversperringen op te richten. Deze week barricadeerde Litouwen een brug over de Memel, op de grens met de Russische exclave Kaliningrad. Andere bruggen zullen worden gesloopt. De bouw van de ‘fortificaties’, zo meldt het Litouwse ministerie van Defensie, verloopt „volgens plan”.

Anders dan in Nederland is de Russische dreiging hier voelbaar, vertelt Schillemans: „Voor de Litouwers is het niet de vraag óf er een aanval komt, maar wannéér.”

Online elfenleger

Nu het Russische leger langzaam maar zeker oprukt in Oost-Oekraïne, groeit ook de bezorgdheid in andere Europese landen. Afgelopen maandag waarschuwde de directeur van de Duitse Inlichtingendienst BND Bruno Kahl dat Rusland „nog voor het einde van het decennium” gereed zal zijn voor een grootschalig conflict met de NAVO. De Russische desinformatie- en destabilisatiecampagne tegen Europa is intussen uitgegroeid van „een storm” tot „een echte orkaan”, aldus Kahl.

Litouwen staat daarbij vol in de wind. In de residentie van de Nederlandse ambassadeur in het centrum van hoofdstad Vilnius vertelt Indre Makaraityte, onderzoeksjournalist bij de Litouwse nationale tv, hoe ze steeds weer dezelfde mensen tegenkwam bij demonstraties en bij de rellen die uitbraken tijdens de coronapandemie. Makaraityte ontdekte dat de leiders van de ‘protesten’ banden onderhouden met Moskou. „Deze groepen zijn hier al jaren mee bezig. En de taal die ze gebruiken sluit nauw aan bij het narratief van het Kremlin.”

Maar de Litouwers zitten ook niet stil. ‘Hawk’ (vanwege mogelijke represailles gebruikt hij zijn schuilnaam) is de aanvoerder van het ‘elfenleger’ dat online de strijd aangaat met Russische ‘trollen’. Sinds de oorlog in Oekraïne hebben de elfen zelf de aanval ingezet. Op de in Rusland populaire berichtendienst Telegram hebben de elfen een Russischtalig kanaal geopend, met de Engelse naam For Freedom. Het publiceert geverifieerde informatie over Rusland en Oekraïne. Daarmee wil Hawk „kleine zaadjes van twijfel” planten in de hoofden van de Russische bevolking. „We willen het leven zo zuur mogelijk maken voor de Russische propagandisten en alle andere vijandelijke klootzakken.”

Luitenant-kolonel Bas Schillemans tijdens de internationale oefening.
Foto’s Robin van Lonkhuijsen/ ANP

Russische bezetting

De druk uit Moskou herinnert veel Litouwers aan het duistere verleden. Tussen 1940 en 1953 – toen de laatste partizanen hun verzet tegen het Rode Leger moesten opgeven – kwam naar schatting een vijfde van de Litouwse mannelijke bevolking om. „Een genocide”, zegt gids Jurate Terleckaite in de bedompte catacomben van de voormalige KGB-gevangenis in de hoofdstad. In deze ondergrondse executieruimte werden bijna 1.100 Litouwers van het leven beroofd met een pistoolschot in het achterhoofd. Terleckaite toont de cellen en de martelkamers. Aan het einde van de donkere gang bevond zich de kamer met het röntgenapparaat, waarmee in de jaren zeventig de Litouwse non en dissidente Nijole Sadunaite dagelijks werd bestraald. Ook de oom van gids Jurate Terleckaite zat hier jarenlang vast. Geen enkele familie is de Russische bezetting ongeschonden doorgekomen, vertelt ze. „Ik vroeg mijn oom eens waarom de Russen zo ontstellend wreed waren geweest. ‘Omdat ze niet hadden verwacht dat we ons zó zouden verzetten’, zei hij.”

In dit deel van Europa wordt de geschiedenis bijna dagelijks herbeleefd, vertelt de Nederlandse ambassadeur Jack Twiss Quarles van Ufford. Pas in 1990 herwon Litouwen zijn onafhankelijkheid, in 2004 trad het toe tot de NAVO. Vier jaar later werd Georgië door Rusland binnengevallen. In de Baltische staten gingen de alarmbellen af, maar in West-Europa werd laconiek gereageerd. Pas in 2014, na het neerhalen van vlucht MH17, zou in Nederland duidelijk worden welk gevaar er uit ging van het Poetin-regime. „Litouwen is voor de NAVO de kanarie in de kolenmijn”, zegt Twiss. „En de Litouwers laten ons nu weten: Oekraïne is pas het begin.”

Nieuwe tanks

Het antwoord van de NAVO hierop krijgt steeds meer vorm. Op het oefenterrein van Pabrade wordt gebouwd aan de legering voor Amerikaanse troepen. Op een andere locatie zal Duitsland binnenkort zijn militaire aanwezigheid uitbreiden van enkele honderden tot ruim vijfduizend militairen. Nederland (ongeveer driehonderd militairen) heeft nog geen plannen voor versterking, maar onder de Nederlanders in Litouwen is het zelfvertrouwen groeiende – vooral onder de ‘cavaleristen’, die de tanks bemannen.

Sinds het wegbezuinigen van de Nederlandse Leopard 2-tanks in 2010 heeft de landmacht alleen een kleine eenheid – met achttien leentanks – overeind kunnen houden, als onderdeel van een Duits tankbataljon. Nu de tijd van bezuinigen voorbij is en het kabinet zich heeft gecommitteerd aan defensie-uitgaven van 2 procent van het bruto nationaal product (bnp) is er weer ruimte voor Nederlandse tanks: 46 nieuwe Leopard 2A8’s, met een optie op nog eens zes. Het nieuws leidde tot een klein feestje bij de Nederlandse cavaleristen in Litouwen. „We hebben wel even een vreugdedansje gedaan”, zegt huzaar Mike (23).

Bij de staf van de multinationale battlegroup is men ook tevreden. In de komende tien, vijftien jaar is er geen wapensysteem dat de tank kan vervangen, zegt overste Schillemans – zelf cavalerist. De landmachtofficier is blij dat er straks weer een „grote hamer” (tanks) in zijn militaire gereedschapskist zit.

Maar tanks zijn kwetsbaar voor drones, zo leren de TikTokfilmpjes van het Oekraïense slagveld. Defensie wil daarom binnen vijf jaar onbemande voertuigen in gebruik nemen voor waarnemingen in de voorste linies, en voor het verstoren en neerhalen van drones. Als dat lukt, zo zeggen ze in Litouwen, beschikt Nederland over „het modernste tankbataljon ter wereld.”

Willen en kúnnen vechten, daar heb je de juiste mindset voor nodig

Bas Schillemans
luitenant-kolonel

Overste Schillemans richt zich op het hier en nu: de 1.300 Duitsers, Nederlanders, Noren, Tsjechen, Belgen en Luxemburgers onder zijn bevel. In de afgelopen maanden heeft de nadruk gelegen op „warfighting”, zegt de overste. Dat klinkt voor de hand liggend, maar na decennia van vredesoperaties zijn veel militairen niet meer gewend te opereren in een grootschalig conflict.

„Willen en kúnnen vechten”, zegt Schillemans. „Daar heb je de juiste mindset voor nodig, maar ook de juiste vaardigheden, tot op de enkele soldaat die zijn wapen moet bedienen.” De staf van de battle group volgt de oorlog in Oekraïne op de voet. „Als we informatie hebben dat de Russen nieuwe TTP’s hebben [Tactics, Techniques and Procedures, red.] dan passen we daar onze eigen procedures meteen op aan. Je moet voortdurend meegaan met de actualiteit.”

Weerbaarheid

Met bewondering en lichte afgunst kijken de Nederlanders naar de Litouwse samenleving, waar ‘weerbaarheid’ al vele jaren centraal staat – in tegenstelling tot Nederland. Terwijl in Litouwen 14.000 mannen en vrouwen dienen in de vrijwillige landweer, waarvoor je elk weekend een dag wordt opgeroepen, heeft het Nederlandse ministerie van Defensie nog steeds moeite om de vacatures te vullen – terwijl er de komende jaren nog duizenden éxtra militairen nodig zijn. „Als het hier misgaat, dan gaat het in Nederland óók mis”, zegt overste Schillemans. „De vrijheid die wij in Nederland genieten wordt híer verdedigd.”

Dat hoef je kolonel Aurelijus Motiejunas, commandant van de Litouwse ‘IJzeren wolf’-brigade – waarbij de NAVO-battlegroup is ingedeeld – niet te vertellen. Na zijn toespraak en het schudden van vele internationale handen maakt de Litouwse commandant uitgebreid tijd voor de Nederlandse pers.

„Omdat jullie militairen hier zijn, voelen wij ons echt een onderdeel van de NAVO”, zegt Motiejunas. „We weten: we zijn niet alleen.”

Lees ook

‘Het Westen zou meer moeten doen om Wit-Rusland uit de greep van Rusland te halen’

Maria Kalesnikava tijdens een hoorzitting over haar veroordeling, september 2021. Ze werd veroordeeld tot elf jaar gevangenis vanwege ‘samenzwering en deelname aan een extremistische groep’


Armoede uitbannen kán, maar willen we de prijs ervoor betalen?

Armoede is er altijd geweest in Nederland, en zal er altijd blijven. Geen kabinet heeft het ooit uitgeroeid, ook niet bijna. Armoede, zo kun je concluderen, is onvermijdelijk.

Of niet?

Sinds donderdag zijn er nieuwe, betere cijfers over armoede. Het gaat niet meer alleen om het inkomen dat mensen hebben, maar ook om hun vermogen en welke huur en energieprijs zij betalen. Dan kom je uit op bijna 540.000 mensen die te weinig geld hebben om van te leven, onder wie ruim 115.000 kinderen.

Dat is lager dan in de oude berekeningen, maar de reacties van politici waren zoals die altijd zijn. „Eigenlijk zou niemand in Nederland moeten opgroeien in armoede”, zei staatssecretaris Jurgen Nobel (Participatie, VVD).

Maar als politici armoede echt zo erg vinden, waarom maken ze dan nooit plannen om die volledig uit te bannen? Kunnen ze dat niet, of willen ze het niet?

Het kan wel, zeggen economen. Althans: „Je kunt een heel eind komen”, zegt Egbert Jongen, hoogleraar economie en sociaal-economisch beleid aan de Universiteit Leiden. „De overheid kan het grootste deel van de Nederlanders boven de armoedegrens trekken.” Simpelweg door uitkeringen of toeslagen genoeg te verhogen. Al zullen er altijd mensen overblijven, denkt Jongen, die niet de uitkering of toeslagen aanvragen waar ze recht op hebben.

Dat zegt ook Anna Custers, econoom en lector armoede-interventies aan de Hogeschool van Amsterdam. „Als je als land concludeert welk inkomen nodig is voor een waardig leven, dan kun je dat ook waarborgen.”

Waarom het niet gebeurt

Waarom gebeurt het dan niet? Het zo ver opkrikken van de laagste inkomens heeft ook nadelen, en die heeft de politiek tot nu toe altijd zwaarder laten wegen.

Het is duur. Zo duur, dat het de vraag is of de overheid dat geld kan ophalen bij alléén de allerhoogste inkomens of grootste vermogens. Het ligt voor de hand dat ook een deel van de middenklasse de rekening krijgt. En welke politicus durft dat aan? Het bedrijfsleven extra belasten kan ook, maar dat zal klachten opleveren over hun concurrentiepositie. Welke route Den Haag ook kiest: het zal anderen altijd pijn doen.

Daar komt nog bij dat er nadelige economische effecten kunnen zijn als je uitkeringen aantrekkelijker maakt. „Te veel inkomenssteun kan ten koste gaan van het arbeidsaanbod”, zegt Ester Barendregt, hoofdeconoom van de Rabobank.

Het is een bekende economische vuistregel: hoe hoger de uitkeringen, hoe minder noodzaak mensen voelen om een baan te zoeken, of meer uren te gaan werken. Maar volgens Barendregt ligt het genuanceerder. „Daarvoor helpt het om twee extreme voorbeelden te geven.” Stel, zegt ze, je geeft iemand in de bijstand 10.000 euro per maand. „Dat ontmoedigt iemand logischerwijs om te gaan werken.” Maar zodra je mensen in de bijstand helemaal geen geld meer geeft, hebben ze geen geld meer om de huur, voedsel en kleding te betalen. „Dan ben je ook niet in staat om op zoek te gaan naar een baan.”

Het is aan de politiek om een balans te vinden tussen die uitersten, zegt Barendregt. „En daar is geen gouden regel voor.”

Politici kunnen ook bijna niet om de middenklasse heen: daar moet genoeg steun zijn voor armoedebestrijding. Armoedelector Custers noemt daarvoor een ruim 25 jaar oude theorie uit de sociologie: de ‘herverdelingsparadox’. Die luidt dat landen succesvoller zijn in het verminderen van armoede en ongelijkheid, als zij ook een deel van de middenklasse laten profiteren van de herverdeling van rijk naar arm. Custers: „Een overheid die exclusief de allerlaagste inkomens ondersteunt, verliest volgens deze theorie juist het draagvlak onder de middenklasse.”

Sinterklaascadeaus voor kinderen uit arme gezinnen.
Foto Linia Selg/ANP

De Amerikaanse hoogleraar sociologie Matthew Desmond (Princeton) baarde vorig jaar opzien door nog een stap verder te gaan. In zijn boek Poverty, by America schreef hij dat rijke, westerse landen best armoede kunnen uitbannen als zij dat willen. Het gebeurt niet, zegt hij, omdat de midden- en hoge inkomens niet bereid zijn om zelf de prijs te betalen.

Hogere inkomens, zei Desmond eerder in NRC, kunnen hun „welvaart opbouwen over de rug van de werkende armen”. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van pakketbezorging en afhaalmaaltijden die zo goedkoop zijn dankzij onderbetaling. Maar ook zouden rijkere burgers niet bereid zijn om hun eigen overheidssubsidies in te leveren, zoals de hypotheekrenteaftrek. Afschaffing daarvan zou miljarden euro’s vrijspelen voor de laagste inkomens.

Die stelling vindt Rabo-econoom Barendregt wel erg ver gaan. „Er wordt in Nederland veel herverdeeld”, zegt ze. „Het verschil tussen wat mensen zelf verdienen, en wat ze na herverdeling overhouden is groot. Dat laat zien dat er draagvlak voor is.”

Wat Barendregt wel herkent: „Mensen willen houden wat ze hebben.” En politici vinden het lastig om hen iets af te nemen. „Ik kan dat niet hard maken, maar misschien komt het door het toegenomen aantal partijen. Misschien ervaren zij daardoor druk om hun eigen achterban te bedienen.”

Minima komen geld tekort

Dat het kán, een Nederland zonder armoede, was vorig jaar ook de conclusie van de gezaghebbende Commissie sociaal minimum. Die onderzocht in opdracht van Rutte IV welk bedrag Nederlandse huishoudens nodig hebben om mee te kunnen doen in de samenleving. De commissie met experts was een idee van Pieter Omtzigt, toen hij nog partijloos Kamerlid was.

De conclusie: vrijwel alle groepen die op bijstandsniveau leven, hebben te weinig geld om mee te kunnen doen in Nederland. Gezinnen met kinderen komen het meest tekort: 200 tot 500 euro per maand. Alleen AOW’ers houden geld over. Dus zei de commissie: verhoog het inkomen van minima „zo snel mogelijk”.

„Het idee was om centraal te stellen wat mensen echt nodig hebben en daarnaar te handelen”, zegt Barendregt, die lid was van de commissie. „Dat zou een grote verandering zijn van hoe het sinds de jaren zeventig gaat.” Dat is: de bijstandsuitkering en het minimumloon worden verhoogd op basis van de cao-loongroei. Maar de welvaart van verreweg de meeste Nederlanders is veel harder gegroeid, onder meer doordat meer vrouwen gingen werken.

Als het kabinet de adviezen van de Commissie sociaal minimum opvolgt, zou dat de armoede grotendeels wegnemen. Want de donderdag gepresenteerde nieuwe armoededefinitie gebruikt dezelfde methode om te bepalen wat noodzakelijke uitgaven zijn, en wat die kosten. Verschillende Nederlanders, van arm tot rijk, mogen daarover meedenken.

Als je als land concludeert welk inkomen nodig is voor een waardig leven, dan kun je dat ook waarborgen

Anna Custers
lector armoede-interventies

De Commissie sociaal minimum maakte ook inzichtelijk wat het kost om armoede grotendeels weg te nemen, via bijstand en minimumloon of toeslagen: ongeveer 6 miljard euro per jaar. Custers: „Dat helpt de discussie verder. Nu weten we wat de prijs is van een waardig bestaan.”

En de nadelen, zoals dat werken minder aantrekkelijk wordt? Accepteer die, adviseerde de commissie. Hoogleraar Jongen kan die redenering wel volgen: „Het aantal werkenden is nu hoog. Misschien is het niet gek om nu weer meer prioriteit te geven aan armoedebestrijding.”

Vergeet niet, zegt Rabo-econoom Ester Barendregt, dat het wegnemen van armoede ook veel oplevert. „De maatschappij maakt heel veel kosten om de problemen rond armoede op te vangen.” Mensen in armoede hebben bijvoorbeeld vaker een slechte gezondheid en mentale problemen, wat tot hogere zorgkosten leidt. „En het leidt tot onderbenutting van talent”, zegt Barendregt.

Mensen die geldstress hebben, zijn minder productieve werknemers, blijkt uit verschillende onderzoeken. En kinderen die opgroeien in armoede presteren slechter op school. Dus dat nu 115.000 kinderen opgroeien in armoede, schaadt ook de toekomstige Nederlandse economie. „Al is de omvang lastig te becijferen”, zegt Barendregt.

Als het kabinet erin slaagt om alle inkomens boven de armoedegrens te tillen, zijn niet direct alle problemen verdwenen, benadrukt Anna Custers. „Dan kun je nog steeds in hetzelfde schimmelige huis wonen en hetzelfde onzekere flexibele arbeidscontract hebben. Je kinderen hebben misschien nog steeds minder kansen in het onderwijs en je leeft nog steeds 21 jaar korter in goede gezondheid.” Ongelijkheid, zegt Custers, zal altijd politieke aandacht blijven vragen. „Maar een toereikend inkomen helpt wel, en je moet ergens beginnen.”

Hoe dan?

De meest voor de hand liggende manier om armoede terug te dringen, is dus om het minimumloon en de bijstand te verhogen, of de toeslagen.

Rutte IV en het kabinet-Schoof kozen afgelopen jaren vooral voor de toeslagen: de huurtoeslag en het kindgebonden budget gingen meermaals omhoog. Dat was niet bedoeld om armoede te verminderen, maar om een stijging te voorkomen.

De toeslagen hebben een groot voordeel: de overheid kan daarmee heel precies bepalen welke groepen een hoger bedrag krijgen. Bijvoorbeeld alleen de allerlaagste inkomens. Daarmee is het een efficiënte besteding van overheidsgeld.

Economen houden daarvan, zegt Barendregt. „Je geeft alleen het geld uit dat nodig is om je doel te bereiken, niet meer.” Maar zelf is ze daar kritischer over gaan denken, mede door haar werk in de Commissie sociaal minimum. „Als je ál je regelingen supergericht maakt, wordt het ook complex voor mensen.”

Bij de toeslagen moeten mensen vooraf voorspellen wat hun inkomen wordt, wat niet altijd eenvoudig is. Eerst krijgen ze een voorschot en pas veel later wordt vastgesteld waar ze recht op hadden. Een deel van het geld kan dan teruggevorderd worden. Barendregt: „Soms moet je dan geld terugbetalen dat je niet meer hebt.”

Kledingbank in Schiedam.
Foto Hedayatullah Amid

Meer zekerheid biedt een verhoging van het minimumloon en de daaraan gekoppelde bijstand. Maar dat is erg duur. Begin vorig jaar werd het minimumloon met ruim 8 procent extra verhoogd, bovenop de reguliere stijging van 2 procent. Dat was voor het eerst sinds de invoering van het minimumloon in 1969. De prijs: 4,7 miljard euro per jaar.

De bijstand en andere minimumuitkeringen vormden een klein deel van die kosten: 900 miljoen euro. Veel duurder was het besluit om de AOW-uitkeringen te laten meestijgen: ruim 2,5 miljard euro. Dat komt doordat dit een soort basisinkomen is voor 67-plussers, van arm tot rijk. Maar politiek gezien is het een taboe om het minimumloon en de bijstand wel te verhogen, en de AOW niet. Ook al is de armoede onder 67-plussers bijzonder laag, en is de AOW netto hoger dan de bijstand.

In de armoedecijfers van deze week viel de grote groep ‘werkende armen’ op. Hun aantal daalde, maar wel minder hard dan het aantal uitkeringsontvangers in armoede. Werkende armen weten vaak niet dat zij allerlei overheidssteun mogen aanvragen. Ook daar zou de overheid zich op kunnen richten, zegt hoogleraar Jongen. „Je wilt niet dat mensen in armoede leven, doordat ze niet de hulp krijgen waar zij recht op hebben.”

Lage inkomens bleven achter

Maar het is niet slim om bij armoedebestrijding alleen naar snelle opties te kijken, waarschuwt Jongen. „In plaats van herverdelen, kun je ook bedenken hoe je mensen met lage inkomens zelf mogelijkheden geeft om meer te verdienen.”

Dat is hard nodig, zegt hij. Want de laagste inkomens zijn de laatste decennia enorm achtergebleven bij de midden- en hogere inkomens. Tenminste, als je kijkt naar wat ze zelf verdienen: hun ‘marktinkomen’. De overheid moet mensen met een laag inkomen daardoor steeds meer steunen, bijvoorbeeld via toeslagen.

Een oorzaak van die scheefgroei is de automatisering van banen. Vooral middelbaar opgeleiden zagen de afgelopen decennia hun baan verdwijnen, zoals bankmedewerkers, secretaresses en juridisch medewerkers. Veel van hen stapten over op laaggeschoold werk, dat vaak lastiger te automatiseren is: schoonmaker, beveiliger, taxichauffeur. Maar de toegenomen concurrentie voor dit laaggeschoolde werk beperkte de loongroei voor deze banen.

Daar is langetermijnbeleid voor nodig, zegt Jongen. „Zorg ervoor dat mensen op een hoger niveau de arbeidsmarkt kunnen betreden. En als ze eenmaal werken: dat ze niet te lang blijven hangen in banen die zullen verdwijnen door nieuwe technologie.”

Het begint bij kinderen. Wat niet helpt, zegt Jongen, is dat de Nederlandse kinderopvang bijna uitsluitend gericht is op het ondersteunen van werkende ouders, en nauwelijks op het vooruithelpen van kwetsbare kinderen. Ouders krijgen alleen een overheidsvergoeding voor opvang als zij allebei werken, of alleenstaande ouder zijn.

Die ‘arbeidseis’ benadeelt de kwetsbaarste kinderen, waarschuwden het Centraal Planbureau en Sociaal en Cultureel Planbureau vorig jaar. Kinderen die opgroeien in slechte sociaal-economische omstandigheden, hebben vaker een of twee ouders die niet werken. Juist voor hen kan kinderopvang nuttig zijn, zegt Jongen. „Onderzoek laat zien dat zij daardoor later vaker werken en meer verdienen.”

Door de plannen van het kabinet-Schoof zal de kansenongelijkheid verder toenemen, waarschuwen economen, planbureaus en gemeenten. Vooral voor midden- en hoge inkomens wordt de opvang veel goedkoper gemaakt. Als deze rijkere ouders hun kinderen straks vaker naar de opvang gaan sturen, in plaats van bijvoorbeeld naar opa’s en oma’s, concurreren zij om dezelfde schaarse plekken als kinderen uit armere gezinnen. In de formatie waarschuwden ook ambtenaren van Sociale Zaken voor deze „grote risico’s”, zo stond in vrijgegeven formatiestukken. Jongen: „Het is goed als het kabinet bij de kinderopvang nog eens goed bedenkt: waar doen we dit voor?”

Het kabinet-Schoof heeft niet het voornemen om armoede uit te bannen, en ook niet om het te verminderen. Rutte IV, het eerste Nederlandse kabinet met een armoedeminister (Carola Schouten) had dat voornemen wel: dat kabinet wilde het aandeel Nederlanders in armoede in 2030 halveren ten opzichte van 2015.

Maar in het begin nam Rutte IV nog nauwelijks maatregelen om dat doel te halen. „Dat begon pas”, zegt Custers, „na de Russische inval in Oekraïne, toen de prijzen ineens hard stegen.” De politiek verlaagde de energiebelasting en de accijns bij de benzinepomp, er kwam een prijsplafond voor energie, en huishoudens kregen twee keer een bedrag van 190 euro. De armoede werd in die tijd vooral verminderd doordat de allerlaagste inkomens een tijdelijke energietoeslag van 1.300 euro per jaar kregen, via hun gemeente.

De coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB wil het verschil tussen arm en rijk niet kleiner maken

De maatregelen waren tijdelijk, maar toen de energietoeslag na 2023 stopte, werden de toeslagen verhoogd, om te voorkomen dat de armoede zou stijgen.

Rutte IV bracht het armoedepercentage op deze manier omlaag van 5,8 naar 4,5 procent, volgens de oude armoededefinitie. Volgens de nieuwe meetmethode is de armoede zelfs nog harder gedaald, van 7,1 procent in 2018 naar 3,1 procent vorig jaar. Waarmee de beoogde halvering gehaald is. „Deze jaren hebben laten zien dat het kan”, zegt Custers. „Dat er een weg is naar geen, of in elk geval veel minder mensen in armoede.”

Maar wat Rutte IV in de energiecrisis eigenlijk deed, zegt Custers, is álle groepen helpen, „met geleend geld van de toekomst”. De energietoeslag was specifiek voor de laagste inkomens. Maar het prijsplafond, de lagere energiebelasting en twee keer 190 euro waren voor iedereen. En de accijnsverlaging hielp de allerhoogste inkomens het meest, stelden ING-economen vast, omdat die vier tot vijf keer zoveel geld aan brandstof uitgeven als de laagste inkomens. Custers ziet de steunoperatie als voorbeeld van de ‘herverdelingsparadox’: de armoede kon verminderd worden „door iedereen te laten profiteren”.

De coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB schreven in hun hoofdlijnenakkoord dat zij de armoede na dit jaar niet willen laten stijgen. Dat was een breuk met het doel van Rutte IV, dat een verdere daling wilde. Maar veel geld besteden aan armoedebestrijding zou in strijd zijn met een ander uitgangspunt van de nieuwe coalitie: „Niet verder nivelleren.” Oftewel: het verschil tussen arm en rijk niet kleiner maken.

Op Prinsjesdag bewees het kabinet dat het stevig terugdringen van de armoede niet de bedoeling is. Voordat het kabinet-Schoof aan de begrotingsonderhandelingen begon, in augustus, leek de armoede te gaan dalen van 4,5 procent nu naar 4,1 procent in 2025, volgens de oude armoededefinitie. Dat had het Centraal Planbureau (CPB) becijferd op basis van het hoofdlijnenakkoord. Daarna stelde het kabinet zijn plannen bij: de huurtoeslag wordt niet in 2025, maar pas in 2026 verhoogd. En een belastingverlaging werd deels uitgesteld. Resultaat: de armoede zou nog maar nipt dalen, naar 4,4 procent, volgens de CPB-raming op Prinsjesdag. „In de onderhandelingen is er geld weggehaald bij de laagste inkomens”, zegt Custers, „in lijn met de doelstelling van dit kabinet”.

Armoede uitbannen gaat niet zomaar, zegt Rabo-econoom Barendregt, het kent risico’s en nadelen. Toch vindt ze het „een belangrijk streven” waar over gepraat moet worden. „De politiek zal hier richting aan moeten geven.”

Maar dan moeten politici het wel willen, zegt armoedelector Custers. „Wie zegt dat het onmogelijk is, zegt eigenlijk: het moet blijven zoals het is.”


De PVV zoekt bewust de randjes op, van ‘kopvoddentaks’ tot Oegandese ‘terugkeerhubs’

Proefballonnenpolitiek, is het in de coalitie van het kabinet-Schoof al gaan heten. VVD, NSC en BBB worden voortdurend verrast door de grootste regeringspartij, de PVV. Deze week, op woensdag, was het de beurt aan minister Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) om de coalitiepartijen te overrompelen. Die zijn daar niet blij mee, en herkennen een patroon bij de PVV.

Reinette Klever kwam op woensdag voor de camera van de NOS met het idee om uitgeprocedeerde asielzoekers naar Oeganda te sturen, zodat ze daar opgevangen worden. Het gaat dan niet alleen om Oegandese burgers, maar ook om uitgeprocedeerde asielzoekers uit omringende landen, zoals Congo, Soedan of Zuid-Soedan. In ruil daarvoor zou Oeganda financieel gecompenseerd moeten worden. „Met Oeganda hebben we een goede relatie”, zei Klever tegen de NOS, die deze week mee was op een werkbezoek van Klever in het Oost-Afrikaanse land. „Het is ook een gastvrij land. Ze vangen 1,7 miljoen vluchtelingen op. Dus het is het zeker waard om uit te zoeken.”

Een woordvoerder van Klever zegt dat er zeker nog geen plan klaarligt. Sterker, er is eigenlijk nog geen plan. Klever had in Oeganda „breed” over migratie gesproken, en daarbij is ook dit idee geopperd. „Dat idee is nog in een heel pril stadium. Er moet eerst worden uitgezocht wat de praktische en juridische mogelijkheden zijn.”

Lees ook

Wat schuilt er achter Oeganda’s open armen voor vluchtelingen? ‘We moeten niet naïef zijn’

Vluchtelingen in Oeganda aan het werk, ze planten bomen. Foto Hajarah Nalwadda

Opgestoken duim

Het idee is, kortom, nog niet uitgewerkt. Maar de PVV weet, opnieuw, het gesprek in Den Haag te domineren. De oppositie, waaronder GroenLinks-PvdA, D66 en de Partij voor de Dieren, reageerden meteen woedend op het vergaande en juridisch tot nu toe nog waarschijnlijk onhaalbare plan. PVV-leider Geert Wilders zette op X zijn minister in het zonnetje en noemde haar idee „geweldig”. „Minder asielzoekers, meer Nederland!” – en een opgestoken duim.

Het sturen van uitgeprocedeerde asielzoekers naar andere landen dan hun land van herkomst is politiek zeer omstreden en juridisch vrijwel onhaalbaar. De toenmalige conservatieve regering van het Verenigd Koninkrijk wilde vorig jaar uitgewezen asielzoekers naar Rwanda sturen. Tientallen asielzoekers spanden met succes rechtszaken tegen hun uitwijzing aan, en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verbood de eerste geplande vlucht naar Rwanda. De nieuwe Labour-regering heeft de plannen ingetrokken.

In Nederland wordt er vaker gepraat over het uitbesteden van de opvang van asielzoekers buiten de Europese grenzen. Maar in dit idee gaat het om mensen die nog naar Nederland willen komen, geen uitgewezen asielzoekers. Vorig jaar nam de rechtse meerderheid van de Tweede Kamer een motie aan die verkenning van dit idee wilde.

Ergernis in de coalitie

Maar het idee van Klever gaat veel verder. Daarom heerst bij de andere coalitiepartijen ergernis over de gebrekkige afstemming. Sterker: Klever gaat er niet eens over. Het valt onder het beleid van haar partijgenoot Marjolein Faber (Asiel en Migratie). Onduidelijk is of haar partijgenoot op de hoogte was. Maar binnen de coalitie valt te horen dat de situatie met de PVV langzaam onwerkbaar begint te worden.

Eerder deze maand zette minister Faber de verhoudingen op scherp door te opperen dat er borden geplaatst moeten worden bij asielzoekerscentra. Er zou een zin op moeten staan als „Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer”, in meerdere talen. Dit plan, evenmin vooraf besproken, verbijsterde de coalitiepartijen, en ging zelfs PVV’ers te ver. Onder druk van de Kamer, waaronder coalitiepartij NSC, moest Faber haar plan intrekken.

Maar het gaat de PVV niet altijd om het plan zelf, weten ook de andere drie partijen. Een plan is in de wereld van Geert Wilders een manier om de aandacht te krijgen en het gesprek te domineren. Zo was het al in 2009, toen de PVV kwam met het idee van een zogeheten ‘kopvoddentaks’, een belasting op het dragen van een hoofddoek. En zo is het nog.

Schoof: ‘Een serieus idee’

Nog een voordeel van de proefballon: de kracht en het zelfvertrouwen van anderen wordt meteen getest. Zo reageerde premier Dick Schoof vanuit de Europese Top in Brussel meteen positief. Hij noemde Klevers proefballon „een serieus idee”, en „innovatieve oplossingen waar collega’s in geïnteresseerd zijn”. Op de top wordt deze week gepraat over zogeheten ‘terugkeerhubs’.

Coalitiepartij NSC was bij monde van Kamerlid Diederik Boomsma gematigd positief. NSC en PVV schaken nu op een heel ander bord, over de noodwet die de PVV wil om een asielcrisis uit te roepen. Die gesprekken lopen stroef, en zouden volgende week tot een kabinetscrisis kunnen leiden. NSC, dat er zonder leider en met slechte peilingen zwak voor staat, is er veel aan gelegen de PVV niet nog meer tegen zich in het harnas te jagen.

De VVD heeft een lange reeks Kamervragen aan Klever en Faber gestuurd. Kamerlid Queeny Rajkowski zegt dat ze afwacht wanneer er iets concreet wordt. Maar de vragen laten op zichzelf al zien hoe onaangenaam verrast de coalitiepartij is: „Kunt u meer vertellen over dit plan? Waarom heeft u dit plan nog niet gedeeld met de Kamer via een Kamerbrief?”

Bij de PVV zijn heel andere geluiden te horen. Dit kabinet zou toch de randen opzoeken van wat mogelijk was om meer asielzoekers terug te laten keren? De coalitie schreef in het regeerprogramma zelf dat er „out-of-the-box oplossingen” nodig zijn, zoals zogeheten „terugkeerhubs”, zolang de plannen passen binnen het internationaal recht. Maar om daar achter te komen, zeggen ze bij de PVV, moet je de randjes wel eerst opzoeken.

Lees ook

Wat schuilt er achter Oeganda’s open armen voor vluchtelingen? ‘We moeten niet naïef zijn’

Vluchtelingen in Oeganda aan het werk, ze planten bomen. Foto Hajarah Nalwadda


Waar staat de VVD in de discussie over een noodwet voor asiel: ‘Koninklijke route’ of ‘afspraak is afspraak’?

Het conflict binnen de coalitie over asiel gaat vooral tussen de PVV en NSC, dat is het beeld dat in Den Haag al weken domineert. De PVV wil vasthouden aan het snel kunnen nemen van asielmaatregelen via het staatsnoodrecht, NSC heeft daar principiële en rechtsstatelijke bezwaren tegen. Om die reden voerde premier Dick Schoof deze week gesprekken met PVV-leider Geert Wilders en waarnemend NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven, om te kijken of een compromis tussen de twee partijen nog mogelijk is. Coalitiepartners VVD en BBB zijn formeel nog helemaal niet in de onderhandelingen betrokken, dat gebeurt mogelijk pas vrijdag als Schoof na de EU-top terugkeert in Den Haag.

Binnen de VVD leidt de asielkwestie tot discussie, hoewel die de afgelopen weken niet al te openlijk werd gevoerd. De rechtervleugel van de partij, verenigd in de groep Klassiek Liberaal, is warm voorstander van samenwerking met de PVV en pleit op zijn X-account al wekenlang voor het snel nemen van maatregelen via het noodrecht. „Afspraak is afspraak! De noodwet is afgesproken, doen dus!”, twitterde Klassiek Liberaal vorige week nog.

Bij VVD’er Leon van Noort, bestuurslid van Klassiek Liberaal, is er geen twijfel over: de problemen met de opvang van asielzoekers vormen een crisis die de inzet van het noodrecht rechtvaardigt. „De instroom blijft te hoog, het COA krijgt geen controle over Ter Apel, we hebben geen huizen voor statushouders. Zelfs niet meer voor onze eigen inwoners.”

Van Noort, afdelingsvoorzitter van de VVD in Barendrecht, is niet onder de indruk van argumenten van juristen en deskundigen dat de problemen in de asielketen geen crisis zijn, maar een gevolg van falend beleid. „Het klopt dat dit een structureel probleem en permanente crisis is geworden, maar dan snap ik juist heel goed dat je noodwetgeving wil inzetten. Ook veel andere Europese landen nemen nu ver gaande maatregelen, wat laat zien dat het crisis is.”

In het vorige kabinet schreef Yesilgöz, toen nog minister van Justitie en Veiligheid, samen met VVD-staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel) nog aan de Tweede Kamer dat het staatsnoodrecht alleen bij „buitengewone omstandigheden” mag worden ingezet, zoals het uitbreken van oorlog of een pandemie, zoals de coronacrisis. In een Kamerbrief uit 2022 stelden Yesilgöz en Van der Burg dat van die buitengewone omstandigheden geen sprake is bij „problemen van structurele aard, zoals de knelpunten in de reguliere opvang van vreemdelingen”.

In een debat in datzelfde jaar over de inzet van het staatsnoodrecht voor de opvang van Oekraïners zei Ruben Brekelmans, toen Kamerlid en nu minister van Defensie, dat het noodrecht „een uiterst redmiddel” moest zijn en altijd „een duidelijke noodzaak en solide juridische onderbouwing” vereist.

Dat de VVD in het kabinet nu, op verzoek van PVV-leider Geert Wilders, wel is meegegaan met de route van het staatsnoodrecht baart oud-Kamerlid Pim van Strien zorgen. Van Strien is een van de initiatiefnemers van De Liberale VVD, een initiatief dat in september officieel werd gelanceerd uit zorgen over de samenwerking van de VVD met de PVV. In een recent verstuurde brief aan sympathisanten schrijft De Liberale VVD dat ze binnen de partij „de politieke koers van de VVD waar deze niet aan de liberale kernwaarden voldoet, aan de kaak wil stellen”.

Akkoord gaan met het noodrecht voor asielmaatregelen is precies zo’n kwestie, zegt Van Strien. „Een aantal kernwaarden van de democratische rechtsstaat komen hiermee onder druk te staan, daar zitten onze zorgen.” Van Strien vindt dat er sprake is van het misbruiken van het staatsnoodrecht en hekelt ook het feit dat het parlement niet vooraf, maar pas achteraf goedkeuring aan de maatregelen hoeft te geven. Hij pleit voor een gewoon wetgevingstraject, dat volgens hem ook snel kan worden doorlopen. „Kies voor de koninklijke route. Bij de avondklok destijds zag je ook dat het binnen een paar dagen door beide parlementen kon, met een deugdelijk proces en de democratische controle die daarbij hoort.”

‘Niks met liberalisme te maken’

Leon van Noort van Klassiek Liberaal vindt dat de discussie over hoe de asielmaatregelen genomen moeten worden „niks met het liberalisme te maken heeft”. Het noodrecht toepassen is juist heel liberaal, volgens Van Noort. „De asielcrisis beperkt de vrijheid van Nederlanders op de huizenmarkt, het kabinet neemt juist verantwoordelijkheid door problemen aan te pakken. Dat zijn hele liberale dingen.” De VVD’er ziet ook geen democratisch probleem. „De democratische spelregels worden gewoon toegepast, maar in een iets later stadium.”

Als de coalitie uiteindelijk toch kiest voor een gewone wet, vindt Klassiek Liberaal dat overigens prima. „Als het dan maar niet heel veel langer duurt”, zegt Van Noort, die het een voordeel noemt dat er dan waarschijnlijk meer steun is in de Eerste Kamer omdat de SGP wel een spoedwet, en waarschijnlijk niet het noodrecht, kan steunen. Pim van Strien heeft goede hoop dat VVD-leider Yesilgöz zich door haar „liberale kompas” laat leiden en alleen een oplossing via gewone wetgeving accepteert. „Wij zien ook de problemen rond asiel, maar we hebben echte oplossingen nodig in plaats van stoere taal.”


Industrie vergroenen is cruciaal in het klimaatbeleid, maar zou het nog wel lukken?

Het was nota bene de VVD die donderdag samenvatte hoe de verduurzaming van de grootste uitstoters van Nederland de afgelopen jaren weinig had opgeleverd. „Er is twee jaar flink op los vergaderd, maar er zijn nul afspraken gemaakt, en een grote pot met geld blijft onaangeraakt”, zei Kamerlid Silvio Erkens, terwijl in het vorige kabinet VVD-minister Micky Adriaansens hiervoor verantwoordelijk was. „De afspraak met Tata Steel moet snel rond”, vervolgde Erkens. „Anders kunnen we de klimaatdoelen op onze buik schrijven.”

Zou het nog lukken? Het vergroenen van de industrie was één van de belangrijkste pijlers van het klimaatbeleid van het vorige kabinet. Het plan: ga om de tafel met de twintig grootste uitstoters van Nederland – van Tata Steel tot plasticproducent Dow tot kunstmestfabriek Yara – en maak afspraken met ze over staatssteun voor vergroening. Zo voorkom je dat deze bedrijven weggaan, behoud je werkgelegenheid en verduurzaam je Nederland.

Het huidige kabinet wil deze aanpak (met een budget van 3 miljard euro) voortzetten – maar Sophie Hermans (VVD), minister van Kimaat en Goene Groei, en de Kamer klonken hier donderdag minder zeker van dan ooit. De onderhandelingen duren en duren, maar er wordt weinig vooruitgang geboekt. Vrijblijvende overeenkomsten zijn met dertien bedrijven onder voormalig minister Adriaansens wel getekend, maar het is nog steeds onduidelijk of die ook tot bindende afspraken komen.

Als er geen serieuze plannen komen, gaan we de gesprekken ook stoppen

Sophie Hermans
minister Klimaat en Groene Groei

Complexer dan verwacht

„Ben ik nou tevreden? Ik had ook gehoopt dat we nu verder waren”, zei minister Hermans donderdag tegen de Kamer. Ze wijst erop dat alles complexer is dan verwacht. „Het is nieuw en er zijn veel partijen bij betrokken, en je zit al snel met Europese staatssteunregels.”

Van alle kanten klinkt de kritiek op de ‘maatwerkaanpak’ luider en luider. „Het tempo ebt weg”, constateerden de twaalf provincies – die de vergunningen voor de projecten moeten verlenen – voor de zomer al in een gezamenlijk statement. De haven van Rotterdam, waar veel van de betrokken bedrijven gevestigd zijn, zei woensdag dat de concurrentiepositie in gevaar is door vastlopende vergroening.

Ondertussen waarschuwde de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) onlangs dat de industrie „minder CO2-efficiënt” is gaan produceren. „Nog geen groene groei industrie”, constateerde de NEa droogjes boven het eigen persbericht.

Binnen politiek en industrie klinken allerlei redenen voor de vastlopende gesprekken: voor bedrijven zijn er veel onzekerheden over bijvoorbeeld de energieprijs, grote multinationals moeten kiezen tussen meerdere landen voor groene investeringen, veel ministeries bemoeien zich met de afspraken, er zijn problemen met capaciteit op het stroomnet, onwennigheid om zaken te doen met de overheid, stikstofproblemen – ga zo maar door.

Donderdag erkende Hermans dat er méér moet gebeuren, en sloeg ze een hardere toon aan dan haar voorganger. Ze waarschuwde dat het aanbod om bedrijven extra te helpen verduurzamen, niet eindeloos op tafel zal blijven liggen. Er moet „tempo” in, zei Hermans, en dat betekent dat het kabinet „aan de vooravond” staat van kiezen bij welke bedrijven het nog realistisch is om tot een afspraak te komen. „Ik kies voor waar serieuze plannen liggen om te verduurzamen. En als die er niet komen, gaan we de gesprekken ook stoppen.”

Het geduld van de Tweede Kamer raakt intussen op. Zowel D66 en VVD zien graag een deadline, bijvoorbeeld eind 2025, om te weten of de maatwerkafspraken nog gaan lukken. Een eerste brainstorm over alternatieven – veelal bestaande subsidieregelingen – volgde. Het lijkt erop dat de minister weinig tijd krijgt om de vastgelopen maatwerkafspraken glad te trekken.

Tata Steel

Het meest controversiële bedrijf dat onder een afspraak moet vallen is Tata Steel, de grootste CO2-uitstoter van Nederland. Niet alleen moet Tata Steel véél minder uitstoten, ook heeft de staalproducent (circa 8.000 werknemers) de taak om de gezondheidseffecten van zijn industrie flink te beperken. Hermans wilde weinig loslaten over de gesprekken, behalve dat zij samen met premier Dick Schoof de Indiase top van het bedrijf had gesproken.

Vermoedelijk zal de Nederlandse staat met name voor Tata Steel flink de portemonnee moeten trekken. In uitgelekte documenten bleek eerder dit jaar dat de overheidssteun voor Tata op zou kunnen lopen tot meer dan een miljard euro. Daarbij zullen ook afspraken gemaakt worden over hoe de gezondheid in de omgeving moet verbeteren, benadrukte Hermans donderdag.

Een deel van de oppositie wilde vastleggen dat de minister daar recente adviezen met gezondheidseisen als harde „randvoorwaarde” meenam, maar daar wilde de minister niet aan. Wel beloofde ze dat er „geen maatwerkafspraken komen zonder gezondheidswinst”.

Eerder dit jaar werd al duidelijk dat als er geen afspraak met Tata Steel komt, er een kans bestaat dat de staat moet opdraaien voor de sanering van de fabrieken in IJmuiden. Kosten werden geschat op 12 miljard. De verwachting is echter dat er dit jaar nog een deal komt met Tata Steel: regering en bedrijf zijn vergevorderd met onderhandelingen.

‘Sterfhuisconstructie’

Als maatwerkafspraken uitblijven, wacht een risicovol scenario. De regering probeert te voorkomen dat bedrijven die veel CO2 uitstoten hier nog lange tijd mee zullen doorgaan, totdat het financieel niet meer kan. De industrie is door het Europese emissiehandelsysteem gedwongen steeds minder uit te stoten: deze uitstootrechten worden steeds schaarser en dus duurder, tot in 2040 de industrie niks meer mag uitstoten (netto nul). Fabrieken zullen sluiten, vrezen sommige partijen, en uit Nederland vertrekken. Voor deze „sterfhuisconstructie” waarschuwde de VVD opnieuw donderdag.

Lees ook

Wat is er terechtgekomen van het klimaatbeleid van Rutte IV?

Oud-minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) bij de blokkadeactie en demonstratie van klimaatactivisten van Extinction Rebellion vorig jaar in Den Haag.

Met één bedrijf is het in ieder geval al niet gelukt om tot een afspraak te komen, bleek donderdag. Hermans liet zich ontvallen dat de gesprekken met olieconcern BP zijn beëindigd, op verzoek van het bedrijf. Geheel tegen de trend in, is dat niet. BP heeft, net als een aantal andere olieconcerns zoals Shell, onlangs zijn duurzaamheidsdoelstellingen teruggeschroefd. BP zet weer méér in op olie en gas, en verkocht in de Verenigde Staten deelnemingen in windenergie.


Nederland heeft minder armoede, volgens nieuwe berekening, maar wel diepe armoede

Meer dan een half miljoen Nederlanders, bijna 540.000, hebben te weinig geld om van te leven, volgens een nieuwe, preciezere manier om de armoede in Nederland te meten. Dat is 3,1 procent van alle Nederlanders.

Dat zijn er minder dan gedacht, en hun aantal is ook veel harder gedaald dan in eerdere statistieken. Het aantal mensen in armoede is meer dan gehalveerd tussen 2018 en 2023, volgens de donderdag gepubliceerde cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), statistiekbureau CBS en budgetinstituut Nibud.

Tot nu toe waren er verschillende definities van armoede in omloop. Volgens de meest gebruikte, van het SCP, leefden er vorig jaar bijna 800.000 mensen in armoede, en was dat aantal sinds 2018 met ongeveer 17 procent gedaald.

De nieuwe meetmethode zal voortaan leidend zijn voor de politiek. Het Centraal Planbureau gaat de nieuwe definitie gebruiken voor zijn armoederamingen rond Prinsjesdag, en bij het doorrekenen van de verkiezingsprogramma’s.

Werkelijke kosten

Het gaat er in deze methode niet meer alleen om of mensen genoeg inkomen hebben, maar ook om hoe hoog hun werkelijke kosten voor wonen en energie zijn. Wie na de uitgaven aan deze vaste lasten te weinig geld overhoudt voor de overige noodzakelijke uitgaven, leeft in armoede.

Maar het nieuwe armoedecijfer is vooral lager doordat mensen die een laag inkomen, maar óók veel spaargeld hebben, niet langer meegeteld worden. Dat gaat bijvoorbeeld om eigenaren van een bedrijf die zichzelf weinig inkomen en winst uitkeren.

De groep mensen in armoede bestaat nu voor een groter deel uit werkende armen en zelfstandig ondernemers met een laag tarief

Toch verklaart dat nog helemaal niet dat de daling zó hard ging. De armoede was vorig jaar lager, volgens de nieuwe cijfers, maar in 2018 juist hoger. Mogelijk heeft dat een technische oorzaak: voorheen werd het bedrag dat mensen nodig hebben voor ‘basisbehoeften’ jaarlijks bijgesteld met de algehele prijsstijgingen, zoals de hele bevolking die ervaart. Nu wordt veel preciezer gekeken naar wat de laagste inkomens uitgeven. En hun bestedingspatroon zal afwijken van de gemiddeldes.

Andere samenstelling

Het slechtere nieuws: de armoede die is overgebleven, is een diepere armoede dan vijf jaar geleden. Ongeveer 44 procent van deze mensen zit meer dan 20 procent onder de armoedegrens. Vijf jaar geleden gold dat nog voor minder dan 30 procent van de mensen in armoede.

Lees ook

In dit stukje Rotterdam staat op elke kindertekening een dronken man

Een buurtmaaltijd bij de Goede Herderkerk, gemaakt door kinderen uit Schiebroek-Zuid.

In doorsnee komen mensen in armoede nu ongeveer 16 procent tekort voor hun levensbehoeftes, waar dat vijf jaar geleden nog een tekort van zo’n 10 procent was.

Deze verandering hangt samen met een andere samenstelling van de groep mensen in armoede. Die bestaat nu voor een groter deel uit werkende armen, zoals werknemers die weinig uren werken tegen een laag loon, en zelfstandig ondernemers met een laag tarief. Werkende armen zijn vaak slecht in beeld bij instanties, waardoor zij lang niet altijd de inkomensondersteuning aanvragen waar zij recht op hebben.

Wie net boven de nieuwe armoedegrens leeft, is net zo goed kwetsbaar, volgens de instituten. Een grote groep van zo’n 1,2 miljoen mensen zit hooguit 25 procent boven de nieuwe grens en heeft ook niet veel spaargeld. „Dan ben je volgens onze definitie niet arm”, zegt CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen. „Maar er hoeft maar dít te gebeuren, of je wordt ziek, en dan zit je eronder.”

De nieuwe armoedegrens voor een alleenstaande lag vorig jaar gemiddeld op 1.510 euro per maand. Zij worden alleen als arm aangemerkt als zij minder dan ruim 18.000 euro aan spaargeld hebben. Oftewel: twaalf keer 1.510 euro, het bedrag waar je een jaar van zou kunnen leven.


Partijen moeten ook ‘intern democratisch’ zijn, vinden D66 en NSC. Moet elke partij verplicht leden toelaten?

Het was een paar dagen na de installatie van het kabinet-Schoof al een scheur in de nieuwe coalitie. Pieter Omtzigt (NSC) vond het van belang, zei hij tijdens het debat over de regeringsverklaring afgelopen juli, „dat partijen hier ook intern democratisch zijn”. Dat zou helpen voor „de tegenspraak”. Hij doelde op de partij van coalitiepartner PVV, met als enig lid Geert Wilders. Alleen de PVV-leider bepaalt daardoor de koers bij de grootste partij van Nederland.

Wilders keek geïrriteerd op vanuit zijn bankje en riep, buiten de microfoon om: „Waar bemoei je je mee!” „Ik vind daar wat van”, reageerde Omtzigt.

De botsing tussen Wilders en Omtzigt was een voorproefje, als het gaat om het debat over interne democratie bij politieke partijen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft al jaren een wet in de maak met regels voor politieke partijen. Deze week werd het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel bekend.

Als de Tweede Kamer de wet gaat behandelen, zal de interne democratie bij partijen ook een discussiepunt worden. Want Omtzigt is niet de enige met kritiek op partijen zonder leden. Ook D66-Kamerlid Joost Sneller diende een motie in over interne partijdemocratie tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken afgelopen week.

PVV pesten

De regels voor politieke partijen schrijven nu voor dat een partij een ‘vereniging’ moet zijn. Dat is de PVV. Alleen: na de inschrijving van Geert Wilders zelf bij de vereniging van de PVV, kan niemand anders meer lid worden. Dat is in strijd met hoe de wet bedoeld is, vindt Sneller. Hij wil in de wet dan ook eisen voor interne partijdemocratie zien.

Het gaat om alle politieke partijen, ook die in de toekomst kunnen worden opgericht

Joost Sneller
Tweede Kamerlid

Waar Sneller zich mee bemoeit? „Politieke partijen geven mensen de mogelijkheid,” zegt Sneller, „om politiek betrokken te zijn en voor hun ideeën en kritiek een weg te vinden naar het centrum van de macht.” Daarom is het volgens het D66-Kamerlid belangrijk dat politieke partijen zelf ook volgens de principes van de democratie georganiseerd zijn.

En dat is, hoewel PVV en D66 aartsrivalen zijn, niet om de PVV te pesten. „Het gaat om alle politieke partijen”, verzekert Sneller. „Ook die in de toekomst kunnen worden opgericht.” De regels moeten als doel hebben dat kiezers als partijleden mee kunnen doen aan het democratische proces.

Sneller voelt zich gesterkt door het advies van de Raad van State op het wetsvoorstel dat maandag openbaar werd. In het voorstel staat alleen dat partijen transparant moeten zijn over hoe hun organisatie is ingericht. Maar, schrijft de Raad van State, politieke partijen moeten volgens de regering in essentie ledenorganisaties zijn. Die leden moeten invloed kunnen hebben op de inhoud van het partijprogramma, samenstelling van het partijbestuur en van kandidatenlijsten voor verkiezingen.

De Raad van State vraagt zich af of het wetsvoorstel hierin voorziet en vindt dat het kabinet beter moet nadenken waarom het geen aanvullende eisen stelt aan de interne partijdemocratie.

Snellers motie haalde dinsdag bij het stemmen geen meerderheid. Meer dan twee derde van de Tweede Kamer stemde tegen, inclusief de hele coalitie. Dat NSC ook tegen stemde is opvallend, gezien de eerdere sneer van Omtzigt. Tweede Kamerlid Sandra Palmen zei namens NSC dat ze de motie inhoudelijk steunt, maar eerst het wetsvoorstel en de reactie van de minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark op het advies van de Raad van State wil afwachten.

Dat de motie het niet haalde betekent niet dat de discussie voorbij is. Als verantwoordelijk minister Uitermark (NSC) niets doet met de opmerkingen van de Raad van State, wil Kamerlid Sneller alsnog proberen om de wet aan te passen op het moment dat de Tweede Kamer erover gaat debatteren.

Partijverbod

De wet op politieke partijen, al een aantal jaar in de maak, erfde Uitermark van haar voorgangers op Binnenlandse Zaken. Aanleiding voor de wet is de staatscommissie parlementair stelsel onder leiding van Johan Remkes. Hij publiceerde zijn bevindingen in 2018 en achtte het wenselijk dat er één wet kwam voor politieke partijen, waar al bestaande regelingen in gebundeld kunnen worden en waaraan nieuwe regels kunnen worden toegevoegd. Doel: de onafhankelijke positie van politieke partijen versterken en de democratie stutten. Partijen zijn steeds kwetsbaarder doordat kiezers sneller wisselen van partij en minder mensen lid worden van politieke partijen.

Lees ook

Moet er een aparte wet komen die een partijverbod mogelijk maakt?

Deskundigen zien de noodzaak van een goede wettelijke regeling, maar waarschuwen voor „paniekvoetbal” na enkele incidenten rond FVD.

Naast de eis om transparant te zijn over de interne democratie staan in de wet regels over de financiering van partijen en hoe partijen moeten communiceren over politieke advertenties en de giften die ze ontvangen. Ook regelt het wetsvoorstel onder welke voorwaarden een partij verboden zou kunnen worden.

In het gesprek over het wetsvoorstel kreeg vooral de discussie over een mogelijk verbod op partijen veel aandacht. Dat kan vooralsnog alleen als een politieke partij handelt in strijd met de openbare orde. De minister van Binnenlandse Zaken stelt in het wetsvoorstel voor dat een politieke partij die een ‘daadwerkelijke en ernstige bedreiging’ vormt voor de rechtsstaat ook door de rechter verboden kan worden.

De Raad van State vindt het voornemen van het kabinet om de verbodsregeling aan te scherpen een goed plan. Wel zou Uitermark duidelijker moeten maken wanneer sprake is van een „daadwerkelijke en ernstige bedreiging”, schrijft de adviseur van het kabinet.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken zegt het advies van de Raad van State nog te bestuderen. Als de minister besloten heeft op welke manier de opmerkingen van de Raad van State worden verwerkt, gaat het wetsvoorstel naar de Kamer.


Ook ministers hebben aan het eind van hun budget nog een stukje maand over

Landbouw: veel problemen, geen oplossingen

Hoe gaat BBB-minister Femke Wiersma alle grote problemen in
de landbouw en natuur oplossen, en dat met minder geld? Dat zijn de vragen die voorliggen bij de begroting van het ministerie van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN).

Voor de aanpak van natuur, stikstof, water en bodem had het
kabinet Rutte-IV tot 2035 bijna 25 miljard euro uitgetrokken. De
coalitie heeft dat bedrag teruggebracht naar 5 miljard euro en het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) geschrapt. Tegelijkertijd staan de Europese en nationale natuurdoelen voor het kabinet nog overeind. Hoe die – nu al bijna onhaalbare – wettelijke normen met minder geld gehaald moeten worden, wil Wiersma tegen het eind van dit jaar verder hebben uitgewerkt.

De Tweede Kamer heeft na jaren debatteren over hervorming van de landbouw, zonder veel vooruitgang, geen eindeloos geduld meer. En het vertrouwen dat Brussel alsnog soepeler gaat zijn voor Nederland rond mest en stikstof is niet zo heel groot. Minister Wiersma heeft daarbij nog meer uit te werken: een andere meetmethode voor stikstof, een nieuw systeem waarbij boeren zelf meer sturen op hun uitstoot. Intussen is er een mestcrisis omdat boeren hun overtollige mest niet kwijt kunnen.

Hoe kan de landbouw schoner en diervriendelijker worden, waarbij boeren nog steeds een goed verdienmodel hebben? Hoe kan een harde
sanering onder boeren worden voorkomen, en kunnen we jonge boeren nog steeds een toekomst geven? Over die kwesties gaat het politieke debat nog steeds, en dat zal ook nog even zo blijven.


Economische Zaken heeft nog minder geld te besteden

Het ministerie van Economische Zaken was qua omvang al nooit de grootste speler in het kabinet. Maar met de overheveling van de klimaatportefeuille naar het nieuwe ministerie Klimaat en Groene Groei blijft er voor minister Beljaarts (PVV) al helemaal niet veel te besteden meer over. Vooral omdat de coalitie in het Hoofdlijnenakkoord abrupt een einde maakte aan het Nationale Groeifonds – opgericht om van 2021 tot en met 2025 innovatieve bedrijven in Nederland te steunen. Van de geoormerkte 20 miljard euro wordt 7 miljard niet uitgegeven. Het budget voor de afhandeling van de aardbevingsschade en de versterkingsoperatie in Groningen is ook weggehaald bij EZ.
Beljaarts, afkomstig van Horeca Nederland, ziet zichzelf als een vakminister en niet als een partijman. Zijn hart ligt naar eigen zeggen bij kleinere ondernemingen. Maar zijn aandacht zal moeten gaan naar de grote bedrijven. ASML, de chipmachinefabrikant uit Veldhoven, staat met stip bovenaan. Deels omdat het bedrijf geraakt wordt door de handelsoorlog tussen de VS en China, deels omdat het technologiebedrijf een aanjager is van innovatie in Nederland.
Beljaarts moet zien hoe hij die innovatie verder kan stimuleren. De verwachtingen van technologische oplossingen is hoog: bijvoorbeeld om het toenemende personeelstekort tegen te gaan of om klimaatproblemen op te lossen. Met een sterk ingekrompen portemonnee ligt teleurstelling op de loer.


100.000 nieuwe huizen graag, maar hoe?

Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), afgeschaft in 2010, is terug en heeft vanaf 2025 weer een eigen begroting. Door de woningnood en grote ruimtelijke vraagstukken – denk aan klimaatverandering, verstedelijking, landbouw, energietransitie – is er nu een minister met een eigen departement.
Er is 5 miljard euro beschikbaar om de woningbouw aan te jagen, en 2,5 miljard euro voor infrastructuur rond nieuwe woningen. Net als het kabinet-Rutte IV wil het kabinet-Schoof 100.000 woningen per jaar bouwen, oplopend tot een totaal bijna 1 miljoen woningen in 2030. Maar de afgelopen jaren is dat jaarlijkse streven niet gehaald. Vorig jaar werden 73.000 nieuwe huizen neergezet.
In de begroting zijn de risico’s en onzekerheden rond de woningbouw onvoldoende in beeld gebracht, stelde de Algemene Rekenkamer vorige maand. Het is aan de Tweede Kamer om de minister te bevragen hoe zij tot 100.000 woningen per jaar denkt te komen, ondanks bijvoorbeeld het stikstofprobleem, het tekort aan bouwgrond en personeel, en de congestie op het stroomnet.
Met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting moet de minister meer kunnen sturen op hoeveel, waar en voor wie wordt gebouwd. Er is een nieuwe Wet betaalbare huur: de vraag is hoe deze werkt en of middenhuurwoningen goedkoper worden. Belangrijk wordt ook de nieuwe Nota Ruimte, het plan voor de inrichting van Nederland tot 2030, 2050 en 2100.
 


De zorg heeft nieuwe werknemers nodig, maar waar zijn ze?

De olifant in de (Tweede) kamer is het personeelstekort. Dankzij de dubbele vergrijzing – er komen steeds meer ouderen die ook steeds ouder worden – stijgt de vraag naar zorg, terwijl er minder werkenden zijn die deze zorg kunnen verlenen. Nu werkt van de beroepsbevolking een op de zeven in de zorg, in 2060 zou dat een op de drie moeten zijn. Onmogelijk en onbetaalbaar.

Wat is het alternatief? De meest realistische oplossing lijkt: de zorg wordt minder, voor iedereen. Maar dat is geen stemmentrekkende boodschap. En dus loopt de Haagse politiek het liefst om die impopulaire boodschap heen.

Agema kiest voorlopig voor meer artificiële intelligentie („AI wordt een revolutie in de zorg”) en het verminderen van administratieve lasten („mijn heilige doel”), die ervoor  moeten zorgen dat zorgmedewerkers meer tijd hebben voor hun eigenlijk werk: zorgen. Het lijkt een forse uitdaging. Critici wijzen erop dat het  lastig is de vele losse AI-initiatieven breed uit te rollen. En minder papierwerk, dat is iets dat in de praktijk toch vaak niet lukt – al is het alleen maar omdat Kamerleden zelf weer nieuwe regels bedenken. Agema blijft vooralsnog positief. „Alle beetjes helpen”, schreef ze op LinkedIn.


Illustratie Leonieke Fontijn

Energietransitie: alles ligt achter op schema

De minister van Klimaat en Groene Groei wil verduurzamen en tegelijkertijd de economie laten groeien. De energietransitie moet dus door in de voetsporen van haar voorganger Rob Jetten (D66), vindt Hermans. Maar de vraag is hoe. Overal loopt de verduurzaming vast. De plannen liggen er, maar de uitvoering blijkt lastig. Alle ‘grote klappers’ om Nederland te verduurzamen liggen achter op schema. Zo zijn de één-op-één-verduurzamingsafspraken met grote industriële bedrijven vastgelopen, ontbreekt een plan om de landbouw te vergroenen, en gaat de aanleg van warmtenetten (om wijken van het gas af te halen) moeizaam. Bovendien raakt de filevorming op het stroomnet steeds meer burgers en bedrijven.
Intussen vraagt de markt nadrukkelijker om regie vanuit de overheid. Marktpartijen willen zekerheid voordat ze investeren – bijvoorbeeld bij waterstof, dat de zware industrie moet helpen klimaatneutraal te worden. Ook bij de salderingsregeling voor zonnepanelen (die per 2027 wordt afgeschaft) en de ingetrokken warmtepompverplichting dreigt de overheid degenen die geïnvesteerd hebben in verduurzaming, van zich te vervreemden. Minister Hermans moet een manier vinden om de juiste maatregelen en regels te bedenken om zo de vertraging van de klimaattransitie te voorkomen.


Kan de minister de Kamer geruststellen over asiel?

De toon werd al gezet in het Hoofdlijnenakkoord, toen de coalitiepartijen ,,het strengste asielbeleid ooit” aankondigden. Sinds het aantreden van minister Marjolein Faber gaat het nauwelijks meer over iets anders in Den Haag. De vraag is hoe het nu verder gaat. Zal Faber van rel naar rel bewegen, of lukt het haar om partijen in de Tweede Kamer gerust te stellen over het eerbiedigen van democratische en rechtsstatelijke principes?
De Algemene Politieke Beschouwingen vorige maand werden in elk geval gedomineerd door felle discussies over het inzetten van staatsnoodrecht, volgens critici een ondemocratische stap. Het buitenspel zetten van het parlement zal onderwerp van fel debat blijven. Hetzelfde geldt voor het plan van Faber om bij haar collega’s in Europa te blijven hameren op de Nederlandse wens voor een opt-out voor het Europese asielbeleid, terwijl dit pas aan de orde kan zijn bij een verdragswijziging. Wil het kabinet straks met een voorstel voor wijziging komen? En geldt dit alleen voor asiel, of alle vormen van migratie? Waar voor het aantreden van het kabinet-Schoof vaak werd gesteggeld over vermeende aanzuigende werking van asielbeleid, zal nu vaker de vraag worden opgeworpen of de afschrikwekkende werking van de nieuwe asielplannen wel is bewezen.


Defensie heeft ineens geld genoeg

Snel groeien – dat is de opdracht van minister van Defensie Ruben Brekelmans. Voor het eerst sinds de Koude Oorlog is geld niet langer het belangrijkste probleem van de krijgsmacht: voor 2024 bedraagt de defensiebegroting 19,4 miljard euro. Ter vergelijking: tien jaar geleden had Defensie minder dan de helft te besteden. Aangezien een ruime meerderheid van de Tweede Kamer vindt dat de NAVO-norm om 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) uit te geven aan de krijgsmacht in de wet moet worden vastgelegd, is Defensie ook de komende jaren verzekerd van voldoende geld.

Dat geld is hard nodig, want met een groeiende dreiging aan de oostflank van het NAVO-gebied moet de krijgsmacht zich in ijltempo voorbereiden op een mogelijk groot conflict. Defensie investeert daarom fors in nieuw materieel en zwaardere wapens. Maar omdat ook andere Europese landen extra geld uitgeven, zijn er nu al lange wachtlijsten bij de defensie-industrie ontstaan en is het de vraag of al het nieuwe materieel tijdig beschikbaar is. Dezelfde groeipijn maakt Defensie door op personeelsgebied: terwijl duizenden vacatures nog niet zijn gevuld, is vooral de landmacht naarstig op zoek naar éxtra militairen voor de reserve. Om een zogeheten ‘schaalbare krijgsmacht’ te realiseren zal Defensie creatief moeten zijn: activering van de dienstplicht, zo zei Brekelmans in oktober tijdens de presentatie van de nieuwe Defensienota, is niet aan de orde.


Er kunnen toch meer ambassades openblijven

Minister Caspar Veldkamp moet bezuinigen – maar minder dan hij eerder vreesde. In het Hoofdlijnenakkoord werd afgelopen zomer afgesproken dat de kosten van het ambtenarenapparaat met 22 procent zouden moeten dalen.  De voorgenomen bezuiniging zou rampzalige gevolgen hebben voor het postennetwerk in het buitenland, zo analyseerde het ministerie in een interne nota: in totaal 34 van de 157 ambassades en andere vertegenwoordigingen zouden moeten sluiten
Dit was onaanvaardbaar, zo besloot het kabinet-Schoof. In het Regeerakkoord van afgelopen september zijn de bezuinigingen deels teruggedraaid. ‘BZ’ hoeft slechts 10 procent van de kosten van het postennetwerk te besparen, een bedrag van iets meer dan 100 miljoen euro. Hierdoor kunnen verreweg de vertegenwoordigingen openblijven, en kan er met de ‘kaasschaaf’ worden bezuinigd. Maar ook dat vraagt keuzes. ,,Bij de besparingsopgave op het apparaatsbudget”, schrijft minister Veldkamp in de begroting, ,,wordt rekening gehouden met verschuivingen op het wereldtoneel”, en ,,de behoeftes van ministeries die voor hun internationale activiteiten afhankelijk zijn van een adequaat postennet” – zoals bijvoorbeeld Economische Zaken en het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. De ambassade in Beijing heeft daarom waarschijnlijk niet veel te vrezen, op de post Accra (Ghana) zal men zich zorgen maken.
 


Illustratie Leonieke Fontijn

De law and order-lijn wordt voortgezet

De rechtsstaat versterken doe je door te ,,blijven staan voor al die mensen die ons dagelijks veilig houden”, vindt justitieminister David van Weel. Hij zet de strenge law and order-lijn van zijn voorgangers door, met plannen voor taakstrafverboden en hogere straffen in het jeugdstrafrecht.

Agenten klagen al langer over het uit zicht raken van ‘echt’ politiewerk. Zo worden in sommige delen van het land kleine misdrijven niet meer opgespoord en vervolgd, vanwege personeelstekorten en voorrang van nationale problemen als de georganiseerde misdaad en grote demonstraties.

Die demonstraties zijn wat het kabinet betreft steeds vaker ,,ordeverstoringen” die hard aangepakt moeten worden. Critici vrezen dat het demonstratierecht op die manier steeds verder onder druk komt te staan. Als minister van Justitie en Veiligheid moet Van Weel balans houden tussen het handhaven van de openbare orde en het beschermen van grondrechten, zoals het recht op betoging.

Aan geld geen gebrek, zeker niet bij de politie. In 2019 kon het politiekorps nog rekenen op 6 miljard euro, voor 2025 is dat 8,1 miljard euro. Deze groei heeft vooral te maken met digitale opsporing en de focus op de bestrijding van de georganiseerde misdaad door de kabinetten-Rutte. Zo zal Van Weel verder vaart moeten maken met de nieuwe kroongetuigenregeling.


Plannen om flexwerk tegen te gaan, zijn al kant-en-klaar

 
Eddy van Hijum (NSC) had het slechter kunnen treffen als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij erfde een stapel kant-en-klare wetsvoorstellen om flexwerk in te perken en van het vaste dienstverband de norm te maken. De plannen worden gesteund door de vakbonden én werkgeversorganisaties. Dat zal Van Hijum helpen als hij ze door het parlement moet loodsen.
Ook voor het terugdringen van arbeidsmigratie, een grote ambitie van dit kabinet, had het vorige kabinet-Rutte IV al plannen in de maak, zoals strengere regels voor uitzendbureaus. Van Hijum zal daar de komende jaren eigen ideeën aan toe willen voegen.
Maar Van Hijum had het ook beter kunnen treffen. Een van de grootste problemen op de arbeidsmarkt, het enorme tekort aan personeel, wordt verder aangejaagd door zijn collega-bewindslieden. In de zorg bijvoorbeeld zijn nu al lange wachtlijsten. Het kabinet wil het eigen risico fors verlagen, wat de zorg toegankelijker maakt. Fijn voor lage inkomens, maar het personeelstekort zal er nóg groter van worden. Hetzelfde geldt voor het plan kinderopvang bijna gratis te maken. Naar verwachting zullen veel meer kinderen hierdoor naar de opvang gaan: vooral uit rijkere gezinnen, want lage inkomens krijgen nu al een hoge toeslag. En vooral ter vervanging van informele opvang door bijvoorbeeld opa’s en oma’s.


Illustratie Leonieke Fontijn

Geen leraren, wel bezuinigingen

De belangrijkste problemen in het onderwijs zijn het lerarentekort en de dalende prestaties van scholieren bij taal en rekenen, maar bij de behandeling van de begroting voor 2025 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal het daar waarschijnlijk weinig over gaan. Weliswaar heeft het kabinet een herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs aangekondigd, maar dat „vraagt om een langere adem”, staat in de begroting. Een oplossing voor het tekort van tienduizend leraren in het basisonderwijs en vierduizend in het voortgezet onderwijs laat dus nog op zich wachten.

Wat er wel snel aankomt, zijn bezuinigingen, vooral op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek. Dat gaat stapsgewijs. Om te beginnen krijgen universiteiten vanaf 2025 geen geld meer voor starters- en stimuleringsbeurzen, die het lesgevend personeel ruimte gaven om ook onderzoek te doen. Daarnaast beperkt het kabinet het budget voor het Fonds Onderzoek en Wetenschap, waaruit toponderzoek werd gefinancierd. De kans dat die bezuinigingen van tafel gaan lijkt nihil. Minister Eppo Bruins heeft meermaals duidelijk gemaakt dat hij gebonden is aan de financiële afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord. Daaruit bleek dat het kabinet op termijn 1 miljard euro wil bezuinigen op academisch onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hooguit kan Bruins de ene bezuiniging inruilen voor de andere, zoals hij eerder al deed bij de twaalfhonderd banen op universiteiten die dreigden te verdwijnen. Die wist hij te behouden, maar dat ging wel ten koste van de onderzoeksbeurzen.

Onbekend is nog hoeveel Bruins gaat bezuinigen op cultuursubsidies, maar dát het gaat gebeuren, staat vast. De coalitiepartijen willen bezuinigen op rijkssubsidies, en een deel daarvan komt bij cultuur terecht.
 


Illustratie Leonieke Fontijn

De infrastructuur piept en kraakt

Er gaapt een groot gat tussen de ambities van dit kabinet (meer snelwegen, Lelylijn, Nedersaksenlijn) en het budget dat volgend jaar beschikbaar is. Nederland staat volgens minister Madlener voor de „grootste onderhoudsopgave ooit”. De infrastructuur piept en kraakt: autowegen, spoor, vaarwegen, sluizen en viaducten, Schiphol – overal is sprake van achterstallig onderhoud. Rijkswaterstaat ziet tot 2030 het budget stijgen van 2 naar 3 miljard euro en ProRail krijgt er 900 miljoen euro bij, maar dat is niet genoeg. „We kunnen veel minder doen dan we zouden willen”, zei Madlener eerder.
En dus moet er worden gekozen. En die verschillen nogal van de prioriteiten van het vorige kabinet. De huidige coalitie houdt veel meer van het vliegtuig en de brandstofauto dan van duurzame vervoersvormen als trein en bus. Schiphol hoeft minder te krimpen dan de luchthaven en luchtvaartmaatschappij KLM vreesden. En er is circa 1,5 miljard euro om de accijns op benzine, diesel en lpg nog een jaar laag te houden.
Structurele oplossingen om het autorijden goedkoper te maken of het openbaar vervoer betaalbaar voor iedereen zijn er nog niet. Op het vervoer in en rond de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag bezuinigt het kabinet zelfs 110 miljoen euro per jaar, al lijkt dat een foutje tijdens de coalitie-onderhandelingen.

Lees ook

Liefde voor auto en vliegtuig is terug in het kabinet

De coalitie voert een generieke korting van 10 procent door op rijksgelden voor provincies en gemeenten en dat leidt tot bezuinigingen op het openbaar vervoer.


Vernieuwing van de rechtsstaat, een lange weg

 
Aan minister Judith Uitermark de taak om de rechtsstaat te vernieuwen. Prioriteit daarbij heeft het opheffen van het verbod op ‘constitutionele toetsing’. Op dit moment mogen rechters niet beoordelen of wetgeving in strijd is met de grondwet. Dat wil het kabinet veranderen. Een nieuw “constitutioneel hof”, een verkiezingsbelofte van Uitermarks eigen partij NSC, moet (mede) die toetsing gaan uitvoeren. 
 
Voor het invoeren van constitutionele toetsing en een constitutioneel hof is een verandering van de grondwet nodig. Dat vergt een twee derde meerderheid in de Eerste en Tweede Kamer. Bovendien moet in beide Kamers twee keer worden gestemd, dus tussendoor moeten er verkiezingen zijn geweest. Uitermark zei weliswaar in WNL op Zondag “met vliegende vaart” aan dit dossier te zijn begonnen, maar het is onzeker of en in welke mate zij resultaten kan boeken. 
 
Uitermark is ook verantwoordelijk voor het coördineren van de bezuinigingen op het ambtenarenapparaat, een andere grote opdracht van dit kabinet. Ministeries moeten 22 procent op ambtenaren bezuinigen. Vorige week meldde de NOS dat uitvoeringsorganisaties – zoals het UWV dat uitkeringen uitkeert – niet worden ontzien. Maar volgens de parlementaire commissie die onderzoek deed naar de toeslagenaffaire betekenden voorgaande bezuinigingen op ambtenaren dat deze instanties hun taken minder goed konden uitvoeren. “Het contact met de burger verdween”, aldus het eindrapport van de commissie. 


Bij de Koning draait het om belasting en functies

Het debat over de begroting van de Koning vorige week ging, meer dan in voorgaande jaren, specifiek over twee kwesties: belasting en functies van familieleden. Over het eerste wordt al decennia gepraat in de Tweede Kamer. In artikel 40 van de Grondwet staat dat de Koning een uitkering van de staat krijgt, en dat hij daarover geen inkomstenbelasting betaalt. Een motie van D66, gesteund door een meerderheid van de Tweede Kamer, vraagt dat te herzien. Maar premier Schoof legde die, net als zijn voorgangers altijd deden, naast zich neer. In het begrotingsdebat kaatste hij de bal terug: als de Kamer duidelijk maakt wat zij wil – brutering of halvering van het inkomen – dan is de opdracht aan het kabinet duidelijker. Dan nog is er een grondwetswijziging nodig.
Over het tweede wordt ook al jaren gedebatteerd. Het Koninklijk Huis bestaat uit vier leden (de koning, zijn echtgenote, moeder, en oudste dochter) die geld krijgen en onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen. Prinses Margriet, Pieter van Vollenhoven, prins Constantijn en diens echtgenote Laurentien moeten zelf geld verdienen, maar vallen ook onder die ministeriële verantwoordelijkheid.
Die rollen schuren soms: bij het ministerie van Financiën is onrust ontstaan over de manier waarop Laurentien opereert als voorzitter van de Stichting (Gelijk)waardig Herstel, dat toeslagenouders helpt. De minister is zowel verantwoordelijk voor zijn ambtenaren als voor de afhandeling van het toeslagenschandaal, als voor Laurentiens handelen. Ook hier vroeg – en kreeg – Schoof tijd: hij wil „reflecteren” op wat ministeriële verantwoordelijkheid moet inhouden.

Lees ook

Tijdens zijn eerste begrotingsdebat ging het meer over de premier zelf dan over een blauwe envelop voor de Koning

Koning Willem-Alexander ontving minister-president Dick Schoof in augustus op paleis Noordeinde voor hun eerste wekelijkse gesprek. Woensdag beantwoordde Schoof vragen over de belastingvrijdom van de Koning.

Lees ook

Coalitie weer in sfeer van crisis: kabinet-Schoof voert een gevecht met de buitenwereld én met zichzelf

Nicolien van Vroonhoven en Geert Wilders (PVV), tijdens de tweede dag van de Algemene Politieke Beschouwingen.


Wilders pakt alle ruimte die hij krijgt

Geert Wilders doet er áltijd nog een schepje bovenop. Ook deze week. Op maandagavond „mag” Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, het land uit samen met „dat tuig”, zoals hij de pro-Palestijnse demonstranten op de Dam noemt, op de dag van de herdenking van de aanval van Hamas op 7 oktober. De tweet roept felle reacties op, al houdt premier Dick Schoof zich dan nog op de vlakte. Een dag later zegt Wilders dat Halsema ontslagen moet worden. Een van zijn Kamerleden, zegt hij in de gang van de Tweede Kamer, zal daar in een debat om vragen, de volgende dag.

De Kamerleden van de PVV doen wat Geert Wilders zegt. Zo gaat het al jaren. Elk plan dat ze hebben, alles wat ze willen zeggen in debatten – híj moet het goed vinden, anders gaat het niet door. Want Geert Wilders is de PVV. Alleen hij is lid van de partij, er zijn geen lokale afdelingen, er zijn nooit PVV-congressen. Niemand anders dan Wilders bepaalt wat de partij doet en denkt.

De week van de herdenking was heel anders, op zondag, begonnen met een conflict tussen VVD-leider Dilan Yesilgöz en Femke Halsema over het demonstratierecht. Maar op de dag van de herdenking heeft niemand het nog over Yesilgöz. Wilders zet de toon door te doen wat hij altijd doet: zijn schepje er bovenop. Andere lokale bestuurders schieten Halsema te hulp.

De partijen die met de PVV in een regering zitten, wisten al in de formatie hoe ingewikkeld vooral de tweets van Wilders zouden gaan worden. „Ik tweet wat ik wil”, zei hij toen al. Zoals hij in 2010, als gedoogpartner van het kabinet-Rutte I aan de VVD en het CDA duidelijk had gemaakt: „Ik blijf zeggen wat ik wil.”

En dat zegt hij ook weer deze week, buiten de grote debatzaal van de Tweede Kamer. Zijn boodschap is al jaren dat niemand hem tegenhoudt. Ook weer vorige week zondag in Noord-Italië op een bijeenkomst met andere radicaal-rechtse partijen. Hij roept steeds weer het beeld op van tegenstand, die hij dan „overwint”.

De VVD, een van zijn coalitiepartners, lijkt er bijna moedeloos van te worden. Yesilgöz had het in de wandelgangen van de Tweede Kamer deze week over „rood vlees” dat Wilders „in de arena” gooit, in de hoop dat iedereen erop reageert – wat dan ook gebeurt. VVD-Kamerlid Thierry Aartsen gebruikte daarna in een debat dezelfde woorden en zei dat het allemaal „politieke spelletjes” waren, een „trucje”.

Zo reageerden VVD’ers ook toen de PVV van Wilders nog in de oppositie zat. Het „stuk rood vlees” was Mark Ruttes vaste uitdrukking om Wilders te kunnen negeren. Nu is alles anders, Yesilgöz kan over haar coalitiegenoot niet meer doen alsof het niet uitmaakt wat hij zegt. Het doet er wél toe. Dat de VVD’ers vasthouden aan een oude gewoonte in een nieuwe situatie, lijkt erop te wijzen dat ze niet goed weten wat ze met hem aan moeten. Wilders is op verkiezingscampagne, dat zien ook ándere partijen in de coalitie.

Alsof hij geen regeringspartij is.

Onderling gedoe

Het gaat al vanaf het begin moeizaam in de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB. In Den Haag gelooft bijna niemand nog dat ze het lang met elkaar gaan volhouden. Week na week is er onderling gedoe, de vier partijleiders hebben weinig contact met elkaar, in de vier partijen wordt wel veel óver elkaar gepraat. VVD’ers hebben het idee dat ze in de coalitie omringd worden door „amateurs”, politici die niet lijken te snappen hoe bestuur werkt, hoe je onderhandelt om iets voor elkaar te krijgen. En dat je als grootste partij, de PVV, je ook hoort te gedrágen als grootste partij: dan moet je geven en nemen, de boel bij elkaar houden. In plaats daarvan veroorzaakt de partij van Wilders elke week opnieuw chaos.

VVD, NSC en BBB wisten met wie ze te maken kregen, en dus maakten ze al vroeg in de formatie afspraken om de democratische rechtsstaat te beschermen. Daar staat onder meer in dat ze, „een open, feitelijk en fel debat” willen, maar „elkaar en anderen daarbij heel laten.” En dat ze „de instituties die de rechtsstaat dragen” zullen „respecteren”. Maar doe je dat als je, zoals Wilders, de premier „slappe hap” noemt? Of de burgemeester van Amsterdam wil ontslaan?

De coalitiepartners zeggen er tot nu toe steeds weinig over. Ook Dick Schoof houdt zich eerst nog stil. Op dinsdag wil hij alleen „in zijn algemeenheid” zeggen dat het kabinet „elke burgemeester in Nederland gewoon steunt.”

Een dag later, en pas nadat minister van Binnenlandse Zaken Judith Uitermark van NSC de tweet van Wilders „ongepast’’ had genoemd, wordt Schoof feller. Hij wil „klip-en-klaar” zijn, zegt hij in de Tweede Kamer, en hij vindt het „echt veel te ver gaan” dat een PVV’er in de debatzaal had gevraagd om het ontslag van Halsema „om politieke redenen”. Maar hij heeft het dus níet over Wilders? „Hoe gek het misschien ook mag klinken, maar mijn reactie is geen reactie op een tweet van een fractievoorzitter”, aldus Schoof.

Want dat wil hij niet doen. Dat heeft hij zich vanaf het begin voorgenomen. Maar door zijn zwijgzaamheid, én die van de andere coalitiepartijen, krijgt Wilders alle ruimte. Die hij voluit gebruikt. Andersom houdt hij de andere partijen strikt aan de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord, om te beginnen die over de asielcrisis die het kabinet wil uitroepen. Eerst zei hij: „Afspraak is afspraak.” En al snel daarna dreigde hij met de val van het kabinet.

Aandacht afleiden

Toch kennen de coalitiepartners ook een andere kant van Wilders. Toen het erop aankwam na de zomervakantie, in de nacht van de onderhandelingen over de begroting, was het Wilders die voorkwam dat het kabinet-Schoof viel. Hij kreeg fractievoorzitter Pieter Omtzigt van NSC zover dat die de financiële plannen steunde, al was Omtzigt dat eerder die nacht niet van plan. Ook in de moeizame formatie was het Wilders die een paar keer voor elkaar kreeg dat er toch weer verder werd gepraat. Hij wilde per se dat het zou lukken met het kabinet.

Waarom hij dan toch steeds het kabinet-Schoof in gevaar brengt, en het zijn coalitiepartners moeilijk maakt?

Niemand weet het echt. Al gaat in de coalitie wel rond dat hij met relletjes de aandacht probeert af te leiden van wat er niet lukt. Alleen al deze week bleek dat een meerderheid in de Tweede Kamer wil dat er géén waarschuwingsborden komen bij azc’s, zoals minister van Asiel Marjolein Faber van de PVV wil. Een meerderheid in de Eerste Kamer wil niet dat het kabinet het noodrecht gebruikt om de asielcrisis uit te roepen. En Faber moest een „vergissing” toegeven over de spreidingswet. Tegen lokale bestuurders had ze gezegd dat die nog een paar jaar van kracht bleef, in de Tweede Kamer zei ze dat ze „vermoeid” was geweest toen ze dat zei: volgens haar wil het kabinet toch zo snel mogelijk van die wet af.

In Den Haag zien politici ook dat Wilders met zijn gedreig NSC onder druk zet om akkoord te gaan met een noodwet over asiel. NSC staat zwak: partijleider Pieter Omtzigt zit thuis, in peilingen staat NSC, dat nu twintig zetels heeft, op drie tot vijf zetels. Maar wat als NSC zich niet onder druk láát zetten en de noodwet om staatsrechtelijke redenen afwijst? Neemt hij dan zijn verlies, zonder crisis?

Wat Wilders doet, is ongewoon in Den Haag. Hij is voor zijn coalitiepartners onvoorspelbaar.

Maar ook, zo lijkt het, voor zijn eigen bewindslieden in het kabinet. Op de avond dat Schoof „klip-en-klaar” had gezegd dat de woorden van Wilders over Halsema „veel te ver” gingen, zei Ingrid Coenradie, staatssecretaris van Justitie (PVV), op tv dat het kabinet met één mond sprak. „Ik sta achter de woorden van Dick Schoof en die zijn contrair met de woorden van de heer Wilders.”