PBL: ‘Emissiedaling in 2040 met 90 procent is mogelijk’

Als Nederland alles op alles zet, kan het 90 procent minder broeikasgassen uitstoten in 2040, maar dan is wel de grens van het haalbare in zicht. Als Nederland meer wil doen aan klimaatrechtvaardigheid, dan kan het buiten de eigen landsgrenzen bijdragen aan minder wereldwijde uitstoot. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving in een nieuwe studie, op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, dat onderzocht wat klimaatrechtvaardigheid (denk aan: rijke landen moeten meer verduurzamen dan armere landen) voor Nederland kan betekenen. In februari deed de Europese Commissie een voorstel om 90 procent vermindering van broeikasgassen af te spreken voor 2040. Donderdag debatteert de Tweede Kamer hierover.

Volgens het PBL is die 90 procent in 2040 waarschijnlijk technologisch mogelijk door onder andere CO2-opslag in lege gasvelden, groene waterstof en duurzame elektriciteit, maar vereist het extra plannen. Het PBL denkt dat in de industrie de grootste broeikasgasreductie mogelijk is. Meer besparing in de landbouw- en afvalsector is „vrijwel onmogelijk”.

Het PBL acht 80 tot 90 procent minder uitstoot in 2040 „waarschijnlijk haalbaar”, mits er genoeg draagvlak is. Daarbij merkt het PBL op dat driekwart van de Nederlanders bang is dat klimaatmaatregelen hun levens duurder maken en dat steun voor klimaatbeleid grotendeels afhangt van een „rechtvaardige verdeling van de lusten en lasten”. Ook schrijft PBL dat bij een zeer hoge doelstelling het moeilijker wordt die verdeling „in eigen land” evenredig te houden tussen „alle bevolkingsgroepen en sectoren”.

Steun voor klimaatbeleid hangt af van ‘rechtvaardige verdeling lusten en lasten’

Volgens PBL-onderzoeker Detlef van Vuuren zit er „spanning” tussen internationale ambities en wat in Nederland mogelijk is. Hoe rechtvaardigheid gedefinieerd wordt, blijft een politieke en subjectieve afweging, aldus PBL. Wel suggereert de studie dat Nederland buiten de eigen landsgrenzen kan bijdragen aan minder uitstoot om recht te doen aan internationale klimaatrechtvaardigheid.

India

Het Europese voorstel van 90 procent rijmt met het Klimaatakkoord van Parijs, dat stelt dat landen moeten proberen de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graad en de rijkere naties hun CO2-uitstoot steviger moeten verminderen dan armere landen. De vraag is nu hoe de hoeveelheid CO2 te verdelen die wereldwijd nog is uit te stoten en op basis van welk principe.

Zo pleiten sommige landen, zoals India, voor een verdeling op basis van inwoneraantal: hoe meer inwoners, hoe meer uitstoot toegestaan. Anderen vinden dat een rijk land of een land dat al veel heeft uitgestoten, nu minder ruimte moet krijgen.

Volgens de meeste principes van klimaatrechtvaardigheid dragen de huidige Nederlandse klimaatplannen, die neerkomen op 80 procent in 2040, te weinig bij. Als Nederland rekening zou houden met het historische aandeel of eigen rijkdom, zou het veel meer moeten doen. Volgens PBL is het klimaatdoel van 90 procent het minimale om te voldoen aan de beginselen uit het internationaal milieurecht.

Lees ook
Rivaliserende supermachten moeten samen het milieu beschermen

<img alt="Extreme koude heeft deze maand in Mongolië veel schapen en geiten het leven gekost. Volgens VN-onderzoek neemt de frequentie van zulke ‘dzuds’ door klimaatverandering toe. ” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/pbl-emissiedaling-in-2040-met-90-procent-is-mogelijk.jpg”>


Waarom een bedreigde Gazaanse asielzoeker al twee jaar wacht op een verblijfsvergunning

Een „gigantisch overlevingsinstinct” noopte de Palestijnse Hamza Al S. (33) jaren geleden tot het verlaten van Gaza. Zijn zoektocht naar veiligheid en bescherming kostte hem zeker 5.000 euro, zo duur was het alleen al om de geblokkeerde Gazastrook te verlaten. Hij was doelwit van Hamas geworden vanwege zijn werk als freelance journalist en als fixer voor buitenlandse journalisten. Al S. (volledige naam weggelaten omwille van zijn veiligheid) werd naar eigen zeggen regelmatig op het matje geroepen, keer op keer moest hij op een politiebureau in het noorden van Gaza uitleg geven over „het narratief” dat hij over het leven in de Gazastrook aan de buitenwereld verkocht.

De bedreigde journalist vroeg in 2022 in Nederland asiel aan, een besluit over zijn aanvraag heeft hij nog steeds niet ontvangen. Vóór 7 oktober, toen de oorlog in Gaza begon als reactie op de terreuraanval van Hamas in Israël, had hij daar nog wel begrip voor. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft nog steeds te weinig capaciteit om op tijd over alle asielverzoeken een besluit te nemen. Maar door de oorlog in Gaza is zijn zaak „urgenter geworden”. Zijn onbegrip over het uitblijven van een beslissing groeit met de dag.

Palestijnse vluchtelingen krijgen in Nederland niet zomaar een verblijfsvergunning, vanwege hun bijzondere status binnen het VN-vluchtelingenverdrag. De speciaal opgerichte VN-organisatie UNRWA (actief in de Palestijnse gebieden, Jordanië, Libanon en Syrië) moet hen sinds 1949 beschermen en in hun dagelijkse levensbehoeften voorzien. Pas als kan worden vastgesteld dat deze organisatie niet meer in staat is aan deze taken te voldoen, maken Palestijnen elders kans op een asielvergunning. In 2020 oordeelde de rechtbank in Amsterdam voor het eerst dat in Gaza een humanitaire noodsituatie heerst, en dat er niet zomaar meer van uit mag worden gegaan dat UNRWA Palestijnen kan beschermen.

Beslisstop

Palestijnen uit Gaza die in Nederland een asielaanvraag hebben ingediend, moeten sinds december langer wachten op een besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Toen werd een zogeheten besluitmoratorium afgekondigd, wat betekent dat gedurende zeker een half jaar geen beslissingen over Palestijnse asielverzoeken worden genomen. Dit heeft volgens demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel, VVD) te maken met de onzekere situatie in Gaza. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State buigt zich woensdag over de rechtmatigheid van de beslisstop. Asieladvocaat Flip Schüller stelt dat de ernst van de veiligheidssituatie in het gebied met zich meebrengt dat Palestijnse asielzoekers „niet langer in de wachtstand” moeten worden gezet. Ook wijst hij op de verslechterende humanitaire situatie in Gaza.

Advocaat Schüller stelt dat Palestijnse asielzoekers ‘niet langer in de wachtstand’ moeten worden gezet

De IND heeft geen „betrouwbare cijfers” beschikbaar over het aantal Palestijnen dat asiel heeft aangevraagd. Reden hiervoor is dat de Palestijnse nationaliteit niet wordt erkend. Ook Vluchtelingenwerk beschikt niet over precieze cijfers.

Schüller, die twee Palestijnen uit Gaza bij hun asielprocedure bijstaat, meent dat de staatssecretaris beter moet uitleggen waarom de veiligheidssituatie in Gaza tot zeker juni niet goed kan worden overzien. Burgers worden blootgesteld aan ernstig willekeurig geweld als gevolg van een aanhoudend gewapend conflict, zegt de asieladvocaat. Hij vindt dat Palestijnen uit Gaza in dat licht automatisch recht moeten krijgen op internationale bescherming. In het huidige asielbeleid geldt deze automatische erkenning alleen nog voor Jemen.

Staatssecretaris Van der Burg ontkent niet dat de veiligheidssituatie in Gaza „zeer slecht” is, blijkt uit een Kamerbrief van afgelopen december. Toch zorgt de Israëlische oorlog in Gaza volgens hem voor zo veel onzekerheid dat het „te vroeg [is] om definitieve conclusies te verbinden” aan de vraag of Palestijnen „internationale bescherming” nodig hebben.

Kritiek niveau extreem geweld

Denemarken besloot begin deze maand asielaanvragen van Palestijnen uit Gaza te gaan behandelen, met het argument dat in het gebied een kritiek niveau van extreem geweld zou zijn bereikt. Het risico op schending van het verbod op onmenselijke of vernederende behandeling is te groot geworden, aldus de Deense immigratieautoriteiten.

Gazaanse journalistHamza Al S. Het constante wachten is zwaar. En een leven zonder dierbaren is heel moeilijk

De Nederlandse overheid vestigt de hoop op „intensieve diplomatieke overleggen” tussen de internationale gemeenschap en de strijdende partijen in Gaza, zo blijkt uit het verweerschrift van de landsadvocaat dat in handen is van NRC. De diplomatieke overleggen kunnen volgens het kabinet een einde maken aan het geweld. Schüller bespeurt hierin een „chronisch optimisme” aan de kant van het kabinet. Volgens de advocaat bestaat momenteel „geen enkele aanwijzing” voor een beëindiging van het geweld, laat staan dat de humanitaire nood snel verholpen kan worden. Enkel het gegeven dat er „onderhandelingen” plaatsvinden, mag volgens hem geen reden zijn „in de tussentijd” niets te doen tijdens een humanitaire ramp.

In november werd een staakt-het-vuren voor zes dagen bereikt tussen Israël en Hamas. Nadien zijn de bombardementen en beschietingen hervat, met name civiele infrastructuur en als veilig bestempelde vluchthavens als doelwitten. Het voortdurende geweld heeft tot nu toe aan ruim dertigduizend Palestijnen het leven gekost, zeker 1,9 miljoen mensen zijn ontheemd geraakt. Onduidelijk is of op korte termijn opnieuw een staakt-het-vuren kan worden afgesproken, mede omdat tussen Israël en Hamas onenigheid bestaat over hoelang een dergelijk bestand moet duren.

‘Geen eerlijk standpunt’

Niets is tijdelijk aan de situatie in Gaza, vindt de Gazaanse asielzoeker Al S. Hij vindt dat staatssecretaris Van der Burg „geen eerlijk standpunt” inneemt. „Mensen sterven daar al jaren vanwege de blokkade en het langdurige geweld tussen Hamas en Israël”, zegt hij. Zijn buurt in het noorden van Gaza is intussen „volledig verwoest”.

Uit onderzoek van NRC is eerder gebleken dat sinds oktober zeker 35 procent van de gebouwen in Gaza is verwoest of ernstig beschadigd. Andere media melden dat zeker de helft van de gebouwen in onbruik is geraakt.

Ook wordt de omvang van de humanitaire ramp in het gebied steeds duidelijker. Het gezondheidssysteem is ingestort, er is nauwelijks toegang tot water en elektriciteit en steeds meer Palestijnen verkeren in hongersnood. Humanitaire organisaties verwijten de Israëlische regering dat ze noodhulp blokkeert.

Nieuwsberichten over de situatie in Gaza zijn volgens de landsadvocaat „niet direct relevant” of „doorslaggevend” voor de vraag of Palestijnen uit het gebied internationale bescherming nodig hebben. Uit het verweerschrift komt naar voren dat de staatssecretaris vindt dat hij de situatie in Gaza nog steeds niet kan inschatten, vanwege een gebrek aan verifieerbare informatie. Berichten van bijvoorbeeld mensenrechtenorganisatie Amnesty International over vermeende oorlogsmisdrijven door het Israëlische leger, worden door de staatssecretaris opzijgeschoven. Zo zouden Amnesty en andere organisaties onbekend zijn met „de Israëlische data die hebben geleid tot” specifieke aanvallen op civiele infrastructuur. Verder wijst de staatssecretaris op het feit dat Amnesty sinds zeker 2012 geen directe toegang heeft tot de geblokkeerde Gazastrook.

Lees ook
In Gaza dreigt een medische catastrofe

<img alt="Gewonde Palestijnen worden overgebracht naar het Koeweit-ziekenhuis in Rafah, na aanvallen op een vluchtelingenkamp in het zuiden van Gaza.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/waarom-een-bedreigde-gazaanse-asielzoeker-al-twee-jaar-wacht-op-een-verblijfsvergunning.jpg”>

Genocidebeschuldigingen

In de rechtszaak over de Nederlandse leveringen van F-35-onderdelen aan het Israëlische leger, leunde het gerechtshof wel op openbare bronnen en rapporten die een beeld geven van de veiligheids- en humanitaire situatie in Gaza. Hetzelfde geldt voor het Internationale Gerechtshof dat zich buigt over de genocidebeschuldigingen van Zuid-Afrika aan het adres van Israël.

Palestijnen uit de Gazastrook zonder vertrekvisum hebben nagenoeg geen mogelijkheden om het gebied te verlaten, omdat de grens potdicht wordt gehouden door Israël en Egypte. Het opheffen van het besluitmoratorium zou volgens advocaat Schüller alsnog veel kunnen betekenen voor gezinsleden van Gazaanse statushouders. Hun vertrek uit het gebied zou dan met prioriteit worden gerealiseerd, getuige een eerdere toezegging van het demissionaire kabinet.

Intussen heeft de Palestijnse Al S. nog maar weinig energie en hoop over. De onzekerheid over zijn asielaanvraag noemt hij een bevreemdende ervaring. Het uitstellen van aanvragen van mensen uit duidelijke conflictgebieden als Gaza is wat hem betreft verkeerd. „Het constante wachten is een zware last om te dragen”, zegt hij, „en een leven zonder dierbaren heel moeilijk”.


Demissionair? Rutte IV regeert nog volop door

Direct na de kabinetsval in juli vorig jaar voorspelde demissionair woonminister Hugo de Jonge (CDA) het al op zijn departement: op zijn terrein zou de Tweede Kamer niets controversieel verklaren. Niet met deze woningnood, de hoge huren, de ruimtelijke puzzel van Nederland.

Sommige ambtenaren waren daar nog niet zo zeker van. Zou het parlement wel door willen met gevoelige wetten? De Jonge: „Ik zei: mijn taxatie is dat die wetten gewoon behandeld zullen worden – en hopelijk ook worden aangenomen.”

Voorlopig heeft De Jonge gelijk gekregen. Er is op woongebied nog niets controversieel verklaard. Anderhalve week geleden werd zijn belangrijkste wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd: vanaf 1 juli wil het kabinet weer kunnen bepalen hoeveel, waar en voor wie in Nederland wordt gebouwd.

En dat was die donderdag niet het enige wat het demissionaire kabinet deed. Diezelfde middag zat onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (D66) in de Tweede Kamer om een vergaand wetsvoorstel te verdedigen: studenten in het hoger onderwijs zouden hun praktijkkennis moeten kunnen omzetten in studiepunten. Defensieminister Kajsa Ollongren (D66) en haar collega Hanke Bruins Slot (Buitenlandse Zaken, CDA) vergaderden intussen via een videoverbinding met collega’s in de EU en de NAVO. Thema: concrete maatregelen om de militaire steun aan Oekraïne uit te breiden.

Beteugelen en versimpelen

Hoe demissionair is Rutte IV? Een kabinet dat zijn ontslag heeft aangeboden aan de koning, hoort vooral op de winkel te passen. Dat is al meer dan een eeuw gebruikelijk in Nederland.

Maar dit demissionaire kabinet regeert volop door, bijna vier maanden na de verkiezingen en acht maanden nadat premier Mark Rutte het ontslag van zijn vierde kabinet heeft aangeboden.

Natuurlijk, het landbouw- en stikstofbeleid waren voor de kabinetsval al vastgelopen. Ook andere grote vraagstukken wachten op een nieuw kabinet, zoals het beteugelen van de zorgkosten en het versimpelen van belastingen en toeslagen.

En vier bewindslieden vertrokken. Maar de blijvers en opvolgers in Rutte IV gaan door. Zo steggelde landbouwminister Piet Adema (ChristenUnie) vorige week maandag met de Tweede Kamer over een wetswijziging rond ‘dierwaardigheid’ in de landbouw. Dinsdag nam de Eerste Kamer een tijdelijke wet aan van De Jonge (sinds september ook minister van Binnenlandse Zaken) om inlichtingendiensten meer ruimte te geven. En minister Karien van Gennip (Sociale Zaken, CDA) stuurde vrijdag een wetsvoorstel naar de Raad van State dat de uitwassen van onzeker flexwerk moet terugdringen.

De agenda van Van Gennip is net zo vol als vóór de kabinetsval, zegt ze. „Volgens mijn dochters is mijn leven niet rustiger geworden.” De Jonge: „We gaan door totdat de Kamer zegt: ho. Tot die tijd zeg ik: go.”

Lees ook
De Tweede Kamer wil over de meeste onderwerpen gewoon doorpraten

Kamerleden bepalen in een procedurevergadering welke onderwerpen controversieel worden verklaard.

De winkel niet stilleggen

De Tweede Kamer zegt nauwelijks ho. De vorige twee demissionaire periodes, in 2017 en 2021, werden drie- tot vierhonderd documenten controversieel verklaard. Nu slechts 61, waaronder al negen alleen over ‘rekeningrijden’.

Wat mogelijk meespeelt: kabinetten zijn veel langer demissionair dan vroeger. In de jaren tachtig en negentig waren kabinetten gemiddeld minder dan drie maanden demissionair. In het tijdperk-Rutte, sinds 2010, is dat opgelopen tot ruim achtenhalve maand.

Het record heeft Rutte III. Het duurde bijna een jaar voordat Rutte IV op het bordes van de koning stond en dat kabinet is inmiddels ook al bijna een derde van zijn termijn demissionair. „De politieke versnippering maakt het vormen van een meerderheidskabinet lastig”, zegt Aalt Willem Heringa, voorzitter van het Montesquieu Instituut, kenniscentrum over de parlementaire democratie.

Hoe langer demissionaire periodes duren, des te meer politici gaan beseffen dat het land intussen bestuurd moet worden, zegt Joop van den Berg, emeritus hoogleraar parlementaire geschiedenis. „Je kunt de winkel niet eindeloos stilleggen.”

demissionair minister van Volkshuisvesting en Binnenlandse ZakenHugo de Jonge De problemen van mensen zijn niet demissionair. Die worden groter als je er niks aan doet

De Jonge: „Gemeenten zijn niet demissionair, provincies niet. En vooral de problemen van mensen zijn niet demissionair. Die zijn groot en worden groter als je daar niks aan doet.”

Ook Kamerleden hebben weinig belang bij stilstand, zegt oud-Kamerlid en oud-minister Arie Slob (ChristenUnie): „Moet je je voorstellen dat je net verkozen bent en pas na een jáár echt aan het werk kunt gaan. Dat is natuurlijk niet werkbaar.” De Tweede Kamerleden die aantraden in maart 2021 moesten tien maanden wachten tot er een volwaardig kabinet zat dat hun beleid kon voorleggen: Rutte IV. En na anderhalf jaar viel dat alweer.

Tegelijk geldt: alles in de Tweede Kamer is politiek, ook het controversieel verklaren. Zo wilde D66 dit keer geen enkel onderwerp controversieel verklaren. „Omdat wij denken dat dit land niet gebaat is bij stilstand”, zei D66-Kamerlid Romke de Jong in september, toen de ‘oude’ Tweede Kamer de eerste lijst met controversiële onderwerpen moest opstellen.

D66 had daarbij een duidelijk belang. De partij stond toen, twee maanden voor de verkiezingen, al op flink verlies in de peilingen. Maar als regeringspartij kon het in de demissionaire periode nog een stempel blijven drukken op nieuw beleid.

In de nadagen van het VVD-PvdA-kabinet Rutte II nam D66 een tegenovergestelde positie in. De partij zat in de oppositie, maar verwachtte in het volgende kabinet te komen. D66 wilde toen juist van alles controversieel verklaren, onder meer het volledige asielbeleid.

Nieuwe machtsverhoudingen

Het kabinet is blij dat het zoveel ruimte krijgt van de Tweede Kamer. Toen Rutte IV na anderhalf jaar viel, hadden veel ministers hun belangrijkste wetsvoorstellen net in de steigers staan. Nu krijgen zij de kans om die ook te verdedigen in het parlement.

Maar zodra je demissionair wordt, wordt het ook moeilijker. Een demissionair bewindspersoon moet zich nederig opstellen en extra goed luisteren naar de Tweede Kamer. Ook omdat het kabinet niet zomaar weggestuurd kan worden: het heeft zijn ontslag immers al aangevraagd.

Tweede Kamerlid (D66)Romke de Jong Wij denken dat dit land niet gebaat is bij stilstand

Verder heeft het demissionaire kabinet te maken met nieuwe machtsverhoudingen. Rutte IV past bescheidenheid na de uitslag van de verkiezingen. De vier regeringspartijen zijn hun meerderheid kwijt en hebben minder dan een derde van de Tweede Kamerzetels overgehouden.

Het demissionaire kabinet kan ook minder rekenen op de steun van de coalitiefracties. Al sinds de kabinetsval voelen VVD, D66, CDA en ChristenUnie zich niet meer gebonden aan het regeerakkoord. Zo stemde de VVD in de Tweede Kamer tegen de spreidingswet van de eigen staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel), ruim een maand voor de verkiezingen.

Ook in de debatten na Prinsjesdag liet de Tweede Kamer zien: wij zijn de baas. Kamerleden verspijkerden voor miljarden aan de begroting die het demissionaire kabinet had opgesteld. De VVD wist met PVV en SP een stijging van de benzine- en dieselaccijns te voorkomen. D66 en de ChristenUnie regelden met GroenLinks en PvdA een verhoging van onder meer het minimumloon, de AOW en de kinderopvangtoeslag.

Lees ook
De spreidingswet is aangenomen, kan een volgend kabinet er nog omheen?

Eric van der Burg, demissionair staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, schudt fractievoorzitter Edith Schippers (VVD) de hand na afloop van de stemming in de Eerste Kamer over de spreidingswet. Foto Sem van der Wal/ANP

Vreemde situaties

Dat het demissionaire kabinet minder macht heeft, kun je ook zien als een proeftuin voor de nieuwe politieke verhoudingen. Al jaren wordt gezegd dat de Tweede Kamer zich sterker en onafhankelijker moet opstellen tegenover het kabinet. En dat is ook precies wat de nu formerende partijen PVV, VVD, NSC en BBB willen.

Toch kan deze demissionaire periode gaan wringen, zegt Heringa van het Montesquieu Instituut. Vooral voor de VVD: de enige partij die nog beleid van Rutte IV moet verdedigen én aan tafel zit bij de formatie van een nieuw kabinet.

Het kan leiden tot vreemde situaties, zeker omdat bewindslieden in demissionaire periodes ook Kamerlid mogen zijn. Neem minister Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof, VVD) die als Kamerlid vorige week tegen haar eigen beleid stemde.

Zij steunde de oproep van BBB en NSC, in een Kamermotie, dat Nederland tegen de Europese Natuurherstelwet moest stemmen. Als minister had Van der Wal deze motie ontraden: het kabinet wilde in Brussel vóór stemmen. Maar in de Tweede Kamer was haar VVD het daar niet mee eens. Bij een hoofdelijke stemming stemde Kamerlid Van der Wal trouw mee met haar fractie: tegen de Natuurherstelwet.

Zo’n dubbelrol is moeilijk uit te leggen, zegt Heringa. „Wat doe je als partij dan nog in het kabinet? Dat is een idioot soort schizofrenie.”


Nederland kiest voor Franse onderzeeboten

Het nieuws was al eerder uitgelekt, maar nu is het officieel: het kabinet wil dat de nieuwe onderzeeboten van de Koninklijke Marine door Frankrijk worden gebouwd.

Vrijdag maakte demissionair staatssecretaris van Defensie Christophe van der Maat (VVD) in Den Helder bekend dat de mega-order (bijna 6 miljard euro) voor vier nieuwe onderzeeboten voorlopig is gegund aan het Franse staatsbedrijf Naval Group uit Cherbourg.

Afgelopen woensdag had SGP-leider Chris Stoffer in de Tweede Kamer nog een poging gedaan om de keuze voor de Fransen van de rails te laten lopen. Volgens Stoffer biedt alleen het bod van de Zweedse werf Saab Kockums en de Nederlandse scheepsbouwer Damen de garantie dat de Nederlandse maritieme industrie de komende tien jaar verzekerd is van voldoende werk. Volgens Stoffer staat zelfs de toekomst van de Nederlandse scheepsbouwers op het spel. Zijn motie om het besluit over de onderzeeboten uit te stellen en over te laten aan een nieuw kabinet, werd donderdag echter weggestemd.

Volgens het kabinet is de betrokkenheid van de Nederlandse ‘Maritieme Maakindustrie’ (MMI) meegewogen in de gunning. Het Franse concern, schrijft Van der Maat vrijdag in een brief aan de Tweede Kamer, „betrekt een brede groep van Nederlandse bedrijven en kennisinstituten” bij de bouw. Zo werkt Naval Group samen met scheepsbouwer IHC uit Kinderdijk. Minister van Economische Zaken Micky Adriaansens (VVD) sprak over „honderden miljoenen” in de productiefase en „miljarden” op langere termijn.

Volgens het ministerie van Defensie is de door Naval Group aangeboden Blacksword Barracuda een belangrijke verbetering ten opzichte van de huidige onderzeeboten van de Walrus-klasse. De nieuwe boten van de onderzeedienst zijn stiller, en kunnen langer duiken omdat de batterij-technologie in de afgelopen jaren spectaculair is verbeterd. De nieuwe boten kunnen straks niet alleen torpedo’s afvuren, maar ook doelen op land aanvallen met (Amerikaanse) kruisvluchtwapens.

In hoeverre de Franse boot operationeel beter scoort dan zijn twee concurrenten (Behalve Saab Damen het Duitse tkMS) is weinig te zeggen, want het merendeel van de eisen die Defensie stelt aan de nieuwe boten is streng geheim. „In algemene zin gaat het om zaken als snelheid, personele capaciteit, sonarprestaties en geluid”, zegt commandeur Jurjen Kwak, de projectleider van de vervanging van de onderzeeboten, in deDefensiekrant: „Ook speelt prijs mee in die afweging.” Daarmee lijkt Kwak te bevestigen wat de Telegraaf al eerder schreef: de Fransen hebben lager geboden.

Daarmee zijn de risico’s van het project bepaald niet afgedekt. De Nederlandse onderzeedienst vraagt om een nicheproduct: een dieselelektrisch aangedreven onderzeeboot die klein genoeg is om dicht onder de kust te varen, maar groot genoeg om te opereren in de Atlantische Oceaan en verder. Een dergelijke boot kon geen van de drie aanbieders ‘van de plank’ leveren. Het ontwerp van Naval Group is een aanpassing van de nucleair aangedreven aanvalsboten van de Barracuda-klasse die de werf heeft gebouwd voor de Franse marine.

Naval zou een dergelijke boot leveren aan de Australische marine, maar die koos in 2021 – tot grote verontwaardiging van Parijs – voor een nucleaire onderzeedienst in samenwerking met de VS en het Verenigd Koninkrijk.

Dat wil niet zeggen dat de Nederlandse ‘Barracuda’s’ snel in gebruik kunnen worden genomen. De eerste twee boten, zo schrijft Van der Maat, zullen op zijn vroegst vanaf 2034 worden opgeleverd. Tegen die tijd heeft de Nederlandse onderzeedienst nog twee van de vier Walrussen in de vaart – de twee anderen zullen worden gebruikt voor reserve-onderdelen die inmiddels nergens meer verkrijgbaar zijn.

Daarin schuilt een groot risico, zegt Frederik Mertens, analist bij het The Hague Center for Strategisch Studies (HCSS). „De komende tien jaar krijgen we te maken met een capability gap, want twee onderzeeboten is te weinig om een geloofwaardige onderzeedienst overeind te houden.” Volgens Mertens is er bovendien een reëel risico dat de Fransen niet op tijd kunnen leveren. Datzelfde geldt volgens hem trouwens ook voor de boot die Saab aan het ontwerpen is. „Eigenlijk is de enige onderzeeboot die nu al in productie is die van Thyssen Krupp Maritime Systems (tkMS).” Waarschijnlijk vond de Nederlandse marine die boot niet goed genoeg, maar het is de vraag of dat argument opgaat. Mertens: „De Koninklijke Marine probeert altijd boten te kopen die zo dicht mogelijk in de buurt komen van een Amerikaanse nucleair aangedreven onderzeeboot. Maar ik zou de voorkeur geven aan zes iets mindere boten die op tijd kunnen worden geleverd, dan vier superboten die met vertraging binnen komen.”

De komende weken zal de Tweede Kamer zich buigen over het besluit van het kabinet. Defensiewoordvoerder Gijs Tuinman (BBB) is nog niet overtuigd. „De bijdrage van de Nederlandse industrie aan het bouwen van de onderzeeërs is op het eerste oog volstrekt onvoldoende en niet hard genoeg.” Tuinman wil eerst meer informatie: „Op grond van deze rommelige brief kan ik geen debat voeren.”


Premier Wilders: het zat er nooit in

Geert Wilders herhaalde het de laatste decennia geregeld. Als de PVV-voorman kreeg voorgelegd of hij het premierschap ambieerde, zei hij steevast wat een politicus in die positie hoort te zeggen: dat alleen de krachtige hand van zijn leiderschap het land op het goede spoor zou brengen.

Woensdag werd officieel dat het er niet van komt. Ondanks zijn zege bij de Kamerverkiezingen, de grootste partij met 37 zetels, trekt hij zijn formele claim op het Torentje in. Een altruïstische keuze, liet hij op X weten: „De liefde voor mijn land en kiezer is groot en belangrijker dan mijn eigen positie.”

Donderdagochtend volgde een herziene versie. Het was „ondemocratisch”, klaagde hij voor de camera’s, dat hij als voorman van de grootste fractie geen minister-president wordt. Impliciet legde hij de schuld bij NSC en de VVD, die geen van beide oren hadden naar samenwerking onder een premier Wilders.

In die partijen hoorde je vergoelijkend dat „Geert” donderdag de ontluikende frustratie onder zijn aanhang moest temperen. Zoals eerder bij Pim Fortuyn ziet een deel van Wilders’ kiezers hem als Messias. De PVV-leider wilde hun steun niet verspelen, zo volgde de overgang van grootsheid naar slachtofferschap.

Maar al daags na de verkiezingen kwamen bij potentiële coalitiepartijen via de PVV signalen binnen dat er wat Wilders betreft te praten viel over het premierschap.

De PVV-leider paart beminnelijkheid in onderhandelingen aan een staalharde mentale gesteldheid. Hij is niet iemand die zijn claim op het Torentje zonder tegenprestatie intrekt. Maar wie een beetje oplette, wist allang dat hij zichzelf niet het bestaan van een minister-president zag leiden. Nooit de camera’s kunnen mijden, aandacht geven aan ijdeltuiten en zeurpieten, altijd voor iedereen beschikbaar moeten zijn: niets voor hem.

Invloed boven macht

Het bleek bij de meeste bepalende keuzes in zijn loopbaan. Mensen die hem omringden zagen het keer op keer gebeuren: gesteld voor de keuze, gaf Wilders consequent de voorkeur aan invloed boven macht.

In 2004 verkoos hij een riskant politiek bestaan op eigen benen boven aanblijven in de VVD-fractie, een Haagse machtsfactor die toen al tien jaar onafgebroken in een coalitie zat. In 2012 staakte hij na anderhalf jaar zijn gedoogrol in het kabinet van de eerste VVD-premier, Rutte I, in de wetenschap dat hij zich voor jaren buiten de machtsvorming plaatste.

De meest tekenende periode was de campagne van 2017. Nadat hij eind 2016 was veroordeeld wegens zijn ‘minder minder’-uitspraken in 2014, schoot hij omhoog in de peilingen. Het gevolg was dat hij drie maanden voor de verkiezingen een straatlengte voor stond op zijn concurrent Mark Rutte: 35 om 23 zetels.

Vervolgens maakte Wilders de ene tegennatuurlijke keuze na de andere. Om een futiele reden weigerde hij deelname aan enkele cruciale televisiedebatten. In de laatste campagneweken was hij dagen zoek, ook voor medewerkers. Zelfs een poging tot contact vanuit de zogenoemde Commissie Stiekem, waarin fractievoorzitters heimelijk overleggen met de inlichtingendiensten, werd niet door hem beantwoord. Een raadsel: Wilders is de enige fractieleider die álle vergaderingen van deze commissie volledig bijwoont. Zo verspeelde hij ook deze kans op de macht – de internationale pers was massaal in Den Haag – door eigen toedoen: op verkiezingsdag haalde Rutte 33 zetels, hij 20.

Maar ook zijn parlementaire stijl, zijn voorliefde voor de harde confrontatie, heeft hem altijd op afstand van de macht geplaatst. Vaak leek hij niet te zien hoezeer hij mensen met zijn scherpe tong krenkte. En de kunst van het inschikken, elementair voor de Haagse machthebber, is hem volmaakt vreemd. Een van zijn favoriete citaten, veelvuldig aangehaald in de fractiekamer, is van Winston Churchill uit 1941: Never give in. Never. Never. Never.

Het verklaart ook waarom hij bij momenten zo eenvoudig en snel radicaliseert: wie hem bekritiseert kan rekenen op zijn weerstand. In 2005 geloofde hij nog in begrip en cursussen voor aanhangers van de radicale islam. Twee jaar later was de profeet Mohammed Hitler. Iets vergelijkbaars gebeurde rond die ‘minder minder’-uitspraken. Nadat hij zich in eerste instantie versprak in een NOS-interview, gaf hij bij collega’s aan dat hij vermoedelijk te ver was gegaan. Maar toen de PvdA hem erop aanpakte, liet hij de beruchte avond in scène zetten, inclusief scanderende menigte, waarvoor hij in 2021 door de Hoge Raad werd veroordeeld.

Mensenkennis

Er komt nog bij dat zijn mensenkennis vaak tekortschiet, zoals ook in deze formatie ettelijke malen bleek. Van de aanwijzing van Gom van Strien tot informateur tot en met de openbare druk op Pieter Omtzigt, een man over wie ze in het CDA al vijftien jaar vertellen dat hij zich ingraaft als je hem onzakelijk aanpakt.

Zo bulkt het van de voorbeelden die aantonen dat de parlementariër Wilders de publieke opinie beïnvloedt maar aanleg voor het politieke bestuur ontbeert. „De mens kan niet buiten zijn menselijke beperktheid treden”, schreef Nescio in Dichtertje. Zo is het ook met de voorman van de PVV: een man van relatief grote invloed op het land, ook een man die het bestuur niet aankan.

PVV-kiezers pagina 12-13


Oud-ministers De Hoop Scheffer en Sorgdrager aangesteld als vertrouwenspersonen kabinet

Oud-ministers Jaap de Hoop Scheffer en Winnie Sorgdrager zijn aangewezen als vertrouwenspersonen voor bewindspersonen, zo maakte demissionair minister van Binnenlandse Zaken Hugo de Jonge (CDA) vrijdag bekend. Bewindslieden kunnen bij de twee politieke zwaargewichten terecht met integriteitskwesties en -dilemma’s. „Soms is het ook gewenst om iemand te kunnen raadplegen die met meer afstand kan meedenken over een concrete integriteitsvraag waar een bewindspersoon” mee te maken krijgt, aldus De Jonge.

Jaap de Hoop Scheffer (75) was namens het CDA Kamerlid en fractievoorzitter van de 1986 tot 2002. Daarna diende hij als minister van Buitenlandse Zaken in kabinet-Balkenende I. Tussen 2004 en 2009 was De Hoop Scheffer secretaris-generaal van de NAVO – hij overzag namens de alliantie onder meer de omstreden invasie van Irak. De Hoop Scheffer is inmiddels emeritus hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Leiden.

Lees ook
Jaap de Hoop Scheffer: ‘Poetin vindt onze samenleving verrot’

<img alt="NAVO-secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer in 2006 op bezoek bij president George Bush in het Witte Huis.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/03/oud-ministers-de-hoop-scheffer-en-sorgdrager-aangesteld-als-vertrouwenspersonen-kabinet.jpg”>

Winnie Sorgdrager (75) was tijdens haar werkende leven jurist, ambtenaar en namens D66 minister van Justitie in kabinet-Kok I. In 1999 zetelde ze kort in de Eerste Kamer en van 2006 tot 2018 was ze lid van de Raad van State. Momenteel is ze lid van de Raad van Toezicht van de Universiteit Twente en van het Leids Universitair Medisch Centrum.

Lees ook
Sorgdrager: Van Mierlo werkte justitie tegen bij poging Bouterse te laten arresteren wegens relatie met Suriname

De ministers Sorgdrager en Van Mierlo, in 1997 in de Tweede Kamer.

Beide vertrouwenspersonen zijn in 2018 benoemd tot Minister van Staat, een eretitel die door het kabinet wordt uitgereikt aan oud-bestuurders of politici met een grote staat van dienst. Volgens De Jonge hebben de twee politiek mastodonten „gevoel voor de politiek-bestuurlijke omgeving waarin bewindspersonen acteren. Tegelijkertijd hebben zij, doordat hun periode als minister al enige tijd geleden is, voldoende distantie tot de huidige politiek.”


Voormalig CIDI-directeur Ronny Naftaniel: ‘Het aantal Palestijnse burgerslachtoffers is vreselijk, maar een consequentie van de oorlog’

Het had als „een klap in gezicht van de Joodse gemeenschap” gevoeld, zegt Ronny Naftaniel over de verklaring van GroenLinks-PvdA over de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam. Kamerlid Kati Piri schreef op vrijdag 8 maart, twee dagen voor de opening, dat de komst van de Israëlische president Yitzhak Herzog gezien de situatie in Gaza „uitermate pijnlijk” is en de opening „overschaduwt”. Voor Naftaniel, oud-directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël -(CIDI) en een boegbeeld van de Joodse gemeenschap in Nederland, was het reden na bijna vijftig jaar zijn lidmaatschap van de PvdA op te zeggen. „De opening van het Holocaustmuseum was, na al die jaren van voorbereiding, een historisch moment voor de Joodse gemeenschap. Dan kun je als fatsoenlijke partij niet zeggen dat de president van de Joodse staat bij die opening niet welkom is.”

De verklaring van Piri leidde afgelopen week tot onrust onder Joodse en niet-Joodse leden van de PvdA. Afgelopen donderdag ging partijleider Frans Timmermans met een groep partijgenoten over de verklaring in gesprek. Een groep verontruste leden heeft deze week een motie opgesteld voor het partijcongres van volgende maand, waarin wordt gesteld dat „de PvdA een lange en ook joodse geschiedenis heeft” en dat „geluiden van Joodse leden die hun partij niet herkennen en/of hun lidmaatschap op hebben gezegd ons tot het bot toe moeten raken”.

Waarom besloot u op te stappen?

„Ik begrijp dat de PvdA problemen heeft met de situatie in Gaza, maar het zou chic zijn geweest als Timmermans Herzog had ontvangen en met hem het gesprek was aangegaan. Toen de verklaring van Piri kwam, was ook al bekend dat groeperingen de opening wilden verstoren door te gaan demonstreren. Als je dan als gerespecteerde politieke partij zegt dat Herzog niet uitgenodigd had moeten worden, geef je politieke rugdekking aan dat soort demonstraties. En we hebben allemaal gezien wat er zondag bij het Holocaust Museum is gebeurd.”

De PvdA zegt juist: wij wilden met het weren van Herzog zorgen dat de opening niet politiek zou worden.

„Het tegenovergestelde is gebeurd. Door te eisen dat Herzog niet mocht komen, terwijl zijn aanwezigheid door de Joodse gemeenschap gewenst was, heeft de PvdA dit politiek gemaakt.”

Was dit de enige reden voor uw besluit?

„Er waren al zaken die ik betreurde, zoals het zo goed als verdwijnen van de contacten tussen de PvdA en de Israëlische Arbeidspartij, die vroeger heel warm waren. Ook vond ik de opstelling van de PvdA inzake Iran te afwachtend. In het verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamer én nu Europa stond niets over Iran, en wel heel gedetailleerd wat Israël allemaal moet doen. Dat is heel eenzijdig als je weet dat Iran een onderdrukkend regime heeft dat de regio destabiliseert.

„Mijn echte irritatie begon na 7 oktober. Aanvankelijk zag ik veel begrip bij de PvdA voor Israël, ook bij Timmermans. Maar al snel distantieerde GroenLinks-PvdA zich van een motie die het recht van Israël op zelfverdediging benadrukte, terwijl de fractie daar eerst vóór had gestemd. Kati -Piri dreigde ook al snel met het intrekken van de steun voor het handelsverdrag met Israël als er niet snel een staakt-het-vuren kwam. Dat waren twee zaken die mij deden aarzelen. Maar de verklaring van vorige week deed echt de deur dicht.”

Heeft u iets gehoord vanuit de partij na uw opzegging?

„Aanvankelijk niet. Pas toen De Telegraaf er aandacht aan ging besteden, kreeg ik afgelopen dinsdagavond een appje van Frans Timmermans dat het hem heel erg spijt dat ik was opgestapt en dat hij graag in gesprek wil. Ik heb gereageerd dat ik dat op termijn graag wil, om hem uit te leggen wat me dwars zit. Ik heb er wel bij gezegd dat een terugkeer als lid geen optie is.”

Hoe hebt u gekeken naar de gebeurtenissen rond het Holocaust Museum?

„Protest tegen de komst van Herzog moet kunnen, maar had dat op 200 meter afstand gedaan. Er stond nu een tierende menigte pal voor het museum, op een plek waar geen demonstratie was aangevraagd. Het is onverteerbaar dat getraumatiseerde Holocaustoverlevenden het gejoel en gescheld van die menigte moesten doormaken na wat ze in de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Het deed veel mensen denken aan de zwartste momenten uit het Joodse verleden. Ik vind dat burgemeester Halsema hier een heel grote fout heeft gemaakt.”

Is het klimaat voor u als Joodse Amsterdammer na 7 oktober veranderd?

„Het antisemitisme is zeker heftiger. Het veiligheidsgevoel van Joden is sindsdien op twee manieren aangetast. Mensen realiseren zich plotseling dat Israël niet meer zo’n veilig toevluchtsoord is als gedacht, en tegelijkertijd blijkt weer dat wat in Gaza gebeurt enorm afstraalt op de positie van de Joodse gemeenschap hier. Joden die ik spreek voelen zich bijvoorbeeld door die demonstraties geïntimideerd. Ik heb dat zelf niet zo snel. Er zijn ook mensen die er niet meer goed voor durven uitkomen dat ze Joods zijn. Ze zien en voelen een grotere aversie en agressie tegen Joden.”

Rond de term ‘Nooit meer Auschwitz’ is polarisatie gaande. Na 7 oktober klonken in Israël vergelijkingen met de holocaust.

„De aanval van Hamas was een bloedige misdaad, van een enorme wreedheid, de term ‘pogrom’ was goed gekozen. Geen enkele situatie in het Midden-Oosten kan zoiets wettigen. Maar ik heb niet aan Auschwitz gedacht, want uiteindelijk is Israël toch een weerbare samenleving, dus dat geeft een totaal andere situatie.”

‘Nooit meer’ wordt nu ook gebruikt in de discussie over Gaza, sommige actievoerders vergelijken wat daar gebeurt met de holocaust. Begrijpt u dat?

„Nee, die vergelijking vind ik echt totaal misplaatst. Hamas is deze oorlog op 7 oktober begonnen, daarvoor was er een wapenstilstand. Het aantal Palestijnse burgerslachtoffers dat valt is vreselijk, maar een consequentie van de oorlog. In elke oorlog vallen burgerslachtoffers en die zijn te betreuren, maar dat heeft niets te maken met de systematische massamoord die de nazi’s tot stand hebben gebracht. Israël voert geen politiek die tot doel heeft om iedere Palestijn om te brengen. Dat is niet aan de orde.”

Vele duizenden onschuldige Palestijnen komen om, inclusief weerloze kinderen.

„Je moet proberen het aantal burgerslachtoffers te beperken, ik denk dat Israël dat in een aantal gevallen ook echt probeert. Maar het is in zo’n strijd ook heel moeilijk, en er gebeuren ook ongelukken. Gaza is een postzegel, het is heel lastig opereren.”

Vraagt dat juist niet veel meer terughoudendheid van het Israëlische leger, dat zich het meest morele ter wereld noemt?

„Ja, dat vraagt grote terughoudendheid, maar als Hamas in al die jaren vier keer een wapenstilstand breekt, en elke keer word je weer beschoten of aangevallen, dan is er een moment dat je zegt: nu is het genoeg. Dus dat doel, om Hamas militair zoveel mogelijk uit te schakelen, dat steun ik.”

Is er voor u ook een grens? Het dodental is de 30.000 gepasseerd, mensen verhongeren.

„Daar zitten volgens Israëlische cijfers ook circa 13.000 Hamas-strijders bij. Verder moet er zoveel mogelijk humanitaire hulp komen. Dat gebeurt niet genoeg, dat erken ik. Israël moet ongebreidelde steun geven aan burgers, maar het doel om Hamas militair te vernietigen niet opgeven. Daar zit geen tijdpad aan, ik ben tegen een wapenstilstand zonder dat alle gijzelaars worden vrijgelaten.”

U verdedigt Israël onvoorwaardelijk. Vindt u het soms niet moeilijk nog van het land te houden?

„Ik hou gewoon van Israël, maar je bent soms ook kwaad op je echtgenoot. Voor 7 oktober heb ik talloze malen gedemonstreerd tegen de Israëlische regering, tegen de juridische hervorming die de ontmanteling van de trias politica zou betekenen. Ik heb veel kritiek op de huidige regering en op het gedrag van de kolonisten, wier geweld oogluikend wordt toegestaan. Ik ben voor de sancties tegen die extreme kolonisten, dat had al veel eerder moeten gebeuren. De verrechtsing in Israël doet me pijn, en heeft Israël niet veiliger gemaakt.

„De vraag is wel, als die verrechtsing er niet was geweest, was er dan vrede gekomen? Dat betwijfel ik, want de Palestijnen, met Hamas voorop, hebben al die jaren geen kans gemist om nee tegen vrede te zeggen. Het niet willen accepteren van een Joodse staat, dat is het fundament van het probleem.”

Het is allemaal de eigen schuld van de Palestijnen?

„Nee, van Hamas, dat is echt de cruciale ‘nee’-zegger. In de jaren negentig heeft Hamas het vredesproces eigenhandig opgeblazen door overal in Israël zelfmoordaanslagen te plegen, in winkelcentra en discotheken. Daarna is het hele vredesproces uit het lood gegaan, en is Netanyahu opgekomen, die een hardere lijn koos. Hamas heeft belang bij anarchie, en wil geen vrede, het is een pion van Iran. Op het moment dat Hamas de gijzelaars vrijlaat en de wapens neerlegt, is de huidige oorlog klaar.”

Ziet u nog toekomst voor een veilig Israël dat in vrede leeft met de Palestijnen?

„Het veiligheidsgevoel in Israël is aangetast, maar kan worden hersteld. Daarvoor moet ook een vorm van een tweestatenoplossing worden gevonden, dat is nog steeds de enige oplossing. Op dit moment lijkt dat ver weg, maar het is een horizon waar je naar toe moet werken. Als de militaire macht van Hamas is vernietigd moet er een nieuw bestuur in Gaza komen, mogelijk met een rol voor lokale Palestijnen, de Palestijnse Autoriteit of de Arabische landen. Dan heb je weer de mogelijkheid om iets op te bouwen.”


‘Poetin lacht zich een slag in de rondte’, zegt Laurens Dassen (Volt) over de Europese verdeeldheid

Het zoemt al een paar weken rond in de Europese hoofdsteden: de mogelijkheid van oorlog met Rusland. Nu de Russen oprukken in de Donbas en de westerse steun aan Oekraïne hapert, spreken regeringsleiders en topmilitairen steeds vaker over het scenario dat een aantal jaren geleden niemand voor mogelijk had gehouden: een directe confrontatie met de Russische Federatie.

Ook in de Tweede Kamer wordt er donderdag openlijk over gepraat, tijdens de eerste van drie rondetafelgesprekken met binnen- en buitenlandse experts onder de veelzeggende titel „Militaire dreiging Europa”. Een van de eerste sprekers heeft een alarmerende boodschap. Er zijn onvoldoende NAVO-troepen in de Baltische Staten om een Russische aanval richting de Oostzee te pareren, zo schrijft Sandor Fabian van het Britse Royal United Services Institute (RUSI) in de ‘position paper’ die hij voor de gelegenheid heeft geschreven.

„We zitten in een gevaarlijke situatie”, zegt Volt-fractieleider Laurens Dassen – initiatiefnemer van de gesprekken. „Als je ziet hoe Poetin aan het huishouden is, de oorlogstaal die hij uitslaat, dan staat het allerminst vast dat hij stopt bij Oekraïne.

„Maar tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen en bij de formatie is het geen moment over onze veiligheid gegaan. Ik vind dat onbegrijpelijk.”

Elders in Europa woedt de discussie intussen volop. Vorige week zei de Franse president Emmanuel Macron dat het Westen het zenden van troepen naar Oekraïne niet moet uitsluiten. Zowel de Duitse kanselier Olaf Scholz als premier Mark Rutte reageerden afwijzend, maar dinsdag herhaalde Macron zijn boodschap: „We komen op een moment in onze Europese geschiedenis dat we niet laf mogen zijn.”

Laurens Dassen PVV-leider Wilders gokt met onze veiligheid – levensgevaarlijk

Onderlinge verdeeldheid

De onderlinge verdeeldheid doet Volt-leider Dassen gruwen: „Ziehier de zwakte van Europa: één land roept iets, de andere landen gaan dat corrigeren. Terwijl Europa juist eenheid zou moeten uitstralen. Poetin lacht zich een slag in de rondte.”

De Volt-leider windt zich ook op over het Oekraïne-standpunt van de grootste partij in de Tweede Kamer. Dassen hecht weinig geloof aan de toezegging van PVV-leider Geert Wilders dat hij bereid is in te stemmen met steun aan Oekraïne. „Er wordt nu gezegd dat Wilders is gedraaid. Maar als jij onze vrijheid en veiligheid ziet als onderhandelingsruimte bij een kabinetsformatie, dan heb je je prioriteiten niet op orde. Vergeet niet dat na de uitspraak van Wilders de PVV in de Eerste Kamer tegen het Europese steunpakket voor Oekraïne heeft gestemd. Dus laten we nou niet doen alsof Wilders van gedachten is veranderd, want dat is gewoon niet zo. Wilders gokt met onze veiligheid – levensgevaarlijk. En ik vind het dus ook onbestaanbaar dat partijen als VVD en NSC niet veel duidelijker communiceren dat zoiets een no-go is.”

Lees ook
De westerse coalitie achter Oekraïne worstelt met haar beloften

Na de grootscheepse Russische invasie in Oekraïne werd overal in Europa geprotesteerd tegen Vladimir Poetin, zoals hier op een muur in de Spaanse stad Valencia.

In het verleden was de nationale defensie vooral een onderwerp voor rechts, maar inmiddels speelt het links-liberale contingent in de Kamer een voortrekkersrol – ook het Groen-Links-smaldeel in de samenwerking met de PvdA. „Veiligheid wordt vaak gezien als een rechts thema, maar dat is oude politiek”, zegt Dassen. „Het is het fundament van onze samenleving, alleen zo bouw je een bloeiende economie en een verzorgingsstaat op. Bij rechts heerst nog vaak de opvatting dat we vanuit Nederland alles zelf wel kunnen oplossen. Maar dat is niet langer realistisch. Alle grote vraagstukken vragen om een Europese oplossing, en veiligheid is daar absoluut eentje van.”

Dassen is daarom kritisch op het initiatief van Kamerleden Gijs Tuinman (BBB) en Derk Boswijk (CDA) om weer munitie in Nederland te produceren. „Een goed initiatief, maar hup, het moet weer in Nederland. Dat is precies wat we níét moeten doen. In Tsjechië hebben ze munitiefabrieken, en daar moeten we dus als Europa in investeren. In Nederland kunnen we ons dan toeleggen op het bouwen van fregatten.”

Lees ook
Brussel wil dat EU-landen meer en slimmer investeren in een Europese defensie

Leopard-2 tanks bij de Duitse wapenfabrikant Rheinmetall. In februari is besloten dat dit bedrijf een nieuwe munitiefabriek gaat bouwen.

Deze week maakte de Europese Commissie bekend 1,5 miljard euro uit te trekken voor het stimuleren van de Europese defensie-industrie. Volt-leider Dassen ziet vooral kansen in het bundelen van de vraag, zoals het Duitse initiatief voor de gezamenlijke inkoop van nieuwe Leopard-tanks. Niet dat Volt een voorstander is van de aanschaf van tanks voor de Nederlandse landmacht. „We moeten goed luisteren naar het veld, en volgens mij is commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim niet overtuigd.”

Laurens Dassen Veiligheid wordt vaak gezien als een rechts thema, maar dat is oude politiek

Breuklijnen

Het maakt duidelijk waar de breuklijnen lopen tussen links en rechts in de Kamer. D66, PvdA-GroenLinks en Volt dromen van „taakspecialisatie” (waarbij Nederland zich bijvoorbeeld toelegt op de marine) binnen een sterk Europees leger. Rechts wil onder geen beding tornen aan de leidende rol van de NAVO. Dassen ziet een zelfstandige Europese krijgsmacht voor zich: een „Europese pilaar” binnen de NAVO, met een eigen commandostructuur en een Europese minister van Defensie. „Natuurlijk hebben we dat niet meteen geregeld, maar daar moeten we wel naar toe werken.”

Anna van Zoest, directeur van de Atlantische Commissie, zal het er donderdag niet mee eens zijn. In haar position paper schrijft Van Zoest dat de Europese landen eerst maar eens moeten doen wat ze hebben beloofd: 2 procent van het bnp uitgeven aan Defensie.

Daar is Laurens Dassen het dan weer roerend mee eens. Volt heeft zich, samen met CDA en VVD aangesloten bij een initiatief van de SGP om de 2-procentsnorm wettelijk vast te leggen. „Ik hoop dat andere progressieve partijen als D66 en GroenLinks-PvdA zich daar achter willen scharen.”

De Volt-leider rekent voor: nog 244 dagen, en dan kan Donald Trump – de man die openlijk filosofeert over een Amerikaanse exit uit de NAVO – voor de tweede keer gekozen worden als president. „We moeten als Europa verantwoordelijk willen zijn voor onze eigen veiligheid. Het goede nieuws is: dat kunnen we ook.”


De ijskast van Wilders?’ Ik haal niet voor niets Erasmus in mijn oratie aan: wie schrijft die blijft.’

Gevoel voor timing kan Ferdinand Grapperhaus niet worden ontzegd. Eind juni vorig jaar, een week voor de val van het kabinet Rutte IV, vroeg de toen net aan de Erasmus Universiteit benoemde hoogleraar een datum aan voor de daarbij behorende oratie. Dat vergde enig geduld, want die rede kon hij pas houden op vrijdag 16 februari. Maar juist op dat moment bleek het onderwerp van zijn verhaal naadloos aan te sluiten bij het politiek actuele thema dat de nu al ruim drie maanden lopende kabinetsformatie in zijn greep houdt: ‘De rechtsstaat is geen overbodige luxe’.

In het auditorium maakte de voormalige CDA-minister van Justitie en Veiligheid er de nodige kwinkslagen over. Grapperhaus parafraseerde de naamgever van de Rotterdamse universiteit – filosoof Erasmus – met diens notie dat een denker zijn eerder geuite gedachtengoed niet zo maar overboord kan zetten. „Het openlijk signaleren van tegenstrijdigheden in de eigen overtuiging is geen eenvoudige taak” – een duidelijke verwijzing naar PVV-leider Geert Wilders die in de afgelopen maanden enkele van zijn anti-rechtsstatelijke programmapunten ‘in de ijskast’ zegt te hebben gelegd.

Zonder diens naam te noemen bekritiseerde Grapperhaus ook zijn voormalige partijgenoot Pieter Omtzigt, de leider van de nieuwe partij NSC. „Er is wel gesuggereerd dat er ter voorkoming van de aantasting van de rechtsstaat een nieuw sociaal contract zou moeten komen. Ik zie dat niet als een oplossing.”

En in deze verzuchting was een waarschuwing aan zijn oude regeringspartner VVD uit Rutte III te herkennen: „Constructieve in de rechtsstaat gelovende politici moeten helemáál bij het populisme wegblijven.”

Deze donderdag houdt de voormalige bewindspersoon opnieuw een openbaar exposé over het onderwerp dat hem al jaren bezighoudt. In de Rotterdamse Arminiuskerk spreekt Grapperhaus de tweede Mohamed Rabbae-lezing uit, vernoemd naar het voormalige GroenLinks-Kamerlid, met als titel: ‘Over de rechtsstaat onderhandelen wij niet’.

Het lijkt erop dat de vier partijen die na de verkiezingen met elkaar het formatieproces ingingen – PVV, VVD, NSC en BBB – wél over de rechtsstaat in onderhandeling gingen. Wat vindt u daarvan?

„Aangezien de PVV tot nog maar zeer recent een paar bevolkingsgroepen heeft uitgesloten vind ik het heel terecht dat je als formerende partijen eerst tegen elkaar zegt: ‘Zullen we, voor we echt gaan praten, met z’n allen onderschrijven wat er in onze Grondwet staat?’ Dat begrijp ik wel. Het heeft er in elk geval toe geleid dat de PVV vijf omstreden wetsvoorstellen heeft ingetrokken.”

Vertrouwt u erop dat Wilders zich daar aan houdt?

„Daar heb ik zeker twijfels over. Ik heb niet voor niets Erasmus in mijn oratie aangehaald. Hij is eigenlijk de bedenker van het gezegde: Wie schrijft, die blijft. Wilders heeft zijn partij ooit opgericht als anti-islampartij, dan is het niet direct overtuigend dat hij daar nu ineens totaal anders over denkt.”

De vorige informateur Ronald Plasterk liet de vier partijen tekenen voor een ‘basislijn’ met zeven stelregels die de democratische rechtsstaat moeten waarborgen. Is dat voor u voldoende?

„Ik vond dat rijtje eerlijk gezegd een open deur; een opsomming van wat er in de Grondwet staat. Ik had gehoopt dat er iets zou worden gezegd wat we ten aanzien van de rechtsstaat hebben geleerd van recente wantoestanden als de Toeslagenaffaire, het Groninger gasdossier. Dat is dat alle instituties in Nederland, de politiek als wetgever, de Raad van State als belangrijkste adviseur, het kabinet en de uitvoeringsinstanties veel meer met rust over belangrijke onderwerpen gaan nadenken en samenwerken om zo de rechtsstaat tot wasdom te laten komen. De parlementaire enquêtecommissie over Fraudebeleid legde vorige week ook de vinger op deze zere plek.”

Zouden partijen als NSC en VVD überhaupt wel met de PVV in gesprek hebben moeten gaan als zij de rechtsstaat zo serieus zeggen te nemen?

„Mijn eigen partij, het CDA, heeft gezegd dat niet meer te willen. Door schade en schande wijzer geworden natuurlijk…”

U doelt op 2010 toen de PVV het kabinet van VVD en CDA ging gedogen. Daar hebt u als CDA-lid zelf ook mee ingestemd, toch?

„Ja, ik was destijds voor deelname aan dat gedoogkabinet met de PVV. Vooral omdat ik toen vond dat je die hele grote groep kiezers niet kon zeggen: jullie mogen niet meedoen aan het landsbestuur. Daar heb ik van geleerd.”

Als de PVV nu buiten de formatie wordt gehouden zou je nu dan wel de groep van bijna 2,5 miljoen kiezers mogen uitsluiten?

„Inmiddels heb ik mijn les geleerd en vind ik dat je al vóór een kabinetsformatie het eens moet zijn over de rechtsstatelijke principes.”

Ferdinand Grapperhaus Populisme maakt wensdroom meerderheid tot een valse belofte

Vindt u dat Geert Wilders behalve omstreden wetsvoorstellen ook eerdere uitspraken zou moeten intrekken voor hij aan een kabinet kan deelnemen?

„Ja. Ik vind dat Wilders zijn uitspraken moet intrekken dat hij destijds geen eerlijk proces heeft gehad [de strafzaak voor de ‘minder Marokkanen’-oproep uit 2014, red.] en dat de Nederlandse rechtsstaat corrupt is. Als je geloofwaardig minister-president wil zijn voor alle Nederlanders, of gewoon minister, mag je zeggen dat die uitspraken waren gedaan in de emotie van het moment of zoiets, maar wel dat je daar nu echt anders over denkt.”

„Ook dat is onderdeel van een goed functionerende rechtsstaat: dat je als bestuurder of politicus in staat bent verantwoording af te leggen als je een fout hebt gemaakt. En dat je het vervolgens accepteert als die fout naar het oordeel van de samenleving inderdaad niet goed is geweest – of dat nou de rechter is of een meerderheid van de Kamer. Ik zelf heb ook de nodige stokslagen in ontvangst genomen toen tijdens mijn huwelijk in augustus 2020 de coronaregels werden overtreden.”

In een emotioneel debat met de Tweede Kamer maakte Grapperhaus daar destijds excuses voor, en ook werd hij door het Openbaar Ministerie beboet.

In uw oratie waarschuwde u nadrukkelijk voor het gevaar van populisme, als een vorm van politiek die ook kan vreten aan de rechtsstaat. Wat verstaat u onder populisme?

„Populisme is een stroming waarbij je de wensdroom van de meerderheid van het volk tot een valse belofte maakt. Dat leidt tot een ochlocratie: een regeringsvorm die zich meer laat leiden door begeerte dan door verstand. Je gaat allemaal mooie dingen beloven – belastingverlaging, afschaffen eigen risico, uit de EU – zonder erbij te vertellen dat dat onbetaalbaar is of ongrondwettelijk, dat echte democratie altijd een beetje uitruilen betekent.”

Ziet u ook populisme bij andere partijen dan de PVV?

„Het is tekenend dat drie van de vier nu formerende partijen hun programma niet hebben laten doorrekenen – dus ook NSC en de BBB. Dat riekt al naar populisme, ja.”

U zegt dat de machten in Nederland weer moeten gaan samenwerken. Welke bedoelt u precies?

„De drie machten [wetgevend, uitvoerend en rechtsprekend] en daarmee ook de instituties die daaruit voortvloeien. Die hebben de afgelopen jaren af en toe een beetje – en dan vooral de politiek – aan landjepik gedaan. Heel concreet vind ik dat de Raad van State als adviseur een centrale rol moet hebben in wetsvoorstellen. Die moet bepalen welke instanties bij een specifiek voorstel worden gevraagd om mee te adviseren. En alleen de Tweede Kamer, níét de Eerste Kamer, kan dan nog zeggen dat ze er nog een instantie bij willen. Nu is het wel heel erg dat iedereen met een bepaald belang kan sleutelen aan een conceptwetsvoorstel of het zelfs kan saboteren.”

Als minister kreeg Grapperhaus eens een schoolplaat van een van zijn ambtenaren waarop te zien was dat in 1954 zeventien stappen nodig waren om tot een nieuwe wet te komen. In de loop der tijd, signaleert hij, is het wetgevingsproces uit z’n voegen gebarsten. Inmiddels, vertelde hij tijdens zijn oratie, zitten er 108 stappen tussen het ontwerpen van een nieuwe wet en de invoering daarvan. Voor Grapperhaus is dit „maar één voorbeeld van het dichtslibben van de rechtsstaat”.

Bent u daar zelf tegenaan gelopen?

„Zelf merkte ik dat al in de consultatiefase van een wetgevingstraject. Dan kwam er ineens weer een nieuw, ondoordacht element het wetsvoorstel binnengeslopen, waarvoor dan kennelijk met succes bij Tweede Kamerleden was gelobbyd. Ik dacht geregeld: waarom moet dít er nou weer in?”

Als u terugkijkt op uw ministerschap: zijn er dingen die u zelf niet goed hebt gedaan?

„Het is mij niet gelukt om de problematiek rondom personen met verward gedrag beter voor elkaar te krijgen, wat ik me echt persoonlijk heb aangetrokken. Ik denk dat we daar als maatschappij nog steeds een enorm issue aan zullen hebben.”

Sander Dekker, destijds VVD-minister voor Rechtsbescherming, kreeg veel kritiek op het feit dat hij erg zuinig was op de sociale advocatuur en daarmee de drempel tot rechtspraak verhoogde. Had u als collega-minister die pleit voor een sterke rechtsstaat dat niet kunnen bijsturen?

„We hebben er intern veel discussie over gehad, maar je weet in Den Haag: als je je te veel bemoeit met de portefeuille van een collega-bewindspersoon, gaat je kop eraf. Daarbij was ik het ook niet helemaal eens met de kritiek van de sociale advocatuur. Er is in de vorige kabinetsperiode wel degelijk geld bijgekomen.”

Dat geld was incidenteel, niet structureel…

„Maar wel veel. Het is ons alleen niet gelukt om het systeem van gefinancierde rechtsbijstand te hervormen. Ik vind namelijk dat die niet alleen door de overheid moet worden betaald, maar dat de commerciële advocatuur er ook flink aan moet bijdragen. Daar heb ik destijds als partner bij Allen & Overy ook vaak voor gepleit, maar op de Zuidas als geheel wil men daar helaas nog niet aan.”

Had u na Rutte III eigenlijk door willen gaan als minister? Rutte IV bestond uit precies dezelfde vier partijen.

„Je hebt natuurlijk altijd het gevoel dat je niet klaar bent met je werk. Dus aan het eind van de formatie in 2021 heb ik tegen Wopke Hoekstra en Marnix van Rij gezegd (destijds fractieleider en partijvoorzitter van het CDA, red.): alleen als Justitie opnieuw naar het CDA gaat, wil ik in elk geval dat jullie daar met me over praten. Maar het was al vrij snel duidelijk dat het naar een andere partij zou gaan.

„Inmiddels denk ik dat het geen straf is geweest om na ruim vier tropenjaren te kunnen stoppen. Het is een loodzware baan waar ik heel erg in opging en me veel dingen te persoonlijk aantrok. Mijn vrouw en kinderen hadden het me ook ten zeerste ontraden.”

Bent u nog betrokken bij het CDA?

„Enigszins, beschaafd en bescheiden – ik wil de huidige partijleiding niet in de weg lopen. Ik spreek af en toe wel met de mensen die het nu doen, ja. Na het vertrek van Sybrand Buma (partijleider van 2010 tot 2019) was het tijd voor een nieuwe generatie. Dat is gebeurd.”

Er is sinds 2021 heel veel gebeurd in het CDA – en heel veel misgegaan. Gelooft u dat de nieuwe partijleider in staat is om de partij er weer bovenop te krijgen?

„Henri Bontenbal is een verademing. Hij past in de traditie van Lubbers, Balkenende en Buma: gericht op inhoud, open voor andere geluiden. En ook een beetje een apart persoon binnen die verder wat saaie partij. Hij durft in elk geval weer aan te geven waar het CDA voor staat: midden in de maatschappij op basis van rentmeesterschap en verdraagzaamheid.”


Na de Toeslagenaffaire moet de houding van de overheid anders, maar echte hervormingen lijken nog ver weg

Vermorzelde mensenlevens zijn niet links of rechts. Als SP-Kamerlid Michiel van Nispen, de voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid, maandag constateert dat de overheid „blind voor mens en recht” was bij de aanpak van mensen die fouten maakten met uitkeringen of toeslagen, staat zijn VVD-collega Thierry Aartsen naast hem bevestigend te knikken. Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma (PVV) zegt even later dat de commissie „harde conclusies” trekt „die raken aan de essentie van onze rechtsstaat”.

De politieke consensus over de doorgeschoten fraudejacht die uitmondde in het Toeslagenschandaal is groot. De houding van de overheid moet anders, minder wantrouwend jegens burgers, met meer oog voor „de menselijke maat”. Desondanks concludeert de parlementaire enquêtecommissie dat de patronen die ten grondslag liggen aan het harde fraudebeleid „tot op de dag van vandaag nog niet zijn doorbroken”. Ze waarschuwt: „Zonder de juiste maatregelen, veranderingen en waarborgen kan een volgend schandaal zomaar weer gebeuren.”

De oproep aan de politiek is dus helder: verleg beleidsmatig de koers en maak snel werk van een andere politieke cultuur. Maar hoe realistisch is het dat de nieuwe Tweede Kamer en een volgend kabinet daarin slagen?

In het frauderapport stelt de commissie nog eens vast dat een aantal van de huidige potentiële rechtse coalitiepartners, PVV en VVD voorop, aan de wieg van het strenge fraudebeleid stonden. Het was het kabinet-Rutte I (VVD-CDA, met gedoogsteun van de PVV) dat voor een volgens de commissie „repressief” beleid koos en een financieel doel van 180 miljoen euro voor fraudebestrijding stelde dat gehaald moest worden.

PVV-Kamerlid Roland van Vliet wordt geciteerd, die in 2013 het kabinet opriep ervoor te zorgen dat „onze toeslagenpot niet wordt leeggeplunderd”. De PVV kwam in die jaren met stigmatiserende termen als ‘Polenmeldpunt’ en legde in de Kamer veelvuldig het verband tussen fraude en Nederlanders met een migratieachtergrond, een politiek discours dat zijn uitwerking met het institutioneel racisme in het Toeslagenschandaal niet zou missen.

De PVV is, als het om fraude-aanpak gaat, ook niet van standpunt veranderd. Waar de partij in het laatste verkiezingsprogramma schrijft dat ze tegen een „almachtige overheid is die mensen vermorzelt zoals in het Toeslagenschandaal”, staat een paar zinnen verderop: „We laten ons niet meer belazeren door fraudeurs. Uitkeringsfraude en misbruik van onze sociale zekerheid worden keihard aangepakt.”

Bij de VVD klonk in het verkiezingsprogramma wel een andere toon. De liberalen willen in wet- en regelgeving „de menselijke maat bevorderen” en schrijven ook: „Mensen die onbedoeld een fout maken, mogen niet direct als fraudeur worden bestempeld.” Die mooie woorden rijmen niet met de slagvaardigheid van VVD-staatssecretaris Aukje de Vries, in het demissionaire kabinet verantwoordelijk voor de hersteloperatie Toeslagen. Inspecteur-generaal Bart Snels zei vorig jaar in NRC nog dat de hersteloperatie te complex is, met te weinig oog voor wat slachtoffers nodig hebben. „Weer moeten gedupeerden als een soort cavia hun weg door het labyrint zien te vinden.”

De oprichting van Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt komt letterlijk uit het Toeslagenschandaal voort. Omtzigt streed als Kamerlid jarenlang voor de slachtoffers, en constateert in zijn verkiezingsprogramma dat „de manier van politiek bedrijven en de bestaande regeringspartijen” geen oplossingen meer brachten.

Omtzigt heeft in zijn programma concrete verbeterpunten voor de hersteloperatie opgenomen, zoals meer ruimte voor mediation en mogelijkheden voor herbeoordeling. Andere speerpunten zijn projecten van de lange adem, zoals de oprichting van een Constitutioneel Hof. Hiervoor is een grondwetswijziging nodig, op voorhand een complex en jarenlang wetgevingstraject. Het Hof biedt dus, áls het er al komt, geen oplossingen voor kwetsbare burgers op de korte termijn.

Grondrechten

Cruciaal voor de nieuwe politieke cultuur die NSC voorstaat is respect voor grondrechten en meer tijd voor wetgeving, zaken waar ook de enquêtecommissie vurig voor pleit. Juist vanwege de grondrechten ligt samenwerking met de PVV voor NSC gevoelig. In de eerste formatieronde stelden de vier formerende partijen een ‘basislijn’ op waarin zij beloven dat hun plannen binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat blijven en dat rechterlijke uitspraken worden gerespecteerd.

Dat het opstellen van deze tekst überhaupt nodig was, is gezien het frauderapport een veeg teken, omdat de commissie zegt dat er juist „meer aandacht voor grondrechten, rechtsbeginselen en de rechtsstaat nodig is, op zowel de plekken waar wetgeving tot stand komt, als bij de uitvoeringsorganisaties”. Oftewel, het minimum van de geformuleerde basislijn lijkt verre van toereikend. En een nieuwe, mildere politieke cultuur is gezien de tweets van PVV-leider Geert Wilders, die blijft uithalen naar mensen met een migratieachtergrond, nog niet dichterbij.

Of er nu een rechtse coalitie komt of een ander kabinet, een van de grote politieke opgaven die er nog ligt is de toekomst van het toeslagenstelsel. De enquêtecommissie constateert dat zowel de Tweede Kamer als het kabinet „tot op de dag van vandaag faalt om de fundamentele gebreken van het toeslagenstelsel aan te pakken en op te lossen”. Het huidige demissionaire kabinet durfde een hervorming de afgelopen jaren nog niet aan, een volgend kabinet zal er zeker een knoop over moeten doorhakken.

In de Tweede Kamer zijn partijen van links tot rechts „op termijn” voor het afschaffen van het toeslagenstelsel. De VVD bepleit eerst een vereenvoudiging, en daarna pas afschaffing, NSC stelt in het programma voor dat een speciale parlementaire commissie de hervorming gaat „voorbereiden”. Het klinkt allemaal aarzelend, terwijl er al zoveel rapporten liggen. Begin deze maand nog stuurde het demissionaire kabinet een scenariostudie naar de Kamer met tal van alternatieven voor de toeslagen.

De partijen aan de formatietafel hebben misschien alleen nog wat aanmoediging nodig. Of zoals de enquêtecommissie schrijft: „Toon politiek lef en schaf het toeslagenstelsel af.”