Toegangspoortjes waar een rolstoel niet doorheen past, gezichtscans op ‘ooghoogte’, trappetjes om bij de zetels in de plenaire zaal te komen, een spreekgestoelte waar hijniet bovenuit komt, beperkte toegang tot de publieke tribune, hoogpolig tapijt. Een rondje door de Tweede Kamer met Max Gerets, een aan zijn rolstoel gebonden stagiair bij de Kamerfractie van GroenLinks-PvdA, werpt al genoeg moeilijkheden op. Niemand lijkt echt rekening te houden met mensen met een beperking.
Op de eigen fractiegang kan Gerets, de enige in het Kamergebouw werkende persoon in een rolstoel, niet naar de wc. „Dan moet ik naar Volt of de SGP”, vertelt hij in de ‘goederenlift’ – pas recent werd aan het bordje toegevoegd dat deze ook voor mensen in een rolstoel bedoeld is.
Eenmaal aangekomen bij de commissiezaal voor een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over de rechten van mensen met een handicap wordt hem nog bijna de toegang ontzegd. Het beperkte aantal rolstoelplekken is al bezet door de sprekers. „Het is heel simpel: mij krijg je hier niet weg, dit gaat ook over mij”, is zijn reactie, waarna er plek wordt gevonden. „Veel mensen hebben dit soort dingen pas door sinds ik in de Kamer werk”, zegt Gerets. „Als je het niet ervaart, sta je er niet bij stil.”
Precies daarom organiseerde Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA) op 20 maart het rondetafelgesprek over het VN-verdrag Handicap, dat de positie van mensen met een handicap moet verbeteren. Niet alleen met bestuurders van belangengroepen, maar juist met persoonlijke verhalen van mensen met diverse handicaps, van verstandelijk tot fysiek. Vooral groepen met zeer intensieve zorg worden volgens Westerveld makkelijk over het hoofd gezien, „omdat ze de politiek moeilijk weten te vinden”.
Nationale strategie
Nederland ratificeerde het VN-verdrag Handicap al in 2016. De Tweede Kamer debatteert er woensdag over. Het verdrag verplicht de staat ervoor te zorgen dat mensen met een handicap alle mensenrechten en fundamentele vrijheden kunnen uitoefenen, zonder discriminatie op basis van hun handicap. Vorig jaar werd handicap samen met seksuele gerichtheid expliciet toegevoegd aan artikel 1 van de Grondwet, het verbod op dicriminatie.
Daarmee is Nederland er nog niet, concludeerde ook het College voor de Rechten van de Mens, dat toeziet op naleving van het verdrag, in hun jaarlijkse rapportage in december. Het openbaar vervoer is bijvoorbeeld nog steeds ontoegankelijk voor veel mensen met een handicap, waardoor zij „niet écht mee kunnen doen”, wat weer kan leiden tot „vereenzaming, sociaal isolement en afhankelijkheid van anderen”.
Om het VN-verdrag na te leven, kwam het kabinet in februari van dit jaar met een nationale strategie. Om te zorgen dat mensen met een beperking „dezelfde mogelijkheden hebben als ieder ander om mee te doen en zich te ontwikkelen” neemt het kabinet tot 2040 de tijd. De volgende stap, het opstellen van een concrete werkagenda, laat het demissionaire kabinet aan het volgende kabinet.
‘Monty Python-achtige’ bureaucratie
Van een visueel beperkte vrouw die vanwege haar beperking de administratie voor bijstand niet kan invullen tot een moeder van een zorgbehoevend kind dat zich door „dertig verschillende regelingen” moet navigeren en het gevoel heeft van het kastje naar de muur te worden gestuurd. „Monty Python-achtig”, vatte Theo van Uum, directeur van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) de situaties van veel insprekers samen.
De gemene deler van veel verhalen is een haast voelbaar verlangen ‘gewoon’ mee te kunnen doen, precies waar het VN-verdrag voor moet zorgen, maar er is een wirwar van verschillende wetten die dat tegenwerkt. „Veel mensen hebben niet zozeer last van hun ziekte of beperking, maar last van wat het kost om daarmee hun weg te vinden in het leven”, zei Illya Soffer, directeur van Ieder(in), koepelorganisatie van mensen met een beperking of chronische ziekte.
Lees ook Plan om gehandicapte werkenden minder te betalen
Geen ‘quick fixes’
Soffer denkt dat de verhalen indruk maakten op de Kamerleden, maar ziet dat politici vaak op zoek gaan naar ‘quick fixes’. „Die zijn er niet”, waarschuwt ze. „Sinds de decentralisaties in 2015 vallen mensen die een leven lang ondersteuning nodig hebben op allerlei manieren buiten de boot. Er zijn te veel verschillende wetten en het is compleet arbitrair in welke wet je valt en op welke ondersteuning je daarmee wel of niet kan rekenen.”
Ook volgens de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) werd de positie van gehandicapten sinds de decentralisaties in het sociaal domein „niet beter, maar slechter”. Directeur Van Uum: „We hebben de gehandicaptenzorg georganiseerd binnen te veel domeinen, in te smalle kadertjes. We hebben voor mensen met een beperking een soort versnipperde, parallelle samenleving gecreëerd. Waar mogelijk, wil je dat mensen gewoon naar school en aan het werk gaan, in plaats van naar aparte scholen en naar de dagbesteding.”
Van Uum en Soffer benadrukken beiden de noodzaak van integraal beleid, dat verschillende ministeries overstijgt. Van Uum: ,,Ambtenaren tuigen vanuit goede wil een prima regeling op binnen hun eigen domein, maar cliënten passen daar net niet in en vallen overal tussen.” Soffer: ,,Wij stellen een commissaris voor die coördineert tussen departementen, rijk en gemeenten, over kabinetstermijnen heen. Dat mensen kunnen meedoen in de samenleving is geen gunst of liefdadigheid, maar een mensenrecht.”
Welke maatregelen kunnen worden getroffen als Nederlandse parlementariërs zich hebben laten omkopen door Rusland? Vanuit Tsjechië kwamen daar vorige week berichten over. De Tweede Kamer debatteert dinsdag over deze kwestie, op verzoek van PVV-leider Geert Wilders. In een poging om achter namen van Nederlanders te komen, heeft het demissionaire kabinet „afgelopen weekend contact” gehad met de Tsjechische autoriteiten. Die hebben vooralsnog geen namen van „Nederlandse personen of Nederlandse organisaties” gedeeld, zo schrijven demissionair ministers Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken, CDA) en Kajsa Ollongren (Defensie, D66) in een brief die maandagavond naar de Tweede Kamer is verstuurd. Zolang er geen namen en concrete verdenkingen bekend worden gemaakt, belooft het een lastig debat te worden.
Staatsrechtgeleerden spreken van mogelijke ambtsmisdrijven. Volt-leider Laurens Dassen heeft vorige week aangekondigd alvast een parlementaire klachtprocedure voor te bereiden. Dit betekent dat de Tweede Kamer zelf onderzoek zou moeten doen naar de aantijgingen, en vervolgens de Hoge Raad vraagt om eventuele verdachten te vervolgen.
Dit zou een unicum zijn: via deze procedure is nooit eerder een bewindspersoon of Kamerlid vervolgd.
Russische operatie
Vorige week maakte de Tsjechische inlichtingendienst een Russische beïnvloedingsoperatie bekend. Politici uit verschillende Europese landen zouden contant geld hebben ontvangen, om in aanloop naar de Europese verkiezingen Russische propaganda over Oekraïne in het Europees Parlement te spuien. Dit zou ook in nationale parlementen zijn gebeurd. De betalingen zouden via de Tsjechische websiteVoice of Europe zijn gedaan.
Onder deze politici zouden Nederlanders zijn, van wie de namen niet door Tsjechië zijn gedeeld met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
Lees ook Omstreden pro-Russische website Voice of Europe was ook podium voor FVD-prominenten
Volt-leider Dassen sprak eerder van „heel serieuze aantijgingen”, en vroeg „openheid van zaken”. Nu het kabinet geen namen bekend heeft kunnen maken, wil hij dat de Tweede Kamer bespreekt „wat de mogelijkheden zijn om wel aan inlichtingen te komen”.
NSC-leider Pieter Omtzigt vroeg zondag in tv-programma Buitenhof om het „declassificeren” van geheime informatie omtrent de beïnvloedingsoperatie. „De regering weet iets en moet dat kenbaar maken, zodat het [Nederlandse] parlement en het Europees parlement weten hoe te handelen”, aldus Omtzigt.
Zelfs als de Tsjechische autoriteiten namen van Nederlanders met de inlichtingendiensten delen, is de kans klein dat het kabinet deze dan prijsgeeft, denken hoogleraren staatsrecht Hansko Broeksteeg van de Radboud Universiteit en Wim Voermans van de Universiteit Leiden. Beide hoogleraren vermoeden dat het kabinet dan zal zeggen dat het om staatsgeheime informatie gaat. „De Kamer kan dan nog een keer om informatie vragen, maar blijft met lege handen achter als de regering bij het standpunt blijft dat bekendmaking niet in het belang van de staat is”, zegt Broeksteeg.
Lees ook Tsjechische geheime dienst: Europese politici, onder wie Nederlandse, omgekocht met Russisch geld
Commissie-stiekem
Informatie die inlichtingendiensten hebben, wordt volgens Voermans „nooit rechtstreeks prijsgegeven”. Het idee daarachter is dat de AIVD zich „anders te veel in de kaart laat kijken”. Wel kan de Kamer geïnformeerd worden via de zogeheten commissie-stiekem waarin fractievoorzitters vertrouwelijk worden bijgepraat over onderzoek van de inlichtingendiensten. Maar met wat ze dáár horen, mogen Kamerleden niets doen. „Dat zou een misdrijf zijn”, aldus Voermans.
Sinds de bekendmaking van de Russische beïnvloedingsoperatie gaan geruchten over politici van Forum voor Democratie (FVD). Europarlementariër Marcel de Graaff verkondigde eerder dit jaar in het Europarlement een Russische samenzweringstheorie over Oekraïense deelname aan westerse „pedonetwerken”. Partijleider Thierry Baudet toont zich al langer bewonderaar van de Russische president Vladimir Poetin, en heeft zich regelmatig door Voice of Europe laten interviewen.
Verder is FVD de afgelopen jaren meermaals onder vuur komen te liggen, vanwege de weigering van Kamerleden om neveninkomsten op te geven. Eind vorig jaar werd de gehele FVD-fractie bestraft met een week schorsing. Wel mochten Thierry Baudet, Freek Jansen en Gideon van Meijeren aanwezig zijn bij stemmingen.
Sinds de bekendmaking van de Russische beïnvloedingsoperatie gaan geruchten over politici van Forum voor Democratie
Catch-22
Uit de beperkte beschikbare informatie over de Russische operatie komt naar voren dat er mogelijk sprake is van het ambtsmisdrijf omkoping, waarop in Nederland voor ambtsdragers zoals Kamerleden een maximale gevangenisstraf van acht jaar staat. Het Openbaar Ministerie is niet bevoegd om strafrechtelijke vervolging te beginnen tegen parlementariërs die worden verdacht van een ambtsmisdrijf. Artikel 119 van de Grondwet regelt dat in zo’n geval alleen de regering of de Tweede Kamer een klachtprocedure bij de Hoge Raad kunnen starten.
Om deze te beginnen, moet idealiter „bekend zijn om wie het gaat”, zegt hoogleraar Broeksteeg. Zijn collega Voermans spreekt van een „catch-22: de regering die de informatie heeft, kan ze niet delen, en de Tweede Kamer kan iets doen, maar heeft de informatie niet.”
Als de Tsjechische autoriteiten later wel namen van Nederlandse personen en organisaties delen, schrijven De Jonge en Ollongren, dan kan de AIVD het OM op de hoogte brengen. Maar als er namen van Nederlandse politici bekend worden, rest de dienst slechts twee opties: een partijvoorzitter op de hoogte brengen of een „waarschuwingsgesprek” voeren met desbetreffende personen. In het uiterste geval kan de inlichtingendienst besluiten om informatie toch in de openbaarheid te brengen, bijvoorbeeld voor „bewustwording in de samenleving” of als afschrikmiddel „jegens landen die zich schuldig maken” aan omkoping en ondermijning.
Parlementaire vervolging zou hoe dan ook een „draconische maatregel” zijn, volgens Voermans. Binnen de klachtprocedure hebben verdachte politici namelijk „veel minder rechten dan in het gewone strafrecht”. Politie en het OM mogen in een gewone strafprocedure alleen handelen „als er een concrete verdenking is”. Bij de parlementaire procedure volstaat „een vermoeden”. Als een partij bijvoorbeeld neveninkomsten niet opgeeft zou dat volgens Voermans kunnen gelden „als een vermoeden dat zo’n partij onoorbare financiële banden met Rusland heeft”.
Parlementaire aanklacht
Als tenminste vijf Kamerleden denken dat er een delict is gepleegd, mag een parlementaire aanklacht worden ingediend. De „enige bescherming” die een verdachte dan heeft, is dat een Kamermeerderheid vervolgens moet beslissen of een onderzoekscommissie ingesteld wordt, aldus Voermans.
Zo’n commissie heeft volgens de hoogleraar „heel veel bevoegdheden”, vergelijkbaar met een parlementaire enquêtecommissie: de commissie kan bijvoorbeeld huiszoekingen laten doen en bankgegevens opvragen. Een verdachte kan zich alleen verdedigen in een verhoor. „Tegenbewijs leveren mag niet”, aldus Voermans. Hij verwacht dan ook dat de Tweede Kamer alleen al daarom „niet lichtvaardig” in de parlementaire klachtprocedure zal stappen.
In 1880 werd deze bijzondere klachtprocedure voor het laatst aangewend om een medeverdachte van een gevluchte senator te vervolgen voor valsheid in geschrifte. Meer recent probeerde Geert Wilders in 2009 een klachtprocedure te starten tegen toenmalig minister Eberhard van der Laan (Wonen, PvdA), omdat hij geen inlichtingen wilde geven over „de kosten van allochtonen voor de samenleving”. Het verzoek werd destijds in stemming gebracht en kansloos verworpen.
De duizenden gezinnen die door een overheidsfout in armoede leven, moeten nog afwachten of zij volledig, met terugwerkende kracht gecompenseerd worden. Het demissionaire kabinet heeft hier nog geen voorbereidingen voor getroffen en laat een beslissing over aan de formerende partijen. Dat bevestigt een woordvoerder van minister Carola Schouten (Armoedebeleid, ChristenUnie).
Naar schatting 6.400 gezinnen krijgen door deze fout minder toeslagen dan waar zij recht op hebben. Zij leven vaak al jaren onder het bestaansminimum doordat de regels rond uitkeringen, toeslagen en belastingen elkaar onbedoeld in de weg zitten.
De meeste gezinnen lopen honderden euro’s per jaar mis, sommige meer dan 1.000 euro. Het ministerie van Sociale Zaken kent dit probleem al sinds 2016, maar maakte pas vorig jaar bekend een oplossing te zoeken, na een artikel in NRC en Kamervragen.
Lees ook Al jaren in armoede, door een fout van de overheid
Gedupeerden hebben recht op compensatie met terugwerkende kracht, volgens de hoogste rechter in uitkeringszaken, de Centrale Raad van Beroep. Maar het kabinet heeft tot nu toe alleen oplossingen bedacht voor het geld dat gedupeerden nú jaarlijks tekort komen.
Gemeenten worstelen
Een definitieve oplossing laat lang op zich wachten: de Belastingdienst zegt op zijn vroegst vanaf 2028 automatisch het juiste toeslagenbedrag te kunnen uitkeren aan deze groep. Tot die tijd moeten gemeenten deze mensen opsporen en, ieder jaar opnieuw, hun inkomensgat repareren.
De Tweede Kamer riep gemeenten vorig jaar juli op om snel en „proactief” op zoek te gaan naar gedupeerden. Maar negen maanden later worstelen gemeenten hier nog steeds mee, blijkt uit een rondgang. Ze vinden het uitvoeren van de compensatie complex en tijdrovend. In elf van de veertien gemeenten die vragen van NRC hierover beantwoordden, is de compensatie nog niet begonnen.
De gemeente Elburg zegt nog bezig te zijn met „interne voorbereidingen”. Net als het Brabantse Meierijstad. Het betreft „een complex vraagstuk”, laat een woordvoerder van die gemeente weten, „waar vergaande kennis over het toeslagenstelsel voor nodig is”.
Sommige gemeenten, zoals Gouda en Middelburg, verwachten van gedupeerde inwoners dat zij zichzelf melden. Dat zal waarschijnlijk nauwelijks gebeuren. Volgens hulpverleners hebben de meeste mensen geen idee dat zij recht hebben op méér toeslagen dan de Belastingdienst zegt.
Extra tijd nodig
Het was de bedoeling dat gemeenten begin dit jaar lijsten zouden krijgen waar gedupeerden op staan. Maar de Belastingdienst en UWV, die deze lijsten opstellen, hebben daar extra tijd voor nodig, kregen gemeenten vrijdag te horen. Nu worden de lijsten in juni verwacht.
De Amsterdamse wethouder Rutger Groot Wassink (Sociale Zaken, GroenLinks) uitte al in november zijn ongeduld over het uitblijven van de lijsten. „We moeten dit gewoon regelen met zijn allen”, zei hij in NRC.
Berekenen van het compensatiebedrag is zeer tijdrovend
Ook gemeenten die hun gedupeerde inwoners al wel compenseren, stuiten op de complexiteit van het vraagstuk. Zo is het berekenen van het compensatiebedrag zeer tijdrovend. Het vereist specialistische kennis van uitkeringen, belastingen en toeslagen die niet iedere gemeente in huis heeft.
Volgend jaar zou dat makkelijker moeten worden. Minister Schouten publiceerde deze maand een concept-wetsvoorstel dat gemeenten de mogelijkheid geeft om alle gedupeerden hetzelfde compensatiebedrag te geven, ongeacht hun werkelijke schade.
Dit landelijk vastgestelde bedrag zal ruimhartig zijn, volgens de wetstoelichting. Zodat het voor „bijna alle” gedupeerden het volledige inkomensverlies goedmaakt, of meer dan goedmaakt. Uit die formulering valt op te maken dat het in ieder geval om meer dan 1.000 euro per jaar gaat. Voor de kleine groep gedupeerden met een groter verlies, kan alsnog een persoonlijke berekening worden gemaakt.
De gedupeerden van deze overheidsfout zijn stellen van wie één partner eigen inkomen heeft: zogeheten eenverdieners. Vaak is dat inkomen een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV. Sommige stellen krijgen daarbovenop een uitkering van hun gemeente die hen aanvult tot bijstandsniveau.
De uitkeringsbedragen die de gedupeerden netto op hun rekening krijgen, zijn juist. Maar door zeer specifieke belastingregels voor eenverdieners wordt hun bruto-inkomen veel te hoog. Daardoor moeten zij toeslagen terugbetalen waar zij recht op hebben.
Als op dinsdagmiddag 14.00 uur de bel bijna treiterend lang rinkelt, stroomt de plenaire zaal vol met Tweede Kamerleden. De parlementaire week begint, zoals altijd, met het mondelinge Vragenuur. Hét moment om vooraan te staan. Zeker als het over jóúw onderwerp gaat. En al helemaal als dat het gesprek van de dag is. Deze week staat een brandende kwestie op de agenda: de pro-Palestijnse activisten die twee dagen eerder een concert van Lenny Kuhr hadden verstoord.
Je zou zeggen: een ideaal moment voor de PVV om zich te laten zien. De verontwaardiging is groot, de PVV is uitgesproken pro-Israël, en de staatssecretaris, Fleur Gräper (Cultuur, D66), maakt een weifelende indruk op vragen van BBB. Ze heeft het over „allerlei emoties in de samenleving”, „in gesprek gaan met de sector”, en wijst naar collega’s die er niet zijn.
Het ene na het andere Kamerlid staat woedend achter de interruptiemicrofoon. Wie er het eerst staat, krijgt als eerste het woord. Mirjam Bikker (ChristenUnie) hekelt de stilte in de culturele sector. Caroline van der Plas (BBB) zegt: „Dit is gewoon pure, pure Jodenhaat.” Nicolien van Vroonhoven (NSC) hoort „bitter, bitter, bitter weinig” over de veiligheid van artiesten.
PVV’er Martine van der Velde, Kamerlid sinds november, schrijft háár vraag aan de staatssecretaris op een notitieblok. Ze wordt bijgestaan door vice-fractievoorzitter Fleur Agema, die naast haar zit. Ze krijgt als negende het woord. Wat onzeker leest ze op van papier. Ze vraagt of het incident niet duidt op een groter maatschappelijk probleem dan alleen een probleem in de culturele sector. Gräper geeft haar grotendeels gelijk. Van der Velde wil nog een vraag stellen, maar Agema steekt twee vingers de lucht in, en gebaart dat ze moet gaan zitten. Elke fractie krijgt twee vragen, en Raymond de Roon wil ook nog een vraag stellen, over Gaza.
Bijna vier maanden geleden stapten 37 Kamerleden van de radicaal-rechtse PVV van Geert Wilders het Kamergebouw binnen. De meesten waren totaal onervaren en zeilden op de golven van Wilders’ succes Den Haag binnen. NRC observeerde hen gedurende een week.
Wilders’ politieke eenmansproject, in 2004 begonnen op een zolderkamertje in het oude Tweede Kamergebouw, heeft een hoogtepunt bereikt. De PVV, de partij die wil afrekenen met „de elites” en „de multiculturele samenleving”, en die „Nederland wil teruggeven aan de Nederlanders”, is in het centrum van de macht beland en neemt het voortouw in de formatie van een nieuw kabinet, met VVD, NSC en BBB. PVV’er Martin Bosma werd gekozen tot Kamervoorzitter. Als Wilders ooit dicht bij zijn doelen is geweest, dan is het nu.
Stilte
De macht van de PVV, vindt de PVV zelf, zit hem vooral in het getal. „Wat wel duidelijk is, is dat links met vijftig zetels niks bereikt zonder onze steun”, zegt Fleur Agema. Ze wijst op een serie moties en amendementen van de SP over de gaswinning in Groningen, eerder deze maand aangenomen dankzij steun van de PVV. En het is waar: met 37 stemmen legt de partij een enorm gewicht in de schaal.
Maar opvallend vaak wordt dat gewicht deze week niet gebruikt, ondanks het radicale verkiezingsprogramma waarvoor de kiezer de partij beloonde. Die stilte is bijvoorbeeld te zien in de zogeheten regeling van werkzaamheden op dinsdag, waar de Kamer de agenda voor de komende dagen bepaalt. Op de agenda staat een heikele kwestie: de Europese Natuurherstelwet. Onlangs wist een rechtse meerderheid, waaronder de PVV, ervoor te zorgen dat Nederland de steun voor die wet intrekt. Ook Hongarije trok de steun in; de wet is nu wankel.
Alleen: de Kamer had nog nooit behoorlijk gedebatteerd over de wet en moet dat deze week alsnog doen. Dat debat proberen CDA en de VVD in de regeling voorlopig van de agenda te krijgen. Een tactisch handigheidje: niemand wil een discussie heropenen als de overwinning al binnen is.
Om dat te kunnen bereiken, hebben de partijen een Kamermeerderheid nodig. Rechtse partijen zijn grotendeels voor, linkse tegen. De blikken gaan steeds meer naar de bankjes van de PVV, waar enkele Kamerleden onverstoorbaar luisteren. Maar niemand zegt iets, ook Jeanet Nijhof niet, de Landbouwwoordvoerder. Zonder steun van de PVV is er geen meerderheid, en moet de Kamer alsnog urenlang debatteren over de wet, tot donderdagavond 21.00 uur. Waarom laat de PVV dat gebeuren? „De reden is niet relevant”, zegt Jeanet Nijhof tegen Trouw. „Je hoeft geen voor of tegen aan te geven, je mag het ook aan de rest overlaten.”
Als Wilders ooit dicht bij zijn doelen is geweest, dan is het nu
Vaak gaat het in de Tweede Kamer over de afwezigheid van PVV’ers bij debatten. Deze woensdag ook. De Kamer debatteert over een wetsvoorstel van FVD om een raadgevend referendum te houden over uittreding uit de Europese Unie. De PVV heeft dit in het verkiezingsprogramma staan, dus zou hier hartstochtelijk voor moeten zijn. Maar bij het debat was geen PVV’er te zien, behalve de Kamervoorzitter. Jesse Klaver (GroenLinks-PvdA) begint het debat met het verzoek aan Bosma om te wachten tot de PVV er is. „Wel zo collegiaal.” Maar Bosma heeft daar geen zin in. „Die gaan over hun eigen aanwezigheid.”
Het hele debat, dat volledig uit de hand loopt en eindigt in een bedreiging door Thierry Baudet aan het adres van Klaver, laat de PVV zich niet zien. Klaver zegt in het debat: „Er zijn met de PVV 37 zetels, ik schrik er soms nog steeds van als ik het hardop zeg, die FVD voor dit voorstel zou hebben.” En straks, zegt Klaver, leidt de partij die een Nexit wil een nieuw kabinet, en die dat mág nastreven van de andere drie formerende partijen.
Cijfers van de Tweede Kamer laten zien dat de PVV iets vaker afwezig is dan andere grote partijen. Maar wat andere fracties opvalt, is dat de PVV het vooral laat afweten als het spannend of politiek gevoelig wordt. Zo was de PVV eerder deze maand niet bij een debat over twee jaar oorlog in Oekraïne, wegens ziekte van woordvoerder Raymond de Roon. Er werd geen vervanger gestuurd. Ook Joeri Pool niet, de Defensiewoordvoerder die tegen militaire steun aan Oekraïne is. Wilders vond de afwezigheid van de PVV geen probleem, zei hij in de Kamer: „Wij hebben later in ons stemgedrag laten zien wat we ervan vinden.”
Volt-fractievoorzitter Laurens Dassen noemt de „tactische afwezigheid” van de PVV bij grote debatten zorgwekkend. „We voeren debatten zonder dat de grootste partij erbij is, en moeten op dinsdag, bij de stemmingen, maar afwachten hoeveel handen er omhoog gaan. Democratie is ook transparant zijn, en dat zijn ze niet.”
Gesloten bolwerk
Zijn collega Mirjam Bikker (ChristenUnie) zegt: „Parlementariër zijn is niet alleen een standpunt vertolken, maar ook je eigen ideeën in het debat scherpen, praten over wat de beste keuzes zijn, en zo als samenleving verder komen. Daar doen ze nog niet aan mee. En ik mis dat wel. Het is nu moeilijk ze te bereiken, te horen wat ze willen. Zeker de nieuwe Kamerleden zijn heel terughoudend. En de formatie maakt alles extra moeilijk. Daardoor durven Kamerleden waarschijnlijk minder initiatief te nemen.”
Dassen noemt de PVV „een gesloten bolwerk”. „Een telefoonnummer krijgen is bijna onmogelijk. Achter de schermen is contact heel lastig. Ze willen nergens hun vingers aan branden.” Het gevolg is een PVV-vormig gat in het parlement. De fractie dient opvallend weinig moties in. Alleen hoogst zelden laat de PVV zich verleiden een motie van een andere fractie mede te ondertekenen. Er zijn even geen moties van wantrouwen meer, en alleen als Wilders zelf het woord voert, gaat hij nog ouderwets verbaal los.
Paradoxaal genoeg werd Wilders’ beweging groot omdat hij de parlementaire mores zo goed kende en die maximaal inzette om ophef te creëren. Zo diende hij in 2007 een motie van wantrouwen in tegen twee staatssecretarissen van islamitische afkomst, nog voordat ze iets gezegd hadden. Juist in zijn kennis van de parlementaire werkwijze lag altijd zijn kracht.
Niemand buiten Wilders
Als hij in de plenaire zaal zit, wat deze formatieperiode zelden gebeurt, verandert er meteen iets. Kamerleden van andere fracties komen naar zijn stoel. Ze maken grappen, stellen vragen. Wilders stelt in de Kamer voor zo snel mogelijk te debatteren over het nieuws dat Rusland Europese partijen, ook in Nederland, zou hebben betaald. Hij krijgt brede steun.
Maar buiten Wilders is er niemand bij de PVV die die rol ook speelt. De passiviteit van de PVV is goed te zien op woensdagochtend, in een debatje over leraren. Er ontstaat al snel een ware koehandel met moties. D66 wil een motie van NSC mee ondertekenen. GroenLinks-PvdA wil onder een motie van D66. Zo gaat het achttien moties lang. PVV’er Patrick van der Hoeff kijkt toe, dient niet één motie in, vraagt nooit een motie mede te ondertekenen, en voert niet het woord.
Niet alleen Kamerleden hebben moeite PVV-collega’s te spreken, ook journalisten. Verzoeken voor langere gesprekken voor dit verhaal worden afgewezen. Sommige Kamerleden zijn bereid kort te praten of te appen, of alleen op achtergrondbasis. Ze weten dat Wilders wil dat ze afstand bewaren tot journalisten. In de fractie bestaat een strakke hiërarchie. Wilders is de baas. Daarna volgt het groepje Kamerleden van de lichting-2006, toen de PVV negen zetels haalde, en een paar jongere vertrouwelingen. Jonge Kamerleden worden begeleid door oudere.
In de gesprekken wordt duidelijk dat Wilders van zijn onervaren fractie (23 nieuwe gezichten sinds november) terughoudendheid vraagt, zeker op beladen thema’s. Een gebrek aan terughoudendheid kan de formatie verstoren en leiden tot interne onrust. Hij wil zichzelf niet in verlegenheid brengen bij de andere formerende partijen en al helemaal geen ruzie in de fractie. Daarom staat de PVV, zoals fractieleden het omschrijven, op de rem.
Bunkermentaliteit
Wat dat betekent, blijkt in een debat over de crisis in de jeugdzorg, op donderdagochtend. Faith Bruyning van formatiepartner NSC stelt met Lisa Westerveld van GroenLinks-PvdA voor om een beknopte parlementaire enquête te houden. Ze willen onderzoeken waarom de jeugdzorg al zo lang faalt. En ze rekenen de PVV alvast in hun kamp. Fleur Agema was altijd heel kritisch over de misstanden in de jeugdzorg. Maar de PVV heeft er geen zin in. Kamerlid Patrick Crijns noemt het plan „een auto die meteen naar de vierde versnelling gaat”. Bruyning en Westerveld kijken elkaar verbijsterd aan, maar de enquête gaat nu waarschijnlijk niet door. Er is geen meerderheid voor.
Er is een enorm gebrek aan organisatie, een groot amateurismeKoen Vossenschrijver boek Rondom Wilders
Op andere momenten maken partijen juist gebruik van de stilte bij de PVV. Laurens Dassen zegt: „Toen de VVD nog de grootste partij was, had je hen altijd nodig, anders kreeg je niks voor elkaar. De VVD was voor iedereen het schakelpunt, daar moest je langs. Nu weet je meestal meteen al dat je de PVV niet meekrijgt. Anderen weten dat ook, en zo ontstaat er meer samenwerking tussen fracties om toch meerderheden te krijgen.”
Onervarenheid is het eerste probleem. De formatie het tweede. Maar ook de slechte organisatie van de PVV breekt de partij meer en meer op, zegt de Nijmeegse politicoloog Koen Vossen, die het boek Rondom Wilders schreef. „De PVV was intern totaal gestagneerd, toen de partij in november een enorme groei doormaakte. Er is een enorm gebrek aan organisatie, een groot amateurisme.”
De PVV werd gekozen met een radicaal-rechts verkiezingsprogramma, waarin staat dat de partij de grenzen wil sluiten vanwege „de voortdurende asieltsunami”, moskeeën en islamitische scholen moeten dicht, de Koran moet verboden worden. Sommige van die onderwerpen deed de PVV tijdelijk ‘in de ijskast’, zoals Wilders het zelf noemt. Maar haast om de andere onderwerpen te agenderen, heeft de PVV niet.
Dat de PVV zich weinig laat zien in debatten en weinig moties indient, is volgen Vossen „puur wantrouwen”. „Er heerst een bunkermentaliteit. Wilders vertrouwt de buitenwereld niet, maar zijn eigen mensen ook niet. Hij laat ze zo min mogelijk naar buiten treden, zeker de nieuwe fractieleden. Je ziet ze zelfs niet of nauwelijks bij Ongehoord Nederland. Een PVV’er zei gekscherend tegen me: op partijbijeenkomsten blaast Wilders zelf de ballonnen nog op.”
Dat de PVV een eenmanspartij is met maar één lid, Geert Wilders, is algemeen bekend. Maar, zegt Vossen: „Over de consequenties daarvan gaat het te weinig. We kijken naar een groot politiek experiment, dat ook voor Europese begrippen bijna uniek is. Wat betekent het dat in het centrum van de macht een partij zit die disfunctioneel is en tegelijk maar door één iemand wordt geleid?”
Nederlanders betalen twee tot drie keer zo veel voor hun warmte uit warmtenetten als in andere landen waar ook warmtenetten worden gebruikt. Dat heeft onderzoeksinstituut TNO vrijdag bekendgemaakt. Zo zijn de Nederlandse warmtetarieven tussen 2019 en 2023 met 62 procent gestegen. Die stijging is veel groter dan in andere landen. Na Nederland kent Finland de grootste toename, met 28 procent.
De overstap naar warmtenetten is een belangrijk onderdeel van het verduurzamen van woningen in de plannen van demissionair kabinet Rutte IV. In 2030 zouden al een half miljoen huizen moeten zijn aangesloten op een warmtenet. Via zulke netten worden huizen verwarmd met bijvoorbeeld restwarmte uit industrie of biomassa, en is geen cv-ketel meer nodig.
Het verschil in de hoogte van warmtetarieven met Zweden, Finland of Duitsland was altijd al groot, concludeerde TNO al in 2021, maar Nederland is de laatste jaren flink meer uit de pas gaan lopen op internationaal terrein. Zo betalen Nederlanders gemiddeld 66 euro per gigajoule (dat staat gelijk aan 31,6 m3 gas, een gemiddeld huishouden verbruikt 1.500 m3 gas per jaar), tegenover 23 euro per gj in Zweden en 38 euro per gj in Duitsland.
Wat opvalt aan het TNO-onderzoek, is dat Nederland in 2023 een prijsplafond voor energie kende, maar de meeste andere landen waarmee TNO de tarieven heeft vergeleken niet. Zonder dat prijsplafond hadden de Nederlandse tarieven tegen de 100 euro per gj aangezeten. Dat verschil is nu door het Rijk aan de energiebedrijven betaald.
In Nederland is wettelijk bepaald dat een contract voor een warmtenet niet duurder mag uitpakken dan een gascontract. Omdat gas lang goedkoop was, leek dat te garanderen dat gebruikers van een warmtenet niet te veel zouden betalen.
Omdat er maar enkele aanbieders van warmtenetten zijn (en de consument dus niet kan overstappen naar een concurrent), reguleert de Autoriteit Markt & Consument (ACM) de prijzen die leveranciers mogen vragen met een maximumtarief. Toen na de energiecrisis van 2022 de gasprijzen weer omhooggingen, is maximumtarief voor warmtenetten afgelopen jaar ook flink verhoogd, wat nu tot hoge prijzen leidt voor mensen met een warmtenet.
TNO zegt dat de verschillen met andere landen „lastig te verklaren” zijn. Omdat de ACM weinig inzicht heeft in de precieze kosten die warmteleveranciers hebben (er is geen verplichting om die informatie aan de ACM te leveren), is het volgens TNO „niet mogelijk om te zeggen wat de onderbouwing of achtergrond van de stijging in tarieven is.”
Goedkopere stadswarmte
Deze week debatteerde de Tweede Kamer over de warmtetarieven. Een meerderheid van de Kamer wil al lange tijd af van de regel dat warmtetarieven gekoppeld worden aan gasprijzen, omdat gebruikers dan de daadwerkelijke prijs van goedkope warmte zouden betalen. In plaats daarvan wil de Kamer dat de nieuwe tarieven voor warmte gebaseerd worden op de werkelijke kosten die een energieleverancier voor een bepaald warmtenet heeft.
De ACM waarschuwde deze week wel dat dit niet in alle gevallen tot lagere tarieven zou leiden. Om die reden riep de autoriteit het kabinet op „extra maatregelen” te nemen om „warmtegebruikers tegen zeer hoge tarieven te beschermen”.
Een nieuwe warmtewet, die al jaren op zich laat wachten, moet gaan regelen dat de warmteprijs niet meer aan gas gekoppeld is. Deze Wet collectieve warmte ligt momenteel bij de Raad van State, het onafhankelijke adviesorgaan dat wetgeving controleert, en wordt de komende maanden in de Kamer besproken. Maar het is niet de verwachting dat die wet snel tot lagere tarieven zal leiden. Energieleveranciers moeten hun boekhouding aanpassen, zodat de ACM kan bepalen of hun tarieven redelijk zijn, en dat duurt naar schatting twee jaar. „Invoering op 1 januari 2025 is daarom niet haalbaar”, aldus de ACM deze week.
Lees ook Jetten grijpt in om kosten warmtenetten te drukken
Omdat warmtenetten duur uitpakken, kondigde demissionair minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) vorige week een spoedmaatregel aan die de tarieven voor warmte per 1 januari volgend jaar met enkele tientjes op jaarbasis moet verlagen. In reactie op die maatregel trok energieleverancier Vattenfall zich maandag terug uit de Amsterdamse samenwerking voor warmtenetten. Zij zien door de maatregel van Jetten „te veel onzekerheid in hun businesscase” en zeggen de investering in het warmtenet met lagere prijzen niet terug te kunnen verdienen.
„We hebben met spoed goedkopere tarieven nodig, maar we kunnen niet veroorloven dat de transitie stilvalt”, vertolkte Kamerlid Suzanne Kröger (GroenLinks-PvdA) het dilemma dat zich in het Kamerdebat aftekende. Volgens de Kamer ligt de werkelijke oplossing voor lagere tarieven bij de invoering van de nieuwe warmtewet, die nog op zich laat wachten. De tussentijd is, zo typeerde VVD-kamerlid Silvio Erkens Jettens plan, „pleisters plakken”.
Toen Merel van Rooy, ambtenaar bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat in april 2023 met zwangerschapsverlof ging, kreeg ze van collega’s een boek over de Toeslagenaffaire, waarin werd gehint naar misstanden in het verkeersboetebeleid. Haar buurman bleek als ambtenaar betrokken bij de invoering van een verkeersboetewet in de jaren negentig, die heel anders uitpakte dan bedoeld. Tijdens haar verlof en in vakanties dook ze de politieke en rechterlijke stukken in en viel ze „van de ene verbazing in de andere”.
Wat begon als een regeling om lichte overtredingen eenvoudig te beboeten, bleek mensen diep in de schulden te duwen. Politiek econoom Van Rooy besloot te reconstrueren hoe het verkeersboetebeleid zo uit de hand kon lopen. Haar boek De Boetefabriek presenteerde ze dinsdag aan SP-Kamerlid Michiel van Nispen, die als voorzitter van de enquêtecommissie Fraudebeleid en dienstverlening de afgelopen jaren intensief onderzoek deed naar het extreme fraudebeleid dat de Toeslagenaffaire tot gevolg had. Het verkeersboetebeleid is volgens Van Rooy vergelijkbaar.
In 1992 werd de ‘wet Mulder’ ingevoerd, bedoeld om lichte overtredingen, zoals een paar kilometer te hard rijden, efficiënt te beboeten. Als er in een keer werd betaald, ging dat goed. Waar het mis ging, was als de boete niet op tijd – of helemaal niet – werd betaald. Door hoge aanmaningskosten liepen de bedragen snel op, waardoor betalen nog moeilijker werd en mensen in de problemen kwamen. Van Rooy rekent in het boek voor hoe een boete voor telefoongebruik achter het stuur van 380 euro, met aanmaningen en deurwaarderskosten, kan oplopen tot bijna 2.000 euro. Als niet kon worden betaald ging de rechtbank in uiterste geval over tot gijzeling. De overtreder kwam dan een week per boete vast te zitten, zonder dat de boete verviel.
Financiële prikkels
Vanaf het begin ging het fout, zegt Van Rooy. „De eerste twintig jaar van de wet werden de financiële prikkels voor de overheid heel sterk, gingen de boetes telkens omhoog en werd de rechterlijke toets uit het systeem gehaald om de ‘keten te ontlasten’, een term die aangeeft hoe blind men was voor het menselijk leed daarachter. Sinds 2002 werden rechtbanken ook gefinancierd op basis van ‘output’, waarbij ze zelf belang kregen bij het zo snel mogelijk afdoen van veel zaken.” De gijzelingszaken waren volgens Van Rooy een makkelijke manier om dat te bereiken. Om boetes aan te vechten bij de rechter, moest het boetebedrag als zogeheten zekerheidsstelling worden betaald. Juist de mensen die de boetes niet konden betalen, werd hiermee de toegang tot de rechter ontzegd.
Lees ook Verkeerd parkeren zwaarder beboet dan mishandeling: hoe het boetestelsel uit balans raakte
Bij invoering van de wet Mulder was al gewaarschuwd voor het risico van massale gijzeling. Toch kwam de wet er, zonder een mogelijkheid om in termijnen te betalen en met een boetebedrag dat volgens deskundigen veel te hoog lag, stelt Van Rooy. Die boetes zouden door daaropvolgende regeringen steeds verder worden verhoogd.
Compleet mis ging het, volgens Van Rooy, toen in 2008 ook boetes voor onverzekerde voertuigen naar de verkeersboetewet werden overgeheveld. Van Rooy: „Het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau), verantwoordelijk voor het innen van verkeersboetes, waarschuwde dat het aantal gijzelingen zou stijgen van 600 naar 18.000 per jaar. Het verzekeringsregister was namelijk achterhaald. Toch werd er doorgezet. In mijn onderzoek zag ik vaker hoe moeilijk het is om de macht, een ministerie, bij te sturen. Tegenmachten als rechters, uitvoerders en de Nationale Ombudsman, werden eenvoudig genegeerd.”
Tussen 2011 en 2014, de jaren waarover Van Rooy data wist op te vragen, zijn er voor bijna 37.000 boetes daadwerkelijk mensen naar de gevangenis gegaan. Exacte data heeft ook het ministerie van Justitie niet. „Dat kunnen meerdere boetes per persoon zijn, dus om hoeveel mensen het gaat, weten we niet. Maar dit gaat slechts over vier van de 25 jaar dat de gijzelingen plaatsvonden, dus het moeten tienduizenden mensen zijn.”
Lees ook Hoe meer je verdient, hoe hoger de verkeersboete: ‘Dagboete verkleint ongelijkheid en is proportioneel’
Baan kwijt
Bij de presentatie van haar boek sprak Van Rooy een man die vanwege een aantal verzekeringsboetes, die hij niet kon betalen, in 2017 gegijzeld werd, vervolgens zijn baan kwijtraakte en dakloos werd. „Hij werkte eerder bij de politie en in de beveiliging. Nu staat hij, zeven jaar na zijn gijzeling, aan het begin van zijn schuldsanering. Om zo iets pietluttigs als een verzekeringsboete.”
De financiële prikkel werd volgens Van Rooy door de jaren heen allesoverheersend. „Terwijl het, naast de emotionele en mentale schade, uiteindelijk ook financieel wanbeleid is gebleken.” Volgens de laatste cijfers zijn er ruim 123 duizend huishoudens met problematische schulden met een openstaande ‘Mulderboete’. „ Als die mensen in de schuldhulpverlening komen, draait de gemeente op voor een schuld, die is ontstaan omdat de rijksoverheid zich wilde verrijken aan aanmaningen.”
Vanaf 2009 wist het ministerie van Justitie volgens Van Rooy wat er aan de hand was. Op een gegeven moment, stelt ze, konden gevangenissen de aantallen gegijzelden niet meer aan. „De reactie van het kabinet bestond uit het wegbezuinigen van de sociale rechtsbijstand en gegijzelden op een sober regime zetten, waarbij ze 22 uur per dag op hun kamer zaten. Dat vind ik zo boosmakend.”
Doordat rechters uiteindelijk aan de bel trokken, vinden gijzelingen sinds 2018 niet meer plaats, al staat de mogelijkheid nog in de wet. „Er staan nog steeds 10.000 boetes per jaar ‘op gijzeling’ in het systeem van het CJIB, maar die worden niet uitgevoerd. En de hoge aanmaningen zijn niet veranderd.”
Dit jaar komt er voor het eerst sinds de invoering een evaluatie van de wet Mulder. „Ik hoop dat er dan goed gekeken wordt naar het waarborgen van de rechtsbescherming van mensen en niet alleen of het heffen van boetes efficiënter is geworden.”
De alarmbellen gingen al af. Het begrotingstekort zou vorig jaar uitkomen op 3 procent, luidde de voorspelling begin 2023. Tegen de zomer werd dat bijgesteld, naar 2,2 procent. Toen naar 1,5, nee, 1 procent.
Dankzij het Centraal Bureau voor de Statistiek kennen we nu het definitieve cijfer: 0,3 procent. Anders gezegd gaf het kabinet in het jaar 2023 uiteindelijk 3,5 miljard euro meer uit dan het ontving, vele malen gunstiger dan een min van circa 30 miljard – op een economie van 1.000 miljard euro. Zelfs in het najaar rekende het kabinet er nog op dat het tekort op 18 miljard euro zou uitkomen.
Dat zijn geen marginale verschillen. Wie een tekort van 3 procent noteert, heeft iets uit te leggen in Brussel: de Europese overheden hebben onderling afgesproken dat ze het tekort liever niet boven dat percentage willen laten uitkomen. Een hoog tekort doet daarnaast de staatsschuld oplopen. En kiezers houden van zuinige schatkistbewaarders die het begrotingstekort tot prioriteit maken.
Het zittende kabinet kan dus blij zijn. Waarschuwde de Raad van State in mei vorig jaar nog dat de regeringsploeg „dicht langs de vangrail stuurde” door ruim over zijn grenzen te begroten, nu oogt de eindafrekening die Rutte IV achterlaat als een zonnige route zonder ook maar een obstakel in zicht.
Voor Sigrid Kaag zal dat gevoel nog sterker zijn. De minister van Financiën van D66-huize kreeg de afgelopen jaren vaak de kritiek dat ze te veel geld uitgaf, zoals aan de klimaat- en stikstoffondsen en de grote steunpakketten die de energieprijzen moesten dempen.
Nu kan Kaag, in december uit het kabinet vertrokken om voor de VN in Israël en Palestina aan de slag te gaan, terugblikken op een regeertermijn waarin de staatsschuld terugliep tot onder de 50 procent van het bbp.
Is de vangrail echt uit beeld geraakt? Er zijn wel wat kanttekeningen bij het optimisme te plaatsen. Steven van Weyenberg, Kaags partijgenoot en opvolger op het ministerie van Financiën, kwam maandag direct na de CBS-cijfers met een toelichting.
Kabinetten eindigen al jaren met positievere cijfers dan verwacht
Het merendeel van de meevallers is eenmalig, schreef Van Weyenberg aan de Tweede Kamer. Het volgende kabinet kan zich dus nog niet rijk rekenen. Sommige meevallers nu zullen zelfs leiden tot tegenvallers in de toekomst.
Een voorbeeld: het kabinet heeft miljarden euro’s extra opgehaald doordat directeur-grootaandeelhouders veel meer dividend hebben uitgekeerd en daarover belasting hebben betaald. Dat deden ze omdat ze over zulke dividenduitkeringen vanaf dit jaar meer belasting gaan betalen. Dat leverde meer dan 4 miljard euro op, schrijft Van Weyenberg, maar vermoedelijk zal die belastingpost komend jaar juist minder opbrengen.
Onderuitputting
Het kabinet blijkt daarnaast opnieuw te kampen met onderuitputting: het lukt veel ministeries niet om geld dat op de begroting staat daadwerkelijk uit te geven, bijvoorbeeld omdat het lastig is personeel te vinden op de krappe arbeidsmarkt. Dat het vervolgens goed staat op de begroting is een magere troost.
Vast staat wel dat dit niet het eerste jaar is waarin het begrotingstekort zich slecht laat raden. Een vergelijking van de voorspelde en uiteindelijke begrotingstekorten laat zien dat achtereenvolgende kabinetten al jaren eindigen met veel positievere cijfers dan verwacht.
Dat is relevant nu de overheidsfinanciën een hoofdrol gaan spelen in de poging van PVV, VVD, NSC en BBB om een rechts kabinet te formeren. Deze week zijn de onderhandelingen formeel begonnen. Afspraken over het begrotingstekort gelden in zulke gesprekken als een logisch anker.
Zondag lagen VVD-leider Dilan Yesilgöz en PVV-voorman Geert Wilders nog overhoop over de vraag of er überhaupt bezuinigd moet worden. Yesilgöz bepleit dat, Wilders is erop tegen.
Voor NSC-leider Pieter Omtzigt waren inschattingen van tegenvallers in februari reden om uit een vorige formatiepoging weg te lopen.
Lees ook Yesilgöz en Wilders vliegen elkaar publiekelijk in de haren over bezuinigingen
Waar meet je aan af hoe goed het gaat met een politieke partij? Het aantal zetels? Het CDA had er sinds de oprichting in 1980 niet eerder zo weinig als na de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar: vijf.
Een oppositierol lijkt onafwendbaar voor de christen-democraten. Het aantal leden? Dat neemt al decennia af. De financiële buffers? CDA-leden werden deze zaterdag tijdens het partijcongres in Nijkerk alvast voorbereid op een contributieverhoging in 2025.
En toch overheerst in de partij niet de wanhoop. Je zou kunnen zeggen: dat hoofdstuk zijn de christen-democraten al voorbij. Het historische zetelverlies werd voorzien, al in de campagne voorspelden CDA’ers zélf een tegenvallend resultaat. Toen dat er daadwerkelijk kwam, leek iedereen er al aan gewend. Het leidde zaterdag tot de wonderlijke situatie dat de evaluatie van de verkiezing die het CDA bijna deed verdwijnen een relatief kort agendapunt was, weggestopt tussen de uitreiking van de ‘Vrouwen Awards’ en de speech van de nieuwe partijvoorzitter.
Ter vergelijking: bij de Kamerverkiezingen van 2021 verloor het CDA veel minder zetels, maar werd voor de evaluatie een aparte persconferentie georganiseerd. Toen werd nog vastgesteld dat het CDA „van zichzelf had verloren”. Nu is een van de conclusies dat het CDA „van zichzelf heeft gewonnen”. De rode draad van het zaterdag gepresenteerde rapport, dat werd opgesteld door een commissie onder leiding van de Utrechtse gedeputeerde Mirjam Sterk: het CDA moet doorgaan op de ingeslagen weg en partijleider Henri Bontenbal en zijn fractie „tijd, ruimte en vertrouwen” geven. Harde noten worden er amper in gekraakt.
Woestijn en oase
De gewenste tijd en ruimte zal het CDA in de oppositie moeten vinden, mochten de formatiegesprekken tussen PVV, VVD, NSC en BBB tot een kabinet leiden. Bontenbal heeft regeringsdeelname met de PVV uitgesloten. Bovendien klinkt breed binnen het CDA: we hebben tijd nodig om weer tot onszelf te komen.
Sybrand Buma, politiek leider tussen 2012 en 2019, omschreef opereren in de oppositie in zijn boek Tegen het cynisme als „geen tocht door de woestijn, maar een oase waar men kracht opdoet”. Voor het huidige CDA zal het een beetje van beide zijn. De CDA-fractie telde in de oppositiejaren onder Buma dertien Kamerleden, nu zijn het er vijf. Harder ploeteren dus. En andere keuzes maken.
Een paar dagen voor het partijcongres zegt Bontenbal in zijn werkkamer dat het CDA af moet van wat hij „een messiascomplex” noemt. Hij wil af van het machtsdenken, zegt hij, verwijzend naar een citaat dat lange tijd verbonden werd aan zijn partij: „We rule this country en dus moeten we ons overal mee bemoeien”. De realiteit is nu anders. „We hebben vijf zetels, dus in heel veel stemmingen maken we niet het verschil.”
Dat geringe aantal Kamerleden dwingt de fractie tot een andere manier van werken. Had Bontenbal voor de verkiezingen soms twee dagen om een debat voor te bereiden, nu is dat weleens een uur. En ook nog eens met minder personele ondersteuning. Met het zetelverlies kwam ook een grote financiële tegenvaller. Het aantal Kamerzetels bepaalt de hoogte van de subsidie van politieke partijen. Het gevolg: twee derde van de medewerkers moest vertrekken. Afgelopen week werd in de fractievergadering afscheid genomen van de laatsten. Voor het eerst laat het CDA zich in sommige debatten vertegenwoordigen door Kamerleden van andere partijen, ChristenUnie en SGP. Tot zover de woestijn, het einde daarvan is voor het CDA nog niet in zicht.
Lees ook Het CDA hoopt op een ommekeer met de komst van Henri Bontenba
Populair, ook buiten de partij
Maar de oase lonkt ook. Het CDA wil de tijd in de oppositie benutten om zich sterker te profileren. En met Bontenbal hebben de christen-democraten een politiek leider in huis die ook buiten zijn partij populariteit geniet. Dat hij niet hoeft te onderhandelen en het CDA bij een nieuw kabinet geen regeringsverantwoordelijkheid draagt, biedt mogelijkheden om de partij weer meer gezicht te geven.
Makkelijk zal dat niet zijn. Als de formatiegesprekken succesvol verlopen, staat er straks een kabinet op het bordes dat wordt gevormd door partijen die een afsplitsing van het CDA zijn en ideologisch voor een groot deel niet ver van de partij afstaan (NSC en BBB) of waarmee het CDA jarenlang kabinetten heeft gevormd (VVD).
De vingerafdrukken van het CDA staan op heel veel beleid. Bovendien is de kans groot dat er bewindspersonen op het bordes zullen staan die uit de CDA-vijver komen. In zijn werkkamer zegt Bontenbal al „signalen” op te vangen van partijgenoten die worden benaderd, vooral door NSC. CDA’ers die op het aanbod ingaan, zullen niet uit de partij gegooid worden. Dat past niet bij hem, zegt Bontenbal. „Ze zullen er niet namens het CDA staan. Ik zal ze wel vragen om de transfer naar die andere partij te maken. Dat is wel zo eerlijk.”
Het symboliseert de staat waarin het CDA zich verkeert. Bekend als bestuurderspartij, maar daar al een paar verkiezingen op rij niet meer voor beloond. Een hernieuwd verhaal met nieuwe gezichten zou dat moeten veranderen. In Nijkerk is dat op het hoofdpodium zichtbaar, met naast Bontenbal relatief jonge CDA’ers in de fractie en op de lijst voor de Europese verkiezingen. Maar in de zaal? Overwegend mannen op leeftijd, met brillen. Ze worden opgeroepen actief mee te helpen scouten om daar iets aan te veranderen.
Geen rocket science
De verkiezingen voor het Europees Parlement, in juni, worden door Bontenbal „tussenverkiezingen” genoemd. Ze komen te vroeg om het resultaat te zien van de omwenteling die hij op gang probeert te brengen.
CDA’ers werken toe naar 2026. In dat jaar zijn de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen. In de partij hebben ze zich voorgenomen om de komende twee jaar te benutten om zich te herpakken – onder de naam Route 2026. Onderdeel daarvan zijn gesprekken met leden, georganiseerd door Bontenbal en directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA Pieter Jan Dijkman. „De partij is in de afgelopen decennia steeds meer geprofessionaliseerd en in dat proces steeds meer een landelijke top down-partij geworden”, zegt Dijkman. Volgens hem wordt vergeten dat het CDA van origine „subsidiair georganiseerd” is: een federatie van lokale verenigingen. „Ik vind het een van de spannendste vragen: hoe kan het CDA weer de christen-democratische volkspartij worden, zoals we aan het begin werden genoemd.”
Maar zolang het nog geen 2026 is, is het 1994 in het CDA. Met net zoals toen een historisch verlies tijdens Tweede Kamerverkiezingen en een oppositierol in het vooruitzicht na jarenlang mee te hebben geregeerd. En net zoals toen naast hoop, ook vertwijfeling en zorgen. In ’94 mocht de oppositie niet helpen. Bij de verkiezingen van ’98 verloor de partij nog eens vijf zetels. Optimistische CDA’ers zullen zeggen: nog vier jaar later leverden de christen-democraten de premier.
Minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) komt met een maatregel om de kosten voor alle aansluitingen op warmtenetten te verlagen. Dat bevestigt een woordvoerder na berichtgeving van de NOS.
Vorige week bleek dat Amsterdamse woningcorporaties voorlopig weigeren woningen aan te sluiten op stadswarmte omdat deze te duur werden voor bewoners. Zo verhoogde energieleverancier Vattenfal de tarieven dit jaar flink (30 procent, naar eigen zeggen door hoge kosten wegens de energiecrisis), waardoor bewoners die de 800 euro per jaar niet konden betalen in financiële problemen kwamen. De Amsterdamse woningcorporaties besloten gezamenlijk om voorlopig weer cv-ketels te plaatsen.
Jetten hoopt de steeds hogere prijsstijgingen, die energieleveranciers invoeren, te drukken. Hij wil dat doen door bij vaste contracten geen gasbelasting te vragen en bij variabele contracten de onderhoudskosten iets minder hoog te maken. Deze maatregelen wil Jetten toevoegen aan een wetswijziging die al in de Tweede Kamer ligt. Daarmee komt hij tegemoet aan oproepen om in te grijpen en stadswarmte betaalbaar te maken.
Lees ook Bewoners Amsterdam lopen niet warm voor warmtenet. De woningcorporatie: ‘We hebben geen verhaal dat eerlijk en helder is’
Zo vroeg de Tweede Kamer Jetten in januari om te onderzoeken hoe de vaste kosten voor stadswarmte zo laag mogelijk konden worden en om een „draagbaar” maximumtarief voor huishoudens te vinden.
‘Geen goed verhaal naar huurders’
Vereniging van woningcorporaties Aedes schreef vorige week aan de Tweede Kamer dat warmtenetten duurder uitvallen dan gascontracten. Volgens de koepelorganisatie is het niet de bedoeling dat „de mensen met de laagste inkomens de kosten van de transitie gaan betalen”.
Door de hoge prijs van warmtenetten, hebben woningcorporaties „geen goed verhaal richting hun huurders” als zij huizen op deze manier van het gas willen halen. „Dit remt de ontwikkeling van warmtenetten”, schrijft Aedes in zijn brief aan de Kamer.
Daarmee kan ook de afspraak tussen woningcorporaties en het Rijk om uiterlijk in 2030 450.000 woningen aardgasvrij te maken onder druk komen te staan. „We zien steeds meer te hoge prijsstijgingen bij stadswarmte”, laat de minister via zijn woordvoerder weten. „Dat willen we drukken. De energiebedrijven ervaren dit misschien als een last, maar het is niet realistisch elke keer met prijsverhogingen te komen.” Als de Tweede Kamer, die dit volgende week bespreekt, instemt, gaan de wijzigingen per 1 januari 2025 in. Voor dit jaar liggen de tarieven al vast.
De Tweede Kamer debatteert woensdag over het verslag dat informateur Kim Putters vorige week presenteerde. Na vier weken gesprekken met de politieke hoofdrolspelers kwam hij met een ogenschijnlijk duidelijk advies over het vervolg van de tot nu zo stroef lopende kabinetsformatie: laat de vier rechtse partijen PVV, VVD, NSC en BBB met elkaar gaan onderhandelen over de vorming van een zogenoemd ‘programkabinet’.
In Putters’ definitie is dat een coalitie dat een akkoord op hoofdlijnen sluit en vervolgens een gedeeltelijk a-politiek kabinet laat aantreden om dat nader uit te werken. Een verfrissend idee dat de zo gewenste nieuwe bestuurscultuur bevordert? Of een gekunstelde variant om het onderlinge wantrouwen te verbloemen?
Wat zijn de vier kwetsbaarheden die opdoemen bij de volgende formatieronde?
1. Het broze vertrouwen in de grillen van Geert Wilders
Als het Putters al gelukt is om het diepe wantrouwen tussen de vier onderhandelende partijen weg te nemen, dan is daar op zeker één punt aan te twijfelen. NSC van Pieter Omtzigt heeft immers nog altijd grote moeite met het rechtsstatelijk gehalte van de PVV. In het verslag van de vorige informateur, Ronald Plasterk, hadden de vier onderhandelaars weliswaar overeenstemming bereikt over „het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat” – met zeven punten zwart op wit, over onder meer het naleven van rechterlijke uitspraken en de vrijheid van godsdienst. Maar Plasterk stelde ook vast dat de fractie van NSC „de rechtsstatelijke afstand” met de PVV te groot acht voor deelname aan een gezamenlijk kabinet. Hij vond dat principiële bezwaar geen probleem in een eventuele gedoogrol van een door de PVV geleid kabinet.
Inmiddels is NSC een flinke stap verder gegaan. In de kabinetsvariant die informateur Putters voorstelt lijkt Omtzigt toch bereid om ministers te gaan leveren. Kennelijk is hij er gerust op dat de PVV als regeringspartner niet ontspoort zolang Geert Wilders in de Tweede Kamer blijft. Net als bij het debat over het vorige formatieverslag zal Omtzigt hierover scherpe vragen krijgen woensdag, van partijen die nog veel verder af staan van de PVV: D66, GroenLinks-PvdA, Volt, Denk.
In zijn verslag uit informateur Putters toch nog wel zorgen over het onderlinge vertrouwen tussen de vier partijen op rechts. De informateur roept de betrokken fractieleiders niet voor niets op om „uitingen in de (sociale) media tijdens de formatie tot een minimum te beperken”. En hij zegt dat, als het kabinet er eenmaal zit, „samenwerkingsafspraken van belang blijven, bijvoorbeeld over, tijdig overleg over […] onvoorziene gebeurtenissen” en „zorgvuldige omgang met berichtgeving”. De goede verstaander leest hier een impliciete waarschuwing voor het soms keiharde twittergedrag van Wilders.
2. De naïeve wens voor wisselende meerderheden
Het is ook volgens informateur Kim Putters een van de belangrijkste aspecten van zijn extraparlementaire ‘programkabinet’: meer afstand tussen kabinet en Tweede Kamer, en een minder gedetailleerd regeerakkoord. Het idee is dat er zo minder coalitiedwang is en dat de Kamer, inclusief de oppositiepartijen, meer invloed kan uitoefenen op het beleid.
Volgens politicoloog Simon Otjes (Universiteit Leiden) klinkt dat op papier prachtig, maar maakt de verwachte samenstelling van dit rechtse kabinet die werkwijze onwaarschijnlijk. „Aan de ene kant is er de wens dat er een kabinet komt met een duidelijk ideologisch en rechts profiel, dat recht doet aan de verkiezingsuitslag, zoals dat dan heet. Tegelijkertijd hoor je de wens dat de tegenstellingen tussen coalitie en oppositie kleiner moeten, en er meer wisselende meerderheden gezocht moeten worden. Die ambities staan op gespannen voet met elkaar.”
Het speculeren wie straks met méér draagvlak dan Wilders wél het rechtse kabinet gaat leiden kan beginnen
Otjes verwacht dat bij een rechts extraparlementair kabinet de steun vooral en alleen van rechtse(re) partijen komt. Hij baseert dat op analyses van stemverhoudingen uit het verleden. „Bij Rutte I, een minderheidskabinet met gedoogsteun van de PVV, was de tegenstelling coalitie-oppositie nog sterker dan bij andere kabinetten. Bij Rutte II, met de rechtse VVD en linkse PvdA, was dit juist minder.” Volgens Otjes kan het zoeken naar wisselende meerderheden dus alleen werken als een (extraparlementair) kabinet uit rechtse én linksere partijen bestaat, en vanuit het midden wordt geformeerd.
3. De ambitieuze bemensing, inclusief de premiersvraag
Een ander opvallend advies van Putters is dat het extraparlementaire programkabinet zou moeten bestaan uit 50 procent bewindslieden met „politieke verankering” en 50 procent mensen van buiten de politiek. Dat is een nogal groot verschil met de staande Haagse praktijk, waarbij bewindslieden vaak uit de politieke partijen zelf komen. D66 kwam deze regeerperiode binnen Rutte IV wel met een aantal vakministers, zoals Ernst Kuipers (Zorg) en Robbert Dijkgraaf (Onderwijs). Voor het extraparlementaire karakter van het volgende kabinet zou dat aantal fors omhoog moeten.
Otjes vindt het onduidelijk wat Putters precies met „politieke verankering” bedoelt. Hij kan zich voorstellen dat een partij als de VVD alsnog graag in het grote eigen netwerk kijkt, waarin ook veel niet-Haagse bestuurders te vinden zijn. De naam van Marco Pastors, voormalig wethouder van Leefbaar Rotterdam, valt ook wel eens als potentiële bewindspersoon voor de PVV. Is hij nog wel of niet (partij)politicus? „Hij zit nu niet bij een van de coalitiepartijen, maar had eerder wel een uitgesproken partijpolitiek profiel.”
Otjes vond het verrassend dat Putters adviseerde dat alle vier de partijleiders van PVV, VVD, NSC en BBB moeten plaatsnemen in de Tweede Kamer. Bij historische voorbeelden van extraparlementaire kabinetten was dat lang niet altijd het geval. Zo waren in de vorige eeuw Den Uyl en Colijn zowel premier als partijleider. Volgens Otjes lijkt het nu vooral een oplossing om te kunnen voorkomen dat PVV-leider Geert Wilders premier wordt. Het speculeren wie straks met méér draagvlak dan wel het rechtse kabinet gaat leiden kan beginnen.
4. De inhoudelijke obstakels
Waar de klus van Putters vooral ging over het construeren van een werkbare vorm voor een nieuw kabinet zal de komende fase – mogelijk opnieuw onder leiding van de onafhankelijke SER-voorzitter – eindelijk echt over de inhoud moeten gaan. Putters adviseert om afspraken op hoofdlijnen te formuleren op een tiental punten, waaronder asiel, landbouw, openbaar bestuur en financiën. Het moet volgens hem lukken daar in elk geval gezamenlijke doelen en oplossingsrichtingen overeen te komen.
Punt is dat er ten minste twee onderwerpen zijn waarbij in de afgelopen maanden een enorm verschil van mening tussen partijen bleek te bestaan. Het conflict tussen PVV en VVD over de spreidingswet – waar tegen de wil van VVD-leider Dilan Yesilgöz de Eerste Kamerfractie toch mee instemde – is in elk geval naar buiten toe nog niet opgelost.
De tweede: de reden dat NSC-leider Omtzigt begin februari de gesprekken met de vorige informateur staakte was dat hij nul vertrouwen had in de financiële gezondheid van de schatkist – en daarmee ambitieuze investeringen voor een nieuw kabinet kansloos waren. Weliswaar liet de recente raming van het CPB een gunstiger beeld van de overheidsfinanciën zien, maar Omtzigt heeft zich nog niet in het openbaar uitgelaten of hij daarmee voldoende gerust is gesteld.