Met Dick Schoof als premier heeft de toekomstige minister van Migratie een deskundige gesprekspartner binnen handbereik. Als hoogste ambtenaar op Justitie en Veiligheid heeft Schoof zelf de grenzen van het asielbeleid verkend én verlegd. Die ervaring zal hard nodig zijn om een van de belangrijkste verkiezingsbeloften van de formerende partijen (PVV, VVD, NSC en BBB) in te lossen: „Het strengste toelatingsregime voor asiel en het omvangrijkste pakket voor greep op migratie ooit.”
Veel van de maatregelen die dat vereist, zullen stuiten op juridische en diplomatieke hobbels. Het Centraal Planbureau gaf mede daarom aan dat de effectiviteit van de maatregelen „met grote onzekerheid is omgeven” en dat het pakket gepaard gaat met „juridische risico’s”.
PVV-leider Geert Wilders pareerde vorige week tijdens het debat over het coalitieakkoord vragen van de oppositie over de haalbaarheid van ‘zijn’ asielpakket. „Ik ga niet op als-dan-vragen in, ik ga ervan uit dat het lukt”, zei Wilders. Wat gebeurt er als hij zijn zin krijgt?
Asielbehandelstop
De belangrijkste maatregel van de coalitie is het invoeren van een zogenoemde asielcrisiswet. Daarmee kan de regering de komende twee jaar een asielbehandelstop invoeren en de opvang versoberen. De rechter zal zo’n wet waarschijnlijk niet gegrond vinden, denken experts, aangezien Nederland niet verkeert in een crisissituatie, zoals tijdens een natuurramp of de coronacrisis.
Stel dat het toch lukt. Dan zijn de asielproblemen volgens universitair hoofddocent Viola Bex-Reimert niet opgelost. Met een crisiswet kan Nederland de komende twee jaar voorkomen dat mensen een asielstatus krijgen, maar Bex-Reimert wijst erop dat dan nog ruim 66.000 mensen resteren in de asielprocedure, ook wel asielketen genoemd.
universitair hoofddocentViola Bex-Reimert Er komt nog meer druk te staan op IND, COA en de gemeenten die al asielzoekers opvangen
Het kabinet kan besluiten die groep de asielprocedure te laten doorlopen. Dan loopt de keten langzaam leeg. Maar de coalitie wil de voorrang voor asielzoekers op sociale huurwoningen afschaffen. Gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning is momenteel 10,8 jaar. Ook asielzoekers die mogen blijven – statushouders – blijven dan wonen in opvanglocaties bedoeld voor verblijven van enkele maanden.
Een ander obstakel is de verwerkingscapaciteit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Die is volgens Bex-Reimert groot genoeg om de huidige ‘voorraad’ asielaanvragen te verwerken. En de coalitie wil niet investeren in de capaciteit van de IND.
En dus, wanneer de asielcrisiswet na twee jaar is afgelopen en Nederland weer reguliere opvang moet verzorgen, „komen de vluchtelingen weer en zit onze asielketen nog altijd vol”, aldus Bex-Reimert.
Brusselse ambities
De coalitie heeft ook ambities in de internationale arena. Om de asielinstroom aan te pakken, wil het kabinet in gesprek met de Europese Unie. Halverwege mei heeft Brussel een migratiepact aangenomen om kansarme asielzoekers aan de buitengrenzen te kunnen weren en de rest eerlijker over de lidstaten te verdelen. Nederland heeft, met andere lidstaten, al opgeroepen dit pakket strenger te maken.
Tegelijkertijd willen de coalitiepartijen dat een aankomend kabinet over een opt-out van de Europese migratieregels onderhandelt. Zo’n uitzondering vereist dat alle lidstaten akkoord gaan, hetgeen een diplomatieke herculestaak zou zijn. In de regel wordt zo’n opt-out hoogstens toegekend als een land deel wordt van de Unie, niet daarna.
Hoe een opt-out eruit zou zien, is afhankelijk van de afspraken die het kabinet kan maken. Denemarken heeft bijvoorbeeld bedongen dat het gezinshereniging kan vertragen en dat vluchtelingen eerst een tijdelijke status krijgen.
Lees ook COA-bestuursvoorzitter: ‘Veel simpeler dan de opvang nu kan ik het niet verzinnen’
Terug naar tweestatusstelsel
Sommige wensen zijn relatief makkelijk uitvoerbaar, bijvoorbeeld een tweestatusstelsel voor asielzoekers. Ruwweg werkt dat als volgt: vluchtelingen die in hun thuisland vervolging riskeren vanwege hun geloof, geaardheid of omdat ze tot de politieke oppositie behoren, krijgen een A-status. Ze behouden dezelfde asielrechten als vluchtelingen momenteel. Het overgrote gedeelte van de asielzoekers – de ‘reguliere’ oorlogsvluchtelingen – krijgt een B-status. Zij kunnen worden teruggestuurd als in hun thuisland geen conflict woedt. Ook hebben ze geen recht op gezinshereniging. De coalitie verwacht dat oorlogsvluchtelingen hierdoor niet naar Nederland komen.
Nederland kende een soortgelijk systeem tot begin deze eeuw. Dat werd afgeschaft wegens de werkdruk voor rechters: vrijwel elke asielzoeker die de B-status kreeg toebedeeld, ging in beroep. Bex-Reimert verwacht dat na herinvoering dat weer gebeurt. Daarnaast zou de druk op de IND verder toenemen door de complexe procedure om de status te bepalen.
Er wordt verwacht dat het tweestatusstelsel oorlogsvluchtelingen ontmoedigt om naar Nederland te komen
Een andere controversiële maatregel is het intrekken van de spreidingswet. Nederlandse gemeenten die niet bijdragen aan de opvang van asielzoekers, kunnen op grond van die wet daartoe worden gedwongen. Daardoor wordt de noodopvanglocatie in Ter Apel ontzien. Het intrekken loopt via een reguliere wetgevingsprocedure, met een voorstel dat door de Tweede en Eerste Kamer moet worden aangenomen. Een meerderheid in de Eerste Kamer is niet zeker.
Aanname achter het intrekken is dat de overige asielmaatregelen ervoor zullen zorgen dat (veel) minder vluchtelingen naar Nederland komen. In dat geval is de spreidingswet overbodig. Blijft de instroom hoog, dan zullen gemeenten zich vrijwillig moeten opwerpen om asielzoekerscentra te openen.
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is verantwoordelijk voor die centra en heeft afgelopen jaren bij gemeenten moeten bedelen om (nood)opvangplekken. Volgens het COA zou eerst de instroom moeten worden beperkt, voordat de spreidingswet kan worden afgeschaft. Bex-Reimert: „Het tegelijk proberen in te perken van de instroom én het afschaffen van de spreidingswet, leidt waarschijnlijk tot het verder vastlopen van de asielketen. Daardoor komt nog meer druk te staan op de IND, het COA en de gemeenten die al asielzoekers opvangen.”
Een deel van de plannen sneuvelt waarschijnlijk, maar dat betekent niet dat de coalitie haar doel van het „strengste toelatingsregime” niet behaalt. Wilders zei na de presentatie van het coalitieakkoord dat alleen al de voordracht van de asielmaatregelen veel vluchtelingen zal ontmoedigen om naar Nederland te komen.
Lees ook De migrant belast de staatskas minder dan de autochtone inwoner, blijkt uit Europees onderzoek
Pakweg zeventien jaar loopt Dirk Gotink inmiddels rond in de Brusselse gangen van de Europese politiek – de laatste jaren als woordvoerder van de Europese christendemocraten. En ja, in die tijd is hij, zegt Gotink, „kritischer” geworden. „Omdat ik van dichtbij heb gezien hoe het werkt. De Europese Unie die je daar ziet is er eentje van keiharde belangen en machtspolitiek. Dat is niet het idealistische Alle Menschen werden Brüder dat we zo graag af en toe zouden willen.”
Nu is Gotink lijsttrekker voor Nieuw Sociaal Contract, de partij van Pieter Omtzigt die zich expliciet kritisch toont over belangrijke delen van de Europese samenwerking. Met de slogan ‘Beperk en versterk’ gaat de partij voor het eerst de Europese verkiezingen in. Maar wat de partij Europees wil versterken? Het is even zoeken in het verkiezingsprogramma. Gotink erkent dat het ‘versterk’ louter op de samenwerking op veiligheidsgebied en defensie slaat.
Het ‘beperken’ van de EU wil NSC veel ambitieuzer aanpakken. Bijvoorbeeld, zegt Gotink, door „pas op de plaats te maken” met klimaatbeleid, of te stoppen met programma’s die Europese solidariteit nastreven bij de sociale gevolgen van de energietransitie. In haar programma omschrijft de partij de EU als „een machtig web waar je als burger in gesponnen wordt, terwijl ons eigen land zijn soevereiniteit sluipend inlevert”.
Het zijn opvallende woorden voor iemand die tot nog geen drie maanden geleden meeliep in de hoogste regionen van de Europese Volkspartij, de Europese familie waartoe ook het CDA behoort. In 2014 stond Gotink nog voor die laatste partij op de kieslijst. Nu hekelt Gotink CDA en VVD, die volgens hem hun „kritische geluid zijn kwijtgeraakt” en een „verschuiving” hebben gemaakt. „Waarom zijn zij bereid hun veto op te geven op buitenlands beleid? Dat is echt een hele grote stap, vijf jaar geleden stond het nergens in de verkiezingsprogramma’s.”
Lees ook Op wie kan je stemmen bij de Europese verkiezingen 2024?
Er woedt oorlog op het continent, de Russische dreiging lijkt met de dag toe te nemen. China stelt zich steeds competitiever op ten opzichte van Europa. De Verenigde Staten zijn niet meer een vanzelfsprekende bondgenoot op alle vlakken. Zou dat de veranderende houding tegenover verdere Europese integratie kunnen verklaren?
„Mijn analyse is: wat je gezamenlijk met Europa kunt doen, staat bijna in geen verhouding tot die ontwikkelingen. Het verwijt dat Europa bijvoorbeeld te langzaam is en dat Oekraïne daarom verliest, is volstrekte onzin. Het komt omdat Duitsland te langzaam is met het leveren van Taurus-raketten. Omdat Frankrijk te weinig doet. Omdat Italië een grotere mond heeft dan dat het eigenlijk levert. Er is geen directe correlatie tussen wat Europa wel of niet doet en of Oekraïne dan de oorlog wint of niet. Ik denk dat de urgentie voor Europa veel meer een langetermijnverhaal is, over hoe je weer investeert in je krijgsmacht en in je legers.”
Je zou ook kunnen zeggen: die Europese landen hebben nu de ruimte dat wel of niet te doen, omdat een nauwere verbinding en verregaande Europese verplichtingen er nog onvoldoende zijn.
„Ja, maar dan doe je alsof je decennialang onder-investeren kunt corrigeren met een paar jaar Europese samenwerking. Dat klopt niet. Dat is niet realistisch.”
Wat heeft Oekraïne daar op dit moment aan?
„Aan Europa? Nou ja, zeer weinig. Er zijn heel veel politieke signalen. Er is een Europees perspectief. Het lidmaatschap aanbieden was een van de heel weinige dingen die de Europese Unie écht te bieden had.”
U plaatst vraagtekens bij het toetredingsproces.
„Niemand ziet toch op dit moment dat de toelatingseisen gehaald kunnen worden op korte termijn? Het land is in oorlog. Het heeft nog steeds een aantal fundamentele problemen die het altijd gehad heeft. Het is van een schaal en een grootte die de hele Unie op zijn kop zou zetten. Ze hebben nu meer aan munitie dan aan toetredingsonderhandelingen.”
Als die toetreding volgens u het enige perspectief is dat de EU kan bieden, blijft er weinig over.
„Over het starten van die toetredingsonderhandelingen is nu besloten en daar moeten we ook voor staan. Maar dan moet je niet net doen alsof dat met een turbo doorgevoerd kan worden. Want dat kan niet. Je kunt stap voor stap integreren, maar mijn persoonlijke beeld is dat het überhaupt bijna onmogelijk is. De grote vraag is echt of volwaardig lidmaatschap het eindstation moet zijn van dat proces.”
Over wat Europa níet meer moet doen, toonde Gotink zich in de campagne de afgelopen weken al uitgesproken. Hij richtte zich tegen „Europese regels” die paasvuren in Nederland onmogelijk zouden maken en een EU die op termijn de rookworst zou willen verbieden. Op Koningsdag stuurde zijn partij een tweet over de vrijmarkt als „culturele traditie” die „nooit verloren mag gaan door Europese regelgeving”. Het bericht werd later die dag weer verwijderd.
Het lijkt soms of u van de EU een karikatuur maakt. Dit zijn allemaal zaken waarover de EU niet gaat, of ze zijn een uitvergroting van de invloed van de Europese Unie.
„Mijn benadering over de Europese Unie is dat het ook over identiteit gaat. Het is geen technocratisch beest, terwijl het dat in veel gevallen wel lijkt geworden. Het is bijna alsof er geen keus is. Een van de redenen dat maar 40 procent van de mensen gaat stemmen is omdat ze het gevoel hebben: wat maakt het uit?”
Helpt het dan de EU af te schilderen als iets dat over de paasvuren gaat of de rookworst wil verbieden?
„In mijn taal maakt het een heel complexe samenwerkingsvorm behapbaar.”
Maar is het representatief?
„Ja. De juridische onzekerheid die voortkomt uit de stikstofneerslag vlakbij Natura 2000- gebieden, zorgt ervoor dat sommige gemeenten paasvuren beperken. We moeten niet doen alsof dat níet een koppeling heeft. En het hoort bij het enorme detailniveau waarmee… Brussel maakt daarmee van zichzélf een karikatuur.”
Dit gaat over natuurwetgeving uit begin jaren 90, waaraan Nederland zich dus al ruim 30 jaar niet voldoende heeft gehouden en dat levert nu problemen op. Is het dan eerlijk om de schuld aan Brussel te geven?
„We hebben ons op heel veel terreinen wel aan de wetgeving gehouden of we hebben geprobeerd ons aan de wetgeving te houden.”
En op andere terreinen deed Nederland dat niet.
„Als je het hebt over de derogatie-discussie: daar ben ik best wel streng over. Ja, we zagen het aankomen. Iedereen wist dat die uitzonderingspositie [voor het uitrijden van mest] zou wegvallen.”
Toch staat in het coalitieakkoord dat Nederland in de toekomst weer een uitzondering wil op de mestregels.
„Ik sta op de lijst voor het Europees Parlement. Het hoofdlijnenakkoord, dat is wat het is. Ik denk dat je daar onvermijdelijk tegen een aantal wettelijke grenzen aan gaat lopen die iedereen ook gewoon kent.”
Dat is wel een makkelijk antwoord. Goed bestuur betekent ook dat je elkaar erop aanspreekt als er onrealistische of mogelijk onuitvoerbare plannen worden gepresenteerd.
„Ik steun zeer dat we hard onderhandelen in Brussel voor die derogatie.”
Vindt u dat u een eerlijk verhaal vertelt aan de Nederlandse boeren?
„Iedere Nederlandse regering van de afgelopen twintig jaar heeft wensenlijsten voor Brussel gehad. Je kunt daar heel ver mee komen. De Franse president Macron stelt echt geen open vragen bij de Commissie. Kom op nou, we doen nu alsof wij met fluwelen handschoentjes naar de Commissie zouden moeten! Onzin. Wij zitten nu klem als het gaat over die mestproblematiek. De mestkelders lopen vol, we hebben oplossingen nodig.”
Een andere uitzondering die NSC bepleit, is een zogeheten opt-out regeling op asiel- en migratiebeleid. Daarmee zou Nederland, als het aantal migranten dat naar Nederland komt niet vermindert, zich op termijn kunnen onttrekken aan Europese afspraken over de verdeling en opvang van vluchtelingen. Die wens haalde ook het recent gesloten coalitieakkoord tussen PVV, VVD, NSC en BBB.
Hoe krijgt een lidstaat zo’n opt-out?
„Een verdragswijziging is de meest gangbare route.”
In het coalitieakkoord wordt ervoor gepleit om „een opt-out clausule in te dienen bij de Europese Commissie”. Loopt dat inderdaad via de Commissie?
„Dat moet je mij niet vragen. Het lijkt me niet, dat moet in de Europese Raad.”
U wéét dat het niet kan bij de Commissie.
„Ja, volgens mij… Ik heb het er niet opgeschreven. Ik begrijp dat jullie mij daarover tegen de wand willen spijkeren.”
Kunt u een voorbeeld noemen van een Europees land dat geen Denemarken heet en toch een opt-out regeling heeft kunnen regelen?
„Nee, volgens mij niet op asiel en migratie.”
En überhaupt een opt-out?
„Nee, volgens mij niet. Op de euro een aantal.”
Wanneer werden die uitzonderingen afgesproken?
„Ja, bij toetreding tot de EU. Wat proberen jullie nou precies te bewijzen?”
Het gaat om de verwachting die wordt gewekt en hoe realistisch de plannen zijn. Alsof het iets is wat even gedaan kan worden in Brussel.
„Dit is een duidelijk signaal aan Brussel. Jongens, als het niet samen lukt, dan gaan we het zelf oplossen.”
Zo moeten we de wens om een opt-out lezen, als een signaal?
„Nee, het is een belofte, iets wat de volgende regering van Nederland gaat doen. Een stok achter de deur als het migratiepact niet gaat werken.”
Het Sociaal en Cultureel Planbureau schrijft in een eerste reflectie op het coalitieakkoord dat als „de hooggespannen verwachtingen rondom het terugdringen van migratie niet waargemaakt kunnen worden, dit negatief kan uitpakken voor het vertrouwen in rechters en/of ‘Europa’, omdat die dan in de opinie veranderingen in de weg staan.”
Het SCP is niet de enige met een dergelijke vrees. In Brussel zien mensen ook wel de vergelijking met de aanloop naar de Brexit, toen de Britse regering ook verwachtingen over wat ze in Europa ging regelen niet kon waarmaken en daarmee rancune zaaide. U deelt die vrees niet?
„Als dat betekent dat wij onze ambitie moeten verliezen over wat de inzet is? Soms moet je ook buiten de lijntjes durven kleuren. We zitten in een periode waarin de grote landen in Europa dingen bepalen. Tot een bepaalde hoogte heeft Rutte daarin mee kunnen doen. Maar die tijd is nu voorbij. Onze invloed neemt af, of komt eigenlijk terug op zijn natuurlijke niveau. En dit betekent dat we dus echt heel erg hard moeten gaan onderhandelen. En ons moet roeren om überhaupt nog relevant te zijn.”
Lees ook Bij Europese verkiezingen staat dit keer veel op het spel
In het programma van NSC wordt veel nadruk gelegd op het beschermen en versterken van de rechtsstaat in Europa. „Landen die zich niet willen houden aan die beginselen van de democratische rechtsstaat”, schrijft de partij „zetten zichzelf in Europa buitenspel” en mogen geen EU-geld meer ontvangen. Gotink maakt zich zorgen, zegt hij, over hoe de EU „uit elkaar groeit”. „Onder meer door afbraak van de rechtsstaat in Hongarije. We hebben geluk gehad in Polen met een verkiezingsuitslag (waar radicaal-rechts na regeringsdeelname verloor, red.), maar uiteindelijk is de EU in de kern niet dichter naar elkaar toe gegroeid.”
De partij van Viktor Orbán was tot vier jaar geleden onderdeel van de Europese Volkspartij, en ook toen was de rechtsstaat al stevig afgebroken. U zat die periode in de top van de partij – waarom mocht hij zo lang blijven?
„Omdat er vanuit de politiek, met name in Duitsland, altijd de behoefte is geweest om de lijnen open te houden. Men was bang dat Hongarije richting een ‘exit’ zou gaan of in elk geval verder zou radicaliseren. Sommige Duitsers zullen zeggen: dat is uitgekomen. Mijn stelling is: geradicaliseerd was Orbán toch al. Hij was al verloren.”
Welke lessen trekt u uit het feit dat een partij die de rechtsstaat zó afbrak, zo lang aan de borst is gekoesterd door de mainstreampartijen?
„In ieder geval dat de geschiedenis van de democratie en de rechtsstaat geen lineaire lijn is.”
Heeft u ook iets geleerd over het belang van waakzaamheid?
„Ja, maar dat is Europa inmiddels ook wel geworden. Zeker als je naar de wetgeving kijkt. Het gaat toch nog niet ver genoeg, dat moet de komende jaren echt nog worden versterkt.”
Betekent waakzamer zijn in Europa ook waakzamer zijn in Nederland?
„Dat is onze inzet in ieder geval wel. Het komt door NSC dat er nu over goed bestuur wordt gesproken in Nederland.”
In een reportage van Nieuwsuur ging u onlangs in gesprek met twee NSC-kiezers, die twijfelden over hun stem vanwege de coalitie met Wilders. U betoogde dat de PVV niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de Toeslagenaffaire of de gasboringen in Groningen. U klonk haast als PVV-woordvoerder.
„In het Europese Parlement heb ik de afgelopen jaren van met name de sociaaldemocraten en liberalen alleen maar een verhaal van angst over extreem-rechts gehoord, geen voorstellen over wat ze zelf willen met de toekomst van Europa. Ze polariseren vooral met extreem-rechts. En dan doen ze het liefst door centrumrechtse partijen daar ook bij te duwen, want die werken in sommige landen samen in een coalitie. En tegelijkertijd zie je dat ze nu allemaal op verlies staan. Allemaal. Ik vind dat dus een zeer gevaarlijke strategie. Ik wil op inhoud de discussie aangaan.” Ziet u rechtsstatelijke problemen bij de PVV?
„Zeker, maar daarvoor zijn in het hoofdlijnenakkoord vangrails neergezet door ons. Ik zie ook problemen in de maatschappelijke polarisatie op een aantal punten: dat zou ik absoluut anders doen. Maar mij gaat het om wat wij kunnen brengen.”
Is dat niet wat naïef? U sprak net over Hongarije en Polen, en wat rechtsstaatdeskundigen daarover zeggen is: de afbraak ging in een oogwenk. Zij dachten ook vangrails te hebben. Vandaar de vraag: waar zit uw waakzaamheid?
„Die is er. En ik ga nu niet een vergelijkend onderzoek doen over wat er anders was in Hongarije en Polen.”
U vindt het anders?
„Het is wel degelijk anders. Bijvoorbeeld de manier waarop het Openbaar Ministerie in Hongarije of in Polen is bezet door partijloyalisten, de journalistieke redactiekamers zijn ermee gevuld. Daar heb je het over grote partijstructuren en héél veel mensen. Ik heb zorgen, maar ik zie de vergelijking nu niet.”
Thierry Breton, de EU-commissaris voor Interne Markt, zag het al helemaal voor zich: een „gigantisch defensiefonds” van 100 miljard euro voor het ontwikkelen van de Europese wapenindustrie. „Ik ben ervan overtuigd dat we dit gaan doen”, zei Breton begin dit jaar.
Het was groot gedacht, maar te ambitieus. Afgelopen februari presenteerde de EU – voor het eerst – een Europese Defensiestrategie (EDIS), maar voor het enorme stimuleringsfonds waar Breton van droomde, is voorlopig slechts 1,5 miljard euro uitgetrokken. En de één miljoen artilleriegranaten die Breton vorig jaar aan Oekraïne beloofde, zijn ook nog altijd niet gerealiseerd.
Nog niet zo lang geleden zou niemand zich daarover hebben verwonderd. Defensie is nooit een zwaartepunt geweest van de Europese Unie en de meeste lidstaten vonden dat ook wel een veilig idee: de verdediging van het continent kon veel beter worden overgelaten aan de NAVO en de Verenigde Staten. De EU leverde een stabilisatiemacht voor Bosnië en Herzegovina, trainde de politie in Afghanistan en staat nog altijd aan het hoofd van de antipiraterijmissie voor de kust van Mali. Maar plannen voor verdergaande Europese militaire integratie – vaak afkomstig uit Parijs – konden in andere hoofdsteden op stevige scepsis rekenen: géén concurrentie voor de NAVO graag.
Dat was vóór 24 februari 2022, de dag waarop de Russische president Vladimir Poetin Oekraïne binnenviel en de grootse Europese oorlog sinds 1945 ontketende. „Eine Zeitenwende (historische omwenteling)”, noemde de Duitse bondskanselier Olaf Scholz het. „Europa’s Demosthenes-moment”, zei Josep Borell, de EU-commissaris voor Buitenlandse Zaken – een verwijzing naar de befaamde Griekse redenaar die in de vierde eeuw voor Christus Atheners de ogen opende voor het gevaar van Philippus II van Macedonië.
Doorbraak
Afgelopen twee jaar is defensie in het hart van de EU-politiek komen te liggen. Zo speelde de Unie een centrale rol in de militaire steun aan Oekraïne via de European Peace Facility, waarvan het plafond werd opgehoogd tot 17 miljard euro. EU-lidstaten die wapens en munitie leveren aan Oekraïne kunnen een beroep doen op dit fonds. De EU nam bovendien het voortouw in het tot leven wekken van de zieltogende Europese defensie-industrie. Vorig jaar tekenden zeven EU-lidstaten, in samenwerking met Noorwegen, een contract dat voorziet in de gezamenlijke aankoop van 155-millimeter-granaten door het Europese Defensie Agentschap.
Het gebruiken van EU-geld voor de aankoop van materieel was altijd een taboe, maar door de oorlog in Oekraïne worden de piketpaaltjes steeds meer verschovenDick Zandee defensie-expert Instituut Clingendael
Dat was een doorbraak, zo zegt defensie-expert Dick Zandee van Instituut Clingendael. „Het gebruiken van EU-geld voor de aankoop van materieel was altijd een taboe, maar door de oorlog in Oekraïne worden de piketpaaltjes steeds meer verschoven.”
Niet alleen de oorlog in Oekraïne zorgde voor een boost, zegt Zandee. Zowel in Brussel als in andere hoofdsteden worden de Amerikaanse presidentsverkiezingen van begin november in spanning afgewacht. Als Donald Trump wordt herkozen, kan het dat Washington niet langer wil opdraaien voor Europese problemen. Trump heeft zich al eens laten ontvallen dat landen die niet voldoen aan de NAVO-afspraak om 2 procent van het bpp uit te geven aan defensie, niet hoeven te rekenen op Amerikaanse steun als ze worden aangevallen door Rusland. Trump heeft ook laten weten dat de Europese NAVO-landen naar 3 procent defensie-uitgaven moeten overgaan.
Lees ook Ollongren: Poetins grens stopt niet bij de NAVO-grens
Oude tegenstellingen vervagen
Europa moet militair zelfstandiger worden – van dat besef is bijna iedereen op het continent doordrongen. En van links tot radicaal-rechts heerst overeenstemming over wat dat vereist: hogere defensie-uitgaven, grotere militaire samenwerking en coördinatie tussen Europese krijgsmachten en versterking van de Europese wapenindustrie.
Daarbij vervagen de oude politieke tegenstellingen tussen progressieven (méér Europese militaire integratie!) en conservatieve partijen (géén Europees Leger!). Natuurlijk, wie het verkiezingsprogramma’s van Volt of D66 naast dat van de VVD of PVV legt, ziet belangrijke smaakverschillen. Maar het is de harde werkelijkheid on the ground die het beleid dicteert, ziet Zandee: „In het Hoofdlijnenakkoord heeft de PVV ingestemd met het voortzetten van de steun aan Oekraïne.”
Ook andere populistische partijen in Europa, zoals die van de Italiaanse premier Giorgia Meloni, stellen zich coöperatief op als het gaat om Oekraïne. Ze zijn voorstander van Europese militaire samenwerking, vooral op industrieel gebied. De EU, zo is de communis opinio, is een belangrijke aanvulling op de NAVO. Verrassend genoeg betekent dit volgens Zandee ook dat de EU een grotere rol gaat spelen bij militaire missies in het buitenland. „De NAVO is zich sinds de oorlog in Oekraïne weer volledig gaan richten op de collectieve verdediging. Daar gaat alle energie van het bondgenootschap nu in zitten. Dit betekent dat missies aan de randen van Europa steeds meer de verantwoordelijkheid zullen worden van de EU”. Operatie Aspides, de EU-missie om de scheepvaart in de Rode Zee te beschermen tegen aanvallen van de Houthi’s, is daarvan een goed voorbeeld.
„De EU moet militair meer gaan doen”, zegt Zandee. Terwijl Nederlandse militairen deelnamen aan het Britse opleidingsprogramma voor Oekraïense militairen (Interflex), werden in Duitsland en Polen bijna zestigduizend Oekraïense rekruten getraind. In een recent advies beargumenteert Zandee dat de EU de trainingsmissie zou moeten verplaatsen naar Oekraïne. De EU zou ook de Oekraïense civiele diensten zoals politie en brandweer kunnen bijstaan.
Voor een grotere militaire rol van de EU in het buitenland ontbreken nu nog militaire middelen als spionagesatellieten, communicatie-apparatuur en luchttransport. Meer EU-missies betekenen ook dat op termijn een Europese militaire structuur ontstaat, bijvoorbeeld in de vorm van een permanent hoofdkwartier. Dat wil níét zeggen dat een ‘Europees leger’ voor de deur staat, zegt Zandee. „Die term is enorm gepolitiseerd, maar er is in Europa niemand die af wil van de Amerikaanse rol bij de verdediging van het continent. De discussie over een Europees leger is eigenlijk een non-discussie.”
De nieuwe regeringscoalitie wil meer bestaanszekerheid, maar voor wie? Voor de laagste inkomens of vooral voor de midden- en hoge inkomens?
Heel duidelijk is het akkoord tussen PVV, VVD, NSC en BBB daar niet over. De ambities om armoede te halveren, worden geschrapt. De partijen willen „niet verder nivelleren”, schrijven ze. Er komt geen extra verhoging van het minimumloon en de bijstand. Het akkoord legt veel nadruk op „de werkende bevolking”, constateerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vorige week. Voor anderen, zoals werklozen en arbeidsongeschikten, zal het akkoord waarschijnlijk „minder positief uitpakken”. Onder meer door een bezuiniging op de werkloosheidsuitkering (WW).
Maar het Centraal Planbureau (CPB) liet diezelfde dag een heel ander beeld zien, in een eerste doorrekening van het akkoord. Iedereen gaat er iets op vooruit, de laagste inkomens net iets meer dan de rest. Dat komt doordat voor hen de toeslagen worden verhoogd. Dat dempt ook de stijging van armoede de komende jaren.
Kortom: deze rechtse coalitie nivelleert wél. Niet door geld weg te halen bij de hoogste inkomens en grootste vermogens: ook zij krijgen belastingvoordelen. Wel door de laagste inkomens íéts meer te helpen dan de rest.
Kinderen in armoede
Dat neemt niet weg dat de armoede blijft toenemen, volgens het CPB. Het aandeel kinderen in armoede, nu 4,8 procent, neemt in vier jaar toe tot 5,3 procent. Zonder de maatregelen zou dat volgens de doorrekening sterker zijn opgelopen, naar 5,9 procent.
Tegelijk neemt de coalitie tal van maatregelen die arm én rijk helpen, zoals het lagere eigen risico in de zorg en de verlaging van de energiebelasting.
Al met al ziet Ester Barendregt, hoofdeconoom van de Rabobank, „focus op de lagere en middeninkomens”, maar ook „beperkte ambitie”. Barendregt was ook lid van de onafhankelijke Commissie sociaal minimum. Het kabinet-Rutte IV stelde die in op aandringen van, toen nog, partijloos Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt.
Het bestaansminimum is te laag om van te leven, concludeerde deze commissie vorig jaar. Mensen die leven van bijvoorbeeld een bijstandsuitkering komen veelal 100 tot 500 euro per maand tekort. Van haar aanbevelingen is weinig terug te lezen in het coalitieakkoord. Bijvoorbeeld om iedere vier jaar opnieuw te laten onderzoeken of de uitkeringen hoog genoeg zijn om van te leven. En om de inkomensregelingen radicaal te vereenvoudigen.
Lees ook Van de toeslagen kom je niet zomaar af
Grootste tegenvaller
Dat laatste is voor Barendregt de grootste tegenvaller: zij ziet weinig haast bij het versimpelen van de inkomensregelingen. „Het stelsel bezwijkt onder zijn ingewikkeldheid”, zegt de econoom. „Mensen die in een financieel kwetsbare situatie leven, weten niet of ze erop vooruit gaan als ze gaan werken. Daar zijn de toeslagen, belastingen en lokale regelingen te ingewikkeld voor. En dan kunnen je toeslagen ook nog worden teruggevorderd. Dat werkt verlammend.”
Voor het aanpassen van de complexe regelingen voor arbeidsongeschikten heeft de coalitie geen plannen. Een „hervorming” van belastingen en toeslagen wil ze „voorbereiden”, staat in het akkoord. Maar volgens Barendregt moet de politiek snel een keuze maken. Er zijn al stapels aan rapporten en ambtelijke voorbereidingen verschenen. „Aan ideeën geen gebrek. Nu moet er een richting worden ingeslagen.”
In de tussentijd maakt de coalitie het belang van de toeslagen niet kleiner, maar groter. De verhoging van een aantal toeslagen geeft kwetsbare burgers een hoger, maar onzeker inkomen. Het alternatief was om de bijstand en het minimumloon te verhogen. Daarvan is bekend dat vooral VVD en BBB tegen zijn. Barendregt: „Een nadeel is dat de rekening dan bij ondernemers terecht komt. Maar het vergroot wel de eenvoud.”
Het valt VVD’ers zelf ook op: ze zijn al maandenlang héél stil. Jeroen Diepemaat, VVD-wethouder in Enschede, zegt dat die stilte geldt voor de partijgenoten die tegen een coalitie zijn met de PVV. Zoals hijzelf. „Ik vind het een slecht idee.” Maar het geldt ook voor VVD’ers die er anders over denken. „Ik zie op sociale media nog geen laaiende reacties op het coalitieakkoord.”
De toestand is ongewoon voor de VVD, die zich graag omschrijft als optimistisch en pragmatisch. Maar in Den Haag is al een tijdje zichtbaar dat de samenwerking met de PVV van Geert Wilders drukt op de partij. Op de avond dat de Tweede Kamerfracties van PVV, VVD, NSC en BBB het coalitieakkoord mochten lezen en beoordelen, vorige week woensdag, zat de VVD-fractie nog bijeen toen de anderen allang klaar waren. De sfeer was ernstig, zeggen mensen die erbij waren. En ook het groepje Kamerleden dat het hoog tijd vindt voor een rechts kabinet, trok zich het verdriet aan van Eric van der Burg en Christianne van der Wal. Die lazen in het akkoord hoe hun hele beleid als staatssecretaris van Asiel (Van der Burg) en minister voor Natuur en Stikstof (Van der Wal) en ál hun inspanningen van de afgelopen jaren van tafel zijn geveegd. Ook door de onderhandelaars van de VVD.
Deze zaterdag komt de VVD samen in Nieuwegein. Op het programma staat de campagne voor de Europese verkiezingen van juni. Maar het zal ook veel over het coalitieakkoord gaan. Het ongemak in de partij is groot, al is de verwachting niet dat partijleider Dilan Yesilgöz het heel zwaar gaat krijgen. Je hoort ook vaak: het moet maar zo, er is geen alternatief. In peilingen staat de VVD op verlies, en vrijwel niemand ziet de andere optie zitten, regeren met GroenLinks-PvdA. Hun kiezers, denken ze bij de VVD, zouden het de partij nooit vergeven als er een coalitie zou komen met links. „Dan hangen we onszelf op.”
VVD’er Jeroen Diepemaat noemt het coalitieakkoord „defensief”. „We stoppen níet met de klimaatplannen, we gaan níet minder uitgeven aan defensie. En we letten op de centjes.” Hij vindt het zorgelijk. „Ik zie onze partij veranderen van een liberale partij in een machtspartij aan de rechterkant, die zich druk maakt over peilingen en veel minder over principes.” Hij ziet, zegt hij ook, aankomen dat ánderen de schuld zullen krijgen als de plannen mislukken. „Zoals vaak in het populisme. Dan ligt het aan Brussel, of aan de bewindspersoon van die ándere partij.” Zoals veel VVD’ers vindt Diepemaat „een wat rechtsere koers” op asiel en migratie geen slecht idee. „Maar je moet niet doen alsof je daarmee alle problemen in Nederland oplost.”
Lees ook Vier partijen, vier verhalen. Samenhang is niet zichtbaar in de nieuwe coalitie
Roffelen op de bankjes
In het Kamerdebat over het coalitieakkoord, afgelopen woensdag, roffelden PVV’ers en BBB’ers steeds weer op hun bankjes voor Geert Wilders en Caroline van der Plas. De VVD’ers lieten maar een enkele keer van zich horen. Ze maakten een gelaten indruk.
Bas Eenhoorn, van 1999 tot 2003 VVD-partijvoorzitter, zegt dat hij weliswaar „veel mensen” kent die „opstandig zijn”, maar dat er geen georganiseerde acties zijn, of ingezonden krantenstukken omdat ook zij „geen alternatief” zien. In 2000 was Eenhoorn een keer samen met Wilders, toen nog Tweede Kamerlid voor de VVD, langsgegaan bij de Hongaarse premier Viktor Orbán. Ze wilden hem overhalen zich in het Europees Parlement aan te sluiten bij de liberale fractie. „Orbán”, zegt Eenhoorn, „was zéér geïnteresseerd in de Europese liberalen.” Wilders was in die tijd „een pittig lid van de fractie”, zegt Eenhoorn, „die veel durfde te zeggen”. „Maar je kunt niet zeggen dat hij toen bepaald heel rechts was. In elk geval niet in zijn toenmalige portefeuille, sociale zaken.”
Bas Eenhoorn vindt niet dat zijn partij naar rechts schuift door in de coalitie te stappen met de PVV. „Ik vind dat Dilan Yesilgöz het mooi heeft gezegd: onze identiteit wordt níet gedefinieerd door de partijen of mensen met wie wij samenwerken.” Als er iemand is opgeschoven, zegt Eenhoorn, is het Wilders: „In zijn toon.”
In Europa kijken ze daar anders naar. Valérie Hayer, voorzitter van de Europese liberale fractie waar de VVD lid van is, wil het lidmaatschap van de VVD in de Renew-fractie na de Europese verkiezingen ter discussie stellen. Dat is een pijnlijk punt, zegt Henri Kruithof, een voormalig woordvoerder van de VVD-Kamerfractie die een goed beeld heeft van de stemming in zijn partij. „Voordat ik het hoorde, had ik alle vertrouwen in het congres. Maar dit is sfeerbedervend. VVD’ers hechten sterk aan hun Europese familie.”
Voor het eerst sinds lange tijd is de VVD niet meer de meest rechtse partij in een coalitie. Dat betekent, zegt Kruithof, dat de partij „minder naar rechts hoeft te sleuren”. De meerderheid van het congres zal hier blij mee zijn, verwacht hij, want het kader is de laatste jaren sterk verrechtst. Maar de VVD loopt in deze coalitie grote risico’s, zegt Kruithof. Veel is nog onduidelijk over de onderlinge afspraken, hoe zal een nieuw kabinet zich verhouden tot de Kamerfracties? Er is nog niet eens een premierskandidaat.”
Na de verkiezingen begonnen VVD’ers er weleens uit zichzelf over, nu bijna nooit meer: dat het misschien wel vooral komt door hun eigen strategische keuzes, dat er nu ‘geen alternatief’ is. De VVD liet vorig jaar zomer het kabinet vallen over asiel en migratie en sloot vanaf die tijd samenwerken met de PVV niet langer uit. Mark Rutte had dat sinds 2012 wel gedaan. In de formatie van 2017 schreef Rutte nog aan de informateur dat Wilders „in toenemende mate” was „verhard in het afwijzen van de liberale kernwaarden in ons land”.
Zijn opvolger Dilan Yesilgöz nam in de verkiezingscampagne afstand van de „waterige compromissen” die de VVD volgens haar onder Rutte had gesloten en beloofde haar kiezers stevige maatregelen tegen asiel en migratie. En mogelijk dus samen met de PVV. Wat niet in het scenario paste: dat de PVV misschien juist door al die aandacht voor asiel en migratie de grootste partij werd. Was er daarna nog een weg terug?
‘Herbronnen’ in de oppositie
Ietje Jacobs-Setz, fractievoorzitter van de VVD in Groningen, had het een goed idee gevonden als haar partij na dertien jaar regeren en dus compromissen sluiten was gaan „herbronnen” in de oppositie. Ze is, zegt ze ook, „niet van de linkse school die belerend doet over de PVV-stemmers, alsof die allemaal in de war zijn”. „Maar de PVV is echt helemaal niet míjn partij. Het is een partij die mensen uitsluit. Uitspraken als ‘nepparlement’ of opmerkingen over rechters zijn volgens mij geen slip of the tongue. Dat raakt mij. En dan de structuur van die partij, ik zou er het liefst van wegblijven.”
Ze zucht even. „Maar dit akkoord”, zegt ze, „is van alle regeerakkoorden in de afgelopen dertien jaar wel het akkoord dat het dichtst in de buurt komt van mijn liberale beginselen. Dus stel dat we voor elkaar krijgen wat erin staat, misschien krijgen we dan wel een Nederland dat bij mij past.” Dan slaat bij Ietje Jacobs de twijfel weer toe. „Maar mijn onderbuikgevoel zegt: wanneer zien we die overtuigingen van Wilders toch weer terug? Ik kan bijna niet geloven dat ze in de koelkast blijven. Vond hij al die dingen al die jaren dan niet écht?”
Ietje Jacobs ziet dat veel andere VVD’ers die twijfels ook hebben. Maar zwijgen. „Dat verdriet me. Mensen zijn bang voor hun positie.”
De jongerenclub van de VVD, de JOVD, heeft wél al een tijdje openlijk twijfels. Er zijn ook oudgedienden als Ed Nijpels en Frans Weisglas die blijven zeggen dat de VVD niet aan een coalitie met de PVV moet beginnen, oud-campagnestrateeg van de VVD Mark Thiessen schrijft er felle columns en nieuwsbrieven over – hij is ook tegen. Onder lokale VVD-politici is maar een enkeling heel uitgesproken. Wethouder Marco Wiesehahn uit Bergen in Noord-Holland schreef op X dat het akkoord en het aanstaande kabinet zijn steun „in het geheel niet” had. „Grenzen moeten we zeker bewaken, vooral die van jezelf: autoritair leiderschap kan nimmer door een echte liberale partij gefaciliteerd worden. Punt.” Wiesehahn zegt tegen NRC dat de VVD wat hem betreft „een enorm risico neemt met de liberaal-democratische rechtsstaat”.
Petra Ginjaar, voorzitter van de VVD in Den Haag, zegt dat het bestuur van haar afdeling had bedacht: als er veel vragen zijn over het coalitieakkoord, organiseren we er een bijeenkomst over. Maar dat lijkt vooralsnog niet nodig. „Het ligt verdeeld, ook hier in Den Haag, maar er is geen oproer. Er is het gevoel: laten ze het maar proberen, maar we houden wél een vinger aan de pols.” De zorgen die er zijn, zegt ook zij, gaan over ‘de koelkast’ van Wilders. „Ik denk zelf: we zijn er met zijn allen bij, ik heb vertrouwen in onze democratie en de instituties. Ik zie ons niet zo snel veranderen in een land als Hongarije.”
Gezocht: een liefhebber voor een loodzware baan in Den Haag én het buitenland, die het grote politieke experiment van de nieuwe rechtse coalitie durft te managen. Het zou de beknopte vacaturetekst kunnen zijn voor de premier van het kabinet dat PVV, VVD, NSC en BBB willen vormen. Nadat oud-informateur Ronald Plasterk zich deze week terugtrok, is het onduidelijk of er al een nieuwe kandidaat-premier is. De vier partijen spraken er vrijdag over door, maar hullen zich in stilzwijgen.
Deze gang van zaken is uitzonderlijk. Sinds de jaren zeventig is de leider van de grootste regeringspartij bijna automatisch premier, maar daarvoor was PVV-leider Geert Wilders nu in de ogen van zijn coalitiepartners te omstreden. Toen hij vorige week Plasterk voordroeg, ging door diens naam ook snel een streep na nieuwe onthullingen van NRC over een patentenkwestie waarin hij verwikkeld is. Gevolg: zes maanden na de verkiezingen is het nog volstrekt onduidelijk wie er premier wordt.
De ontstane politieke situatie is „ongekend” en „rommelig”, vindt oud-Tweede Kamerlid en voormalig senator Peter Rehwinkel (PvdA), die promoveerde op de staatsrechtelijke positie van de Nederlandse minister-president. Wie de volgende premier ook wordt, deze lijkt op voorhand met problemen te worden geconfronteerd die zijn of haar werk bemoeilijken.
1 Geen kiezersmandaat
Nederland heeft formeel geen gekozen premier, maar de laatste decennia is het gebruikelijk dat de politiek leider van de grootste coalitiepartij de premier wordt. Dat is volgens Rehwinkel in principe een goede zaak. „Ik snap de weerzin tegen Wilders heel goed, maar als de verkiezingswinnaar premier wordt geeft dat toch legitimatie aan de belangrijkste politieke functie van het land.”
Als de premier van buiten komt, en misschien zelfs relatief onbekend is, kan het moeilijk zijn om met gezag te opereren, denkt Rehwinkel. „Het ontbreken van een kiezersmandaat kan al snel tot teleurstelling bij kiezers leiden.” Dat risico is extra groot bij PVV-kiezers, die het in meerderheid onacceptabel vinden dat Wilders geen premier mag worden, bleek eerder uit onderzoek van EenVandaag.
2 Geen gezag in Europa
Het kiezersmandaat telt ook in Europa. De Nederlandse premier is tegenwoordig veel uren in Brussel voor allerlei EU-overleg, dat de afgelopen jaren in frequentie sterk is toegenomen. Rehwinkel: „De nieuwe premier moet straks in gesprek met de Franse president Macron, die rechtstreeks is gekozen. Die kan denken: wie ben jij dan wel?” Een andere complicatie is dat buitenlandse regeringsleiders zich zullen afvragen of de nieuwe ‘PVV’-premier wel een volledig politiek mandaat heeft, denkt Rehwinkel. „De premier moet twee visitekaartjes meenemen, die van zichzelf en die van de PVV. In Brussel zullen ze denken: kunnen we nu op vertrouwen, of moet Wilders eerst nog z’n zegen geven?”
Eén ding staat al vast: de nieuwe premier moet in Brussel stevig gaan onderhandelen. In het ‘hoofdlijnenakkoord’ pleiten PVV, VVD, NSC en BBB voor uitzonderingsposities voor Nederland rond het asiel- en mestbeleid, en een lagere EU-afdracht. Geen makkelijke opgave voor een beginnend premier.
3 Discussie over zijn rol
De rol van de premier is steeds belangrijker geworden in Den Haag. Tot 1937 had de premier zijn eigen ministerie van Algemene Zaken niet eens, en deed hij er een vakministerie bij. Nu is hij niet alleen op vrijdag voorzitter van de ministerraad, maar is hij uitdrukkelijk de bewaker van de eenheid van het kabinetsbeleid, zegt Rehwinkel. „De premier is echt een verbinder in het kabinet die ook aanspreekbaar is op de hoofdlijnen van het beleid. Daarvoor moet hij ook steeds vaker naar de Tweede Kamer komen.”
Uitgerekend een van de leiders van de nieuwe coalitiepartijen, Pieter Omtzigt van NSC, is kritisch op hoe machtig de premier is geworden. Hij verweet Rutte te veel macht naar zich toe te trekken in de coronacrisis en kabinetsbesluiten te nemen tijdens informele sessies in het Catshuis. Kan de volgende premier een stapje terug doen en meer aan zijn bewindslieden overlaten? Op één thema wil Omtzigt de premier wél kunnen blijven aanspreken. In het NSC-verkiezingsprogramma staat dat de minister-president „eindverantwoordelijk wordt voor het borgen van de grondrechten en de democratische rechtsstaat”, niet toevallig een kernthema van NSC.
4 Een instabiele coalitie
Een ander aspect dat het onwaarschijnlijk maakt dat de volgende premier een stapje terug kan doen is de verwachte instabiliteit van de rechtse coalitie. Al tijdens de formatiefase was er op veel momenten wantrouwen, of zelfs ruzie. Omtzigt liep een keer boos weg en liet dagenlang niets van zich horen en Wilders bleef op ouderwetse wijze hardcore PVV-teksten twitteren, tot irritatie van de rest. Ook de gang van zaken rond Plasterk, die in conflict kwam met Omtzigt, wekte geen vertrouwen.
Rutte stond erom bekend dat hij als geen ander dealtjes met de oppositie kon sluiten en coalities bij elkaar kon houden. Maar de opdracht voor de volgende premier lijkt nog moeilijker dan die van Rutte. De vier partijleiders blijven in de Kamer, waardoor de coalitiefracties zich meer zullen blijven profileren, ook ten opzichte van elkaar. Omtzigt noemt dat ‘extraparlementair’ en legt dat positief uit, maar zal het ook echt zo uitpakken? D66-leider Rob Jetten waarschuwde dat de vier partijen gezien hun verschillen ouderwets intensief zullen moeten afstemmen en dat de nieuwe premier „aan de leiband” van Wilders zal lopen.
Ook Rehwinkel is sceptisch. „Dualisme is goed, het politieke debat moet worden gevoerd.” Maar, zegt hij, politiek is ook een kwestie van meerderheden vergaren en afstemming bereiken binnen een coalitie. „De premier wordt meer afhankelijk van de politieke leiders in de Kamer, die daar hun piketpalen zullen slaan, en daar moet hij dan doorheen slalommen. En vervolgens moet je nog een meerderheid zien te krijgen in de Eerste Kamer. Deze constructie vraagt uitzonderlijk veel stuursmanskunst.”
Het was een van de opvallendste passages over klimaat in het coalitieakkoord: de salderingsregeling voor zonnepanelenbezitters wordt tóch afgebouwd. Niet geleidelijk in een aantal jaren, maar in één klap, in 2027. Juist tegen dat voorstel stemde de Eerste Kamer een paar maanden geleden nog. De BBB en PVV zorgden toen samen met GroenLinks-PvdA voor een meerderheid.
Drie maanden later kiezen de formerende partijen vóór de afschaffing. Een keuze die tijdens een energiedebat donderdag tot verbazing leidde bij de oppositie. Had de „woordvoerder financiën het gewonnen van de woordvoerder energie” tijdens de coalitieonderhandelingen, vroeg GroenLinks-PvdA-Kamerlid Suzanne Kröger zich af. Want, het afschaffen van de salderingsregeling levert de staatskas zeker 600 miljoen euro per jaar op, blijkt uit de financiële paragraaf van het akkoord.
De formerende partijen zochten naar een manier om het begrotingstekort niet te laten oplopen, en tegelijkertijd genoeg geld te vinden om dure plannen, zoals de afschaffing van het eigen risico, uit te voeren.
Het afschaffen van de salderingsregeling, zo bleek uit het debat, had dan ook een financiële reden. Het was een „hele pijnlijke bezuiniging”, gaf BBB-Kamerlid Henk Vermeer toe.
Ook de manier waarop de salderingsregeling wordt afgeschaft – in één keer, wat tot vragen leidde bij CU en CDA – had te maken met de financiën. Afschaffen in één keer levert meer geld op dan het verspreiden over meerdere jaren, zei Vermeer in reactie daarop. „Over de hele linie verbeteren we de koopkracht, maar we hebben impopulaire maatregelen moeten nemen om de begrotingsnormen te halen”, aldus Vermeer.
Boost in zonne-energie
Dankzij de regeling kunnen eigenaren van zonnepanelen de overtollige opgewekte stroom die zij aan het net leveren aan het eind van het jaar wegstrepen tegen de elektriciteit die is afgenomen van het energiebedrijf. Saldering zorgde voor een enorme boost in zonne-energie.
Het afschaffen van de salderingsregeling is al jaren een politiek discussiepunt. Kabinet na kabinet probeerde het. In 2013 nam toenmalig minister voor Economische Zaken Henk Kamp (VVD) zich het al voor, maar tevergeefs. Critici vinden namelijk dat de overheid zich onbetrouwbaar toont als zij de subsidie zou intrekken. Ook vinden ze het belangrijk dat zonnepanelen nu betaalbaar worden voor armere huishoudens.
Tegelijkertijd zijn experts het al langer eens dat het afschaffen van de salderingsregeling nodig is. Op sommige momenten wordt er zóveel stroom opgewekt met zonnepanelen dat het stroomnet overbelast raakt. De salderingsregeling kost ook veel geld voor energiebedrijven. Klanten leveren vaak hun overtollige zonne-energie aan het bedrijf op momenten dat de tarieven laag zijn. De stroom die energiebedrijven op een later moment ‘teruggeven’ aan de klanten kan duurder zijn. Bijvoorbeeld wanneer die stroom uit een gascentrale komt. De extra kosten die bedrijven maken, worden verrekend met al hun klanten. Ook met klanten zónder zonnepanelen.
Mensen die geen zonnepanelen hebben, betalen dus onevenredig mee aan de overbelasting van het stroomnet dat mede door zonnepaneeleigenaren wordt veroorzaakt. Door de salderingsregeling af te schaffen zou een deel van het financiële voordeel voor mensen met zonnepanelen wegvallen, hoewel zij door goedkopere energielasten hun investering nog steeds terugverdienen.
Robert Harmsen, onderzoeker energiebeleid aan de Universiteit Utrecht, vat het als volgt samen: „Het einde van het zonnepanelenparadijs komt met het afschaffen van saldering in zicht. Ook zonder saldering zal het over het algemeen voordelig blijven, maar ietsje minder dan mét die regeling.”
Het afschaffen van saldering dwingt klanten met zonnepanelen ook na te denken over hoe zij zelf slimmer met hun opgewekte zonne-energie om kunnen gaan, zegt Harmsen. „Bijvoorbeeld door een thuisbatterij aan te schaffen om opgewekte energie op te slaan, wat al gebeurt in omringende landen waar geen salderingsregeling is. Of door auto’s op te laden en vaatwassers aan te zetten wanneer de zon schijnt.”
Boete
In het Tweede Kamerdebat donderdag richtte een ander deel van de discussie over de salderingsregeling zich op berichtgeving in De Telegraaf. De krant schreef voorafgaand aan het debat dat de formerende partijen een verbod op de ‘boete’ voor het terugleveren van stroom van zonnepanelen willen. Zulke boetes geven energiebedrijven, zoals Vandebron en Eneco, sinds kort aan zonnepaneelbezitters om te compenseren voor de hoge kosten die zij maken als veel stroom tegelijkertijd het stroomnet op komt. Zo worden de kosten voor het terugleveren van zonne-energie aan het net niet verrekend met álle klanten, maar alleen met zonnepanelen-eigenaren.
Daarover zei Postma tegen De Telegraaf dat het de „omgekeerde wereld is” dat mensen met zonnepanelen moeten betalen voor het terugleveren van stroom. In werkelijkheid ging haar amendement over een vergelijkbare, maar minder ingrijpende maatregel: de terugleververgoeding die klanten met een dynamisch contract krijgen als zij meer produceren dan ze verbruiken. Bij klanten met een dynamisch contract zijn terugleveringsprijzen, die per uur veranderen, soms negatief wanneer er een groot aanbod aan elektriciteit is. Dit kan relatief veel geld kosten in de zomer voor klanten met veel zonnepanelen. Dat wil de aanstaande coalitie voorkomen door een verbod op negatieve prijzen af te spreken.
„U wekt de suggestie dat de terugleverkosten verdwijnen, maar dat is niet wat u hebt voorgesteld”, zei CDA-leider Henri Bontenbal daarover in het debat. „U wekt een valse suggestie.” Ook D66 („een bliksemafleider voor het afschaffen van de salderingsregeling”) en GroenLinks-PvdA („Populistische politiek” dat het „vertrouwen in de politiek ondermijnt”) waren kritisch.
Een daadwerkelijk verbod op het doorberekenen van een boete moet pas volgen na het afschaffen van de salderingsregeling in 2027, blijkt uit een motie van VVD-Kamerlid Silvio Erkens, die naar verwachting een meerderheid krijgt. Tot die tijd zouden energiebedrijven meer openheid moeten geven over de kosten die zij maken voor het aanleveren van stroom door zonnepanelen. Volgens de formerende partijen is het belangrijk dat mensen meer „duidelijkheid” krijgen over welke kosten zij kunnen verwachten en op welke termijn zij hun investering kunnen terugverdienen.
Vijf jaar geleden speelde klimaat bij de Europese verkiezingen een bepalende rol. Voorstanders van meer klimaatactie wonnen massaal. Een ambitieus project van wetgeving dat doelen stelde voor klimaatneutraliteit, biodiversiteit en circulariteit, volgde. Deze Europese Green Deal moest volgens Commissievoorzitter Ursula van der Leyen „Europa’s ‘man op de maan’-moment” worden.
Inmiddels klinkt een ander geluid in Brussel. Rechtsere partijen, waaronder klimaatsceptische rechtsradicalen (Italië, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije), hebben momentum. Vaak klinkt daar een oproep om klimaatbeleid af te houden of terug te draaien.
In Brussel zal na de Europese verkiezingen waarschijnlijk een conservatievere Europese Commissie de toon zetten. Daarop voorsorterend zwakte de Commissie afgelopen maanden haar groene ambities voor landbouw, na boerenprotesten, af. Maatregelen voor pesticidegebruik werden ingetrokken, net als strengere regelgeving voor het herstel van natuurgebieden.
Verdwijnt de Green Deal?
Leiden deze Europese verkiezingen tot het intrekken van Europees klimaatbeleid? Verdwijnt het groene vlaggenschip van Europese wetgeving zo snel als het gekomen is? Het zal zo’n vaart niet lopen, denkt Pieter Boot, oud-sectorhoofd bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en nu fellow van het Clingendael International Energy Proramme. Veel klimaatplannen zullen gewoon doorgang vinden, en „landbouw was altijd al de zwakste schakel binnen de Green Deal”, aldus Boot, omdat de wetten daarover nog niet waren afgerond. Maar het wettelijke raamwerk van regelgeving voor het klimaat en energiegedeelte van de Green Deal staat „behoorlijk stevig”, zegt Boot, en verankert het Europese doel om klimaatneutraal te worden in 2050.
Klimaatplannen krijgen wellicht een ander ‘jasje’, een nieuw frame. Iets als: strategische autonomie in tijden van geopolitieke spanningen. „‘Een sterk Europa’, hoor je dan”, zegt Boot. „En daarmee willen ze ongeveer hetzelfde.”
Welk prijskaartje voor burger?
Spannend wordt het volgens Roel van der Veen, onderzoeker bij het PBL, met name op de volgende twee punten: welke prijs durft een nieuwe Commissie indirect op uitstoot te leggen en lukt het om genoeg financiering te vinden om alle klimaatplannen uit te voeren?
In Europa geldt sinds 2005 een systeem dat een prijs legt op CO2-uitstoot. Het emissiehandelssysteem (ETS) werkt als een soort veiligheidsklep, zegt Van der Veen, en dwingt lidstaten werk te maken van verduurzaming. „Als er geen extra beleid voor emissiereductie wordt gemaakt, gaat de prijs van uitstoot door het dak.”
Lees ook De klimaattransitie gaat iedereen raken: dit zijn de belangrijkste punten uit de Green Deal
Dit prijssysteem werkt al voor de industrie, maar het Europarlement wil het ook laten gelden voor gebouwen en verkeer. Met gevolgen voor consumenten.
Wil de nieuwe Commissie de rug recht houden voor deze politiek-gevoelige uitbreiding van het emissiehandelssysteem (ETS2)? „Bij de industrie is het oplopen van de prijs minder spannend, want dat zijn commerciële bedrijven”, legt Van der Veen uit. „Zij zien de verhoging aankomen en reageren daarop. Maar ETS2 raakt grotendeels burgers.”
De rekening van verduurzamen
De discussie over ETS2 barst pas over een paar jaar los, vermoedt Boot. „Maar je kan nu al aanvoelen dat de verduurzaming van huizen overal zal tegenvallen. Met een beetje pech gaat het lijken op de landbouw. Als de kosten omhoog gaan, zal iedereen moord en brand schreeuwen.”
Om te voorkomen dat burgers hard worden geraakt, heeft de Commissie een noodreserve van emissierechten aangelegd. Als de prijs voor CO2 hoog oploopt, kunnen rechten worden vrijgegeven, waardoor de prijs even daalt. Die voorraad is alleen niet oneindig. Als dit emissiehandelssysteem wordt uitgesteld of opgeschort, komt er minder geld beschikbaar om armere inkomensgroepen te helpen met verduurzamen – dat uit de opbrengst van ETS2 moest worden betaald.
Daar ligt de kern van een ander probleem van de Green Deal. Krijgt Europa genoeg miljarden opgehoest om de verduurzaming op gang te houden? Nu het wettelijke raamwerk voor de klimaatplannen grotendeels af is, valt op dat de financiering niet geheel in orde is. Zo kijkt Europa met jaloezie naar de Amerikaanse tegenhanger: de Inflation Reduction Act geeft bedrijven in ruil voor verduurzaming veel belastingvoordelen.
Het Europees milieuagentschap brekende vorig jaar dat jaarlijks zeker 392 miljard euro extra investeringen nodig zijn om de verduurzamingsplannen op de rails te houden en kijkt nadrukkelijk ook naar de private sector. De meeste investeringen zijn nog nodig in de transportsector en woningbouw.
„De druk op overheidsbudgetten wordt alleen maar groter”, zegt Van der Veen. Hij doelt op vergrijzing, defensie en klimaatplannen. „Tegelijk wordt door een aantal lidstaten op de rem getrapt om meer financiële ruimte te bieden in Europa.”
Het slagen van de Green Deal hangt meer af van het uitvoeren van bestaande plannen en genoeg investeringen dan van nieuwe regelgeving, stelt Boot. Hij somt op: blijft windenergie op zee goedkoop, zijn lidstaten bereid de industrie te ondersteunen, gaan bedrijven hier investeren of elders, is infrastructuur beschikbaar?
Stresstest in 2040
De eerste stresstest is het EU- klimaatdoel voor 2040, dat dit jaar moet worden afgesproken. In februari deed de Commissie een voorstel: ten minste 90 procent minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990. „Het zou wel heel opzienbarend zijn als ze onder die 90 procent gaan zitten”, zegt Boot. Partijen van links én rechts hebben belang bij doorgaan op het ingeslagen pad, zegt ook Van der Veen. Is het niet om klimaatzorgen, dan wel om onafhankelijk te worden van olielanden. Maar het is niet gezegd dat specifieke maatregelen die burgers direct raken, niet ingetrokken of aangepast zullen worden. In 2026 evalueert de EU groene plannen. Mogelijk belandt de verplichting voor elektrische auto’s vanaf 2035, een twistpunt voor Duitsland, op het hakblok en krijgen uitzonderingen de ruimte.
Lees ook ‘Ik hoor vaker: de Green Deal is ideologie. Maar de basis is toch echt kennis, wetenschap’
Alsof er niets gebeurd is, kondigde Geert Wilders op dinsdag aan dat hij na een bewogen pinksterweekend een nieuwe kandidaat-premier heeft gevonden. Hij deed dat in de wandelgangen van de Tweede Kamer, omringd door televisiecamera’s. Terwijl hij praatte, liep Wilders Pieter Omtzigt tegen het lijf. De NSC-leider had eerder grote problemen met de eventuele benoeming van Ronald Plasterk als premier.
Vorige week verpestte het noodgedwongen uitstel van de bekendmaking van Plasterk het feestje van Wilders enigszins. En deze maandag trok Plasterk zich helemaal terug. In een verklaring schreef hij dat zijn „mogelijk functioneren als minister-president” zou worden belemmerd door verhalen over zijn integriteit. Hij doelde daarmee op onderzoeksverhalen van NRCover de manier waarop Plasterk patentaanvragen voor een kankertherapie verkreeg.
Voor het oog van de camera’s was er dinsdag hartelijkheid tussen Wilders en Omtzigt in hun korte ontmoeting. „Hoe is het”, vroeg Wilders. „Hoe is het met jóú, jongen”, vroeg Omtzigt terug. Maar de terugtrekking van Plasterk als premier van een kabinet onder leiding van de PVV is een voorbode van nieuw onheil in de nog broze coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB.
Dat komt niet alleen doordat er nog altijd een vacature is voor het hoogste ambt in het nieuwe kabinet. Wilders heeft iemand gepolst, zei hij, en zal die keuze donderdag bespreken met de andere partijen. Lastiger is dat de kwestie drie zwakke plekken in deze coalitie blootlegde, die niet opgelost zijn met het intrekken van de kandidatuur van Plasterk.
1 De PVV is geen ledenpartij
Geert Wilders heeft een groot personeelsprobleem. Al sinds de oprichting van de PVV in 2005 laat hij buiten zichzelf geen leden toe in de partij. Die keuze maakte hij omdat hij geen taferelen à la de Lijst Pim Fortuyn (LPF) wilde in de PVV, maar rust.
Wilders’ wereld bestaat daarom uit een kleine groep vertrouwelingen, die voor een groot deel in de Kamerfractie zitten. Partijen zijn ook opleidingsinstituten. Maar in de PVV komen mensen nauwelijks bovendrijven, PVV’ers doen geen bestuurlijke ervaring op, en de fractieleden moeten vooral het partijbelang dienen.
Wilders zelf zou graag premier worden, zegt hij, maar dat is onacceptabel voor de andere drie partijen. Daarom moet hij iemand voor die functie inhuren, zoals hij na het debacle met PVV’er Gom van Strien (die zijn opdracht als verkenner snel teruggaf toen bleek dat hij Wilders niet had ingelicht over fraudebeschuldigingen), twee PvdA’ers, een CDA’er en een SGP’er inhuurde als informateur. Hij is dus aangewezen op mensen die hij niet goed kent, of die geen bondgenoot waren. Ook bij een volgende premierskandidaat.
Lees ook Plasterk geen premierskandidaat: hoe nu verder met de formatie? De route naar de bordesfoto is nog lang
2 De twijfels bij NSC blijven
Pieter Omtzigt en Ronald Plasterk hebben een problematisch verleden. Plasterk had na afloop van zijn periode als informateur in de Kamer verklapt dat Omtzigt Plasterks dienstauto had gebruikt toen hij op een andere locatie de formatie opblies. Plasterk schreef afgelopen vrijdag een excuusbriefje in De Telegraaf. Het haalde de kou niet uit de lucht, want NSC’ers voelden zich er ongemakkelijk en verrast over. Bovendien: het ging Omtzigt, zo zagen direct betrokkenen, niet alleen om het persoonlijke vertrouwen. NSC is onder meer opgericht om politieke en bestuurlijke integriteit te bevorderen. Plasterk zelf schreef in zijn eindverslag in februari: „Bewindspersonen en Kamerleden vervullen een voorbeeldfunctie door integriteitsnormen ten volle na te leven.”
Misschien nóg zwaarder dan dit is de voortdurende aarzeling bij Omtzigt om voluit in een coalitie met de PVV te stappen. Hij heeft vorige week zijn akkoord gegeven aan 26 pagina’s met afspraken, maar de twijfels blijven, zo merken betrokkenen op. En die twijfel kan toeslaan op onhandige momenten: bij een benoeming, of een lastige inhoudelijke kwestie.
3 De leiders blijven in de Kamer
In theorie werkt het straks zo: onafhankelijk van de Tweede Kamerfracties werkt een nieuw kabinet aan een meer gedetailleerde agenda voor de komende vier jaar. De Tweede Kamer zal die plannen toetsen en controleren. De macht ligt vooral dáár, bij de volksvertegenwoordigers.
De vier politieke leiders blijven dan ook in de Kamer en gaan niet het kabinet in. Deels is het een principezaak, Omtzigt wil een zogeheten extraparlementair kabinet. En deels is het noodzaak, om Wilders uit het kabinet te houden. Het gevolg: meer dualisme en een relatief zwakke premier.
Maar het betekent ook een recept voor voortdurend gekibbel. Het kabinet kan disciplinerend werken voor partijleiders, het kabinet moet immers met één mond spreken, zoals het heet.
De ruimte die Omtzigt zichzelf gunt, heeft Wilders straks ook
De partijleiders nemen nu de maximale vrijheid om zich te blijven laten zien en afstand te nemen van de anderen als het uitkomt. Juist het laten zien van verschillen kan heilzaam werken voor de democratie, zei Omtzigt vorige week.
Maar de ruimte die hij zichzelf gunt, heeft Wilders straks ook. En een meningsverschil zit in een klein hoekje, zeker bij vier leiders die altijd met één oog op X zitten. Maandag bleken oude gewoontes hardnekkig, toen BBB-leider Caroline van der Plas over Plasterk schreef: „Ik vind het verschrikkelijk dat hij zonder proces of uitkomsten van onderzoeken als persoon voor het leven is beschadigd.”
Dat leidde meteen tot een reactie van VVD-leider Dilan Yesilgöz, die zonder Van der Plas’ naam te noemen schreef: „Het is het werk van journalisten om ons vrij en veilig te controleren. Ondertussen moeten wij, politici, ons richten op het bouwen van een stabiel landsbestuur. Laten we dus dat vooral doen, in plaats van moddergooien richting de vrije pers.”
Luistert er nog iemand naar Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen? Zelf formuleert hij het, aan de vergadertafel van zijn werkkamer in Den Haag, diplomatiek: „We zien dat een aantal signalen die we afgeven wel worden opgepakt, en andere niet.”
Deze woensdag presenteerde Van Zutphen zijn jaarverslag aan de Tweede Kamer. Een dag vroeger dan gepland, omdat de Tweede Kamer woensdag debatteert over het hoofdlijnenakkoord dat PVV, VVD, NSC en BBB vorige week sloten. Daarin valt vooral in de asielparagraaf op dat de onderhandelaars precies het tegenovergestelde doen van wat Van Zutphen in de afgelopen maanden adviseerde. Hij deed een oproep om de asielopvang uit de crisismodus te halen, de coalitie wil een tijdelijke asielcrisiswet. Hij deed een oproep om de opvang van asielzoekers minder sober te maken, de coalitie wil die opvang verder versoberen. Hij deed, tegen zijn gewoonte in en voor het eerst, begin dit jaar een oproep aan de Eerste Kamer die erop neer kwam om de Spreidingswet te steunen. De coalitie wil die wet, die de verdeling van asielzoekers over gemeenten regelt, intrekken.
Zijn er nog maatregelen die tegenovergesteld zijn aan uw adviezen die ik over het hoofd heb gezien?
„Ik hoop het niet. Toen ik las dat ze de Spreidingswet willen terugtrekken, dacht ik: we zijn terug bij af. Het zou betekenen dat er nog steeds geen sprake is van bestuurlijke saamhorigheid in Nederland, die nodig is voor een oplossing. Dát is de consequentie. De verschillen tussen gemeenten blijven bestaan, waardoor sommige onevenredig zwaar moeten bijdragen aan de opvang.
„Dit gaat ook over de zuiverheid van het besluitvormingsproces en van wetgeving. Het is nogal wat om een wet aangenomen te krijgen en voordat die in werking treedt terug te trekken. Onderschat het effect bij burgers niet. Het doet iets met de manier waarop zij naar de overheid kijken. De ene dag dit, de andere dag dat. Wat hebben we dan nog aan wet- en regelgeving?”
Er komt een tijdelijke asielcrisiswet, u adviseerde eerder om de opvang juist uit de crisissfeer te halen.
„Wat wij zagen in ons onderzoek is dat er geen verschil meer is tussen noodopvang en crisisopvang, dat de ondergrens niet alleen is bereikt maar dat de opvang daar al doorheen gaat. Noem het geen crisis, benoem wat het is: wij voldoen niet aan onze verplichtingen.”
Lees ook Ombudsman: overheid handelde ‘onbehoorlijk en ongepast’ door afpakken van tenten asielzoekers Ter Apel
De vier partijen zeggen: zo’n crisiswet biedt ons instrumenten om het aantal asielzoekers terug te dringen.
„Ik betwijfel of het gaat werken, het risico is dat het een loze belofte blijkt. Ik krijg nu al veel meer klachten over de IND dan een jaar geleden. En al die klachten – van mensen wier beslistermijn is overschreden en die geen duidelijkheid hebben – worden gegrond verklaard. Die mensen zitten al in een penibele situatie. Zo’n wet verandert dat niet.
„De vraag of er sprake is van een crisis, is in feite een juridische vraag. En om in de juridische termen te blijven, mij schoot door het hoofd: culpa in causa [schuld in oorzaak]. Nederland heeft zich in de situatie gebracht waarin er een crisis is ontstaan, we zijn er zelf debet aan. We wisten al heel lang wat er aan de hand was en namen geen maatregelen. Ik ben op opvanglocaties geweest, we zakken hier echt door de bodem heen van wat mensenrechtelijk aanvaardbaar is. Dat weten we al heel lang.”
Die opvang wordt in het hoofdlijnenakkoord beperkt en „sterk” versoberd.
„Het is mij onduidelijk wat daarmee bedoeld wordt. Betekent het dat we in plaats van 25 mobiele toiletten er nog maar 10 neerzetten voor grote groepen? Of dat we mensen gewoon niet meer toelaten? Dat we zeggen: ga maar op straat leven? Ik ben in steden in Europa geweest waar dat regime geldt. Loop maar rond in Athene of Brussel. Waarom zou je een strenge regime hebben voor mensen van wie je weet dat ze zeer waarschijnlijk hier aanspraak maken op een status? Wat voegt het dan toe?”
De coalitie noemt dit het „het strengste asielpakket ooit”.
„Door mijn hoofd schoot toen: het strengste fraudebeleid ooit. We weten waar dat toe heeft geleid. Ik had gehoopt op meer aandacht voor uitvoerbaarheid in dit akkoord. De patronen in de Toeslagenaffaire zijn hetzelfde, je kunt makkelijk parallellen trekken: niet luisteren, te snel van start gaan, te veel beloven, onduidelijkheid creëren. Ook hier gaat het over hardvochtigheid en hardheden, een zekere ontkenning van het individuele geval. En een zekere vooringenomenheid.”
Waar ziet u dat in?
„In het geval van de Toeslagenaffaire werd door het College voor de Rechten van de Mens en de Autoriteit Persoonsgegevens vastgesteld dat er sprake was van directe en indirecte discriminatie. Ik wil ze niet voor de voeten lopen, maar ik hoop dat ze zich over deze asielplannen buigen.
„Zit daar iets in van vooringenomenheid? En een discriminerend element? Als ik met mijn juridische achtergrond naar dit akkoord kijk, doe ik dat aan de hand van artikel 1 van de Grondwet. Wordt iedereen die zich op Nederlandse bodem bevindt, dus niet alleen dé Nederlanders, gelijk behandeld? Daar heb ik vraagtekens bij.”
Lees ook Solidariteit met grenslanden? Voor 20.000 euro koopt Nederland een asielplek af
De belofte van de vier coalitiepartijen om in Brussel te proberen afspraken terug te draaien en om uitzonderingsposities te vragen wekt scepsis op bij Van Zutphen. Hij kent het Europese juridisch systeem goed, werkte als ondersteuner bij het Europees Hof in Luxemburg. „Nederland heeft meegewerkt aan het tot stand brengen van Europese wet- en regelgeving. We hebben ons ingezet voor afwijkende mogelijkheden van onze boeren. Die houden nu op, omdat er problemen zijn met de waterkwaliteit. Daarom zijn we in Nederland tot nieuwe regels gekomen, om de natuur te beschermen.”
Dat is niet de boodschap van de coalitie.
„Een goed verhaal zou zijn: we weten dit, we zijn ons hiervan bewust. We zijn eerlijk tegenover de mensen in Nederland. Of het nou gaat over boeren, armoede of de komst van asielzoekers in Nederland. We weten welke stappen er al zijn gezet en geprobeerd. We weten dat Nederland zich verbonden heeft aan wetten, regels en verdragen. En dat het ingewikkeld is om iets voor elkaar te krijgen in Brussel. Dus gaan we twee dingen doen. Het daar misschien nog een keer proberen, al is meneer Adema [Landbouwminister Piet Adema, ChristenUnie] er al drie keer geweest. Maar we zijn er ook op voorbereid dat het níét gaat lukken.” Wat nu het plan is als het in Brussel niet lukt, vervolgt hij, blijft ongewis.
Boeren ontlenen wel hoop door het akkoord.
„Een van de lessen die we trokken uit onderzoek naar grote hersteloperaties is dat als de overheid te veel belooft, dat leidt tot teleurstelling. Het vertrouwen neemt erdoor af.” En dus is Van Zutphen, zegt hij zoekend naar woorden, „laat ik het zo zeggen… bevreesd dat dit valse hoop biedt. Te veel beloven en niet leveren, dat is desastreus.”
U betwijfelt dat Brussel meewerkt om ons een uitzonderingspositie te verlenen of afspraken terug te draaien.
„Ik zet me schrap.”
De vier coalitiepartijen zijn op zoek naar bewindspersonen, bent u al gevraagd?
„Nee.”
Zou u het doen?
„Nee.”
Dat klinkt vrij…”
„Ja.”
Ze zijn ook op zoek naar een minister-president..
„Nee. Nooit geambieerd. Als de vraag komt, zeg ik nee. Ik verwacht geen telefoontje.”