Europa is een „levend lab”, zegt Léonie de Jonge, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Tübingen (Duitsland). Ze is gespecialiseerd in radicaal- en extreem-rechts. Na een jaar van grote verkiezingsoverwinningen is nu het jaar begonnen dat radicaal-rechts iets te bewijzen heeft. „De macht die ze wonnen, moeten ze zien te verzilveren. De grote vraag is of ze kunnen regeren en hun machtspositie kunnen behouden, of zelfs kunnen uitbouwen.”
Het jaar 2023 was het succesvolste jaar in decennia voor radicaal-rechts in Europa en de Verenigde Staten. Ze wonnen flink bij verkiezingen, en kregen in Finland en Nederland regeringsmacht. Dat deze radicale politieke stroming het tij mee heeft, heeft meerdere oorzaken, zegt De Jonge. „Partijen uit verschillende landen hielden lange tijd afstand van elkaar, uit angst dat ze elkaar zouden besmetten met hun extremistische imago. Nu profiteren ze juist van elkaar.” Het succes van een radicaal-rechtse partij in het ene land zorgt voor normalisering van het gedachtegoed in het andere.
De Jonge: „De economische en politieke omstandigheden zijn bovendien perfect: er heerst economische onzekerheid, migratie is een kernthema voor kiezers. Media hebben hun geluid een platform gegeven. En gevestigde partijen hebben radicaal-rechts toegelaten tot de electorale arena, door hun thema’s over te nemen, met hen te onderhandelen of met hen e mee te regeren. Het succes van radicaal-rechts in Europa is dus geen natuurverschijnsel, het veld is driftig voor ze omgeploegd.”
Stoorzender
Radicaal-rechtse partijen als de PVV zitten in een nieuwe positie, zegt De Jonge. „Ze waren gewend vanuit de flank te opereren, als stoorzender. Nu ze echt machtsposities innemen, blijven ze zich als oppositie gedragen. Dat geldt ook voor de PVV.”
De vraag is dan ook: kunnen radicaal-rechtse partijen trouw blijven aan hun disruptieve stijl en tegelijk bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen? En wat gebeurt er als dat niet lukt en ze incapabel blijken? Die vraag speelt in de Verenigde Staten, waar Donald Trump aan het einde van de maand opnieuw beëdigd wordt als president; in Oostenrijk, waar de FPÖ na een mislukte formatie van de andere partijen alsnog de kans krijgt een regering te vormen, en in het Italië van Giorgia Meloni. En ook in Nederland.
In de oppositie lopen al weddenschappen over een val van het kabinet
Het eerste half jaar dat het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC en BBB) regeerde, werd getekend door chaos en crisis. In de coalitie én in de oppositie wordt rekening gehouden met een snelle val van het kabinet. De onderlinge verhoudingen zijn verzuurd, met name tussen de vier partijleiders in de Tweede Kamer. Oude conflicten zijn niet opgelost, en nieuwe komen eraan, bijvoorbeeld over nieuwe bezuinigingen in de Voorjaarsnota. Of over de rechtszaak die Greenpeace heeft aangespannen tegen de Nederlandse staat. De uitspraak is op 22 januari en zou betekenen, als Greenpeace gelijk krijgt, dat het kabinet grote stikstofmaatregelen moet gaan nemen. Dat zal niet alleen veel geld kosten, maar kan ook leiden tot een gedwongen sanering van de agrarische sector – vrijwel zeker een recept voor een nieuwe politieke crisis.
De PVV is ‘superstabiel’
In de oppositie worden al gretig weddenschappen afgesloten over een val van het kabinet, en wordt uitgekeken naar nieuwe verkiezingen. Maar de kans dat de politieke wereld van vóór 22 november 2023 zich herstelt, is klein. „We zien nu al dat de PVV-kiezer het de eigen partij niet of nauwelijks kwalijk neemt dat er nog zo weinig van de grond komt”, zegt Peter Kanne van onderzoeksbureau Ipsos I&O.
Kanne: „De PVV is superstabiel sinds de verkiezingen van 2023. Als je kiezers vraagt naar wat er niet goed gaat, dan krijgt Geert Wilders daar niet de schuld van. Kiezers zeggen dingen als: ‘hij probeert het tenminste. Hij neemt het op voor onze belangen, hij weet wat er leeft’.”
Lees ook
Waarom Heerlen-Noord Wilders trouw blijft
In mindere mate geldt dit ook voor de VVD en BBB, hoewel het electoraat van die partijen volgens Kanne kwetsbaarder is. NSC is volledig ingestort en zou volgens peilingen zo’n drie van de twintig zetels overhouden.
Wilders speelt volgens Kanne de rol van „de klassenvertegenwoordiger die meepraat in de leerlingenraad en tegelijk propjes blijft gooien in de klas”. Oppositie tegen de eigen coalitie voert Wilders elke dag via X. De afgelopen dagen noemde hij een interview dat VVD-leider Dilan Yesilgöz aan EenVandaag gaf „ongelooflijk vals”. En hij kondigde zonder onderbouwing aan dat er geen bewindspersoon van de PVV deel zou nemen aan het World Economic Forum in Davos. De suggestie: de bewindspersonen die wél gaan, doen mee aan een wereldwijd complot.
Elke dag voert Wilders via X oppositie tegen de eigen coalitie
Het gevolg van deze dubbelrol is een grote kloof tussen hoe kiezers naar het kabinet kijken en hoe ze naar hun partijkeuze kijken. Terwijl nog geen 20 procent van de kiezers tevreden is over het kabinet, schommelt de coalitie in de peilingen van Ipsos I&O rond de 45 procent van de stemmen. Kanne: „Dus 26 procent van de kiezers wil op een coalitiepartij stemmen, terwijl ze ontevreden zijn over het kabinet. Dat is zeldzaam, normaal laten ontevreden kiezers hun partij veel sneller vallen.”
Symboolmaatregelen
Je zou het een electorale superkracht kunnen noemen: ook als regeren niet lukt, wordt een partij daar niet voor gestraft. Die superkracht hoort bij radicaal-rechtse partijen, zeggen politicologen. Hun kiezers kijken anders naar hun partij dan kiezers van middenpartijen, zei hoogleraar politiek pluralisme Sarah de Lange (Universiteit van Amsterdam) afgelopen zaterdag in de NRC-podcast Haagse Zaken. Ze zijn „vrij snel tevreden met wat je symboolmaatregelen zou kunnen noemen”, zo blijkt uit internationaal onderzoek. De Lange verwees naar de invoering van grenscontroles door minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV). „Dat gebeurt maar op een paar plekken, maar veel kiezers zien het als een signaal dat de grenzen niet langer per definitie open zijn, en vinden dat al heel belangrijk.”
Politicoloog Simon Otjes (Universiteit Leiden) zei in dezelfde podcast dat er een steeds bredere kloof gaapt tussen partijen die primair willen besturen, en partijen die vooral goed zijn in het benoemen van zorgen in de samenleving. Dat onderscheid tussen ‘responsible politics’ en ‘responsive politics’ (termen van de Ierse politicoloog Peter Mair) is al oud.
Maar, zegt Otjes: „Sommige partijen zijn steeds beter geworden in het vertolken van de wil van burgers, en steeds minder goed in besturen. Dat zie je terug in dit kabinet, dat wel de zorgen van kiezers kan benoemen, maar een beperkt vermogen heeft om echt beleid te maken. Kijk alleen al naar de stikstofcrisis.”
Tegelijkertijd: partijen en coalities die beloven wél goed te regeren hebben het ook moeilijk. „Kijk maar het Verenigd Koninkrijk, Duitsland of Frankrijk. De gevestigde partijen leveren niet meer, en wat overblijft is de symbool- en identiteitspolitiek van radicaal-rechts. Dat vind ik zorgwekkend. Zo blijft radicaal-rechts een dominante kracht.”
‘Laat Geert Wilders het maar eens proberen’, zeiden velen in Den Haag na de verkiezingszege van de PVV in 2023. Als kiezers zien dat de PVV geen stabiele regering kan leiden, lopen ze vanzelf weg. Dat idee leeft nog steeds, zeker bij coalitiegenoot VVD, die van dit kabinet ook weer geen ál te groot succes wil maken.
Maar radicaal-rechtse partijen leggen de schuld sneller bij anderen: Europa, rechters, of andere partijen. Radicaal-rechtse kiezers accepteren dat in grote mate. Onderzoeker Peter Kanne: „Het oppositievoeren vanuit de Tweede Kamer tegen de eigen coalitie is buitengewoon succesvol. Daar komt bij dat kiezers zo’n laag vertrouwen hebben in politiek, dat ze nu geen alternatief zien. Ik heb bij Wilders vaak gedacht: nu gaat hij te ver. Ik dacht het na zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak in 2014, of na de film Fitna in 2008. Maar dat was nooit zo. Het waren juist springplanken.”
Na het intensieve publieke debat van de afgelopen twee jaar, aangezwengeld door demonstraties van actiegroep Extinction Rebellion en voortgezet in de politiek, is het nu even stil rondom fossiele subsidies. Waar staat Nederland eigenlijk met het stoppen van deze belastingvoordelen die het gebruik van olie, gas en kolen stimuleren?
Het voornemen om fossiele subsidies uit te faseren bestaat al even. In 2009 spraken de G20-landen (de belangrijkste economieën ter wereld, waaronder de VS, de EU, India en China) af om „op de middellange termijn” ermee te stoppen. Het klimaatakkoord van Parijs sprak over „geldstromen” die moeten bijdragen aan een duurzame samenleving. In 2017 nam de G7 zich voor om in 2025 „inefficiënte” fossiele subsidies te hebben afgebouwd. Allemaal zachte formuleringen die een politieke uitweg bieden.
Scheep- en luchtvaart
Nederland had in 2023 tussen de 39,7 en 46,4 miljard euro aan fossiele subsidies, bleek uit een inventarisatie van het ministerie van Financiën destijds. Later dat jaar publiceerde het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal planbureau (CPB) een eigen studie waarmee ze op een ander bedrag uitkwamen: namelijk 17,1 miljard euro in 2021.
Het grote verschil in bedragen is te verklaren door wat is meegerekend. Zo lieten de planbureaus bijvoorbeeld sommige zaken buiten beschouwing, zoals indirect gebruik van fossiele brandstoffen bij bijvoorbeeld het maken van plastic omdat er geen CO2 bij vrijkomt. Ook is de btw die bijvoorbeeld over vliegtickets wordt geheven niet meegenomen. Het energieprijsplafond dat Rutte IV tijdelijk instelde om de gasprijzen te temperen, kwam neer op 3 miljard euro aan fossiele subsidie maar bestond nog niet in het jaar dat CPB en PBL onderzochten.
Lees ook
Studie planbureaus: afschaffen fossiele subsidies is ‘een hersenkraker’
Voorbeelden van fossiele subsidies zijn de stookolie voor schepen en kerosine voor vliegtuigen die niet worden belast. Ook hoeven grote industriebedrijven vaak geen belasting te betalen over de energie die nodig is om bijvoorbeeld plastic of staal te maken.
De noodklok
Waar het vorige kabinet een aantal voorstellen deed om fossiele subsidies af te schaffen, is de huidige regering terughoudender. Het kabinet-Schoof heeft afgesproken niet méér te doen dan Europese milieuregels voorschrijven. De facto doet Nederland dat al wel.
Zo betaalt de Nederlandse industrie boven op Europese regels ook extra voor CO2-uitstoot via een heffing. De vorige regering had zich een aantal andere stappen voorgenomen: de CO2-heffing voor de industrie zou omhoog gaan en grootverbruikers zouden meer belasting voor aardgas moeten betalen. Gasverbruik bij de productie van staal zou ook belast worden, maar dat plan werd afgeschoten in de Eerste Kamer.
Het met spoed afbouwen van fossiele subsidies blijkt een „zeer gevoelige” kwestie
Het kabinet-Schoof draaide een aantal van die voorgenomen plannen terug. Deze regering verlicht juist de belasting op aardgas voor zowel burgers als bedrijven, en wil vooral in Europa verder met het afbouwen van fossiele voordelen.
Onder het kabinet Rutte-IV bleek het al ingewikkeld om fossiele subsidies af te bouwen. Zo besloot het vorige kabinet in 2023 een regeling voor industriebedrijven stop te zetten, waarmee zij gecompenseerd werden voor CO2-pijs voor elektriciteit. Het is de Europese prijs die een bedrijf betaalt voor de uitstootrechten van CO2. Het was een „ondoelmatige” fossiele subsidie, aldus voormalig minister Micky Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat, VVD), en werd afgeschaft. Het haalde een prikkel om te verduurzamen onderuit.
Lees ook
Afschaffen fossiele subsidies kan, maar vereist zorgvuldigheid
Toch kwam zij op het besluit terug. Belangenorganisaties van industriebedrijven luidden de noodklok over de elektriciteitsprijzen die in Nederland flink hoger liggen dan in omliggende landen. Begin 2024 legde zinkfabrikant Nyrstar in Budel, die veel stroom gebruikt (jaarlijks zoveel als de stad Eindhoven), de productie tijdelijk stil.
Demissionair Rutte-IV besloot de afgeschafte regeling tijdelijk weer in te voeren. Inmiddels houdt klimaatminister Sophie Hermans (VVD) de optie open om deze maatregel definitief terug te brengen.
Momentum
Meer dan de helft van de fossiele subsidies in Nederland zijn Europees vastgelegd. Te denken valt aan gratis uitstootrechten die de industrie ontvangt of het Europese verbod op het belasten van kerosine. Hermans zei onlangs in de Tweede Kamer dat het afbouwen van fossiele subsidies in Europees verband haar voorkeur heeft zodat Nederlandse bedrijven niet te maken krijgen met een “ongelijk speelveld”.
Tegelijkertijd speelt in Europa dezelfde problematiek als in Nederland. De Europese industrie verkeert in zwaar weer en heeft moeite te concurreren met Amerikaanse en Chinese bedrijven die vaak goedkoper kunnen produceren. Ook in Brussel is een nieuw bestuur aangetreden dat weliswaar met zoveel woorden zégt de klimaatdoelen te willen halen, maar nieuwe maatregelen wel afweegt tegen de effecten op de concurrentiepositie van Europese bedrijven.
Het momentum om fossiele voordelen snel af te bouwen lijkt dan ook – onder een conservatievere Europese commissie – verdwenen. Tegelijkertijd is Nederland afhankelijk van Brusselse besluiten hierin. Zo pleit Nederland al een tijd voor de mogelijkheid om belasting te heffen op kerosine. Andere landen, met name in Zuid-Europa, willen daar niet aan. Er is geen unanimiteit dus blijft het verbod staan.
Verdienmodel onder druk
Het is ongelofelijk complex, zegt onderzoeker Corjan Brink (PBL) die fossiele subsidies onderzoekt. „Als het concreet wordt, blijkt het toch lastig omdat duidelijk wordt wie er wordt geraakt”, zegt hij, verwijzend naar het afgeschoten plan om gasverbruik bij de productie van staal te belasten.
Kleine lichtpuntjes zijn er wel. Hij verwijst naar de brandstoffen voor schepen die vanaf dit jaar onder het Europese emissiehandelssysteem vallen, waardoor deze brandstoffen duurder worden door een CO2-prijs. Ook zijn er Europese eisen om dit soort brandstoffen te verduurzamen door een minimum aandeel duurzaam geproduceerde brandstof bij te mengen.
Toch blijft het met spoed afbouwen van fossiele subsidies in het Europa van 2025 een „zeer gevoelige” kwestie, ziet Brink. De Duitse industrie wankelt en ook elders in Europa, zoals Italië, staat momenteel het verdienmodel van bedrijven onder druk.
Het is dan ook de vraag of klimaatcommissaris Wopke Hoekstra, die binnenkort zijn plan van aanpak om de Europese industrie te vergroenen presenteert, daarin ook voorstellen doet voor het afbouwen van fossiele subsidies. In Nederland zal minister Hermans in het voorjaar bekend maken of het kabinet nog aan fossiele subsidies wil tornen.
Licht nerveus zit de top van de BoerBurgerBeweging eind november in een studio langs de snelweg bij Doetinchem. De live-uitzending van de algemene ledenvergadering begint zo, met daarna een ‘politiek café’ omdat BBB vijf jaar bestaat. „Ja, beste vrienden, allemaal welkom”, begint partijvoorzitter Erik Stegink, varkenshouder uit Bathmen, in de camera. Iemand snuit nog even toeterend de neus.
Het wordt een praatprogramma met bekende BBB’ers, „een beetje zoals Voetbal Inside”, heeft Stegink vooraf gezegd. Alles is digitaal, want een zaal met een borrel zou duizenden euro’s kosten. „Hoe doen andere partijen dat?”, vraagt de partijvoorzitter achteraf aan de verslaggever van deze krant.
Kijkers kunnen BBB-quizvragen beantwoorden en een BBB-ijsmuts winnen. Uit de chat worden vragen uitgekozen, maar zonder leden in de studio is kritische discussie niet mogelijk. Ruim drie uur lang gaat het nauwelijks over stikstof, gedupeerde ‘PAS’-melders (boeren die zonder vergunning zitten) of de mestcrisis.
„Mensen hebben dus wel eens het idee dat het alleen maar ruzie en chaos is”, zegt partijleider Caroline van der Plas over het eerste half jaar regeren van BBB met PVV, NSC en VVD. „Maar als je kijkt naar vorige kabinetten, overal was wat aan de hand.”
Minister Femke Wiersma en staatssecretaris Jean Rummenie (beiden Landbouw) wuiven een kritische brief uit Europa over hun mestbeleid weg. Minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting) en staatssecretaris Gijs Tuinman (Defensie) bellen vanuit huis in en vertellen hoe ze Nederland herinrichten, met voldoende ruimte voor defensie én woningbouw én landbouw.
„Het is op een fantastische manier vreselijk uit de hand gelopen”, blikt Kamerlid Henk Vermeer terug op de eerste vijf jaar BBB. „BBBravo!”, staat in de chat. En: „Jammer dat er maar 210 leden digitaal aanwezig zijn.”
Aan het hoofd van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) zit BBB precies op haar plek, zou je zeggen. Maar de partij zit klem tussen verkiezingsbeloftes en een kritische Kamermeerderheid die de wettelijke natuurnormen bewaakt – inclusief coalitiepartners VVD en NSC.
‘Leveren’ op landbouw lukt nog niet echt. Over de lobby in Brussel voor soepeler mestregels blijft het stil, laat staan over zoiets als „bescherming van hoogwaardige landbouwgrond”. Er komt wel een nieuwe, vrijwillige opkoopregeling voor veehouderijen, waarbij BBB blijft zeggen dat krimp geen doel op zich is. Op uitwerking van de nieuwe stikstofaanpak is het nog wachten. Intussen spannen boeren met mestproblemen al rechtszaken aan tegen BBB-minister Wiersma.
Buiten landbouw is BBB zich steeds meer gaan profileren als een rechtse, cultureel-conservatieve partij. BBB wil asielprocedures en opvang verplaatsen naar „veilige derde landen” en immigranten moeten „aan de poort” worden geselecteerd op „dezelfde kernwaarden, normen en fatsoenregels” als ‘Nederlanders’, bepleit de partij.
Iedereen is gelijk voor BBB, maar een Paarse Vrijdag voor lhbti+’ers hoeft niet zo nodig
Iedereen is gelijk voor BBB, maar een speciale dag zoals Paarse Vrijdag voor lhbti+’ers hoeft niet zo nodig. „Die hele letterbak”, noemde Van der Plas het in mei in een Kamerdebat.
Fel is BBB in de strijd tegen antisemitisme. In islamitische landen is Jodenhaat „bijna onderdeel van de cultuur”, beweerde Mona Keijzer in mei als Kamerlid op tv. BBB’er Claudia van Zanten trok in oktober de „journalistieke integriteit en onpartijdigheid” van de NOSin twijfel wegens de berichtgeving over Gaza.
Het zijn ook de thema’s van de PVV van Geert Wilders, al wil BBB zich juist onderscheiden van die partij. „We moeten uit de schaduw komen van de PVV. We moeten weer BBB worden”, zei Caroline van der Plas na de formatie tegen NRC. Maar sinds BBB in 2021 in de Tweede Kamer kwam, is de partij in stemgedrag juist opgeschoven naar de PVV. Tijdens de vorige Kamerperiode stemde BBB in 70,8 procent van de gevallen hetzelfde, nu is dat 79 procent, blijkt uit de Dutch Parliamentary Behaviour Dataset van onderzoeker Tom Louwerse. Dat is iets meer dan coalitiepartners VVD en NSC.
Klompen
Politicoloog Matthijs Rooduijn, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, beschouwt BBB nog steeds als een „agrarisch-populistische partij”. Als „uiterst rechts” of „radicaal rechts” classificeren hij en zijn collega’s BBB niet, wel als „een grensgeval”.
Zelf laat Van der Plas het etiket extreem-rechts niet op zich plakken. En er is zeker een verschil met de PVV, zegt ze na de ledenvergadering in Doetinchem. „Wij vinden integratie ook heel belangrijk. Wij zeggen niet, weet je, we zien het liefst gewoon alle Marokkanen verdwijnen. Totaal niet.” BBB heeft bijvoorbeeld gepleit voor een quotum van 15.000 statushouders per jaar, zegt ze. „Geert heeft een quotum van nul.”
BBB kende hoe dan ook een buitengewone entree in politiek en bestuur, met nu zeven zetels in de Tweede Kamer, zestien in de Eerste Kamer en twee in het Europees Parlement. BBB won bijna een kwart van alle waterschapszetels, en ging besturen in tien provincies.
Er is een BBB Jong en in november was het eerste congres van het Wetenschappelijk Bureau van BBB: een „vernieuwend politiek onderzoeksbureau” dat „inzichten en signalen uit de wetenschap en samenleving” geeft. Voorzitter is Jan Brok, een oud-pluimveehouder uit Overijssel, die graag op klompen verschijnt.
In het kabinet zit BBB met twee ministers en drie staatssecretarissen. Daarbij wordt BBB wel omschreven als de meest stabiele of bindende factor binnen het vechtkabinet-Schoof. Ze noemen zichzelf graag „het cement” van de rechtse coalitie. Luister naar de NRC-podcast Haagse Zaken: BBB op landbouw: dit is er veranderd Maar electoraal groeit BBB niet, en de partij profiteert bijvoorbeeld niet van de implosie van NSC van Pieter Omtzigt (twintig Kamerzetels, virtueel nu nul tot drie zetels). In de Peilingwijzer is BBB al een jaar lang stabiel, met een licht dalende trend naar zes Kamerzetels. Op het hoogtepunt rond de provinciale verkiezingen van begin 2023 peilde BBB 31 zetels.
Zes generaties
Teleurstelling onder kiezers is hoorbaar in Tubbergen in Overijssel, waar BBB dat jaar 59 procent van de stemmen kreeg, het hoogste percentage in Nederland. Voor het gemeentehuis staat Richard, een projectleider bij een wegenbouwbedrijf die niet met zijn achternaam in de krant wil. Hij moet even goed nadenken of hij in 2023 BBB heeft gestemd. Nee. Of toch wel. Maar hij zou het niet weer doen.
„Ze hebben gewoon niet genoeg mensen die echt kundig zijn op allerlei gebieden”, zegt hij. „Ze dachten dat ze van alles voor elkaar zouden krijgen, maar er zitten allerlei haken en ogen aan, in Europees verband.”
In Tubbergen zijn ook trouwe BBB-stemmers die accepteren dat niet alles haalbaar is. De boerenfamilie Schröder in het dorp Geesteren bijvoorbeeld, met honderdvijftig melkkoeien en tachtig kalveren. Vader Gerrit en moeder Agnes, twee zestigers, en hun zoon Stefan (34) zitten net aan het middageten. Sinds 1381 wordt al op deze plek geboerd, vertellen ze, door de Schröders al zes generaties. „En ik hoop niet dat hij de laatste generatie wordt”, zegt Agnes over haar zoon. In de buurt zijn al twee veehouders gestopt, via een opkoopregeling.
Geert Wilders vinden ze „te radicaal”, Pieter Omtzigt „een treuzelaar”, maar Caroline van der Plas, die doet het goed in Den Haag, zegt moeder Agnes. „Gewoon nuchter. Niks geen poespas. Die past bij ons.”
BBB wil een eigen tegengeluid laten horen, maar niet worden gezien als een ‘twijfelbrigade’
Net als Femke Wiersma, een „gewoon burgermeisje” dat via het tv-programma Boer zoekt Vrouw ooit met een veehouder trouwde, en nu minister is, zegt vader Gerrit. „Ik weet niks van wat ze presteert, maar ik heb bewondering voor haar kennis van zaken, en voor wat zij wil.”
„Ze kunnen alleen niet waarmaken wat ze graag willen”, zegt hij over de BBB. „Dat is jammer.” Zoon Stefan: „Maar ze halen de scherpe kantjes er wel af. Als we geen boerenpartij hadden gehad…” Vader Gerrit: „Dat is waar.”
Het is wat je Caroline van der Plas en andere BBB’ers vaker hoort zeggen. Met een andere partij op het ministerie van LVVN zou het er voor boeren slechter hebben uitgezien. Er is nooit gezegd dat BBB alles ineens zou oplossen, BBB wil in ieder geval zorgen dat het straks goed is geregeld voor „de blijvers”.
Dorpsgevoel
De volgende stap voor de BBB zijn de gemeenteraadsverkiezingen in 2026. In Amsterdam wil Caroline van der Plas het „dorpsgevoel” en „het gezonde verstand” terugbrengen, zei ze in oktober tegen De Telegraaf.
Maar BBB gaat in een beperkt aantal gemeenten meedoen, de kansen liggen vooral in bepaalde regio’s, blijkt uit een presentatie op de ledenvergadering vanuit Doetinchem.
Er is een voorselectie gemaakt volgens de „7-7-regels” , zegt vicevoorzitter Florian Huiskamp. De partij richt zich op gemeenten waar BBB 7 procent van de stemmen heeft gehaald bij de Tweede Kamerverkiezingen, en waar minstens zeven potentiële raadsleden zich hebben aangemeld. Dat zijn de gemeenten met een ‘A’ op kaarten die het partijbestuur de leden toont. Er zijn ook gemeenten met een ‘B’, waar zich alleen genoeg kandidaten hebben gemeld.
In werkelijkheid haalde BBB in zeker 15 van de in totaal 56 „A-gemeenten” destijds minder dan die 7 procent van de stemmen, blijkt uit de uitslagen van de Kiesraad. Zoals in Assen, Haarlem, Voorne aan Zee, Apeldoorn, Kampen en Heusden.
Foto Eric Brinkhorst
In een deel van de A-gemeenten heeft BBB wel lokale „bondgenoten”, waar de partij zich bij heeft aangesloten en niet mee wil concurreren. Partijvoorzitter Stegink noemt de A-gemeenten gewoon „kansrijk”.
Uiteindelijk wil BBB zo in veertig à vijftig gemeenten meedoen, vooral via bondgenoten, en in een tiental als BBB-afdeling onder eigen naam. Vooral in Friesland is er belangstelling van potentiële raadsleden: van de bijna 350 aanmeldingen zijn er meer dan 200 uit die provincie, vertelt vicevoorzitter Huiskamp.
In andere provincies is minder animo: in Flevoland en Zeeland denkt BBB in één gemeente mee te doen, in Limburg vooralsnog niet. Een overwinning zoals bij de provinciale verkiezingen ziet Huiskamp niet meer gebeuren, zegt hij. „Toen waren we het snoepje van de week.”
De wolf
Kamerlid Henk Vermeer denkt dat BBB nog steeds zo’n 25 Kamerzetels kan winnen. „De tijd is onze vriend”, zegt hij op zijn werkkamer in Den Haag.
Als het rechtse kabinet niet valt, kan het zich bewijzen, samen met BBB als bestuurderspartij, zegt hij. En met de instabiliteit in de wereld zal voedselzekerheid en daarmee ook landbouw steeds belangrijker worden, denkt Vermeer.
BBB wil zich verbreden en echt een partij voor boeren én burgers worden. Opiniepeiler Maurice de Hond heeft onderzocht hoe zestien „hoofdthema’s” liggen bij potentiële kiezers, vertelt Vermeer. Onderwerpen waarmee BBB zich wil profileren: landbouw, windmolens, de wolf en regio’s, maar ook bestaanszekerheid, jeugdzorg, ondernemersklimaat en rijksfinanciën. „Op asiel scoren we ook hoog, maar daarop is de PVV issue owner”, zegt Vermeer. Of woningbouw, een „VVD-thema”.
Onderwijs heeft de lijst met prioriteiten niet gehaald. Klimaatbeleid wel, maar dan „haalbaar en betaalbaar”, zoals Vermeer het noemt.
Een conclusie is ook dat bestrijding van antisemitisme – waar BBB zo op hamert – in de potentiële achterban helemaal niet zo leeft, vertelt Vermeer. Maar goed, dat thema komt voort uit „intrinsieke motivatie”, zegt hij. In zijn jeugd kreeg Vermeer bijbelles en „tabernakel-bouwpakketjes”. In het BBB-verkiezingsprogramma stond al een paragraaf over antisemitisme.
BBB wil vooral bouwen aan het beeld van een genuanceerde, betrouwbare partij, zegt Vermeer.
Al kreeg hijzelf in november van D66 het verwijt desinformatie te verspreiden, toen hij de watersnood in Valencia mede verklaarde door het slopen van dammen – die veel verder weg gelegen waren. In een Tubantia-interview in december werd hij gefileerd omdat hij windmolens in verband brengt met mogelijke gezondheidsschade – zonder wetenschappelijk bewijs.
Het is balanceren: BBB wil een eigen tegengeluid laten horen, maar niet als ‘twijfelbrigade’ gezien worden. Dus zegt de partij: wij ontkennen klimaatverandering niet, maar we moeten wel „pas op de plaats” maken met ingrijpende maatregelen. Of: wij ontkennen niet dat stikstof schadelijk is, maar natuurschade heeft wel meerdere oorzaken.
BBB moet zichzelf beter gaan uitleggen, blijkt uit het onderzoek van Maurice de Hond, zegt Vermeer. Niet alleen zeggen waarom ze tégen zijn, maar ook wat de afwegingen vóór zijn. Stellingnames onderbouwen met rapporten en cijfers, en daar discussie over blijven voeren. „Gewoon rustig blijven en doorgaan”, zegt hij. „Omdat wij het vertrouwen hebben dat we vanzelf weer boven komen. Alleen nu even niet.”
Er was een op de valreep gesloten politieke deal voor nodig. Maar het Belastingplan voor 2025 is aangenomen in de Tweede en Eerste Kamer. Vier oppositiepartijen stemden in de senaat, waar dit kabinet geen meerderheid heeft, voor het plan waarin geregeld wordt hoe de Nederlandse overheid aan haar geld komt.
In ruil daarvoor eisten de oppositiepartijen een belofte dat de door deze coalitie voorgenomen btw-verhoging die in het Belastingplan zat grotendeels niet doorgaat, dat het kabinet op termijn iets gaat doen voor eenverdieners en dat het versoberen van de giftenaftrek grotendeels van tafel gaat.
Lees ook
Dossier btw: hoe het kabinet blijft worstelen om de senaat mee te krijgen
Wat merk je van de plannen van het kabinet in je financiën, bij het ingaan van het nieuwe jaar? NRC zet veertien noemenswaardige veranderingen op een rij. Ze volgen met name uit het Belastingplan, maar ook uit andere overheidsmaatregelen. Van een extra schijf in de inkomstenbelasting tot de verhoging van geldboetes.
1Inkomstenbelasting
In 2020 werd het aantal schijven in de inkomstenbelasting nog teruggeschroefd van vier naar twee door het kabinet-Rutte III, met als achterliggende gedachte dat het belastingstelsel met deze versimpeling gemakkelijker te begrijpen zou zijn. Daarom gelden voor 2024 twee tarieven. Het laagste tarief geldt voor een jaarsalaris tot 75.518 euro: 36,97 procent. Het hoogste tarief geldt voor al het inkomen daarboven: 49,5 procent.
Per 2025 voert het huidige kabinet toch weer een derde schijf in, door de laagste schijf op te splitsen. Tot 38.411 euro geldt een tarief van 35,82 procent en over het deel tussen 38.441 euro en 76.817 euro geldt een tarief van 37,48 procent. Voor het salarisdeel dat boven de 76.817 euro uitkomt, blijf je het tarief betalen van bijna vijftig procent.
Doel van de maatregel: werkenden tegemoetkomen. Zij hoeven immers minder belasting te betalen over het eerste deel van hun inkomen. Kritiek hierop: het is een te brede maatregel om de middeninkomens te helpen, ook rijke mensen profiteren hiervan.
2Elektrisch rijden
Eigenaren van elektrische auto’s moeten per 1 januari motorrijtuigenbelasting betalen. Het bedrag is een kwart van het standaardtarief, terwijl tot nog toe een volledige vrijstelling gold. Bezit je een plug-in hybride, dan moet je driekwart van het standaardtarief betalen. In de jaren erna is het kabinet voornemens de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s verder te verhogen, tot honderd procent in 2030. En voor wie een elektrische auto leaset, wordt de korting op de bijtelling iets verlaagd.
De motorrijtuigenbelasting is een van de redenen dat elektrisch rijden volgens de ANWB volgend jaar duurder is dan rijden op benzine. De ANWB waarschuwt dat hierdoor elektrisch rijden minder aantrekkelijk wordt gemaakt.
3Expatregeling
Lang konden Nederlandse werkgevers expats dertig procent van hun loon belastingvrij uitbetalen. Idee erachter: daarmee kunnen de extra kosten worden vergoed van een tijdelijk verblijf in een ander land.
Om in aanmerking te komen voor de regeling moet de werknemer vaardigheden bezitten die in Nederland schaars zijn. Om dat vast te stellen, wordt naar het inkomen gekeken, al zijn daar een aantal uitzonderingen op. In 2024 moest je minimaal 46.107 euro verdienen.
De Tweede Kamer vindt die regeling te gul en wil deze versoberen. In 2023 stelde Pieter Omtzigt in een amendement voor dat expats hooguit twintig maanden recht hebben op dertig procent korting, in de twintig maanden daarna zouden ze wat Omtzigt betreft recht hebben op twintig procent korting, en de laatste twintig maanden op tien procent korting. Het geld dat dit de schatkist zou opleveren, kon gebruikt worden om studenten die onder het leenstelsel vielen te compenseren. Dat plan kreeg steun van een Kamermeerderheid.
Het huidige kabinet vindt de versobering die Omtzigt voorstelde te ver gaan. Het besloot het te houden bij een korting van 27 procent in plaats van 30 procent.
4Hypotheek
Bij de aankoop van een huis is deze verandering van belang: de grens van de Nationale Hypotheek Garantie schuift op van een maximumbedrag van 435.000 euro aan hypotheek naar 450.000 euro. Dat is belangrijk, want als je zo’n garantie kunt afsluiten vragen banken doorgaans een lagere rente. Daardoor kun je meer lenen als je een huis wil kopen.
Waarom banken dat doen? De garantie houdt in dat, als de huizenkoper de hypotheek niet meer kan betalen, de stichting die de garantie geeft de hypotheek aan de bank afbetaalt. Vervolgens is de stichting de schuldeiser van de huizenkoper in plaats van de bank.
5Minimumloon
Het minimumloon stijgt van 13,68 euro naar 14,06 euro per uur voor 21-jarigen en ouder. Onder andere de AOW, de bijstandsuitkering en de Wajong (regeling voor jong-gehandicapten) zijn gekoppeld aan het minimumloon en stijgen daarom mee.
6Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek daalt in 2025 naar 2.470 euro. Mensen die door de overheid gezien worden als zelfstandig ondernemer, mogen dat bedrag van hun winst aftrekken voordat de belasting over hun winst berekend wordt. Sinds 2021 wordt het bedrag dat zelfstandigen kunnen aftrekken van hun winst stapsgewijs lager, tot het in 2027 nog 900 euro zal zijn. Met het afbouwen wordt gepoogd het fiscale verschil tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen.
7Handhaving schijnzelfstandigheid
Na acht jaar wordt 2025 het eerste jaar waarin de Belastingdienst actief gaat controleren of werkgevers zich aan de wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) houden en dus geen zogeheten schijnzelfstandigen inzetten. Iemand wordt door de overheid gezien als schijnzelfstandige als diegene zelfstandig ondernemer is, maar volgens de regels eigenlijk in loondienst zou moeten werken. Aanwijzingen kunnen zijn dat niet over de tarieven valt te onderhandelen die de zelfstandige declareert, of dat iemand vaste diensten moet draaien.
Na een aangenomen motie van VVD-Kamerlid Thierry Aartsen besloot staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Belastingdienst, NSC) dat hij in 2025 nog geen boetes gaat uitdelen aan bedrijven die de wet overtreden.
Lees ook
Werkgevers voeren charmeoffensief om ‘schijnzelfstandige’ te verleiden in dienst te komen
Komend jaar staat vooral in het teken van voorlichting. Pas vanaf 2026 kunnen organisaties bij inzet van schijnzelfstandigen een blauwe envelop verwachten, met daarin een naheffing van de sociale premies en loonbelastingen die het bedrijf eigenlijk had moeten betalen.
8Mkb-winstvrijstelling
Met de mkb-winstvrijstelling, een regeling voor ondernemers, wordt een bepaald percentage van hun winst vrijgesteld van belasting. Dat percentage daalt van 13,31 procent naar 12,7 procent.
9Verkeersboetes
De regels overtreden in het verkeer wordt in 2025 weer duurder. Een flink aantal boetes krijgt een plus van tien euro. Denk aan het vasthouden van de telefoon tijdens het rijden (wordt 430 euro) en onnodig links rijden (wordt 280 euro). Door rood rijden kost in 2025 310 euro.
10Kinderbijslag, toeslagen en kindgebonden budget
De kinderbijslag stijgt, omdat deze wordt aangepast aan de inflatie. Ook het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag gaan omhoog, net zoals de zorgtoeslag en de huurtoeslag.
11Zorgpremie
De premies van de zorgverzekeraars stijgen volgend jaar met gemiddeld 11 euro. Dat berekende de website Zorgwijzer, die zorgverzekeringen vergelijkt.
12Kansspelbelasting
Gokkers met geluk moeten meer belasting betalen. Win je meer dan 449 euro, dan moet je per 2025 34,2 procent belasting betalen. Dat was 30,5 procent. De overheid is van plan om deze belasting in 2026 met nog een stap te verhogen naar 37,8 procent.
13Aanmerkelijk belang
In Box 2 wordt bij ondernemers die minimaal vijf procent van de aandelen in een onderneming hebben belasting geheven. Dat heet een aanmerkelijk belang. De belasting wordt geheven over de inkomsten uit de onderneming.
De box kent twee schijven, een van 0 tot 67.804 euro, en een daarboven. Voor de eerste geldt een belastingtarief van 24,5 procent. Voor de bovenste gold een tarief van 33 procent. Het kabinet verlaagt dat tarief per 1 januari 2025 naar 31 procent.
14Groen beleggen
De belastingvoordelen voor beleggingen die als duurzaam worden gezien door banken en de overheid, worden geringer. Hoe werkt het ook alweer? Voorwaarde is dat je moet beleggen in een door de overheid erkend groenfonds. Een groenfonds is een beleggingsfonds dat investeert in bedrijven of projecten die duurzaam zijn, denk aan windmolens.
Bij een dergelijk fonds hoeven groene beleggers alleen belasting te betalen als de waarde van hun belegging boven een bepaalde grens uit komt. In 2024 was dat bedrag voor mensen zonder fiscaal partner nog maximaal 71.251 euro. In het Belastingplan 2025 is die flink verlaagd naar 26.312. Heb je wel een fiscaal partner, dan gold in 2024 het bedrag van 142.502 euro. In 2025 wordt dat 52.624 euro.
Daarnaast hebben mensen die duurzaam beleggen recht op een heffingskorting op de inkomstenbelasting. Die stond op 0,7 procent, maar wordt 0,1 procent van het bedrag dat onder de vrijstellingsgrens valt.
Geert Wilders dreigt uit het kabinet te stappen, net voor het kerstreces. Als iemand de asielplannen van minister van Asiel Marjolein Faber van de PVV „ook maar voor een millimeter” wil veranderen, zegt hij, heeft hij „geen zin meer”. „Dan doen ze het verder maar zonder ons.” Het zijn zware woorden. Nog niet eens zo heel lang geleden zouden die in de Haagse politiek hebben geleid tot ophef, chaos, crisisoverleg tot diep in de nacht.
Maar nu? Niemand kijkt er nog van op, in deze coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB.
Het is ook niet het eerste dreigement van Wilders. Begin oktober ging het over de asielnoodwet die er van hem móést komen, maar die NSC niet wilde. Wilders zei toen: „Ik weet niet of we anders nog heel lang vrolijk doorgaan.” Ook toen zei hij dat hij niets wilde toegeven. Anders had hij „de ruggengraat van een banaan”. De noodwet kwam er niet, de PVV bleef in het kabinet. Het meest recente dreigement was volgens betrokkenen net als eerder bedoeld voor NSC, dat in het kabinet al twijfels zou hebben geuit .
Je zou denken: als je een paar keer dreigt en steeds terugkrabbelt, verlies je je geloofwaardigheid. Voor Wilders geldt dat tot nu toe niet. In de peilingen is zijn partij nog steeds het grootst en dus toont Wilders zelfvertrouwen. Dat zijn ministers de PVV-beloften uit de verkiezingscampagne nog niet hebben kunnen waarmaken, over asiel en de zorg, lijkt zijn kiezers niet uit te maken.
Zwakke ministers
Wat Wilders wél is gelukt leek een jaar geleden nog ondenkbaar. Partijen als D66, CDA en de ChristenUnie zijn bereid om met hem te onderhandelen over geld en over plannen. Ze hielpen het kabinet eerst aan een deal over de btw-verhoging, daarna gingen ze op de kamer van Wilders wekenlang praten over geld voor onderwijs, en hoe daar minder op bezuinigd kon worden.
Wat het die oppositiepartijen bracht: de maatschappelijke diensttijd blijft behouden, er wordt niet bezuinigd op de lerarensalarissen en minder op buitenlandse studenten. Maar wat het Wilders brengt, is misschien wel veel meer. Partijen hebben laten zien dat ze hun weerstand tegen de antirechtsstatelijke ideeën van zijn partij opzij willen zetten, als ze er maar genoeg voor terugkrijgen. Wie van die partijen kan na de verkiezingen dan nog zeggen dat ze niets met Wilders te maken willen hebben?
Wilders was dankbaar, hij had „veel waardering” voor de hulp.
Maar zorgeloos kan hij niet zijn. Zijn belangrijkste ministers, Fleur Agema van Volksgezondheid en Marjolein Faber van Asiel, gelden in de hele Tweede Kamer als zwak. In de coalitie wordt Wilders erop aangesproken dat Faber onbereikbaar is en geen moeite doet om steun te krijgen voor haar plannen. In de Tweede Kamer is ze daar al van verzekerd, in de Eerste Kamer nog lang niet. Daar hebben de coalitiepartijen PVV, VVD en BBB geen meerderheid, NSC heeft er helemaal geen zetels. In de Eerste Kamer zijn er ook nog VVD’ers en BBB’ers die lijken te twijfelen over onderdelen van het nieuwe asielbeleid. En Faber doet er tot nu toe niets aan om die twijfels weg te nemen. Wat de vraag oproept, bij steeds meer partijen: wíl ze wel met oplossingen komen? Of wil ze vooral laten zien dat ánderen die tegenhouden?
Irritatie
VVD-leider Dilan Yesilgöz is de enige uit de coalitie die haar irritatie over Faber-die-maar-niet-opschiet hardop uitspreekt. VVD’ers krijgen al heel lang het verwijt dat zij met hun eigen ministers en staatssecretarissen op het ministerie van Justitie het aantal asielzoekers niet naar beneden hebben gekregen, kabinet na kabinet. Nu lijkt wel bewezen te zijn dat de PVV het ook niet kan.
Yesilgöz wilde niet meedoen aan een kabinet, zei ze onmiddellijk na de verkiezingen van vorig jaar, omdat ze tien zetels verloren had (van 34 naar 24). De VVD zou een nieuw kabinet hooguit willen gedogen. Ze kwam ervan terug en ging meedoen aan de formatie. Maar voor VVD’ers werd het nooit hún coalitie of hún kabinet. Bij andere partijen in de Kamer bestaat het idee dat de VVD wacht op een moment om eruit te stappen. In de gangen van de Tweede Kamer kun je ook VVD’ers daarover horen praten. Het meest voor de hand liggende moment voor zo’n val, die in het voordeel kan uitpakken van de VVD, is het voorjaar. Dan moet er opnieuw worden onderhandeld, weer met de oppositie, over forse bezuinigingen. VVD’ers dromen van een verkiezingscampagne waarin het níét over asiel en migratie gaat, maar over financiën. Waarin hun boodschap aan de kiezer kan zijn: wij passen op uw portemonnee.
Vóór de zomer was de VVD nog openlijk verdeeld over meedoen aan een kabinet met de radicaal-rechtse PVV als grootste partij, na de zomer is daar niets meer van te merken. In de peilingen staat de VVD op zo’n 23 zetels, nauwelijks verlies. Over het leiderschap van Yesilgöz is geen discussie, al zijn er in de partij wel twijfels over haar optredens, en dan vooral over haar boodschap. Die herhaalt ze wel heel veel, in steeds dezelfde woorden. In de partij klinkt ook dat ze veel steviger moet opkomen voor de liberale rechtsstaat.
‘Functie elders’
In de Tweede Kamer ergeren VVD’ers zich zichtbaar aan hun coalitiepartner NSC. Dat heeft een lange voorgeschiedenis. Het was NSC-oprichter en partijleider Pieter Omtzigt die Rutte blééf verwijten dat hij in 2021 voor Omtzigt een ‘functie elders’ had willen bedenken, en in de ogen van VVD’ers blééf hij Rutte neerzetten als onbetrouwbaar. In vorige kabinetten kon je VVD’ers horen klagen over de morele superioriteitsgevoelens die ze meenden te zien bij D66, nu klagen ze over hetzelfde bij NSC. En er zit ze nog iets dwars: veel van de problemen in de coalitie en het kabinet draaien om aarzelingen, bedenkingen of gevoeligheden bij NSC’ers, waardoor die veel aandacht naar zich toe trekken. En dus is er minder aandacht voor de PVV, de belangrijkste electorale concurrent van de VVD, en wat er dáár niet goed gaat.
Volgens VVD’ers zit de zwakte van de PVV niet alleen bij de bewindslieden. De Kamerleden van de PVV, zien ze, mogen helemaal niets zelf beslissen. Wilders beslist. Daardoor is het moeilijk samenwerken. Bij NSC en BBB zien ze dat ook.
BBB is altijd enorm vóór deze coalitie geweest, en in de formatie groeiden Caroline van der Plas en Wilders naar elkaar toe. Ook inhoudelijk konden hun partijen het steeds beter met elkaar vinden. Oppositiepartijen praten al een tijdje over BBB als ‘PVV light’, BBB’ers kun je soms in bijna dezelfde bewoordingen over asiel en migratie horen praten als PVV’ers.
Bij BBB zijn er zorgen: weten kiezers nog wel dat het hun partij vooral draait om het platteland? Om stikstof, de boeren? Ze willen daar weer meer aandacht voor. Al heeft dat ook risico’s. Het kabinet zal met ingrijpende maatregelen moeten komen om mest en stikstof aan te pakken, en daar moeten de vier coalitiepartijen nog uit zien te komen met elkaar. Is BBB dan bereid om compromissen te sluiten?
‘Het moet anders’
In de peilingen verandert er voor BBB al sinds de verkiezingen weinig. De partij, in het voorjaar van 2023 nog de grote winnaar van de Provinciale Statenverkiezingen, heeft in de Tweede Kamer zeven zetels en staat nu op zo’n vijf tot zeven. Heel anders is het voor NSC. Die partij haalde vorig jaar twintig zetels, maar staat in de peilingen op nul tot drie. Een ongekend groot verlies, wat bij die partij tot nervositeit leidt. Het moet anders, denken NSC’ers, maar hoe?
Het idee bij NSC is dat ze hoge verwachtingen hebben gewekt met woorden als ‘goed bestuur’, maar die nog lang niet hebben waargemaakt. NSC’ers zien ook dat het imago dat ze nu hebben, van moreel hoogstaande betweters, in de coalitie tegen hen werkt. En dus is de partij nu van plan om te veranderen. NSC wil „constructiever” worden, zegt duo-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven in NRC, en niet meer worden gezien als de partij die in de coalitie oppositie voert.
Lees ook
‘We maken onze beloftes als NSC nu niet waar’
Bij de coalitiepartijen zullen ze denken: eerst zien, dan geloven. Daar komt nog bij dat Van Vroonhoven in haar verhaal niet opkomt voor de waarden en het bestaansrecht van NSC, maar zich kennelijk graag wil aanpassen aan de anderen. In de harde Haagse politieke wereld wordt dat gezien als zwakte. Het zal de toch al wankele coalitie zo goed als zeker niet sterker maken.
Het is de Dag van de Ondernemer, vrijdag 15 november. Dick Schoof is al om kwart over acht ’s ochtends bij werkgeversorganisatie VNO-NCW in Den Haag. Hij gaat op de foto met zes ondernemers, achter een groot paars bord met de tekst ‘Trots op Jou’. Hij blijft tot kwart over negen. In zijn dienstauto, op weg naar de vergadering van de ministerraad in het Catshuis, ziet hij dat staatssecretaris Nora Achahbar van NSC hem probeert te bereiken. Hij belt haar.
Nora Achahbar heeft het al maanden moeilijk in het kabinet, vooral door de manier waarop PVV’ers, BBB’ers en soms ook VVD’ers praten over moslims. Ook weer in het debat in de Tweede Kamer over de geweldsuitbarsting in Amsterdam, na de wedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv.
Ze wil aftreden. En nu staat het kabinet op het punt om te vallen. De mensen om Schoof heen weten: het is nauwelijks voorstelbaar dat andere NSC’ers wél blijven zitten.
Schoof denkt eerst nog dat het hem kan lukken om Nora Achahbar op andere gedachten te brengen. Dat mislukt, aan het eind van de ochtend belt hij de partijleiders van PVV, VVD, NSC en BBB. Dilan Yesilgöz is op werkbezoek in Limburg, Caroline van der Plas is in Leeuwarden voor de première van een documentaire over BBB, Geert Wilders staat op Schiphol om naar Frankrijk te vliegen. Alleen Nicolien van Vroonhoven, die Pieter Omtzigt vervangt als fractievoorzitter, is thuis.
Die avond zitten ze met z’n allen in het Catshuis. Als de ergste spanning voorbij is, zegt Schoof dat hij hoopt op nog maar één crisis per week. „Niet meer elke dag.”
Iedereen lacht.
PVV’er Chris Jansen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, zit op maandagochtend 23 september op de bank bij Goedemorgen Nederland van WNL. „Absoluut, ja”, zegt hij. Hij staat nog steeds achter de ‘minder-Marokkanen’-uitspraak van zijn partijleider Geert Wilders uit 2014. Die daarvoor is veroordeeld. „Ik mag”, zegt Jansen, „volgens mij als persoon denken wat ik wil. Ik heb er nooit afstand van genomen, tien jaar geleden niet en nu ook niet.”
Dick Schoof belt hem de volgende dag vanuit het regeringsvliegtuig. Tweede Kamerlid Habtamu de Hoop van GroenLinks-PvdA heeft dan al vragen gesteld over Jansen: vindt het hele kabinet wat deze staatssecretaris vindt? Want zo staat het in de Grondwet: er is eenheid van kabinetsbeleid. De leden van het kabinet, is de bedoeling, spreken met één mond.
Schoof is onderweg naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York, voor zijn eerste stappen op het allergrootste politieke wereldtoneel. In een spannende, onzekere tijd. Hij zal Joe Biden, Benjamin Netanyahu en Mahmoud Abbas ontmoeten. Hij zal de VN toespreken. De Oekraïense president Volodymyr Zelensky is er, hij heeft in New York een gesprek met Donald Trump. Israël valt een paar dagen later Libanon binnen.
Maar Dick Schoof moet met Chris Jansen praten. Hij belt hem. Twee of drie keer zelfs, dat weet hij later niet meer helemaal zeker.
Boterhammen
In de rozentuin van het VN-hoofdkantoor, op zijn tweede dag in New York, zit Schoof op een bankje. Het is lunchtijd, hij houdt een kartonnen doosje met boterhammen vast en kijkt op zijn telefoon. Zijn ambtenaren staan wat verderop, ze praten met elkaar. Schoof heeft al overleg gehad met de politieke leiders van Senegal en Marokko, hij heeft een koninklijke onderscheiding uitgereikt aan NAVO-baas Jens Stoltenberg, die plaatsmaakt voor Mark Rutte.
’s Avonds wordt het verkeer in New York stilgezet. Biden is op weg naar het Metropolitan Museum op Fifth Avenue, waar hij een receptie geeft voor alle politieke leiders die naar de VN zijn gekomen. Schoof staat vast en komt te laat – maar niet als enige. In het museum schuift hij aan in de rij voor een foto en een gesprekje met Biden. Met op de achtergrond een dik, blauw gordijn en de Amerikaanse vlag. „Daar sta je dan gewoon te wachten”, zegt hij de volgende ochtend tegen NRC, „met allemaal premiers, presidenten en koningen. Tot je naam wordt genoemd.” In de rij stelt hij zich voor als „Dick Schoof, prime minister of The Netherlands”.
Met de minister van Buitenlandse Zaken van Rwanda heeft hij het over de genocide die dat land heeft doorgemaakt. Met de Australische minister van Buitenlandse Zaken over MH17. De president van Finland, Alexander Stubb, heeft hij al eens eerder gesproken. Die sport veel en weet dat Schoof dat ook doet. „En?”, vraagt Stubb. „Loop je nog een beetje?”
Ze wisselen in de rij ook telefoonnummers uit. „Heel huiselijk”, zegt Schoof. „Dan stuur je elkaar meteen een sms of een appje. Of je belt even. Dan heeft de ander je nummer.” Het verbaast hem wel. „Dat dat gewoon over de telefoon gaat, dat had ik niet verwacht. Bij de AIVD deed ik helemaal níks via de telefoon.”
De een, ziet hij, krijgt veel meer aandacht van Biden dan de ander. De gesprekjes duren dertig seconden, maximaal een minuut. „Ik denk dat ikzelf een minuutje had”, zegt Schoof. Biden had een grapje gemaakt over zijn werk voor de AIVD. Schoof wil niet zeggen welk grapje. „Het was iets met spy, ja.” Hij lacht hard.
Zijn eerste buitenlandse bezoek als premier was aan Brussel, vijf dagen nadat hij was beëdigd. Er was nauwelijks tijd geweest om het voor te bereiden. Zijn medewerkers kijken nog steeds met afgrijzen terug op de foto’s die toen werden genomen van hem samen met Europese Commissie-voorzitter Ursula von der Leyen. Schoof schudt haar hand en houdt zijn andere hand, een gebalde vuist, op zijn gulp.
Lees ook
dit profiel dat NRC in september schreef over de eerste maanden van Dick Schoof
Geen opvattingen
Dick Schoof is 67, de oudste premier van Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog. Hij is ook de eerste partijloze premier sinds Cort van der Linden, die het land leidde van 1913 tot 1918. Van der Linden werd eerst gezien als zwak, maar ging de geschiedenis in als een staatsman, iemand met gezag.
Schoof werd op zijn 31ste ambtenaar op het ministerie van Onderwijs. Hij ging over schoolgebouwen. Collega’s zagen dat hij hogerop wilde, elke keer weer. Ook als dat ten koste ging van anderen. Zijn bijnaam was ‘tricky Dick’.
Tegen het eind van zijn carrière was hij secretaris-generaal bij Justitie en Veiligheid, de hoogste ambtenaar op het machtigste ministerie in Den Haag. En op zijn 67ste wilde hij nog niet met pensioen. Hij kon regelen dat hij nog drie jaar SG kon blijven.
Maar toen werd hij premier.
Dat Dick Schoof soms in de derde persoon over zichzelf praat, als ‘de premier’, vinden mensen die hem als ambtenaar hebben meegemaakt geen verrassing. Dick is ijdel, zeggen ze. En ook: een snelle denker, een regelaar. Technocratisch en pragmatisch. Iemand die dag en nacht werkt, en op wie je kunt rekenen als het moeilijk wordt. Iemand die weet hoe je van anderen informatie loskrijgt: níet door te intimideren of mensen op te jagen, maar door vragen te stellen en goed te luisteren. En die snapt hoe politiek werkt, maar zelf geen opvattingen lijkt te hebben.
Ferdinand Grapperhaus, CDA-minister van Justitie van 2017 tot 2022, zegt dat hij zijn oud-SG heeft laten weten hoe hij denkt over het kabinet met de PVV: hij vindt het „waardeloos”, het zou nooit zíjn keuze zijn om daar premier van te worden. „Maar ik heb ook gezegd: onze vriendschap zal er niet onder lijden.”
Voor Grapperhaus was de Haagse politiek nieuw en Schoof had Grapperhaus als beginnend minister „bij de hand genomen” om hem „wegwijs” te maken. „Ik denk dat ik nog maar een maand aan het werk was toen ik een spoedoverleg had met Mark Rutte, samen met Dick. Er was een probleem geweest dat ik had opgelost en daar kreeg ik complimenten voor van Rutte.”
Sinds hij premier is draagt Schoof, net als Rutte, nieuwe, op maat gemaakte pakken
Rutte deed dat zoals Rutte dat altijd doet: uitbundig, overtuigend. „Ik was ermee in mijn nopjes.” En dat zag Schoof. Na het gesprek in het Torentje zei hij tegen Grapperhaus: „Morgen kan het weer anders zijn, hè. Bedenk goed: in de politiek word je nooit vrienden van elkaar.”
Schoof, zeggen anderen, had zelf ook al meegemaakt hoe boos Rutte kon zijn: net zo uitbundig. En voor veel mensen enorm intimiderend. Maar Schoof was eraan gewend geraakt, in de gangen van het ministerie van Justitie maakte hij er soms grappen over. Na wéér een uitbarsting van Rutte, die hij had ondergaan samen met VVD’er Eric van der Burg die toen staatssecretaris Asiel was, vroeg hij aan Van der Burg: „En? Ben jíj al gebeld door Mark?” Want Rutte zei daarna altijd sorry. Ze waren allebei gebeld.
Grapperhaus was blij geweest met de waarschuwing van Schoof over de complimentjes, het had hem geholpen. „Het was empathische betrokkenheid van Dick.” Al kon Schoof volgens Grapperhaus ook „sluw en geslepen” zijn. „Hij kon heel goed vooruitdenken, wat handig is in de politiek.”
Schoof had als SG een dienstauto die veel beter was dan die van Grapperhaus. De auto van Grapperhaus was oud en versleten, de motor was een keer uitgevallen in een tunnel. „Ik ben toen een modelautootje gaan kopen en heb die op zijn parkeerplek laten zetten.” Hij deed er een briefje bij: ‘Beste Dick, fijn dat wij vandaag even jouw auto mogen gebruiken in plaats van met gevaar voor eigen leven met dat barrel door te moeten rijden. Ik heb voor jou vervangend vervoer geregeld. Zie hierbij.’
„Ik heb gehoord”, zegt Grapperhaus, „dat hij er heel hard om moest lachen”.
Grapperhaus had Schoof ook weleens geplaagd met zijn enorme beweeglijkheid. „Houterig en snel. Ik zei: Dick, jij beweegt net als in zo’n versneld filmpje uit de jaren twintig, van Comedy Capers.”
Illustratie Lynne Brouwer
‘Zeg maar’
Er zijn oud-collega’s van Schoof die zeggen: hij is altijd zo geweest. Er zijn er ook die denken: hij beweegt veel méér als hij zich niet op zijn gemak voelt. Zeker is, zegt eentje: „In zijn begintijd als ambtenaar kwam hij nog veel nerveuzer over. Na elke zin begon hij te lachen. Ook als er niets grappigs aan was.” Heel af en toe doet Schoof dat nog. Hij heeft veel vaste stopwoordjes. Vooral ‘zeg maar’ zegt hij vaak. Maar ook: ‘natuurlijk’, ‘ik denk’ en ‘laat ik zeggen’. Soms is het alsof hij hardop denkt: „Dat had ik nu natuurlijk weer níét moeten zeggen.”
Van zijn adviseurs heeft Schoof te horen gekregen dat hij niet steeds de woorden moet herhalen die over hem en zijn kabinet worden gezegd, om die daarna te ontkennen: het kabinet is géén kleuterklas, er zitten géén racisten in. En ook dat advies vertelt hij hardop, in debatten. Als hij het weer fout heeft gedaan.
Het was VVD’er Dilan Yesilgöz die met het idee was gekomen om Schoof te vragen als premier. In de tijd dat zij minister van Justitie was, in het kabinet-Rutte IV, was hij haar SG. Zijn kamer was om de hoek, ze leunde op hem.
Aan tafel in de formatie is er opluchting omdat Schoof wél ja zegt. Een hele rij wilde niet. Het valt de anderen meteen op hoe verbijsterd Schoof lijkt te zijn door zijn beslissing. En dat blijft zo. Wilders, Yesilgöz, Omtzigt en Van der Plas verdelen de kabinetsposten, het gaat over namen en ze krijgen hoogoplopende ruzie. Maar Schoof zegt weinig. Hij heeft, denken ze aan tafel, ándere dingen aan zijn hoofd. Hij wordt opeens dag en nacht beveiligd en moet in korte tijd veel leren. De ene na de andere adviseur van Algemene Zaken komt langs om hem bij te praten.
De onderhandelaars en formateur Richard van Zwol kennen elkaar ondertussen door en door, en in hun groepsdynamiek speelt hij geen rol. Daar doet hij, zien de anderen, ook geen moeite voor.
Pushbericht van de NOS
Op vrijdag 14 juni, Schoof is tweeënhalve week kandidaat-premier, is de mislukking van zijn aanstaande kabinet ineens dichtbij. Yesilgöz heeft ’s ochtends vroeg tegen journalisten gezegd dat Marjolein Faber (PVV) als kandidaat-minister van Asiel „niet onomstreden” is. Faber was als Eerste Kamerlid begonnen over omvolking, een racistische complottheorie. Wat Yesilgöz ermee wil bereiken, is onduidelijk: eist ze van Wilders dat hij na Gidi Markuszower ook Faber terugtrekt als ministerskandidaat? Dat zou een vernedering zijn. In Den Haag kan niemand zich voorstellen dat hij dat kan verdragen.
Formateur Van Zwol haalt de partijleiders bij elkaar voor crisisoverleg. In de media gaat het er al de hele ochtend over, maar het ontgaat Schoof. Pas als er een pushbericht komt van de NOS, merkt hij dat er iets speelt. Maar hij heeft geen idee wat.
Het is niet Schoof, maar Van Zwol die het kabinet redt.
In zijn eerste persconferentie, eind mei, ziet Nederland een nerveuze, onzekere kandidaat-premier. Zijn ogen gaan heen en weer, hij lijkt een droge mond te hebben, zijn hoofd beweegt veel. Dat je zo duidelijk kunt zien hoe iemand zich voelt, dat is ongekend in Den Haag. Maar misschien roept juist dat wel sympathie op: wie zou níét zenuwachtig zijn als-ie ineens premier wordt, na de door en door ervaren Mark Rutte?
Uit onderzoek door EenVandaag blijkt dat het vertrouwen in Schoof die eerste maand hoger ligt dan toen Rutte begon in 2010: in Schoof heeft bijna 60 procent van de ondervraagden vertrouwen, bij Rutte lag dat net boven de 50 procent.
Toch hoorde je in die tijd al van oud-collega’s in de ambtelijke top: waarom wil Schoof dit? Na zo’n lange, indrukwekkende carrière nog het risico lopen om als premier te mislukken? Of om de politieke geschiedenis in te gaan als ‘PVV-premier’? Met dit kabinet, na zo’n lange, moeizame formatie, kón het niet goed gaan.
„Hij wordt voortdurend overschaduwd door Wilders”, zegt begin december een oud-collega. „In het buitenland hoor je alleen maar praten over ‘het kabinet-Wilders’. Is het voor hem dan zo belangrijk dat zijn foto tussen die andere premiers komt te hangen op het ministerie van Algemene Zaken?”
Schoof loopt elke dag langs de portrettengalerij met álle vijftien naoorlogse premiers. Ze hangen naast de ingang van zijn werkkamer.
Aan het eind van het jaar is bij EenVandaag het vertrouwen in Schoof gedaald tot onder de 50 procent. Op zijn ministerie houden ze bij hoe er over Schoof wordt geschreven en gepraat en in december weten ze daar: zijn wittebroodsweken zijn voorbij.
Pesterige tweet
In een gesprek voor dit verhaal, eind november, zegt Dick Schoof dat hij al in het begin dacht dat het premierschap „heftig” zou worden. „In de zin van: veel media-aandacht, moeilijke beslissingen.” De kabinetsformatie had lang geduurd. „Het was tussen de vier partijen géén liefde op het eerste gezicht geweest, dus dan weet je: daar moet je in investeren.” Dat heeft hij gedaan, vindt hij.
„Maar dat de vraag over het voortbestaan van het kabinet zo vaak gesteld zou worden”, zegt hij ook, „dat had ik niet verwacht. En die onrust wil je natuurlijk niet hebben.”
In de zomer was het crisis over de begroting. In het najaar eerst over de asielnoodwet en daarna over het vertrek van Nora Achahbar. Er was toen ook al een ándere staatssecretaris van NSC opgestapt, Folkert Idsinga. Naar eigen zeggen omdat hij geen vertrouwen voelde, vooral niet van de PVV. Net als Achahbar later was Idsinga begonnen over de „omgangsvormen”, na een pesterige tweet van Wilders over hem.
Of het misschien ook door hemzelf komt, dat het voortbestaan van het kabinet zo vaak ter discussie wordt gesteld? Schoof fronst zijn voorhoofd en zegt: „Nou, ik denk niet dat ik veel had kunnen doen om dit te voorkomen.”
U leidt dit kabinet, u wordt erop aangekeken.
„Ja, ik ben de leider van de troepen. Natuurlijk word ík erop aangekeken.”
Welk beeld denkt u dat mensen nu van u hebben?
„Dat vind ik moeilijk te beantwoorden. Ik ben er ook niet zo mee bezig. Dat is nét het grote plezier van partijloos zijn, de dagelijkse polls zijn voor mij niet belangrijk.”
U vindt het niet belangrijk om gewaardeerd te worden als premier?
„Als premier wil je worden gezien als degene die rust en orde brengt in het kabinet.”
En dat is er niet, rust en orde.
„Maar heel lang wél. Tot er twee staatssecretarissen opstapten. Ik heb met hen allebei gesprekken gevoerd, om hen erbij te houden. Maar dat wilden ze niet.”
Er was niets dat u zelf anders of beter had kunnen doen?
„Die vraag snap ik. Ik ben van nature best zelfkritisch. Maar het heeft ook te maken met de politieke verhoudingen in de Tweede Kamer. En de hele ruwe zee waarin we terechtgekomen zijn, en daar hoor ík niet bij. Ik ben de kapitein van het schip… Elke vergelijking is levensgevaarlijk, maar goed. Eens kijken hoe ver we komen voordat het misgaat.”
U bent de kapitein, het kabinet is uw schip.
„En de ruwe zee is alles eromheen. Ik probeer om daar doorheen te manoeuvreren, met het kabinet en alles wat ons voor ogen staat. En ik heb het gevoel dat het idee nu is: jij had de storm moeten zien aankomen. Dan denk ik: ja, maar dat is ingewikkeld. Ik kan de storm niet voorkomen, ik kan alleen maar proberen om erdoorheen te komen.”
Vindt u zichzelf een goeie kapitein?
„Daar kan ik geen goed antwoord op geven. Want als ik ja zeg, doe ik aan zelfoverschatting en ben ik ijdel. En als ik nee zeg, moet ik van het schip af. Ik vind niet dat ik een slechte kapitein ben. Mijn bemanning heeft ook nog op geen enkel moment tegen mij gezegd dat ik van het schip af moet.”
U heeft wel twee bemanningsleden overboord laten vallen.
„Ja, er zijn er twee… Zie je wel dat vergelijkingen gevaarlijk zijn?” Schoof lacht. „Laten we zeggen dat er twee afgemeerd zijn. Dat klinkt veel sympathieker.”
Het kabinet is tot nu toe, vindt Schoof, „netjes” door de moeilijkheden heen gekomen. „Zelf vond ik het meest interessant, omdat ik er zelf een actieve rol in heb gespeeld: de asielnoodwet van tafel krijgen.”
In oktober dreigt Geert Wilders dat de PVV uit het kabinet stapt als de asielnoodwet er niet komt. Maar NSC, in die tijd onder leiding van Nicolien van Vroonhoven, wil de noodwet niet. Schoof zet hen samen bij hem aan tafel in het Catshuis. Ze onderhandelen dagenlang en komen eruit.
Hoe Schoof een crisis aanpakt, zeggen mensen die er al een paar keer bij hebben gezeten: hij beschrijft het probleem, legt nog eens uit wat er bij wie gevoelig ligt, en laat het dan over aan de rest. Hij maakt, zeggen ze, de oplossing mogelijk. Hij komt er niet zelf mee. Zo deed hij dat ook als topambtenaar, zeggen oud-collega’s. Hij kon problemen heel precies analyseren, maar die ook wel afschuiven op anderen als dat hém beter uitkwam. Niet op een nare manier, wel handig.
Schoof is niet iemand die snel boos wordt. Hij ziet er wel meteen geïrriteerd uit als hij vragen krijgt die raken aan zijn positie: heeft hij de controle wel, heeft hij gezag? Dat hij wordt gezien als de marionet van Wilders, noemt Schoof zelf „een schadelijk beeld”. „Als het heel hardnekkig is, roept het de vraag op: wie is nou de premier van het land? Dat is niet goed, ook niet voor het kabinet.”
En niet goed voor hem?
„Nee, maar goed. Laat ik mezelf er maar buiten houden.” Hij lacht weer.
Het belangrijkste, zegt Schoof, is dat ze „in het buitenland” weten dat híj de premier is. „En ik denk niet dat veel mensen in Nederland denken dat Wilders de premier is, hoor.”
Een borreltje op Dick
Schoof komt uit een gezin van zeven kinderen. Katholiek. „Dickie en Paultje waren de jongsten”, zegt zijn broer Peter Schoof in het radioprogramma Dijkstra & Evenblij Ter Plekke, op een zondagavond in oktober. Peter Schoof, troubadour in Almelo en oud-presentator van lokale tv-programma’s, vertelt ook hoe het in de familie-app had gestaan: Dick had „in overleg met zijn vrouw en kinderen” beslist dat hij het zou doen, premier worden. Peter had die avond „een borreltje op Dick” gedronken en een ándere broer had gezegd: „Als dit kabinet een iets andere kleur had gehad, zou ik er misschien wel twéé borreltjes op hebben gedronken.”
Hun vader was bij de gemeente Hengelo plaatsvervangend directeur van de Sociale Dienst, hun moeder zorgde voor de kinderen. Dick Schoof zat op Lyceum de Grundel, waar later ook Pieter Omtzigt naartoe ging. Vanaf midden jaren zeventig studeerde hij planologie in Nijmegen. De universiteit daar stond in die tijd bekend als een marxistisch bolwerk. Als je daar de neiging had om op de PvdA te stemmen, de partij waar Schoof lid van werd en tot 2021 lid van bleef, werd je gezien als rechts.
In de tijd dat Schoof ambtenaar werd, was zo’n beetje élke ambtenaar met ambitie lid van een politieke partij. En wie je nu ook spreekt over Schoof in die tijd: iedereen wist dat hij van de PvdA was. Maar of hij ook dácht als een sociaaldemocraat? Dat was niemand opgevallen. Hij leek geen mening te hebben. „Dick had inwisselbare opvattingen”, zegt een oud-collega. „Met wie hij omging, die kleur nam hij aan.”
„Dick was iemand van toys for boys. Auto’s, vliegtuigen, hij vond het allemaal geweldig”
Als hij al een PvdA’er was, dachten andere ambtenaren, dan in elk geval een rechtse. Hij had het graag over law and order, veiligheid leek hij het allerbelangrijkst te vinden. Al zochten collega’s er wel meteen iets achter toen Schoof in 2010 aandacht wilde voor zijn ideeën over de nationale politie. Hij was in die tijd directeur-generaal openbare orde en veiligheid op het ministerie van Binnenlandse Zaken, en er was een kabinetsformatie aan de gang. In Den Haag ging rond dat hij er al op rekende dat hij minister kon worden in een kabinet met Job Cohen van de PvdA. Misschien wel van Justitie. Maar de PvdA kwam niet in de regering, er kwam een kabinet dat gedoogd werd door de PVV, Rutte I. Dick Schoof werd aan het eind van dat jaar directeur-generaal politie op het ministerie van Justitie, hij mocht daar gaan regelen dat er een nationale politie kwam.
Een andere mislukte ambitie van Schoof: hij had secretaris-generaal op het ministerie van Defensie willen worden. Mensen die in die tijd met hem samenwerkten, snapten wel waarom hij dat graag wilde. „Dick”, zegt een oud-collega, „was iemand van toys for boys. Auto’s, vliegtuigen, hij vond het allemaal geweldig.”
In zijn werkkamer op het ministerie van Algemene Zaken staan model-helikopters. Ze zijn uit de tijd dat hij als topambtenaar over de politie ging en de politie nieuwe helikopters kreeg.
Hongerstaking
In het voorjaar van 2002 zijn de verkiezingen waarbij de LPF, na de moord op Pim Fortuyn, vanuit het niets met 26 zetels in de Tweede Kamer komt. En daarna in de regering, met het CDA en de VVD. LPF’er Hilbrand Nawijn wordt minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Dick Schoof is directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst IND. In Nijverdal is dat voorjaar de Koerdische vluchteling Shapol Barawi, uit Noord-Irak, in hongerstaking gegaan omdat hij geen verblijfsvergunning krijgt. Hij zegt dat hij is gedeserteerd uit het leger van Saddam Hussein en gevaar loopt.
Barawi stopt eerst met eten en na bijna veertig dagen ook met drinken. Vrijwilligers die hem verzorgen zien hoe snel hij achteruitgaat. Barawi is vastberaden. Als iemand zijn lippen nat maakt, spuugt hij de druppels uit. Het is óf een verblijfsvergunning, of hij gaat dood. Op een ochtend moeten de vrijwilligers buiten blijven. Dick Schoof is binnen. Hij praat lang op de man in, en als hij naar buiten gaat, heeft Barawi zijn hongerstaking opgegeven. Schoof heeft hem beloofd dat er opnieuw naar zijn zaak wordt gekeken.
De vrijwilligers geloven niet dat er iets zal veranderen. „Schoof heeft Shapol een worst voorgehouden”, zegt een van hen nu tegen NRC. „Dat dachten we allemaal.” Hoe het met de zaak van Barawi is afgelopen, weet ze niet. Hij had Nijverdal verlaten en zou zijn teruggegaan naar Irak.
In juli 2014 wordt in Oekraïne vlucht MH17 van Malaysia Airlines uit de lucht geschoten, Schoof is dan Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, NCTV. Hij werkt wekenlang, soms dag en nacht, samen met Rutte en de andere ministers. „Altijd dienstbaar”, zegt iemand die erbij was. Daarna houdt Schoof net als Rutte contact met nabestaanden van de slachtoffers. Ook later, als hij allang geen NCTV meer is. Bij de herdenking van de aanslag, afgelopen zomer, valt het anderen op dat Schoof veel weet van de nabestaanden. Hij kent hun namen, hij kent hun verhaal.
Illustratie Lynne Brouwer
Dick Schoof was een ambtenaar die altijd al veel werkte, ook in zijn tijd op het ministerie van Onderwijs. In de jaren negentig adopteerden zijn vrouw en hij een meisje uit China, daarna nog een. Hij had het, zeggen collega’s uit die tijd, veel over hen.
Ze zagen dat Schoof na zijn scheiding nog veel harder ging werken. Hij bleef jarenlang alleen en vond dat vervelend, daar was hij open over. Met collega’s had hij het er ook over op welk type hij viel: lang, slank, blond. En zo is Loes Meurs, zijn vriendin. Die hij steeds weer noemt als het gaat over zijn beslissing om premier te worden, met háár en zijn dochters had hij „intensief” gesproken, en die hij meenam op zijn bezoek aan de Franse president Emmanuel Macron en zijn vrouw. En ook op Prinsjesdag. Ze loopt hard, net als hijzelf. Bij de Zevenheuvelenloop, half november in Nijmegen, deed ze ook mee. Ze staan samen op de foto, rennend.
Dat Dick Schoof een hardloper is, mag iedereen weten. Het is het eerste wat hij als premier over zichzelf vertelt in de Tweede Kamer, en ook heel vaak daarna. Zelf zegt hij dat hij graag fit wil blijven, en een voorbeeld wil zijn voor anderen. Wat „misschien meespeelt”, zegt hij in het bladRunner’s World net voordat hij premier wordt: zijn ouders zijn allebei jong overleden. Dat gaf hem een „drive om gezond te blijven”.
In Den Haag wordt de aandacht die hij er graag voor wil, gezien als bewijs van hoe belangrijk hij het vindt om een gezonde, krachtige indruk te maken. Net als Rutte draagt Schoof, vanaf de tijd dat hij premier is, nieuwe, op maat gemaakte pakken. Hij houdt nooit meer ongeschminkt een persconferentie. In zijn allereerste, zonder schmink, waren zijn diepe, rode wallen opgevallen.
In Libelle, begin december, zegt Schoof dat hij als premier „vaker” naar de kapper gaat dan als topambtenaar. „Ik wil er nu natuurlijk wel een beetje verzorgd bij lopen.” Hij zit alleen niet meer tussen andere klanten, wegens zijn veiligheid. De kapper knipt hem vóór openingstijd.
In een gesprek met NRC, eind november op zijn ministerie, zegt Schoof dat hij „blijkbaar een hoofd” heeft dat „veel herkend wordt”. Het is een hoofd waar „cartoonisten goed mee overweg kunnen”. Hij wil graag dat die cartoons door zijn medewerkers bewaard worden. „Daar heb ik”, zegt hij, „al een paar keer om gevraagd.” Ze worden bewaard.
Rennen in Central Park
Om kwart over zes ’s ochtends, op donderdag 26 september, stapt Schoof uit bij Columbus Circle in New York. Het is nog donker, het regent een beetje. Schoof, korte broek, groen T-shirt, gaat samen met zijn woordvoerder en een beveiliger rennen door Central Park: elf kilometer. Schoof heeft uitgezocht hoe ze gaan lopen, de route staat op zijn telefoon, hij heeft ook een sporthorloge. Hij noemt het „zó gaaf” om in Central Park te rennen. „En straks gaan we het licht zien worden.”
Schoof en zijn mensen doen er één uur, één minuut en 32 seconden over.
De dag ervoor had koningin Máxima hem voorgesteld aan Bill Gates. Máxima was in een zaaltje van de VN toegesproken omdat ze zich al vijftien jaar inzet voor mensen met weinig geld die een lening nodig hebben.
Aan het begin van de bijeenkomst staat Schoof een tijdje om zich heen te kijken, hij zegt weinig, af en toe schudt hij een hand. Hij lijkt onder de indruk van de mensen die hij om zich heen ziet. „Hi, how are you?”, vraagt Bill Gates aan Schoof. Het is een kort gesprekje, Schoof lacht veel. Na de bijeenkomst loopt de president van de Wereldbank, Ajay Banga, naar koning Willem-Alexander om hem een hand te geven. Schoof, die ernaast staat, lijkt hij niet te zien.
Als je in het buitenland bent, had Schoof te horen gekregen van Mark Rutte, zul je merken dat al die regeringsleiders het gevoel hebben: wij zijn familie. Je bent dan als premier druk met Europa, de wereld. De binnenlandse beslommeringen, was Ruttes boodschap, doen er dan even veel minder toe.
Rutte nam dat zelf héél serieus. Hij vond dat hij in het buitenland niet moest reageren op iets wat op dat moment in Nederland speelde. Vooral om het risico te vermijden dat hij van een afstand zo’n kwestie verkeerd zou inschatten en die dus misschien te klein of te groot zou maken.
Op weg naar de VN bemoeide Schoof zich wél met Chris Jansen. In New York zegt hij tegen NRC dat hij tevreden is over de manier waarop hij dat al in het regeringsvliegtuig had opgelost. „Kort en bondig. Ik was helemaal niet boos hoor, maar wel duidelijk.”
Collega’s zagen dat hij hogerop wilde, ook als dat ten koste ging van anderen. Zijn bijnaam was ‘tricky Dick’
Hij had, zegt hij ook, moeten terugdenken aan Hilbrand Nawijn van de LPF, die had als minister gezegd dat hij voorstander was van de doodstraf. „Hilbrand zei toen ook: dit is mijn persoonlijke opvatting.” Er was een debat over gevoerd in de Tweede Kamer. „Het heeft toen, zeg maar, te lang geduurd”, zegt Schoof. „Dat wilde ik nu voorkomen. Ook omdat ik denk: het is zo obvious. Dus oké, foutje. Chris had dit niet moeten doen.”
Het is „ondenkbaar”, zegt hij, dat die ‘minder-Marokkanen’-uitspraak kabinetsbeleid zou zijn. „Wilders is ervoor veroordeeld. Dus dit kan je gewoon niet doen als bewindspersoon van het kabinet-Schoof. Klaar.”
In een kamertje in het VN-gebouw heeft hij even tijd, net voor zijn gesprek met de president van Suriname, Chan Santokhi. In Den Haag, in de Tweede Kamer, had hij de week ervoor de Algemene Politieke Beschouwingen. Dat debat was uit de hand gelopen, Schoof had geen controle en net voor een schorsing had hij tegen zichzelf gezegd: „Tjongejongejongejonge, wérkelijk niet te geloven dit.” De microfoon stond nog aan, iedereen kon horen hoe moedeloos hij was.
In New York begint hij over de polarisatie in de VS, het is een paar weken voor de presidentsverkiezingen. „Ik zou niet willen dat Nederland zo wordt. De Republikeinen en de Democraten staan elkaar naar… die verstaan elkaar niet meer.” Zo erg is het volgens hem in Nederland niet. „Bij ons verstaan de meeste partijen elkaar nog wel. Op een paar randgroeperingen na.”
Schoof maakt zich wel zorgen, zegt hij, over de verschillen in Nederland: tussen de mensen die het economisch en maatschappelijk voor elkaar hebben, en de mensen die dat helemaal niet hebben. „Mag ik het heel netjes formuleren? Dat valt voor een deel samen met bepaalde bevolkingsgroepen en dat geeft spanningen.”
Hoe hij het in minder ‘nette woorden’ zou zeggen? „Ja… Je ziet natuurlijk dat mensen zich afzetten tegen bepaalde groepen in de samenleving. En ik denk dat dat wederzijds is, hè. Ik zou mezelf geweld aandoen als ik zou zeggen dat de integratie van Marokkaanse Nederlanders en Turkse Nederlanders een succes is.”
Is de integratie mislukt?
„Dat is dan weer het andere uiterste. Maar terugkijkend, het had natuurlijk echt anders gemoeten. Ik vind dat de segregatielijnen wel steeds scherper worden. Iedereen zit in zijn eigen kring.”
Hoe komt dat?
„Misschien is er over en weer te weinig begrip. Of zijn de lontjes te kort. En misschien is er het gevoel dat mensen zich verdrongen voelen. En dat weer ándere mensen zich niet geaccepteerd voelen. Dat ligt dicht tegen elkaar aan.”
Begrijpt u dat gevoel van mensen die zich verdrongen voelen, die zeggen: ik herken mijn eigen buurt niet meer?
„Ja… Ik denk, laat ik zeggen… Ja. Maar er hoort een ánder ja bij. Ik heb ook heel veel begrip voor Turkse en Marokkaanse Nederlanders die zich weggezet voelen. Die vinden dat ze niet volwaardig onderdeel zijn van onze samenleving. Daarom zei ik: het zit aan twee kanten. En de tragiek is dat het voor een heel belangrijk deel langs sociaal-economische lijnen loopt. Dat zie je ook terug in de discussie over de gevangenissen, die vol zouden zitten met zwarte mensen.” Hij zucht en zegt weer „ja…”. En dan: „ Dat is één manier van ernaar kijken. Maar je kunt ook zeggen dat de gevangenissen voor 80 procent vol zitten, altijd al, met mensen uit sociaal zwakkere milieus.”
In de Algemene Politieke Beschouwingen van de week ervoor had Geert Wilders twee keer gezegd dat de gevangenissen „vol zitten met niet-westerse allochtonen en moslims”. Hij vond dat hij „die feiten” moest „benoemen”.
Schoof had het vanuit het kabinetsvak aangehoord, zegt hij in New York. „Je neemt het tot je. Ik vind dat ook mijn rol in die zaal. Whatever iemand zegt… om daar zonder mimiek naar te luisteren. En ik snap dat mensen die in gevangenissen lopen denken: ja, als ik kijk naar kleur en wat iemands achtergrond ooit geweest is, jeetje, ik zie een oververtegenwoordiging van… Tegelijk weet ik dat er een ándere verklaring onder ligt, als je naar sociaal-economische achtergrond kijkt.”
Op het ministerie van Algemene Zaken moeten ze in de zomer erg wennen aan Schoof. Na veertien jaar Mark Rutte. Die had ’s ochtends altijd álle kranten gelezen, ook buitenlandse. Schoof heeft het ochtendoverleg met zijn ambtenaren nodig om te worden bijgepraat. Wat ook anders is: Rutte vertrouwde op zijn lange ervaring in de politiek, en op zijn intuïtie. En ook op zijn raadadviseurs, de ambtenaren die weten wat er speelt in Nederland en de wereld. Ze zijn experts in landbouw, geopolitiek, justitie, wat dan ook. Schoof leunt op een klein groepje vertrouwelingen, zijn naaste medewerkers. Samen met hen kijkt hij persconferenties terug van zichzelf, en ook van Rutte. Om ervan te leren.
Het was Rutte die hem in mei had gebeld om hem te zeggen dat hij het écht moest doen, premier worden. In zijn werkkamer, eind november, zegt Schoof tegen NRC dat hij niet wil vertellen wat Rutte allemaal had gezegd. Alleen dit: „Hij zei: joh, het is ontzéttend leuk.”
En, is het ontzettend leuk?
„Ik weet niet welke indruk ik op jullie maak…” Hij lacht en slaat met zijn hand op tafel. „Echt, ik vind het een fascinerende baan.”
Dat partijen elkaars plannen en voorstellen hekelen, is in Den Haag dagelijkse kost. Maar een motie in de ban doen waar ze zelf voor hebben gestemd, is nagenoeg een unicum. Toch gebeurde dat de afgelopen weken bij een motie van VVD-Kamerlid Bente Becker, over onderzoek naar normen en waarden van Nederlanders met een migratie-achtergrond. De afgelopen weken namen oppositiepartijen SP, CDA en CU achteraf afstand van deze motie. Waarom?
Op 25 november vond in de Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid een gespannen debat plaats over integratie. Eerder die maand had de VVD de integratiediscussie heropend, na het geweld door en tegen Maccabi-supporters in Amsterdam. Aan het einde van het debat diende Becker een motie in, waarin ze de regering opriep om „gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratie-achtergrond bij te houden, bijvoorbeeld door het Sociaal en Cultureel Planbureau te vragen dit (periodiek) te onderzoeken”. Er ontstond op dat moment geen ophef over het voorstel.
Oppositiepartijen SP en CDA waren die dag afwezig. „Wij hebben maar vijf Kamerleden”, zegt SP-leider Jimmy Dijk uit, „dan moet je kiezen welke debatten je bijwoont”. CDA-leider Henri Bontenbal, wiens fractie ook vijf zetels heeft, zegt hetzelfde.
Extra belangrijk was dus het oordeel van staatssecretaris integratie Jurgen Nobel (VVD) een paar dagen later. Hij had geen bezwaar tegen de motie, en wees op het onderzoek dat het SCP sinds 2006 sowieso elke vijf jaar doet naar normen en waarden onder mensen met een migratieachtergrond.
Honderden moties
Op dinsdag 3 december kwam de motie in stemming in de plenaire zaal, zoals elke week samen met honderden andere moties. Fracties komen voorafgaand aan de stemming bij elkaar om de moties te bespreken. De moties zijn dan al voorzien van stemadviezen of opmerkingen van Kamerleden of medewerkers.
Don Ceder, woordvoerder integratie van de ChristenUnie, gaf zijn fractie een positief stemadvies en had geen verdere opmerkingen. Dat de motie-Becker controversieel zou kunnen zijn, had hij niet door. Ook in de CDA-fractie werd de motie snel afgehamerd. De SP sprak wel over de motie, maar dat was een „technische beschouwing”, vertelt Dijk. Over maatschappelijke impact ging het niet.
Met stemmingslijsten onder de arm vertrekken de fracties naar de plenaire zaal. Daar behandelt voorzitter Martin Bosma (PVV) razendsnel alle moties. Hij leest niet de hele motietekst op, alleen een titel die door de griffie is bedacht. In dit geval: ‘Motie van het lid Becker over gegevens bijhouden over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond’. Achteraf noemen ingewijden die titel ongelukkig gekozen: het klinkt alsof Becker voorstelt om opvattingen van individuele burgers bij te houden.
GroenLinks-PvdA-Kamerlid Esmah Lahlah gaat rechtop zitten. Ook in haar fractie was de motie niet besproken, de partij stemde tegen. Wat krijgen we nou, denkt ze als ze de titel hoort. Nog verbaasder is ze als 108 Kamerzetels vóór stemmen.
De dag erna publiceert nieuwssite Joop.nl een opiniestuk van Lahlah. Volgens haar maakt de motie Nederlanders met een migratie-achtergrond „verdacht, afwijkend” en tot „tweederangs burgers”.
Die avond zegt SP-leider Jimmy Dijk in de talkshow Bar Laat dat zijn partij heeft getwijfeld, maar de motie toch nodig vond om „problemen in de integratie te erkennen”. Dijk vindt het lastig om zijn stem voor de motie te verdedigen. Die dag, vertelt hij later, kreeg hij al veel kritiek van „binnen en buiten de partij”.
Taboe
Op sociale media barst het debat los. Donderdag 5 december spreekt Becker Lahlah tussen de bedrijven door aan in de plenaire zaal. Becker vindt het vervelend dat Lahlah de motie discriminerend vindt. Lahlah zegt dat Becker, als ze dat meent, afstand moet doen van de motie. Dat wil Becker niet. Die middag neemt het VVD-Kamerlid wel een video op waarin ze zegt dat ze een debat op basis van feiten wil voeren. Ze zegt „cynisch en verdrietig” te worden van de kritiek. Op vrijdag probeert premier Dick Schoof te sussen. Hij zegt „dat het kabinet geen opvattingen” van mensen „met een migratie-achtergrond gaat bijhouden”. Die avond spreekt Bontenbal voor een zaaltje leden in Leidsche Rijn. Een deel vindt de motie discriminerend, en ondervraagt Bontenbal daarover.
Het is geen toeval dat juist CDA, CU en SP in de knel komen: ze hebben weinig Kamerleden
Die nacht gaat SP-leider Dijk met een vervelend gevoel naar bed. De SP is, vertelt hij later, „zoekende” in het integratiedebat. Dijk wil het linkse „taboe” doorbreken. Maar schiet de motie dat doel niet voorbij? Zaterdag neemt hij in een video afstand van de motie. „Het is niet gebruikelijk voor politici om dit te doen, toch doe ik het”, zegt hij.
Na het weekend gaat het snel: CDA en ChristenUnie publiceren stemverklaringen op hun websites, waarin ze de motie relativeren. Volgens het CDA is de motie „overbodig” gezien het bestaande SCP-onderzoek.
De partij schrijft ook dat het „niet helpt” dat Kamerleden „elke dinsdag over zo’n driehonderd moties moeten stemmen”. Van die uitspraak krijgt de partij al snel spijt. Het klinkt, zegt de partij zelf, alsof het CDA geen verantwoordelijkheid neemt voor het eigen stemgedrag.
Publiekelijk steunt niemand de CDA-uitleg, maar achter de schermen zeggen betrokkenen hetzelfde. Het is geen toeval, denken zij, dat juist CDA, ChristenUnie en SP in de knel komen: ze hebben weinig Kamerleden en kunnen moties dus minder uitgebreid behandelen. Een betrokkene wijst erop dat Kamerleden minder dan twee medewerkers per persoon hebben. Lang niet genoeg om honderden moties nauwkeurig mee door te spitten.
Partijleiders Henri Bontenbal en Mirjam Bikker gaan op 10 december een stap verder en zeggen dat ze tegen de motie hadden moeten stemmen. De eerdere stemverklaringen worden verwijderd. Bikker was benaderd door „een brede groep mensen”, zoals partijleden en oud-collega’s. „Mensen die nooit op de lijn komen. Deze motie heeft grote impact. Wij hebben dat verkeerd gewogen, dan moet je ook zo fair zijn om dat toe te geven.”
Voortaan zullen de partijen beter wegen hoe een motie geïnterpreteerd kan worden. Maar dat het nodig is om denkbeelden van Nederlanders met een migratie-achtergrond vaker bij te houden, vinden ze nog steeds.
En hoe gaat het nu verder met de motie-Becker? Premier Dick Schoof en het SCP maken vooralsnog geen aanstalten om een extra onderzoek in het leven te roepen, naast de reguliere metingen.
Lees ook
Motie-Becker laat zien dat lessen van de Toeslagenaffaire ook vergeten kunnen worden
Tijdens het debat over de regeringsverklaring in juli hadden het CDA en de ChristenUnie het al gezegd tegen de coalitie: met ons kun je zaken doen. Dat ze dat meenden, is de afgelopen weken gebleken. De twee confessionele partijen hielpen het kabinet vorige maand uit de brand door het Belastingplan te redden. Ze zegden na lang en moeizaam onderhandelen hun steun toe in de Eerste Kamer, waar de coalitie geen meerderheid heeft. Ook de onderwijsbegroting hebben de twee partijen gered, samen met het zogenoemde ‘monsterverbond’ waaraan ook SGP en JA21 (en in eerste instantie D66) meededen.
Voor de steun van deze oppositiepartijen heeft de coalitie een fikse prijs betaald. Een voorgenomen verhoging van de btw op boeken, sport, cultuur en media die 1,3 miljard euro zou opleveren, wordt teruggedraaid. Op onderwijs gaat 750 miljoen euro aan bezuinigingen niet door.
Maar trots of tevredenheid is bij de ChristenUnie en het CDA ver te zoeken. Over het onderwijsakkoord zeggen ze: „We hebben een slechte begroting minder slecht gemaakt.”
Samenwerken met dit kabinet is voor een groot deel van de oppositie taboe vanwege de deelname van de PVV. Maar waar bijvoorbeeld GroenLinks-PvdA zich vrijwel geheel afzijdig houdt, staan het CDA en de CU tóch klaar om te onderhandelen.
CDA-leider Henri Bontenbal vindt dat vanzelfsprekend: „Ik heb steeds hetzelfde gezegd, tot vermoeienis aan toe. Wat goed is, steunen we. Wat niet goed is, steunen we niet. En waar mogelijk zullen we verbetervoorstellen indienen. Dat is een strakke lijn die wij als fractie hanteren.” Ook CU-leider Mirjam Bikker voelt die verantwoordelijkheid. „Dit is geen normale coalitie”, zegt ze. „Tegelijkertijd hebben ze wél van de kiezer de verantwoordelijkheid gekregen om dit land te besturen.”
En zijzelf heeft de verantwoordelijkheid om daar als controleur en mede-wetgever aan bij te dragen, meent ze. „Daarom heb ik voor de onderwijsbegroting de mouwen opgestroopt, niet omdat ik het fijn werk vond. Ik zie ook scherp wat niet deugt aan deze begroting, daar wijzen mijn leden me ook op.” Maar toch: „De drie zetels van de ChristenUnie hebben gewerkt voor wat ze waard zijn.”
Bestuurlijke reflex
CDA en CU hebben een sterke bestuurlijke reflex. Het CDA is sinds zijn ontstaan in de jaren tachtig een bestuurderspartij pur sang, en de ChristenUnie deed de afgelopen twintig jaar geregeld mee aan coalities en onderhandelde mee vanuit de oppositie. Het zijn bedreven partijen in het besturen en constructief oppositievoeren, met veel onderhandelingservaring en financiële expertise.
Bij het kabinet is daar een nijpend gebrek aan, zo bleek de afgelopen weken. Minister Eppo Bruins van Onderwijs en toenmalig staatssecretaris Folkert Idsinga van Fiscaliteit (beiden NSC), hadden amper tot geen moeite gedaan om te zoeken naar meerderheden voor hun begrotingen in de Eerste Kamer. De coalitie moest op de valreep in actie komen.
Maar ook die functioneert slecht. PVV, VVD, NSC en BBB worden getergd door amateurisme, gebrek aan interesse en bovenal door onderlinge spanningen. De onderhandelingen over het onderwijsakkoord verliepen in horten en stoten: meestal kwamen oppositie en coalitie hooguit een uur samen om voorstellen uit te wisselen, daarna trok de coalitie zich weer terug om het onderling eens te worden. De sfeer in de coalitie was slecht, het wantrouwen groot.
In het oppositieverbond over de onderwijsbegroting waren de verhoudingen daarentegen uitstekend, bevestigen de betrokkenen. Dat is „cruciaal” tijdens zo’n onderhandeling, zegt voormalig D66-leider Alexander Pechtold. Ook voormalig ChristenUnie-leider Arie Slob bevestigt dat. Samen hebben de twee oud-politici tijdens kabinet-Rutte II onderdeel uitgemaakt van de ‘constructieve drie’, samen met de SGP. Ze kregen, door hun Eerste Kamerzetels strategisch in te zetten, jarenlang ongekend veel voor elkaar als oppositiepartijen. Slob: „Pechtold en ik hadden een bondje, ook al verschilden we totaal van elkaar.”
Dat Mark Rutte, destijds premier en VVD-leider, een „goede netwerker” was, hielp volgens Pechtold mee. Om een doorbraak te forceren was de premier nuttig, maar vaak hield hij zich afzijdig tijdens de onderhandelingen zelf.
De huidige premier Dick Schoof speelt echter geen enkele rol in de onderhandelingen over btw en onderwijs. Op zich vindt Pechtold dat niet onlogisch, want „Schoof heeft geen achterban”.
Wat wél gek is, is dat Schoofs hele kabinet niet betrokken wordt bij de onderhandelingen. Afgelopen vrijdag zei minister van Volksgezondheid Fleur Agema (PVV) dat het „rauw op haar dak” viel dat in haar begroting wordt gesneden om de onderwijsbezuiniging terug te draaien. „Nu al dreigt er een personeelstekort van 266.000 personen als we niet oppassen”, zei ze. „Dat probleem wordt zo alleen maar groter.”
Toen Schoof gevraagd werd of het een probleem was dat zijn kabinet buitenspel was gezet, zei hij: „Dit is een grote aanpassing van het hoofdlijnenakkoord geweest. Dan is het echt aan de coalitieleiders. We zijn geïnformeerd en dat is voldoende.”
Duidelijk is dat Schoof zich geen probleemeigenaar van de deal voelt. Hij zei: „Of er goed over is nagedacht? Daarvoor moet u bij de fractievoorzitters zijn.” Later kwam hij daar enigszins op terug.
Spanningen
Volgens Slob was er in het ‘constructieve drie’-tijdperk ook weleens sprake van spanningen tussen ministers vanwege begrotingsdeals. „Maar toen werd dat intern in het kabinet opgelost. Dat lijkt me logischer.”
Als oppositie steun leveren is niet alleen maar prettig. „De schaduwzijde is dat je als oppositiepartij verantwoordelijk wordt gehouden voor het hele pakket”, zegt Slob. Pechtold: „Als je meedoet, moet je het hele pakket ook verdedigen.”
Dat doen CDA en CU niet. Tijdens het debat over de onderwijsbegroting donderdag nam CDA-onderwijswoordvoerder Harmen Krul expliciet afstand van de begroting.
GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans zei over het verbond: „U helpt een duidelijk dankbare Wilders uit de brand en u laat het onderwijs in de steek.” Denk sprak van een „verdere normalisering van extreem-rechts”.
CDA en CU willen absoluut niet gezien worden als pseudo-gedoogpartners van de coalitie. Dat wordt ze nu wel aangewreven, tot hun frustratie. Bij een aantal andere begrotingen stemden de twee partijen tegen.
Toch houden ze het kabinet in het zadel, vinden de andere oppositiepartijen. Bontenbal: „Dit kabinet rijdt zichzelf wel in de wielen, daar hebben ze de oppositie echt niet voor nodig.” Bikker denkt dat ook, en voelt geen behoefte om het kabinet te pootjehaken. „De problemen die nú voorhanden zijn, moeten worden aangepakt.”
Maar ze heeft wel „wel nagedacht” over het beeld van haarzelf om de tafel met Wilders. Dat is onprettig. „Maar kijk naar Amerika. President Biden gaat weg, Trump komt erin en het hele bestuur wordt anders. Dat is rampzalig.” Wat Nederland kenmerkt, vindt Bikker, „is dat wij telkens opnieuw samen naar oplossingen zoeken, én dat we intussen duidelijk de verschillen verwoorden”.
Ondanks goede voornemens over het naleven van het discriminatieverbod uit artikel 1 van de Grondwet is er nog te weinig vooruitgang geboekt in de strijd tegen etnisch profileren. Daarom dienen Kamerleden Mpanzu Bamenga (D66) en Willem Koops (NSC) vrijdag een initiatiefwetsvoorstel in dat duidelijker moet vastleggen dat de overheid bij het aanpakken van fraude en het opsporen van misdrijven nooit onderscheid mag maken op basis van ‘raciale kenmerken’ als huidskleur en etnische afkomst, behalve als dit nodig is voor een signalement van verdachten. Koops is „ervan overtuigd” dat hij de rest van de coalitie aan zijn zijde kan vinden, en wijst naar de rechtsstaatverklaring die coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB aan het begin van de formatie met elkaar opstelden. „Ik heb iedereen in alle toonaarden horen zeggen dat er geen racisten in het kabinet of in de regering zitten”, zegt Koops in de werkkamer van Bamenga. „Mooi zo, denk ik, dan verwacht ik ook niet heel veel tegenstand bij dit wetsvoorstel.”
Toch stemden alle coalitiepartijen, óók NSC, vorige week voor een omstreden VVD-motie waarin het kabinet wordt opgeroepen om „gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden”. De motie werd met 108 stemmen aangenomen. Inmiddels hebben meerdere partijen, waaronder de SP en het CDA, er weer afstand van genomen.
Hoe verenigt Koops, hij is ook strafrechtadvocaat, zijn stem vóór de motie met de rechtsstaatverklaring? „De motie-Becker was niet goed geformuleerd”, zegt hij. „Woorden zijn gevaarlijk, daar moeten we als politici ontzettend goed op letten.” De bedoeling achter de motie, zegt hij, was om te laten onderzoeken „hoe groepen zich tot elkaar verhouden”. Maar dat is niet wat in de motie staat, beaamt hij. „Het lijkt er nu meer op alsof een soort nieuwe geheime discriminerende politie moet worden gecreëerd, die allerlei gegevens over individuen verzamelt zodat die op de een of andere manier kunnen worden aangepakt.” Die boodschap, zegt Koops, heeft hij er zelf niet in gezien. Heeft hij spijt? „Ik sta nog achter mijn stem, zeker ook met de toelichting die nu op onze website staat.”
Bamenga ziet het anders, zijn partij stemde tegen. De motie-Becker is volgens hem een duidelijk voorbeeld van etnisch profileren. Hij plaatst deze in het licht van de „kwalijke uitspraak” van staatssecretaris Jurgen Nobel (Integratie, VVD), die in de nasleep van de Maccabi-rellen in Amsterdam had gezegd dat islamitische jongeren „voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven”. Bamenga is het zat dat mensen „continu worden geproblematiseerd vanwege hun migratieachtergrond”. Hij wil niet zeggen of hij het Koops kwalijk neemt voor de omstreden motie te hebben gestemd.
Vernederende ervaring
Belangrijker vindt hij dat coalitiepartij NSC samen met hem wil optrekken in de strijd tegen etnische profilering. Bamenga, die in Congo werd geboren, klaagde de Nederlandse Staat vier jaar geleden samen met mensenrechtenorganisaties en een andere burger aan nadat hij op het vliegveld van Eindhoven voor controle uit de rij werd gepikt. Toen hij informeerde naar de reden, werd hem verteld dat de Koninklijke Marechaussee zoekt „naar criminelen, naar niet-Nederlanders”. Pas toen begon hem op te vallen dat naast hem óók een zwarte vrouw met twee kinderen, en een andere zwarte man werden gecontroleerd. „Alle witte mensen mochten doorlopen.” Een oneerlijke en vernederende ervaring, zegt Bamenga.
De Koninklijke Marechaussee maakte zich hiermee schuldig aan rassendiscriminatie, oordeelde het gerechtshof Den Haag in februari 2023. Bij de selectie voor controles mag de marechaussee geen ‘raciale’ kenmerken als huidskleur gebruiken, concludeerden de rechters. De landsadvocaat besloot zich bij die uitspraak neer te leggen. Dit onderstreept volgens Koops de juistheid en duidelijkheid van het vonnis. „Dat moet je dan bij uitstek in de wet vastleggen.”
Sindsdien zijn er vanuit het (vorige) kabinet geen maatregelen genomen tegen etnisch profileren door de overheid. Bamenga vertelt dat vanuit het kabinet in de richting van „een handelingskader” wordt gedacht, terwijl hij op zoek is naar „duidelijkheid en rechtszekerheid”. „Beleid is fluïde, principes zijn dat niet”, vult Koops aan.
Het grondwettelijke discriminatieverbod en daaruit voortvloeiende antidiscriminatiewetten, zoals de Algemene wet gelijke behandeling, bieden volgens de Kamerleden onvoldoende garantie tegen etnische profilering, getuige recente onthullingen over discriminerende werkwijzen van de Belastingdienst, DUO en de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waarbij Nederlanders met een migratieachtergrond vaker werden gecontroleerd op fraude.
‘Permanente opdracht’
En dus moet in twee al bestaande wetten, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafvordering, worden vastgelegd dat bestuursorganen en opsporingsdiensten onder geen enkele omstandigheid onderscheid mogen maken op grond van ‘ras’, zoals huidskleur en etniciteit. Dit ligt anders voor signalementen van mogelijke daders van strafbare feiten.
Het wetsvoorstel moet wat de Kamerleden betreft als „een instructie, en dus een permanente opdracht” worden gezien. Koops: „Waar ik heel benieuwd naar ben is of mensen er wél een probleem mee hebben, want ik kan voor de wereld niet zien hoe je hier op tegen kan zijn.”
Adolf Hitler achtervolgt Frank Oz deze dagen. De tachtigjarige Amerikaanse acteur en regisseur kwam een paar dagen geleden uit Londen, waar hij The Producers zag. In die musical, waarin een vriend de hoofdrol speelt, wordt de draak gestoken met Hitler. En nu staat Oz in het Nationaal Archief in Den Haag, naast een Hitler-marionet van zestig centimeter hoog, gemaakt van hout en stof.
Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakten de ouders van Frank Oz de Hitler-pop. Zijn vader, Isidore Oznowicz, was een Joodse Nederlander. Hij woonde voor de oorlog met zijn katholieke vrouw Frances Ghevaert in Antwerpen, waar hij werkte als poppenspeler. Hij maakte de pop, zij de kleren. Hun succesnummer: een nachtcluborkest van acht marionetten, inclusief zangeres. Ook dit orkest is te zien in het Nationaal Archief.
De mationet van Hitler. Foto Herman Zonderland / Nationaal Archief
Adolf Hitler is na 74 jaar terug in Europa. Hij is tentoongesteld op de expositie Op de vlucht voor Hitler van het Nationaal Archief, die gaat over de vlucht van de ouders van Frank Oz voor de nazi’s. Het Nationaal Archief reconstrueerde die vlucht in detail, aan de hand van documenten en foto’s.
Frank Oz zegt: „Ik heb jaren nagedacht over de vraag wat mijn ouders bewoog de Hitler-pop te maken. Net als de musical die ik zag moet deze Hitler zijn gemaakt om de spot te drijven met het pure kwaad. Humor was het enige wapen tegen het fascisme dat mijn ouders hadden. Als de wereld angstaanjagend is, is spot alles wat we hebben.”
Begraven in de tuin
Frank Oz is, net als zijn vader destijds, poppenspeler. Het maakte hem een van de beroemdste namen in de Amerikaanse populaire cultuur. Hij was samen met Jim Henson het brein achter de Muppets, en bedacht en speelde rollen als Miss Piggy en Fozzie Bear. Hij bespeelde Yoda, de jedimeester, in Star Wars, en is er nog altijd de stem van. Bert, Grover, Koekiemonster in de Amerikaanse versie van Sesamstraat: allemaal de stem en de bewegingen van Frank Oz.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wisten zijn ouders België te ontvluchten. Ze belandden via Frankrijk in Marokko, waar ze in een concentratiekamp van de collaborerende Vichy-regering terechtkwamen. Ze wisten te ontkomen, en in 1941 (Isidore) en 1942 (Frances) te ontsnappen naar het Verenigd Koninkrijk. Daar werd in 1944 Frank Oz geboren. Isidore nam als Engelandvaarder dienst in de Prinses Irene Brigade, en werkte mee aan de bevrijding van Nederland.
Toen ze op de vlucht sloegen, begroeven Isidore en Frances de pop in de tuin. Na de oorlog groeven ze Hitler op, en vijf jaar later namen ze hem mee naar de Verenigde Staten. Daar lag Hitler lange tijd op zolder, totdat Frank Oz hem meenam naar zijn eigen huis in New York en in de woonkamer ophing, de rechterarm (plagend) gestrekt omhoog.
Frank Oz. Foto Chantal Heijnen
Frank Oz had het oorlogsverhaal van zijn ouders in grote lijnen gehoord. Maar veel details kende hij niet. En nu hij tachtig is, probeert hij antwoorden te vinden op zijn vragen. Veel van die vragen gaan over de Hitler-marionet. Maar ze gaan ook over de invloed van hun oorlogstrauma op zijn eigen leven en werk. Sinds vorig jaar liet Frank Oz NRCmeekijken in dat proces.
Welke persoonlijke lessen trekt u uit het vluchtverhaal van uw ouders?
„Het maak me emotioneel om hun verhaal in zijn geheel te zien, chronologisch en met zo veel documentatie. Mijn ouders praatten weinig over de oorlog, en het waren altijd losse anekdotes. Ik realiseer me nu pas hoe kleine beslissingen of geluk het verschil tussen leven en dood kunnen betekenen.”
Aan wat voor beslissing denkt u bijvoorbeeld?
„Mijn ouders probeerden in 1940 te vluchten vanuit Frankrijk per boot, maar net als honderden vluchtelingen mislukte dat. Mijn vader zei toen: ‘Wat er ook gebeurt, wij stappen op de volgende boot.’ En dat lukte, omdat hij op een beslissend moment een belangrijk detail wist te onthouden. Een soldaat vroeg de naam van de boot die hij gemist had, en na lang nadenken wist hij dat het met een ‘P’ begon. ‘De Parmentier?’, vroeg de soldaat. ‘Ja, dat was hem!’ En zo konden ze ontkomen. Als hij die letter niet had onthouden, mijn God, was ik hier niet geweest, waren mijn poppen er niet geweest. Een juiste beslissing, maar ook puur geluk.”
Ik zie er nu een universeel verhaal in, van opstaan tegen onrecht, maar ook van onmacht en vluchten
Waarom vindt u het belangrijk dat de wereld de Hitler-pop van uw ouders ziet?
„Ik ben er pas zelf langzaam de culturele waarde van gaan inzien. Jaren heeft hij stof liggen verzamelen op zolder, thuis bij mijn ouders in Californië. Ik was bezig met meisjes, met school, en vroeg nooit naar de oorlog. Maar ik zie er nu een universeel verhaal in, van opstaan tegen onrecht, maar ook van onmacht en vluchten. Deze tentoonstelling is ook niet het verhaal van alleen mijn ouders. Hetzelfde gebeurt in fucking Oekraïne, fucking Soedan, overal ter wereld. Er is een filmcitaat dat steeds door mijn hoofd spookt, ik weet niet meer uit welke film: Alles verandert, maar niets verandert. ”
Welke rol heeft hun oorlogsverleden in uw eigen leven gespeeld?
„Toen ze nog leefden, praatten we er weinig over. Oorlog was voor mij altijd een abstractie, een sprookje. Over vluchtelingen kon ik ook alleen maar op intellectueel niveau nadenken. Ik wist niet wat angst betekent, de pure angst dat je niet weet waar je morgen bent en of je dan nog leeft. Het gevoel dat je geen kleren hebt, jezelf weken niet hebt gewassen, die existentiële angsten die mijn ouders hadden. Nu ik hun verhaal op een rij zet, en er meer over nadenk, heb ik een gevoel gekregen bij de abstractie van een woord als ‘oorlog’.”
Nu u daar meer over nadenkt: heeft de Tweede Wereldoorlog onbewust uw werk beïnvloed?
„Ik voelde als kind al het trauma van mijn ouders. Ik ben op mijn veertiende begonnen met poppentheater, en dat was niet voor niets. Ik heb altijd mensen willen opvrolijken, ook mijn ouders. Ik zou nooit zo veel gelachen hebben als ik niet had geweten dat mijn ouders zo veel hebben meegemaakt. En de oorlog heeft mijn creaties zélf ook beïnvloed, maar dan indirect.”
Hoe bedoelt u dat?
„Ik geloof in strijd, in worsteling. Alleen zo krijgen personages diepgang. Mijn kinderen heb ik zelfstandig opgevoed: ik help ze tot zekere hoogte, financieel bijvoorbeeld, daarna moeten ze het zelf uitzoeken. Wrijving kweekt sterke karakters. Zo zit het ook met mijn creaties, van Miss Piggy tot Grover. Die worstelen met zichzelf en met de wereld. Ik schreef altijd conflict tussen botsende personages in scènes, die wrijving maakt ze interessant. Dat heeft ze misschien ook zo geliefd gemaakt. Want wij mensen worstelen allemaal, we herkennen iets van onszelf in hen. Ik denk vaak: heb ik dat besef niet vooral gekregen omdat ik mijn ouders zo zag worstelen met hun eigen trauma’s?”
Heeft dat besef de Muppets en Sesamstraat-figuren gelaagder gemaakt dan traditionele poppen?
„Dat denk ik wel. Ze hebben een ziel, en als kijker voel je dat. Ik heb mijn persoonlijke geschiedenis in die personages gestopt. Kijkers weten dat niet, en het gaat hen niets aan wat ik heb meegemaakt. Maar het gevoel erachter komt wel aan, en als ík me er niet bewust van was, had ik dat er niet in kunnen stoppen.”
Frank Oznowicz (Hereford, 1944) is vooral bekend geworden als het brein achter de Muppets en Sesamstraat, en als Yoda in Star Wars. Hij regisseerde films als Little Shop of Horrors, Knives Out, en The Muppets take Manhattan. Hij won een Emmy Award en twee Grammys. De tentoonstelling Op de vlucht voorHitler – De Engelandvaart van de familie Oznowicz is vanaf deze woensdag te zien in het Nationaal Archief in Den Haag.
Lees ook
deze longread over de zoektocht van Frank Oz naar zijn ouders