In Denemarken, Zweden en Finland komt de wind helemaal niet van rechts, maar van links. De Deense sociaal-democraten hebben het afgelegd tegen de linksere socialisten, de Finse socialisten hebben met partijleider Li Andersson de populairste kandidaat van het land, en in Zweden werd de sociaal-democratische oppositiepartij de grootste.
„Denemarken stuurt een sterk signaal naar Europa”, kopt de Deense krant Politiken. „De rechtse verschuiving in Europa heeft Denemarken niet getroffen”, aldus de krant. De Socialistische Volkspartij is met 17,4 procent van de stemmen de grootste partij deze verkiezingen. „De sociaal-democraten verliezen hier niet aan rechts, maar aan links.” Ze behouden hun drie Europese zetels, maar doen dat met minder stemmen.
De Deense uitslag is ook een signaal voor de nationale politiek, zegt hoogleraar politieke communicatie Claes de Vreese (UvA). „Na de vorige parlementsverkiezingen was er een regering mogelijk op centrum-links, maar de sociaal-democraten kozen ervoor om over rechts te gaan.”
De Deense coalitie bestaat nu uit de sociaal-democraten en twee liberale partijen, Venstre en Moderaterne. Zij hadden samen de helft van de Deense zetels in het Europees Parlement, nu komen ze uit op zes van de vijftien.
Kiezers hadden de voorkeur voor een coalitie over links, zegt De Vreese. „Door nu groen en links te stemmen, geven kiezers aan dat ze die coalitie liever hadden gezien. Dat zie je natuurlijk vaker bij Europese verkiezingen, nu ook in Duitsland en Frankrijk, dat kiezers zo’n signaal afgeven.”
De radicaal-rechtse Deense volkspartij krijgt één zetel, minder dan verwacht. „Er is veel concurrentie op rechts”, legt De Vreese uit. „Kiezers concentreren zich dus minder op één partij dan in bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland.”
De sociaal-democraten nemen rechts ook wind uit de zeilen door een streng asiel- en migratiebeleid te voeren, al heeft de partij er uiteindelijk geen baat bij om te zeer op de rechtse concurrent te lijken, aldus De Vreese.
Zweden en Finland
Voor het eerst heeft de anti-immigratiepartij Zweedse Democraten, deel van de coalitie, terrein verloren bij verkiezingen. De partij kreeg 13,2 procent van de stemmen, 2,1 procent minder dan in 2019. Dat ligt aan de media, vindt partijleider Jimmie Åkesson: rondom het gebruik van anonieme nep-accounts op sociale media door de partij ontstond een politiek schandaal. Veel aandacht voor de politieke ideeën van de partij was er vervolgens niet meer, klaagt Åkesson.
De grootste partij in Zweden blijft de oppositiepartij van de sociaal-democraten, met bijna een kwart van de stemmen en vijf zetels.
Lees ook Nationalistische Zweden willen alleen maar hoge muren rond Europa
In Finland is de radicaal-rechtse Finnenpartij de grote verliezer. De verwachting was dat de coalitiepartij op drie zetels zou uitkomen; het is er maar één geworden. Twee ministers van de partij kwamen vorig jaar in opspraak vanwege nazigrappen.
Het verkiezingssucces van de Finse socialisten komt vooral door de razend populaire Li Andersson. De partijleider is „in shock”: haar partij is gegroeid met 10,4 procent ten opzichte van de vorige Europese verkiezingen. Ze kreeg de meeste stemmen van alle kandidaten, 247.604. De conservatieve partij van premier Petteri Orpo is met vier zetels wel nog altijd de grootste.
De Scandinavische landen tonen volgens hoogleraar Claes de Vreese dat de veelbesproken opmars van radicaal-rechts „geen lineair proces of wetmatigheid is, zo zie je bij deze verkiezingen”. De Deense volkspartij, bijvoorbeeld, doet al ruim 25 jaar mee aan verkiezingen en is een „gewone politieke partij” geworden. „Soms doen ze het goed, en soms niet.”
Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?
U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.
Om dit formulier te kunnen verzenden moet Javascript aan staan in uw browser.
Nederland maakt een ruk naar eurosceptisch-rechts, maar de PVV heeft donderdag bij de Europese parlementsverkiezingen zijn politieke tegenstanders niet verpulverd zoals bij de Tweede Kamerverkiezingen in november. De partij van Geert Wilders is als het om het aantal gewonnen zetels gaat met afstand de grote winnaar, maar is volgens de exitpoll van de NOS in een nek-aan-nek-race verwikkeld met GroenLinks-PvdA om de positie van grootste partij. In die exitpoll krijgt de linkse combinatie acht zetels, en de PVV zeven, maar die uitslag kan verschuiven als zondagavond de officiële Nederlandse resultaten bekend worden.
Voor de PVV is de winst van mogelijk zes zetels ten opzichte van 2019 een groot succes. De partij van Geert Wilders was jarenlang afwezig of onzichtbaar in het Europees Parlement, en komt nu met een grote Brusselse fractie terug. PVV-leider Geert Wilders zei donderdagavond in een eerste reactie „ontzettend blij” te zijn met „de grootste winst” ooit in het Europees Parlement. Tegelijkertijd kon Wilders zijn teleurstelling niet onderdrukken over de mogelijkheid dat GroenLinks-PvdA nipt groter wordt. De PVV-leider waarschuwde in de laatste campagneweek consequent tegen een overwinning van GroenLinks-PvdA en partijleider Frans Timmermans.
Symbolisch belang
De strijd om wie de grootste partij wordt is bij de Europese verkiezingen vooral van symbolisch belang omdat de partijen opgaan in grotere Europese fracties. De geforceerde tweestrijd tussen PVV en GroenLinks-PvdA, vooral aangezwengeld door Wilders, gaf de Europese campagne in de laatste week een extra stevige landelijke dimensie. Dat hielp wellicht mee bij de opkomst, die donderdag volgens onderzoeksbureau Ipsos I&O op 46,8 procent uitkwam, met afstand de hoogste opkomst bij Europese verkiezingen in decennia.
Wie naar de nieuwe verdeling van de Nederlandse zetels in het Europees Parlement kijkt, ziet dat de kiezer een stevige ruk naar eurosceptisch-rechtse partijen heeft gemaakt. Naast de zetelwinst voor de PVV komen BBB (2 zetels) en Nieuw Sociaal Contract (1 zetel) volgens de exitpoll voor het eerst in het parlement, en zou de eurokritische SGP zijn zetel behouden. Maar de pro-Europese partijen werden niet weggevaagd. GroenLinks-PvdA en VVD verliezen één zetel, D66 kan er één winnen, het CDA houdt het verlies beperkt, en Volt komt voor het eerst voor Nederland in het Europees Parlement.
De formerende partijen hadden, op de PVV na, geen al te beste avond. De VVD verliest licht. BBB mag met twee zetels redelijk tevreden zijn, maar de ene zetel voor NSC is ronduit teleurstellend. De partij van Pieter Omtzigt haalde bij de Tweede Kamerverkiezingen van november twintig zetels, maar daalde in de maanden daarna in de peilingen. Nu mag waarschijnlijk alleen NSC-lijsttrekker Dirk Gotink naar Brussel, terwijl concurrent CDA drie zetels weet vast te houden.
Uit kiezersonderzoek dat Ipsos I&O donderdag uitvoerde in opdracht van de NOS blijkt dat bij ongeveer de helft van de kiezers (44 procent) bij hun Europese stem de formatie van het nieuwe kabinet liet meewegen. Een kwart van de kiezers, vooral van PVV en BBB, stemde naar eigen zeggen vóór de nieuwe rechtse coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB, een vijfde juist tégen de coalitie (vooral de kiezers van GroenLinks-PvdA).
Lees ook Waar gaan Nederlanders vandaag níét stemmen? ‘Ik wist niet dat we invloed hadden op Europees beleid’
Nul of één zetel
Na zondag begint in Brussel het spel rond de fractievorming. Voor NSC en BBB worden de Brusselse onderhandelingen spannend. Beide partijen willen toetreden tot de grote christendemocratische fractie (EVP), waar het CDA al decennia actief is. De partij leek lange tijd geen bezwaar tegen toetreding te hebben, maar CDA-lijsttrekker Tom Berensen hekelde de afgelopen dagen de „eurosceptische of zelfs anti-Europese houding” van NSC en BBB. Daarover wil Berendsen eerst een „stevig gesprek” voeren.
Voor de PVV zal moeten blijken of het grote aantal zetels kan worden omgezet in Europese invloed. De radicaal-rechtse partijen in Brussel zijn verdeeld over twee fracties, de vraag is of zij één nieuwe fractie kunnen vormen met bijvoorbeeld het Rassemblement national van Marine Le Pen én Fratelli d’Italia van de Italiaanse premier Giorgia Meloni. De PVV wil zo’n grote nieuwe fractie, maar Meloni zou ook kunnen investeren in haar huidige, meer gematigde ECR-fractie, die de nieuwe Europese Commissie straks misschien aan een meerderheid in het parlement kan helpen.
Vanuit de andere EU-lidstaten zal donderdag met grote belangstelling naar de Nederlandse exitpoll zijn gekeken. De PVV zal in Brussel indruk hebben gemaakt, maar het zal nog niet hebben gevoeld als de radicaal-rechtse mokerslag die zondag in Europa wordt gevreesd.
Kort, en niet krachtig. Hoewel de Europese politiek voor fundamentele keuzes rond de voortslepende oorlog in Oekraïne en het gezamenlijke klimaat- en migratiebeleid staat, is de Nederlandse campagne voor de Europese parlementsverkiezingen pas in de laatste week echt op gang gekomen. In Den Haag overschaduwt de aandacht voor de kabinetsformatie en het coalitieakkoord de Europese campagne, waardoor de altijd matige opkomst van rond de veertig procent naar verwachting niet hoger uitvalt. En nog meer dan anders zal de Europese uitslag aan het Binnenhof worden geduid als populariteitsmeting van de nieuwe rechtse coalitie.
Aan de Europese lijsttrekkers lag het niet. Zij deden wekenlang hun best, maar bereikten de massa niet. Onderzoeksbureau Ipsos I&O concludeerde dat aan de bekendheid van de lijsttrekkers „sinds ons onderzoek uit maart nauwelijks iets is veranderd”. Bijna geen Nederlander kan hun namen noemen, terwijl ze wel op het stembiljet staan.
Hulp uit Den Haag kregen ze amper. In de Tweede Kamer ging het de afgelopen weken vooral over de binnenlandse implicaties van het ‘hoofdlijnenakkoord’ van PVV, VVD, NSC en BBB. Terwijl het akkoord bij uitstek ook kans bood voor een serieus debat over de positie van Nederland binnen de Europese Unie. De nieuwe coalitie is kritisch op Brussel, maar wil vooral ook heel veel van Brussel, zoals een lagere EU-afdracht en nieuwe uitzonderingen voor Nederland op het gemeenschappelijke landbouw- en asielbeleid. Het is de vraag of andere landen Nederland die ruimte gunnen.
De oorlog in Oekraïne deed de Nederlandse campagne ook niet extra opleven, misschien wel door de grote politieke en maatschappelijke eensgezindheid erover. Recent onderzoek van Ipsos I&O laat zien dat de meeste Nederlanders nog altijd achter de steun aan Oekraïne staan en investeringen in defensie steunen. Ook de PVV heeft zich achter die ambities moeten scharen.
Migratie
Het onderwerp migratie polariseert meer. Tweederde van de Nederlandse kiezers wil volgens onderzoek van Ipsos I&O dat de EU meer doet om immigratie te beperken en daarmee is migratie voor Nederlanders het belangrijkste verkiezingsthema, en een veel dominanter thema dan in veel andere EU-landen. Waar zo’n negentig procent van de PVV- en BBB-kiezers het verminderen van migratie belangrijk vindt, geldt dit slechts voor 36 procent van de GroenLinks-PvdA-achterban.
De nieuwe coalitie is kritisch op Brussel, maar wil vooral ook heel veel van Brussel
Polarisatie rond migratie is bij uitstek het business model van PVV-leider Geert Wilders, die pas de afgelopen dagen campagne ging voeren. Wilders, die woensdag pers en publiek opzocht op de Haagse Markt, herhaalt steeds dat er méér in plaats van minder asielzoekers naar Nederland zullen komen als het GroenLinks-PvdA van Frans Timmermans donderdag de verkiezingen wint, hoewel ook GroenLinks-PvdA een strenger Europees migratiebeleid steunt. Maar de PVV wil, aldus Wilders over de EU, „de mammoettanker de andere kant op sturen”.
Dat Wilders de campagnestrijd zoekt met GroenLinks-PvdA is logisch. De PVV moet veel moeite doen om de eigen achterban, bij wie de Europese verkiezingen altijd minder populair zijn, donderdag naar de stembus te krijgen. In de slotpeiling van Ipsos I&O gingen de PVV en GroenLinks-PvdA woensdag samen aan kop met ieder virtueel ieder acht zetels. Overigens is de verwachte winst voor de PVV hoe dan ook groot, want de partij van Wilders scoorde in 2019 nog nul zetels.
Invloed
En hoewel het symbolische waarde heeft om bij een verkiezing de grootste partij te worden, maakt dit bij de Europese verkiezingen minder uit dan bij de Tweede Kamerverkiezingen. In Brussel gaan de Nederlandse partijen in grotere Europese fracties op om zo invloed te kunnen hebben. Daar speelt voor veel partijen nog onzekerheid. Kan de PVV de Nederlandse uitslag omzetten in Europese invloed door toe te treden tot een grotere radicaal-rechtse fractie? Mag de VVD, ondanks de omstreden samenwerking met de PVV, in de Europese liberale fractie blijven? En zijn NSC en BBB, die hun eerste Europese zetels hopen te halen, straks welkom bij de grote christen-democratische familie?
Vanuit Den Haag zullen de formerende partijen een goed resultaat zien als steun in de rug, voor GroenLinks-PvdA zal het voelen als brandstof voor in de oppositie. Zeker lijkt dat de Nederlandse afvaardiging in het Europees parlement, met de verwachte winst voor de PVV en entree NSC en BBB, flink eurosceptischer wordt. Of de hele EU voor een radicaal andere koers kiest, en of dat de Europese ambities van de nieuwe coalitie eenvoudiger of moeilijker maakt, zal na de uitslagen uit andere landen op zondag moeten gaan blijken.
Lees ook Wat staat er op het spel voor de Nederlandse partijen bij de Europese verkiezingen? Ook de winnaar in zetels kan met lege handen staan
En andersom zal de rest van de EU donderdagavond als eerste naar Nederland kijken. Daarom is die exitpoll toch heel belangrijk, benadrukte Frans Timmermans woensdag. Een verkiezingswinst voor zijn partij geeft een heel ander signaal af dan een PVV-winst: „Een wezenlijk verschil voor het internationale beeld.’’
Dirk Gotink wijst zichzelf aan op de folder, daarin staat hij naast partijleider Pieter Omtzigt. Zo kan het publiek hem wel plaatsen. De Europese lijsttrekker van NSC loopt over de markt in Heerlen – hij voert al flyerend campagne. „Gaat u stemmen”, vraagt hij aan een man met een Deense dog van zeventig kilo. De man denkt even na, en zegt: „Dat weet ik nog niet, ik moet dan werken.”
De Nederlandse lijsttrekkers voor de komende Europese verkiezingen zijn onbekend. Dat was anders in 2019, toen haalde PvdA-lijsttrekker Frans Timmermans, indertijd bekend bij 69 procent van het electoraat, veel stemmen binnen. Zo’n lijsttrekker is er nu niet. Twee weken voor de verkiezingen kent bijna driekwart van de kiezers geen enkele lijsttrekker, bleek onlangs uit onderzoek van Ipsos I&O. Hoe proberen de kandidaat-Europarlementariërs de kiezers toch te verleiden tot een stem?
Hier in Heerlen hoopt NSC te profiteren van de nummer vier op de lijst, Naomi Yogi-van Loon. „Ze komt uit Simpelveld, u kunt op haar stemmen”, zegt Gotink tegen een mevrouw in een scootmobiel.
Maar het blijkt niet eenvoudig om mensen te overtuigen te gaan stemmen. Sterker, de meesten zeggen niet te gaan stemmen. „Ongeveer zestig procent schat ik, dat komt overeen met de opkomstcijfers”, zegt NSC-vrijwilliger Jos Roelofs.
Gotink krijgt ook opdrachten mee. „Stikstof, dat moet nu eens geregeld worden”, zegt iemand. En: „We moeten een vuist maken in Brussel, want in Polen zetten ze de verwarming gewoon op 23 graden.” In het PVV-gezinde Heerlen krijgt hij maar één keer kritisch commentaar op de nieuwe coalitie. „Jullie zijn met extreem-rechts in zee gegaan.”
‘Bon-ten-bal’
Gotink stond tien jaar geleden nog op de Europese kandidatenlijst van het CDA, maar werd toen niet gekozen. Zijn oude partij strijkt de zaterdag voor de verkiezingen neer in Breda, de geboortestad en woonplaats van lijsttrekker Tom Berendsen. Er is een flink aantal flyeraars opgetrommeld, die allemaal een worstenbroodje krijgen van de vrouw van Tom.
Het doel is om de binnenstad „groen te kleuren” met hun sjaals, maar de stad hangt vol geel-zwarte spandoeken van de plaatselijke voetbalclub NAC, die een dag later promoveert naar de Eredivisie. Seizoenskaarthouder Berendsen heeft al ‘campagnevrij’ gevraagd voor de huldiging op maandag. Tijdens de flyeractie staat hij voor een andere uitdaging: het CDA dreigt zetels te verliezen. Ook blijken zijn stadgenoten hem nog niet goed te kennen.
Alle CDA-flyeraars krijgen een worstenbroodje van de vrouw van Tom Berendsen
CDA-leider Henri Bontenbal is met Berendsen mee, en die wordt wél herkend. Als Berendsen voorop door de Karrestraat loopt, denderen er twee bierfietsen met dronken mannen voorbij. „CDA, CDA,” zingen ze, en daarna „Bon-ten-bal, Bon-ten-bal”. Er gaat gejuich op als ze de CDA-leider in een zijstraat zien staan.
Voor de Grote Kerk stuiten de CDA’ers op een Healing Station, waar christenen met voorbijgangers willen praten over Jezus. Een kans voor het CDA zou je denken. Healer Sanne Lubberink (22) uit Wijk in Aalburg heeft „totaal nog niet nagedacht over een partij, maar meestal vul ik de StemWijzer in en laat ik mij leiden door de Heilige Geest. Maar ik neig eerder naar écht christelijke partijen zoals ChristenUnie en SGP.”
Bep Zwiers-Ernst (75) en haar man uit Zevenbergen lopen toevallig door dezelfde straat en nemen een folder aan. Ze vindt het verhaal van het CDA „niet heel stellig” en denkt dat mensen daar wél naar opzoek zijn. „Dat je precies weet waar partijen voor staan en wat ze willen.” D66 en GroenLinks-PvdA doen dat volgens haar beter, bijvoorbeeld met klimaat.
Bal oppakken
Om een nieuw en jonger kiezerspubliek te bereiken, gaan de lijsttrekkers ook onderwijsinstellingen langs. Eerstejaarsstudenten van de Haagse Hogeschool hebben de bekendste lijsttrekker Bas Eickhout (GroenLinks-PvdA) – en een aantal andere kandidaten – uitgenodigd voor hun verkiezingsfestival #HBOVote. Hij heeft in deze verkiezingstijd al meerdere Nederlandse scholen bezocht en vindt het „opvallend” dat vooral mbo’s en hbo’s „bewust” met de Europese verkiezingen bezig zijn.
De Europarlementariër treft bij binnenkomst een leeg auditorium aan. De zestig studenten die er wél zijn, praten met de andere kandidaten in een naastgelegen ruimte. Eickhout klikt zijn PowerPoint weg en zoekt de studenten op.
Een docent stimuleert studenten om op Bas Eickhout af te stappen. „Wat doet u eigenlijk”, vraagt student Demi (20). De studenten praten met de lijsttrekker over de Green Deal, elektrische auto’s, open data, Oekraïne en Gaza. Student Siham (20) vindt dat de woorden van EU-lidstaten in het geval van Israël niet leiden tot effectieve sancties. Eickhout beaamt dat, maar denkt dat een eensgezinder Europa tóch impact kan hebben.
Lees ook Stemhulp Europese Verkiezingen 2024
Flashy verkiezingsfilmpje
Na afloop blikt Eickhout, ondanks de lage opkomst, tevreden terug. „Ook voor studenten is het heel prettig een politicus in het echt te zien en niet in het zoveelste flashy verkiezingsfilmpje.”
In de kantine zeggen de studenten hetzelfde. „Het is fijn om even informeel te kunnen discussiëren met de lijsttrekker”, zegt Siham. Maar of Eickhout de jongeren heeft overtuigd? Demi weet het nog niet. „We moeten ons nog verdiepen, StemWijzertje doen.”
Al dagenlang zijn de partijleiders van PVV, VVD, NSC en BBB druk met het verdelen van de ministersposten. Achter gesloten deuren en zo geheim mogelijk: als ze naar binnen of naar buiten gaan, zeggen ze niets. Het lijkt ongebruikelijk lang te duren. „Maar alles aan deze formatie is ongebruikelijk”, zegt NSC-leider Pieter Omtzigt desgevraagd. „Daar zou ik geen conclusies aan verbinden.”
In het nieuwe kabinet-Schoof worden die ministers, naast de premier zelf, het allerbelangrijkst: alleen zij mogen stemmen in de vergadering van de ministerraad op vrijdag. Staatssecretarissen zijn daar alleen bij als er iets speelt op hun terrein, en dan alleen op uitnodiging.
De vier aanstaande coalitiepartijen hebben zo goed als zeker hun namenlijstje al een tijdje klaarliggen. Ze hebben ook alle vier hun favoriete ministeries, die passen bij hun identiteit: BBB wil graag Landbouw, PVV Asiel, VVD Financiën en NSC, dat ‘goed bestuur’ als belangrijk thema heeft, zou graag Binnenlandse Zaken binnenhalen.
Vlak voor het zomerreces moet het nieuwe kabinet onder leiding van Dick Schoof op het bordes staan
Maar zeker is ook: Geert Wilders, Dilan Yesilgöz, Pieter Omtzigt en Caroline van der Plas kunnen hun kandidaten pas gaan bellen als ze zeker weten welke ministeries hun partij krijgt, want lang niet elke naam past bij elk onderwerp.
De naam die het langst klinkt, al sinds vorig jaar zomer, is die van Mona Keijzer. Zij was bij BBB binnengehaald als premierskandidaat, nu is zij de vicepremierskandidaat van Van der Plas. Welk ministerie Keijzer krijgt, is nog onduidelijk, mogelijk Economische Zaken of Sociale Zaken, al zou het ook nog iets heel anders kunnen worden.
Te vroeg genoemd
Vanaf november, meteen na de Tweede Kamerverkiezingen, noemde Van der Plas zelf de naam van Aalt Dijkhuizen, oud-bestuursvoorzitter van de Wageningen University & Research (WUR). Maar misschien gaat voor hem de regel op dat je naam ook weer niet te vroeg moet rondgaan, omdat dat je kansen juist verkleint. Van der Plas wil er al een tijdje niets meer over zeggen.
Bij de VVD wordt Tweede Kamerlid Eelco Heinen genoemd als minister van Financiën. In het debat over het coalitieakkoord keek zo’n beetje de hele VVD-fractie naar hém toen het over ‘de nieuwe minister van Financiën’ ging. Bij de PVV lijkt het zo goed als zeker dat Fleur Agema minister wordt van Volksgezondheid. In de Tweede Kamer gaat zij namens haar partij over de zorg. Agema zou ook vicepremier worden in het kabinet-Schoof. De partijleiders hebben al een tijd geleden met elkaar afgesproken dat zij in de Tweede Kamer blijven als fractievoorzitter. Omdat Dick Schoof partijloos is, krijgen alle vier de partijen volgens betrokkenen nu allemaal een eigen vicepremier.
Onder VVD’ers gaat rond dat Aukje de Vries, demissionair staatssecretaris voor Toeslagen, graag weer in het kabinet komt, net als Mariëlle Paul, minister voor Onderwijs. Voor Kamerlid Sophie Hermans, in de formatie medeonderhandelaar van VVD-leider Dilan Yesilgöz, zou er een plek in het kabinet in zitten, en mogelijk ook voor Kamerlid Bente Becker.
Er zijn ook VVD’ers die denken dat Kamerlid Silvio Erkens in aanmerking komt voor een functie die met klimaat te maken heeft, als staatssecretaris of minister. Voor Defensie zou Christophe van der Maat de belangrijkste ministerskandidaat zijn, hij is op dat ministerie nu nog staatssecretaris. BBB’er Gijs Tuinman, onderscheiden met de Militaire Willems-Orde, zou dan mogelijk de staatssecretaris worden van Defensie.
Lees ook Het Torentje is gevuld, de strijd om de ministeries kan beginnen
Kandidaten ‘van buiten’
Bij NSC staat Kamerlid Caspar Veldkamp klaar om minister van Buitenlandse Zaken te worden, zijn collega Eddy van Hijum wordt genoemd als minister van Binnenlandse Zaken. Andere namen van mogelijke bewindslieden die rondgaan bij de partij van Omtzigt: Kamerlid en oud-columnist Rosanne Hertzberger, Kamerlid Sandra Palmen. Maar vooral NSC, dat het kabinet-Schoof graag zo extraparlementair mogelijk wil laten zijn, zal óók met kandidaten van buiten moeten komen. Zo gaat de naam rond van Marianne van den Anker, oud-wethouder namens Leefbaar Rotterdam. Ze is nu Ombudsman van Rotterdam.
Als je naam genoemd wordt, is dat nog helemaal geen garantie dat je ook echt in het kabinet komt. In iedere formatie klinken namen van mensen die nooit in een kabinet terechtkomen. Soms gaan namen ongefundeerd rond in het geruchtencircuit, soms vallen namen op het laatste moment af. Leuk is dat lang niet altijd. VVD’er Frank de Grave, die in 1994 vaak genoemd werd als minister in het eerste Paarse kabinet (PvdA, VVD, D66), maar afviel, zei daar in 2007 over in NRC: „Die periode is slopend. Mensen gaan je bellen en feliciteren, op je werk ontstaat er discussie of je wel zomaar weg kan.”
In de formatie van het vierde kabinet-Balkenende (CDA, PvdA en ChristenUnie) in 2007 had PvdA-leider Wouter Bos een lijst met 130 namen, aangevuld met 36 namen die de partij had aangedragen. Eén van die mensen die was afgevallen, was Paul Depla, toen wethouder in Nijmegen. Hij zat, vertelde hij na de formatie aan NRC, „in het circuit”, en zelfs „de voorwas” was al gedaan: ze hadden al gepolst wat hij van de afspraken in het regeerakkoord vond. Maar op het beslissende moment hoorde Depla niets meer. Hij appte ‘Lig ik eruit ofzo?’ aan Wouter Bos. ’s Avonds belde Bos. Het ging niet door. „Ik heb wel even gevloekt”, zei Depla.
Lees ook Ik werd genoemd
Selecteren op loyaliteit
Dat het kabinet extraparlementair moet worden, staat beschreven in het eindverslag waar informateur Kim Putters in maart mee kwam. Het is een diepe wens van Pieter Omtzigt. De bedoeling daarbij is dat ongeveer de helft van de bewindslieden die partijen aandragen „van buiten” komt, en dat „hooguit enkele leden van de betrokken fracties” minister of staatssecretaris worden.
Dat maakt het werven en selecteren lastiger. Partijen zien hun fractie als een talentenpool, waar uitblinkers vanzelf naar boven komen drijven. Maar bij de PVV, waar geen partijdemocratie bestaat en de fractie vooral naar Geert Wilders luistert, ligt dat moeilijker. Wilders moet zijn kandidaat-bewindspersonen vooral selecteren op loyaliteit. Zo lijkt er zo goed als zeker een plek in het kabinet te zijn voor zijn vertrouweling Barry Madlener, Tweede Kamerlid en oud-Europarlementariër. Mogelijk als staatssecretaris.
Op maandagochtend, de onderhandelaars waren net weer begonnen, kwam Kamerlid Léon de Jong van de PVV aanlopen met een banaan en een pakje melk. Hij was op weg naar de draaideur. „Meneer De Jong”, riep een journalist, „Sociale Zaken?” Léon de Jong leek er nerveus van te worden, hij boog af naar de stenen trap die naar beneden ging.
Maar de kans dat híj in het kabinet komt, wordt niet heel groot geacht: zijn partner is Fleur Agema, die bijna zeker minister wordt. Het is ongebruikelijk dat partners samen het kabinet ingaan.
Bestuurlijke ervaring
Een naam die vaak rondgaat, is die van PVV’er Sietse Fritsma op Asielbeleid. Fritsma is oud-medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en voerde in de Tweede Kamer lange tijd het woord over asiel. VVD’er Fred Teeven, oud-staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, zou ook belangstelling hebben voor die portefeuille. Maar zou dat ook kunnen namens de PVV?
De VVD heeft al eerder in de onderhandelingen bedongen dat er een vetorecht geldt voor de partij waar iemand lid van is, als die persoon als buitenstaander wordt voorgedragen door een ándere partij. Het lijkt ondenkbaar dat een andere partij kandidaten voorstelt van de PVV, NSC of BBB: die hebben nog nauwelijks of zelfs geen mensen met bestuurlijke ervaring. Voor de VVD, met veel ervaren bestuurders en veel oud-Kamerleden, ligt dat anders.
Je hebt het over 25 tot 30 nieuwe bewindspersonen, dat kost tijd
Op maandagmiddag rijden medewerkers van de Tweede Kamer een wit scherm de kamers binnen waar de onderhandelaars bij elkaar zitten. Het scherm is bedoeld om nieuwe bewindspersonen op de foto te zetten, vertelt formateur Richard van Zwol. Dat zal gebeuren nadat ze zich daar hebben voorgesteld aan de onderhandelaars. Wanneer dat zover is, weet Van Zwol nog niet, zegt hij. „Je hebt het over 25 tot 30 personen, dat kost tijd.”
Van Zwol wil nog niet zeggen hoe ver de partijen zijn met het invullen van de posten. Maar ook als ze daar uit zijn, zegt Van Zwol, en de mensen gevonden zijn, moet er nog veel praktisch geregeld worden. Kandidaten moeten nog gescreend worden, en de Tweede Kamer gaat voor het eerst hoorzittingen organiseren met kandidaat-bewindslieden. Vlak voor het zomerreces moet het nieuwe kabinet onder leiding van Dick Schoof op het bordes staan. Hij sluit zelfs niet uit dat sommige bewindspersonen door „de krapte van de logistiek” misschien pas later bekend zullen worden. „Tot in de jaren zeventig was het gebruikelijk dat ze eerst de ministersploeg rond maakten en de invulling van de staatssecretariaten er achteraan lieten sukkelen. Dat zou in theorie nu ook kunnen.”
Frans Timmermans mag dan niet op het Europese stembiljet staan, volgens Geert Wilders draaien de Europese verkiezingen op 6 juni toch echt om hem. Of beter gezegd: om de keuze tussen zijn eigen PVV en Timmermans’ GroenLinks-PvdA.
„Het wordt spannend”, schreef Wilders zondag in een bericht op X, vergezeld van een foto van de twee partijleiders. „Wordt de PVV de grootste of GL-PvdA? Minder asiel en terreur of open grenzen? Nederland soeverein of nog meer macht naar de EU?” Maandag herhaalde hij die boodschap in een campagnespotje.
Het is een kunstje dat Wilders goed heeft afgekeken van vertrekkend premier en voormalig VVD-leider Mark Rutte, die het weer overnam van zijn voorgangers: de tweestrijd. De formule is even eenvoudig als effectief: zet twee partijen tegenover elkaar in een strijd om de grootste te worden, wek de illusie dat de rest er eigenlijk niet toe doet en stuw elkaar tot grote hoogten bij de stembus.
Voor Rutte pakte die strategie vaak goed uit, of zijn tegenstander nu de SP (2012), de PvdA (ook 2012) of de PVV (2017) was. En ook de concurrent profiteert van alle extra aandacht. Niet voor niets wilden partijen maar wat graag de uitverkoren tegenstander van Rutte zijn. Voor Timmermans, die in de Kamer nog moeite heeft om zijn draai te vinden als oppositieleider, zal dat nu niet anders zijn.
Lees ook Bij Europese verkiezingen staat dit keer veel op het spel
Gefabriceerde tweestrijd
Ook voor Wilders’ nieuwe coalitiegenoten komt de strategie niet slecht uit. Zolang de PVV tekeergaat tegen de linkse oppositie, blijven de forse verschillen in de Europese verkiezingsprogramma’s van de coalitiepartijen onderbelicht. Bij Op1 stonden PVV en VVD vrijdag fel tegenover elkaar in een discussie over het Europese migratiepact. Hoe meer Wilders zich op Timmermans richt, des te beter voor de coalitie.
De effectiviteit van Wilders’ strategie hoeft niet te worden belemmerd doordat de positie van de grootste Nederlandse partij bij de Europese verkiezingen nauwelijks betekenis heeft. Dat is bij deze gefabriceerde tweestrijd nog sterker het geval: GroenLinks en de PvdA doen net als bij de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen november weliswaar mee met een gezamenlijke lijst, maar ze splitsen zich na afloop van de stembusgang weer op. Dan gaan ze weer bij hun eigen Europese fractie in het Europees Parlement zitten.
Het lijkt daarmee al bij voorbaat onvermijdelijk dat de PVV straks de grootste Nederlandse fractie in Brussel kan gaan vormen. Toch is Wilders’ poging om de confrontatie op te zoeken veelzeggend: Europa heeft hij zelden serieus genomen. Bij Europese verkiezingen voerde Wilders wel campagne, maar daarin richtte de PVV zich steeds volledig op een vertrek uit de EU. Als stemmentrekker werkte dat slecht: veel van zijn kiezers kwamen niet opdagen.
Bij eerdere Europese verkiezingen richtte de PVV zich volledig op een nexit. Als stemmentrekker werkte dat slecht: haar kiezers bleven thuis
Vijf jaar geleden verdween de partij na een erbarmelijke uitslag zelfs volledig uit Brussel. Bij een herverdeling van de zetels na de Britse uittreding uit de EU kreeg toenmalig PVV-lijsttrekker Marcel de Graaff alsnog een plek in het parlement, maar hij stapte halverwege zijn termijn over naar Forum voor Democratie. De Graaff speelt inmiddels een grote rol in een EU-breed spionageschandaal: afgelopen week deed de Brusselse politie een inval bij het huis van een van zijn medewerkers.
Voor de PVV waren de slechte uitslagen spijtig, maar niet dramatisch. De partij had toch weinig in het Europees Parlement te zoeken. Dat is nu veranderd. De opkomst van radicaal-rechtse partijen in heel Europa maakt nieuwe allianties mogelijk, om allerlei PVV-wensen – zoals bij migratiebeleid – via Europese samenwerking te vervullen.
En dus heeft de PVV nu een duidelijk belang bij veel media-aandacht en een hoge opkomst. De potentiële PVV-kiezer gaat lang niet altijd naar de stembus. Daardoor geldt: hoe hoger de opkomst, hoe groter de kans dat de PVV er nog een zetel bij krijgt.
Lees ook Interne analyse: coalitieakkoord bevat risico’s voor de grondrechten, klimaatdoelen en ‘gevaren voor de (nationale) veiligheid’
Verkoopmiddel
Nu Wilders uit is op een hoge score, weet hij wat zijn beste verkoopmiddel is: hijzelf. Afgelopen november bleek al hoezeer Wilders op zijn eigen populariteit kon leunen. Daar komt nu bij dat het hem is gelukt een onwaarschijnlijke formatiepoging te laten slagen en een coalitieakkoord te presenteren dat door veel kiezers positief is ontvangen.
Waar andere partijen hun Haagse kopstukken maar mondjesmaat laten aantreden, is Wilders dan ook overal in de PVV-campagne. Zijn gezicht pronkt op de verkiezingsaffiches van de PVV, hij staat op campagneplaatjes tegenover Timmermans.
De PVV heeft nu een duidelijk belang bij veel media-aandacht en een hoge opkomst
Bij die keuze speelt niet alleen de populariteit van Wilders een rol, maar ook die van zijn lijsttrekker. Sebastiaan Stöteler, afgelopen jaren fractievoorzitter voor de PVV in Almelo, heeft volgens een recente peiling van I&O een naamsbekendheid van 3 procent onder kiezers. Dat is zelfs voor de Europese lijsttrekkers bijzonder laag – geen cijfer dat je met een aantal media-optredens makkelijk omhoog kunt krikken.
Tot vrijdag was Stöteler zelfs geheel onzichtbaar. Bij debatten in het land tussen de Nederlandse lijsttrekkers bleef hij weg, vaak als enige lijsttrekker. Zelfs de omroep Ongehoord Nederland, die vorige week een ‘debat voor de rechtse kiezer’ organiseerde, kreeg hem niet naar de studio – tot ergernis van FVD, BBB en JA21. Zij azen op dezelfde kiezers als de PVV wil binnenhalen.
Stöteler schoof vrijdag wel aan bij het verkiezingsdebat van Op1 en doet in deze finaleweek ook mee aan het slotdebat van de NOS. Maar over de vraag wie hét PVV-gezicht bij deze verkiezingen is, hoeft geen enkele twijfel te bestaan. Woensdag gaat Wilders campagne voeren op de Haagse Markt. Stöteler is daar ook bij, zo meldt de partij. Op de aankondigingsposter is hij nergens te bekennen.
Lees ook Even lijkt PVV een gewone coalitiepartij. Maar dan spreekt Wilders alweer over ‘zuur links’
Het was een belangrijk moment in een verder tamelijk kleurloos Kamerdebat. Frans Timmermans, fractieleider van GroenLinks-PvdA, had afgelopen donderdag maar liefst vier ministers naar de plenaire zaal geroepen om te praten over de „weerbaarheid van de Nederlandse samenleving tegen ondermijnende activiteiten vanuit het buitenland” (zoals Rusland en China). Maar het werd pas interessant toen het ging over de militaire steun aan Oekraïne. GroenLinks-PvdA, zo maakte Timmermans duidelijk, zal de coalitie niet aan een meerderheid gaan helpen voor steun aan Kyiv als de PVV niet meedoet. In dat geval, zo zei Timmermans, zal zijn partij alléén voor stemmen als het kabinet aftreedt en er nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
„Een cynische insteek”, vond VVD-woordvoerder Silvio Erkens. „Ik zou denken dat op zo iets essentieels, oorlog op het Europese continent, je als grootste oppositiepartij niet kunt zeggen: onze steun is afhankelijk van wat andere partijen doen.”
Timmermans bleef echter onvermurwbaar. Tijdens het kabinet-Rutte I (2010-2012), toen de PVV gedoogsteun verleende, had hij met eigen ogen gezien hoe de partij van Geert Wilders zich veroorloofde om „buiten te spelen” door tégen kabinetsvoorstellen te stemmen, omdat de „verantwoordelijke oppositie” (waaronder de PvdA) het kabinet wel overeind zou houden. „Dat gaat mij niet nog een keer overkomen”, zei de partijleider van GroenLinks-PvdA, destijds buitenlandwoordvoerder in de Kamer.
Oekraïne potentiële voetzoeker
Timmermans’ machtspolitiek speelt handig in op mogelijke breuklijnen in het aanstaande kabinet. De PVV van Geert Wilders is alleen akkoord gegaan met het voortzetten van de steun aan Oekraïne om de coalitie mogelijk te maken. Maar het hoofdlijnenakkoord bevat geen nadere details. ‘Oekraïne’ is daarmee een potentiële voetzoeker onder de coalitie: onverminderde steun aan de regering-Zelensky is voor de VVD bijvoorbeeld een ‘basisprincipe’ – niet onderhandelbaar.
Koop van onderzeeërs van Naval Group onzeker, ook door opstelling oppositie
Zo zijn er meer dossiers waarop de coalitie uit elkaar kan worden gespeeld. Afgelopen maart maakte demissionair staatssecretaris van Defensie Christophe van der Maat (VVD) bekend dat Nederland kiest voor de Franse werf Naval Group voor de bouw van vier nieuwe onderzeeboten voor een bedrag van ten minste 5,8 miljard euro. Met de keus voor de Fransen gaat Defensie voorbij aan het bod van de Zweeds-Nederlandse combinatie Saab Damen en dat is niet goed gevallen bij een groot deel van de Tweede Kamer. Coalitiepartij PVV ziet Franse onderzeeboten niet zitten, coalitiepartner BBB heeft grote bedenkingen bij het Franse bod.
Van der Maat kan bovendien niet zomaar rekenen op steun van GroenLinks-PvdA. Afgelopen donderdag verspreidde de partij een persbericht waarin defensiewoordvoerder Jimme Nordkamp zijn zorgen uitsprak over de „verdeeldheid in de coalitie” op het onderzeebotendossier. „We hebben het hier over de grootste defensie-aankoop sinds de F-35”, zegt Nordkamp in een toelichting. „Dan kun je het niet hebben dat een dragende partij in de coalitie hierover fundamenteel van mening verschilt.” Nordkamp „sluit niet uit” dat zijn partij alsnog instemt met de keuze voor Naval, zelfs als de PVV afhaakt. „Maar dan moeten wij wel eerst een goed gesprek hebben over de gevolgen voor dit ingewikkelde dossier. Wij gaan de coalitie niet klakkeloos redden.”
Vertrouwelijke brief
Zo kan staatssecretaris Van der Maat rekenen op zwaar weer tijdens de behandeling van zijn besluit in de Vaste Kamercommissie voor Defensie, deze maandag. De afgelopen week publiceerde zowel De Telegraaf als de Volkskrant stukken waarin de keuze voor Naval Group in twijfel werd getrokken. De Telegraaf meldde op basis van „diplomatieke bronnen” dat de VS niet bereid zouden zijn om Amerikaanse kruisraketten te leveren voor de Franse onderzeeboten – een essentiële capaciteit. Volgens de Volkskrant, die citeerde uit een interne Defensienota, heeft Defensie de normen rond de aanbesteding „versoepeld”, door akkoord te gaan met de Franse weigering om de Auditdienst van Defensie inzage te geven in de financiële details van het bod. Van der Maat ontkent beide ten stelligste in een aparte brief aan de Kamer. Om alle onzekerheid weg te nemen heeft Defensie het stuk waaruit de Volkskrant citeert, vertrouwelijk ter inzage gelegd voor de Kamer. Defensiewoordvoerder Gijs Tuinman (BBB) gaat het stuk zeker lezen. „Ik wil vast kunnen stellen dat er sprake is geweest van een level playing field tussen alle kandidaten.”
De BBB, zo zegt Tuinman, is „kritisch” over de keuze van Defensie om een onderzeeboot te laten bouwen door een buitenlandse werf, zonder directe betrokkenheid van een grote Nederlandse scheepsbouwer. En ondanks dat staatssecretaris Van der Maat tweehonderd Kamervragen over de aanstaande aankoop beantwoordde, zegt Tuinman te beschikken over „summiere informatie”. Het BBB-Kamerlid weet nog niet of hij kan instemmen met de keuze voor Naval Group, en houdt rekening met uitstel. Tegelijkertijd windt Tuinman zich op over het „politieke spel” van GroenLinks-PvdA. „Ik heb mijn huiswerk gedaan en ik wil dit dossier inhoudelijk behandelen.”
Lees ook Climax onderzeebotendossier: niet Damen maar Frans bedrijf lijkt vier onderzeeboten voor Koninklijke Marine te gaan bouwen
Hij had jarenlang topfuncties bekleed op het ministerie van Justitie en bij de Raad van State toen hij op zijn 67ste, als partijloze bestuurder, minister-president werd. Cort van der Linden werd premier in 1913 en hield het de volle vijf jaar vol. Sterker nog, hij groeide uit tot een bijzonder succesvol premier, zegt emeritus hoogleraar parlementaire geschiedenis Carla van Baalen. „Van der Linden wist als premier boven de partijen veel gezag te verwerven en een aantal langslepende dossiers op te lossen, van de schoolstrijd en het algemeen mannenkiesrecht tot een nieuw kiesstelsel. Dat was geen geringe prestatie.”
De parallellen met Dick Schoof, ruim een eeuw later voorgedragen als premier van het nieuw te vormen kabinet, zijn toevallig maar wel treffend. Ook Schoof werkte als topambtenaar jaren bij Justitie, is 67 jaar en is nog meer dan Van der Linden, die geen partij had maar wel een liberaal was, een kandidaat-premier zonder partijpolitiek profiel. En hoewel de politieke cultuur van nu onvergelijkbaar is met de jaren voor de Eerste Wereldoorlog, treedt Schoof straks net als Van der Linden aan in een tijd van grote maatschappelijke ontevredenheid en mondiale crises.
De voordracht van Schoof kwam deze week in Den Haag als een verrassing, hij stond niet op de meeste lijstjes. Na het debacle rond premierkandidaat Ronald Plasterk presenteerden PVV, VVD, NSC en BBB Schoof als hun gezamenlijke kandidaat. Een „kanjer” van een crisismanager met veel ervaring, volgens PVV-leider Geert Wilders, Pieter Omtzigt (NSC) had er vertrouwen in dat hij „een goede verbindende rol kan spelen”. Heeft Schoof inderdaad de juiste papieren om het komende rechtse kabinet te gaan leiden?
Relevante bestuurlijke ervaring heeft Schoof als topambtenaar volop. Hij was directeur van de IND, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, directeur-generaal van de AIVD en jarenlang als secretaris-generaal de hoogste ambtenaar op Justitie. Een indrukwekkend cv dus, maar een ervaren topambtenaar is niet automatisch een goede premier, zegt voormalig topambtenaar Roel Bekker, die eerder dit jaar het boek De hoogste ambtenaar over de functie van secretaris-generaal publiceerde.
„Ik vergelijk ambtenaren en politici altijd met atleten, maar ze zijn goed in verschillende disciplines. Politici zijn de sprinters, die het liefst zo hard mogelijk door het stadion rennen met veel gejuich. De ambtenaar is meer een marathonloper, iemand van de lange adem, degelijk, een volhouder.” De laatste omschrijving past meer bij Schoof, vindt Bekker. Letterlijk, omdat hij in zijn spaarzame vrije tijd graag marathons loopt, maar vooral figuurlijk, omdat hij zich volgens Bekker al jaren achter de schermen staande houdt in zware functies vol gevoelige beleidsdossiers.
Als premier komt Schoof nu vol in de spotlights, een hele andere rol waar hij aan zal moeten wennen. Dat was goed te zien bij zijn officiële presentatie afgelopen woensdag. Schoof was duidelijk gespannen, en ontweek vragen. „Daar zag je nog geen door de wol geverfde politicus”, zegt Carla van Baalen. „Rutte was zeer behendig in slim antwoorden, zonder echt iets te zeggen. Schoof zei een paar keer: ik verwijs naar een eerdere Kamerbrief. Dat was nog niet een heel gewiekst antwoord.”
Potentieel nog ingewikkelder dan het wennen aan continu draaiende camera’s is het politieke mijnenveld waarin Schoof belandt. Hij wordt niet premier van zomaar een kabinet, maar van het eerste kabinet waaraan de radicaal-rechtse PVV deelneemt. En of hij nu wil of niet, Schoof zal door een deel van de linkse oppositie worden geframed als PVV-premier van ‘Wilders-I’, zoals D66-leider Rob Jetten consequent zegt. Zeker rond de democratische rechtsstaat, die Schoof als SG op Justitie moest helpen bewaken, zal hij snel kritische vragen krijgen als het nieuwe kabinet bijvoorbeeld bij het asielbeleid de grenzen van wetten en verdragen opzoekt.
Morele pijngrens
Schoof zelf was begin maart, toen nog als SG, in een interview met De Groene niet zo bang voor het effect van een PVV-kabinet. „Ik heb moeite mee te gaan in dit frame, alsof de democratie op het punt staat van doodgaan, als gevolg van deze verkiezingsuitslag”, zei hij. Schoof ging er zonder meer van uit dat zijn „morele pijngrens”, als het om de rechtsstaat gaat, de komende jaren niet bereikt wordt. Dat moet hij nu als premier grotendeels zelf gaan bewaken.
Los van politiek en maatschappelijk verzet moet Schoof ook rekening houden met interne (coalitie)oppositie. Het kabinet-Schoof I moet namelijk ‘extraparlementair’ worden, met meer afstand tussen de Kamerfracties en het kabinet. Voor Schoof betekent het dat hij in Kamerdebatten, die hij nooit eerder voerde, ook tegenover Geert Wilders en Pieter Omtzigt kan komen te staan, twee gevreesde parlementariërs die zelden mild zijn voor bewindslieden. Schoof zal een manier moeten vinden om in coalitieverband een goede vertrouwensband met de vier partijen op te bouwen, want aan regulier partijoverleg zal hij als onafhankelijk premier niet automatisch deelnemen.
Het lossere coalitieverband, en de dynamiek van de politieke arena, brengen risico’s met zich mee voor Schoof, denkt Roel Bekker, die eerder met de toekomstige premier samenwerkte. „Waar rationaliteit het ambtelijk functioneren kenmerkt, staan in de Tweede Kamer tegenwoordig emoties en beeldvorming veel meer centraal. Dat is nieuw en riskant voor Schoof, hoewel ik denk dat hij daarmee om kan gaan.”
De afstand met de coalitie schept ook kansen. Schoof mag, als het kabinet de komende weken gevormd is, met zijn bewindslieden het coalitieakkoord uitwerken tot een regeerprogramma, en kan zo in theorie zijn eigen stempel drukken. Bij zijn presentatie woensdag durfde hij dat nog niet. „Mijn plannen voor Nederland zijn hetgeen de fractievoorzitters met elkaar hebben afgesproken”, sprak Schoof weinig dualistisch, hoewel hij ook terecht opmerkte dat er veel vrije kwesties niet in het akkoord staan waar het kabinet „de ruimte heeft om zelf invulling te geven”.
Geldingsdrang
Bekker raadt Schoof af om al te veel geldingsdrang te hebben, in een toch al ingewikkelde politieke constellatie. „Dat past ook niet bij de positie van de premier in Nederland. Het imago van Schoof is dat van doelgerichte, nuchtere bestuurder. Daar moet je niet al te veel visionaire vergezichten aan willen koppelen.”
Het premierschap is ook meer dan alleen de Haagse arena, waarschuwt Carla van Baalen. Schoof moet als regeringsleider onderhandelen in Brussel, waar hij weinig ervaring heeft en nog gezag moet opbouwen. Desondanks krijgt hij vanuit het coalitieakkoord wel een waslijst aan moeilijke wensen mee: Schoof moet, weliswaar samen met de vakministers, gaan onderhandelen over een lagere EU-afdracht, een nieuwe uitzondering voor Nederlandse boeren op de mestregels en, als het EU-migratiepact te weinig effect heeft, ook een uitzondering voor Nederland op het asielbeleid. Stuk voor stuk zaken waarin de andere EU-lidstaten in Brussel niet zomaar zullen willen meegaan.
Schoof wordt ook politiek verantwoordelijk voor het Koningshuis, altijd een gevoelig dossier. Een premier moet ook verbindend en zichtbaar zijn in het land, en er in crisissituaties samen met de Koning staan. „Dan moet je onmiddellijk kunnen reageren, je bent toch het gezicht van de regering”, zegt Van Baalen, die benadrukt dat ook vertrekkend premier Rutte in die rol moest groeien.
Een makkelijke nieuwe baan krijgt Schoof dus zeker niet. Waar Cort van der Linden het er als relatieve buitenstaander goed vanaf bracht als premier, viel het Jan de Quay juist zwaar. De Quay trad in 1959 aan als premier van een kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD. Hij was weliswaar KVP-lid, maar kwam als commissaris van de koningin van buiten Den Haag.
De Quay vond het premierschap niks, en reageerde in zijn dagboek verheugd toen er in 1960 een kabinetscrisis uitbrak en het einde van De Quay-I nabij leek. „Ik voelde me innerlijk overgelukkig en dankbaar, dat ik eraf ben. God zij geloofd en gedankt.” Er kwam toch een lijmpoging, het kabinet moest door. Tot verdriet van De Quay. „Toch de kelk tot de bodem leegdrinken.”
Ze zijn alle vier tussen de 37 en 41 jaar oud. De partijleiders van D66, CDA, ChristenUnie en Volt groeiden op in dezelfde tijd en trokken daar min of meer dezelfde lessen uit. Ze geloven niet in linkse of rechtse politiek, en hebben een afkeer van populisme. En zoals ze elkaar in debatten weten te vinden, zo reageren ze ook in dit gesprek snel op elkaar. „Jij hebt wel héél lichte koffie, of niet?”, vraagt Rob Jetten (D66) middenin een zin aan Laurens Dassen (Volt), die naast hem zit.
„Dit is théé”, zegt Dassen na een korte stilte.
„Over sommige dingen ga je gewoon níet, Rob”, reageert Bontenbal.
Rob Jetten (D66, negen zetels), Henri Bontenbal (CDA, vijf), Mirjam Bikker (ChristenUnie, drie) en Laurens Dassen (Volt, twee) zitten straks in de oppositie, als binnenkort een nieuw kabinet aantreedt van PVV, VVD, NSC en BBB. Maar invloed uitoefenen kan wél, zeggen ze, als je het slim doet.
Het Interruptietreintje, heet hun appgroep. Met een emoji van een trein. Hun onderlinge ideologische verschillen zijn groot, maar ze trekken vaak samen op in debatten. Dat werkt zo: Kamerleden mogen maar een paar keer doorvragen bij de interruptiemicrofoon. Ze proberen goed op elkaar aan te sluiten als iemand een goed punt maakt in een debat. En daarna wéér iemand. Dat heet ‘een treintje’. Soms gaat dat via oogcontact, soms via de app.
En wie er op let, bijvoorbeeld in het Kamerdebat over het coalitieakkoord, vorige week, ziet het gebeuren. Wordt VVD-leider Dilan Yesilgöz bevraagd over asiel en migratie, dan zie je eerst Bontenbal, dan Bikker, dan Jetten. Europa: eerst Dassen, dan Jetten. Gaat het over wat er níet in het coalitieakkoord staat? Eerst Bikker, dan Bontenbal.
Dilemma
Hoe voer je oppositie tegen een kabinet waarin de PVV de grootste is? Die vraag houdt de fractievoorzitters bezig. Het is een dilemma, zeggen ze.
Dassen: „Ik worstelde hiermee tijdens het formatiedebat van vorige week. De snelheid waarmee genormaliseerd wordt wat niet normaal ís. Wilders, met zijn jarenlange ondermijning van de rechtsstaat, die journalisten ‘tuig van de richel’ noemt, zit in het centrum van de macht. Dat moet je blijven benoemen en blijven bekritiseren. Maar je moet ook altijd een alternatief schetsen.”
Jetten: „Het is heel bijzonder dat ‘Wilders-I’ het levenslicht heeft gezien. Zo blijf ik het consequent noemen, híj trekt aan de touwtjes. D66 heeft zich van oudsher heel stevig gekeerd tegen de PVV. Maar ik heb ook aan onze leden beloofd: ik ga niet alleen maar aan die interruptiemicrofoon staan om morele punten te maken. Daar heeft het land niet zo veel aan, en mijn kiezers ook niet.”
Bontenbal: „Mij past een bescheiden rol, het CDA heeft flinke tikken gehad bij de verkiezingen. Ik heb het in eerdere debatten wel gehad over het verval van de democratische rechtsstaat, over ‘democratisch ethos’. Maar in het laatste debat dacht ik: uiteindelijk moet je zo’n kabinet beoordelen op de inhoud. Ik wil ook zelf beter worden in oppositie voeren.
„En als ik op zaterdag op het voetbalveld sta, sta ik daar met iemand die niet op de PVV heeft gestemd vanwege het gedachtengoed, maar als tegenstem. Ik wil heel graag dat we bouwen aan een alternatief, zodat die kiezers niet meer naar de flanken hoeven te rennen.”
Dassen: „Je moet tegenover de PVV als partij wel de grens blijven trekken. Je ziet nu al dat Pieter Omtzigt en Dilan Yesilgöz bijna niet meer reageren op uitspraken van Wilders, en dingen zeggen als: ‘Het zouden niet mijn woorden zijn’. Dat is iets waar we echt voor moeten waken. De les uit Polen [waar radicaal-rechts tot voor kort regeerde] is dat je dat consequent moet blijven benoemen.”
Bikker: „Als Wilders de rechtsstaat uitholt en instituties verdacht maakt, zal ik er altijd staan. Maar politiek gaat ook over de vraag: wat zijn dan wel nieuwe oplossingen? Dan hoop ik dat kiezers zien dat er politici zijn die daarmee bezig zijn.”
Foto’s: Bart Maat
Dat klinkt heel rationeel.
Bikker: Ik voel soms wel woede, hoor. De spreidingswet wordt heel kortzichtig ingetrokken. Ik zie nog de burgemeester van Westerwolde [die gaat over het aanmeldcentrum in Ter Apel] zitten, voor wie we zó ons best hadden gedaan. Dan moet ik wel even tot tien tellen en denk ik: wat cynisch.”
Jetten: „We moeten wel de dingen blijven identificeren die er sluipenderwijs inkruipen. Daarom ging ik vorige week in debat met Caroline van der Plas over seksuele voorlichting.” In het coalitieakkoord staat dat seksuele voorlichting voortaan ‘neutraal’ moet zijn, en Van der Plas was begonnen over „al die gekkigheid die over kinderen wordt uitgestort als ze vijf, zes jaar oud zijn”. Jetten: „Daar zit een wereldbeeld achter, overgewaaid met fact free verhalen uit Amerika. Soms moet je laten zien dat we ook een waardenstrijd voeren.”
Bontenbal: „Op het moment dat Wilders inhoudelijk wordt aangevallen, wordt hij denigrerend tegen collega’s. Hij zette in het formatiedebat Jimmy Dijk van de SP weg met woorden als: jouw partij heeft nooit iets gedaan.”
Jetten knikt. „Daar hadden we hem toen op moeten aanspreken.”
Bontenbal: „Eigenlijk moet je dan als oppositie zeggen: wacht even vriend, je draait nu weg van de inhoud. Dat is een truc: lelijk doen. Op dat moment had ik het niet scherp, daar moeten we beter in worden.”
Wilders zette tegengeluid uit de oppositie weg als ‘zuur links’. U ging daarin mee, door te zeggen dat u níet bij ‘zuur links’ hoorde.
Bontenbal: „Ik heb daar later wel over nagedacht, en een kritische column van Floor Rusman hierover gelezen. Je staat ook onder spanning, je wil ook dat er een beetje lucht in een debat zit. Ik zei het ook omdat ik niet wilde dat het beeld ontstaat dat er één groot oppositieblok is. Maar ik had het anders moeten zeggen.”
U herhaalde het deze week nog een keer, bij WNL.
Bontenbal: „Ik zei daar dat ik niet tot het oppositiekamp behoor waar alleen maar zuur gereageerd wordt. Dat vind ik iets anders.”
Ik denk niet: wie is de oppositieleider? Dat is meer iets voor een oudere generatieLaurens Dassen Volt
Wie hier niet bijzit, is Frans Timmermans van GroenLinks-PvdA, met 25 zetels de grootste oppositiepartij.
Dassen: „Maar ik denk niet in termen als: wie is de oppositieleider? Dat is misschien meer iets voor een oudere generatie.”
Hij lijkt in debatten vaak wat alleen te staan, terwijl jullie elkaar makkelijker vinden. Hij zit ook niet in deze appgroep. Waarom?
Jetten: „De vorige keer zat hij met zijn interrupties vaak tussen de Partij voor de Dieren en Denk in. Dan is het moeilijker om direct op hem te reageren. Maar ik spreek hem ook, hoor, en voor een debat app ik hem ook.”
Bontenbal: „Ik denk wel dat wij wat meer eager zijn in het debat.”
Bikker: „We hebben verschillende karakters. Ik kom uit de Utrechtse gemeenteraad. Ik ben wat meer het recht voor zijn raap debatteren gewend. Bij Timmermans zie ik iets meer beschouwende betogen. Mijn keuze voor dat debat was ook om iets concreter te blijven.”
„De tachtigers”, zo noemt Bikker het clubje fractievoorzitters, dat geboren werd in hetzelfde decennium. Dassen: „De aanslagen van 9/11, de eurocrisis, de financiële crisis hebben ons gevormd.”
„Fortuyn”, vult Bikker aan.
Dassen: „Dus we hebben misschien een ander wereldbeeld dan mensen die zijn opgegroeid in de tijd van de val van de Muur. Toen was de gedachte: de democratie gaat winnen. De economische voorspoed zal oneindig zijn. Maar toen ik afstudeerde, was er in mijn generatie een grote werkloosheid. Daar kwamen crises als migratie en klimaat later bij. Ons wereldbeeld is er een waarin alles niet alleen maar beter wordt.”
Jetten: „Na de moord op Theo van Gogh [2004] werd er in mijn dorp, Uden in Brabant, een islamitische basisschool in de fik gestoken. Dat was echt mijn vormingsmoment in de eindexamenklas. Ik had voor die tijd ook geleerd dat de wereld af was, iedereen zou welvarend en gelukkig worden. Dat stortte in korte tijd allemaal in elkaar.”
Bikker herinnert zich de heftigheid van die tijd. „Ik leerde hoe kwetsbaar de democratie is.” In die tijd besloot ze politiek actief te worden, voor de ChristenUnie in de Utrechtse gemeenteraad. Onder meer vanwege Rita Verdonk (VVD, minister voor Vreemdelingenzaken, 2003-2006).
„Wij hadden toen in de stad asielzoekers die Rwandese kindsoldaten waren geweest. Het maakte nogal uit of die bed-bad-brood zouden krijgen of door de straten zouden lopen. Iemand die echt in nood is, die gevlucht is voor zijn leven en bijvoorbeeld psychische zorg nodig heeft, gaan we niet zomaar op straat zetten.”
Bontenbal: „Ik heb altijd in Rotterdam-Zuid gewoond, ik heb gezien hoe de buurten slechter werden. Fortuyn heeft het begrip ‘de verweesde samenleving’ gebruikt. Ik vind dat nog steeds een goed gekozen woord. We zijn op elkaar aangewezen. Dat botst erg met het populisme. Tegelijkertijd vond ik een deel van de analyse van Fortuyn hout snijden. We missen de sociale cohesie steeds meer.”
Jetten: „Welke houvast hebben we nog als samenleving?”
Bontenbal: „En dan denk ik: laat ik het kapot gaan of ga ik zelf wat doen? Heb ik het geloof dat het anders kán zijn?”
Kandidaat-premier Schoof
Dat betekent niet dat de partijen het over alles eens zijn. Dat blijkt als kandidaat-premier Dick Schoof ter sprake komt. De Tweede Kamer organiseert voor het eerst een hoorzitting met kandidaat-bewindspersonen voordat ze beëdigd worden.
Laurens Dassen is vóór: „Er zijn ook een paar zaken uit zijn verleden die met deze coalitie toch ook wat vragen kunnen oproepen. Maak daar een goede hoorzitting van.”
Jetten wil dat ook Schoof gehoord wordt. „Je hebt dadelijk een onverkozen ambtenaar die minister-president wordt. Als je alle ministers door zo’n zitting haalt, waarom dan niet de belangrijkste van het hele stel?”
Bontenbal schudt nee. En Bikker zegt het hardop: „Nee. Hier zit een schisma. Voor mij geldt de vertrouwensregel: we vertrouwen iemand tot diegene het vertrouwen beschaamt.”
Bontenbal: „Ik vind het spektakelpolitiek, te Amerikaans. Ik weet nog niet zeker of we er überhaupt aan gaan meedoen. Ik vind het ook redelijk om ze even de tijd te geven om in hun dossier te duiken.”
Op welke thema’s gaan ze hard oppositie voeren? De vier zien kansen op basis van het coalitieakkoord dat, volgens Bikker, „veel witte vlekken” kent. Zo staat er niets over pensioenen in.
Jetten: „Bij de btw-verhoging [van 9 naar 21 procent op onder meer cultuur, kranten en boeken] zie je al dat Pieter [Omtzigt] aangeeft dat hij daar niet zo blij mee is”. Bikker doet een imitatie van Omtzigt: „Die is niet van mij hoor!”
Dassen zegt dat het hem „opvalt” dat de politiek leiders zelf al „terugtrekkende bewegingen” maken. „Dilan [Yesilgöz] zei op haar congres dat ze deze samenstelling liever niet had gehad. Dat vond ik erg interessant, omdat ze zelf de deur heeft opengezet voor deze combinatie.”
Bontenbal: „Je kunt het ook positief duiden. Als wij zelf nog een keer in een coalitie hadden gezeten, hadden we duidelijker moeten maken waar de verschillen zitten. Soms geef je dingen weg in een onderhandeling. Soms moet je zeggen: dat heb ik moeten doen, en dat doet zeer.”
Is dat een les die u geleerd heeft in Rutte III en Rutte IV [van VVD, D66, CDA en CU]?
Bontenbal: „Ja. We hebben te vaak het compromis verdedigd in plaats van het eigen verhaal.”
Jetten: „Wij hebben de afgelopen kabinetten veel politieke strijd gehad, maar achter de schermen. Dan leek het voor de buitenwereld alsof we het met elkaar eens waren en dat we het compromis allemaal volmondig het béste idee vonden.”
Bikker: „Wij hebben te veel vanaf een tekentafel de dingen opgelost, en dat is echt niet aangekomen in de samenleving.” Ze wijst naar zichzelf, Jetten en Bontenbal: „Er zijn drie mensen hier grijzer geworden in die jaren. Dat zegt toch wel iets.”
Dassen, die nu drie jaar met Volt in de Kamer zit en nooit regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen: „Wat zouden jullie aan de nieuwe coalitie meegeven? Hoe zouden zij de oppositie erbij moeten betrekken?”
Jetten: „Openstaan voor ideeën vanuit de oppositie. Er zitten nogal wat losse eindjes aan het akkoord. Ik denk dat ze in de zomer al tegen de eerste bezuinigings-tegenvallers gaan aanlopen. Gaan ze dat dan met zijn vieren oplossen? Of gunnen ze de oppositie ruimte om andere keuzes te maken? Ik gun deze coalitie ook een betere oppositie dan wij hebben gehad.”
Bontenbal, lachend: „Dit is wel een heel subtiele vorm van kritiek.”
Iedereen kijkt naar de enige aan tafel die toen ook al in de oppositie zat, Dassen. Hij lacht mee, en zegt dan: „Bij het vorige kabinet kwam de oppositie niet helemaal van de grond. We spraken veel te weinig af waar we in een debat gezamenlijk op moesten inzetten. Veel minder dan dat wij nu al in de afgelopen maanden hebben gedaan.”
Jetten: „Wij zijn verschillend van elkaar, maar we kunnen wel af en toe een stevig front vormen op onderwerpen die we heel slecht vinden van het kabinet of die we willen stoppen. Of om dingen te kunnen regelen met een minister.”
Rutte IV, zegt hij, „was een centrumkabinet. De rechterkant en linkerkant van de oppositie waren het ook vaak niet met elkaar eens. Nu het midden in de oppositie zit, zijn er meer kansen om er als oppositie samen in te gaan.”