Strijd om miljarden Klimaatfonds: oppositie wil verduurzaming landbouw, coalitie houdt vast aan kerncentrales

Dat het verduurzamen van de landbouw extra geld gaat kosten, is bijna iedereen in Den Haag wel duidelijk. Alleen, waar moet dat precies van betaald worden? Dit kabinet bezuinigde de 20,5 miljard euro die de vorige regering beschikbaar had gesteld, en veegde regionale plannen om de landbouw te vergroenen van tafel. Ondertussen ontbreekt een concreet plan over hoe de landbouw klimaat- en stikstofdoelen moet halen.

Een voorstel om meer geld te vinden kwam van CDA, CU en GroenLinks-PvdA en kon dinsdag in de Eerste Kamer plots op de steun van de BBB rekenen. Het idee was om uit het zogeheten Klimaatfonds, waarin 25 miljard euro zit om Nederland te verduurzamen, geld te halen voor de landbouw. Eén probleem: de nog overgebleven 14,5 miljard uit dat fonds is voornamelijk voor kernenergie bedoeld. En de coalitie wil de ambitie van vier kerncentrales niet loslaten, bleek woensdag in de Tweede Kamer.

De BBB had in het debat veel uit te leggen. Wil de partij nou minder kerncentrales, terwijl het juist een groot voorstander is van kernenergie? In november stemde de BBB nog een amendement van CDA, CU en GroenLinks-PvdA weg, waarin werd opgeroepen 5 miljard euro uit het fonds van kernenergie weg te halen en te gebruiken voor de landbouw. Waarom nu wel, terwijl het kabinet 20 miljard heeft bezuinigd? Gaat dit om „gratis bier”?

Volgens Kamerlid Henk Vermeer wil de BBB „absoluut niet tornen” aan de grofweg 14 miljard euro die het kabinet in het Klimaatfonds voor kernenergie heeft gereserveerd. De BBB zou in de Eerste Kamer het voorstel van CDA, CU en GroenLinks-PvdA slechts hebben gesteund omdat het enkel aangaf dat de agrarische sector toegang moest krijgen tot het Klimaatfonds.

Lees ook

Ook alle coalitiepartijen wachten ongeduldig op uitwerking landbouwbeleid

Staatssecretaris Rummenie en minister Wiersma tijdens het debat over stikstof in de Tweede Kamer, op woensdag. Foto Bart Maat

De enige overgebleven optie – om zowel boeren tegemoet te komen als de plannen voor kerncentrales voort te zetten – is dan om „geld bij te storten” in het Klimaatfonds, zei Vermeer. Het idee van Vermeer zorgde op zijn beurt weer voor opgetrokken wenkbrauwen bij coalitiegenoten.

Hoe dan?!

Hoe gaan we dat dan betalen, vroeg NSC’er Wytske Postma. „Gaan we de btw omhoog gooien? Wat is het plan erachter? Het komt allemaal zo onzorgvuldig over.” En buiten de microfoon: „Hoe dan?!” Vermeer antwoordde dat hij verwachtte dat de begroting er in werkelijkheid veel beter voor staat dan nu wordt aangenomen. Eventuele „meevallers” konden dan gebruikt worden voor het aanvullen van het Klimaatfonds. De VVD vergeleek het voorstel met het aanschaffen van een nieuwe auto vóórdat je de loterij wint.

Het is alsof je een nieuwe auto aanschaft vóórdat je de loterij wint, vond de VVD

Ook elders tussen de coalitiepartijen zat het woensdag niet lekker. Partijleider Geert Wilders had woensdag nog getwitterd dat hij het voorstel van CDA, CU en GroenLinks-PvdA „interessant” vond. Wat hem betreft kon het geld uit het Klimaatfonds ook gebruikt worden voor andere zaken, zoals het compenseren van de gasrekening van burgers. Tegelijkertijd dacht PVV-Kamerlid Alexander Kops er niet aan om méér geld in het Klimaatfonds te stoppen, zoals BBB suggereerde.

Volgens Kops was er „helemaal geen tegenstrijdigheid” tussen óf geld voor boeren óf kernenergie. „Het kon allebei”, zei hij. Die suggestie vond VVD-Kamerlid Silvio Erkens op zijn beurt dan weer „gebakken lucht”. Na aandringen van de VVD prikte de PVV terug. De partij zag ook een optie in extra bezuinigen op ontwikkelingshulp, verwijzend naar de recent gepresenteerde VVD-agenda voor „werkend Nederland”. Dat plan moest ook bekostigd worden uit ontwikkelingshulp.

Wrevel

De wrevel binnen de coalitie geeft een inkijkje in de discussies die achter de schermen gevoerd worden over de zoektocht naar voldoende geld voor allerlei kabinetswensen. Gaat de coalitie bijvoorbeeld meer geld uittrekken om de klimaatdoelen te halen? De PVV wil daar niet aan, maar de BBB liet woensdag zien toch oren te hebben naar meer geld voor verduurzaming van de landbouw.

Want, zo wezen oppositiepartijen erop, ook de landbouw móét verduurzamen. Dat is nodig om klimaatdoelen voor 2030 (55 procent minder uitstoot dan in 1990) te halen. En dat het kabinet daarvoor extra plannen moet presenteren, is de grote opdracht waar minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) voor staat.

Lees ook

‘De landbouw stevent af op gedwongen krimp, ook al willen we dat niet’

‘De landbouw stevent af op gedwongen krimp, ook al willen we dat niet’

„In de boerensector hebben we de komende tijd geld nodig. En anders moeten boeren de verduurzaming uit eigen zak gaan betalen”, zei CDA-er Henri Bontenbal in debat tegen de minister. Bontenbal noemde het oneerlijk dat het Rijk de industrie bijvoorbeeld wél helpt met verduurzamen en de landbouw niet.

Klimaatminister Sophie Hermans was geen voorstander van het plan. De minister vond dat de oproep uit de Kamer om meer haast te maken met kerncentrales en dán te bezuinigen niet met elkaar rijmen. Bovendien zei Hermans dat „potentiële investeerders” van kerncentrales zich mogelijk terugtrekken als het kabinet nu zou bezuinigen op de voorgenomen investeringen in kernenergie.

Ze wierp verre van zich dat er geen geld is om de landbouw te verduurzamen. Zo hebben agrariërs wel toegang tot subsidies waarmee ze tractoren kunnen vergroenen of zonnepanelen kunnen aanleggen, en heeft het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 5 miljard euro beschikbaar.

In de Kamer werd openlijk betwist of dat genoeg is om de landbouwsector voor 2030 effectief te laten verduurzamen. Volgens het CDA was het voorstel „een noodgreep” en had de minister de komende jaren de miljarden voor de landbouw veel harder nodig dan voor kerncentrales.


Bij de VVD komen de bezwaren tegen een vuurwerkverbod vooral vanuit de vuurwerkbranche zelf

Tijdens het Landelijk Vuurwerk Overleg van de VVD in Rotterdam, een debat over het landelijk vuurwerkverbod op donderdagavond, lijken de meningen al bij voorbaat verdeeld: de helft van de aanwezige VVD-leden is vóór een verbod, de andere helft tegen. „Ik heb vijf politieauto’s de wijk in zien rijden”, vertelt VVD-lid Thomas Friedhoff wanneer hij het woord krijgt. „Een brandweerwagen dúrfde de wijk niet eens in. Mijn vriendin was doodsbang. En wij ‘vierden’ nieuwjaar in een keurige VVD-wijk.” Vanuit de zaal klinkt applaus en gelach, óók van de VVD’ers die voor vuurwerk zijn.

Op 19 februari gaat de Tweede Kamer in debat over een initiatiefwet van GroenLinks-PvdA en de Partij voor de Dieren over een algemeen vuurwerkverbod, twee weken later wordt er gestemd. Als de VVD instemt, komt er een meerderheid voor het totaalverbod op vuurwerk. Maar wat de partij gaat doen, laat justitiewoordvoerder Ingrid Michon-Derkzen weten, wordt pas na deze debatavond besloten. Momenteel is de fractie tegen een verbod, maar de partij zou de draai kunnen gaan maken, afhankelijk van het verloop van het debat.

VVD-bijeenkomst vuurwerkverbod in Rotterdam.
Foto Olivier Middendorp

Dat de VVD eerst een onderlinge gespreksavond over vuurwerk nodig heeft, komt omdat de vuurwerkdiscussie een vervelende spagaat is voor de partij. De liberalen zijn principieel tegen betutteling en het afnemen van vrijheden, ook als die vrijheden maatschappelijke kosten met zich meebrengen. Maar inmiddels lopen de kosten van Oud en Nieuw voor veel VVD’ers uit de hand. Jaarlijks raken 268 hulpverleners gewond door vuurwerk, en de partij van law and order wil hen graag beschermen.

Politiek kan niet optreden

Volgens Ruud Verkuijlen, voormalig VVD-Kamerlid en politiecommissaris, is een algeheel vuurwerkverbod de manier om dat te doen. Momenteel kan de politie namelijk niet optreden tegen vuurwerk. Verkuijlen: „Als er een totaalverbod komt, dan verschuift de focus van de politie van handhaven naar opsporen en invoer voorkomen.” Het is een punt dat door de politie al jaren wordt gemaakt, en inmiddels is het voor de meerderheid van de VVD’ers doorslaggevend: 61 procent van de leden is voor een landelijk verbod.

Voor veel lokale VVD-fracties in grote steden wint veiligheid het toch van vrijheid en ondernemerschap

Tijdens de debatavond is de verhouding echter gelijker, en dat komt omdat de discussie nog een ander soort VVD’er aantrekt: de vuurwerkondernemer. Zoals Bart Pronk, die een tuincentrum en hengelssportzaak heeft in Schagen. In de wintermaanden levert dat weinig op, terwijl de kosten gewoon doorgaan. „Met de verkoop van vuurwerk verdien ik ongeveer vier tot vijf maanden omzet.” Zoals Pronk zijn er meer in Nederland: reguliere ondernemers die bijverdienen met vuurwerkverkoop.

Een andere VVD’er, Jeffrey Peters, is een luide stem tijdens het debat. Hij vindt een totaalverbod onzin omdat hulpverleners volgens hem bestookt worden met zwaar illegaal vuurwerk zoals cobra’s. „Er wordt gezegd: legaal vuurwerk wordt op politiemensen gericht. Dat zal wellicht gebeuren, maar dat is niet gangbaar. Wat ik overal lees, is dat de politie vooral bekogeld wordt met zwaar illegaal vuurwerk.” Even later blijkt Peters voorzitter van de branchevereniging Het Vuurwerk Liefhebbers Verbond. Pronk hoort bij de stichting Vuurwerkdealers Nederlands Consumentenvuurwerk. En in het panel zit Leo Groeneveld, voorzitter van Pyrotechniek Nederland.

Veiligheid

De branche is dus goed vertegenwoordigd bij de VVD, maar voor veel lokale VVD-fracties in grote steden wint veiligheid het toch van vrijheid en ondernemerschap. Zo ook in de Rotterdamse VVD. Fractievoorzitter Dieke van Groningen vertelt dat ze eerder op donderdag het debat in de raad had over het verloop van nieuwjaar. „Onze politiechef was daarbij aanwezig”, zegt Van Groningen. „Als je hem hoort praten, besef je dat we een keuze moeten maken.” Volgens Van Groningen „laten we onze hulpverleners met Oud en Nieuw los in een soort oorlogsgebied”. Zij riep onlangs de Tweede Kamerfractie op om zich achter een landelijk vuurwerkverbod te scharen.

Stemmen over vuurwerkverbod.
Foto Olivier Middendorp

Degene die daarover gaat, Kamerlid Michon-Derkzen, houdt zich de hele avond stil, ze is in Rotterdam om te luisteren. Wanneer oud-VVD-senator en oogarts Jan Keunen een petitie, ondertekend door ruim 450 leden, overhandigt aan Michon-Derkzen, houdt ze zich op de vlakte. De discussie diende voor haar als „aanscherping en verfijning” van de overwegingen in de Tweede Kamerfractie. Voor Michon-Derkzen is het belangrijk dat er compensatie komt voor ondernemers, als er een verbod komt. „Ik hoop op een ander moment deze discussie voort te zetten”, zegt ze. „Want er is niet iets te verzinnen waardoor iedereen denkt: zo had ik het graag gewild.”


Ministeries zijn het eens over windmolennormen, maar nu ligt BBB-minister Mona Keijzer dwars

Hoeveel afstand moet er tussen een windmolen en een woning zitten? Het is een actuele vraag die het rechtse kabinet verdeelt, en waarbij coalitiepartijen VVD en BBB lijnrecht tegenover elkaar staan. Het lukt de regering niet het eens te worden over milieu- en afstandsnormen voor windmolens, bevestigen ingewijden na berichtgeving in De Telegraaf. En dan moeten de grote besluiten over extra geld voor meer klimaatmaatregelen – of niet – nog komen.

Het is een strijd om de schaarse ruimte in Nederland, waarbij plannen voor windmolens en woningen elkaar verdringen. Een voorstel over zulke windmolennormen, waarover op de ministeries Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Klimaat en Groene Groei (KGG) overeenstemming was, kreeg onlangs in het kabinet felle tegenstand van BBB-minister Mona Keijzer, zeggen Haagse bronnen tegen NRC.

Sinds de Raad van State vier jaar geleden de bestaande normen voor windmolens ongeldig verklaarde, omdat adequate milieubeoordeling ontbrak, zoekt de politiek naar nieuwe regels voor de bouw van windmolens. Daarbij moet rekening gehouden worden met geluidsoverlast van windturbines. Ook wilde de politiek graag een ‘afstandsnorm’: dat is duidelijk voor omwonenden.

‘Tiphoogte’

Een paar weken geleden leek die norm zo goed als gevonden op de ministeries van IenW (verantwoordelijk voor milieu) en KGG. Het plan was: tussen een windmolen en woning moet twee keer de lengte zitten van een windmolenblad: de ‘tiphoogte’.

Maar daar ging minister Keijzer voor liggen, zeggen Haagse bronnen. Keijzer wilde niet twee, maar vier keer die lengte. Iets wat de nieuwe aanleg van windparken op land vrijwel onmogelijk maakt, zegt de windsector. Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wilde donderdag niet inhoudelijk reageren.

Het ministerie van Klimaat en Groene Groei, onder leiding van VVD-minister Sophie Hermans, benadrukt juist dat het voorstel van ‘twee keer de tiphoogte’ al een flinke aanscherping van de huidige situatie is. Daarmee blijft nog „maximaal 20 procent” van alle mogelijke locaties voor windparken op land beschikbaar, laat het ministerie weten.

Principekwestie voor BBB

Voor de BBB is windenergie op land een principekwestie. Het „stoppen van nieuwe projecten” op land was een van campagnebeloften van de partij. Bovendien heeft de BBB in regionale besturen veel te maken met onvrede over windmolens.

Dat de BBB aarzelt over nieuwe klimaatmaatregelen bleek al eerder. In oktober pauzeerde minister Keijzer voorlopig extra duurzaamheidseisen voor woningen. Alle regelgeving die woningbouw zouden kunnen vertragen, moesten geëvalueerd worden, liet ze aan de Kamer weten.

Ik zeg het een keer: we leven in een klein land waar we veel willen. Economische activiteit én schone energie, dat moet naast elkaar bestaan

Sophie Hermans
minister van Klimaat en Groene Groei, VVD

In Nederland staan nu 2.500 windmolens op land. Voor 2030 moeten daar zo’n 100 bijkomen. Wat na 2030 nodig is, moet nog worden vastgelegd door dit kabinet. Tegelijkertijd is duidelijk dat Nederland de Europese richtlijnen voor de opwek van duurzame energie in 2030 (net als in 2020) niet zal halen.

Als strenge normen nieuwe windparken op land onmogelijk maken, verlegt dat de opgave naar andere plekken, bijvoorbeeld meer wind op zee, of naar kernenergie zoals BBB en PVV vooral willen.

Middenpositie VVD

In de Tweede Kamer probeerde de VVD zich donderdag te presenteren als het redelijke midden tussen de „klimaatdrammers” en degenen die „niks willen”. Kamerlid Silvio Erkens vond het best om een groot deel van de beoogde windlocaties via strengere normen te schrappen, om de BBB tegemoet te komen, maar wil windenergie op land niet uitsluiten.

PVV-Kamerlid Alexander Kops herhaalde de tekst van zijn partijleider Geert Wilders op X dat de PVV meer windmolens op land „in geen honderdduizend jaar” zou steunen.

De oppositie keek ondertussen met verbazing toe. Zo constateerde CU-Kamerlid Pieter Grinwis dat de meeste „oppositie uit de coalitie zelf” komt. „Btw, windmolens, er is nog geen voorstel of het wordt weer afgefakkeld op X”.

GL/PvdA-Kamerlid Suzanne Kröger zei zich „grote zorgen” te maken over de klimaatafspraken in het voorjaar, nu klimaatminister Hermans „gegijzeld lijkt te worden door de coalitie”.

De komende tijd moet duidelijk worden of minister Hermans wil vasthouden aan de afstandsnormen voor windturbines op land. In de Tweede Kamer sprak de minister zich donderdag in ieder geval uit tegen het BBB-voorstel van „vier keer de tiphoogte”. „Ik zeg het een keer: we leven in een klein land waar we veel willen. Economische activiteit én schone energie, dat moet naast elkaar bestaan.”

Het kabinet heeft de deadline van 1 juni 2025 voor de nieuwe milieunormen onlangs alvast uitgesteld.

Lees ook

Tegenstellingen binnen de coalitie over klimaat worden scherper, onder invloed van financiële krapte en Trump

Het terrein van Sif Offshore Foundations op de Tweede Maasvlakte. Sif maakt onderdelen voor windmolens op zee. Foto Bart Maat


Oorlog oefenen in een digitaal Midden-Europees landschap: ‘Je vliegt gewoon tegen een tank aan en dan … boem’

Op de Bernhardkazerne in Amersfoort, voorbij het Cavaleriemuseum en de oude Sherman- en Centuriontanks langs de rijbaan, staat een gebouw dat met zijn glazen façade nogal uit de toon valt tussen de barakken. In de hal staan manshoge donkergroene metalen containers in het gelid. Daarnaast, in lange rijen, serverkasten met computers. Op de achtergrond zoemt zachtjes de ventilatie.

Dit is het ‘Simulatiecentrum Landoptreden’ en elke groene container is een pantservoertuig of een tank. Aan de buitenkant zie je het er niet aan af, maar in deze simulator komt het interieur tot in de kleinste details overeen met een Leopard 2A6: het vizier met zwartrubberen randen voor de commandant, het kleine stuurtje waarmee je het 120 mm-kanon richt, metalen schakelaars met Duitse instructies ernaast (de Leopards worden in München gebouwd). Vanaf de commandantenstoel kun je je hoofd uit de toren steken en 360 graden om je heen kijken; rechts van ons rollen drie andere tanks mee, door een glooiend Midden-Europees landschap.

Vandaag mogen enkele journalisten ervaren hoe het is om een simulator te besturen. Over de radio klinkt krakend de stem van opperwachtmeester Gerwin, onze instructeur: „In positie, we gaan nu scannen op vijand … hó!”

Een collega-verslaggever (vandaag even tankschutter) heeft de trekker overgehaald, maar de virtuele granaat mist het doel.

„Iets te enthousiast”, zegt Gerwin (zijn achternaam houdt hij om veiligheidsredenen geheim). „We gaan herladen. Daarna: éérst laseren.” Met de laser (rode knopje op de joystick) bepaalt de tank de afstand tot het doel.

Boem! Treffer!

„Heel goed”, klinkt de stem van Gerwin over de boordradio. „Je hebt duidelijk aanleg.”

Een ‘heuse’ (digitale) tankslag

In het simulatiecentrum, vertelde overste Guus Peters eerder, kunnen in totaal 81 tactische simulatoren aan elkaar worden gekoppeld – een ‘heuse’, digitale tankslag met honderden militairen tegelijk. Dat is een capaciteit die in de omringende landen niet voorhanden is. Ook de Duitsers, Denen en Noren en Esten zijn regelmatig in Amersfoort om met de simulatoren te oefenen. Als het moet, kunnen ze ook naar de militairen worden gebracht: het centrum beschikt over mobiele oefensystemen in grote trailers waarmee op locatie kan worden getraind, zoals op de kazerne in Rukla in Litouwen.

De investeringen in het simulatiecentrum, die in de honderden miljoenen euro’s lopen, maken duidelijk dat computersimulatie een steeds belangrijkere rol speelt in de Nederlandse krijgsmacht. Binnen enkele jaren, zegt Peters, moet de helft van alle oefeningen van de landmacht worden ondersteund worden door simulatie. Digitaal oefenen bespaart tijd, geld en ruimte – die in Nederland zeer beperkt voorhanden is. Vaak is de simulatie in sommige opzichten realistischer dan een oefening op de hei, zegt Peters, en dat terwijl de programmatuur dateert uit 2008 – bejaard, voor software-ontwikkelaars. De komende jaren wil Defensie de graphics – en daarmee het realisme van de simulaties – fors verhogen: „We willen dat de simulatie zó dicht bij de werkelijkheid komt dat je met het zweet op je voorhoofd uit de simulator stapt: ‘Shit, mijn buddy is omgekomen’.”

Al begin 19de eeuw

Goed beschouwd behoort simulatie tot de kern van het krijgsbedrijf. Militairen besteden het overgrote deel van hun tijd aan het nadoen van oorlogsomstandigheden. In het begin van de negentiende eeuw bestaat dat oefenen nog vooral uit het eindeloos drillen van soldaten in basisvaardigheden: marcheren in formatie en het laden en afvuren van het geweer.

Het zijn Pruisische officieren die beginnen met het oefenen van tactiek, in een zogeheten ‘Kriegsspiel’, op een stafkaart onder leiding van een scheidsrechter. In de eerste jaren zijn deze war games nog vooral gericht op het correct uitvoeren van tactische procedures, zoals het opstellen van een colonne soldaten in linie. In de loop van de negentiende eeuw worden de Kriegsspiele vrijer, en ontwikkelen Pruisische officieren de ‘Auftragstaktik’, waarin officieren niet alleen bevelen uitvoeren, maar zelf beslissingen nemen om de opdracht uit te voeren.

Tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870) geeft het eigen initiatief van Pruisische commandanten in het veld vaak de doorslag in het gevecht. De verpletterende Duitse overwinning op grootmacht Frankrijk maakt de Pruisische praktijk tot internationale militaire standaard. De Japanse aanval op Pearl Habor in 1941 werd van tevoren uitgebreid ‘gewargamed’, net als operatie Barbarossa, Hitlers aanval op de Sovjet-Unie in datzelfde jaar. Na de Tweede Wereldoorlog is het de computer die wargamen transformeert tot een steeds realistischer oefeninstrument. De eerste bedieningssimulatoren (zoals flight simulators) doen hun intrede met de uitvinding van de microchip, eind jaren zeventig.

Kolonel Robert Meeuwsen, commandant van het simulatiecentrum, herinnert zich hoe de eerste tanksimulatoren begin deze eeuw hun intrede deden bij de landmacht. „Moet dat nou allemaal, zeiden we toen. Maar feit was dat onze schutters in 50 procent van de gevallen hun eerste schot misten. Granaten zijn duur. En als je er af en toe maar één mag afvuren, dan ben je knap zenuwachtig. Met de simulator kun je zo veel schieten als je wil, bouw je routine op. Binnen no time lag het aantal treffers ruim boven de 90 procent.”

Opleidingscentrum met simulators in ’t Harde. Foto Merlin Daleman

Meeuwsen staat in een afdeling die de militairen het Real Games Center hebben gedoopt – en die naam is niet voor niets gekozen. Hier wordt gegamed – met commerciële software, zoals Steel Beasts Pro. Wie wil weten hoe het is om een Abrams of Leopard-tank te bedienen kan een licentie kopen, maar in de commerciële versie zijn uiteraard niet de (geheime) technische gegevens van de wapensystemen verwerkt: de exacte ballistische baan van een tankgranaat, de exacte ‘doorslaggraad’ van de bepantsering. In het Serious Games Centre worden die echte waarden wel gebruikt – en moeten verschillende laptops aan elkaar worden gekoppeld. Ook in 2025 kan één processor al het rekenwerk nog niet aan.

‘Muscle memory’ opbouwen

Ook ‘low fi’ gamen met alleen een laptop en een joystick is nuttig voor de militair, zegt Meeuwsen. „Je kent de procedures, je bouwt ‘muscle memory’ op.” De apparatuur wordt gerund door twintigers met vlassige baardjes en blauw geverfd haar – burgermedewerkers met een IT-opleiding. „Als je militairen een computer geeft dan gaat hij kapot”, zegt Meeuwsen. „Dus zetten we er een paar slimme mensen bij die zorgen dat het goed gaat.”

Een daarvan is Nikay (21) – ook hij houdt zijn achternaam liever geheim. Tijdens zijn opleiding tot Game Artist in Utrecht liep hij stage bij Defensie en bleef daar hangen. Nu maakt hij de scenario’s waarmee de militairen moeten oefenen – ook met wapens die Defensie nog niet eens in gebruik heeft. Nikay bestuurt een FPV-drone (de afkorting staat voor First Person View), zoals ze worden ingezet in de oorlog in Oekraïne: niet meer dan een commerciële quadcopter met daaronder de kop van een RPG-granaat van Russische makelij.

Het ministerie van Defensie heeft nog geen besluit genomen over de aankoop van kamikazedrones, maar in Amersfoort oefenen ze er al mee, al was het maar om je er tegen te kunnen verdedigen. Nikay bestuurt de drone met de controller van een Xbox-spelcomputer: „Je vliegt gewoon tegen een tank aan en dan … boem.”

Realistisch gamen is ook een uitkomst voor hogere officieren – die kunnen oefenen met grote troepenverbanden die niet op een oefenterrein passen, maar wel in het digitale gevechtsveld van serious games. Op de afdeling is ook een commandopost ingericht, met de Battle Management Systemen die ook in het veld worden gebruikt. De meldingen die binnen komen op het scherm kunnen afkomstig zijn van échte militairen, maar ook van een gesimuleerde eenheid.

„De brigadecommandant weet echt niet waarmee hij te maken heeft, een bataljon in het veld of een kolonne tanks in Steel Beasts”, zegt Meeuwsen

Ook op de hei wordt trouwens gesimuleerd met apparatuur van het Mobile Combat Tactical Centre (MCTC), dat ook onder het simulatiecentrum valt. Geweren kunnen een laserstraal afvuren, sensoren op speciale vesten registreren wie er geraakt wordt. Ook tanks en pantserwagens zijn uit te rusten met het systeem, waardoor realistische gevechten van ‘staal op staal’ mogelijk zijn. Aangezien de computer alles opslaat, kan de operatie na afloop tot op de seconde worden geëvalueerd. „Data zijn onpartijdig en objectief”, zegt overste Guus Peters. „Je deed het goed, of je deed het fout. Dat kan nogal confronterend zijn.”

Het ministerie van Defensie is hard aan het nadenken over de enorme hoeveelheden data die de simulators opleveren. Kunstmatige intelligentie kan Big Data toegankelijk maken, of het nou gaat om echte beelden van een drone of de video van een gesimuleerd gevecht. Peters: „Als we dieper in de data kunnen duiken dan gaan we trends zien. In welke richting lopen we meestal? Hoe vaak schieten we op één bepaald doel? Wat kunnen we doen om onze procedures en tactieken beter te maken?”

Dan mogen de journalisten weer even zélf schieten -– gesimuleerd dan. De Close Quarter Battle Trainer wordt gebruikt om te oefenen in urban warfare, het gevecht van huis tot huis.

Nadat we ons in speciale pakken met sensoren hebben gehesen en onze VR-brillen hebben opgezet volgt vijf minuten oriëntatie – waarbij we een smalle loopplank over een diep ravijn moeten oversteken. In werkelijkheid lopen we over de betonnen vloer van de hal, maar de ervaring is zo realistisch dat een collega-journalist bevriest voor de afgrond.

Instructeur Martin Hendriks is streng. „Als je bent gekomen om te gamen moet ik je teleurstellen. Dit is een serieus traningsmiddel.” De veiligheidsprocedures met de wapens worden strikt gevolgd, ook al zijn de Diemaco’s en Glocks van blauw plastic. „We gaan hier niet een beetje lopen knallen”, zegt Hendriks. „Ons wapengebruik is proportioneel en we gebruiken zo min mogelijk munitie.”

Als we in een gebouw op terroristenjacht gaan wordt ons gebrek aan militaire vaardigheden pijnlijk duidelijk. Een collega die overmoedig door de deuropening naar binnen stormt, wordt in de rug geschoten door eigen troepen. Als ik een terrorist met mijn pistool onder schot houd loopt een collega door mijn schootsveld en trekt een jihadstrijder ineens een mes.

Enkele weken geleden mocht minister van Defensie Ruben Brekelmans (VVD) een rondje doen in de Battle Trainer. „Na afloop zei de minister dat het hem een ongemakkelijk gevoel had gegeven”, vertelt overste Peters. „‘Ik voelde me niet veilig’, zei hij. Dat is precies hoe je je moet voelen in een simulator.”

Lees ook

Heractivering dienstplicht? Dan eerst meer opleiders, oefenterreinen en wapentuig

Een oefening van Defensie bij Welsum in het kader van het internationale Steadfast Defender.


Tegenstellingen binnen de coalitie over klimaat worden scherper, onder invloed van financiële krapte en Trump

Na de herverkiezing van president Trump komt de verduurzaming niet alleen in de VS, maar ook in Europa onder druk te staan. In Nederland voelen klimaatkritische partijen zich gesteund door de kantelende, internationale discussie. Elke coalitiepartij lijkt daaruit zijn eigen les te trekken, bleek afgelopen week tijdens eerste klimaatdebat na het aantreden van Trump.

Is de PVV niet gewoon D66-beleid aan het uitvoeren, prikte Joost Eerdmans van oppositiepartij JA21 alvast. „De wereld is in beweging”, zei hij. „Nu de Verenigde Staten uit het Parijs-akkoord stappen, zal dat gecompenseerd moeten worden door Europa. Áls je tenminste de Parijs-doelen wil halen. Wannéér is het geduld van de PVV met klimaat op?”

Maar PVV-Kamerlid Alexander Kops zag nu geen reden om – net als Donald Trump – uit het Klimaatakkoord van Parijs te stappen. Ook al staat dit in het verkiezingsprogramma van PVV. Kops gebruikte het wat sleets geraakte excuus van coalitiepartijen dat de PVV gebonden is aan compromissen in het hoofdlijnenakkoord, en dus ook de (internationale) klimaatafspraken.

Wel temperde Kops opnieuw de verwachtingen van de aangekondigde, extra klimaatmaatregelen die Nederland moet nemen om de klimaatdoelen in 2030 (tenminste 55 procent minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990) te halen. Het kabinet moet zich „bezinnen” of méér klimaatmaatregelen wel „haalbaar en betaalbaar” zijn, zei hij.

Dat Nederland de klimaatdoelen niet gaat halen, beaamde minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene groei, VVD) in oktober. Zij kondigde toen aan komend voorjaar te besluiten over nieuwe maatregelen die de klimaatdoelen dichterbij moeten brengen.

Lees ook

Wat kan minister Hermans nog doen om de klimaatdoelen te halen? ‘Alleen de pijn compenseren leidt niet tot minder CO2-uitstoot’

Sophie Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (VVD), tijdens het aanbieden van haar Energie- en Klimaatnota’s.

Meer geld nodig

Als de regering extra klimaatmaatregelen wil nemen, is meer geld nodig. Terwijl andere ministers ook op zoek zijn naar financiële middelen voor hun ambities, moet minister Hermans haar collega’s op de ministeries Infrastructuur en Waterstaat (PVV), Landbouw (BBB) en Volkshuisvesting (BBB) zien te overtuigen bij te dragen bij extra klimaatmaatregelen.

Dat de eerste rondes in die onderhandelingen ook vóór de schermen al gevoerd worden, bewees PVV-leider Geert Wilders half januari. Volgens hem was de PVV het afgelopen jaar de „redelijkheid zelve” geweest, en was het tijd dat „anderen” in de coalitie gingen bewegen. Bij het uitgeven van geld door het Rijk moesten „klimaat en Oekraïne op een lager pitje komen te staan”.

Lees ook

De EU gooit het roer om: minder klimaat, meer Trump

Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, tijdens de World Economic Forum in Davos.

Ondertussen stokt de energietransitie in Nederland op steeds meer plekken. Het aanleggen van woningen op warmtenetten ligt vrijwel stil, windparken op zee vinden moeizaam investeerders en problemen op het stroomnet verhinderden dat industriebedrijven kunnen elektrificeren. Ook vielen in 2024 verschillende plasticrecyclers om, omdat de vraag naar hun duurzame plastic uitbleef.

Windenenergie en kernenergie

In die haperende energietransitie ziet de ene coalitiepartij een reden om af te remmen, de ander de noodzaak om verder te gaan. De vier coalitiepartijen denken compleet anders over het belang én het tempo van de omschakeling naar een klimaatneutrale samenleving.

In het klimaatdebat riep de PVV het kabinet op tot „bezinning”, terwijl NSC-Kamerlid Wytske Postma het aantreden van Trump juist als extra motivatie zag om vaart te maken met de energietransitie.

Volgens Postma was het voorstel van Trumps vertrouweling Elon Musk om het Kanaal, de zee tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, te hernoemen als het „George Washington Kanaal” reden genoeg om de Nederlandse energievoorziening onafhankelijk te maken van zowel Rusland als de Verenigde Staten.

NSC en VVD pleiten beide voor de energietransitie als middel voor strategische onafhankelijkheid. Voor hen speelt windenergie op zee en land daarin een „belangrijke rol”. BBB en PVV vertolken een ander geluid. Zij willen het liefst zo min mogelijk windmolens, in ieder geval op land en het liefst ook niet op zee. De BBB liet doorschemeren duurzame energiedoelstellingen liever te halen met kernenergie dan windenergie.

Bovendien, zei BBB-Kamerlid Henk Vermeer, gaat Nederland de regionale doelstellingen voor hernieuwbare wind- en zonne-energie, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord uit 2019, al halen. „Er is dus geen argument meer om windparken door te drukken tegen wensen van bewoners in”, aldus Vermeer.

De vier coalitiepartijen denken compleet anders over het belang én het tempo van de omschakeling naar een klimaatneutrale samenleving

Maar Nederland ligt niét op koers om Europese verplichtingen voor de hoeveelheid duurzame energie in 2030 te halen, wierp CDA’er Bontenbal Vermeer tegen. „Kernenergie speelt niet voor 2030 een rol en Europa rekent kernenergie niet als ‘duurzaam’. De BBB heeft twee keuzes: óf een overtuigend verhaal brengen hoe we de doelen wel halen óf u moet zeggen ‘we schrappen de doelstellingen’. U kan niet elk debat alles alleen maar bekritiseren.”

Vermeer ontweek die oproep, maar zei dat de coalitie had afgesproken dat als de doelen op de ene manier niet gehaald worden een andere manier bedacht moet worden, zoals het maken van groen gas uit mest. Later in debat gaf hij aan dat het „nog niet zo lukt” om als Nederland onafhankelijker te worden van andere landen. Volgens hem gaat het „nog heel lang” duren voordat Nederland van fossiele brandstoffen af is. D66 verweet de BBB in het debat „klimaatvertraging als strategie” te hebben.

’Belangrijk kruispunt’

Terwijl BBB en PVV het liefste een „pas op de plaats” maken, klonken vanuit een groot deel van de oppositie in het debat juist waarschuwingen. „We staan op een belangrijk kruispunt voor windenergie op zee. De transitie lijkt te stokken”, zei CU-Kamerlid Pieter Grinwis. „De geopolitieke en klimatologische noodzaak voor groen beleid wordt met de dag groter”, aldus GL/PvdA-Kamerlid Suzanne Kröger.

Met nieuwsgierigheid wordt in de Kamer dan ook gekeken naar de bijstelling van de rijksbegroting die half april naar buiten komt: de Voorjaarsnota. Daarin moet duidelijk worden of er geld is voor extra klimaatmaatregelen. Minister Hermans lijkt in de Kamer geen inhoudelijke toezeggingen meer te willen doen totdat de onderhandelingen voor deze begrotingsronde zijn afgerond.


Op migratie kan de VVD niet concurreren met de PVV, dus Yesilgöz concentreert zich nu op de economie

Een koerswijziging wil partijleider Dilan Yesilgöz het niet noemen – dat zou impliceren dat ze zich niet altijd al om de „hardwerkende Nederlander” bekommerde. Maar afgelopen week vertelde ze op een ledenbijeenkomst in Rotterdam een economisch rechts verhaal waar VVD’ers zich bij in de handen wrijven.

Werken moet meer gaan lonen. Kinderopvang moet goedkoper worden voor mensen die meer werken, wettelijk moet worden vastgelegd dat werkenden er altijd meer op vooruit gaan dan uitkeringsgerechtigden: de „verschrikkelijke Haagse herverdelingsmachine” moet worden stilgelegd, en dat moet met name betaald worden door tekorten op ontwikkelingshulp.

Yesilgöz zette een stip op de horizon: een „rechtvaardig” land met een kleine overheid waar je „daadwerkelijk wat kan opbouwen voor jezelf en je kinderen”.

Het thema migratie is de VVD echt niet vergeten, herhaalde ze. Het is én-én, zegt ze tegen journalisten. Maar achter de schermen noemen sommige VVD’ers de economische plannen een echte draai, een poging om het debat te verleggen van culturele kwesties naar de economie. Daarmee hoopt de partij de PVV buitenspel te zetten en zich in een betere positie te manoeuvreren als het kabinet valt en er nieuwe verkiezingen komen.

De VVD probeerde de afgelopen periode met de PVV te concurreren op migratie. De partij van Wilders is een slag radicaler op asiel, maar Yesilgöz benadrukt dat PVV-minister van Asiel Marjolein Faber weinig voor elkaar krijgt. De VVD wil duidelijk maken: de PVV wil schreeuwen, wíj willen resultaten. Het blijkt een boodschap die kiezers niet registreren of niet interessant vinden. De PVV blijft haast onverminderd populair met 36 zetels in de peilingen terwijl de VVD blijft steken rond de 22 zetels.

Dat ze Wilders in de kaart spelen door culturele thema’s groot te maken, is de partij wel duidelijk. Toch lukte het de liberalen eerder niet de aandacht te verleggen. Soms zitten ze zichzelf daarbij in de weg, klinkt het achter de schermen.

Na Ajax-Maccabi pleitte de VVD voor een harde aanpak van Nederlandse jongeren die de confrontatie met Maccabi-supporters opzochten. Logisch, gezien het law-and-order-profiel van de partij en Yesilgöz in het bijzonder: zij is al jaren zeer begaan met de strijd tegen antisemitisme. Maar Yesilgöz verschoof de discussie naar integratie, een PVV-thema.

Staatssecretaris van Participatie en Integratie Jurgen Nobel (VVD) zei tegen journalisten dat islamitische jongeren „voor een groot deel onze Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven”. Kamerlid Bente Becker diende een motie in waarin ze voorstelde de normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond extra te monitoren. De ophef was enorm.

Achteraf zeggen betrokkenen dat dat niet gepland was. Nobel improviseerde, en bij de VVD hadden ze niet zien aankomen dat de motie-Becker een heftige reactie zou veroorzaken.

Als het gaat over migratie en integratie, zegt een prominente VVD’er, is het „balanceren”. Is de VVD te kritisch, dan worden ze weggezet als racisten. Zijn ze te ‘soft’, dan zegt Wilders dat ze problemen uit de weg gaan.

Maar op economische onderwerpen kan de VVD „vol gas geven met een liberaal verhaal, dan hoeven we niet zo op onze woorden te letten”.

Timmermans

Woensdagavond valt de naam van Wilders geen enkele keer. Yesilgöz spreekt van „vermeend rechtse partijen”. Al onder Rutte zette de VVD de PVV graag weg als economisch links.

Wie wél genoemd wordt – en vaak – is GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans. Die wil middenstanders kaalplukken, zegt Yesilgöz. „De enige echte partij voor de arbeid”, zegt Yesilgöz, „is toch echt de VVD”.

Yesilgöz maakt Timmermans de boeman en moffelt Wilders weg. De linkse tegenstander is bij de rechtse kiezer impopulair en daarmee een makkelijker doelwit.

GroenLinks-PvdA wil graag die tweestrijd aangaan met de VVD. In het verleden hebben ze vaker geprofiteerd van het hoog opspelen van verschillen met de liberalen. Timmermans noemde de plannen van de VVD op X „asociaal” en prominent Jesse Klaver verkondigde bij Sven Kockelmann dat de VVD de middenstand in de steek laat.

Of de VVD Wilders echt buitenspel kan zetten door de confrontatie met GroenLinks-PvdA te zoeken, is de vraag. Tijdens de Provinciale Statenverkiezingen van 2023 opende de VVD ook een tweestrijd met GroenLinks-PvdA, maar werd BBB in alle provincies de grootste partij. Het kan populistische partijen lukken door een links-versus-rechts-frame te breken.

Bovendien zal Dilan Yesilgöz haar profiel moeten bijschaven. Zij is vooral een ‘veiligheids-VVD’er’: als raadslid in Amsterdam streed ze tegen straatintimidatie, als Kamerlid tegen terrorisme en georganiseerde misdaad en in Rutte IV was ze minister van Justitie.

Wat betreft de economie is Yesilgöz minder onderlegd en een minder zelfverzekerd spreker. De afgelopen weken leunde ze tijdens publieke optredens regelmatig op VVD-Kamerlid Thierry Aartsen: de technische vragen moest hij beantwoorden. Maar, zegt een VVD’er, „ze is aan het leren”. Daarvoor willen ze Yesilgöz bij de VVD best even de tijd geven. „Rutte had niets met veiligheid toen hij partijleider werd.” En die is nu secretaris-generaal van de NAVO.


Het is zover: ‘antiwoke’ heeft ‘woke’ volledig in de tang

Niemand kan vertellen wanneer het ‘ontwoken’ aan de Vrije Universiteit in Amsterdam precies begon. Jay Dehnert merkte het bijna een jaar geleden. Hij runt op de elfde verdieping van het hoofdgebouw van de VU de Pride Library, een plek waar studenten boeken kunnen lenen over gender en seksualiteit, en waar het, volgens de eigen website, „a safe(r) space for LGBTQIA+ people” is.

In april vorig jaar verschenen overal op en rondom de universiteit stickers: „Er zijn twee genders! Durf jij het nog te zeggen?” De stickers werden ook geplakt op deuren van genderneutrale wc’s, zegt Jay Dehnert, op de muren rondom de bibliotheek, en op een campagneposter waar hij op te zien was, een transgender persoon. „Dit was een doelbewuste poging onze groep te intimideren”, zegt hij. „Mensen uit onze gemeenschap werden bovendien aangesproken, en kregen de vraag of ze gay waren. Het was heel ongemakkelijk.” Dehnert deed melding bij de universiteit, maar tot actie heeft dat niet geleid.

Het gistte die dagen op de campus van de VU. De verkiezingen voor de Universitaire Studentenraad gooiden de status quo volkomen overhoop. Van de partij die al jarenlang de grootste was, de linkse en activistisch ingestelde SRVU, bleef vrijwel niets over. Jay Dehnert had de partij verlaten en een eigen partij opgericht, het linkse URVU, dat één zetel behaalde.

De grote winnaars waren twee nieuwe partijen, die een jaar eerder waren opgericht: ChangeVU, dat zichzelf pragmatisch links noemt, behaalde vijf zetels. En de rechtse Vrijmoedige Studentenpartij (VSP), won vier zetels. De stickers waren door de VSP verspreid. VSP-oprichter Marlon Uljee zegt: „Sinds onze oprichting in 2023 is de PVV de grootste partij geworden. Trump heeft in Amerika gewonnen. Wij hebben ingebroken in de status quo, ook hier, in de academische wereld.”

‘Woketerrorisme’

De VSP streeft naar eigen zeggen naar „het uitbannen van cancelcultuur, het stoppen van ‘woketerrorisme’, en het herstellen van een eerlijk en onbevooroordeeld academisch klimaat”. Zo wilde partij geen ‘safe spaces’, ofwel plekken waar mensen zich veilig kunnen voelen om zichzelf te zijn, een einde aan de ‘cancel culture’, en ‘geen diversity officers’.

Oprichter Marlon Uljee weigerde tijdens een verkiezingsdebat in het Engels te praten, de afgesproken voertaal. „Er heerst geen academische vrijheid”, zegt hij. „Mensen worden psychologisch uitgesloten, of zijn daar bang voor, omdat ze anders denken. Ik hoor voorbeelden van scripties die slechter beoordeeld worden omdat ze gaan over de negatieve impact van migratie, of een andere visie op gender hebben, bijvoorbeeld vanuit een christelijke of islamitische overtuiging.”

Hoe het zit met de stickers bij de Pride Library en de beschuldiging van intimidatie? Uljee: „De stickers hebben we alleen op plekken geplakt waar ze toegestaan waren. We hadden een enquête op de universiteit gehouden waarbij we mensen vroegen hoeveel genders er zijn. Een paar mensen voelden zich daarover sociaal geïntimideerd en zijn naar de beveiliging gegaan. Dat is ook een vorm van cancel culture.”

De VU staat niet op zichzelf. In Utrecht (waar een andere VSP-afdeling zit) en Rotterdam zitten vergelijkbare partijen in de studentenraad. Dit jaar doet de VSP ook mee in Leiden, en er wordt volgens Marlon Uljee gepraat over deelname aan de verkiezingen in Nijmegen en aan de Universiteit van Amsterdam. Het terugdraaien van maatregelen is nog niet gelukt. Uljee heeft het over „een proces van de lange adem”.

Maar, zegt Jay Dehnert, de sfeer op de universiteit is duidelijk veranderd. „Net als op veel andere universiteiten is er een conservatiever klimaat gaan heersen. Omdat de anti-wokebeweging zonder echte gevolgen vrijuit kan spreken en nooit ter verantwoording is geroepen, denken ze: we kunnen dit gewoon doen. Door het politieke klimaat in Nederland en de rest van de wereld hebben ze een extra steun in de rug gekregen. De rechtse Kamermeerderheid heeft ze moreel een zetje gegeven.”

Optie X

De pennenstreken waarmee president Donald Trump de afgelopen dagen een streep zette door wetten die diversiteit en inclusie moesten bevorderen, zijn alleen maar een zichtbaar voorbeeld van wat de prominente Amerikaanse socioloog Musa al-Gharbi (Stony Brook University) aan de telefoon „een gigantische vibe-shift rondom woke” noemt. Trump tekende decreten die onder meer moeten zorgen voor een verbod op transgender personen in actieve militaire dienst, voor het terugdraaien van een richtlijn tegen discriminatie bij de overheid, voor het terugdraaien van de optie X, voor non-binaire mensen, uit Amerikaanse paspoorten.

Mark Zuckerberg pleitte voor een terugkeer van ‘masculiene energie’ in het bedrijfsleven

Deze decreten zijn het slotstuk van een hevige, maar succesvolle tegenbeweging op universiteiten, in conservatieve media, in het bedrijfsleven. Die strijd was cultureel, voordat die zich politiek uitte in de decreten van Trump. Al in 2021 vergeleek JD Vance, de huidige Republikeinse vicepresident, in een podcast de Verenigde Staten met Irak. „We moeten de instituties overnemen van links, en ze tegen links opzetten”, zei Vance. Verwijzend naar het ontmantelen van het regime van de Ba’ath-partij van Saddam Hussein in 2003: „We hebben een ont-woking nodig, net als de de-Baathificatie.”

Dat proces was al vóór het aantreden van Trump in volle gang. Bedrijven als McDonald’s en Meta draaiden hun diversiteits- en inclusiebeleid terug. Meta-topman Mark Zuckerberg kondigde aan in de Verenigde Staten te stoppen met factchecken voor sociale media. Hij pleitte ook, in de podcast van Joe Rogan, voor een terugkeer van „masculiene energie” in het bedrijfsleven, en wilde breken met het aura van progressiviteit dat zijn bedrijf, en de Amerikaanse techsector, omringt.

Occupy Wall Street

De term ‘woke’ werd al vanaf de negentiende eeuw gebruikt binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap, meestal als waarschuwing: blijf wakker in deze racistische samenleving. In de tweede helft van de twintigste eeuw veranderde de betekenis, en ging het om een alertheid om systemisch onrecht te zien. Rond het jaar 2010 nam het gebruik snel toe. Tijdens de economische crisis zetten toen jonge activisten tenten op in New York (en later elders) tegen het kapitalisme: Occupy Wall Street. Er ontstond een brede beweging tegen racisme en politiegeweld, dat de Afro-Amerikaanse gemeenschap onevenredig hard trof: Black Lives Matter.

Dankzij activisme wisten gemarginaliseerde maatschappelijke groepen aandacht en sympathie voor hun zaak te winnen. Het ging in het publieke debat veel meer over antiracisme, over feminisme, lhbti+-rechten, over bewuste en onbewuste vooroordelen. Deze Great Awokening had het tij mee tot ongeveer 2021, schrijft socioloog Musa al-Gharbi in zijn pas verschenen boek We Have Never Been Woke.

Voordat het woord vooral als sneer werd gebruikt, was jezelf ‘woke’ noemen een manier om je te identificeren met deze brede tegenbeweging, zegt Al-Gharbi. Hij, „een zwarte moslim in de academische wereld”, raakte als vanzelf vertrouwd met de woorden die bij de beweging horen, zoals ‘intersectionaliteit’, oftewel de samenhang tussen verschillende vormen van onderdrukking. Hij merkte hoe het in zijn academische bubbel ging over wit privilege, over #MeToo, of over mansplaining. En hij merkte dat deze termen hun weg vonden naar een groot publiek.

The Great Awokening doet volgens Al-Gharbi denken aan progressieve emancipatiebewegingen van de jaren zestig en de late jaren tachtig. ‘Woke’ was veertig jaar geleden nog ‘politieke correctheid’: aanvankelijk een term om aan te duiden dat je de ‘juiste’ opvattingen had binnen de eigen gemeenschap, maar al heel snel een begrip om de progressieve elite mee aan te vallen. De campagne van Pim Fortuyn in 2002 ging voordat hij werd vermoord vooral om zijn anti-politieke correctheid. Het ging niet langer om zeggen wat ‘correct’ is, maar om ‘zeggen wat je denkt’.

Musa al-Gharbi gelooft in de kernideeën van The Great Awokening: streven naar sociale rechtvaardigheid, jezelf bewust zijn van vooroordelen en van maatschappelijke structuren die emancipatie in de weg staan. Maar hij is vooral ook heel kritisch. Ten eerste werd de beweging volgens hem gekaapt door de meest vooraanstaande culturele elite (denk aan kunstenaars, journalisten, wetenschappers, mensen in de tech-wereld). Hij noemt deze klasse de ‘symbolische kapitalisten’, op zijn website heeft hij een stockphoto gezet die precies zijn punt illustreert: een breed lachende witte man in een pak met een bord in de hand, zonder tekst. „Deze klasse nam de taal en de begrippen over van actiegroepen, zonder te begrijpen dat zij zelf deel zijn van het probleem. Zij gebruikten ‘woke’ voor hun eigenbelang: hun status, hun carrière, of omdat ze zich goed wilden voelen over zichzelf.” Deze elite wil twee tegenstrijdige dingen, betoogt hij: maatschappelijke gelijkwaardigheid én de elite in stand houden. Die belangen botsen, uiteraard.

Dekolonisatie

Al-Gharbi is ook kritisch over de polemische manier waarop de beweging haar doelen probeerde te bereiken. „Kijk naar de hervorming van de politie in de VS. Er was een consensus gegroeid, ook onder conservatieven en in de politie zelf, dat het systeem rechtvaardiger moest worden. Er kwam in 2018, onder president Trump, een wet die het gevangenissysteem moest hervormen. Wat niet hielp, was dat de ‘symbolische kapitalisten’, vaak vanuit invloedrijke posities, begonnen te praten over het sluiten van gevangenissen of om minder of zelfs helemaal geen geld te geven aan de politie. De consensus over dit onderwerp erodeerde, het werd weer politiek beladen.”

Vooral op universiteiten en in de journalistiek werd de strijd uitgevochten, zegt Al-Gharbi. Activisten eisten dekolonisatie van de academische wereld, meer aandacht voor diversiteit, en soms ook het weren van rechtse stemmen. Anderen noemden dat weer ‘cancelen’, en eisten spreektijd voor critici van ‘woke’. „Het is niet raar dat de universiteiten het middelpunt van de strijd werden”, zegt hij. „Zij zijn de poortwachters van een maatschappij die draait om kennis en expertise. De vraag is altijd: wie bepaalt welke stemmen gehoord worden en invloedrijk zijn? Dat is de rol van de universiteit.”

Anti-woke werd langzamerhand sterker dan ‘woke’ zelf, bijvoorbeeld in de politiek en media. „Zoals Fox News ontstond als reactie op de periode van politieke correctheid, zo wonnen radicaal-rechtse platformen de afgelopen jaren ook aan populariteit. Donald Trump heeft TruthSocial opgericht. Elon Musk heeft het voormalige Twitter overgenomen. Er is een alternatieve kennisinfrastructuur ontstaan, die het wantrouwen tegen instituties blijft verspreiden. Dat houdt ze in leven. In die zin is het langetermijneffect van ‘woke’ eerder negatief dan positief.”

Donald Trump was in 2016 het belangrijkste product van die tegenbeweging, zegt Al-Gharbi. „Zijn racisme, seksisme, of grappen over een veteraan of iemand met een handicap kwetsten ook een groot deel van zijn eigen kiezers. Toch hadden die er respect voor dat hij opstond tegen de cultuur van politieke correctheid. Ze hadden het gevoel dat ze er niet bij hoorden, dingen niet mochten zeggen. Dat gevoel was sterker dan hun afkeer van Trump.”

Nu merkt Al-Gharbi dat ook de wetenschap draait, net als de techsector. „Ik proef bij collega’s vaak een ‘ochtend na de revolutie’-sfeer. Dan zeggen ze dat ze altijd al kritisch waren over de verplichtingen die ze voelden over taalgebruik of diversiteit, maar dat ze het niet durfden te uiten. Net als Mark Zuckerberg doen ze alsof ze nooit deel uitmaakten van de beweging waartegen ze zich nu afzetten.”

Zelfcensuur

Ook in de Nederlandse politiek zit de energie in het anti-wokekamp. Geert Wilders (PVV), leider van de grootste partij, schreef vorige week nog op X: „No more woke madness or indoctrination.” Zijn fractiegenoot Martine van der Velde zei vorig jaar in de Tweede Kamer: „Of het nu is op het gebied van emancipatie, van media en cultuur, van onderwijs of van welke portefeuille dan ook, de PVV zal er in de komende kabinetsperiode alles aan doen om Nederland na decennia van ideologische gekte eindelijk weer te helpen normaliseren.”

VVD-leider Dilan Yesilgöz noemde in de HJ Schoolezing van 2022, toen nog als minister van Justitie, „het wokisme” één van twee voorbeelden van „bewegingen die de rechtsstaat bedreigen”. (Het tweede voorbeeld was het radicale anti-overheidsdenken bij onder meer FVD.) Yesilgöz had het over mensen „die vinden dat zij mogen bepalen [..] wat deugt en niet deugt. [..] Die onder het mom van inclusie alleen maar bezig zijn met uitsluiten. Met het cancelen van alles wat hun niet aanstaat.”

Anti-woke zijn verenigt de vier partijen van de coalitie van het kabinet-Schoof

Nu zegt Dilan Yesilgöz: „Het is er sinds die toespraak niet beter op geworden, integendeel. Het cancelen gaat maar door. Zoals de Joods-Israëlische comedian in Amsterdam [van wie eerder deze maand optredens werden afgelast], of de sfeer op de UvA en andere universiteiten, waar je ongeveer langs een ballotage moet om te zien of je wel of niet deugt.” Ander voorbeeld, volgens haar: de commotie over de aangenomen motie van haar fractiegenoot Bente Becker, die opriep „om gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden”. De motie haalde een meerderheid, maar na veel ophef trokken CDA, SP en ChristenUnie hun steun aan deze „racistische” motie (zo zei D66) in.

Yesilgöz: „Er was eerst niets aan de hand, het debat verliep rustig, maar er kwam daarna opeens een heel deugcircus op gang. Andere fracties lieten zich onder druk zetten en flikkerden een collega voor de bus door te zeggen dat de motie racistisch was bedoeld. Ik werd er misselijk van.”

Anti-woke zijn verenigt de vier partijen van de coalitie van het kabinet-Schoof, naast PVV en VVD ook NSC en BBB. Anders dan in de Verenigde Staten gaat het ont-woken niet direct. Zelden wordt er een motie tégen woke ingediend. Uitzondering was JA21-fractievoorzitter Joost Eerdmans, die vorig jaar een motie indiende „voor het instellen van een Nationaal Coördinator Wokebestrijding”. Alleen PVV en FVD stemden mee.

Meestal werkt het implicieter. Zo verkocht de PVV de aangekondigde bezuinigingen in het hoger onderwijs als een manier om „de activistische woke-cultuur” op universiteiten aan te pakken. Maar beleid om ‘wokisme’ aan te pakken, zoals Trump deed, is in Nederland niet nodig, zegt Dilan Yesilgöz. „Het gaat veel meer om een houding, om terugduwen. Je hebt geen beleid nodig, maar ballen.”

Marginaal verschijnsel

Politiek gezien is ‘woke’ in Nederland „een marginaal verschijnsel”, zegt socioloog en politicoloog Merijn Oudenampsen (UvA), behalve een partij als BIJ1, die niet meer in de Tweede Kamer zit. „Op links proberen ze identiteitspolitiek zo veel mogelijk te vermijden. De discussie over Zwarte Piet werd vooral gevoerd op sociale media en opiniepagina’s. GroenLinks en PvdA hielden zich er heel lang buiten. Ze zagen het als een cadeautje voor rechts, omdat een meerderheid van de bevolking er anders over dacht.”

Het geluid van de critici van ‘woke’ is veel krachtiger dan dat van de ‘woke’-beweging zélf

Het geluid van de critici van ‘woke’ is veel krachtiger dan dat van de ‘woke’-beweging zélf, zegt Oudenampsen. „De kracht is de vaagheid van het begrip. Het is een soort spectrum, waarop iedereen zijn eigen ongenoegens kan projecteren.” Zo kan de één zich opwinden over „de gekkigheid rond genderneutrale toiletten”, en heeft de ander gewoon een hekel aan alles wat afwijkt van veronderstelde normen. Musa al-Gharbi zegt: „De anti-wokebeweging lijkt nog het meest op wat ze het hardst aanvalt. Ze spreken vaak in termen van existentiële strijd, over het enorme historische belang van hun missie. Terwijl het grote gevaar waar ze voor waarschuwen er in de praktijk helemaal niet is.”


VVD wil PVV wind uit de zeilen nemen door in te zetten op werk in plaats van migratie

Op het scherm achter VVD-partijleider Dilan Yesilgöz kneedt een bakker deeg. Een schilder leegt een verfblik in een rollerbak. Daarnaast is een timmerman met een accuboor in de weer. Voor deze mensen komen wij op, wil de VVD woensdagochtend uitstralen in een strak georganiseerde presentatie in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. De partij lijkt hiermee de aandacht te willen verleggen van migratie naar economie. Specifieker: de VVD wil het hebben over de „hardwerkende Nederlander”, die volgens de partij wordt achtergesteld door het kabinet. Werkenden moeten er altijd meer op vooruitgaan dan mensen met een uitkering, wil de VVD vastleggen in een nieuwe koopkrachtwet.

Wie de „hardwerkende Nederlander” precies is, wil Yesilgöz niet benoemen. Het is een kwestie van „mentaliteit, dat kan ik niet vaak genoeg zeggen”, verkondigt ze, dus ook „mensen die hard gewerkt hebben” of die „hard zouden willen werken” maar door ziekte thuis zitten. Zo proberen de liberalen een brede groep kiezers aan te spreken. En zetten ze zich in aanloop naar de onderhandelingen over de Voorjaarsnota, een herziening van de begroting over 2025 en een eerste voorzet voor de begroting van 2026, af tegen de coalitiepartners. PVV en NSC hebben juist campagne gevoerd voor mensen met een uitkering.

Inflatie

De VVD wijst erop dat in het coalitieakkoord is vastgelegd dat „werken moet lonen”, maar ziet dat te weinig terug in het eigen kabinetsbeleid. De ‘agenda voor werkend Nederland’ die het kabinet eerder presenteerde bestaat volgens Yesilgöz uit oude plannen waar „een nietje” doorheen is geslagen. De liberalen willen daarom dat het kabinet dit jaar nog bezuinigt op de uitkeringen (400 miljoen euro) en ontwikkelingssamenwerking (600 miljoen euro) bovenop de bestaande begrotingsplannen. Daarmee moet de kinderopvang voor werkenden goedkoper gemaakt worden, en de energiebelasting voor huishoudens verlaagd.

De VVD wil op uitkeringen bezuinigen door die de komende twee jaar niet meer te koppelen aan het minimumloon, maar aan de inflatie. Dat zou in de praktijk betekenen dat mensen met een uitkering er minder op vooruit gaan. Hiervan uitgezonderd zijn de AOW- en de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, zei de partij tijdens de presentatie.

Naast een wet waarin de VVD wil vastleggen dat werkenden er altijd meer op vooruit moeten gaan dan uitkeringsgerechtigden, stelt de partij een inflatiewet voor. Daarin moet worden vastgelegd dat bij tijden van hoge inflatie, de overheid moet bezuinigen. Overheidsuitgaven jagen de inflatie namelijk aan. VVD-minister van Financiën Eelco Heinen wil al langer bezuinigen om de inflatie te drukken.

Afgestofte campagne

De timing van de VVD, een dik half jaar na de presentatie van het hoofdlijnenakkoord, is opmerkelijk. Toen het akkoord werd gepresenteerd, had de VVD haar wensen al kunnen vastleggen in regeringsplannen. Nu moet daar opnieuw over onderhandeld worden terwijl de onderlinge verhoudingen in de coalitie slecht zijn. Voor de VVD zijn deze ideeën inzet in de onderhandelingen over de Voorjaarsnota, zegt Yesilgöz.

Volgens Yesilgöz staat de partij „alleen” en lukt het daardoor niet goed genoeg om voor de middenklasse op te komen. „De komende maanden en jaren is dit waar de VVD op gaat inzetten”, zei partijleider Yesilgöz.

De VVD stoft met deze koers een oude campagne af. Het is niet voor het eerst dat de VVD zegt op te willen komen voor de „hardwerkende Nederlander”. In het verleden heeft de partij met zo’n boodschap veel kiezers weten aan te spreken.

Door de nadruk te leggen op economische thema’s, hoopt de VVD de PVV de pas af te snijden. De afgelopen tijd werd het Haagse debat – mede door de VVD zelf – gedomineerd door de thema’s migratie en integratie. De PVV staat onverminderd hoog in de peilingen, mede vanwege die nadruk. Dat moet afgelopen zijn, klinkt het achter de schermen bij de VVD.

Lees ook

Op het VVD-congres worden de critici vakkundig doodgeknuffeld

De VVD is als een familie, zei partijleider Dilan Yesilgöz zaterdag bij het partijcongres in de Brabanthallen in Den Bosch. En zoals in elke familie, is er  enige spanning  tussen de leden.


Pensioenfondsen in paniek na NSC-voorstel: waar zijn ze bang voor?

Joanne Kellermann vindt het onbegrijpelijk. Al jaren bereidt de voorzitter van Pensioenfonds Zorg en Welzijn zich voor op de nieuwe pensioenregels. Honderden ict’ers zijn de nieuwe systemen aan het bouwen. Er is al eindeloos overlegd met toezichthouders, „op een detailniveau waar je geen weet van hebt”. Begin volgend jaar wil het fonds overstappen. En nu zou al dat werk misschien opnieuw moeten?

In de pensioensector heerst onbegrip, frustratie en verbijstering over een poging van coalitiepartijen NSC en BBB om de nieuwe pensioenwet, die in juli 2023 is ingegaan, op een belangrijk punt te veranderen. De nieuwe regels mogen niet zomaar gelden voor ál het pensioengeld dat mensen de afgelopen decennia hebben opgebouwd, vinden zij.

NSC en BBB stellen voor dat pensioenfondsen een referendum moeten houden onder alle werknemers en gepensioneerden. Alleen als minstens 30 procent van hen komt stemmen én meer dan de helft het eens is met de overgang, mag het oude pensioengeld onder de nieuwe regels gaan vallen. Anders gelden de nieuwe regels alleen voor de nieuwe pensioenpremies.

Het lijkt onvermijdelijk dat minister Van Hijum iemand teleur moet stellen: ambtenaren of zijn partijleider

Dat is niet te doen, zeggen pensioenbestuurders. Het meeverhuizen van het oude pensioengeld vinden zij noodzakelijk. En om nú nog de regels te veranderen, zeggen zij, is echt te laat. „Het is een mokerslag als dit doorgaat”, zegt voorzitter Eric Uijen van PME, het pensioenfonds van de technologische industrie. Hij vreest „één grote chaos”. Op het ministerie van Sociale Zaken leven soortgelijke zorgen.

NSC-Kamerleden Pieter Omtzigt en Agnes Joseph, de initiatiefnemers, vinden de kritiek overdreven. Het is veel erger, zeggen zij, om 1.600 miljard euro pensioengeld van werknemers en gepensioneerden te verhuizen naar een nieuw regime zónder dat zij daar zelf over mogen stemmen.

Veel zal afhangen van hoe hun partijgenoot Eddy van Hijum, de minister van Sociale Zaken, zich opstelt. Van zijn ambtenaren en de sector hoort hij over de gevaren van dit plan. Tegelijk weet hij hoelang Omtzigt al probeert om referenda in de wet te krijgen. Van Hijum zegt nog te werken aan een reactie. Het lijkt onvermijdelijk dat hij of ambtenaren, of zijn partijleider teleur moet stellen.

Pensioenfondsen vrezen wijzigingsvoorstellen al sinds PVV, NSC en BBB in coalitie zitten: zij stemden allemaal tegen de nieuwe pensioenwet. Een jaar geleden kwamen pensioenfondsen al langs bij de toen formerende partijen met een dringend verzoek: voer geen grote wijzigingen door. De sector had „rust en ruimte” nodig.

Maar vooral NSC vindt wijzigingen hard nodig. De partij erkent dat de pensioenen hoger kunnen worden onder de nieuwe regels, maar benadrukt dat daar meer onzekerheid tegenover staat. Er komen persoonlijke pensioenpotjes, waarin het geld dat werknemers nú hebben opgebouwd centraal staat. Beloftes over de toekomstige uitkering verdwijnen. Daardoor mogen pensioenfondsen kleinere financiële reserves aanhouden. Door die kleinere reserves worden beleggingswinsten sneller zichtbaar, maar verliezen ook. Het pensioen kan dus meer gaan schommelen.

Als je zo’n ingrijpende verandering niet voorlegt aan mensen zelf, verwacht NSC dat mensen massaal naar de rechter stappen, omdat ze vinden dat hun oude pensioengeld niet onzekerder mag worden.

De eerste drie pensioenfondsen zijn begin dit jaar al overgegaan. Hen raakt het NSC-voorstel niet meer. De meeste fondsen willen de komende twee jaar overstappen. Maar als dit plan wordt aangenomen, is dat niet haalbaar, vrezen bestuurders. Want bij een tegenstem moeten ze het oude én nieuwe pensioensysteem blijven uitvoeren. „Wij hebben ons helemaal niet voorbereid op twee systemen”, zegt Zorg en Welzijn-voorzitter Kellermann.

‘Onbehoorlijk bestuur’

Met dit plan probeert NSC-leider Pieter Omtzigt te regelen wat hem bij de wetsbehandeling in 2022 niet lukte als partijloos Tweede Kamerlid. Ook toen stelde hij referenda voor. Bij ieder fonds zou 60 procent van de werknemers én 60 procent van de gepensioneerden moeten instemmen met het overzetten van het oude pensioengeld. Dat plan werd weggestemd.

Dat Omtzigt het anderhalf jaar na invoering van de wet opnieuw probeert, noemt Patrick Fey, vicevoorzitter en pensioenonderhandelaar van vakbond CNV, „een schoolvoorbeeld van onbehoorlijk bestuur”. Het was de afgelopen dagen een veelgehoorde kritiek van pensioenbestuurders op NSC: is dit de partij die ‘goed bestuur’ tot speerpunt had gemaakt?

„Op een gegeven moment moet je kunnen varen op de afspraken die je hebt gemaakt”, zegt Kellermann. In 2020 spraken vakbonden en werkgevers al met Rutte III af om het oude pensioengeld in principe mee te verhuizen. In de Tweede Kamer is ruim honderd uur over de wet vergaderd. „Dit is niet in een achterkamertje in elkaar getimmerd, maar hier is jarenlang door sociale partners, de sector, het ministerie, en toezichthouders aan gewerkt.”

Een opkomst van 30 procent halen is „onmogelijk”, denkt PME-voorzitter Eric Uijen, „welke campagne je er ook tegenaan gooit”. Hij zou zo’n 200.000 werknemers en gepensioneerden moeten optrommelen. Maar mensen zijn nauwelijks bezig met pensioen, ziet PME. Op hun enquêtes over beleggingsbeleid reageert slechts 7 tot 13 procent.

Bij een referendum zouden oudere werknemers en gepensioneerden weleens in het voordeel kunnen zijn. Door de vergrijzing vormen zij een grote groep, én zij zijn over het algemeen meer bezig met hun pensioen dan jongeren. Nu staat in de wet dat werkgevers en vakbonden de belangen van alle verschillende leeftijdsgroepen tegen elkaar af moeten wegen.

En hoe eerlijk is het, vraagt Uijen, als de meeste mensen voor een volledige overstap stemmen, maar het pensioenfonds tóch niet volledig mag overstappen, omdat de opkomst van 30 procent niet gehaald wordt? „Dan gaan de voorstanders zeggen: wat gebeurt mij nou?” Dat kan ook tot rechtszaken leiden, zegt hij.

Als alleen het nieuwe pensioengeld onder de nieuwe regels gaat vallen, wordt het allemaal veel duurder, zegt de sector.

Allereerst voor werkgevers en werknemers. Onder de nieuwe regels verdwijnt een subsidie van jonge naar oude werknemers. Veertigers en vijftigers moeten gecompenseerd worden, omdat zij die subsidie vroeger wel betaald hebben, maar onder de nieuwe regels niet meer terugkrijgen. Het idee is dat deze compensatie betaald wordt vanuit de grote financiële reserves die pensioenfondsen nu nog nodig hebben, maar onder de nieuwe regels niet meer.

Maar als het tot nu toe gespaarde pensioengeld onder de oude regels blijft vallen, moeten pensioenfondsen die grote reserves behouden, en moet de compensatie op een andere manier betaald worden. Dan zijn al snel hogere pensioenpremies nodig. Dat gaat ten koste van de lonen van werknemers en winsten van bedrijven.

Ook pensioenfondsen verwachten hogere kosten. Zij hebben nieuwe ict-systemen gebouwd. Maar als voor het huidige geld de oude regels blijven gelden, moeten ze óók hun oude ict-systeem nog minstens vijftig jaar in de lucht houden. Als alle fondsen dat moeten doen, lopen de totale kosten al snel op tot 18 miljard euro, becijferde adviesbureau PwC vorig jaar. Ook dat moeten werkgevers en werknemers via hogere premies betalen.

Pensioen wordt vooral veel ingewikkelder, zeggen de fondsen, als een werknemer straks bij één pensioenfonds twee soorten pensioen heeft. Een toegezegde uitkering onder de oude regels én een persoonlijk potje onder de nieuwe regels.

Je kunt dan de situatie krijgen dat een werknemer zijn nieuwe pensioenpotje dankzij beurswinsten meer waard ziet worden. Maar tegelijk zijn ‘oude’ pensioentoezegging verlaagd ziet worden, omdat het pensioenfonds volgens de oude regels grotere financiële reserves nodig heeft. „Hoe moeten we dat gaan uitleggen?” vraagt Zorg en Welzijn-voorzitter Kellermann zich af. „En als mensen het nieuwe systeem dan toch beter vinden, mogen ze dan nog een keer kiezen?”

De kans dat de Tweede Kamer instemt met het NSC-plan lijkt groot. De partijen die in 2022 het voorstel van Omtzigt steunden hebben nu een meerderheid.

Toch is het nog niet zeker. De kabinetsreactie waar Van Hijum aan werkt, kan nog grote invloed hebben. Op verzoek van VVD-Kamerlid Thierry Aartsen moet de minister ingaan op juridische, praktische én financiële gevolgen van dit voorstel.

Het politieke venijn

In die financiële gevolgen zit het politieke venijn. Als minder pensioenfondsen volledig overstappen, kan dat de staat al snel honderden miljoenen euro’s kosten, schreef pensioenminister Carola Schouten (ChristenUnie) vorig jaar, kort voor haar vertrek, aan de Tweede Kamer.

Werkgevers moeten dan meer pensioenpremie reserveren voor het compenseren van veertigers en vijftigers. En omdat over pensioenpremies geen belasting betaald wordt, en over lonen en winsten wel, komt er minder geld in de schatkist.

Daarnaast komt het geld dat Nederland moet krijgen uit het Europese coronaherstelfonds in gevaar, schreef Schouten. Den Haag heeft in ruil voor dit geld hervormingen beloofd, onder meer van de pensioenen. Ook dit gaat om honderden miljoenen tot enkele miljarden euro’s.

De dreiging van financiële tegenvallers kan de coalitie onder druk zetten. Er is nu al onenigheid over geld. Nóg een tegenvaller zou dat politieke probleem vergroten.

Stemt de Tweede Kamer voor de referenda? Dan is er een aanzienlijke kans dat de Eerste Kamer ze probeert tegen te houden. Daar hebben de partijen die de pensioenwet steunden wel een meerderheid.

Wat het lastig maakt voor de Eerste Kamer: het NSC-plan is geen apart wetsvoorstel. Het is een voorgestelde aanpassing bij een onomstreden wetsvoorstel van minister Van Hijum. Dat regelt dat pensioenfondsen een jaar langer, tot januari 2028, mogen overstappen op de nieuwe regels.

De Eerste Kamer kan de NSC-aanpassing niet zelf uit de wet halen. Wel kan de senaat weigeren voor het wetsvoorstel te stemmen zolang de referenda erin staan.

In de Tweede Kamer kregen voorstanders van de huidige pensioenwet alvast voor elkaar dat het debat hierover wordt uitgesteld. Dat zou komende week al plaatsvinden. Op initiatief van D66 is nu eerst advies gevraagd aan de Raad van State. Het debat is begin maart gepland.

De pensioensector blijft voorlopig in onzekerheid. Het is een kwestie van lobbyen, afwachten en „hopen dat in Den Haag de redelijkheid zegeviert”, zegt PME-voorzitter Uijen.


Kabinet komt over twee maanden met brede aanpak voor het stikstofprobleem

Het kabinet wil over twee maanden met een concrete stikstofaanpak komen om kwetsbare natuur te herstellen en Nederland „van het slot” te halen. De Ministeriële Commissie Economie & Natuurherstel, die vrijdag formeel is ingesteld, wil daarbij ook „perspectief” bieden aan getroffen sectoren, zoals de landbouw, industrie, defensie, woningbouw en luchthavens.

Dat hebben premier Dick Schoof en landbouwminister Femke Wiersma (BBB) vrijdag bekendgemaakt na afloop van de ministerraad. De commissie onder leiding van premier Schoof bestaat verder uit elf ministers en staatssecretarissen, van Ruimtelijke Ordening tot Klimaat en van Defensie tot Financiën.

De commissie is ingesteld naar aanleiding van de nieuwe uitspraak van de Raad van State van december, die het verrekenen van stikstofuitstoot binnen reeds verleende vergunningen heeft geblokkeerd. Deze week kwam daar een uitspraak van de rechtbank in Den Haag bij in een zaak die Greenpeace had aangespannen, die de staat verplicht het wettelijke stikstofdoel van 2030 te halen.

Breed

„Dit is een urgent probleem. Dat betekent dat we echt met man en macht aan dit voorstel moeten gaan werken”, zei premier Schoof vrijdag op de wekelijkse persconferentie. De brede samenstelling van de commissie zegt daarbij iets over de brede maatschappelijke „effecten” die het kabinet verwacht van de gerechtelijke uitspraken, zei de premier.

De commissie, die dinsdag bijeenkomt, wil ten eerste de juridische mogelijkheden voor vergunningverlening aan bedrijven of projecten met stikstof verkennen.

Premier Schoof zei dat de commissie ook overweegt in beroep te gaan tegen de Greenpeace-uitspraak

Verder wil de commissie „zo snel mogelijk” komen met een pakket aan maatregelen om de stikstofuitstoot te verminderen, en kwetsbare natuur te herstellen en verbeteren, zei minister Wiersma. „Het kan van alles zijn”, zei ze, zoals een schonere bedrijfsvoering door boeren zelf, of technische innovaties. Gedwongen onteigening van boeren sluit Wiersma, zoals bekend, uit. „Het is een persoonlijk taboe voor mij.”

De commissie gaat analyseren wat de gevolgen zijn van de uitspraak van de Raad van State van december. De verwachting is dat een onbekend, maar groot aantal bedrijven dat tussen 2020 en 2025 heeft verrekend met stikstof, alsnog een nieuwe vergunning daarvoor nodig heeft. Dat kan een probleem zijn, omdat er nauwelijks ‘stikstofruimte’ is om nieuwe natuurvergunningen te verlenen.

Lees ook

Juristen zien grote betekenis in stikstofuitspraak. Verandering van wetten, zoals BBB wil, ‘heeft weinig zin’

Blijdschap bij directeur Andy Palmen van Greenpeace Nederland en advocaat Bondine Kloostra na de uitspraak van de rechtbank in Den Haag.

Keijzer

Premier Schoof zei dat de commissie ook zal overwegen in beroep te gaan tegen de Greenpeace-uitspraak. Dat is „geen uitgemaakte zaak”, zei hij. De rechtbank Den Haag heeft de staat bevolen om de helft van de kwetsbare natuur binnen vijf jaar voldoende te herstellen, met een dwangsom van 10 miljoen euro.

Ten slotte wil de commissie in Brussel bekijken wat de mogelijkheden zijn qua Europese wetgeving. In het Hoofdlijnenakkoord spraken coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB al af „alles op alles” te zetten om Europese richtlijnen „zo aan te passen dat ze werkbaar zijn en het verdienmodel ondersteunen” van bedrijven.

BBB-minister Mona Keijzer is recent in Brussel geweest. Zij zegt zelf ruimte voor aanpassingen te zien, zonder daarbij concreet te worden. „Volgens mij is er wil in Europa om ervoor te zorgen dat wonen, werken en wegen weer een plek krijgen naast natuur, zoals dat ook zou moeten zijn. Ik denk dat de tijd rijp is.”

Onverstandig?

Premier Schoof wilde vrijdag niet ingaan op een persvraag of het achteraf onverstandig was geweest om het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) van Rutte-IV te schrappen. Voor dit programma om de doelen voor natuur, stikstof, klimaat en water te halen, wilde het vorige kabinet 24 miljard euro tot 2035 uittrekken. Dit kabinet heeft het geld voor landbouw en natuur teruggebracht naar zo’n 5 miljard euro, plus 500 miljoen euro per jaar voor agrarisch natuurbeheer door boeren. De rechtbank in Den Haag zei deze week dat dit kabinet „een stap terug” doet.

Het was „een bewuste keuze” van dit kabinet om het NPLG te schrappen, zei Schoof. Vervolgens heeft het kabinet voor Kerst hoofdlijnen van een nieuw stikstofbeleid geschetst. Hierin spelen technische innovatie, vrijwillige uitkoop van boeren en agrarisch natuurbeheer een grote rol. Verder werkt het kabinet aan nieuwe uitstootnormen per boerenbedrijf, in plaats van landelijke normen.

„Wij waren in verwachting dat we daarmee het bestaande probleem konden aanpakken”, zei Schoof vrijdag. „We zijn nu geconfronteerd met twee rechterlijke uitspraken. Dat betekent dat we ons opnieuw moeten beraden over onze aanpak.”

Lees ook

Juristen zien grote betekenis in stikstofuitspraak. Verandering van wetten, zoals BBB wil, ‘heeft weinig zin’

Blijdschap bij directeur Andy Palmen van Greenpeace Nederland en advocaat Bondine Kloostra na de uitspraak van de rechtbank in Den Haag.