Faber lacht de linkse fracties toe, maar die lachen niet terug

Om te beginnen wil minister van Asiel en Migratie Marjolein Faber dinsdag kwijt dat ze het „heel fijn” vindt om weer in de Eerste Kamer te zijn, en dat ze hier 12,5 jaar zat en „nooit weg wilde”. Ze vindt „het fijn om iedereen te zien, zonder aanzien des persoons”. De voormalige PVV-senator glimlachte bij deze opmerking amicaal de zaal rond, met name richting de links-progressieve fracties. Daar lachte men niet terug.

Faber is in de senaat om een wetsvoorstel te verdedigen dat het makkelijker maakt zware criminelen geen permanente verblijfsvergunning toe te kennen. Ook als zij in Nederland geboren zijn of hier vanaf hun vierde leven. Bovenal is het debat een lakmoesproef voor Faber zelf, allicht de meest omstreden minister in het kabinet-Schoof. Sinds 2011 gold Faber als PVV-hardliner in de Gelderse Staten en de Eerste Kamer. Haar stijl werd gekenmerkt door persoonlijke aanvallen, racisme en complottheorieën. Als er één groep mensen is die deze stijl van dichtbij kent, is het wel de senaat, die diende als podium én boksbal. De andere senatoren noemde zij onder meer „nepvolksvertegenwoordigers”, waarna voorzitter Jan Anthonie Bruijn haar microfoon uitdraaide. Dat deed hij vaker.

Maar dat was oppositielid-Faber en inmiddels is ze minister. Die twee hebben niks met elkaar te maken. Tenminste, zo wil Faber dat de mensen die zij eerder schoffeerde het zien. Tijdens haar hoorzitting nam ze de racistische omvolkingstheorie terug, en beloofde ze zich aan de grondwet en de fatsoensnormen te houden, en zich te gedragen „zoals een bewindspersoon zich hoort te gedragen”.

Karimi kent geen genade

In de Tweede Kamer accepteerde de linkse oppositie, onder leiding van GroenLinks-PvdA, die metamorfose niet. De partij diende bij het debat over de regeringsverklaring een motie van wantrouwen in tegen Faber. Ook in de Eerste Kamer had GroenLinks-PvdA geen genade; senator Farah Karimi kondigde bij voorbaat aan „op politiek, rechtsstatelijk en moreel niveau geen vertrouwen” te hebben in de minister, nadat zij „jaren systematisch racistisch gedachtegoed en ontmenselijkende taal” bezigde.

Lees ook

Marjolein Faber geldt zelfs binnen PVV als hardliner. Ze neemt nu alsnog ‘volledig afstand’ van term omvolking in een opmerkelijk charmeoffensief

Marjolein Faber voorafgaand aan hoorzitting in de Tweede Kamer. Foto Bart Maat

Onder meer PVV, BBB en JA21 wezen erop dat de senaat slechts bedoeld is als chambre de réflexion die wetten controleert op uitvoerbaarheid, noodzaak en kwaliteit. Ook senaatsvoorzitter Jan Anthonie Bruijn (VVD) sloot zich daarbij aan, en verzocht Karimi een deel van haar betoog te schrappen. Die reageerde: „Ik begrijp niet waarom ik hier monddood word gemaakt.”

Karimi bleek de enige die de frontale aanval koos, de rest van de oppositie richtte zich op de inhoud van de wet. Faber gaf consistent bondige antwoorden, en vloog dan ook razendsnel door de vragen van de senatoren heen. De oppositie bleef ontevreden achter. Met name de haalbaarheid van het uitzetten van criminele vluchtelingen baarde de oppositie zorgen – in het verleden bleven veel van hen in Nederland en onder de radar.

PvdD-senator Niko Koffeman (PvdD) vroeg de minister hoe zij het uitzetten zal bewerkstelligen. Faber benadrukte wel dat er een „nieuwe politieke werkelijkheid” is en dat de kiezer een „rechtsere lijn, een strengere lijn” wil. Inhoudelijk bleef de vraag onbeantwoord.

Koffeman vroeg Faber ook wat eerdere asielbewindspersonen volgens haar verkeerd deden. Faber: „Wat voorgangers verkeerd hebben gedaan, daar heb ik genoeg over gezegd in de oppositie”. Ditmaal lacht de Eerste Kamer wel mee, zij het wat schamper.


Wat is terechtgekomen van het ambitieuze klimaatbeleid van Rutte IV?

Ambitieus klimaatbeleid, dat wilde Rutte IV vanaf de start voeren. De doelstellingen moesten scherper, het tempo omhoog. In 2030 moest Nederland niet 49 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990, maar 55 procent – en streven naar 60 procent. De kans dat dit laatste doel gehaald zou worden, achtte het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) destijds „uiterst klein”. Het kabinet zocht al de grenzen op van het haalbare.

De belichaming van al die ambities was klimaatminister Rob Jetten. Hij had de taak om met snel en vooruitstrevend klimaatbeleid te komen, zonder handrem erop. Wat is er van al die ambities terechtgekomen? Waar staat de klimaattransitie inmiddels? En wat blijft er over van de erfenis van Rutte IV nu een radicaal-rechts kabinet aantreedt, met twee partijen die het liefst op de rem trappen als het om klimaat gaat?

Veel visie, weinig concrete wetgeving

Jetten is een „razende Roeland”, zegt Urgenda-directeur Marjan Minnesma. Met name achter de schermen was zijn rol groot, zegt Minnesma. Hij wist nieuwe netwerken te creëren. „Jetten vroeg mensen uit het veld om mee te denken en zette ze bij elkaar. Dan was er opeens toch iets mogelijk waar eerst niks kon.”

Hij kreeg de ambitieuzere Klimaatwet, en het bijbehorende Klimaatfonds van 35 miljard euro, door de Kamer. Hij kwam met een visie over hoe het Nederlandse energiesysteem er in 2050 uit moet zien en legde deze vast in de onlangs aangenomen energiewet. Hij verdubbelde het geplande aantal windmolens op zee en begon een werkgroep voor kernenergie.

Minnesma is met name onder de indruk van hoe Jetten omging met het vastgelopen stroomnet. Jetten stuurde erop aan dat netwerkbedrijven meer gingen investeren, zegt ze. Ook kwam hij met ‘onorthodoxe maatregelen’ om ‘flexibeler’ gebruik van het stroomnet te stimuleren.

Jetten wist de hogere ambities, zoals het 55-procentsdoel, te verankeren in de wet, zegt Jaco Stremler, hoofd klimaat bij het PBL. „Ook volgende kabinetten zijn hieraan gebonden. Wilders zei tijdens het debat over het hoofdlijnenakkoord dat hij nu ook zijn handtekening onder deze ‘gekkigheid’ heeft gezet. Dat is een politieke prestatie.”

Maar hij had nog véél meer kunnen doen, zegt Frans Rooijers, directeur bij het klimaatadviesbureau CE Delft. „Het is Jetten niet gelukt al zijn plannen te vertalen naar hard beleid.” Voornemens, visies of ambities die niet vastgelegd zijn in wetgeving, kunnen immers opzijgeschoven worden door opvolgers. „Hij heeft ervoor gekozen een aantal lijnen uit te zetten, maar niet in de korte tijd veel wetten door te voeren.”

Daardoor ontbreken de richtlijnen die het bedrijfsleven nodig heeft om te investeren, zegt Rooijers. „De markt verandert pas als je er je nieuwe regels oplegt.” Dat is Jetten onvoldoende gelukt, vindt hij. Als voorbeeld noemt hij dat Jettens ambitie om de elektriciteitssector in 2035 CO2-vrij te maken, nog niet in de wet staat. Zodra dat zo is, weten marktpartijen waaraan ze moeten voldoen. „Dat is nodig om een businesscase te krijgen voor bijvoorbeeld een waterstofcentrale.”

Never waste a good crisis

Nog geen maand nadat Rutte IV was beëdigd, barstte de oorlog in Oekraïne los. In zijn kielzog stegen de gasprijzen in recordtempo. Klimaatbeleid veranderde plots in het regelen van voldoende, betaalbare energie. Voor zijn doortastende optreden tijdens die crisis oogste Jetten veel lof. Hij besloot de kolencentrales weer op vol vermogen te laten draaien, regelde een lng-terminal voor de import van vloeibaar gas en probeerde de effecten van de gascrisis voor huishoudens te dempen.

Een onverwacht neveneffect van de hoge gasprijzen is dat Nederland flink bespaarde op energie en in 2022 het gasverbruik daalde naar het laagste niveau in vijftig jaar. Tegelijkertijd nam het gebruik van duurzame elektriciteit een vlucht, met als gevolg dat de druk op het stroomnet rap toenam. Het overbelaste stroomnet werd dé belemmering voor de energietransitie. In verschillende regio’s kunnen bedrijven en in de nabije toekomst ook woonwijken niet worden aangesloten op elektriciteit, omdat het net op piekmomenten niet nog meer stroom kan vervoeren.

„Jetten heeft een aantal zaken een flinke zwieper willen geven, maar is vastgelopen op de harde realiteit”, zegt Gertjan Lankhorst, voormalig GasTerra-topman en nu voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW). Volgens Lankhorst had Jetten harder moeten ingrijpen bij deze ‘netcongestie’, omdat de energietransitie hierdoor vastloopt. Bijvoorbeeld door netwerkbedrijven boetes op te leggen als ze een stroomaansluiting niet op tijd leveren of de vergoeding, die zij betalen aan bedrijven die flexibel gebruik maken van het net, te verhogen.

Lees ook

De crisis op het stroomnet verergert. Wat ga je daar de komende jaren van merken?

De crisis op het stroomnet verergert. Wat ga je daar de komende jaren van merken?

Kan Jetten afgerekend worden op de grote problemen die nu op het stroomnet spelen? Volgens Lankhorst wel. „Het was bekend dat netcongestie een probleem zou worden toen dit kabinet de klimaatdoelstellingen aanscherpte. Je kunt wel veel geld uittrekken om de industrie te laten verduurzamen, maar als iets anders de boel blokkeert schiet het niet op.”

Olof van der Gaag, voorzitter van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie, kijkt er anders naar. „Netcongestie is een van de allergrootste knelpunten, maar daar zijn veel partijen door overvallen.” De energietransitie ging harder dan verwacht. Hij somt op: Nederland is „wereldkampioen” zonnepanelen per hoofd van de bevolking, een op de drie verkochte auto’s is elektrisch en vorig jaar zijn er 150.000 warmtepompen verkocht. Maar de verzwaring van het elektriciteitsnet duurt jaren.

Wel is Van der Gaag kritisch op het kabinet omdat het niet lukte om de problemen met stikstofvergunningen op te lossen. „Dat zorgde voor vertraging bij drieduizend projecten voor netverzwaring.” Het kabinet had de energietransitie prioriteit moeten geven boven andere projecten die een stikstofvergunning nodig hadden.

Subsidies, subsidies, subsidies

Rutte IV koos ervoor om verduurzaming vooral te stimuleren door subsidies uit te geven. Maar die „vrijwilligheid” heeft een groot nadeel, concludeerde PBL meteen. Het maakt de kans op het halen van de doelen kleiner, omdat het de burger niet verplicht te verduurzamen.

Eind 2022, toen bleek dat Nederland nog niet op koers was om de zelf gestelde klimaatdoelen te halen, liet Jetten een groep ambtenaren onderzoeken welke verplichtende maatregelen mogelijk waren. Maar het kabinet deinsde daar toch voor terug. Het uiteindelijke compromis toonde de aarzeling in een deel van het kabinet (VVD, CDA) om Nederlanders klimaatverplichtingen op te leggen.

De burger werd ontzien – extra verplichtingen voor hen, zoals rekeningrijden, een vliegtaks of een verbod op nieuwe brandstofauto’s vanaf 2025, bleven uit. Wel koos het kabinet ervoor geld uit te trekken voor elektrische auto’s, warmtepompen en het isoleren van huizen. Hogere lasten kwamen met name bij het bedrijfsleven te liggen, zoals uitstootregels voor beroepsverkeer en een verplichting voor commerciële verhuurders om in 2030 een kwart van hun woningen te hebben verduurzaamd.

Die keuze stuitte op kritiek uit het bedrijfsleven. Want hoe kan het kabinet verplichtingen opleggen als het zelf zaken, zoals netcongestie, niet op orde heeft? Zeker bedrijven in de industrie zagen in de hoge elektriciteitskosten en andere problemen met „randvoorwaarden”, zoals vertraging van waterstofnetwerken en problemen met stikstofvergunningen, een belangrijk tegenargument om de klimaatopgave voor Nederland niet nog verder ‘door te drukken’. Met diezelfde bedrijven hoopte het kabinet-Rutte IV zogenoemde „maatwerkafspraken” (een-op-een-verduurzamingsafspraken met het Rijk en de twintig grootste industriële vervuilers) vast te leggen.

Die maatwerkafspraken, die minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens (VVD) voor haar rekening nam, bleken een complexe taak waarbij nog weinig resultaat is geboekt. Concrete afspraken blijven uit en het vergroenen van de industrie stagneert. Adriaansens gaf als verklaring in NRC dat bedrijven en overheid tijd nodig hadden om vertrouwen op te bouwen. De industriebedrijven verwijzen juist naar de ontbrekende randvoorwaarden. Ook zou de gehele operatie vanuit het ministerie traag op gang komen.

Lees ook

Verduurzaming van de industrie stagneert, tot frustratie van alle betrokkenen

Chemiebedrijf Dow Chemical in Terneuzen.

Duidelijk is dat Adriaansens haar taak heeft onderschat. Ze schermde aan het begin van haar ministerschap met veel grotere doelen. Binnen een jaar wilde ze met zes bedrijven het eerste (nog vrijblijvende) onderdeel van de uiteindelijke maatwerkafspraak, de intentieverklaring, regelen. Het werden er drie. Nog steeds zijn de maatwerkafspraken verre van afgerond.

Toch klinkt ook in het bedrijfsleven lof voor de klimaattransitie die Rutte IV heeft doorgezet. „De onherroepelijkheid van strikt klimaatbeleid is voor onze achterban tijdens dit kabinet steviger op de kaart gekomen”, zegt Gertjan Lankhorst, bijvoorbeeld door een langeretermijnvisie voor de verduurzaming van de industrie. „Dat is een flinke pluim waard”.

Ook Heleen de Coninck, hoogleraar aan de TU Eindhoven en lid van de Wetenschappelijke Klimaatraad, zag in de periode Rutte IV een „mentaliteitsverandering” optreden bij de „gevestigde belangen”, zoals de olieraffinage. „Ze zijn gaan inzien dat ze moeten veranderen en dat het niet genoeg is om alleen maar hun CO2af te vangen [en verder op de oude voet door kunnen].”

De sterkste schouders profiteren het meeste

Dat Rutte IV tempo wilde maken met de klimaattransitie, is duidelijk. Maar over de manier waaróp klonk de laatste periode ook meer kritiek. Was klimaatbeleid te veel een „tonnenjacht” – een zoektocht om zoveel mogelijk CO2-uitstoot te verminderen tegen zo laag mogelijke kosten – geweest? In een brief aan Jetten schreef Kees Vendrik van het Nationaal Klimaat Platform vorig jaar dat dit soort klimaatbeleid ten koste kan gaan van kansen om iedereen in de samenleving mee te nemen.

Met name in een ander hoofdpijndossier van Jettens ministerschap, de warmtenetten (energie via een warmtebron), is te zien dat efficiënt beleid soms kan schuren. De goedkoopste oplossing voor de gehele maatschappij, hoeft niet ook de goedkoopste te zijn voor de individuele burger.

Om veelal oude woonwijken te verduurzamen koos Rutte IV voor warmtenetten. Maar die warmtenetten pakten voor bewoners duur uit omdat de prijs was gekoppeld aan de (toen hoge) aardgasprijs. Ook stopten warmteleveranciers met de aanleg van nieuwe warmtenetten, nadat Jetten had aangekondigd om deze in de toekomst in publieke handen te brengen. De bedrijven gaven aan dat zij op die manier te weinig grip behielden op hun investeringen.

Lees ook

Zelfs voor de zuinigste man van Nieuwegein is het warmtenet duur

De flat van George en Petra van der Laan is aangesloten op  het Purmerendse warmtenet.

Omdat het onduidelijk was wat er precies in regelgeving ging veranderen (een nieuwe wet is nog niet aangenomen door de Kamer), stapten mensen (die dat kunnen) steeds vaker over op elektrische warmtepompen om hun huis te verwarmen. Dat kan leiden tot een verdere belasting van het stroomnet en maakt warmtenetten steeds minder financieel haalbaar. Het versnellen van het warmtedossier is „niet gelukt”, concludeert Olof van der Gaag, van de NVDE. Het plan om in 2030 een half miljoen woningen te verduurzamen, raakt steeds verder uit zicht.

De warmtetransitie toont nog iets anders. De klimaatplannen pakten vaak vooral goed uit voor de groep Nederlanders die verduurzamen wel konden betalen. Warmtepompen, zonnepanelen en elektrische auto’s namen bij gefortuneerde Nederlanders een vlucht. In sociale huurwoningen, waar warmtenetten veelal terecht zouden komen, schiet de verduurzaming nog niet erg op.

„In Excel klopt dit beleid allemaal”, zegt Van der Gaag daarover. „Er zijn subsidies. Je kunt renteloos lenen om je huis te verduurzamen. Maar dat is een Excel-werkelijkheid. Ontzorgen is veel belangrijker.”

Hij sluit hiermee aan op recente kritiek over hoe de kosten van de klimaattransitie voor verschillende Nederlanders anders uitpakken. Maatregelen moeten niet alleen beoordeeld worden op hoe „doelmatig” ze zijn, maar ook op of ze „rechtvaardig” zijn. Anders kalft het draagvlak voor klimaatbeleid af, waarschuwde de Sociaal-Economische Raad.

Bovendien stijgen de kosten voor de achterblijvers (die nog niet hebben verduurzaamd) gedurende de klimaattransitie alleen maar meer. Subsidies bereiken de mensen die ze het hardst nodig hebben niet (zoals huizenbezitters met te weinig geld om te isoleren), concludeerde ook de Nationale ombudsman.

Struikelend voorwaarts

Onder leiding van Rob Jetten is Rutte IV voortvarend aan de slag gegaan met de klimaattransitie. De route naar klimaatneutraliteit kristalliseert zich steeds verder uit en Nederland elektrificeert sneller dan gedacht. De grootste overwinning van Rutte IV is wellicht dat het raamwerk van de klimaattransitie nu echt staat.

De vraag is nu of het onuitgevoerde beleid, en de erfenis, van Rutte IV wordt voortgezet door de nieuwe minister voor Klimaat en Groene Groei Sophie Hermans (VVD). Met de plannen en klimaatdoelen wil ze door, zei Hermans daarover. In de praktijk kan ze stuiten op coalitiepartijen PVV en BBB voor wie klimaatbeleid geen topprioriteit is. Bovendien heeft het nieuwe kabinet aangekondigd een aantal klimaatmaatregelen af te schaffen.

Dat is opmerkelijk, want ondanks de drukke tonnenjacht van Rutte IV, ligt Nederland al niet meer op schema om de doelen te halen. „Ik vermoed dat we tegen 2030 zijn gehalveerd in uitstoot ten opzichte van 1990. Dat is toch nog heel wat”, zegt Van der Gaag. Een jaar stilstand, een aantal onuitgevoerde (of slecht tot zijn recht gekomen) plannen en het mislukte toekomstperspectief voor de landbouw maken het 55-procentsdoel nog moeilijker. In haar hoorzitting vroeg Hermans om tijd: pas als zeker is dat de klimaatdoelen niet gehaald worden, overweegt ze nieuwe maatregelen.

Nederland struikelt vooralsnog vooruit in de klimaattransitie.


Wilders kiest voor chaos als strategie

Premier Rutte vergeleek Nederland vaak met een vaasje. „Broos, breekbaar. Heus, het kan ook kapot gaan”, stond in een advertentie die de VVD in 2018 plaatste. Twee dagen na zijn vertrek is het vaasje al op de grond gedonderd, zegt iemand uit kabinetskringen op donderdagavond vertwijfeld. In duizend scherven.

Het was niet de onervarenheid van premier Dick Schoof. Het lag niet aan X, dat van andere coalitiepartijen de schuld kreeg. Niet aan de felheid van de oppositie, waartegen Schoof niet bestand leek. Het eerste debat van de nieuwe premier met de Tweede Kamer ontaardde door de gretigheid waarmee de grootste regeringspartij, de PVV, chaos liet ontstaan.

Dat gebeurde vanuit de Kamerbankjes en vanuit Vak K, waar de kabinetsleden zaten. PVV-leider Geert Wilders ondergroef consequent het gezag van Schoof. Hij noemde een antwoord van de premier „slappe hap”, en zette die woorden ook op X. Schoof had duidelijker moeten zeggen dat PVV’ers „geen racisten” zijn, vond hij. Wilders riep „waar bemoei jij je mee” tegen Pieter Omtzigt (NSC), een coalitiepartner, die vraagtekens plaatste bij het democratisch gehalte van de PVV. Wilders had het over „een vuile, valse beschuldiging” toen een andere coalitiegenoot, VVD-leider Dilan Ye-silgöz, zei dat Wilders achter een X-bericht van zijn partijgenoot Fleur Agema zou zitten.

Vanuit Vak K deed Agema, de eerste vicepremier en minister van Volksgezondheid, haar deel. Terwijl Schoof steeds verder in het nauw werd gebracht door de linkse oppositie, stuurde zij op X een bericht dat zijn verhaal, én zijn gezag ondergroef. Schoof moest het onmogelijke uitleggen: dat het kabinet tegen discriminatie en racisme is, dat hij premier is „van alle Nederlanders, met of zonder hoofddoek”, én dat PVV-ministers die zich ook na hun installatie negatief over het dragen van de hoofddoek blijven uiten. Agema’s bericht liet precies dat zien, en weg was Schoofs verhaal over verbinding.

Foto Bart Maat

En nu? Hoe kan er beleid bedacht worden als de premier zo’n zwak mandaat heeft en de coalitiepartijen elkaar zo diep wantrouwen? Als enige concrete oplossing kwam Schoof met een X-verbod voor bewindspersonen tijdens vergaderingen. Alsof dat de kern van het probleem was.

De PVV kon deze week kiezen tussen twee opties: ze kon verantwoordelijkheid en ingetogenheid uitstralen, zoals Wilders ooit deed toen hij gedoogsteun gaf aan het eerste kabinet-Rutte (VVD en CDA) in 2010. De andere keuze was chaos – en die werd het uiteindelijk.

Dat is opmerkelijk, gelet op de ontwikkeling die radicaal-rechtse partijen in het buitenland de afgelopen jaren hebben doorgemaakt. Radicaal-rechts probeert in veel westerse landen decennia van uitsluiting achter zich te laten, en zich te laten zien als acceptabele regeringspartij.

Radicaal-rechtse partijen besturen nu in zeven Europese landen mee. Behalve Hongarije, waar Fidesz van premier Orbán sinds 2010 onafgebroken aan de macht is, neemt radicaal-rechts deel aan regeringen in Nederland, Italië, Tsjechië, Slowakije, Kroatië en Finland. In Zweden geven de Zweden Democraten gedoogsteun aan het kabinet. In Frankrijk lijkt Rassemblement National zondag de grootste te worden, na een jarenlange campagne waarin standpunten werden gematigd, of vriendelijker gebracht.

Extreme randjes

Veel van deze partijen nemen regeringsverantwoordelijkheid terwijl ze de extreme randjes van hun ideeën vijlen. Ze hebben geleerd, zegt politicoloog Léonie de Jonge (Rijksuniversiteit Groningen), hun populistische gezicht nét genoeg te behouden voor hun achterban, en tegelijk te besturen. „Het beeld was altijd: als populisten gaan regeren, dan kunnen ze dat niet, want ze zijn groot geworden als anti-establishmentbeweging. Inmiddels weten we dat ze dat wel degelijk kunnen. One foot in, one foot out, is de strategie.”

De ene voet is die van de macht, de instituties. Daar willen rechts-populistische partijen doorbreken, en uiteindelijk hun doelen bereiken. De andere voet is die van de buitenstaander, die kan blijven schoppen tegen het establishment waar de partij net deel van is gaan uitmaken.

De constructie van het kabinet-Schoof is, op papier, ideaal voor een populistische partij als de PVV, zegt De Jonge. De partijleiders blijven in de Tweede Kamer, vooral omdat Omtzigt (NSC) dat graag wilde. „Dat geeft Wilders de kans zich populistisch te gedragen en toch te regeren.”

Matthijs Rooduijn, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam, noemt het „ironisch” dat uitgerekend Omtzigt Wilders deze rol gaf. „Het idee was: meer dualisme. En een krachtige Kamer kan meer weerwoord bieden aan het kabinet. Maar nu krijgt Wilders een ideale positie op een presenteerblaadje aangereikt: hij kan vrij schieten op het kabinet. Misschien vond hij het echt jammer dat hij geen premier kon worden, maar deze rol is ideaal voor hem.”

Wilders speelt de rol die hem het beste past: vrij schieten vanuit de Kamer

Maar Wilders kiest, opvallend genoeg, niet voor de strategie van Europese geestverwanten. Hij lijkt meer te hebben gekeken naar de chaos-theorie van Steve Bannon, tot 2017 de naaste strategisch adviseur van de Amerikaanse president Donald Trump. Bannon gelooft in de politiek van de verschroeide aarde, een strijd op leven en dood. Altijd in de aanval. Ideeën kunnen niet radicaal genoeg zijn, omdat ze tegenstanders tot razernij drijven en de eigen aanhang enthousiasmeren. Chaos leidt tot onvoorspelbaarheid, en dat is een strategisch voordeel in de politiek.

Resultaten zijn hieraan ondergeschikt. Sterker nog: verliezen kan in de politiek een machtig wapen zijn. Het leidt tot boosheid bij de eigen aanhang, die gemakkelijk te richten is op tegenstanders of ingebeelde tegenstanders: rechters, Europese bureaucraten, academici, journalisten, de ‘deep state’. Juist in een goed getimede nederlaag zit politiek kapitaal.

Door zijn eigen kabinet én coalitiegenoten al in de eerste week zo hard aan te vallen, heeft Wilders voor een Nederlandse variant van de chaos-strategie gekozen. Niks one foot in, one foot out. Coalitiegenoten vallen elkaar openlijk aan, in het kabinet werd openlijk, nota bene tijdens het debat, geruzied. „Waarom”, vroeg Fleur Agema luid hoorbaar aan Schoof, toen die de oppositie toezegde te schorsen om haar laatste tweet te bestuderen.

De nederlaag die Wilders deze week organiseerde, ontstaat op de lange termijn. Hij maakt het kabinet het regeren heel lastig, en dat bedreigt het eerste echte PVV-kabinet, en het coalitieakkoord vol typische PVV-punten als minder migratie.

‘Geen kleuterklas’

Schoof had gelijk toen hij zei dat het kabinet „geen kleuterklas” is, al bevestigden zijn woorden een beeld dat de hele donderdag boven de Kamer hing. Het lag inderdaad niet aan onervarenheid, de houding van de PVV is een bewuste strategische keuze.

De vraag is of het ook een verstandige keuze is. De wetenschap laat zien dat Bannons strategie niet de meest succesvolle is. Volgens politicologen Rooduijn en De Jonge willen kiezers van radicaal-rechtse partijen uiteindelijk resultaten zien volgens recente onderzoeken. Rooduijn: „Ze zijn vaak in het begin enthousiast, maar dat kan snel wegebben als hun partij echt gaat regeren. Bijvoorbeeld omdat die dan minder krachtig het establishment aanvalt. Of omdat de eigen bewindspersonen incapabel zijn. Het zijn partijen die soms moeite hebben met besturen, en kiezers houden er niet van als ze ruziënd over straat gaan; denk aan de teloorgang van de LPF.” De partij van de (toen al vermoorde) Pim Fortuyn behaalde in 2002 vanuit het niets op 26 Kamerzetels, en ging meeregeren. Na 87 dagen ruzie viel het kabinet-Balkenende I uit elkaar.

De Jonge: „Ook radicaal-rechts zal uiteindelijk iets moeten laten zien. Hun kiezers zijn net zo kritisch als kiezers van bijvoorbeeld groene partijen, weten we uit onderzoek. Ze willen resultaten zien. Ze willen dat hun ministers goed presteren. Juist dat lijkt voor de PVV een probleem, met onervaren bewindslieden die onder vuur liggen om hun uitspraken.”

Dick Schoof zal moeten leren omgaan met een PVV die oppositie zal blijven voeren van binnenuit, als de partij haar zin niet krijgt. Het premierschap is eenzaam, zei ChristenUnie-leider Mirjam Bikker aan het einde van het tweedaagse debat. „Maar u bent niet alleen. Dat hebben velen voor u ervaren, en ik hoop dat u dat ook mag ervaren.” Ze was een van de weinigen die hem probeerde op te beuren. Schoof keek haar aan, en knikte.

Lees ook

Eerste debat Schoof krijgt karakter van ijskoude douche. ‘Slappe hap’, sneert Wilders

Premier Dick Schoof, donderdag op de tweede dag van het debat over de regeringsverklaring.


Minister die Zwarte Piet omarmt en ruziede met de NPO-baas

Wim Klever, zo gaat het familieverhaal, was veertien toen hij op Bevrijdingsdag van zijn fiets geschoten werd. „Hij rolde de dijk af en hield zich stilletjes”, zegt zijn jongste broer Arnold. „Dat was zijn redding.” Ernstig gewond was Wim niet. Arnold, een baby nog toen het gebeurde, weet dat zijn broer met een verband gauw geholpen was in het ziekenhuis in Oudewater.

De gebeurtenis van bijna tachtig jaar geleden werd actueel bij de hoorzitting in de Tweede Kamer van beoogd PVV-minister Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp), vorige maand. Ze verdedigde daar de term ‘omvolking’ als omschrijving van een „demografisch fenomeen”. Maar ze verwierp associaties met nazi-gedachtegoed.

Haar grootouders van moeders kant hadden, vertelde zij, nota bene onderduikers en haar eigen vader werd „door de SS neergeschoten en heeft zijn verwondingen ternauwernood overleefd”. Dat laatste is opvallend, want op Facebook schreef haar vader vier jaar geleden zelf dat „men kon volstaan met pleisters en een wasbeurt” in het ziekenhuis. Hij kon zelf op de fiets naar huis.

Arnold denkt er het zijne van. Voor hem is het geen verhaal voor in de politiek, „maar dat moet zij weten”. Wel staat vast dat het is gebeurd, zegt hij. Op de oprit van de woning waar hij al zijn hele leven woont vertelt hij hoe het ging. De bevrijding werd al gevierd toen vanuit Montfoort een groep SS’ers naar Oudewater trok. Onderweg dwongen ze bewoners de Nederlandse vlag weg te halen, zoals bij de Klever-boerderij. Verderop in de polder kwam het tot een vuurgevecht met leden van de verzetsalliantie Binnenlandse Strijdkrachten. En net daar fietste Wim.

Spinoza-kenner

Reinette Klever (1967) groeide op in Capelle aan den IJssel. Haar moeder was medisch analist, haar vader hoofddocent aan de Erasmus Universiteit. Mensen spreken die de nieuwe minister goed kennen blijkt lastig. Een zus wil niet praten en ook geen verzoek neerleggen bij vader Wim, een Spinoza-kenner die nog op hoge leeftijd actief is op het sociale medium X. Thuis werd NRC gelezen, maar na zestig jaar als abonnee zwoor vader Wim de krant af. „Hij is vrij eigenzinnig”, zegt Arnold Klever. „Dat merk je ook wel aan z’n dochter. Die gaat d’r eigen gang.”

De felle toon in debatten zegt veel over de gedrevenheid waarmee u uw opvatting verdedigde en het PVV-geluid liet horen

Khadija Arib
toenmalig Kamervoorzitter

Ook mensen die met haar samengewerkt hebben, willen niet praten. Collegabestuurder Arnold Karskens van omroep Ongehoord Nederland (ON) heeft nauw contact met Klever en vergezelde haar tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer. Als de verslaggever hem daar aanspreekt, reageert hij met krachttermen. Opiniemaker Rutger van den Noort, oprichter van een Nexit-denktank waar Klever zich in 2019 bij aansloot, past ervoor om „over de rug van Reinette” mee te werken aan een artikel waarvan de „gure progressieve conclusie al op voorhand geschreven is”. De Ermelose ondernemer Nienke van Herksen, plaatsgenoot van Klever en lid van de Raad van Toezicht van ON, bedankt voor het verzoek.

Als minister zal Klever geopolitieke dossiers onder zich krijgen rond bijvoorbeeld ASML, speelbal in de chipmachine-oorlog tussen VS en China. En ze gaat 2,4 miljard euro bezuinigen op ontwikkelingshulp, zoals vastgesteld in het hoofdlijnenakkoord. Donderdagavond diende GroenLinks-PvdA twee moties van wantrouwen (verworpen) in tegen Klever en collega-minister Marjolein Faber vanwege het gebruik dan wel relativering van de term ‘omvolking’, die onder meer in ON-uitzendingen voorbijkwam.

Na haar studie bedrijfseconomie klom Klever op tot regiomanager Midden- en Zuid-Amerika voor rederij NedLloyd, in Chili. Mensen uit die tijd die NRC benaderde, vinden het te lang geleden om in detail over haar te praten, maar herinneren zich een „slim” en „streberig” iemand. Vanaf 2004 beheerde ze het vermogen van haar man, die een succesvol IT-detacheringsbedrijf opzette.

Na een jaar in de allereerste PVV-senaatsfractie wordt Klever in 2012 verkozen in de Tweede Kamer, waar ze het woord voert over zorg en energie. Ook laat ze zich gelden in het zogenoemde Bulgarenfraude-debat in 2013, nadat gebleken is dat bendes duizenden euro’s aan toeslagengeld opstrijken. In een motie verzoekt ze de regering „morgen nog af te reizen naar Bulgarije” om het geld „tot en met de laatste cent terug te halen en tot die tijd geen Bulgaar meer in Nederland toe te laten”. Ook stelt ze met Lilian Helder (toen PVV, nu BBB) Kamervragen over de Nationale Ombudsman, als die zegt dat het „met fraude wel meevalt” in Nederland. Een belediging voor mensen die „wel netjes” betalen, vinden de PVV’ers.

Ook in de zorg richt ze zich op fraude en wanbetaling. Ze stelt dat de solidariteit van het zorgstelsel „onder druk staat door massa-immigratie” en wil bij de bestrijding van wanbetaling „niet voor iedereen dezelfde aanpak”. Ze stelt op basis van CBS-cijfers dat „allochtonen drie keer vaker wanbetaler zijn dan autochtonen”. Klever: „Is de cultuur bepalend? Is het misbruik of wat dan ook? Dan moet je daar naar kijken en dat aanpakken”. Ook stelde ze voor het geld voor ontwikkelingssamenwerking te gebruiken om het eigen risico in de zorg af te bouwen.

De „felle toon” van Klever in debatten „zegt veel over de gedrevenheid waarmee u uw opvatting verdedigde en het PVV-geluid liet horen”, zegt Kamervoorzitter Khadija Arib in haar afscheidswoord. In 2017 stopt Klever na de verkiezingen, om meer bij haar gezin in Ermelo te zijn. Ze heeft drie amendementen door de Kamer gekregen: een record binnen de PVV-fractie. Twee gaan over meer transparantie in de zorg.

Ongehoord Nederland

Drie jaar later voegt ze zich bij de rechts-radicale omroep Ongehoord Nederland van oprichter Arnold Karskens. Als zakelijk directeur gaat ze onder meer over personeelsbeleid en ledenwerving. Een van haar dochters werkt er ook. Klever schuift zelf als politiek duider aan in Ongehoord Nieuws. Eerder presenteert ze online video’s zoals het Zwarte Pietenjournaal. Na de toetreding in 2022 tot het omroepbestel houdt het NPO-bestuur plannen voor zo’n journaal tegen. Internationaal is weinig begrip voor deze vorm van ‘blackfacing’, maar op dienstreizen „neem ik Zwarte Piet niet mee”, zegt Klever tijdens de hoorzitting.

Veel (oud-)ON-betrokkenen reageren niet op vragen. Eén van hen, die niet met naam in NRC wil, zegt dat Klever „zichzelf in tegenstelling tot Arnold onder controle heeft en het geheel goed overziet”. Ze werkte met twee juristen aan de vele beroepsprocedures in de geschillen tussen de NPO en de aspirant-omroep. Eind december blijkt staatssecretaris Gunay Uslu (Media, D66) het NPO-bestuur niet te volgen bij het verzoek om de erkenning van ON in te trekken.

Voor hun werk krijgen de ON-bestuurders, onder wie Klever, in 2023 een vergoeding die tienduizenden euro’s hoger ligt dan het jaar ervoor. De maximering die zij zichzelf hadden opgelegd in hun beleidsplan – niet meer dan 50 procent van de balkenendenorm – blijkt vorig jaar uit de statuten gehaald, ontdekte NRC. „Hun mensen lopen op straat de klappen op”, zegt Ahmed Aarad, voormalig presentator van ON. „Krijgen die er ook zoveel bij?”

In Hilversum geldt ze als de evenwichtige bestuurder naast Karskens, maar die reputatie loopt een kras op als ze vorige zomer NPO-bestuursvoorzitter Frederieke Leeflang bij een besloten omroepbijeenkomst filmt voor een campagnespotje om leden te werven. „Een zware integriteitsschending”, stelt Leeflang in een mail waarin ze aankondigt ON te schorsen uit NPO-overleggen. Klever kaatst terug. „Ik voel mij onheus bejegend, gekleineerd, onder druk gezet en geïntimideerd”, schrijft ze aan de NPO na een kennelijk heftig gesprek met Leeflang. „Ik zal dan ook, als ik enigszins van de ergste schok ben bekomen, stappen ondernemen” en hiervan „melding doen”. Of dit is gebeurd, is onduidelijk. „Daar is verder niks over te melden”, aldus een NPO-woordvoerder.

Als parlementariër droeg Klever een speldje met de Prinsenvlag, een symbool dat omstreden is omdat de NSB deze vlag gebruikte tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Die vlag heeft voor mij een speciale betekenis”, zegt Klever in de hoorzitting. Haar familie van moeders kant vocht aan de zijde van Willem van Oranje en daar verwijst de vlag voor haar naar. Klever ziet haar ministerschap als grote verantwoordelijkheid. „En ik ben in het bijzonder vereerd om Nederland te dienen in het licht van mijn familiegeschiedenis.”


Krijgt de mantelzorger die haar vader met kanker verzorgt straks ook een ‘boete’ als ze studievertraging oploopt?

Ze combineert de zorg voor haar vader, die hersenkanker en epileptische aanvallen heeft, met een studie audiovisuele media aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Pittig, vertelt Myrthe Faaij (18) uit Driebergen-Rijsenburg, omdat die mantelzorg zich niet laat plannen: „Ineens kan ik een appje krijgen tijdens de les dat het thuis niet goed gaat.” Voorlopig hoeft eerstejaarsstudent Myrthe niet te vrezen voor een mogelijke collegegeldverhoging, want studeren gaat haar goed af. Maar dat het nieuwe kabinet studeren duurder wil maken voor langstudeerders, bezorgt haar wel stress: „Mijn vader kan plotseling achteruitgaan en ik wil niet alle druk op de schouders van mijn moeder en zus leggen.”

De nieuwe coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB wil vanaf het studiejaar 2025/2026 een maatregel van kabinet-Rutte I herinvoeren: een collegegeldverhoging voor langstudeerders, in de volksmond ook wel ‘langstudeerboete’ genoemd. Studenten die meer dan een jaar studievertraging oplopen, moeten 3.000 euro boven op hun collegegeld betalen, is het idee. De coalitie verwacht dat ze dan sneller afstuderen én denkt dat het plan 282 miljoen euro per jaar oplevert.

Momenteel betalen Nederlandse studenten ruim 2.000 euro collegegeld per jaar en legt de overheid jaarlijks tot 10.000 euro per student bij. In 2022 telde Nederland 37.000 langstudeerders, volgens het ministerie van Onderwijs. Na kritiek op het plan gaf NSC-leider Pieter Omtzigt in het debat over het coalitieakkoord aan dat hij „zorgvuldig” wil kijken of sommige studenten uitgezonderd kunnen worden van de verhoging, bijvoorbeeld degenen die een bestuursjaar doen of kampen met een langdurige ziekte. Rob Jetten (D66) opperde ook studerende topsporters en mantelzorgers uit te zonderen.

Lees ook

‘De groeten met je boete’ roepen honderden studenten in Utrecht

Honderden studenten verzamelden zich in Utrecht om te protesteren tegen de langstudeerboete.

Klasgenoten

Ook als de collegegeldverhoging níét voor mantelzorgers gaat gelden, worden daarmee niet al Myrthes zorgen weggenomen. Problematischer dan de kans op een langstudeerboete is dat ze op haar studie te weinig erkenning en begeleiding krijgt. „Als ik een les mis en klasgenoten om een update vraag, antwoorden ze soms: had je maar bij de les moeten zijn.” En toen Myrthe bij een docent aanklopte voor hulp, kreeg ze de vraag of ze voorgetrokken wilde worden. „Sommige studenten en docenten weten niet hoe intensief mantelzorg kan zijn en denken dat ik een luie leerling ben”, zegt ze.

Volgens koepelorganisatie MantelzorgNL moeten mbo’s, hbo’s en universiteiten momenteel „allemaal zelf het wiel uitvinden”, omdat landelijk niets is geregeld voor de begeleiding van studerende mantelzorgers.

Een (variant op de) topsportstatus, die bijvoorbeeld uitstel voor tentamens mogelijk maakt of extra studiebegeleiding, zou Myrthe uit de brand helpen. Afgelopen maart steunden alle partijen een motie die kabinet-Rutte IV opriep afspraken te maken met de koepelorganisaties Vereniging Hogescholen en MantelzorgNL om de combinatie mantelzorg en studie „haalbaar” te maken. Onlangs kreeg MantelzorgNL een uitnodiging om op 8 juli met het ministerie in gesprek te gaan: „We hebben bijna vier maanden moeten wachten, maar het is fijn dat we nu om de tafel kunnen”, zegt woordvoerder Fleur Kusters.

Sommige studenten en docenten weten niet hoe intensief mantelzorgen is en denken dat ik een luie leerling ben

Myrthe Faaij
student en mantelzorger

Niet alleen studerende mantelzorgers hebben behoefte aan extra studiebegeleiding. Uit een recent

rapport, opgesteld in opdracht van het ministerie van VWS, blijkt dat de mentale gezondheid van jongeren tussen de 12 en 25 jaar nog altijd slechter is dan voor de coronacrisis. Vier op de tien heeft last van psychische klachten en eenzaamheid. Op de Haagse Hogeschool, waar bijna de helft van de bachelorstudenten langstudeerder is, kampen leerlingen door de lockdowns met leerachterstanden. Voor een deel van die groep is een vierjarige bachelor afronden in vijf jaar tijd „geen reëel perspectief”, zegt bestuurslid Arend Hardorff. Hij noemt de langstudeerboete een „zwaard van Damocles” dat het studentenwelzijn niet gaat bevorderen.

Over de precieze invulling van de maatregel mag minister Eppo Bruins (Onderwijs, NSC) zich buigen. Hij vindt de collegegeldverhoging „te verdedigen”, omdat studeren in Nederland relatief goedkoop is en studenten pas meer hoeven te betalen als ze een jaar uitlopen. Partijgenoot Rosanne Hertzberger zegt dat langstudeerders „geen boete” krijgen, maar dat hun basis- en aanvullende beurs „deels wegvallen”. Ze stelt dat „de belastingbetaler” voor veel studies het „vijfvoudige” betaalt van wat de student zelf bekostigt: „Ook daar moeten we als samenleving rekening mee houden.”

Slagkracht

De Nederlandse samenleving krijgt volgens hbo-bestuurder Hardorff voor dat geld ook veel terug, onder meer sociale mobiliteit. „Het hbo is – nog meer dan de universiteit – een emancipatiemotor”, stelt hij. En de Haagse Hogeschool heeft veel studenten die als eersten van hun familie studeren: „In veel gevallen studenten met één of twee ouders met een migratieachtergrond”, aldus Hardorff. Via de hogeschool „stoten ze door” naar het hogeropgeleide gedeelte van de samenleving, waar een nieuw deel van de arbeidsmarkt voor ze wordt ontsloten, zegt de bestuurder, die zelf eerstegeneratiestudent was.

Deze groep heeft geen hoogopgeleide ouders, die vaak als ervaringsdeskundigen kunnen bijspringen als studievertraging dreigt. Ook hebben ouders van eerstegeneratiestudenten „gemiddeld gezien” minder financiële slagkracht, zegt Hardorff. Nadelig als extra collegegeld moet worden betaald of voorgeschoten.

Door de voorgenomen invoering van de langstudeerboete in 2012, die werd teruggedraaid door kabinet-Rutte II, haalde een deel van de studenten „daadwerkelijk sneller” een diploma, zegt Anja Hulshof van de Rijksuniversiteit Groningen. Ze noemt het niet „ondenkbaar” dat een nieuwe boete hetzelfde effect heeft. Afstudeerders betreden dan gemiddeld genomen „iets eerder” de arbeidsmarkt dan nu. Volgens Hulshof kan dat vanuit de krappe arbeidsmarkt „wellicht” als voordeel worden beschouwd, maar als sneller afstuderen „ten koste gaat” van zelfontwikkeling (bijvoorbeeld via een bestuursfunctie) of het volgen van extra vakken, is het de vraag wat van dat voordeel overblijft, aldus Hulshof, omdat studenten ervaringen kunnen mislopen die waardevol zijn op de arbeidsmarkt.

Lees ook

Uit rancune korten op de wetenschap is geen goed idee

Uit rancune korten op de wetenschap  is geen goed idee


De experimentele stijlbreuk gaat beginnen: de onervaren ploeg van premier Schoof wil rigoureus breken met het Rutte-tijdperk

Wanneer Mark Rutte dinsdagmiddag de sleutel van het Torentje overdraagt aan Dick Schoof, gaat het hoogste politieke ambt na veertien jaar over van een zeer ervaren premier naar een topambtenaar zonder politieke ervaring die zes weken geleden nog niet wist dat hij premier zou worden. Dat contrast symboliseert de grote en onvoorspelbare politieke omwenteling waar Nederland voor staat. Deze dinsdag staat het kabinet-Schoof op het bordes, met daarin voor het eerst in de geschiedenis de radicaal-rechtse PVV. En waar de machtsoverdracht in Den Haag bijna altijd gepaard gaat met de wens voor een andere koers, wil het nieuwe kabinet zowel inhoudelijk als qua politieke cultuur een heuse breuk forceren met het tijdperk-Rutte.

Drie van de vier partijen – de PVV, NSC en BBB – hebben hun electorale succes van de laatste jaren te danken aan hun kritiek op de kabinetten-Rutte en aan de groeiende onvrede over de politiek. De trage en gebrekkige afhandeling van de Toeslagenaffaire en de schade door de gaswinning in Groningen zijn smetten op het premierschap van Rutte, iets waarvoor hij afgelopen dagen in afscheidsinterviews en in een toespraak het boetekleed aantrok. De nieuwe coalitie belooft met name op het vlak van goed bestuur beterschap, getuige het hoofdlijnenakkoord. „Politiek en bestuur hebben ondanks goede bedoelingen de afgelopen jaren steken laten vallen, door de zorgen van mensen niet altijd serieus te nemen. Wij slaan een nieuwe weg in.”

En zo komt het dat nu een NSC’er, staatssecretaris Nora Achahbar, en een BBB’er, de Groninger Eddie van Marum, in het nieuwe kabinet verantwoordelijk worden voor de afhandeling van de toeslagen en Groningen. Zij moeten op deze voortslepende dossiers beter presteren, wat nog niet gemakkelijk zal zijn. De hersteloperatie rond de toeslagen is een complexe nachtmerrie voor de uitvoering gebleken. Ook iemand van NSC, partijleider Omtzigt speelde een belangrijke rol om de affaire bloot te leggen, kan dat niet zomaar oplossen. En staatssecretaris Van Marum neemt het stokje over van D66’er Hans Vijlbrief, een van de weinige bewindspersonen die zich de laatste jaren in Groningen juist wel populair maakte door zijn betrokkenheid.

Lees ook

Van Zuidas-advocaat tot ‘Boer zoekt Vrouw’-kandidaat: deze staatssecretarissen en ministers vormen de regering

Van Zuidas-advocaat tot ‘Boer zoekt Vrouw’-kandidaat: deze staatssecretarissen en ministers vormen de regering

Minder ambtenaren

De ambitie voor beter bestuur moet wel tot stand komen met minder ambtenaren, op het eerste gezicht een van de opvallendste tegenstrijdigheden in het akkoord. De groei van het aantal ambtenaren en ingehuurde externen van de afgelopen jaren (circa 22 procent) moet „meer dan teruggedraaid”, waarbij uitvoerende diensten „worden ontzien”. De vraag is of dat laatste ook echt mogelijk is. In het eindverslag van formateur Richard van Zwol van maandag staat dat bij de bezuiniging geprobeerd zal worden om in het bijzonder de toezichthoudende inspecties en het diplomatieke postennetwerk in het buitenland te ontzien.

Naast de bestuurscultuur wil de nieuwe coalitie ook op een aantal andere dossiers, zoals het asielbeleid en de landbouw, breken met het beleid van Rutte IV. Ongetwijfeld wordt die stijlbreuk dinsdag zichtbaar in de overdracht tussen staatssecretaris Eric van der Burg (VVD) en minister Marjolein Faber (PVV) op het ministerie van Justitie. Faber wil „het strengste asielbeleid” ooit gaan voeren, terwijl Van der Burg afgelopen jaren zei dat Nederland al het maximale deed om de komst van asielzoekers te beperken. Komende periode moet blijken wie gelijk heeft, en of de crisismaatregelen die Faber wil nemen, standhouden bij de rechter en de aantallen asielzoekers daadwerkelijk beïnvloeden.

Zal het kabinet de plannen zelf schrijven? Of denken de coalitiepartijen volop mee?

Iets soortgelijks speelt op het ministerie van Landbouw, waar VVD-minister Christianne van der Wal de laatste jaren probeerde de stikstofuitstoot serieus te verminderen en Piet Adema (ChristenUnie) tevergeefs de agrarische sector probeerde te hervormen. Beide bewindslieden geloofden dat een transitie noodzakelijk was, om de natuur te beschermen en juridisch ruimte te bieden aan andere economische sectoren en woningbouw.

Het ministerie van Landbouw komt nu in handen van BBB, een partij die het stikstofprobleem jarenlang heeft ontkend en in Brussel wil gaan wedijveren voor een terugkeer van de soepele mestregels voor Nederlandse boeren. Interessant wordt of de stikstofcrisis doodleuk voorbij kan worden verklaard, of dat de woningbouw en infrastructurele projecten nog meer zullen lijden onder het gebrek aan stikstofruimte.

Lees ook

Staatssecretaris verliet Den Haag en zocht de Groningers op: ‘Hans heeft zijn belofte waar gemaakt’

Hans Vijlbrief in 2022 tijdens een bezoek aan dorpshuis Weersterheem in Garrelsweer, waar hij uitleg gaf over de versterkingsoperatie in het dorp.

Weinig kabinetservaring

Ook de drang binnen het kabinet om politiek te vernieuwen is een risico. Dat het kabinet veel nieuwkomers bevat is logisch omdat drie van de vier partijen voor het eerst landelijk gaan besturen en er, vanwege het ‘extraparlementaire’ karakter, ook buiten Den Haag is geworven. Het gevolg is wel dat alleen vicepremier Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, BBB) en staatssecretaris Mariëlle Paul (Onderwijs, VVD) kabinetservaring hebben, hoewel de andere drie vicepremiers wel langjarige ervaring in de Tweede Kamer hebben. De vraag is of het genoeg is om de onervaren kabinetsploeg, die aantreedt op een moment van grote internationale spanningen, bestuurlijk effectief en daadkrachtig te laten opereren.

Daar komt bij dat het nog onduidelijk is hoe zelfstandig het kabinet gaat functioneren, en of premier Schoof zijn stempel kan drukken. Komende woensdag spreekt hij de regeringsverklaring uit in de Tweede Kamer, en zal hij voor het eerst zijn visie op Nederland kunnen neerzetten. Een belangrijk en spannend moment voor Schoof, die bij eerdere publieke optredens in de formatie nog wat voorzichtig en verlegen leek in zijn nieuwe rol in de spotlights. Na het debat met de Kamer, waarvoor twee lange dagen zijn uitgetrokken, gaan de nieuwe bewindslieden het coalitieakkoord uitwerken in een volwaardig ‘regeerprogramma’. Dat moet, zo blijkt uit het eindverslag van Van Zwol, ruim voor Prinsjesdag aan de Kamer worden voorgelegd.

In het debat woensdag en donderdag moet duidelijk worden of het kabinet dat programma echt zelf schrijft, of dat de coalitiepartijen toch ook meedenken. Nu PVV-leider Geert Wilders geen premier mocht worden, zit hij samen met de andere coalitieleiders – Dilan Yesilgöz, Pieter Omtzigt en Caroline van der Plas – in de Tweede Kamer. Als de partijen zuiver dualistisch handelen, bemoeien zij zich deze zomer en daarna weinig met het kabinet, maar dat is gezien de strakke afspraken uit het akkoord en al meerdere vertrouwenscrises tijdens de formatie, bijna ondenkbaar. Tegelijkertijd is bij te veel bemoeienis het risico dat onduidelijk is wie nu echt de baas is (Schoof of de coalitie), een situatie die de kans op politieke ongelukken vergroot.

Voordeel van de twijfel

Veel Nederlanders zullen blij zijn dat dinsdag, ruim zeven maanden na de verkiezingen, een nieuw kabinet aan de slag kan. Het kabinet-Schoof krijgt het voordeel van de twijfel, blijkt uit recent onderzoek van Ipsos I&O. Vier op de tien Nederlanders zijn tevreden, en daarmee scoort de nieuwe coalitie licht beter dan Rutte IV bij haar aantreden (34 procent). Bij de achterbannen van de coalitiepartijen is het sentiment heel wisselend. Waar PVV- en BBB-kiezers behoorlijk positief zijn over dit kabinet is dat percentage onder VVD- en NSC-kiezers al behoorlijk geslonken. Zij vragen zich of dit kabinet de rit zal uitzitten en voor een stabiel landsbestuur kan zorgen. Opvallend is dat VVD- en NSC-kiezers vooral deze praktische bezwaren hebben, in plaats van principiële of rechtsstatelijke.

Partijleiders Omtzigt (NSC) en Yesilgöz (VVD) hadden de afgelopen maanden soms praktische én principiële bezwaren over dit nieuwe kabinet. De inschatting bleef dat de rechtse coalitie gezien de verkiezingsuitslag geprobeerd móést worden voordat zij eventueel weer mag mislukken. VVD en NSC hopen dat de bewindslieden van PVV, en in mindere mate BBB, hun toon daadwerkelijk matigen en constructief gaan meebesturen. Daarvan zal mede afhangen of het grote politieke experiment dat het kabinet-Schoof is een succes kan worden.

Lees ook

Van Zuidas-advocaat tot ‘Boer zoekt Vrouw’-kandidaat: deze staatssecretarissen en ministers vormen de regering

Van Zuidas-advocaat tot ‘Boer zoekt Vrouw’-kandidaat: deze staatssecretarissen en ministers vormen de regering


‘Ze beloofden een extraparlementair kabinet, maar we kregen extra racistisch’

‘Als PVV’ers Marjolein Faber en Reinette Klever op het bordes staan, zeg ik mijn VVD-lidmaatschap op”, belooft Pim Tolmeijer, bestuurslid van de liberale jongerenvereniging JOVD. Voor hem is de grens dan bereikt. „Eerst leugens over de rug van asielzoekers met de nareis-op-nareis van Yesilgöz. En nu samen met extreemrechtse types in een kabinet. Door deze PVV-politici een plek in het centrum van de macht te geven, beschouw je ze als legitieme samenwerkingspartners. Ik kan niet meer met droge ogen beweren dat de VVD een liberale partij is om op te stemmen”, zegt hij.

Tolmeijer zit op een bank in het Haagse kantoor van de liberale jongerenorganisatie, die werd opgericht in 1949 en veel VVD-prominenten voortbracht. Met schuin tegenover hem Mauk Bresser, de voorzitter. De twee laten zich vaker kritisch uit over de koers van de moederpartij, maar op dit moment gaat „de discussie niet meer over hoeveel belasting we willen betalen en hoe hard je mag op de snelweg, maar over het bewaken van de absolute democratische ondergrens”, zegt Bresser.

Niet altijd wordt hun kritiek de twintigers in dank afgenomen. Nadat Bresser onlangs voorbijkwam in televisieprogramma’s Nieuwsuur en De Hofbar kreeg hij dreigmailtjes. „Niet helemaal waarvoor ik dit ben gaan doen”, zegt hij eufemistisch.

Toch wil de voorzitter blijven „spiegelen”, zoals hij dat noemt: de VVD wijzen op liberale kernwaarden zoals verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid. Hij wil zijn medebestuurder niet afvallen, maar hij kiest er juist nu voor om lid van de VVD te blijven. „Als niemand zich uitspreekt tegen de populistische koers, dan gaat de VVD nog veel harder de verkeerde kant op”, vindt Bresser. Voorheen wist hij niet of hij de politiek in wilde, maar nu voelt hij een grotere drang dan eerst „om me er tegenaan te bemoeien”.

Lees ook

‘We zijn te populistisch aan het worden’, klinkt het tijdens het JOVD-diner

Demissionair staatssecretaris Eric van den Burg spreekt tijdens het diner met JOVD-leden in Breda.Foto Ben van Oosterbosch

Kern

Voor JOVD-bestuurder Tolmeijer is de VVD in de huidige vorm geen alternatief meer. Hij vindt dat de partij lijkt te verworden tot een populistische partij met „her en der een liberaal tintje”, terwijl ze volgens hem met een eigen vooruitstrevend verhaal zou moeten komen. „Niet blindstaren op asiel, dat doen andere partijen al, maar meer inzetten op groenrechts klimaatbeleid en het toekomstig verdienvermogen van Nederland, en terug naar de liberale kern.”

Binnen de JOVD wordt veel gediscussieerd over de koers van de moederpartij, maar buiten zijn liberale bubbel merkt Tolmeijer dat mensen niet in de gaten hebben dat de VVD naar „rechts opschuift”. Hij wordt niet kritischer op zijn VVD-lidmaatschap aangesproken dan vier jaar geleden, terwijl hij zelf vindt dat de partij populistischer is geworden.

Ik wil niet claimen dat als wij iets zeggen de VVD-top ook luistert, maar onze bijdrage in die discussies leidt wel tot concrete stappen

Mauk Bresser
JOVD-voorzitter

Tolmeijer verwacht overigens niet dat het kabinet-Schoof langer dan twee jaar regeert. „Ze beloofden extraparlementair, maar we kregen extra racistisch”, zegt hij.

Tolmeijer grapt dat politiek leider Dilan Yesilgöz, die de huidige VVD-koers mede bepaalt, baat zou hebben bij een JOVD-verleden: „Puur redeneren vanuit het klassieke liberalisme wordt er echt ingeramd bij onze leden. VVD’ers die hier niet hebben rondgelopen, redeneren sneller vanuit de onderbuik, electoraal gewin en eigenbelang”, vindt hij.

Grondbeginselen

De jonge bestuurders wijzen de VVD-top graag op de liberale grondbeginselen wanneer populisme de kop opsteekt. „We hebben als JOVD geen zetels of ministers, maar we kunnen wel een discussie aanwakkeren.” De jongerenpartij pleitte tijdens de formatie voor het onderwerp groene groei, tegen Wilders als premier en adviseerde de moederpartij om mee te regeren. „Ik wil niet claimen dat als wij iets zeggen de VVD-top ook luistert, maar onze bijdrage in die discussies leidt wel tot concrete stappen”, stelt Bresser. „Er kwam een ministerie Klimaat en Groene Groei, Schoof werd premier en de VVD regeert mee.”

Die discussie is nodig omdat de partij mensen afstoot, merken ze. „De VVD kan niet uitleggen wat ze doet voor jongeren. Een langstudeerboete van 3.000 euro ís ook niet uit te leggen! Studenten willen niet bij een partij horen die ze een financiële strop om de nek wil hangen”, stelt Bresser.

De hoop is nog niet verloren, er zijn veel competente VVD’ers

Pim Tolmeijer
JOVD-bestuurslid

Het valt de bestuurders ook op dat steeds minder leden carrière willen maken bij de VVD. Bij de JOVD loopt inmiddels van alles rond: „Volters, D66’ers, JA21’ers en zelfs af en toe een verdwaalde GroenLinks-PvdA’er”, aldus Bresser.

Hoe de VVD liberale jongeren terug kan winnen? „Niet zo terughoudend zijn!”, adviseert Bresser. Hij vindt dat de partij vaker van zich af mag bijten. „Een minister als Faber is een uitstekende reden om het kabinet te laten klappen, dat zullen mensen begrijpen! De partij moet kunnen uitleggen waarom wat ze doen liberaal is en zich niet laten leiden door peilingen”, zegt Bresser. „De hoop is nog niet verloren, er zijn veel competente VVD’ers, dus hopelijk komt de partij bij zinnen”, sluit Tolmeijer af.

Lees ook

JOVD-voorzitter: ‘De VVD speelt in op het onderbuikgevoel’

Mauk Bresser, JOVD-voorzitter: „Alleen Mark Rutte zei afgelopen jaren iets vanuit het liberalisme. En hij was daar natuurlijk ook vrij buigzaam in.”


Op de allereerste vergadering nog voor de beëdiging moet je als aanstaand minister gelijk scherp zijn

Een ontspannen eerste kennismaking tussen mensen die elkaar nog helemaal niet kennen: „Hallo, ik ben Mona en kom uit Volendam.” Een vergadering met een strikt formele agenda. Maar vooral: een moment waarop direct hard onderhandeld moet worden.

Deze maandagochtend komt het aanstaande kabinet-Schoof voor het eerst bijeen op het ministerie van Algemene Zaken, voor het zogeheten constituerend beraad. Dat is de officiële oprichtingsvergadering van de nieuwe regeringsploeg, nog vóór zij dinsdag op het bordes aan het volk wordt gepresenteerd. Omdat de bewindslieden nog niet beëdigd zijn, vindt het beraad niet in de Trêveszaal plaats – die is voorbehouden aan de ministerraad – maar in de aanzienlijke minder statige zaal van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). Daar zijn de kandidaat-bewindslieden nog even ambteloos burger.

Bij deze vergadering, onder leiding van formateur Richard van Zwol, worden nadere afspraken gemaakt over portefeuilleverdeling tussen ministers onderling en tussen ministers en staatssecretarissen. Ook wordt een vervangingsregeling vastgesteld wie voor welke bewindspersoon inspringt bij diens afwezigheid.

Onderlinge verhoudingen

Op papier is het een formaliteit, maar het constituerend beraad kan op onderdelen bepalend zijn voor het functioneren van nieuwe bewindslieden en voor de onderlinge verhoudingen in het kabinet. Afspraken over de taakverdeling kunnen van minuscuul belang lijken – welke bewindspersoon op het ministerie van Onderwijs, Welzijn en Cultuur doet de Archiefwet en wie het Nationaal Archief – ze kunnen grote gevolgen hebben. Zo maakten de twee ministers op ‘Landbouw’ bij de start van Rutte IV een duidelijk onderscheid: minister Henk Staghouwer (Landbouw, ChristenUnie) zou over ‘gehouden dieren’ gaan, zijn collega Christianne van der Wal (Natuur en Stikstof, VVD) kreeg ‘wilde dieren’ in haar portefeuille. Ogenschijnlijk een detail, maar de VVD’er kreeg daarmee de politiek gevoelige discussie over de wolf op haar bordje. En Staghouwer – evenals diens opvolger Piet Adema – de perikelen rond de intensieve veehouderij.

Wie tijdens het beraad even wegdommelt, kan dossiers en geld verliezen

„Je moet heel goed opletten”, zegt scheidend minister Hanke Bruins Slot, die twee jaar geleden in Rutte IV op Binnenlandse Zaken begon en vorige zomer overstapte naar Buitenlandse Zaken. „Het gaat erom goed vast te leggen wat er de komende jaren gaat gebeuren. Je zult als minister meteen scherp moeten zijn.”

„Als je een beetje slim en politiek handig bent”, zegt Ank Bijleveld, minister van Defensie in Rutte III, „dan kun je er heel wat binnenhalen.”

Tijdens het constituerend beraad kunnen aankomende ministers – de vergadering is alleen toegankelijk voor ministers – een lastige portefeuille op hun departement bewust overlaten aan hun tweede minister of staatssecretaris, of juist gewichtige dossiers naar zich toetrekken en zich daarvoor al de nodige financiële middelen toe-eigenen. Zo lukte het minister Roger van Boxtel (Grote steden- en integratiebeleid) in het kabinet-Kok II wel een eigen budget vast te leggen, terwijl Ella Vogelaar, zijn latere opvolger in Balkenende IV, dat niet lukte.

Ander bekend voorbeeld: VVD-minister Melanie Schultz van Haegen van Infrastructuur en milieu in Rutte II schoof bij het constituerend beraad in 2012 de spoorwegen door naar haar niet aanwezige staatssecretaris Wilma Mansveld. De PvdA’er kreeg kort erna te maken met de chaos rond de aanleg van de hogesnelheidslijn met Fyra-treinen; Mansveld trad in oktober 2015 af na een vernietigend rapport van de parlementaire enquêtecommissie hierover.

Wel de stikstofopgave, geen geld

Bij het constituerend beraad van Rutte IV, in januari 2022, zou er een soortgelijke weeffout zijn ontstaan tussen de twee genoemde bewindslieden op het minister van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit. Minister Staghouwer realiseerde zich pas in de loop van de kabinetsperiode dat hij weliswaar een grote stikstofopgave had in de agrarische sector, maar dat het geld dat daarvoor was uitgetrokken in de portemonnee zat van de andere bewindspersoon: minister Van der Wal beheerde het Transitiefonds ter waarde van 25 miljard. Zij kon met vastgelegde ‘doorzettingsmacht’ bepalen wat andere ministers daarmee moesten doen.

Al was het niet zo dat deze afspraak pas bij de oprichtingsvergadering is gemaakt, het stond met zoveel woorden ook al in het coalitieakkoord dat de vier partijen van Rutte IV een maand eerder hadden gesloten. Van der Wal: „Het was duidelijk dat ik als vragende partij voor alle stikstofdoelen het beheer over het fonds kreeg.”

Piet Adema heeft voor zijn opvolger deze maandag een welgemeend advies: „Zorg ervoor dat je goed weet wat er in het akkoord is afgesproken en ook welke mondelinge afspraken er tussen de onderhandelaars zijn gemaakt.”

Ook dit keer zijn de nodige spanningen tussen ministers te verwachten. De zestien aanwezigen zijn allemaal nieuw in hun functie en hebben nooit eerder een constituerend beraad meegemaakt. Mona Keijzer (BBB) was alleen staatssecretaris in Rutte III en zat er destijds dus niet bij. Het helpt dat ze als secondant nauw betrokken is geweest bij de langdurige onderhandelingen tussen de vier coalitiepartijen, net als de andere beoogd bewindslieden Fleur Agema van de PVV, Sophie Hermans (VVD) en Eddy van Hijum (NSC).

Tweede complicatie is dat er geen gedetailleerd coalitieakkoord ligt maar een hoofdlijnenakkoord, waarin op veel beleidsterreinen nog veel open ligt. Assertieve ministers kunnen hiervan profiteren door dossiers (en geld) te claimen: wie even wegdommelt kan zomaar iets verliezen.

Ambtelijk voorkoken

Lastig is ook dat de coalitie drie nieuwe ministeries wil oprichten, waardoor enkele grote dossiers automatisch bij andere departementen worden weggetrokken: Asiel en migratie (weg bij Justitie), Volkshuisvesting (weg bij Binnenlandse zaken) en Klimaat (weg bij Economische Zaken). In het ambtelijk vooroverleg dat doorgaans tussen de aanstaande ministersploeg en hun toekomstige secretarissen-generaal plaatsvindt, zullen hier al de nodige zorgen en wensen over zijn geuit.

Alleen: de drie bewindslieden van de nog op te richten ministeries – Marjolein Faber (PVV), Hermans en Keijzer – hebben nog helemaal geen departementale staf, dus is er nog niets ambtelijk voor te koken.

Lees ook

Van Zuidas-advocaat tot ‘Boer zoekt Vrouw’-kandidaat: deze staatssecretarissen en ministers vormen de regering

Van Zuidas-advocaat tot ‘Boer zoekt Vrouw’-kandidaat: deze staatssecretarissen en ministers vormen de regering

Hoe ingewikkeld en heftig de besloten vergadering deze maandagochtend ook zal zijn, formateur Van Zwol zal er binnen twee uur een eind aan willen maken: om 12 uur wordt hij verwacht bij de voorzitter van de Tweede Kamer om zijn eindverslag aan te bieden.


Export van Nederlandse F-35-onderdelen naar Israël is ‘niet te voorkomen’

De Nederlandse overheid kan niet voorkomen dat in Nederland geproduceerde onderdelen voor het F-35 jachtvliegtuig terecht komen in Israël, zo blijkt uit een verklaring van het ministerie van Defensie. Volgens Defensie zijn de Verenigde Staten niet bereid om hier afspraken over te maken.

Afgelopen februari beval het Haagse gerechtshof de staat om alle export van F-35-onderdelen naar Israël te staken, vanwege het risico van „ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht” bij de aanhoudende Israëlische luchtaanvallen op Gaza, waarbij veel Palestijnse burgers omkomen. Daarop heeft het kabinet de export vanuit Nederland naar Israël stil gelegd.

Volgens Oxfam Novib, The Rights Forum en Vredesbeweging Pax doet Nederland echter onvoldoende om te voorkomen dat Nederlandse onderdelen via een derde land alsnog in Israël belanden. De drie organisaties eisen vrijdag in een kort geding extra maatregelen van de overheid, op straffe van een dwangsom.

Nederlandse bedrijven zijn nauw betrokken bij het F-35-programma en leveren onderdelen voor de bouw en het onderhoud van het Amerikaanse gevechtsvliegtuig. Als het gaat om de bouw van nieuwe toestellen is GKN Fokker zelfs sole source supplier, de unieke leverancier van bepaalde onderdelen.

Zeven andere bedrijven leveren reservedelen die ook door andere bedrijven buiten Nederland worden gemaakt. Demissionair minister Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel, VVD) schreef eerder aan de Tweede Kamer dat het kabinet het „niet aannemelijk” acht dat er sinds het arrest in Nederland geproduceerde onderdelen in Israëlische F-35’s zijn terechtgekomen.

Om dit standpunt nader te onderbouwen heeft de staat een deels vertrouwelijke verklaring van het ministerie van Defensie ingebracht in het kort geding van vrijdag. In het stuk schrijft Defensie dat op grond van de (weggelakte) planning er de komende tijd geen nieuwe Israëlische F-35’s zullen worden geproduceerd. Als het gaat om reserve-onderdelen is het echter onmogelijk een totaaloverzicht te krijgen.

Lees ook

Nederland kan niet meer de trouwe wapenleverancier van Israël zijn

Een F-35 gevechtsvliegtuig.

Opslagplaats in Woensdrecht

Nederlandse bedrijven leveren aan de Amerikaanse hoofdaannemers Lockheed Martin en Pratt & Whitney in de VS, die de onderdelen daarna inbrengen in een zogenoemde Global Spares Pool, een wereldwijde voorraad voor álle F-35-gebruikers. Deze voorraad ligt opgeslagen in grote en kleinere opslagplaatsen over de hele wereld, zoals in het European Regional Warehouse op vliegbasis Woens-drecht.

Na de uitspraak van het hof is de export vanuit Woensdrecht naar Israël gestopt. In Nederland geproduceerde onderdelen die in andere depots liggen kunnen echter nog wél naar Israël worden verscheept, zo blijkt uit het stuk. Alle onderdelen in de Global Spares Pool zijn Amerikaans eigendom, en er is geen ‘track and trace’ systeem waarin de herkomst van een onderdeel wordt bijgehouden. „Het is niet mogelijk om de bewegingen van specifieke onderdelen in de Global Spares Pool (…) te traceren of te voorkomen”, schrijft Defensie: „Vanuit Nederland geleverde onderdelen kunnen niet worden onderscheiden van onderdelen (…) die vanuit andere landen zijn geleverd.”

Intensief gebruikt

Volgens Defensie zijn de VS niet bereid en in staat om maatregelen te nemen waardoor de ‘Nederlandse’ onderdelen alsnog kunnen worden getraceerd Volgens Defensie is het daarom onmogelijk „te voorkomen dat Nederlandse onderdelen vanuit Nederland aan Israël worden geleverd”. Het stoppen van de Nederlandse leveringen aan de Amerikaanse producenten zou het hele F-35-programma stilleggen, aldus het stuk.

Sinds het uitbreken van de Gaza-oorlog op 7 oktober worden de 39 F-35’s waarover Israël beschikt intensief ingezet. Volgens Aviation Week hebben de toestellen vijf keer meer vluchten uitgevoerd als normaal. Door het intensieve gebruik is een grote hoeveelheid reserve-onderdelen nodig. Om de Israëlische F-35’s operationeel te houden hebben de VS de stroom aan reserve-onderdelen sterk verhoogd, zo meldde de Amerikaanse staatssecretaris William LaPlante eerder aan het Amerikaanse Congres.

Lees ook

De discussie barst weer los na Iraanse aanval: wel of geen F-35-onderdelen leveren aan Israël?

Een Israëlische F-35 in actie.


Hoe Mark Rutte in veertien jaar Nederland vormde naar zijn ideeën

Die ene zin, die bleef vooral hangen. Mark Rutte sprak ongeveer een half uur lang, uit het hoofd, heen en weer drentelend in een uitverkochte Rode Hoed in Amsterdam. De verwachtingen van zijn HJ Schoolezing waren hooggespannen, vertelt Arendo Joustra, organisator en toenmalig hoofdredacteur van opinieblad EW. Deze lezing is vrijwel elk jaar spraakmakend, hier vertellen politici over hun drijfveren en ideeën. En deze keer, op 3 september 2013, kwam de minister-president zelf langs.

Joustra: „Maar Rutte deed er alles aan om zijn verhaal zo klein mogelijk te maken.” Al meteen aan het begin zei Rutte de hoge verwachtingen te zullen temperen. „Ik wil de olifant benoemen die een deel van de zaal het zicht ontneemt. Op die olifant staat heel groot: visie.”

Deze zin werd de jaren erop zo vaak geciteerd, dat het zelfs Rutte ging tegenstaan. „Het is zo blijven hangen”, zei hij in 2020. Toch presenteerde Rutte zichzelf graag zo tijdens zijn jaren als minister-president: als een man zonder ideologie, een manager die alleen problemen aanpakt. En zo liet zijn partij, de VVD, hem het liefst aan de kiezer zien. In 2021 voerde de partij campagne met een Rutte van bordkarton.

Maar op die manier ontnam Rutte het zicht op hemzelf. Vier kabinetten-Rutte en vele openbare optredens en lezingen laten zien dat Rutte wel degelijk een consistent wereldbeeld heeft. Als premier wilde hij Nederland naar dat beeld veranderen, en dat is hem voor een groot deel ook gelukt.

Die septemberavond in De Rode Hoed liet Rutte merken wel degelijk een visie te hebben

‘Een gaaf land’

Die septemberavond in De Rode Hoed zei Rutte veel méér dan alleen die zin over de olifant. Hij liet merken wel degelijk een visie te hebben. Hij had het over de „vormende” jaren tachtig, toen zijn voorganger Ruud Lubbers (CDA) fors bezuinigde op de publieke sector. „Er werd voor het eerst gesproken over niet meer, maar minder overheid.”

Dat idee sprak Rutte al op jonge leeftijd aan, zei hij. Geïnspireerd door de bezuinigingspolitiek van Lubbers zag Rutte een Nederland voor zich waar burgers zoveel mogelijk alles „zelf regelen, samen met de mensen in hun omgeving”. Rutte: „Dat is goed voor de mensen zelf, maar het levert ook een hechtere samenleving op.”

Rutte was op het moment dat hij de lezing uitsprak al drie jaar premier, en bezig aan zijn tweede kabinet. Met zijn eerste kabinet (2010-2012) was hij over rechts gegaan, met het CDA en gedoogsteun van de PVV. Na de val van dat kabinet ging hij regeren met de sociaal-democraten van de PvdA. Maar wie hij ook uitkoos als coalitiepartner, zegt Albert Jan Kruiter, medeoprichter van het Instituut voor Publieke Waarden, „de grondtoon was altijd dezelfde”. „Wat hij consequent deed, was het veruitwendigen van verantwoordelijkheid: hij duwde die weg van de overheid en gaf die aan burgers. Doe het maar zelf. Dat is een heel liberaal idee.”

Rutte zei vaak dat Nederland „een gaaf land” is. En dat, zegt Kruiter, past in zijn visie op de zelfredzame burger. „De onderliggende boodschap is dat er niet zoveel hoeft te veranderen. En: je ontkent dat Nederland voor veel mensen géén gaaf land is. Die tweedeling heeft hij in zijn beleidskeuzes niet willen zien.”

Premier Rutte houdt de vijfde HJ Schoolezing in de Rode Hoed in 2013.
Foto Evert-Jan Daniels

In de jaren dat Rutte VVD-leider was, maar nog geen premier, had hij over de rol van de overheid al vastomlijnde ideeën. In 2007 schreef hij in een essay in Elsevier Weekblad dat de economie moet ontstaan zoals talen ontstaan: „Spontaan en zonder begeleiding”. De overheid zou niet een visie moeten opleggen, maar alleen burgers in staat moeten stellen „eigenbelang na te streven”.

Op andere onderwerpen was hij nog zoekende. Rutte experimenteerde met ‘Groen Rechts’, een pamflet waarin hij betoogde dat milieubescherming en economische groei samen kunnen gaan. Hij opende in 2008 in de Tweede Kamer een ‘vrijdenkersruimte’ om het werk van controversiële kunstenaars te tonen. Maar hij disciplineerde zijn verhaal, en liet het vooral gaan over de economie en veiligheid, klassieke VVD-thema’s.

Totalitaire samenlevingen

Toen al stond Ruttes beeld van de samenleving min of meer vast. Hij zag een Nederland waarin individuen de richting bepalen en de staat alles faciliteert met hulp van een vrije markt. Hij had die visie afgekeken van de Oostenrijkse filosoof Friedrich Hayek, die in het midden van de twintigste eeuw betoogde dat iedere vorm van staatsinmenging kan leiden tot totalitaire samenlevingen. Er is geen algemeen belang, vond Hayek, alleen eigenbelang. Hayeks denken was van grote invloed op een hele generatie conservatieve politici, zoals Ronald Reagan, Margaret Thatcher, en in Nederland Frits Bolkestein. Deze voorganger van Rutte als VVD-leider was op zijn beurt weer de ideologische leermeester van zowel Rutte als Geert Wilders.

Op sommige momenten kon Rutte polariserend zijn. In 2010, toen hij zaken deed met CDA en PVV, had hij het over een akkoord „waar rechts Nederland de vingers bij kan aflikken”. In datzelfde jaar zei hij op het VVD-congres: „Waar ik zo’n hekel aan heb bij links, oh vreselijk, dat is dat nivelleren. Als het aan links ligt, hebben we dadelijk inkomensafhankelijke krentenbollen.” Over Turkse Nederlanders die zich onvoldoende zouden aanpassen, zei Rutte in 2016 in Zomergasten: „Pleur op, zou ik in plat Haags willen zeggen.”

Tegelijk: normen stellen wilde Rutte zo min mogelijk. Of alleen in heel algemene woorden. „Normaal doen is de norm die we met elkaar moeten uitdragen”, zei Rutte tijdens de campagne van 2017.

Het zou de ambitie van FVD in de weg staan om een respectabele bestuurspartij te worden. Geen moreel, maar een tactisch argument.

Een paar keer nam Rutte wel een morele positie in, vooral in de laatste jaren van zijn premierschap. Zijn kijk op Zwarte Piet veranderde, van ‘zo doen we het nu eenmaal’ naar afkeuring. En in 2022 bood hij namens het kabinet excuses aan voor het slavernijverleden, op morele gronden.

Hij zei: „Ik dacht: de slavernij is een geschiedenis die ver achter ons ligt. Ik had het mis. Want eeuwen van onderdrukking en uitbuiting werken door in het hier en nu. In racistische stereotypen, in discriminerende patronen van uitsluiting, in sociale ongelijkheid.”

Premier Mark Rutte biedt op 19 december 2022 in het Nationaal Archief namens de Nederlandse staat excuses aan voor het slavernijverleden van Nederland.

Een deken van pragmatisme

Rutte heeft op veel beslissende momenten geprobeerd zijn visie op mens en maatschappij te verhullen, zegt socioloog en politicoloog Merijn Oudenampsen, verbonden aan de Université Libre de Bruxelles. „Hij staat in een lange traditie van liberalen die moeite hebben met een overheid die doelen stelt of een samenleving die ergens naar onderweg is. Aan het hoofd van de staat vind je geen stuurman, zoals premier Hendrikus Colijn (ARP) zichzelf een eeuw geleden noemde, maar meer een verkeersregelaar.”

Zijn ideeën verhult Rutte onder een deken van pragmatisme. „Maatregelen die hij aankondigde, waren altijd noodzakelijke aanpassingen aan de werkelijkheid, zo presenteerde hij ze. Op die manier depolitiseerde hij zijn beleidskeuzes. De wereld ís al geglobaliseerd, zei hij bijvoorbeeld. Daar moet Nederland zich aan aanpassen.”

Taal is hierbij het wapen van Rutte, ziet Eveline van Rijswijk, politiek historicus en programmamaker. Ze maakt columns voor NPO Radio 1 over taal, en Rutte is hierbij een vaak terugkerend onderwerp. „Hij kreeg vorig jaar de Thorbeckeprijs voor politieke welsprekendheid, de jury noemde hem ‘de meester van de verbale verhulling’. Dat je als politicus in Nederland juist met verhulling een prijs krijgt, zegt alles. Rutte gedijt daar goed bij.”

Rutte spreekt de verhullende woorden van een manager uit het bedrijfsleven, zegt Van Rijswijk. „Het gaat bij hem nooit over problemen, maar over ‘probleempjes’, die je moet ‘fixen’. En hij kan ontzettend goed sussen, dat heeft hem geholpen zo lang aan de macht te blijven. Nooit zou hij burgers vertellen dat ze het niet goed doen. Dat is meer iets voor linkse politici, en een reden dat ze het altijd zo lastig hebben. Rutte zei: ‘We moeten wel een beetje leuk leven, gewoon lekker barbecuen in de zomer.’ Moralistisch gedoe, daar houden kiezers niet van.”

Mark Rutte kan ontzettend goed sussen, dat heeft hem geholpen zo lang aan de macht te blijven

Eveline van Rijswijk
historicus en NPO-programmamaker

Drastisch bezuinigen

Toen Rutte de verkiezingen van 2010 won en premier werd, belandde hij midden in een economische crisis. Hij moest bezuinigen, en vertelde daarbij het verhaal dat dicht bij zijn eigen overtuigingen ligt. De staat (Rutte zegt liever ‘staat’ dan ‘overheid’) moet zorgen voor veilige straten, goede ziekenhuizen en scholen en een draaiende economie. Buiten die kerntaken moeten burgers het zelf oplossen.

Het tweede kabinet-Rutte, met de PvdA als coalitiepartner, kwam in 2014 met de ‘participatiesamenleving’. Het idee: als je iets niet meer zelf kan, dan doe je een beroep op buren, familieleden of vrienden. De overheid komt pas daarna, en mag ook iets terugvragen: een eigen bijdrage, of vrijwilligerswerk.

Rutte verkocht de participatiesamenleving op de klassieke Rutte-manier: als een voldongen feit. Het wás al zo dat burgers alles zelf wilden doen, het moest alleen iets beter geregeld worden.

In de Tweede Kamer deed hij alsof heel Nederland het met zijn hervormingen eens was. „We hebben die tocht door de woestijn met alle 17 miljoen Nederlanders gemaakt.”

De forse bezuinigingen die dit opleverde, waren „bijvangst”, zei Rutte.

De jaren erop trok de rijksoverheid zich steeds verder terug. Sociale werkplaatsen verdwenen. Arbeidsgehandicapten moesten sneller aan het werk gaan. De jeugdzorg ging van het Rijk naar gemeenten, die zich hier vaak geen raad mee wisten, omdat er tegelijk zwaar op bezuinigd werd. Het gevolg was dat juist kwetsbare burgers, voor wie Nederland niet per se een gaaf land is, steeds meer moeite hadden zich staande te houden. De kabinetten-Rutte hadden de zelfredzaamheid van de samenleving totaal overschat, schreef het Sociaal en Cultureel Planbureau in 2020.

Lees ook

Mark Rutte verlaat Nederland: hij wil géén cadeaus en geen toespraken

Na het debat over de val van het kabinet, waar Rutte tot verrassing van de Tweede Kamer zijn vertrek bekend maakt, zwaait hij vrolijk naar de  journalisten.

Crisis als kans

De financiële crisis was een kans voor Rutte om zijn ideeën over een kleine overheid in de praktijk te brengen, zegt Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden. „De noodzaak om te bezuinigen was er, maar Rutte ging er veel te ver in. Op het gebied van wonen en werken trok de overheid zich terug. Maar toen er weer ruimte kwam om te investeren, gebeurde dat niet, of veel te laat.”

Het gevolg: een crisis in de uitvoering, zoals het Toeslagenschandaal liet zien. „Maar kijk ook naar de wooncrisis. Huizen zijn onbetaalbaar, huurwoningen zijn nauwelijks te vinden en het aantal dakloze mensen is in de afgelopen jaren verdubbeld. Bezit van wooncorporaties is afgestoten naar private investeerders met de gedachte dat de markt het woontekort wel zou oplossen, dat is niet gebeurd.”

De jaren erop is dit onvoldoende gecorrigeerd, zegt Kruiter. „De overheid is steeds meer vastgelopen, en de markt heeft het niet kunnen oplossen. De woningbouw zit vast, de elektriciteitsnetten zitten vol, de zorg wordt bureaucratisch en onbetaalbaar. Het idee om een kleine overheid te hebben is klassiek liberaal, maar toen het eenmaal zo ver was, bleek die overheid vooral verwaarloosd.”

Beleidsmatig flexibel

Bij verkiezingen betaalden altijd ándere partijen de prijs. In 2012 verloren de PVV en het CDA, in 2017 was het de beurt aan de PvdA. Rutte ging hierna regeren met een middencoalitie van confessionelen en liberalen (VVD, CDA, D66 en ChristenUnie). In de coronacrisis, die Nederland tijdens Rutte III trof, leek de premier nog te geloven in de burger als zelfredzaam, rationeel wezen. Maar hij gebruikte steeds vaker het woord ‘moeten’, in één toespraak zelfs zeventien keer, telde hij zelf na in een gesprek met NRC. En in zijn optredens benadrukte hij steeds meer de grote rol van zorgmedewerkers.

Deze „herwaardering van de publieke sector”, zoals Merijn Oudenampsen dat noemt, tekent de laatste twee kabinetten-Rutte. In veel opzichten waren die een breuk met de eerste twee. Opeens was er wel geld, en was bezuinigen niet meer nodig. Beleidsmatig werd er gecorrigeerd. Er werd weer aan ‘volkshuisvesting’ gedaan, er kwamen grote, meerjarige fondsen voor klimaat- en stikstofbeleid. Oudenampsen: „Rutte zag dat er op allerlei gebieden een interventionistische politiek nodig is: energie, stikstof, wonen. De laatste jaren kwam hij met tien- of veertigjarenplannen waar de oude Rutte heel kritisch op geweest zou zijn.”

Anders dan zijn voorganger Jan Peter Balkenende (CDA), die vier kabinetten lang trouw bleef aan zijn christen-democratische principes, heeft Rutte laten zien mee te kunnen bewegen met de tijdgeest. Beleidsmatig was hij flexibel. Ideologisch was hij dat, zo lijkt het, veel minder. Hij is nooit echt teruggekomen op zijn ideeën over de kleine overheid en de mens als rationeel, hyper-individualistisch wezen. In 2020, hij was al tien jaar premier, zei hij tegen NRC: „Het risico is dat de staat zich als een deken over maatschappelijke initiatieven gaat uitrollen, zodat die gesmoord worden. Dan wordt een sterke staat een gróte staat.”