Opinie | De Corporate Governance Code is niet bedoeld om een waaier aan maatschappelijke vraagstukken op te lossen

De Nederlandse Corporate Governance Code voor goed ondernemingsbestuur laat de gemoederen niet onberoerd. De vorige minister van Economische Zaken heeft na veel aarzeling besloten dat er toch een nieuwe Monitoring Commissie moet komen die over de actualisering van de code gaat. De inkt is amper droog, of een nieuw probleem dient zich aan: de vakbond FNV wil niet meer meedoen.

Als bron van fricties zien wij dat het doel van de Code uit het oog is verloren. Een brede waaier aan maatschappelijke doelen dreigt de Code te doen verwateren. De Code ontstond in de slipstream van grote boekhoudschandalen in ondernemingsland rond de eeuw wisseling zowel in de VS (onder meer Enron en Worldcom) als in Europa (onder meer Parmalat), met inbegrip van Nederland waar in 2002 Ahold op de rand van het faillissement balanceerde. Voor iedereen was evident dat een Code nodig was voor het versterken van de checks and balances bij ondernemingen. Die Code moest staan voor het waarborgen van goed bestuur en de financiële stabiliteit (inclusief continuïteit) van de onderneming.

Recentelijk laat onder meer het schandaal rond Wirecard (een grote Duitse telecomonderneming die inmiddels failliet is) zien dat dit voortdurende aandacht vergt. Steeds is alertheid geboden of de regels nog wel adequaat zijn of dat nieuwe ontwikkelingen om aanpassing daarvan vragen. Daartoe wordt, in beginsel om de vier jaar, een nieuwe Monitoring Commissie benoemd door de minister van Economische Zaken.

Code in politiek vaarwater

Tegelijkertijd is de Code in breder en meer politiek vaarwater beland. Zo is een belangrijk onderwerp geworden of bijvoorbeeld duurzaamheids- en andere maatschappelijke doelen zoals diversiteit ook een plaats in de Code moeten krijgen. Daarover wordt, net als overigens in de samenleving, verschillend gedacht. Dat heeft de vraag opgeroepen of de Code niet op andere leest moet worden geschoeid of wellicht zijn tijd heeft gehad.

Het uittreden van de vakbond FNV is illustratief. De klacht van FNV is dat in de Code en de Monitoring Commissie geen wezenlijke rol is weggelegd ‘voor de mensen die de winsten mogelijk maken’ en dat sprake is van het ‘legitimeren van slechte medezeggenschap’. Tegen deze observaties is het nodige in te brengen. Dat is echter niet waar het ons hier om gaat. Wat wij willen aankaarten is waarom de Code onderwerp is geworden van maatschappelijke en politieke fricties, en waarom dat juist niet in het belang van de samenleving is.

Terug naar de basis is ons devies, en die is al uitdagend genoeg

Het oorspronkelijke doel – waarborgen van goed bestuur en de financiële stabiliteit – wordt ondergraven als de Code verzandt in een brede verzameling van maatschappelijke wensen waartoe ondernemingen zich zouden moeten verhouden. Politieke discussies, (polariserende) belangenbehartiging en een diffuse veelheid aan eisen aan ondernemingen dreigen dan. En dat is slecht voor de Code, de Monitoring Commissie en voor de bedrijven zelf. Terug naar de basis is ons devies, en die is al uitdagend genoeg.

Dat doet niets af aan het grote belang van brede maatschappelijke vragen, zoals bijvoorbeeld de vraag met welke snelheid CO2 uitstoot moet worden teruggedrongen, in welke mate diversiteit leidend moet zijn en of werknemers meer bevoegdheden in de onderneming moeten krijgen. Maar het antwoord op dergelijke vragen moet de uitkomst te zijn van breed maatschappelijk en, uiteindelijk, politiek debat. Dat past niet bij de doelstelling van de Code en evenmin bij de daarmee samenhangende samenstelling van de Monitoring Commissie. Daarvoor ontbreekt ook de legitimiteit. Die ligt bij het parlement.

Alle informatie op tafel

Een belangrijke aanpassing van de Code die wel binnen het oorspronkelijke doel daarvan ligt, is de recente uitbreiding van de zogenoemde Verklaring omtrent Risicobeheersing (VOR). In de VOR verklaart het bestuur met een heldere toelichting dat zijn verslag voldoende inzicht biedt in eventuele tekortkomingen in de werking van interne risicobeheersings- en controlesystemen, en staat ze er ook voor in dat de duurzaamheidsverslaggeving geen onjuistheden van materieel belang bevat. Het ultieme doel is het verminderen van het risico op financiële rampen, zoals die van Ahold, Enron, Parmalat en Wirecard, en daarvoor zijn ook duurzaamheidsrapportages van belang. Adequate besluitvorming vereist effectieve bedrijfsprocessen die waarborgen dat alle relevante informatie bij het bestuur en de RvC op tafel belandt en in de externe verslaggeving tot uitdrukking komt.

Dit heeft directe consequenties voor de samenstelling van de Monitoring Commissie. De commissie zou ons inziens primair moeten bestaan uit experts die daadwerkelijk zicht hebben op, en kennis hebben van, de steeds ingewikkelder interne processen en regelgeving en hoe die praktisch te vertalen. In andere landen wordt dit principe al toegepast; daar bestaan vergelijkbare commissies uit financieel onderlegde bestuurders, accountants en bedrijfsjuristen. Dit bevordert de helderheid over de taak van de commissie en voorkomt teleurstellingen en verwarring. Dat laat onverlet dat werknemersvertegenwoordigers, zoals FNV, in de Commissie een rol kunnen vervullen om mede in de gaten te houden of belangen van andere betrokkenen in het proces niet worden geschaad.

Het behouden van focus in de Code is de kern, en dat geldt dus ook voor de Monitoring Commissie zelf. Zij heeft scherpte nodig om effectief te opereren in het belang van het oorspronkelijke doel van de Code: het bevorderen van goed bestuur en het beschermen van de financiële stabiliteit en continuïteit van bedrijven. Alleen op die basis kan de Code haar belangrijke bijdrage blijven leveren.


Opinie | Nederland neemt de tactieken over die Netanyahu gebruikt om minderheden te delegitimeren

Als Joodse Israëliër die in Amsterdam woont en in Leiden werkt, heb ik me altijd redelijk veilig gevoeld. Dat is veranderd – niet door het geweld in mijn stad tegen supporters van Maccabi Tel Aviv, maar door de manier waarop politici het incident hebben geframed. Deze framing, opgepikt door de (inter)nationale media voordat alle feiten bekend waren, lijkt opzettelijk ontworpen om spanningen tussen groepen verder aan te wakkeren voor politiek gewin en ten koste van de veiligheid van ons allen.

De dag na het geweld werd ik wakker met tientallen bezorgde berichten van familie in Israël. „Een ‘pogrom’ in Amsterdam”, luidden de koppen van de Israëlische berichten die ze me stuurden. Toen ik de feiten bestudeerde, kwam er een veel complexer beeld naar voren. Het geweld was angstaanjagend en afschuwelijk, maar ontstond uit spanningen die al meer dan 24 uur aan het opbouwen waren, en sommige van de slachtoffers van de aanvallen hadden zichzelf schuldig gemaakt aan racistische intimidatie of zelfs direct geweld.

Gelukkig voor mij gaven mijn vrienden en collega’s mij nooit de schuld van het geweld of het racisme van de Maccabi-supporters, mijn landgenoten. Geen enkele politicus deed dat ook. Maar mijn moslimvrienden en -collega’s hadden niet hetzelfde voorrecht. Al om 6.03 uur vrijdagochtend tweette Geert Wilders een zeer specifiek narratief, over een „pogrom” door „moslims met Palestijnse vlaggen die joden opjagen”.34

Opruiende tweet

Waar was dit narratief op gebaseerd? Het is onwaarschijnlijk dat Wilders genoeg informatie had om dit te concluderen. Pas een uur na die tweet, om 7.00 uur, kreeg zijn premier eindelijk contact met burgemeester Halsema om zich te laten informeren. Als Wilders’ prioriteit het waarborgen van de veiligheid van de inwoners en bezoekers van het land zou zijn, waarom was zijn eerste actie dan het plaatsen van zo’n opruiende tweet?

Als hij de relevante informatie had, wist hij waarschijnlijk dat sommige van de arrestanten voor het geweld op donderdag Israëlisch waren, wat wijst op een complexere reeks gebeurtenissen. Maar hij was ook sluw genoeg om te weten dat het framen van het geweld als een pogrom door moslims tegen Joden iedereen banger zou maken voor moslims, en dus meer steun zou opleveren voor collectieve bestraffing. Hij wist – en weet nog steeds – dat het harder aanpakken van moslimgemeenschappen waarschijnlijk wrok zal opwekken tegen Joden, die mogelijk de schuld zullen krijgen van de toegenomen repressie. Hij weet waarschijnlijk ook dat het escaleren van spanningen veel gemakkelijker is dan ze later te de-escaleren en de vrede te herstellen. En hij weet zeker dat beide gemeenschappen de prijs zullen betalen voor de verhoogde spanningen – en dat hoe groter de spanningen, hoe hoger zijn eigen politieke gewin.

Dit narratief wordt ook gebezigd door Benjamin Netanyahu, die het heeft gebruikt als munitie in zijn propagandaoorlog tegen internationale kritiek op Israëls ongebreidelde aanvallen in Gaza. De beslissing van de Amsterdamse driehoek om na het geweld protesten te verbieden volgde het narratief van Wilders en voedde het, waardoor pro-Palestijnse demonstranten werden neergezet als medeplichtig aan geweld waar ze niets mee te maken hadden. Als een Israëliër die tegen het leiderschap van Netanyahu is – dat verwoestend is geweest voor iedereen in het Midden-Oosten – verafschuw ik deze implicatie. En ik verafschuw het dat de Nederlandse regering dezelfde tactieken overneemt die Netanyahu al decennia gebruikt om minderheden te delegitimeren.

We moeten hun zelfzuchtige motivaties herkennen in het demoniseren van velen voor de daden van enkelen

Het ware belang van de Nederlandse bevolking is dat de veiligheid van al zijn gemeenschappen gewaarborgd wordt. Helaas heeft het huidige Nederlandse leiderschap het tegenovergestelde belang. In plaats van er alles aan te doen om de vlammen te doven en een gevoel van veiligheid te herstellen, hebben Dick Schoof, Geert Wilders, Caroline van der Plas en anderen het vuur actief aangewakkerd, roepend om veranderingen bij de politie en in wetgeving die duidelijk – en oneerlijk – gericht zijn op Nederlandse moslims.

In dit proces hebben ze de term ‘antisemitisme’ als wapen gebruikt om de grootste religieuze minderheid van het land te demoniseren en te discrimineren. Maar was het antisemitisme van de jaren dertig in Europa niet óók de demonisering en discriminatie van een religieuze minderheid die door politici werd neergezet als een bedreiging voor de samenleving? Wat is cynischer dan dit gebruik van de term ‘antisemitisme’?

Ophitsen

We moeten geweld, vooroordelen en identiteitsgebonden discriminatie van iedereen veroordelen – en vooral dat van publieke figuren en leiders. Het echte gevaar voor religieuze en etnische minderheden komt van degenen in machtsposities die anderen kunnen ophitsen en discriminerende praktijken kunnen afdwingen.

Om ervoor te zorgen dat onze leiders onze angsten niet als wapen gebruiken en ons tegen elkaar opzetten, moeten we hun zelfzuchtige motivaties herkennen in het demoniseren van velen voor de daden van enkelen.

We hebben niet alle inwoners met een Nederlandse achtergrond van antisemitisme beschuldigd vanwege de gepubliceerde antisemitische retoriek van FVD-leden, en zouden dat ook niet moeten doen. We hebben niet alle inwoners met een Nederlandse achtergrond als racisten bestempeld ondanks de verwoestende discriminerende beleidsmaatregelen die hebben geleid tot het toeslagenschandaal. En we zouden zeker geen informatie over specifieke individuen moeten gebruiken om het ergste te veronderstellen over hele minderheidsgroepen. Hoeveel onze politici ons hiervan ook proberen te overtuigen.

Lees ook

Genocide- en antisemitisme-expert Amos Goldberg: ‘In Gaza is een genocide gaande’

Amos Goldberg, hoogleraar Holocaust-geschiedenis. Foto Samar Hazboun


Opinie | Op naar de oliebollenkraamdemocratie

Vorige week stond Den Haag in het teken van het integratiedebat. Op woensdag leidde dit debat tot veel verontwaardiging, en op vrijdag stapte staatssecretaris Nora Achahbar (Belastingen, NSC) op. Volgens de eerste berichten ging het om racistische en discriminerende uitspraken in de ministerraad. Later verklaarde zij zelf dat het haar ging om de „polariserende omgangsvormen”. Het debat en haar vertrek stonden symbool voor de polariserende en verharde toon in het politieke discours.

Maar diezelfde week speelde zich in Utrecht, bij mij om de hoek, een vergelijkbaar verhaal af – een verhaal met een heel andere uitkomst.

Bij een oliebollenkraam in Utrecht werd de sollicitatie van een meisje van vijftien geweigerd vanwege haar hoofddoek. Haar moeder legde het incident vast en confronteerde de oliebollenbakker. Wat volgde, escaleerde snel. Het incident ging viral op sociale media en haalde het landelijke nieuws. Het leidde tot woede en verontwaardiging, met name onder Nederlandse moslims, die hun gevoelens massaal op sociale media deelden.

Geen schaamteloze verklaring

Maar wat er daarna gebeurde, was het meest interessant.

De oliebollenbakker koos niet voor verdediging of ontkenning. Geen schaamteloze verklaring in de trant van het kabinet: ‘Er is en was geen sprake van racisme. Mijn kraam is er voor alle Nederlanders’. In plaats daarvan ging hij in gesprek met de ouders en het meisje. Hij bood oprechte excuses aan – aan de ouders, aan het meisje en publiekelijk via een verklaring.

En hij ging verder: hij bood aan om persoonlijk zijn excuses aan te bieden bij de moskee, een dag gratis oliebollen uit te delen en een deel van zijn winst te doneren aan een goed doel. Een voorbeeld van verantwoordelijkheid nemen en handelen.

In plaats van de situatie te laten escaleren, koos de bakker ervoor om het vuur te doven

De ouders kozen op hun beurt voor vergeving en dialoog. Ze gaven aan dat de excuses oprecht waren en besloten af te zien van juridische stappen. Ze spraken zich uit over het belang van verzoening en begrip. Wat ik enorm respecteer.

Na zijn excuses konden veel van de mensen die eerder hun verontwaardiging uitten, dit waarderen. De reacties op sociale media veranderden: waar eerst woede overheerste, zagen velen nu de kracht van oprechte excuses en bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen.

Verbinden

Deze gebeurtenis laat zien hoe krachtig oprechte excuses, empathie en dialoog kunnen zijn. In plaats van de situatie verder te laten escaleren, koos de bakker ervoor om het vuur te doven – zelfs terwijl hij letterlijk met olie werkt. Haagse politici, die afgelopen week terecht het verwijt krijgen dat ze olie op het vuur gooien in tijden van polarisatie, kunnen hier een voorbeeld aan nemen.

Misschien zouden onze bewindspersonen en politici in Den Haag een oliebol moeten halen bij deze Utrechtse bakker en bij de ouders van het vijftienjarige meisje moeten langsgaan. Niet alleen om oliebollen te proeven, maar vooral om te leren hoe je in tijden van verdeeldheid mensen kunt verbinden.


Opinie | De muziekindustrie wil massa, en geen muzikant met een missie

In feite is het niets minder dan legale chantage. Kleine muziekartiesten die – zoals veruit de meeste muzikanten – geen contract hebben bij een platenmaatschappij, worden uitgeknepen door machtige digitale distributeurs en streamingdiensten. Wie een distributeur inschakelt om muziek op Spotify op Apple Music te plaatsen, moet vaak een abonnement afsluiten of tot 15 procent per nummer afdragen. Waarna de streamingdienst zelf ook nog 70 procent van de opbrengsten opstrijkt. Voor de artiest zelf blijft bijna niets over.

Is er een alternatief? Om te beginnen zou je de distributeur toch gewoon kunnen omzeilen? Helaas. Een beginnende of onbekende muzikant of producer kan niet zelf met een mooi album naar de streamingservice stappen. Daar verwijst men vriendelijk doch beslist naar een lange lijst distributeurs voor wie bulk-inkoop van muziek het doel is. In de muziekindustrie wil men geen muzikant met een missie, men wil massa.

Op zich is het begrijpelijk dat er kosten zijn om muziek op streamingdiensten te plaatsen. Maar een abonnement of een eeuwigdurend percentage eisen (zelfs na overlijden van de artiest) over onafhankelijk geproduceerde liedjes gaat erg ver. Veel distributeurs verwijderen nummers simpelweg van de streamingplatforms als de musicus of producer niet blijft betalen. Er zijn geen muziekdistributeurs meer die een eenmalige vergoeding vragen voor de distributiewerkzaamheden.

Niet rendabel

Kleine artiesten zijn doorgaans dus compleet afhankelijk van de streamingdiensten, en daarmee van de distributeurs. De enige manier waarop zij gegarandeerd nog enig inkomen kunnen krijgen uit hun muziek, is meegaan in het eerder genoemde systeem van commissies en abonnementen dat distributeurs gebruiken. Maar voor een muzikant of producer, die één album per jaar produceert, is dit niet rendabel. De kosten voor de middle man wegen nauwelijks op tegen de opbrengsten.

Hoewel de artiest ten minste het idee heeft dat er naar zijn of haar muziek geluisterd wordt, leveren streams amper geld op: circa 0,0035 euro bruto per afgespeeld liedje, waar nog inkomstenbelasting en distributiekosten vanaf gaan. En van inkomsten uit concerten en de verkoop van fysieke cd’s hoeven kleine artiesten het al helemaal niet te hebben. Het gaat dus allemaal om de streams. En wie daarmee een modaal brutosalaris wil verdienen, heeft er jaarlijks ongeveer 12 miljoen nodig. Een beetje artiest met een muziekopleiding en fatsoenlijke instrumenten en opname-apparatuur komt pakweg rond de 500.000 uit. Dat zijn er dus 11,5 miljoen te weinig.

Zelf promoten dan maar, bijvoorbeeld via sociale media? Dat heeft weinig zin als je een minder bekende popartiest bent, of bijvoorbeeld een klassiek strijkkwartet of jazztrio. Een bepaalde muziekstijl of instrumentengroep is via Spotify, Deezer, Tidal en Apple Music heel gemakkelijk te vinden voor de liefhebber. Die hoeft de sociale media daar niet voor af te struinen.

Natuurlijk zijn er uitzonderingen: artiesten die ineens doorbreken via sociale media met een hippe act. Maar een mooi klassiek album of een stroom jazznummers van topkwaliteit uitbrengen op bijvoorbeeld TikTok heeft vrijwel nooit kans van slagen. Een dergelijke post loopt meestal vast in het algoritme. Zodra de views teruglopen, krijgen gebruikers het filmpje op een gegeven moment niet eens meer voorgeschoteld.

Radiostations streamen alles en vragen altijd om ‘een linkje’

Bij streamingdiensten kunnen musici nog hun best doen om in afspeellijsten te komen. Om zo veel mogelijk streams (en dus inkomsten) te krijgen, proberen veel artiesten zich aan te sluiten bij de populairste playlists. Ze gaan muziek maken die bijvoorbeeld in een zen- of yogalijst past. Of ze gaan zich profileren als dance-producer. Op die manier vervlakt de diversiteit van het muziekaanbod. Het wordt minder aantrekkelijk voor de artiest om nieuwe of originele muziek te maken.

De laatste optie, zelfpromotie door een podcast te beginnen en daarin eigen muziek te gebruiken, wordt door Spotify tevens onmogelijk gemaakt. De dienst staat geen muziekpromotie toe in podcasts. De zoektocht naar een gezonde vorm van vrije distributie voor onafhankelijke artiesten, liefst met een beetje inkomen, blijft voortduren.

De kritische lezer kan nu zeggen: wat zeur je? Je kúnt je muziek tenminste op internet kwijt. Vroeger was die optie er niet, en had je een platencontract nodig om een groot publiek te bereiken. Dat is waar. Maar vóór het internet opkwam, kon de onafhankelijke artiest zelf wat lp’s, cd’s of cassettebandjes laten maken, om die vervolgens op te sturen naar een recensent of persoonlijk af te geven bij een radiostation. Ook de verkoop bij optredens kon lucratief zijn.

Die tijden zijn voorbij. Recensenten en radiostations streamen alles en vragen altijd om ‘een linkje’. Ongevraagde promotie verdwijnt direct in de mailprullenbak of de spambox. Het aanbod is daarnaast gewoonweg te groot om alles nog te kunnen beluisteren.

Meesterviolist

Moeten we dan maar op de hoek van de straat gaan staan met een open gitaarkoffer? Dat is ook niet echt een oplossing. Kijk maar naar meesterviolist Joshua Bell, die ooit bij wijze van experiment in een metrostation te Washington DC op zijn peperdure Stradivarius drie kwartier lang zijn concertstukken speelde. Het merendeel van de duizend passanten luisterde niet of nauwelijks. Hij haalde circa 50 dollar op, waaronder een briefje van 20 dollar van een vrouw die hem herkende omdat ze toevallig de dag ervoor naar zijn uitverkochte concert was geweest.

Wanneer je daarbij bedenkt dat Bell nota bene een artiest is die wél vele miljoenen streams heeft op Spotify, zul je inzien hoe moeilijk het is voor kleine, onafhankelijke artiesten om in het hedendaagse muzieklandschap op te vallen – en hoe lastig het dus voor hen is om met hun muziek een eerlijke boterham te verdienen.

Lees ook

Is met podcasts geld te verdienen? Met die vraag worstelt Spotify – dat nog nooit winst maakte

Spotify kondigde eerder aan zeshonderd werknemers te gaan ontslaan. Dat is zo’n 6 procent van het totaal.


Opinie | Eerst de legertop eruit, en daarna de democratie

Op de bureaus van mensen die Donald Trumps presidentschap voorbereiden, liggen volgens The Wall Street Journal plannen voor een soort krijgsraad; een door Trump samengestelde groep officieren buiten dienst die alle actief dienende generaals moet gaan beoordelen. Wie volgens hen niet geschikt is, kan door de president binnen dertig dagen ontslagen worden.

Hoewel Trump tijdens de campagne openlijk afstand heeft genomen van het aartsconservatieve beleidsprogramma ‘Project 2025’, is dit een van de eerste dingen waar ik aan denk. Het project is gebaseerd op de gedachte dat ambtenaren verantwoording afleggen aan niemand anders dan het staatshoofd. En dus níet aan de grondwet, zoals nu het geval is. Project 2025 beoogt onder andere de herinrichting van justitie, de ontmanteling van de FBI en de afschaffing van de ministeries van Binnenlandse Veiligheid en Onderwijs. Sommige doelen zouden bereikt moeten worden door de onmiddellijke inzet van het leger.

Het kan zijn dat Trump inderdaad geen weet heeft van de plannen, maar dat acht ik onwaarschijnlijk. Zo refereerde hij in 2019 al aan de kernboodschap van Project 2025, door te zeggen dat hij als president kan doen wat hij wil. In het laatste jaar van zijn eerste presidentschap liet hij een vragenlijst maken om overheidsfunctionarissen te testen op hun persoonlijke loyaliteit. Los daarvan heeft hij tijdens de verkiezingscampagne een fiks aantal uitspraken gedaan die sterk overeenkomen met de inhoud van Project 2025.

Wat houdt de loyaliteit van een militair eigenlijk in? Waaraan is een militair trouw?

Uitspraken die – al dan niet bewust – verpakt zitten tussen de klinkklare onzin, zodat de impact minder opvalt. Zo vertelde Trump het publiek op een christelijk-conservatieve bijeenkomst dat ze voortaan „niet meer zouden hoeven stemmen”, als hij weer president zou worden. „Democraten bestempelt hij als „vijand van binnenuit”; mensen die gevaarlijker zijn dan Rusland of China en daarom met hulp van de federale overheid en het leger opgespoord en opgepakt moeten worden. Als hij het heeft over de legerleiding, stelt Trump hun loyaliteit regelmatig ter discussie. Tegen zijn stafchef merkte hij tijdens zijn eerste termijn op behoefte te hebben aan generaals zoals Hitler die had.

Democratie en dictatuur

Loyaliteit binnen het leger is een groot goed. Maar wat houdt de loyaliteit van een militair eigenlijk in? Waaraan is een militair trouw? In dat opzicht verschilt een democratie sterk van een dictatuur. In het eerste geval ligt de loyaliteit van militairen bij de bescherming van het grondgebied en de grondrechten van burgers. In het tweede geval beschermt het leger het staatshoofd tegen alle mogelijke bedreigingen voor zijn positie of die van de partij. Dus ook, of zelfs voornamelijk, tegen de eigen burgers.

Dat de plannen voor Trumps krijgsraad zijn uitgelekt zal, aangevuld met slechts enkele ontslagen van gedecoreerde generaals, voldoende zijn om angst te zaaien onder de overige militairen. Officieren zullen zich voegen naar Trump, in de hoop dat het wel mee zal vallen en zodat zij niet ook zelf worden vervangen door loyalisten. Het schept een leger dat Trump in staat stelt om zijn belofte dat Amerikanen na 2024 nooit meer hoeven te stemmen waar te maken.

Terwijl het Amerikaanse leger straks druk is met de vijanden van binnenuit, zal Trumps interesse in de NAVO tot slot niet meer afhangen van onze ‘contributie’. Die interesse blijft alleen overeind als Trump er zelf baat bij heeft. In Europa klampen we ons vast aan Mark Rutte om hem binnenboord te houden. Niet omdat we een land dat afglijdt naar een autocratie als bondgenoot willen, maar omdat we zelf geen antwoord hebben op de snel veranderende wereld en de dreiging vanuit Rusland.

Lees ook

Trumps regering vormt een gevaar voor de wereld

Trumps regering vormt een gevaar  voor de wereld


Opinie | Shell kan helemaal niet rustig verder boren

De uitspraak van het gerechtshof in Den Haag in de zaak Shell tegen Milieudefensie is afgeschilderd als een nederlaag voor Milieudefensie en een opluchting voor Shell . Het gerechtshof schrapte de verplichting die de rechtbank had opgelegd om emissies met een bepaald percentage te reduceren. Zowel de 45 procent reductie, als de lagere reductiepercentages waar Milieudefensie als alternatief om had verzocht werden afgewezen.

Echter, na te hebben geconcludeerd dat het wetgevingskader onvolledig is, bepaalde de rechtbank vijf principes die de wetgever aansporen om de materie uitgebreider te reguleren. Deze principes zullen ook nieuwe rechtszaken tegen uitstoot van CO2 vergemakkelijken.

Ten eerste maakte het gerechtshof duidelijk dat Shell en andere bedrijven die op vergelijkbare wijze bijdragen aan de opwarming van het klimaat hun eigen verantwoordelijkheden hebben onder het Akkoord van Parijs. Het gerechtshof vat deze verantwoordelijkheden en de uitvoering van mensenrechten samen in de maatschappelijke zorgvuldigheidsverplichting om CO2-uitstoot te beperken. Deze wordt ingevuld door zogeheten soft law-instrumenten voor bedrijven die een zekere regulerende werking hebben, zoals de UN-Guiding Principles on Business and Human Rights en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Derde partijen

Ten tweede stelt het gerechtshof vast dat de klimaatverplichting de wereldwijde ‘scope 3 emissies’ omvat. Dit zijn de emissies die door derden partijen worden veroorzaakt bij hun consumptie van de producten van Shell. Deze emissies vormen 95 procent van de totale emissies van Shell. Volgens het gerechtshof zijn dominante bedrijven waarschijnlijk ook verantwoordelijk voor de upstream-emissies van leveranciers in hun waardeketen.

Op dit belangrijke punt bevestigt het gerechtshof het eerste vonnis en dit zal aandacht vragen van andere bedrijven. Deze redenering is in lijn met de uitspraak van Hooggerechtshof van het Verenigd Koninkrijk in de zaak-Finch, die bepaalde dat broeikasgassen bij eindgebruik moeten worden meegenomen bij verlenen van boorvergunningen. Ook ondersteunt de redenering toekomstige rechtszaken tegen greenwashing in de vorm van ‘koolstofneutraliteitsclaims’ van grote vervuilers die alleen verwijzen naar scope 1 (productie) en scope 2 (energie) emissies.

De uitspraak bevestigt dat het legitiem is voor de rechter om de algemene zorgplicht toe te passen als regelgeving onvoldoende is

Ten derde verwierp de uitspraak van het gerechtshof enkel het idee van een absolute reductieverplichting voor Shell, maar het suggereert wel dat bedrijven verschillende, meer specifieke verplichtingen kunnen hebben met betrekking tot hun impact op het klimaat. Het gerechtshof is vrij expliciet dat de eis om de productie te verminderen mogelijk had kunnen leiden tot een meer concrete verplichting, alleen heeft Milieudefensie dit punt niet naar voren gebracht. Onder andere een effectiviteitsargument bracht het gerechtshof ertoe om een absolute reductieverplichting af te wijzen, omdat veel van de scope 3 uitstoot gemakkelijk zou kunnen worden overgenomen door andere marktpartijen. Echter, het gerechtshof vond ditzelfde argument niet van toepassing op de eigen productieactiviteiten van Shell, die bijdragen aan grofweg 30 procent van haar scope 3 emissies. Dit lijkt nieuwe mogelijkheden te bieden voor toekomstige rechtszaken.

Lees ook

Opluchting bij Shell en ontgoocheling bij Milieudefensie nadat hof reductieplicht van tafel veegt

Donald Pols van Milieudefensie spreekt buiten, kort na de uitspraak, een menigte journalisten toe.

Het gerechtshof gaat daarnaast uitgebreid in op het carbon lock-in effect als gevolg van de lange terugverdientijd van Shells investeringen in nieuwe olie- en gasvelden. De betreffende passage toont de zorgen van het gerechtshof over mogelijke toekomstige arbitrage van investeerders in fossiele brandstoffen van nu. Dit is en blijft een ernstige zorg, gezien het feit dat Nederland herhaaldelijk door de fossiele brandstofindustrie is aangeklaagd voor het stellen van grenzen aan hun activiteiten, meest recentelijk met betrekking tot de Groningse gaswinning. Dit deel van de uitspraak van het gerechtshof zal waarschijnlijk worden opgemerkt door de Duitse en Engelse rechtbanken die zich momenteel bezighouden met rechtszaken tegen investeringen en vergunningen voor nieuwe exploratieprojecten voor fossiele brandstoffen.

Wel het domein van de rechter

Tot slot verwerpt het gerechtshof expliciet en principieel het argument van Shell dat „beslissingen over het reduceren van CO2-uitstoot tot het domein van de wetgever [behoren] en niet tot het domein van de civiele rechter”. Op dit punt is in veel nieuwsberichten over deze uitspraak ten onrechte anders bericht. De uitspraak bevestigt dat het legitiem en passend is voor de civiele rechter om de algemene zorgplicht te interpreteren en toe te passen als regelgeving onvoldoende is om de grondrechten van anderen te beschermen.

Dit is volledig in lijn met de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak aangespannen door de zogeheten KlimaSeniorinnen, een groep van tweeduizend oudere Zwitserse vrouwen, in april van dit jaar, waarin het Hof benadrukte dat alle drie de takken van de overheid, inclusief de rechterlijke macht, een rol hebben bij het ontwikkelen van klimaatbeleid. En, wat belangrijk is, in principe zou dit ook kunnen inhouden dat er een specifiek reductiepercentage wordt opgelegd.

Samengevat biedt het vonnis geen moment van opluchting voor Shell. Integendeel: het suggereert dat bedrijven meervoudige verplichtingen hebben om klimaatactie te ondernemen en het bevestigt de wettelijke aansprakelijkheid voor degenen die deze verplichtingen niet nakomen.


Opinie | De aanvallen op Maccabi-fans vergelijken met een pogrom is een misselijkmakende hyperbool

Historische vergelijkingen zijn altijd riskant. Toch kunnen ze soms helpen om bepaalde gebeurtenissen en processen beter te begrijpen. Je moet natuurlijk wel enige kennis van zaken hebben. Naar aanleiding van de rellen in Amsterdam rond de voetbalwedstrijd Ajax – Maccabi Tel Aviv gebruikten Nederlandse en Israëlische politici grote woorden en beladen metaforen. De aanvallen op de Maccabi-fans werden betiteld als „Jodenjacht” en „pogroms”. Her en der klonk zelfs de term Kristallnacht.

Dat zijn allemaal misselijkmakende hyperbolen. De vooraf geplande pogroms van de nazi’s in de nacht van 9 op 10 november 1938 waren van een hele andere orde. Het was een door de Duitse overheid gestimuleerde en deels georganiseerde vervolging, uitsluitend gericht tegen Joodse burgers. Hun winkels, bedrijven en andere bezittingen werden vernield. Honderden synagogen in brand gestoken terwijl de brandweer niet mocht blussen. Circa honderd Joden werden op straat vermoord of in concentratiekampen gevangen gezet en later alsnog omgebracht.

De gretigheid waarmee politici als Geert Wilders (PVV), Mona Keijzer (BBB) en Dilan Yesilgöz (VVD) de onjuiste vergelijking maakten tussen het geweld in Amsterdam en pogroms als de Kristallnacht, komt opportunistisch over. Het toont niet alleen hun gebrek aan historisch besef aan, maar ook hun ware politieke gezicht.

Indirect racisme

Regeringspartij PVV heeft naar aanleiding van de Maccabi-rellen geopperd om „criminele moslims” hun paspoort te ontnemen. Dat het kabinet-Schoof de mogelijkheid van deze maatregel serieus gaat onderzoeken, is een staatsrechtelijke grensoverschrijding zonder weerga. Deze maatregel geldt immers alleen een selectieve groep. Feyenoord-supporters met hun anti-Joodse spreekkoren bij elke wedstrijd tegen Ajax worden er kennelijk niet toe gerekend. In dit geval zijn voornamelijk Marokkaanse Nederlanders met twee paspoorten het doelwit. Dat is een vorm van indirect racisme.

De obsessie met het ‘migratie- en integratieprobleem’ van diverse (extreem)rechtse politici in Nederland roept een andere historische vergelijking op – eentje die wel hout snijdt.

Het idee van de ‘mislukte integratie’ is een soort dolkstootlegende

Uit onderzoek van historici en sociologen blijkt dat er een gecreëerd probleem is: de uitbuiting van arbeidsmigranten en een slecht functionerende opvangstructuur voor asielzoekers. Daar doet de regering niets of weinig mee. Maar een regeringspartij als de PVV doet wel totaal ongefundeerde uitspraken. Het tekort aan woningen wordt bijvoorbeeld toegeschreven aan „statushouders”, die „massaal voorrang” krijgen. Met een dergelijke argumentatie trek je veel stemmen, maar ze lost niets op.

Dit verdraaien en opblazen van een nauwelijks bestaand probleem herinnert aan de zogenoemde dolkstootlegende, tijdens de Weimarrepubliek. Na de Duitse nederlaag tijdens de Eerste Wereldoorlog stelden nationalisten en conservatieven dat Duitsland de oorlog niet had verloren op het slagveld. Hoofdverantwoordelijken waren volgens hen linkse revolutionairen en republikeinen – vooral Joden – in eigen land. Zij hadden met hun acties de dolkstoot gegeven aan het leger. Na de Novemberrevolutie in 1918 was immers een sociaaldemocratische burgerregering aan de macht gekomen die had aangestuurd op overgave en een staakt-het-vuren.

Legitimering

Deze door rechts-conservatieve groepen steeds weer aangehaalde legende fungeerde als verklaring voor het verliezen van de oorlog en de economische depressie, en diende als legitimering voor de vervolging van de Joodse Duitsers. In Nederland wordt het idee van de ‘mislukte integratie’ ingezet ter verhulling van het falende woningmarktbeleid van de overheid, en van discriminatie van bepaalde bevolkingsgroepen.

Beroepshistorici zien het als hun taak om mythen en legenden te ontmaskeren, omdat ze weten dat die een grote en gevaarlijk mobiliserende kracht in de samenleving kunnen zijn. Zulke fabels gaan meestal slecht samen met luisteren, argumenteren en de bereidheid de feiten onder ogen te zien.

Lees ook

Schadelijker dan de incidenten zelf: de politieke reactie erop

Schadelijker dan de incidenten zelf: de politieke reactie erop


Column | Zo weerhaken de machines in de mens

Het infuus in zijn linker halsader valt uiteen in een guirlande van plastic buizen, die hun traject vervolgen naar de pompen van een infuuspaal. „De natte kant van de patiënt”, zegt de intensivist. Onze ogen glijden eroverheen. De medicatie ondersteunt de bloeddruk en het hart, is pijnstillend en houdt de patiënt in slaap.

Het infuus in zijn rechter lies brengt het bloed heen en weer, naar en van een machine op wieltjes, in wezen een grote nier. Kleine centrifuges, die de afvalstoffen het bloed uitfilteren, en een cilindervormige zeef, die de rest van de afvalstoffen onttrekt, staan geëtaleerd. Het contrapunt van de pompen, centrifuges, klokken en ventielen maken dat ik een stap achteruitzet om het totaal in ogenschouw te nemen.

De verpleegkundige pakt een zak troebel vocht en deponeert het in een daartoe bestemde bak. „Hierin zit het ultrafiltraat van het bloed”, zegt ze. Pis, zeg maar.

De buis in zijn mond perst lucht in de longen. Het is bevestigd om zijn gezicht met een masker, waarbij kussentjes op de wangen rusten om drukplekken te voorkomen. De stroomsnelheid is een lineaire functie van volume en druk, zodat de longen zich vullen zoals een blaasbalg zich met lucht vult nadat je je voet eraf haalt. De buizen voor luchttoevoer en bevochtiging rusten op een metalen geraamte, om de man heen opgetogen om knikken in de buis te voorkomen.

Vanachter zijn masker knippert hij zo nu en dan. Het is het beetje resthersenfunctie dat we hem kunnen permitteren voordat hij uit onrust verkeerd gaat ademen. Hij opent even zijn ogen en dwaalt met zijn blik in het luchtledige; hij laat een traan en sluit zijn ogen weer. „Ik vraag me af of mensen daadwerkelijk emotie voelen als ik een traan bij ze zie”, zegt de verpleegkundige. „Na twintig jaar weet ik het nog niet.” Ik knik gelaten.

Zo weerhaken de machines in een mens; zijn organen zijn opgetogen in een exoskelet. Ik kijk naar buiten, de bomen schudden hun bladeren. Het is koud.

Hij ligt hier al enkele weken, zonder dat er vooruitgang wordt geboekt. Met elke dag stilstand is zijn lichaam meer en meer overgeleverd aan de katheters en sondes van de machines. De prognose is zeer somber, maar zolang we niet volledig met de rug tegen de muur staan wil de familie koste wat het kost doorgaan met behandelen. Bijkomende complicaties beletten in een wrang soort logica het staken van de behandeling; er zijn immers overbrugbare probleem bijgekomen die zijn herstel mogelijk in de weg staan. Dus behandelen we door.

Ik word graag aangesproken met: Sjon, staat op een klad op de muur. Ik kijk graag naar: praatshows. „USA! USA! USA!…”, hoor ik op dat moment achter mij. Het volume van het scanderen stijgt boven die van de apparaten uit, die zoemen, piepen en rochelen. Ik kijk om naar de televisie, en zie Trumps guitig getuite grijns. Ik schakel de televisie uit.

Op het kastje naast het bed staat een doorleefde bijbel. Het tot diep lijkgeel vergeelde papier, bruin gevlekt en geplooid in duizenden ezelsoortjes, is een relikwie in deze steriele wereld van glas en chroom. Foto’s van familie en een Maria-icoon doen dienst als boekenlegger. Psalm achtenzeventig, een maskil van Asaf, wordt omlijst door het karmozijnroden boekenlint, dat weer rafelt over de verzen van de psalm. Ik duw het lint opzij en ik lees.

Een geweldige klap tegen het raam voor mij. Ik kijk op, en kan nog net de levenloze blik vangen van een verdwaalde kwartel, die tegen het raam opvloog en zich ten gronde richt.

Dino Gacevic is arts op de intensive care.


Column | Hypocrisie en inconsistentie

Ik ben altijd een warm pleitbezorger geweest van hypocrisie. Vijf jaar geleden schreef ik in een column dat hypocrisie onvermijdelijk is, dat het mensen zelfs reliëf geeft. Ik moet dat leuke tegendraadse standpunt nu helaas nuanceren. De afgelopen week waren er zo veel aanstootgevende voorbeelden van hypocrisie dat het zelfs mij als liefhebber begon tegen te staan. Het dwong me om dieper na te denken over wat hypocrisie eigenlijk is, en waarom het soms storender is dan anders.

Het hypocrisieverwijt gaat vaak over inconsistentie. Als je kritiek hebt op Israëls handelen in Gaza, dan had je ook kwaad moeten zijn over de etnische zuivering in Nagorno-Karabach. Of: als je vrouwenrechten zo belangrijk vindt, dan moet je je niet alleen uitspreken over het patriarchaat in Nederland, maar ook over dat in Afghanistan. Of: als je klimaatactivist bent, mag je niet vliegen, vlees eten of op skivakantie.

Dat inconsistentieverwijt snijdt niet altijd hout. De vergelijking tussen Gaza en Nagorno-Karabach gaat bijvoorbeeld niet op, niet alleen vanwege het verschil in schaal en aantallen doden, maar ook omdat Israël westerse wapens krijgt en Azerbeidzjan niet. De verontwaardiging over het eerste is dus logischerwijs groter. Ook de vergelijking tussen het patriarchaat in Nederland en dat in Afghanistan is scheef: op dat eerste kunnen Nederlandse feministen invloed uitoefenen, op het tweede niet.

Daarnaast is consistentie niet hetzelfde als volledigheid. Wie niet al het onrecht in gelijke mate veroordeelt, is niet zozeer inconsistent als wel onvolledig. Pas als iemand een bepaald onrecht ontkent, of een overduidelijk onrecht negeert, kun je hem inconsistentie verwijten. Dat geldt bijvoorbeeld voor linkse mensen die vrouwenonderdrukking in migrantengemeenschappen negeren, met als tragisch dieptepunt een PvdA-raadslid dat ooit een regenboogboerka aantrok naar de Canal Parade.

Volgende vraag: is inconsistentie per definitie hypocriet? Het korte antwoord is nee. Na wat grasduinen in de literatuur vond ik in een paper een leuke definitie: hypocrisie is een vorm van inconsistentie die blijk geeft van een ondeugd, zoals partijdigheid of zelfingenomenheid. Er zijn dus vormen van inconsistentie die niet hypocriet zijn, omdat iemand om andere redenen niet handelt naar zijn idealen, bijvoorbeeld door geldgebrek of praktische obstakels. Denk aan voormalig klimaatminister Rob Jetten, die naar Argentinië vloog om zijn schoonfamilie te bezoeken: er is nu eenmaal geen andere manier om daar snel te komen.

Nu begrijp ik mijn irritatie van de afgelopen week over sommige reacties op het geweld in Amsterdam: die toonden niet zomaar inconsistentie, maar échte hypocrisie. Laten we even inzoomen op de casus ‘Dilan Yesilgöz’. In verschillende uitingen, van tweets tot een ‘longread’ op de partijsite, liet de VVD-leider duidelijk zien dat ze haar waarden selectief toepast.

Zo schreef ze dat we „niet tolerant mogen zijn voor intolerantie”, terwijl ze met de grootste haatzaaier uit de naoorlogse Nederlandse geschiedenis een kabinet heeft gevormd. Iemand die al twintig jaar bezig is moslims en politieke tegenstanders te demoniseren en het publieke debat van zijn laagje beschaving te ontdoen. Die nu van Marokkaanse Nederlanders tweederangs burgers wil maken door de definitie van ‘terrorisme’ zo op te rekken dat uiteindelijk elke kruimeldief met een dubbel paspoort het land uitgezet kan worden.

Ze stelde dat mensen met een migratieachtergrond „onze normen en waarden” niet onderschrijven, terwijl de haatzaaier in kwestie dat zelf niet doet (denk aan zijn intolerantie, selectieve vrijheidsbegrip en minachting voor het gelijkheidsbeginsel), en terwijl bondgenoot Israël het internationaal humanitair recht, gebaseerd op onze normen en waarden, as we speak aan het vermorzelen is. Ik snap dat zij aan dat laatste weinig kan doen – hoewel ze meer kan doen dan u en ik – maar het onbenoemd laten getuigt in elk geval van onvolledigheid en in deze context misschien wel van inconsistentie.

Als klap op de vuurpijl postte Yesilgöz zondag foto’s op X van politieagenten die bij een verboden demonstratie op de Dam stonden, met het commentaar: „En dan je afvragen waarom mensen vertrouwen in de overheid verliezen. In hemelsnaam.” Waarmee ze leek te willen zeggen: de vertrouwenscrisis komt door slappe gezagsdragers. Wat een tekst, van de leider van de partij die al veertien jaar onafgebroken regeert, de langst zittende en vaakst liegende premier ooit leverde, medeorganisator was van het Toeslagenschandaal, en aan de macht was toen tijdens de ‘functie elders’-crisis het vertrouwen een duikvlucht nam.

Het zijn zuivere voorbeelden van hypocrisie: ze tonen inconsistentie die alleen het gevolg kan zijn van partijdigheid. Yesilgöz kijkt welbewust weg van eigen falen. Maar het zal weinig indruk maken dat ik dit zeg, want het woord ‘hypocrisie’ is door kwistig gebruik impotent geworden. Het zal mensen worst wezen of ze hypocriet worden genoemd. Gelukkig is er nog een ander woord dat de lading ook prima dekt: ongeloofwaardig. Als je zegt ergens voor te staan, maar die waarden alleen toepast wanneer het je uitkomt, heb je je geloofwaardigheid verloren.

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC


Opinie | Het wangedrag van de Maccabi-fans kwam pas laat in het volle licht te staan

Ik zal er geen gewoonte van maken om deze rubriek in het bed van de ombudsman te laten beginnen, maar toch. Vorige week vrijdag meldde de wekkerradio in hoog tempo dat de Israëlische regering van plan was vliegtuigen naar Nederland te sturen om Israëlische burgers in veiligheid te brengen, dat Geert Wilders het over een pogrom in Amsterdam had gehad en het aftreden van de burgemeester van Amsterdam eiste, dat de Nederlandse regering het geweld tegen Joden ten strengste veroordeelde. Maar ik moest lang luisteren voordat duidelijk was wat er precies was voorgevallen – en nu een week later weten we het nog steeds niet.

De rellen in Amsterdam waren behalve een reeks angstaanjagende geweldsuitbarstingen op straat, ook een extreem voorbeeld van de nieuwe politieke orde. De opinies (of duidingen, of manipulaties) van de politici hadden in massieve vorm hun weg gevonden in de media; de journalistiek stond voor de taak om achteraf de feiten onder de meningen vandaan te trekken. Intussen waren de uitspraken van internationale politici nieuwsfeiten op zichzelf.

Zestienjarige YouTuber

Het achterhalen van de gebeurtenissen op straat bleek een moeilijk karwei, waar ook NRC niet ongeschonden uit kwam. Met name op zondag en maandag zwol de lezerskritiek aan, naar aanleiding van een artikel over de zestienjarige YouTuber Benjamin Buit van het kanaal Bender, die donderdagnacht verslag deed van hoe supporters van Maccabi Tel Aviv, terug op het Centraal Station na de wedstrijd tegen Ajax, zich bewapenden met stokken en mensen aanvielen. Lezers zagen er een correctie in van de eerdere NRC-berichtgeving waarin de meeste aandacht uitging naar de ook door de krant als antisemitisch gekwalificeerde aanvallen op Israëlische supporters. Waarom lezen wij nu pas uitgebreid over dit wangedrag, vroegen ze zich af. En waarom moet NRC zich beroepen op het werk van een jonge YouTuber? Een lezer stuurde boos een screenshot van Google Maps mee, met wandelroutes van de NRC-redactie op het Rokin naar de Paleisstraat, waar de hooligans over de schreef zouden zijn gegaan: vijf minuten via de Dam, zes minuten via de Sint Luciënsteeg.

Terechte vragen, die ook op de redactie werden gesteld. Vaak gingen ze samen met kritiek op het Commentaar in de zaterdagkrant (Beschamende nacht van antisemitisch geweld vraagt om grondig onderzoek, 9/11) waarin het gedrag van de Maccabi-supporters slechts een bijrol vervulde.

Eerst de vraag waarom NRC niet zelf op straat was, donderdagnacht. Al aan het begin van de week was gesignaleerd dat de aanwezigheid van de Maccabi-fans risico’s met zich mee bracht die verder gingen dan de gebruikelijke confrontaties tussen supportersgroepen. Besloten werd een reportage te maken over de situatie op straat rondom de wedstrijd. Verslaggever Andreas Kouwenhoven was donderdagmiddag op de Dam en registreerde de animositeit tussen de Israëlische fans en pro-Palestijnse jongeren. Hij reisde door naar de Arena, waar de Mobiele Eenheid charges uitvoerde. Toen om negen uur de wedstrijd was begonnen, schreef hij zijn verhaal, een reportage waarin veel elementen van het naderende onheil al te onderscheiden waren.

Kouwenhoven had, zegt hij nu, niet de indruk dat er na de wedstrijd nog meer te gebeuren stond. De groep was door de charges uit elkaar gevallen en hij zag demonstranten vertrekken uit het stadiongebied. Bij de Arena was het ook na de wedstrijd – een aantal NRC’ers zat in hun vrije tijd in het stadion – relatief rustig. De voetbalwedstrijd werd gezien als de afsluiting van een rumoerige dag, terwijl het slechts een onderbreking bleek te zijn. Zo is achteraf duidelijk dat NRC beter af was geweest als iemand de terugkomst van de Maccabi-fans in het centrum had gevolgd. Maar ja, na middernacht is de redactie leeg: het nieuws wordt gevolgd door een journalist met piketdienst, meestal een correspondent in een tijdzone waarin het op dat moment dag is. Donderdag doorbrak niemand de (stilzwijgende) consensus dat er geen aanleiding was voor een speciale nachtmaatregel – helaas.

Vrijdagochtend ging een grote groep redacteuren aan het werk om te reconstrueren wat er ’s nachts was gebeurd, waarbij de nadruk begrijpelijkerwijs lag op de meldingen van aanvallen op Israëliërs. Actuele ontwikkelingen werden verzameld in een liveblog. Verslaggevers trokken naar Schiphol en naar hotels om ooggetuigen te spreken te krijgen. Tegelijkertijd poogde de redactie in Amsterdam orde te scheppen in de enorme hoeveelheid beweringen en beeldmateriaal op sociale media. In de massa materiaal zaten ook oude filmpjes, beelden die helemaal niet in Amsterdam waren gemaakt en video’s waarop moeilijk te bepalen was wie wie was – ook materiaal dat een grote rol speelde in de beeldvorming. Als je niet zeker bent van de context, zeggen beelden vaak verrassend weinig.

De persconferentie

Een belangrijk houvast voor de redactie werd de persconferentie van de politie en de Amsterdamse burgemeester Halsema. Zij sprak rond het middaguur over antisemitisch geweld van jongeren op scooters die kriskras door de stad waren gereden en Maccabi-fans hadden aangevallen. Zij begreep, zei ze, dat het de herinnering aan pogroms terugbracht. Op de redactie was de consensus dat Halsema – denkelijk de functionaris met de beste informatiepositie – zulke zware woorden niet zou gebruiken als daar geen feitelijke basis voor was.

Haar woorden speelden ook een rol in de totstandkoming van het hoofdredactioneel commentaar. Hoewel er nog geen helder beeld was van wat er was voorgevallen, gaf hier de doorslag dat het vreemd zou zijn om géén commentaar te publiceren over een Nederlandse kwestie die inmiddels wereldnieuws was. Achteraf werd terecht geconcludeerd dat het beter was geweest als de tekst nadrukkelijker had aangegeven wat op het moment van schrijven nog onduidelijk was.

NRC moest de feiten onder de meningen vandaan zien te trekken.

Vrijdagmiddag schreef Hans Steketee het werk van 24 redacteuren aaneen in een tijdlijn voor de zaterdageditie. Daarin staat veel, ook het een en ander over wangedrag van Maccabi-supporters. Maar precies over die cruciale uren na middernacht bleek weinig zeker; daarvoor was de persconferentie van Halsema nog steeds de voornaamste bron. Dat er in het intro van het artikel en in de (aanvankelijke) online-kop zonder voorbehoud over antisemitisch geweld werd gesproken, was voor twee mensen reden om hun naam uit de lijst auteurs te laten schrappen.

De YouTube-beelden van Bender hadden Steketee niet bereikt. Die werden vrijdagavond opgepikt door verslaggever Jamila Meischke. Zij had zondagsdienst en uiteindelijk werd besloten dat zij er dan een uitgebreider verhaal over zou maken. Dat kwam zondagavond online, op een moment dat ook in andere media de blik werd gericht op de Israëlische fans als daders en niet louter als slachtoffer.

Intussen was op zaterdag een organisatorische zwakte gebleken. Voor een aantal deel- en vervolgonderwerpen waren wel plannen gemaakt, maar zonder harde afspraken over wie die snel zou uitvoeren. Maandag kwam een nog altijd lopende stroom nieuwe verhalen op gang.

De lessen

De lessen zijn deels van organisatorische aard (en werden ook op de redactie al getrokken): stel bij onvoorspelbare gebeurtenissen – zoals straatrellen – expliciet de vraag of alles echt voorbij is; wees alerter op signalen uit omgevingen die bij het traditioneel institutiegerichte NRC nogal eens onder de radar blijven; wees geduldig; maak lezers in onoverzichtelijke situaties duidelijk wat we nog niet weten (en soms ook wat we naar het rijk der fabelen hebben verwezen).

De ingewikkeldste les vloeit voort uit het politieke tijdperk waarin we nu leven en waarin verschillende actoren vóór de feiten uit een dominant beeld presenteren. Dat noopt niet alleen tot factchecken, maar ook tot bezinning over wat de relevante vragen zijn. In dit geval was het onderzoeken van de berichten over ernstig antisemitisch geweld een logische prioriteit.

Maar de vraag naar de daden van de Maccabi-fans bleef te lang op de achtergrond. Daarbij speelde, zo bleek op de redactie, ook de vrees mee dat het nadrukkelijker inbrengen van dat perspectief gezien kon worden gezien als het relativeren van het geweld van de jongeren op scooters. Die angst is begrijpelijk in een gepolariseerde maatschappij, maar het is ook een angst waartegen de journalistiek zich met hand en tand moet verzetten. Uiteindelijk moeten alle elementen van het verhaal worden verteld, altijd.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.