Opinie | Herkenning

Bij mijn eerste bezoek aan Moskou had ik veel moeite met het cyrillische schrift, maar de spelling van mijn naam leverde geen problemen op.

Het is 1983. In de platenzaak Melodia grasduinen de klanten zwijgend. Alle platen kosten 1 roebel 49. Spotgoedkoop, zeker als ze je die roebels bij Amsterdam CS hebt gekocht. Ze branden in mijn zak.

Nog onwennig in de wereld van de klassieke muziek lukt het me niet de koopwaar te duiden. Totdat ik een combinatie van letters herken. Met twee lp’s van symfonieën van Gustav Mahler verlaat ik de winkel.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Parkeren

Mijn partner komt thuis van een bezoek aan de plaatselijke supermarkt waar ze boodschappen heeft gedaan. In haar hand houdt ze het briefje dat ze na afloop van haar bezoek achter de ruitenwisser van haar auto aantrof. Hikkend van de lach, maar ook een tikje verontwaardigd laat ze me het briefje lezen:

„Parkeren is een vak! Niet twee vakken.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Op zoek naar Anna

Nog niet zo lang geleden schreef ik een column over mijn kat die ik, samen met een dierenarts, alleen met de grootst mogelijke moeite onder mijn bed vandaan kon krijgen voor een behandeling. Daar zul je wel van geleerd hebben, zullen de lezers toen hebben gedacht. Ik moet ze teleurstellen.

Vorige week besloot mijn kat, Anna genaamd, dit verhaal een weergaloos vervolg te geven, zó weergaloos, dat ik het de lezers van toen niet mag onthouden. Anna, een Britse korthaar, was weer eens zo ziek als een raskat maar kan zijn – in mijn beleving zijn raskatten veel vaker ziek dan katten van het vuilnisbakkenras.

Wat was er nu weer aan de hand? Een ontsteking, misschien zelfs een tumor in de onderkaak, vermoedde mijn dierenarts. Ze verwees me door naar een in gebitsziekten gespecialiseerde arts in een dierenziekenhuis. Die vermoedde een abces in de kaak, gelukkig geen tumor. Het zaakje moest onder narcose worden leeggezogen, daar was geen ontkomen aan als ik herhaling wilde voorkomen. O nee?, moet Anna hebben gedacht, dat zullen wij eens zien.

Op de dag van de operatie trof ik zo uitvoerig mogelijk mijn voorzorgsmaatregelen. Omdat mijn vrouw niet meer thuis leeft en mij dus niet kan bijstaan, mag ik niets aan het toeval overlaten. Ik dichtte gaten onder kasten en stoelen met alles wat maar voorhanden was: kussens, schoenen, kleren, boeken. Mijn appartement zag er op den duur uit alsof een stel roofovervallers, onder leiding van Ridouan Taghi zelf, op zoek waren geweest naar mijn veronderstelde juwelen.

Elke opening naar de vrijheid leek afgesloten. Het werd tijd om Anna op te pakken en in haar hermetisch afgesloten reismand op te bergen. De taxi naar het ziekenhuis was al geregeld. Huppakee! In de keuken pakte ik Anna, gebogen over haar voederbakje, nogal grensoverschrijdend in de flanken. Ze keek me even verbijsterd aan en draaide zich toen soepel los uit het duel – Messi die Virgil van Dijk het nakijken geeft.

Ze sprong op de grond en haastte zich weg, de hoeken om, de zijpaden in. Waar was ze in godsnaam gebleven? Ik zocht de hele ruimte grondig af: de huiskamer, de slaapkamer, de badkamer, de keuken, de studeerkamer, de wc, het berghok, de gang, amper honderd vierkante meter in totaal. Nog geen muis leek zich daar voorgoed te kunnen verbergen – maar Anna wél.

Met groeiende wanhoop kroop ik over de grond om voor de zoveelste keer tevergeefs onder bed of bank te loeren. Roepen had geen enkele zin, maar toch deed ik het, wat restte me anders? Na een halfuurtje staakte ik mijn zielige pogingen.

Beneden claxonneerde de taxi. Ik meldde me gedwee bij de chauffeur, een Turkse man die me al eerder gereden had. Hij hoorde me gelaten aan. Je kon merken dat hij op het Turkse platteland, waar hij geboren was, zelden gehoord had van katten die niet naar het dierenziekenhuis wilden. „De kat…tja”, mompelde hij voor hij wegstoof.

Binnen belde ik meteen het ziekenhuis om me af te melden. Ze reageerden genereus, ik kon een week uitstel krijgen. Terwijl ik nog zat uit te hijgen in een verder doodstille woonkamer, kwam Anna plotseling binnen, de staart licht geheven, als in een bescheiden, maar toch trotse triomf. Het was duidelijk dat ze haar geheim nooit zou prijsgeven.


Opinie | Gestolen emmer

Aan de balie van het politiebureau aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam meldt zich een verontwaardigde glazenwasser. Of men met de opnames van de beveiligingscamera’s kan nagaan wie zijn emmer heeft gestolen. Dat was al twee uur geleden. De grap is er nu wel vanaf. „Wanneer ik weet wie het is, dan los ik het zelf wel op,” sprak hij op zelfverzekerde toon. „Dan is ie dood.” Op de verbaasde blik van de politieagente voegde hij er snel aan toe: „Voor mij.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Moederdagcadeau

Terugkerend van mijn hardlooprondje kom ik op de ochtend van moederdag twee jongetjes van een jaar of 6 of 7 tegen, duidelijk broertjes. „Zo meneer, lekker gelopen?”, vragen ze spontaan. Ik bevestig dat en vraag of ze al Moederdag hebben gevierd. Een enthousiast „Ja!” was het antwoord.

„Maar toen we ons cadeautje hadden gegeven zei mama ‘als jullie nou even lekker buiten gaan spelen, dan is dat een nog leuker cadeau’. Dus we zijn nu nog steeds een cadeautje aan het geven!”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | De val, eindelijk

Niet zonder oprechte belangstelling luisterde ik altijd naar verhalen van bejaarden over hun valpartijen. Zou het mij ook kunnen overkomen? Welnee, ik was immers nog fit genoeg. Goed, ik kende de cijfers: een op de drie ouderen boven de 65 jaar valt minstens een keer per jaar. Maar dat waren vast mensen die al iets ‘onder de leden hadden’ – om maar even een hoogbejaard gezegde te gebruiken.

Dus begaf ik mij onlangs vroeg in de morgen nietsvermoedend op iets te los zittende sandalen naar de brievenbus om mijn vier dagbladen op te halen. Ik klemde ze naar vast gebruik onder mijn rechter oksel en liep terug naar de eerste trap in het trappenhuis. Ik was, als altijd, een beetje gehaast omdat ik niet graag ongewassen en ongekamd in kamerjas betrapt wil worden – je gunt je buren een aangenamer begin van een dag waar ze misschien toch al erg tegenop zien.

Ik zette mijn linkervoet op de eerste tree, bleef even haken – en viel vervolgens languit voorover en sloeg met mijn bebrilde gezicht voluit tegen de hogere treden. Nooit beseft dat een val zich zo snel en plotseling kan voltrekken. Een val in een flits, zo’n val is een flits – een val als een overval. Daar kan geen valtraining tegen helpen.

Ik richtte me moeizaam op en keek verdwaasd naar de hoeveelheid bloed die mijn gezicht in korte tijd produceerde: bloed op de trap, in mijn handen, op mijn kamerjas en op de kranten, alsof die deze dagen al niet genoeg bloederig nieuws bevatten. Waar was mijn bril? Die lag, merkwaardig genoeg, puntgaaf naast de trap. En mijn sleutels, ik had ze in mijn linkerhand gehad, waar waren ze gebleven? Ik wilde naar mijn huis, dat bloed moest weggewassen, als een schandvlek, zo gauw mogelijk. Eén angst overheerste: neus gebroken.

Ik bonsde op een belendende deur, maar daar was niemand thuis. Terwijl het bloed van mijn handen drupte, liep ik naar de hoogste etage waar jonge studenten wonen. Gelukkig deed T., een vergevorderd studente medicijnen, open. Ze zette me zonder aarzelen op een stoel, maakte mijn handen en gezicht schoon en bekeek de schade aandachtig. Haar diagnose: geen gebroken neus, hechtingen niet nodig, pleisters volstonden.

Ze zocht en vond mijn sleutels, verwijderde met een sopje de bloedsporen in het trappenhuis en bracht me naar huis terug. Op haar advies bezocht ik later op de dag mijn huisarts die de bevindingen van haar collega in spe bevestigde. Ze zei er nog iets bij : „U hebt een lichte hersenschudding, doe het rustig aan, mijd drukke bijeenkomsten, drink geen alcohol.” Een lichte hersenschudding, hoe kon ze dat weten? „Omdat iedereen na zo’n klap een lichte hersenschudding heeft.”

Weer wat geleerd. Ik houd wel van duidelijke artsen, zoals die andere huisarts die geen prostaatkanker bij mij constateerde, maar er wel droogjes aan toevoegde: „Alle mannen krijgen ooit prostaatkanker.”

Wat had ik nog meer geleerd? Voortaan gewassen en gestreken én op goede sandalen ongehaast naar de brievenbus. Een beetje valangst kan geen kwaad, ik heb trouwens meer trapangst dan valangst. Dat is wel vervelend: dat ik voortaan elke dag meermalen die eerste trede over moet, het is een vijand geworden die ik nooit meer zal vertrouwen, maar waar ik toch vriendelijk tegen moet doen. Anders wordt het wéér oorlog.


Mulish filosofeert over het wonder van het uitbroeden van een ei

Een kast van een huis met een kastje ervoor blijkt in Baarn geen uitzondering. Soms is de boekenbeschutting gemaakt van hout uit de bossen in de buurt, soms is de inhoud thematisch (met een pollepel als deurknop om dat te accentueren) en soms getuigt het geheel van een breed uitwaaierend leesleven, van het slot van de Vijftig tinten-trilogie van E.L. James tot het absolute begin van de loopbaan van Harry Mulisch (1927-2010): archibald strohalm.

Er zijn van die boeken waar je het een en ander over kunt vertellen, maar die je nooit hebt gelezen. Over archibald strohalm weet ik bijvoorbeeld dat de jonge Mulisch zijn roman naar de in 1951 al legendarische uitgever Geert van Oorschot stuurde. Die was verrukt over het begin, liet hij Mulisch weten, om vervolgens maandenlang te zwijgen. Dat begreep Mulisch wel, hij vond zijn boek „goed en slecht tegelijk”, al wilde hij ook weer niet te lang wachten wegens „het program, dat ik mijzelf voor mijn leven heb opgelegd”. Dus weigerde hij zijn manuscript te ontdoen van de „irritante kitsch” die Van Oorschot erin had ontdekt en verscheen archibald strohalm bij De Bezige Bij, volgens Van Oorschot met een karrenvracht aan door hém gesuggereerde verbeteringen – een verhaal waarvoor nog geen verder bewijs is gevonden.

De Baarnse strohalm – een zesde druk uit 1970 als ‘darboek’ – is inderdaad te lezen als een boek dat goed en slecht tegelijk is, maar vooral is het een zeer wonderlijke vertelling. De titelheld is een jonge man met een kantoorbetrekking die een diepe haat ontwikkelt voor de wekelijkse poppenvoorstelling op het plein voor zijn deur. Hij verstoort de poppenkast en verklaart luidkeels zelf met iets beters te komen. Dus zegt hij zijn baan op om zich aan het schrijverschap te wijden, nu ja, aan het veranderen van de wereld vanachter zijn schrijftafel.

Nu kom je in het universum van Mulisch wel vaker een zelfbenoemd genie tegen, maar de onophoudelijke twijfel van archibald strohalm (hij werpt ook de hoofdletters van zijn naam af) leidt tot een bijzonder intrigerend resultaat. Zo stelt hij zich, wanneer hij een telegram van zijn zuster krijgt, voor dat de tijd van richting verandert: „De besteller neemt het telegram weer aan, achteruit fietst hij naar het postkantoor […] zijn zuster schrijft de woorden achterstevoren van het papier weg.”

Hier geeft een jonge auteur zichzelf volledig vrij baan, inclusief rare ontmoetingen in het café, een uit de gracht gered hondje dat Mozes heet en de held overal volgt en een tandarts die strohalm aan de tand voelt (ik heb het idee dat dit geen toeval is) over zijn redenen om te schrijven en die hem gekscherend een genie noemt. Daar kan strohalm de scherts niet van inzien, waarna de tandarts verbijsterd concludeert: „U zegt zelf dat u een genie bent.” Strohalm: „Als ik u vraag of u tandtechniker bent, zult u er toch ook niet om liegen?”

Voeg daarbij de reeks moppen op pagina 129 en 130 en je geeft je gewonnen. Die moppen eindigen bij de vraag of hij in een hiervoormaals gelooft. Ergens anders filosofeert Mulisch over het wonder van het uitbroeden van een ei – er vallen veel eieren uit de lucht in de roman: „Het is een, buiten het verstand om plaatsvindende, sublimatie van grote onbegrijpelijkheid en schoonheid.” Misschien is dat wat archibald strohalm uiteindelijk wil zijn: een uitdrukking van het wonderlijke proces waarin een ei een haantje wordt.

Wilt u het besproken exemplaar van archibald strohalm hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.


Opinie | Mahler Festival

Vrijdagochtend 9 mei. De dag van de ‘echte’ start van het Mahler Festival 2025 en ook het begin van de eindexamens van onze dochter. Ontbijt met z’n drieën. We wensen haar veel succes met de laatste loodjes en herinneren haar er aan dat we de komende tien dagen elke avond en dikwijls ook ‘s middags in het concertgebouw zitten. Haar reactie: „Tien dagen lang elke dag Mahler? Dan doe ik nog liever eindexamen.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Zwanger

Net arts en ik mag controles doen bij zwangere vrouwen. Mijn echtgenote is co-assistent en loopt vandaag mee. Heel toevallig en ook heel gezellig. Een vrouw met een tevreden gezicht en een hoogzwangere buik ligt op de bank. Ze voelt zich prima. We wegen haar, luisteren naar het hartje en alles is ok. Terwijl ik de gegevens invoer zeg ik: „Meet jij nog even de buik op, schat?” Ineens komt de vrouw overeind. Ze kijkt boos naar mij en zegt dan fel tegen mijn vrouw: „Wat arrogant, die dokters! Die denken dat ze alles kunnen zeggen! Zuster, dat pik je toch zeker niet!”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Moederdag

Ik moest toch aan mijn moeder denken, aan Paula van Roosmalen-Breekelmans, een vrouw wier kleine hypocrisie en onbedoelde humor ik meer mis dan ik soms kan toegeven. Een paar weken geleden kreeg ik een brief toegespeeld die ze twintig jaar geleden aan een goede vriendin schreef.

Een zin bleef hangen: „Zo is geluk een kort genot en een lange herinnering.”

Ik weet niet of die zin van haar zelf is of dat ze ’m heeft overgeschreven uit een boekje van Toon Hermans, maar ik vond hem wel treffend en eerlijk. Zelf keek ze niet alleen terug op kortstondig geluk, ze joeg de spaarzame hoogtepunten daadwerkelijk na.

Een jaar of twintig geleden, al haar kinderen waren al lang het huis uit, besloot ze Moederdag, waar ze nooit om had gegeven, opeens groots te vieren met een brunch, een woord dat vreemd klonk uit haar mond. Ze verwachtte haar kinderen in een restaurant op de Posbank in het bos bij Velp, waar tot haar verbazing nog veel meer moeders Moederdag vierden.

Ze beklaagde zich erover op het terras.

Ik trof haar rokend bij een boom, iets wat ze officieel al een paar jaar niet meer deed.

„Wat een aanstellerij”, zei ze over de moeder aan de tafel naast ons, die het ene cadeau na het andere uitpakte.

„Ons cadeau is dat we er zijn”, zei ik.

Daar reageerde ze verder niet op.

Mijn zus had een bos bloemen meegenomen, en nog belangrijker: haar kinderen, mijn moeders kleinkinderen. Ze trok ze een voor een op schoot, en besprak hardop wat ze in haar leven nog allemaal met ze ging doen. Naar het pretpark, naar Center Parcs, naar Brabant, misschien wel met het vliegtuig, iets wat ze nog nooit eerder gewild had.

„Nou, het vliegtuig weet ik niet”, zei mijn vader dan ook terecht.

Hem werd de mond vakkundig gesnoerd.

„Vandaag is het Moederdag, geen Vaderdag.”

We kregen een schaal met broodjes met vis en kaas.

Ze pikte als een vogel met een vinger de kruimels van haar bord, keek naar die andere moeder die verborgen achter een berg cadeaus van een kop thee nipte.

„Ik heb misschien niet de meeste cadeaus gekregen, maar wel de leukste kleinkinderen. Veel leuker dan alle andere kleinkinderen.”

Daarna, in een moeite door: „Dat is helemaal geen moeder, dat is een oma.”

Niemand had de puf om haar te corrigeren, het was een van haar vele tegenstrijdigheden. Een kort genot, maar een lange herinnering.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.