Nog een kwartier voor mijn trein vertrekt, dus ik kan nog wel even koffie halen. Terwijl ik op mijn bestelling wacht vraagt de vrouw achter mij aan het personeel: „Verkopen jullie nog aanstekers?” Zij krijgt als antwoord dat dit niet meer het geval is. „O”, zegt de vrouw, „en je kunt ook al nergens meer sigaretten kopen.” De verkoopster verwijst naar een winkel op het stationsplein. Maar dat is voor haar klant duidelijk te ver. Opgeruimd vervolgt de vrouw: „Nou ja, je gaat er ook niet dood aan als je niet kunt roken.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Ik zorg natuurlijk elke dag voor mijn kinderen, en hoe, maar gisteren stond ik er, volgens afspraak, alleen voor. Frida van Roosmalen (3) was ziek, de rest had een halve schooldag. Er komen na school ook regelmatig vriendinnen mee. Heel belangrijk, zeker na een verhuizing. Bij het ontbijt kreeg ik van verschillende kanten tegenstrijdige instructies.
Me normaal gedragen.
Toezicht houden, maar me nergens mee bemoeien.
Lunch verzorgen: lekker en gezond, maar ook lekker.
Ze kwamen uit school, de vriendin van Lucie van Roosmalen (9) stelde zich voor. Ze monsterde me van top tot teen en stak een arm naar voren, allemaal veel fatsoenlijker dan we het in Wormer gewend waren.
Leah van Roosmalen (7) had geen vriendin meegenomen, ze wilde ‘meespelen’, Lucie van Roosmalen vond het allemaal prima zo lang zij en de vriendin er maar geen last van hadden. En ook niet van Frida van Roosmalen, want die was gewoon te klein.
„Zet die maar voor de televisie.”
Ik vroeg wat ze op hun brood wilden.
De vriendin: „Een maiscracker met smeerkaas en wat tomaatjes.”
Lucie van Roosmalen demonstreerde onze nieuwe koelkast, hij kon open en dicht en er zat een ijsklontjesmachine in.
Ik begon aan deze column, telkens werd ik onderbroken met een dwingende vraag.
„Waar is jouw hamer?”
„Heb jij spijkers?”
De vriendin: „Je vader zit gewoon in de huiskamer, te niksen!”
Even later stond ik in ons voortuintje twee pallets, de hele voortuin ligt nog vol verbouwafval, op elkaar te timmeren. Daarna begon een enorm gesleep met kannen water, limonadesiroop en bekers. Ze waren op de stoep een limonadewinkel begonnen. Na een kwartier waren er nul klanten geweest.
Ze gingen de winkel verplaatsen naar de drukke weg.
De vriendin, half verwijtend: „Kun jij die kannen en vazen niet naar de winkel brengen? Ik heb net al een hout gesjouwd, ik ben bang dat ik zweet.”
Ze waren op de stoep een limonadewinkel begonnen
Ik liep met de vriendin mee naar de kraam, die inmiddels voor een gesloten vestiging van IJscuypje stond. Er stonden drie bejaarden in een rij voor limonade. Leah van Roosmalen was voor de tweede keer water halen in het aanpalende café.
„Help effe. Ik sta hier met een emmer met water!”, schreeuwde ze tot hilariteit van een vol terras.
„Ga jij die emmer halen?”, vroeg Lucie van Roosmalen.
De vriendin: „Je vader is er toch?”
Ik had weinig zin om emmers water uit het café te halen.
De vriendin: „Wat is dat voor vader?”
Lucie van Roosmalen: „Wat ben jij voor vader?”
Daarna: „Dan doe ik het wel weer… Neem jij het even over?”
De vriendin: „Hoe veel moet ik vragen?”
Lucie van Roosmalen: „Kinderen vijftig cent, bejaarden twee euro.”
Leah van Roosmalen: „De mensen vinden me hier grappig, ze lachen om alles wat ik roep. Waarom zetten we de kraam niet op het terras?”
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
Het is woensdag en we wandelen hand in hand naar school. Mijn kleinzoon van 7 vraagt of ik wil zwaaien voor het raam van zijn klas want dat vindt hij zo fijn. Zijn ouders doen dat niet meer zegt hij. Hij loopt de school in en ik ga naar het raam van zijn klaslokaal en sta daar als enige. De klas stroomt vol met pratende kinderen. Ik zie mijn kleinzoon niet totdat een meisje in de klas keihard roept „van wie is die oma?”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
In mijn poëziekast staat een kaartje waarop je een eigenwijze getekende vogel ziet met de tekst ‘Gadverdamme het ruikt hier naar poëzie’. Het is van kunstenaar Rogier Cornelisse uit zijn serie ‘Dagvogels’. Ik moet er elke keer als ik het zie weer een beetje om lachen. Het is zo precies als mensen het vinden, hè bah, poëzie, gauw overslaan en verder lezen. Hier is het een slordige bruine vogel, die zijn snavel ophaalt. Zou een prima omslag geweest zijn voor het boekje van Ben Lerner dat een aantal jaar geleden verscheen: The hatred of Poetry. Lerner heeft het daarin over wat we verwachten van poëzie – iets universeels en groots – en wat we krijgen: iets waar we weinig van begrijpen omdat het zo lastig verwoord is. En ook heeft hij het over het verschijnsel dat een paar geciteerde regels of een hele strofe van een gedicht vaak enorm aanspreken, maar dat niemand zin heeft om het hele gedicht te lezen.
Mij gaat het soms ook wel zo. Dan kun je die losgerukte regels goed gebruiken voor je eigen gevoel of gedachte, maar het hele gedicht gaat een kant op die je niet per se wilde. En sinds het min of meer in de mode is geraakt onder dichters om thematische bundels te schrijven, kun je zelfs met de losse gedichten al bijna niets meer beginnen omdat die niet meer ‘los’ zijn, niet meer zelfstandig bestaan, ze horen in het verhaal van een bundel.
Ik denk dat die tendens ook te maken heeft, behalve met de ongrijpbare factoren waar modes uit voort komen, met de financiering van het Letterenfonds en de noodzaak om vooraf een plan in te dienen.
Maar hoe gaat het vaak? Iemand schrijft een gedicht, schrijft er eens drie achter elkaar, dan weer een poos niets. De gedichten horen bij hoe ze naar de wereld kijkt, bij wat hij niet begrijpt en toch wil vangen en dat lukt niet, en op een dag staat ineens in een gedicht: ‘jaren zocht ik het/ zo nergens dat het zich hier vinden laat’. Erik Menkveld schreef dat ooit. ‘Het’. Het kan van alles zijn, maar wat het ook is, het valt je toe, want je zocht het nergens, en je zocht het, want het laat zich vinden. Die paradox, die niet opgelost wil worden. Die ruikt naar poëzie.
Ik verlang er ook best vaak naar, naar poëzie. Het is een vaag verlangen, ik weet niet wat ik dan wil, een gedicht waarvan ik denk: ja! dat is precies wat ik nu wilde lezen. Ongericht op zoek keek ik op internet naar ‘De 50 beste boeken volgens NRC’ – geen dichtbundel te bekennen. Bij de boekenredactie vinden ze poëzie dus ook niet zo lekker ruiken.
Daar zat ik dan met mijn verlangen, naar de lucht te staren, niet wetende wat ik wilde. Maar toen las ik ineens, gewoon wat bladerende door een verzamelbundel van K. Michel: ‘In deze tuin is/ de lucht uit laagjes/ opgebouwd als bladerdeeg.’
Waarom was dat nu precies het gedicht dat ik lezen wilde? Het heeft niet te maken met mijzelf, maar met het gedicht zoals het is. Zoals de regels op elkaar volgen, zoals het klinkt, wat het ineens te zeggen blijkt te hebben aan ongrijpbaars en verrukkelijks, opgevangen in het doorzichtige net van de poëzie. ‘Als je de lucht tegen het licht houdt/ dan zie je in de vorm/van een ladder het watermerk.’
Mmm, wat ruikt dat lekker: ‘De dag daarvoor brak/een onweersbui los//De bliksem schopte de donder/als een colablikje door de lucht’
Ik luister vanmorgen naar NPO Klassiek. Krantje erbij. Helaas, mijn luisterplezier wordt danig verstoord. Ik baal, van het constant wegvallen van de zender. Dab+ is tot nu toe geen succes hier in huis. We hebben al veel zelf geprobeerd. Antenne verlengen, verkorten, radio verplaatst, maar niks helpt. Ik ga online op zoek naar verbetertips. Het is geen uniek probleem. Het blijkt een veel voorkomende irritatie. Mijn zoektocht levert, naast mogelijke oorzaken, ook 7 tips op. Ik lees ze serieus door, tot tip 6: ‘Richt uw antenne goed af’.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
De theaterdirecteur van De Lawei in Drachten vroeg hoe de reis was geweest, ze zei dat ze artiesten soms lijkbleek zag binnenkomen, als ze na uren, het laatste stuk met de bus, binnenkwamen. Drachten is een stad zonder station, er leek even hoop te zijn, maar nu de Flevolijn weer ter discussie staat is die ook weer de grond in geboord.
„Wij gaan dit bij leven helemaal nooit meemaken”, zei een man van de techniek.
Ik wandelde met Eva door Drachten. Wat opviel: heel veel kledingwinkels met kleding die je elders niet meer ziet. Het had wel iets verfrissends om juist helemaal niet de laatste mode pontificaal in etalages te hangen. Er reden wel gewoon fatbikes door het verlaten winkelgebied en er waren ook veel hangjongeren die het nog stoer vonden om te roken. Er hing opeens, zomaar lukraak een enorm carillon boven de voetgangerszone, maar erg mooi oogde Drachten verder niet.
Ik dacht: ik kan hier wel gaan klagen over ons leven in de Zaanstreek, maar in Drachten is het misschien wel veel zwaarder. Je kunt veel zeggen over Zaandam, maar in een gebied waar Drachten de dichtstbijzijnde metropool is, is het ook niet makkelijk om te aarden.
Tegenover het theater lag wel een geweldig Chinees Restaurant: Peking. Het bestond sinds 1979, Peking heette toen nog Beijing.
Het was er stampvol, de eigenaar zei dat nasi goreng er natuurlijk het meest verkochte gerecht was. Ze hadden er nog lange kroepoek, een delicatesse die volgens deze krant niet meer te verkrijgen is bij de groothandels in Nederland. De vrouw van de eigenaar, die verder een nerveuze indruk maakte omdat ze maar rond de tafels bleef drentelen en na iedere hap opnieuw opschepte, zei dat ze zich dat niet kon voorstellen en dat ze gewoon een enorme voorraad hadden ingekocht.
Na de voorstelling voerden we intensieve gesprekken met bezoekers, de meesten kwamen niet uit Drachten maar uit plaatsen eromheen. Er was daar zo weinig te doen dat ze graag naar De Lawei kwamen. Een man zei: „Ik verveel me vaak kapot, dit theater met z’n enorme foyer, met al dat glas, ik word er als het ware naartoe gezogen, als een insect dat op zomeravonden op het licht afkomt.”
Ik was er niet op voorbereid, maar vond het toch mooi gezegd. Ik probeerde me in het karige leven van deze man te verplaatsen, ik had het nog niet eerder meegemaakt dat mensen twaalf kilometer fietsten om naar cultuur te gaan. Misschien moet er ook maar helemaal nooit een station Drachten komen, het is ook wel prettig zo’n stolp om je eigen gebied, dan gaan de inwoners tenminste niet naar elders om hun geld uit te geven.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column
Bij de delicatessenwinkel wacht ik naast een man voor de vitrine met borrelhapjes. Hij praat tegen de vrouw naast hem over zijn aanstaande ex. „Thérèse houdt niet meer van me”, klaagt hij. „Nu wil ze de rode cabrio hebben, terwijl ze niet eens van open auto’s houdt. Ze krijgt er een stijve nek van.” De vrouw knikt begrijpend. Hij is aan de beurt en bestelt groene olijven. „Met peterselie of koriander?”, vraagt de winkeldame. Met zichtbaar plezier antwoordt hij: „Koriander”. Hij kijkt naar de vrouw naast hem en zegt zachtjes: „Dáár houdt ze ook niet van.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Het vroegpensioen bij de politie is opgelost dus we kunnen weer lekker naar Ajax. Dit is kort samengevat de problematiek van ons land, waarin een vijfde van de mensen worstelt met zijn of haar seksuele voorkeur. Laatst las ik ook nog dat we hier innerlijk vechten met een onoverbrugbare orgasmekloof. Misschien moet die Marjolein Faber dat soort borden bij de azc’s plaatsen. Dat een deel van ons volk slecht klaarkomt en ook niet zo goed weet met wie dat het gezelligst is. Ik zou het dan als vluchteling wel weten. Wegwezen uit deze seksuele twijfelchaos. Op dat gendergewiebel zit ik in mijn nieuwe leven niet te wachten. Dan maar weer lekker naar de honger en de oorlog.
Deze week zag ik een aantal kleine stukjes politieke schaamteloosheid op de televisie. Allemaal zeer vermakelijk. Zoals Yesilgöz die over het antisemitisme van de NS begon. Waarom? Omdat de NS geen pro-Palestijnse demonstraties in hun stations ging verbieden. Later bleek dat de NS demonstraties helemaal niet kan verbieden. Van wie die betogingen ook zijn. Toen ik Dilan daar in een van die beetje smakeloze WNL-fauteuils zag zitten, vroeg ik me af of die Bert Huisjes daar op dat moment ook weer gezellig rond scharrelde. Met Loek Hermans? Het gerucht gaat dat Loek mee gaat doen aan de nieuwe Voice. Als jurylid. Hij krijgt als enige geen draaistoel. Loek draait zelf.
Is het een idee om een aantal binnenkort ontslagen lijnrechters van Wimbledon te vragen om naar Den Haag te komen? Zodat politici van tevoren bij hen kunnen toetsen of het een beetje klopt wat ze willen gaan zeggen?
Dat had die Purmerendse Fleur Agema ook weer een hoop schaamrood gescheeld. Zij moest gisteren allerlei domme woorden terugnemen omdat zij de functie van de Eerste Kamer niet helemaal had begrepen. Het ging over die smakeloze noodwet. Het liefste wat ze na afloop zei? Dat ze juist respect heeft voor het parlement. Dat is een goede tekst voor een minister. Een vicepremier zelfs. Ik vrees dat de doortastende premier Dickie dat in haar domme oortjes heeft gefluisterd. Met hem had ze even eerder een stevig gesprek gehad. „Dus je zegt dat je de democratie respecteert!”
Dat ik dit ooit nog eens serieus op zou schrijven: dat we in 2024 een vicepremier hebben die openlijk verklaart dat ze de parlementaire democratie respecteert.
Schoolmeester Schoof heeft het nog best druk om al die rechtse kleuters uit te leggen hoe zo’n parlementaire democratie werkt. Of hij Wilders ook tot de orde heeft geroepen na zijn oproep om burgemeester Halsema te deporteren? Ik denk dat hij dat laat zitten. Onze premier realiseert zich dat het waterstofperoxide bij de leider van de PVV nu toch echt door de schedel lijkt te zijn gaan lekken en dat dat de hersenschade veroorzaakt die zich steeds meer openbaart. Dan krijg je wartaal. Hoe wil Geertje Femke eigenlijk deporteren? Met een trein van de NS? En waar moet ze dan heen? Wie wil nog vreemdelingen hebben? Orbán?
Er sjouwt veel door mijn hoofd. Veel over noodwetten en nog meer over burgemeesters. Wanneer geven burgemeesters toestemming voor een demonstratie? Moet die van Gaza groen licht geven voor een Israëlisch bombardement op een school of een ziekenhuis? Of is dat een hele domme vraag? Dat geldt ook voor de schofterige inval van Hamas op 7 oktober.
Wie geeft toestemming voor alle moorden? God? Allah? Jaweh? De Nobelprijs voor de Vrede gaat dit jaar naar een club die opkwam voor de slachtoffers van Hiroshima. Die bom viel bijna tachtig jaar geleden. Symbolisch nu de wereld wankelt en een nieuwe nucleaire oorlog dreigt? Ik ben bang, maar angst is een slechte raadgever.
En 7 oktober was ook een droeve dag omdat toen bekend werd dat Johan Neeskens was overleden. De koning van de harde, faire tackle en de pingel snoeihard rechtdoor. Was hij maar in de politiek gegaan. En nu ga ik me verder druk maken. Om het vroegpensioen bij de politie en de verschrikkelijke orgasmekloof. Ik hoop zo dat ons land het redt.
Het is herfst en dus heeft de politie zich vlak na een stoplicht verdekt opgesteld om fietsers voor ontbrekende lampjes te bekeuren. In het voorbijgaan zie ik hoe een jonge agent een dame aanhoudt, nog voordat zij goed op gang is gekomen. „Goedenavond mevrouw”, zegt de agent, „U hebt geen verlichting.” De fietster reageert verbaasd: „Maar ik sta stil.” Waarop de agent bestraffend zegt: „Nou mevrouw, die smoes kunt u echt niet meer gebruiken. U neemt deel aan het verkeer en voert geen licht.” De dame wijst naar haar voorwiel: „Mijn fiets heeft een dynamo.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Het draaide deze week om drie vrouwen: Femke Halsema, Judith Uitermark en Eva Jinek. Ieder van hen had een eigen, belangrijke rol in de spanningen rond de 7 oktober-herdenking op de Dam. Burgemeester Halsema was, zoals gebruikelijk, het mikpunt van rechtse kritiek, Jinek verwoordde die kritiek als tv-interviewer en Uitermark nam als NSC-minister van Binnenlandse Zaken Halsema in bescherming.
Vooral die laatste ontwikkeling is buitengewoon interessant. Uitermark wilde geen gehoor geven aan de oproep van de PVV om Halsema als burgemeester te ontslaan. „Mijn antwoord is ‘nee’, geen haar op mijn hoofd die eraan denkt.” Andere citaten: „Ik sta voor en ik sta achter mijn burgemeester.” „Zo’n doorgewinterde politica als onze Amsterdamse burgemeester, die zal een zorgvuldig besluit hebben genomen.”
Hier hoor ik de tanden knarsen van PVV-leider Wilders die Halsema liever naar het buitenland ziet vertrekken. Van Sigrid Kaag is hij al af, nu Halsema nog. In feite is de houding van Uitermark een onomwonden, zelfs felle afwijzing van het standpunt van Wilders. Dat is hem nog niet eerder overkomen vanuit de moeizaam voortsukkelende regeringsploeg. Het is alsof Uitermark wil zeggen: „Tot hier – en niet verder.”
Wilders is al een poosje bezig met een soort politieke chantage van NSC. Hij dreigt met nieuwe verkiezingen als ze hem dwarszitten bij het najagen van zijn asielobsessie. In de peilingen is NSC immers van twintig naar drie zetels gedaald. Uitermark, vroeger strafrechter in Haarlem, weet dat het zinloos is om te zwichten voor chantage: de chanteur zal steeds verdergaan. Pieter Omtzigt kon niet tegen alle spanningen op en werd overspannen, maar Wilders lijkt in Uitermark een standvastiger tegenstander te treffen. Het is te hopen voor de Nederlandse politiek – en voor Nederland.
Tot Eva Jinek leek het maandag nog niet doorgedrongen dat aanvallen op Halsema vrijwel altijd een ideologische achtergrond hebben. Ze probeerde in haar programma Halsema klem te zetten door steeds te wijzen op enkele incidenten die voor de herdenking op de Dam hadden plaatsgevonden. Geduldig, en met een vloed van argumenten, weerlegde Halsema die kritiek, maar Jinek bleef koppig doorgaan en beweerde zelfs dat Wilders geen demonstraties had willen verbieden. Dat had hij juist wél gedaan, moest Halsema haar corrigeren.
Wat ik in alle commotie rond Halsema miste, was aandacht voor iets wat mij het meest verontrustte in de pro-Palestijnse betoging op maandag. ’s Middags, toen ik op het Damrak die betoging volgde, raapte ik een van hun flyers op. Ik kon mijn ogen niet geloven, maar ik moest wel. Op de voorkant stond een tekening van paragliders die neerdalen op gebouwen om verwoestingen aan te richten. ‘Resistance til liberation’ was de kop. Op de achterkant werd verwezen naar de „freedom fighters” die op 7 oktober „our Palestinian prisoners, armed with the spirit of the martyrs” hadden bevrijd. Erboven stond: „The Zionist enemy’s end was written the day it began.”
Dit verspreiden op de dag dat even verderop de moord in Israël door Hamas op 1.200 mensen zou worden herdacht – het was je reinste antisemitisme. Iedereen die in die betoging meeliep, mag zich dat aantrekken.