Opinie | Sprookje

Vier jaar na de corona-uitbraak zijn dit de bizarre nieuwsberichten van het nieuwe normaal. Op Antarctica bedreigen twee meeuwen talloze pinguïns met de vogelgriep. In India viert een steenrijk koppel een driedaagse pre-wedding: 9 pagina’s dresscode voor gasten, 21 chef-koks voor hun maaltijden. Koude Oorlog: Ursula von der Leyen maant ons dringend de defensie snel op orde te brengen. Intussen red ik de wereld door afval te scheiden en lees het label op een theezakje, met de prangende vraag: welk sprookje zou jij graag zelf eens beleven?

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Actieleus

Foto Anna Spiering

Dit was een van de spandoeken in het Universitair Medisch Centrum Utrecht bij de acties voor een betere cao. Effectief, want die lijkt er nu te komen.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Op gesprek bij Bert

Mijn animo om in dienst te treden van de omroep WNL is niet toegenomen na de jongste berichtgeving over Bert Huisjes, hoofdredacteur van WNL. Liefst 25 (oud-)medewerkers hebben nare ervaringen met hem gemeld aan het AD. Hij vond het erg om te horen, reageerde hij, hij had zelfs een aantal klachten graag eerder besproken. „Mijn deur stond en staat daarvoor nog steeds open.”

Hoe zou dat in de praktijk gaan? Je klopt op zo’n deur, Bert treedt je tegemoet met een ontwapenende glimlach. „Goed je weer eens te zien”, kraait hij, „ik hoorde dat je iets dwars zat. Vertel!”

Je verzamelt al je moed en probeert ferm van wal te steken, maar dan verschijnt opeens Rick Nieman, een van de weinige tv-coryfeeën van Bert, met zijn stralende hoofd om de hoek van de deur en roept: „Jullie zullen er vast uitkomen. Zelf heb ik echt niets herkend van al die klachten. Sven Kockelman trouwens ook niet. Wij vinden het juist reuze tof bij WNL.”

Daar zit je dan als klager. Je begint, heel menselijk, te twijfelen. Het zal toch niet aan jezelf liggen? Als de grote Rick en de grote Sven zo goed met de grote Bert kunnen opschieten, waarom jij dan niet? Misschien omdat je te klein bent vergeleken met die grote mannen? Of zou Bert juist daarom op jou pissen, en niet op hen?

Heb je als klager wat meer zelfvertrouwen, dan zou je, terwijl Bert de koffie opschenkt, het lijvige rapport van de commissie-Van Rijn erbij kunnen pakken om dit pregnante citaat voor te lezen: „Als we kijken naar grensoverschrijdend gedrag zien we dat WNL-respondenten, evenals respondenten elders, ervaringen rapporteren met pesten, intimidatie, seksisme en discriminatie, met soortgelijke (langdurige) negatieve gevolgen daarvan voor henzelf en hun omgeving. Wel valt op dat hier vaker dan in de rest van de publieke omroep ervaringen met pesten worden aangegeven (WNL 94 procent tegen 72 procent elders).”

Bert zal je proberen te onderbreken door een heerlijk gebakje van Holtkamp aan te bieden („Vanmorgen nog zelf voor je gehaald!”), maar je doet net of je dat niet ziet en gaat onverdroten door met het laatste deel van het citaat: „Ook in de gesprekken met WNL-medewerkers hebben de meeste voorbeelden betrekking op pesten, waaronder roddelen, sabotage, negeren, kleineren en ‘wegpesten’ van medewerkers.”

En terwijl Bert nu tamelijk ruw het gebakje in je mond begint te douwen, weet je nog net de laatste dodelijke zin van het citaat uit te stoten: „Bij ongeveer de helft van de gesprekken gaan deze voorbeelden specifiek over gedrag van de leidinggevenden.”

Bert heeft de helft van de heerlijkheid in de hand, de rest kleeft om jouw mond. „Goh”, zegt Bert, „ik vind dit wel heel erg heftig. Ik moet dit toch eens met Rick en Sven opnemen, ik heb altijd zulke geweldige gesprekken met ze, maar met jou wil het maar niet lukken.”

Je hebt nog net genoeg tegenwoordigheid van geest om tegen te sputteren: „Maar met Eva Jinek, Merel Westrik en Roos Moggré, om er maar een paar te noemen, wilde het toch ook niet lukken?”

„Ach”, zucht Bert dan, en zijn ogen krijgen een zachte glans, „stevige inhoudelijke discussies zullen er altijd zijn. Daar moeten wij als vrolijk-rechtse publieke omroep niet bang voor zijn.”


Opinie | Gefrunnik

Ik haal maandag mijn vrouw op van haar werk, vanwege de regen. Ik ben 10 minuten te vroeg. Op het parkeerterrein ontvouwt zich een vreemd tafereel. Er komt een man aan, die stapt in zijn auto, stapt weer uit, loopt naar de achterkant, frunnikt daar wat, kijkt naar z’n vingers, stapt in, en rijdt weg. Daarna nog twee mannen en een vrouw: zelfde routine. Ik snap er niks van. Even later stapt mijn vrouw in, ik zet de auto in zijn achteruit en werp een blik op het scherm dat dan aanspringt. Ik stap uit. „Eén seconde”, zeg ik, „even de achteruitrijcamera schoonpoetsen.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Wat maakt een goeie vriend?

Vrienden komen in all shapes and forms, maar uiteindelijk overleven vrij weinig de test der tijd. Een wijze vrouw zei ooit tegen me „Some people you know for reasons, others for seasons.” En zo is het maar net. Ik heb in me eigen libi veel matties gehad met wie ik het heel goed kon vinden voor een bepaalde periode, of een bepaalde reden. In de tijd dat ik leefde voor voetbal, en iedere dag de straat opging met de bal aan me voeten, had ik vast vriendengroepje met wie ik ronding. In het online spectrum in me gaming-era op de middelbare school had ik weer een andere groep matties met wie ik dat pad bewandelde, en toen ik rond m’n 17de het nachtleven begon te oriënteren deed ik dat weer met een andere groep. Vrienden zijn er voor different reasons, en anders wel different seasons in die libi.

Ook de matties met wie ik sinds me begin twintiger-jaren het collectief SMIB ben gaan vormen heeft weer een specifieke reden. We zijn een creatief collectief, ontstaan vanuit een gedeeld idee van hoe wij als individuen onze toekomst wilde vormgeven. Dit zijn inmiddels wel de relaties die seizoenen hebben ontstegen, en in zulke gevallen promoveren die matties ook op de ladder der vriendschap. Het level boven de categorie matties, oftewel vrienden, is de categorie homies in het Smibanese, en als de relatie vanuit daar doorontwikkeld kom je al snel in de brada-zone. Zo zie ik de boys ook met wie ik SMIB ben gaan formeren, broeders voor het leven. Sterker nog, deze boys zijn me lotgenoten.

Maar als ik terugkijk op me leven hebben de meeste de test der tijd niet overleefd. Me moeder zei me dat vroeger al, toen de relatie tussen m’n toenmalige beste mattie op de basisschool verwaterde omdat ik verhuisde naar de andere kant van de stad. Ze merkte op hoe weinig echte vriendinnen zij heeft, en dat ik die vriendinnen niet eens herken omdat het voor mij tantes waren.

Wat maakt een goeie vriend? Zelf denk ik eentje die de test der tijd doorstaat. Iemand die dusdanig van waarde is dat hij of zij als het ware met je samenwerkt in die libi. Gedeelde interesses zijn het vaak, hoewel het soms ook verfrissend kan zijn dat de interesses juist uiteenlopen. Eenzelfde mindset verbindt vaak, of kijk op het leven, een soort gedeelde wereldbeschouwing. Een luisterend oor telt ook mee. Iemand die je te alle tijden kan raadplegen. In dat opzicht heb ik één mattie die door weer en wind aan me zijde staat.

Als ik ergens heen moet legt ‘ie me uit hoe ik daar kom, hoelang het duurt, en welke reisopties er vanuit mijn huidige locatie zijn. Het enige waar ik niet mee moet komen zijn medische klachten, want als ik deze mattie moet geloven bestaat de kans bij de kleinste griep dat ik lijd onder de meest levensbedreigende ziektes. Maar los daarvan is deze ene mattie zo een die de test der tijd heeft doorstaan. Hij staat altijd voor me klaar, sinds de tijd van me eerste desktop, en heeft wonderbaarlijk maar waar altijd een breed scala aan antwoorden klaarliggen op iedere vraag. Ook toen ik de Smibanese University oprichtte was ‘ie me steun en toeverlaat, en zonder zijn raad zouden we nooit zijn waar we nu zijn with it.

Google is mijn beste vriend. Want als er iemand is die alle reasons en seasons heeft overleefd, en nog steeds dagelijks de tijd voor me kan opbrengen, dan is het me homeboy Google wel. Shout out naar Google, man. Tot in de eeuwigheid.

Prof. Soortkill is oprichter van SMIB Worldwide, een creatieve organisatie uit de Bijlmer. En van de Smibanese University. Hij publiceerde het Smibanese woordenboek 2.0 en Smibologie. Each one, teach one.


Plagiaat: vrijwel heel stripalbum over Caesar nagetekend van Prince Valiant-strips

Het stripboek Caesar’s Conquests uit de reeks Classics Illustrated is vrijwel in zijn geheel overgetekend van verschillende tekeningen uit de stripreeks Prince Valiant – zonder bronvermelding. Om precies te zijn heeft tekenaar Joe Orlando voor zijn Caesar-strip zeker 150 van de 186 plaatjes van het stripboek overgetekend uit verschillende Prince Valiant-stripverhalen van meestertekenaar Hal Foster (1892-1982).

Lucas Smeets uit Venlo, zelf tekenaar, heeft dit plagiaat ontdekt nadat hij jarenlang de plaatjes van de Caesar-strip uit 1956 vergeleek met de strips van Prince Valiant uit de periode 1937 tot en met 1955. Smeets heeft zijn ontdekking nu gepubliceerd in een Engelstalig boek Prince Valiant meets Julius Caesar, een uitgave van Piet Schreuders’ tijdschrift Furore.

In het boek staan alle plagiaatvoorbeelden afgebeeld. Midden op de boekpagina staat steeds een complete Caesar-stripalbumpagina. Links en rechts daarvan staan dan de bronnen: de in de Caesar-strip nagetekende originele tekeningen uit Prince Valiant-strips, met afleveringnummer en jaartal erbij.

„Dat moet nog hele klus geweest zijn”, schrijft Smeets in de inleiding, al die plaatjes uit Prince Valiant bij elkaar zoeken, natekenen en aanpassen. Want de avonturen van Prins Valiant, zoals de strip in de Nederlandse vertaling heet, spelen in de middeleeuwen, aan het hof van de legendarische Britse koning Arthur. Dat betekent dat de helmen en wapenrusting van de Vikingen, Saksen en Kelten tegen wie prins Valiant streed steeds veranderd moeten worden in die van Romeinen en Galliërs. Want Caesars Overwinningen zoals de Nederlandse Classics Illustrated-versie heet, is de verstripte versie van het klassieke boek dat de Romeinse veldheer Julius Caesar zelf over zijn veldtochten in Gallië schreef, rond 50 voor Christus: Commentarii de bello Gallico. Dat boek was overigens pure „propaganda” voor de „genocide” die Caesar pleegde, aldus de Britse historicus Mary Beard in de BBC-documentaire Julius Caesar Revealed uit 2018.

Het komt wel vaker voor dat striptekenaars leentjebuur spelen bij andere striptekenaars. Maar dat praktisch alle stripplaatjes in een stripboek gestolen zijn van een andere tekenaar, dat hoor je zelden. „Schaamteloos”, noemt Smeets deze schaal van plagiaat van tekenaar Joe Orlando (1927-1998). Maar, schrijft hij er bij, waarschijnlijk heeft Orlando de tekeningen alleen in inkt gezet, en heeft een andere, onbekende tekenaar in potlood al die Prince Valiant-kopieën getekend.

Dat uit Prince Valiant-strips veelvuldig geroofd werd door striptekenaars was al bekend. Nederlandse en Vlaamse striptekenaars „leenden” tekeningen uit Prince Valiant, schreef Rob Møhlmann in 1982 in Prins Valiants Zwartboek over plagiaat. En in een boek over de Amerikaanse reeks Classics Illustrated, wordt één plaatje benoemd dat voor Caesar’s Conquest uit Prince Valiant werd overgenomen.

Lucas Smeets herkende meer toen hij in 2013 het stripalbum kocht.. „Als ik zie wat voor onnozele plaatjes hij heeft overgetrokken, kan ik met niet voorstellen dat hij de rest zelf heeft getekend,” schreef hij in 2021 in het blad Furore waarin hij zijn eerste oogst aan Valiant-plagiaat in Caesars Conquest publiceerde. Hij had de smaak te pakken en bleef plagiaatspeuren, met dit boek, Prince Valiant meets Julius Caesar, als resultaat. Van 35 van de 186 stripplaatjes in Caesar’s Conquests heeft Smeets de bron nog niet kunnen achterhalen. Hij roept lezers op mee te speuren naar bronnen – want hij vermoedt, zoals gezegd, dat álle plaatjes in de strip zijn nagetekend.

Lucas Smeets: Prince Valiant Meets Julius Caesar, 56 blz., uitgeverij Furore, 14,50 euro. Inl. furoremagazine.com


Opinie | Car wash, yeah

Om een pakketje te verzenden ga ik naar een servicepunt van een koerier gevestigd in een autowasserij. Als ik het pakket wil aanbieden zegt de medewerker: „Helaas mijnheer, dat werkt zo niet, u moet thuis eerst online een verzendopdracht aanmaken.” Enigszins verbaasd en geërgerd ga ik terug naar mijn auto en besluit die dan maar even te laten wassen. Dezelfde medewerker komt naar me toe en zegt „Daar bent u weer, dit werkt zo niet, u moet eerst weer naar huis om een wasopdracht aan te maken.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Tóch leuker

Mijn collega is druk in gesprek met de Belastingdienst. Alle belastingsoorten in één keer regelen als je een BV opricht, appeltje eitje denk je dan. Maar nee, er wordt druk doorverbonden en klantvriendelijk overlegd. Eén van hen is het Engels minder machtig, de BV-activiteit (farmaceuticals) wordt verbasterd tot farmakeuticals. Wij kijken elkaar aan en schieten in de lach. De Belastingdienst kan dingen dus tóch leuker maken, niet makkelijker.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | De lezer mag raden

Kun je als krant schrijven over je eigen sores? Dat zal altijd lastig blijven, maar de mededeelzaamheid is doorgaans wel aan de erg karige kant. Bij het Brabants Dagblad, onderdeel van het Belgisch-Nederlandse bedrijf DPG Media, trad vorige week hoofdredacteur Carin Smolders per direct af. Voor de buitenwereld een grote verrassing, want ze was pas sinds mei 2023 in dienst. Het Brabants Dagblad wijdde er slechts een berichtje van drie alinea’s aan.

Daarin stond dat Smolders aftrad omdat een deel van de redactie het vertrouwen in haar via een plenaire redactievergadering wilde opzeggen. Smolders lichtte in het bericht toe dat veranderingen hard nodig waren voor een gezonde toekomst van de krant. „Helaas moet ik constateren dat ik onvoldoende draagvlak ervaar vanuit de redactie om die gewenste veranderingen echt in te zetten.” Het bericht sloot af met deze mededeling van de redactieraad: „De omgangsvormen afgelopen maanden op de werkvloer van het Brabants Dagblad worden door grote delen van de redactie als onacceptabel gezien.”

Zo’n summier bericht roept vooral méér vragen op. Hoe komt het dat Smolders onvoldoende draagvlak ervoer? Door haar eigen gedrag op de werkvloer of moest ze op last van de leiding van het bedrijf een beleid uitvoeren dat weerzin opriep bij de redactie? Of was beide het geval?

Anonieme redacteuren meldden aan Omroep Brabant dat Smolders’ stijl van leiding geven „vernederend” was en er daardoor een „angstcultuur” op de werkvloer ontstond.

De mediawereld kan kennelijk ook in Brabant lelijk doordraaien. Althans, als de beschuldigingen kloppen.

Als dit alles bij een ander groot bedrijf was gebeurd, zou de redactie er misschien een onderzoeksteam op hebben gezet. Maar de redactie zwijgt nu liever (of praat anoniem met andere media) en de lezer mag er verder naar raden. Dat zinde Tony van der Meulen, ex-hoofdredacteur van het Brabants Dagblad en al vele jaren columnist van de krant, niet. Hij wijdde er een column aan die godlof geplaatst werd.

„In onze eigen krant geen woord erover,” schreef hij naar aanleiding van de bewuste plenaire redactievergadering. „Ik heb makkelijk praten. Ik ben al vele jaren geen hoofdredacteur meer. Maar wat zou het ons sieren als wij niet alleen de vuile was bij andere bedrijven gretig aan de waslijn hangen, maar ook ruimhartig zouden uitpakken over de eigen ellende. De lezer zou ervan schrikken, maar het zou de eigen geloofwaardigheid vergroten. Dat is de kern van journalistiek.”

Hij vindt dat de lezers recht hebben op meer openheid over hun krant. Zij moeten weten welke wind daar waait – of die fris is of juist niet. Ik ben dat in beginsel met hem eens, maar het zal altijd moeilijk zijn om er een juiste vorm voor te vinden. Uitgebreide berichtgeving gedurende het verloop van het conflict lijkt me onwenselijk, maar een zorgvuldige reconstructie na afloop moet kunnen.

Ik moest denken aan tumultueuze perioden bij NRC Handelsblad. Wie bijvoorbeeld wil weten wat er gebeurde rond het vertrek van hoofdredacteur Birgit Donker en tijdens het bewind van Peter Vandermeersch moet het boeiende boek Slijpen aan de geest uit 2021 van oud-adjunct-hoofdredacteur John Kroon lezen. Hier wint het boek het van de krant


Hoezo gaan mensen vrijwillig de sneeuw in, op wintersport op te skiën?

Terwijl veel Nederlanders voor hun plezier op wintersport zijn, lees ik in Edith Whartons tragische liefdesverhaal Ethan Frome (1918) over sneeuw. Die valt gestaag recht naar beneden in zachte vlagen die lijken „op een steeds dichter wordende duisternis, alsof de winternacht zelf laag voor laag op ons neerdaalt”.

Nooit heb ik begrepen waarom mensen dagen opgesloten zijn in besneeuwde bergen als ‘vakantie’ bestempelen. Hebben ze dan nooit een boek gelezen, om maar iets te noemen die magnifieke Wharton? Daar hebben we dan houthakker Ethan en het nichtje van zijn vrouw op wie hij halsoverkop verliefd is geworden — in Starkfield, Massachusetts, Starkfield in hemelsnaam, dus het ‘ongenaakbare veld’. Geen kant kunnen ze op.

Of vooruit, kijken onze moderne sneeuwgangers dan zelfs niet naar het nieuwste seizoen van de HBO-serie True Detective? Dat speelt zich af in het gefingeerde dorp Ennis in het al te echte Alaska waar waanzin zich meester maakt van eenzame, geïsoleerde inwoners. Sneeuw en ijs brengen de personages oog in oog met hun ergste nachtmerries. Wie dit ziet zal er niet over piekeren ook maar een voet in een ski boot te schuiven.

Neem die laatste, pas uitgezonden aflevering. Zes weken lang was het nacht. En koud, ijskoud, zo koud dat de personages nauwelijks konden bewegen. Geen moment was er een zonnetje. Het verhaalgegeven was intrigerend: wetenschappers van een researchbasis om het leven gekomen doordat ze, bizar, naakt een ijsveld in zijn gerend. Twee detectives moeten de zaak oplossen. De kernvraag leek wat er nou precies voor abominabels in de permafrost schuilde, een eeuwenoud monster of zo? Het antwoord bleek te banaal voor woorden. Wel beklijfde de sfeer. Constant bibberen. Mensen die door het ijs zakken. Lijken gedumpt in de ‘zee’ want hier ontdooit toch nooit iets. Bevroren ledematen aan de gruzelementen als je die maar even aanraakt. Teken aan de wand: in geen enkele aflevering zag ik mensen aan het après-skiën.

Lees ook
in Alaska beleeft ‘True Detective’ zijn beste seizoen

Jodie Foster in True Detective: Night Country.

Je leven niet zeker

In de sneeuw ben je je leven niet zeker. Vraag het Miss Smilla. Zij is het die in Smilla’s gevoel voor sneeuw, Peter Høegs wereldwijde bestseller uit 1992, in levensgevaar verkeert vanaf het moment dat de jongen van een dak valt en sneeuwsporen de eerste leidraden vormen van allerlei duistere machinaties.

Zelfs zo’n stoere McReady, een John Wayne om duidelijk te zijn, kan aan het einde van hét sneeuwverhaal — John Carpenter’s film The Thing (1982) — niets anders doen dan zeggen, laten we gewoon even hier in de kou blijven zitten, kijken wat er gebeurt. Dat terwijl ‘het ding’, een ontdooid, buitenaards wezen dat dreigt de hele wereld te vernietigen, nog altijd ergens in de sneeuw op de loer ligt.

Toch trekken duizenden mensen ieder jaar vrijwillig de sneeuw in. Hoe meer afgelegen de bestemming, hoe beter. Deze mensen lezen geen kranten. Ze missen derhalve artikelen waarin dingen staan zoals „een man gevangen in een auto in de bevroren bergen van Colorado waar zijn telefoon geen bereik heeft” (The Guardian, over de nieuwe film Cold Meat, een titel die overigens alles zegt over de stereotype wintervakantie-aanblik van honderden mensen die tegelijk de blauwe piste op willen).

Of misschien lezen mensen selectief, en vallen hun ogen op dit bericht in dezelfde krant: „Ervaring: ik sorteer de post in Antarctica.” Hierin vertelt een jonge vrouw hoe ze een baantje als postmeester aldaar heeft genomen en nu het havengebied Port Lockroy deelt met vijf andere mensen — en éénduizend Ezelspinguïns. Deze ‘Ezelspinguïns’ zijn op twee na de grootste pinguïn-soort op aarde. Als ze geluid maken dan ‘trompetteren’ ze. Ze zijn blijkbaar schattig, maar zo’n verschijning zou ik nooit vertrouwen.

Zoals dat verhaal aantoont willen mensen weg uit de eigen, grijze wereld, willen ze dat ‘pure’ meemaken van de witte wereld met iedere dag nieuwe laagjes sneeuw. Dat valt te snappen, ook van de wintersporters. Mensen willen uitzicht op hoop wanneer ze die kaiserbroodjes met dikke lagen boter inpakken, de deur van het chalet achter zich dichtdoen en even later de latten onderbinden.

Maar dan geef ik ze de deranged penguin van Werner Herzog. In zijn documentaire Encounters at the End of the World (2007) toont hij een groep pinguïns richting het open water rechts in beeld waggelen. Behalve één. Die loopt onverdroten rechtdoor, richting de bergen. „Met vijfduizend kilometer voor hem,” klinkt Herzogs stem, „wacht deze waanzinnige pinguïn een wisse dood.”

Al dat wit veroorzaakt gekte

Daar heb je het: al dat wit veroorzaakt gekte. Herzog én pinguïn weten als geen ander dat het hopeloos is, dat sneeuw alleen de „steeds dichter wordende duisternis” van Edith Whartons Ethan Frome brengt, Ethan Frome, een man gevangen in een fysiek en mentaal bevroren landschap, een man zo wanhopig dat hij samen met zijn jonge, illegale geliefde ervoor kiest finaal eruit te stappen door met een slee (‘wintersport’!) de berg af te zoeven net zolang zij op volle vaart een boom treffen.

Met dit doemverhaal wil ik zeker deze dagen niemand wat voor plezier dan ook ontnemen, maar echt: wintersportvakantie? Met z’n allen zoals een kolonie pinguïns op en neer in de sneeuw? Terwijl je Ethan Frome hebt gelezen en True Detective hebt gezien? Aan de andere kant, van álle pinguïns die Herzog in zijn film toont is er maar eentje die niet meedoet, eentje die de kluts kwijtraakt.