Column | Bangjongeren

De Hilversumse kopschoppers, die betrokken waren bij de dood van Carlo Heuvelman op Mallorca, moeten met zijn vijven bijna 287.000 euro schadevergoeding betalen aan de familie van die arme Carlo. Hoe ze dat gaan doen? Ik vrees dat de ouders van dat agressieve clubje snel gaan lappen. Allemaal 57.400 of wordt er onderling nog gediscussieerd?

Dat een wat zwevende moeder oppert dat haar verlegen kind alleen maar heeft geduwd en dat ze daarom niet meer dan 1.000 euro wil betalen. Waarna een andere ouder vertelt dat juist die zachtzinnige jongen in de kroeg begonnen is met sarren en zuigen en dat daardoor die fatale knokpartij is ontstaan. Dus hij moet als initiatiefnemer minstens tien ruggen meer dokken. Misschien komt er een tarievenlijst. Slaan met vlakke hand: 500 euro. Vol in buik geschopt: 1.000 euro per trap. In gezicht gespuugd: 100 euro per warme klodder. Alleen toegekeken: gratis. Wie zou die vergadering willen voorzitten? Sywert? Die heeft tijd.

Vorige week vrijdag zag ik een ontroerend interview met de vader van de door Belgische corpsbeulen vermoorde Sanda Dia. Dat is die jongen die tijdens zijn ontgroening een versgemalen muis en twee levende goudvissen moest wegspoelen met een paar liter vissaus, terwijl er achttien keurige jongens over hem heen stonden te pissen.

Deze jongens moesten ook een schadevergoeding betalen. Sommigen 8.000, anderen 15.000. Zo benieuwd hoe daar in België gerekend is. Alleen urineren 8.000 en zij die hebben staan kokkerellen met de muis en de vissen het hoge tarief?

Wat zal het bangalijstjestarief worden? Ik denk dat ze daar bij het Utrechtsch Studenten Corps inmiddels ook wel benieuwd naar zijn. Financieel is de schade sowieso al aanzienlijk omdat de hogeschool en de universiteit de geldkraan voorlopig hebben dichtgedraaid. Maar de geestelijke schade, die de dertig meisjes ondervinden, is natuurlijk veel groter. Zij durven niet meer over straat omdat hun foto’s, namen, adressen, telefoonnummers en zogenaamde ‘bedprestaties’ door de twee rijkeluiskleuters op het internet zijn gegooid. De meest gore smeerpijpen vallen die kinderen nu telefonisch lastig. En voor hetzelfde geld hebben ze zo’n viespeuk ’s nachts aan hun deur.

Het gerucht gaat dat de twee corpskneuzen het gedaan hebben in opdracht van ouderejaars, maar die ontkennen uiteraard. Gek hè.

Door dit kakkersrelletje had ik een amusante week. Dat kwam omdat ik afgelopen zaterdag schreef dat ik de namen van die twee lafbekken wel wilde publiceren. Met foto, adres, telefoonnummer en een analyse van hun uiterlijk en eventuele seksuele tekortkomingen. Leek me een vrolijk biscuitje van eigen deeg. Ik ben gek op koekhappen, maar kwam toch al snel op andere gedachten. Naming and shaming hoort niet bij mij en zeker niet bij NRC.

Mijn column stond vorige week nog niet online of via de meest rare wegen werd ik benaderd door bloednerveuze leden van zowel het U.S.C. als de U.V.S.V. Ze wilden mij de namen van de kneuzen wel geven, maar ik mocht absoluut mijn bron niet vermelden. Want dan zou er wat zwaaien. De verschrikkelijkste sancties. Ik dacht aan Mohammed bin Salman en moest lachen om al die bibberende hockeystemmetjes.

Ik genoot vooral van de heerlijke angst van die brave kinderen. Bang voor de Senaat, bang voor de huisgenoten, bang voor de vriend van het zusje van een van de slachtoffers, bang voor een kennis die een beroemde ondernemer zou zijn en die mij in een klap financieel ten gronde zou kunnen richten. Ik zei dat Khalid en ik nergens bang voor zijn.

Wel heb ik met de meisjes erg gelachen om de ‘daders’, die ze eigenlijk amper kennen omdat het pukkelige pubers zijn. Over bedprestaties van de heren is niets bekend en de dames zijn bang dat die binnenkort ook niet rond zullen gonzen op de sociëteit. Er schijnt de jongens een aanbod te zijn gedaan om op de vrouwenvereniging hun excuses te komen aanbieden. Bloot. En dat ze dan een lang verhaal over de ervaringen van hun pielemuis moeten houden. De jongens hebben inmiddels gevraagd of het verhaaltje ook kort mag zijn.


Opinie | Nachtgeluiden

Ik woon op een zolderverdieping in hartje Amsterdam. Elke lente vestigt zich een gezin duiven in mijn dakgoot. Duiven zijn, zo blijkt, dag en nacht actief en maken constant geluid. Het is „oe, oe, oe”, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. De soundtrack van mijn zomer. Als op een avond onverwacht een vriendin blijft logeren, maak ik de slaapbank in mijn woonkamer op. De volgende ochtend, als mijn vriend naar zijn werk is vertrokken, zegt ze ernstig: „Ik vertel je dit met de beste intenties, maar die seksgeluiden die jij maakt… daar moet je echt iets aan doen.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Mysterieuze verdwijning

Gaza staat in brand, Oekraïne wankelt, radicaal-rechts grijpt in Nederland de macht, maar wij hadden in de familie nog iets heel anders aan ons hoofd: de mysterieuze verdwijning van Chef.

Chef is de 8-jarige Ragdoll van mijn jongste dochter, een prachtkat met een halflange, zijdezachte vacht en blauwe ogen. Hij leefde vooral binnenshuis of in een afgesloten achtertuin, maar opeens was hij weg, vermoedelijk via de voordeur. Dochter, man en kinderen in rep en roer, voor ze de rest van de familie inlichtten, hadden ze hun halve stadsbuurt al afgestroopt. Maar Chef? In geen velden of wegen.

Mijn dochter zette haar zoektocht via internet verbeten voort. De reactie die ze het meest kreeg: „Die krijg je nooit meer terug.” Het fatalisme van zulke reacties ergerde haar, maar tegelijk kreeg ze een fascinerend inkijkje in dier(on)vriendelijk Nederland. De reaguurders bleken wel degelijk een reden te hebben voor hun pessimisme.

Raskatten zijn een gewilde prooi bij het kattenminnende publiek. Zo’n dure raskat is voor menigeen een buitenkansje. „Arme poes, geen baasje meer? Kom gezellig binnen.” Als de kat gechipt is, kan ooit bij de dierenarts blijken dat hij de verkeerde eigenaar heeft gekregen, maar wie maalt er dan nog om? „Ik in ieder geval wél”, zei mijn dochter, „ik zou hem vijf jaar later nog gewoon opeisen.” Haar bleek ook dat er mensen zijn die zo’n kat op straat oppikken en vervolgens via Marktplaats aanbieden. Ze moest er niet aan denken: Chef in handen van een ongure handelaar die haar dier als een slaafgemaakte kat doorverkocht. Zou ze hem eventueel willen terugkopen? Ik durfde het niet te vragen, ook omdat ik het antwoord eigenlijk wel wist: ja.

De wanhoop groeide. Een kat die bijvoorbeeld overreden was – daar viel nog mee te leven, al is dat in dit verband niet de meest geschikte formulering. Dood was dood, hoe erg ook. Maar een kat die zomaar van het ene op het andere moment verdween – van de warme veiligheid thuis in de kille, rauwe werkelijkheid van een drukke stadsbuurt?

Het was een onverteerbaar beeld dat je tot in lengte van jaren kon achtervolgen. Ze had het ontmoedigende verhaal gehoord van een vrouw die enkele jaren na de verdwijning haar kat meende te zien achter het raam van een huis, enkele straten verder. Ze informeerde bij de bezitter en kreeg een vage, oncontroleerbare reactie. Iemand anders vertelde dat zijn kat ingepalmd werd door zijn buren omdat die in deze kat de reïncarnatie van hun overleden hond vermoedden. Intussen bleef Chef weg alsof hij er nooit geweest was. Zeven nachten gingen voorbij, waarin hij vermoedelijk even slecht had geslapen als zijn baasjes. Niemand geloofde nog in een goede afloop – ik voorop, want de wereld wilde maar geen optimistischer mens van mij maken.

Tot ze opeens op een middag belde – euforisch. Chef! Is! Terug! Dankzij een tip van een vrouw die in hun straat een onbekende kat had gesignaleerd. Dertig huizen van zijn huis vandaan moet Chef zich dagenlang hebben verstopt onder de hoes van een motor in een voortuin. Hij had niet geleden onder zijn ontberingen en deed alweer alsof er niets gebeurd was.

Chef terug, kort voor Pasen net als Jezus uit de dood opgestaan. Ik begin bijna weer in God te geloven.


Opinie | Verbeterpunt

Op mijn wandeling, rondje Aalsum, nabij Dokkum, pleeg ik vaak wat zwerfafval op te rapen en in de afvalbak te gooien. Mijn oog valt op een leeg pak vruchtensap en besluit het op te rapen en mee te nemen. Daarnaast ligt een verfrommeld A-4’tje met de volgende tekst: „Ik heb lesverstorend gedrag. Hierdoor kunnen anderen niet werken. Ik zit voortaan rustig op de aangewezen plek en ben daar aan het werk.”

Wat mij betreft had daar aan toegevoegd mogen worden: „En afval gooi ik niet in de berm.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Fluwelen jongensbroekjes paraderen in Winterswijk

Helemaal aan de andere kant van Winterswijk, ver van het Gerrit Komrij College waar eind 2022 sommige scholieren schroomden om via een regenboogtrap te klimmen of te dalen, leunt een intensief gelezen uitgave van Gerard Reves De Taal Der Liefde en Lieve Jongens uit 1980 tegen een nieuw maar uitgelezen exemplaar van Hier kom ik nog op terug van Rob van Essen. Aan Reves andere flank staat Jennifer Weiners Bij jou of bij mij – soms lijken de titels in een straatboekenkastje op eigen kracht al een roman.

Reve dus. Dat was pas leven, heette het ooit, maar deze Palmpasen is de Volksschrijver alweer achttien jaar dood. De Taal Der Liefde is ruim een halve eeuw oud. Wat vertelt het boek ons nog, over de liefde of over de taal?

Allereerst iets over het samengaan van empathie en wreedheid. Zie pagina 44 waar de verteller, opgehitst door zijn tweede fles rode wijn, zich bevredigt in de zinderende hitte van de vrije Franse natuur. Vervolgens observeert hij een grote mier die „als een razende heen en weer liep voor wat ik geplengd had”. Vermoedelijk „boezemde de ongewone neerslag het dier verbazing en mogelijk zelfs vrees in”, schrijft Reve vol empathie. „De mier was kennelijk een tobber, die bij gebrek aan toereikende instrukties niet tot een beslissing kon geraken, want hij bleef, zonder tot enige nadere aksie of nader onderzoek over te gaan, telkens op de vreemde materie tot vlakbij aanstormen om zich dan weer bliksemsnel zijdelings terug te trekken”. Inleven blijkt geen garantie voor laten leven, want nog voor de zin ten einde is, heeft de verteller het insect doodgedrukt.

Een groot deel van het tweeluik bevindt de zeer Reve-achtige verteller Wolf zich in bed met zijn jonge geliefde Woelrat en probeert hij deze te vermaken met verhalen over begeerlijke jongens en de wreedheden die Woelrat met hen zou kunnen begaan. Waarbij alle uitweidingen en zijpaden de ongeduldige Woelrat danig op de zenuwen werken; hij maant Wolf steeds tot haast. Tevergeefs. Het verhaal over de jonge Fonsje wordt zelfs ruw afgebroken in De Taal Der Liefde, om pas in Lieve Jongens (dat een jaar later verscheen) te worden hernomen.

Zo wordt niet alleen Woelrat gevangen gehouden in een woordenstroom, maar de lezer ook. Intussen zijn de zinnen van Reve hun eigen ritmische zelf, inclusief hier en daar een wonderlijke observatie als een kaars (uiteraard voor een Mariabeeld) is gedoofd: „Een pluimpje van vette rook verhief zich en werd uitgewist. ‘De niet bestaande baklucht van God,’ mompelde ik bij mijzelf.” Intussen vergt de lezing van De Taal Der Liefde en Lieve Jongens niet alleen een zeker uithoudingsvermogen waar het gaat om het verwerken van de parade fluwelen jongensbroekjes, jongensheuvels en jongensvalleien, maar past er ook een waarschuwing voor de eenentwintigste-eeuwse lezer: de vele verkrachtings-, misbruik- en martelingsfantasieën maken Reve een schrijver zonder safe space.

Wat rest is de eenzaamheid. Niet alleen valt op dat de naakte mannen in bed vooral zichzelf ‘beroeren’, ook zijn al die jongens in het boek objecten van liefde en wreedheid; van henzelf gaat zeer weinig uit. In fantasie en werkelijkheid blijft de held alleen achter. Al zijn dóórvertellen is een bezwering, een poging om het moment uit te stellen waarop je je moet afvragen of er nog wel iemand luistert.

Wilt u het besproken exemplaar van De Taal Der Liefde/Lieve Jongens hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.


Opinie | Zoete stengels

Ik ben opgegroeid in Roosendaal waar het soms flink kon stinken als bij de plaatselijke suikerfabriek hordes vrachtwagens suikerbieten kwamen lossen. Ik weet niet beter dan dat suiker uit suikerbiet komt.

Op vakantie in Marokko zie ik een straatventer in de weer met een soort groene bamboestokken die door een pers gehaald worden en waar vervolgens sap uit komt. Voor omgerekend een euro krijg ik een gelig, mierzoet drankje. Op mijn vraag of hij er misschien suiker aan heeft toegevoegd, antwoordt hij met een grote grijns: „Nee hoor.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Kamp blij op zondag

WNL Op Zondag noemt zichzelf ,,een rechts georiënteerd opinieprogramma’’ op tv, een omschrijving waar ik het van harte mee eens kan zijn. De gasten zijn vaak van rechtse signatuur, terwijl de linkse gasten vooral welkom zijn als ze er in enig opzicht ook rechtse opinies op nahouden.

Zondag waren Henk Kamp, erelid van de VVD, Klaas Knot, president van de Nederlandse Bank, Rosanne Hertzberger, lid van de Tweede Kamer voor NSC, en Arendo Joustra, oud-hoofdredacteur van EW, te gast. Verstandige mensen, zou je kunnen zeggen, al zijn er boze tongen – waaronder de mijne – die beweren dat Kamp de politieke geschiedenis zal ingaan als een van de grootste ministeriële rampen die Nederland ooit heeft getroffen.

Heeft dit Kamp ook tot een staat van enige bescheidenheid gebracht? Nee! Dat hoeft ook niet zolang er tv-programma’s zijn als WNL Op Zondag die liever ‘rechts georiënteerd’ dan ‘journalistiek onbevooroordeeld’ zijn.

Het gesprek ging vooral over de kabinetsformatie. Kamp was daar erg tevreden over. Hij sprak van „successen” dankzij de twee informateurs, en het werd nu tijd dat de vier onderhandelaars dit succesvolle voorwerk gingen afronden – dat was hun grote verantwoordelijkheid voor het landsbelang. „U zegt rechts kabinet,” corrigeerde hij nog gespreksleider Rick Nieman, „maar ik vind NSC meer centrum dan rechts, en centrum-rechts was de uitkomst van de verkiezingen, en dat moet nu waargemaakt worden.” Hoofddoel van dit kabinet moest voor Kamp het afremmen van de migratie zijn – en dat vertrouwde hij vooral Wilders wel toe. „Hij heeft een boel weggegeven, maar dit zal hij niet weggeven”, zei hij blij. „Ik denk dat dit nieuwe kabinet nodig is om dit op korte termijn te verbeteren.” „We gaan het zien”, sloot Nieman af.

Over naar het volgende onderwerp.

Je zou van de andere gasten enige kanttekening, misschien zelfs tegenwerping, mogen verwachten. Bijvoorbeeld: vindt u het werkelijk in het landsbelang dat een door de rechter voor groepsbelediging veroordeelde politicus in belangrijke mate gaat bepalen wat dit landsbelang moet inhouden? Een politicus die lak heeft aan parlement, rechterlijke macht en pers, en die op X tot op de dag van vandaag verbitterd doorgaat met haatzaaien?

Maar niemand voelde zich geroepen. Vriendelijke lachjes en keurige knikjes – dat was alles. Er wordt de laatste tijd veel gesproken over „de normalisering van Wilders”. In dit soort programma’s zie je dat die normalisering een feit is geworden: Wilders is aanvaard als een normaal, politiek fenomeen. Het is vooral opvallend dat ook in de top van een nieuwe partij als NSC daar kennelijk iedereen genoegen mee neemt. Niemand die zegt: „Vuile handen maken met Wilders? Daarvoor ben ik niet de politiek ingegaan. Bekijk het maar.”

Klaas Dijkhoff, voormalig VVD-leider, heeft gezegd dat het van de nieuwe premier zal afhangen of Wilders de komende jaren zijn zin krijgt. „Als die echt in de broekzak van Wilders zit, dan wordt het een normalisering van het gedachtengoed van de PVV en heb je een probleem.”

Tot dusver is die broekzak van Wilders een plek waar de rechts georiënteerde politici van Nederland zich best thuis voelen – of doen alsof.

„We gaan het zien.”


Opinie | Turkse pizza

Van de leerling uit vwo 5 aan wie ik een bijles spelling en formuleren heb gegeven krijg ik de volgende dag een door zijn moeder gebakken Turkse pizza. Dat het wel goedkomt met zijn Nederlands bewijst hij met de poëtische omschrijving van ongekookte bladgroenten in zijn uitleg over hoe ik de pizza het best op kan warmen. „Gewoon in de pan of oven, meneer, en dan daarna nog wat konijnenvoer erin.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Wijze les

Mijn vrouw heeft een reis naar Boston geboekt.

Zij vertelt haar kleinzoon (15) de dag voor vertrek over de rijke historie van de stad: de Boston Tea Party, theekisten die de kolonisten in de haven wierpen (1773) en het begin van de Amerikaanse revolutie.

Hij knikt bevestigend en kent het verhaal.

„Van de geschiedenisles op school?” vraagt zij (voormalig docente) hoopvol.

„Nee uit de Donald Duck”, is zijn antwoord.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | De illusie dat je iemand kunt redden van de eenzaamheid

In de onderdoorgang van Station Hilversum hangen lichtbakken met teksten van, zo te zien, basisschoolleerlingen die een project over eenzaamheid hebben gedaan. Ze geven adviezen: „Neem een huisdier! Gezellig.” „Hou vol!” „Je bent niet alleen.” Schattig en onzinnig tegelijk. Net als die spotjes waarin eenzame mensen mee gaan doen met collega’s of met voetballende buurjongens en dan zijn ze niet eenzaam meer.

In het verhaal van Daan Heerma van Voss (NRC 12-03-2024) over de eenzame oude Herman die de Alzheimer in gleed, stond „dat in elke (élke) gemeente het percentage van mensen boven de 65 die te kampen hebben met eenzaamheid ongeveer 50 procent bedraagt”. Zó hoog.

De onmacht die je voelt als iemand onomwonden zegt: „Ik ben doodeenzaam.” Natuurlijk kun je af en toe langskomen. Maar de illusie dat je iemand kunt redden van de eenzaamheid, de illusie dat jíj het antwoord bent op iemands levensproblemen, moet je opgeven.

Hoe makkelijk het is om eenzaam te worden. De Herman van Heerma van Voss was ooit een geslaagde en aantrekkelijke figuur. Maar die tijd is voorbij, zijn geld is op, hij heeft ruziegemaakt. Eenzame mensen zijn niet per se een soort teddyberen die je kunt gaan aaien. Er is soms een reden dat ze eenzaam zijn, omdat ze niet erg vriendelijk zijn bijvoorbeeld, of niet erg sociaal, omdat ze heel weinig geld hebben, misschien zijn ze erg op zichzelf, snel verveeld door goedbedoelde praatjes – noem maar op. Niet iedereen vindt buurtmaaltijden en koffie voor alleenstaanden precies het antwoord op de eigen allenigheid.

Herman had wel een oplossing bedacht, een nogal drastische: doodgaan. En misschien, Heerma van Voss lijkt er in te geloven, wilde hij dat ook echt en was het niet een uiting van moedeloosheid, zoals in de verzuchting „ik wil gewoon gaan slapen en niet meer wakker worden”. Die zin hebben eenzamen in mijn omgeving meer dan eens uitgesproken. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze actief willen of wilden overgaan tot levensbeëindiging, degene met de lege agenda niet, degene die heel ziek werd niet, degene die heel oud is evenmin.

Herman kreeg een gesprek met een SCEN-arts die kwam kijken of hij ondraaglijk leed. De arts kreeg daar geen hoogte van. Lag dat aan Hermans Alzheimer? Dat kan. Maar misschien ook niet. Terugdeinzen voor de werkelijke bevestiging van het onherroepelijke is ook zonder hersenmist niet vreemd, hoe zwaar het eigen leven ook drukt.

Wat zou je zelf willen als je oud en eenzaam bent geworden? Ik denk er zo vaak aan, maar ik heb er totaal geen antwoord op. Hopen dat je dingen vindt, behoudt, waarin je vreugde schept.

Steeds meer denk ik dat het leven, vooral dat van de oud en vaag geworden mens, eerder een regen van momenten is dan zoiets als een verhaal, hoezeer we dat er ook van proberen te maken. Nu ja, een heel dikke verhalenbundel met tegenstrijdige verhalen.

En op een dag ben je die verhalen dan weer vergeten.

Op sommige situaties lijkt zo weinig antwoord. Het beeld van de oude, steeds meer verwarde man die doodalleen in zijn flat woont en niet meer wil, is pijnlijk. Dat ‘we’, dat is de inrichting van onze maatschappij, zulke mensen in de steek laten, denkt Daan Heerma van Voss. Oh, hoe begrijp ik zijn gevoel. Maar een antwoord? Je zou raar opkijken als op die lichtbakken in het Hilversumse station kwam te staan: „Neem euthanasie! Dan ben je ervan af!”