De wilde schoenen van Berlijn wachten op straat op een nieuwe eigenaar

Ze staan er nu een dag of drie. Op de brug die de wijken Kreuzberg en Neukölln verbindt, heeft iemand een paar witte Nikes achtergelaten. Dit model, ooit ontworpen voor basketballers en vernoemd naar het Amerikaanse presidenstvliegtuig, is alweer een tijdje in of misschien wel nooit uit geweest. De sneakers (maat 44) hebben duidelijk veel meegemaakt. Het leer is groezelig, de binnenkant bij de hielen versleten. De zolen zijn gelig in plaats van wit.

Wie door Berlijn wandelt, komt overal schoenen zonder mensen tegen. Stevige stappers, hippe gympen, kinderschoenen, hoge hakken, motorlaarzen, espadrilles. Ze duiken op in perkjes, op straathoeken en in portieken. Altijd een paar. Gedragen, maar meestal nog in prima staat.

De zwerfschoenen zijn een uiting van de weggeefcultuur die de stad kenmerkt. Wie ergens vanaf wil – een bankstel, koekenpan, of een paar jaargangen van het weekblad Der Spiegel – zet het gewoon op straat, al dan niet in een doosje met een briefje Zu verschenken. Ideaal: na elke opruimsessie waan je je een weldoener. Je hebt hulpbronnen gespaard en iemand blij gemaakt. Waarschijnlijk een van de 14,2 miljoen landgenoten die volgens recente cijfers in armoede leeft.

Goedbedoeld, maar sinds corona de opruimwoede aanwakkerde en duizenden informele rommelmarktjes in de stad deed bloeien ook problematisch. In 2022 betaalde de Duitse hoofdstad vijf miljoen euro om zo’n 35.000 kubieke meter aan illegaal grofvuil te verwijderen. Vorige maand kondigde de Berlijnse coalitie van CDU en SPD daarom een radicale verhoging van de boetes voor illegale afvaldumping aan. Het verwijderen van een kilo of twee ongeoorloofd afval kost volgens de plannen straks niet meer 100 euro, maar zó 4.000. Bij meer dan een kubieke meter zelfs het dubbele.

Kringloopwinkels, allerlei apps en officiële weggeefkastjes zouden gulle gevers een alternatief moeten bieden. Maar winnen die het van de straat? Ogenschijnlijk niet. Er wordt ook nauwelijks tegen daders/donateurs opgetreden. Meestal houden ze zich aan de ongeschreven regels: plaats niks in de doorloop, zet geen potentieel gevaarlijke voorwerpen neer en ook niet als het regent. Schenk alleen spullen die je zelf ook nog de moeite waard vindt.

Grote kans dus dat de schoenen in het wild blijven verschijnen. Als je niet weet wat erachter zit, zijn het intrigerende stillevens: alsof hun eigenaar ze heeft uitgetrokken en op sokkenvoeten verder ging – na een iets te wilde nacht misschien.

De Nikes op de brug bieden ook zo’n aanblik. Het zit ’m in de veters: keurig gestrikt en hagelwit. Dit zijn schoenen die nog wel zin hebben in een volgend leven, het is alleen wachten op een match. Ze verhuizen over de brug, worden opgetild en weer neergezet. Op de vierde dag zijn ze weg.


Column | Een goedkope ‘Tosca’

De man was me net voor. Bij de ingang van het rommelige winkeltje in van alles en nog wat – boekjes, schriftjes, affiches, prenten – was een tafeltje geplaatst met de jongste koopjes. Er staan liefst vijf verkleinwoorden in voorgaande zin, maar dat hoorde helemaal bij dit winkeltje.

De man boog zich voorover naar een hoekje met afgedankte cd’s. Hoe lang zullen cd’s nog afgedankt worden? Ze schijnen weer in opmars te zijn, net als vinylplaten. Alles komt terug, behalve de mens.

De man bekeek een cd met Tosca, de opera van Giacomo Puccini met zang van Luciano Pavarotti en Mirella Freni. Het verhaal is, zoals bij de meeste opera’s, te onwaarschijnlijk voor woorden, en het eindigt met een zelfmoord als Tosca zich van de transen van een burcht stort. Reuze dramatisch, al gaat het, wat mij betreft, bij opera’s niet om het verhaal, maar om de aria’s – en die zijn bij Puccini vaak wonderschoon.

De uitvoering op deze cd kende ik niet, maar ik hou wel van Pavarotti, hoe pathetisch hij soms ook kan loeien. Je moet ervoor in de stemming zijn om ervan te kunnen genieten – een beetje zelfmedelijden helpt altijd.

Natuurlijk had ik deze cd onmiddellijk moeten kopen, al was het maar vanwege de opzienbarend lage prijs op het bijbehorende kaartje: 1,5 euro. Maar ik was aarzelend doorgelopen naar andere koopjes met de remmende gedachte: zou ik ook echt naar die héle opera willen luisteren?

Op dat moment schoof die man – een leeftijdgenoot – achter me langs, bukte zich naar Tosca en pakte haar op zonder ook maar een moment te twijfelen. Pik in, het is lente. Wanneer zou ik dat nou ooit eens leren? Haastig liep de man het winkeltje binnen, ik volgde hem beteuterd met een of ander boekje dat ik vast nooit zou gaan lezen – een aankoop om mijn spijt te onderdrukken.

„Tosca!” riep de man met grote voldoening tegen de winkeldame, die achter haar laptop zat te werken. Ze stond met enige weerzin op en liep naar de toonbank waarop de man zijn aankoop had gedeponeerd.

„Voor maar anderhalve euro!” voegde hij er triomfantelijk aan toe. Hij telde de munten uit en legde ze op de toonbank. „Eigenlijk is-ie duurder”, zei de winkeldame onwillig, terwijl ze de munten telde. „Hoezo?” vroeg de man, „er staat toch anderhalve euro op het kaartje?’” De winkeldame pakte de cd op, klapte het doosje open en zei: „Het is een dúbbelcd, kijk maar, dus twee cd’s en dus samen drie euro.”

De man keek verbijsterd om naar mij, maar ik had een ander belang – misschien bedacht hij zich alsnog – en bleef liever onpartijdig. „Kom nou toch!” riep hij, „het is toch samen één cd, of ben ik nou gek?” „Twee”, hield de winkeldame vol, „en dus drie euro.” „Dan hadden jullie drie euro op dat kaartje moeten zetten”, zei de man, „maar weet u wat? Hou dat plaatje maar en geef me mijn geld terug.” „Laat maar”, schouderophaalde de winkeldame, „het is goed zo.”

De man pakte de omstreden cd (meervoud?) van de toonbank, draaide zich schielijk om, mompelde „pinteneukers” en liep de winkel uit. „Geniet ervan!” riep ze hem nog na, maar hij deed alsof hij het niet hoorde.

Ik legde mijn boekje van vier euro op de toonbank – gelukkig bleek het niet vier euro per pagina.


Opinie | Pissebedden

Op de eerste werkochtend in het ecopark staan er een hoop kersverse vrijwilligers klaar. Er volgt eerst een rondleiding met een gids die ons alles vertelt over de honderden inheemse planten die er groeien. Later in het seizoen zullen schoolkinderen er les krijgen. Dan tilt de gids een grote houten plaat van de grond en vertelt vrolijk dat dit educatief materiaal is. Verbaasd tuurt een vrijwilliger naar de duizenden krioelende mieren en pissebedden die vluchten voor het daglicht en vraagt: „Wat moeten ze leren dan?”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Panda’s als muze voor Chinese poëten

De twee panda’s in Ouwehands Dierenpark hebben dit voorjaar weer gepaard. Het bericht van deze heugelijke gebeurtenis op Nu.nl van 25 februari 2024 ging gepaard met de opmerking „Hard aan gewerkt!” Wie nu zou denken dat die woorden zouden slaan op de twee dieren die, zoals blijkt uit de foto, de daad moesten verrichten in een ijzeren kooi en omringd door een talrijk publiek, kwam bedrogen uit, want dit commentaar van het dierentuinpersoneel sloeg op hun eigen inspanningen—zij hadden bedacht moeten zijn op het moment waarop het wijfje tochtig werd.

Veel internetartikelen over de panda vertellen dat het dier pas in 1869 ontdekt zou zijn door de reislustige Franse missionaris Armand David (1826-1900), maar dat is natuurlijk niet helemaal waar. Lokale jagers in Sichuan kenden de panda als de „witte beer.” De oude Chinese naam van het dier was hoogstwaarschijnlijk mo. De diergaarde van het keizerlijke paleis tijdens de Han dynastie (206 v.Chr.-220 n.Chr) bevatte ook panda’s, want beenderen van die dieren zijn gevonden in het graf van een keizerin. Maar in later eeuwen was het dier in het centrum van de beschaving onbekend. Tijdens de Tang dynastie (617-906) kende men daar wel de vacht van de panda (die zou beschermen tegen besmettelijke ziekten), maar beschreef de beroemde dichter Bai Juyi (772-846) de mo als een dier met „de slurf van een olifant, de ogen van een neushoorn, de staart van een buffel, en de poten van een tijger.” Op grond van die beschrijving werd mo sinds de negentiende eeuw het Chinese woord voor “tapir” en moest er een nieuw woord worden gevonden voor de panda. Dat werd “beerkat”: xiongmao.

Gedichten over de echte panda uit het premoderne China zijn niet bekend, maar tot op de dag van vandaag zijn er vele Chinese dichters die de klassieke vormen bezigen voor hun poëzie. Zo schreef Zhao Yisheng (1914-2000) uit Fuzhou bij voorbeeld een gedicht met de titel „Ontroerd na het bijwonen van een optreden door een panda” met daarin de volgende vier regels:

Uit Huxi kwam een heer met berenlijf en blanke snuit,

Het zwart en wit zo klaar apart, onnozel en toch mooi.

En met een gast geconfronteerd gedraagt hij zich beleefd

Want op de maat stapt hij vooruit, terug — een fraai gezicht!

Wanneer dit gedicht geschreven werd, is mij onbekend, maar vertoningen van gedresseerde panda’s, zoals circusberen hier te lande, waren niet ongebruikelijk in het China van de jaren 1980 en 1990. Vooral de panda’s van de dierentuin van Fuzhou waren beroemd.

Uit een meer recent kwatrijn van He Yongyi (1945) met als titel „Over het zeldzame dier de panda” blijkt dat de status van het dier inmiddels in China zeker is gestegen:

Geheel en al oprecht want zo uitzonderlijk onnozel:

Een binnenste gevuld met bamboe, niet met sluwe streken.

Als „Nationale Kostbaarheid” worden ze hoog geëerd:

Hun zwart en wit zo klaar gescheiden maakt hen dan ook zeldzaam.

Beide dichters beschrijven de panda als onnozel, en in zijn onschuld ook een voorbeeld van hoogstaand gedrag. „Het zwart en wit zo klaar apart/gescheiden” is een vaste uitdrukking voor een zuiver moreel oordeel. Hoe zou het dier ook ethisch kunnen falen met een buik vol bamboe? Het bamboeblad dat ook in de winter groen blijft is een oud symbool voor standvastigheid, en de knopen in de bamboestengel staan sinds mensenheugenis voor even zovele deugden. Zhao Yisheng besluit zijn gedicht over de welopgevoede panda niet alleen met lof voor diens instructrice, maar ook met een felle uithaal tegen de Chinese nozems van zijn dagen die op alles een brutaal antwoord hebben.

Wilt L. Idema is sinoloog, vertaler en auteur van het boek ‘Dertig eeuwen Chinese poëzie’.


Opinie | Twee vogels

In de vroege ochtend fietsend langs park Het Loo hoorde ik in toevallige samenzang de roffel van een specht en de roep van een koekoek.

Voor mij liep een jonge vrouw te joggen en toen ik haar passeerde kon ik het niet nalaten tegen haar te zeggen: „Mooi hé, die schijnbare cadans door twee vogels.”

Zij draaide haar hoofd naar mij toe, haalde het bijna onzichtbare knopje uit haar rechteroor en vroeg vriendelijk: „Sorry, vroeg u wat?”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Mieke Kerkhof wil internet-onzin over gynaecologie bestrijden met haar boek

Mieke Kerkhof is vrouwenarts (gynaecoloog) in Den Bosch en schreef een boek over haar 25-jarige praktijkervaring met de titel Kunnen eierstokken echt rammelen? 82 vragen die je niet aan je gynaecoloog durft te stellen (maar waarop je het antwoord wél graag wilt weten). Een vraaggesprek per mail.

U verwijst met de titel van uw boek naar de filmkomedie van Woody Allen over seks Everything You Always Wanted to Know About Sex (But Were Afraid to Ask) uit 1972. Waarom?

Woody Allen verfilmde een bestseller van dokter David Reuben (1933), Amerikaans psychiater en seksuoloog. Hij beeldt op ludieke wijze zeven vragen uit: niets is te gek. Zo krijgt een vrouw met een kuisheidsgordel om een lustopwekkend middel en wordt een ejaculatie uitgebeeld door het mannelijk brein voor te stellen als een NASA control center. De spermacellen worden als parachutisten, onder wie Allen, in witte uniformen naar het grote onbekende gestuurd.

https://youtu.be/sj0YAuOiLBM?si=-1iKxfoxz86xwwN8

Door in mijn boektitel te verwijzen naar deze Woody Allen-film probeer ik te benadrukken dat geen enkele vraag gek is, en iedere vraag het waard is om gesteld te worden. Zeker in mijn specialisme spreekt er veel tot de verbeelding. Het vrouwelijk geslachtsorgaan wordt meestal via de vagina onderzocht. Banaliteit ligt op de loer.

Bumperstickers met ‘amateur gynaecoloog’ erop en T shirts met de tekst ‘Ik ben geen gynaecoloog, maar ik wil best even kijken’ zijn overal te koop, tot mijn grote ergernis. De vrouwelijke patiënten en de gynaecologen worden met dit soort uitingen beschimpt. Voor mij was dat aanleiding om veel van wat me in mijn 25-jarige carrière ter ore kwam zonder omwegen en op een nette manier te bespreken. Daarbij is mijn missie dat vrouwen correcte informatie krijgen en niet in zee gaan met onzin van influencers.

Wat is dan de onzin van influencers die u hoort in uw praktijk?

Bijvoorbeeld dat een baby kaal wordt van een CTG-elektrode. Dat is een elektrode die de hartslag in de baarmoeder meet en op het hoofd van de foetus wordt aangebracht. Zo bewaken gynaecologen de foetale conditie tijdens de baring. De geboorte is de gevaarlijkste reis van het leven. De foetus moet gemonitord worden, als hij bijvoorbeeld de eerste ontlasting heeft geloosd in het vruchtwater. Vrouwen weigeren heel vaak deze elektrode, met als gevolg dat een kind met zuurstofgebrek ter wereld kan komen.

Influencers beweren ook dat het weeënstimulerend hormoon oxytocine – ik citeer – „de verbinding tussen moeder en kind verstoort en het kind er uiteindelijk alleen voor staat, resulterend in een eenzame geboorte voor het kind”. Dit is op geen enkele wijze wetenschappelijk onderbouwd. Als een barende oxytocine weigert, terwijl ze het nodig heeft, stagneert de baring en moeten we een keizersnede doen, of ontstaat er veel bloedverlies, en dat is levensbedreigend. Allemaal onwenselijke situaties tijdens de bevalling, terwijl het juist zo’n mooi live event kan zijn.

Welke vragen krijgt u vaak in uw praktijk?

De meest indrukwekkende vraag die ik ooit kreeg was van een jonge moeder, die me na de bevalling vroeg of ze slachtofferhulp kon krijgen. Deze vrouw sloeg de spijker op zijn kop; de beleving van een bevalling moet door verloskundigen en gynaecologen goed in de gaten worden gehouden. En vergis je niet: ook al bevalt een vrouw in onze optiek heel vlot volgens het boekje, toch kan er een posttraumatische stressstoornis ontstaan. In mijn boek staan ook ludieke vragen, maar met een serieuze achtergrond. Bijvoorbeeld de vraag “Mag ik mijn sokken aanhouden?” die bijna iedere vrouw stelt, klinkt grappig, maar toont vooral haar kwetsbaarheid aan. Alle artsen, die de sokkenvraag horen, moeten goed rekening houden met gevoelens van gêne, die een vrouw voelt als ze, met haar ontblote onderlijf, plaatsneemt in de gynaecologische stoel.

U schrijft af en toe ‘ikjes’ voor de Achterpagina, ook over uw praktijk. Ziet u die ook als voorlichting?

Ik heb een grote liefde voor het schrijven van ‘ikjes’, ja. Bij veel van wat ik meemaak, niet alleen op mijn werk, ook in het leven van alledag, denk ik regelmatig: „Dat is leuk voor een ‘ikje’”. Ik heb er een soort antenne voor. Wat mijn werk betreft: Jozien Bensing, emeritus hoogleraar klinische psychologie en winnaar van de Spinozapremie in 2006, noemt de spreekkamer a garden of opportunities (een tuin van mogelijkheden). Je moet als arts een invoelende houding hebben in communicatie met je patiënt, vind ik. Oprechte interesse tonen. Door die houding is de oogst aan anekdotes die zich lenen voor een ‘ikje’ groot. Al is ‘ikjes’ scoren uiteraard niet mijn hoofddoel.

Ik heb weleens het verwijt gehad dat ik mijn beroepsgeheim zou schenden met ‘ikjes’ die ik schreef. Maar dat verwijt kan ik weerleggen. Want ik beschrijf de anekdotes niet herleidbaar en anoniem, en vraag altijd toestemming aan de betrokken patiënt. En wat blijkt: patiënten zijn vereerd. Wat is er nou mooier in het leven dan positieve emoties delen?

Kunnen eierstokken echt rammelen? Mieke Kerkhof, Fontaine uitgevers, 192 pag. 20,99 € / als e-book 10,99 €


Opinie | Trendy

Onze volwassen dochter, opgegroeid in ons dorp, geniet van het stadse leven in Amsterdam. Ze volgt de modetrends en weet de nieuwste winkeltjes en leuke adresjes. We staan op het punt om met haar de stad in te gaan als mijn man thuiskomt van een dagje schuren en verven in het nieuwe huis van zijn vriend. Dochter complimenteert: „Je ziet er leuk uit, pap! Zo hip die Poverty-look!”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Opinie

Ik, vader van drie kinderen en fel gekant tegen alles wat met schermen en telefoons te maken heeft, lees aan het ontbijt hardop voor uit een artikel op de Opiniepagina: „Ouders die stevige grenzen stellen aan smartphonegebruik ontzeggen hun kinderen niets. Ze geven hen juist iets: echte vrije tijd.” Renée (8) gebogen over haar Suske en Wiske, reageert zonder op te kijken: „Ik wil geen vrijheid, ik wil een iPhone.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Een rasechte Fries

Heerlijke dag gister. Koffie op een Gronings terras. Daar las ik een interview met een collega-cabaretier die ietwat geïrriteerd is omdat hij zijn reclameschnabbeltje is kwijtgeraakt. Hij sprak een aantal jaren spotjes in voor de Duitse grootgrutter Aldi en is vervangen door een ingeblikt AI-geluid. Waarom? Goedkoper en de computer is nooit verkouden.

Altijd was ik verbaasd als ik deze collega kilo’s speklapjes hoorde aanprijzen. In mijn ogen is dat gewoon dieronvriendelijk martelvlees waar alleen Yvon Jaspers geen probleem mee heeft. Hoe krijg je dat als cabaretier je bek uit? En wat zeg je hier later over in een theater of in een satirisch bedoeld televisieprogramma? Reclame ontneemt ons zoveel recht van spreken.

Gelukkig viel ik al gauw in echt belangrijk nieuws. De Ajax-ellende. Tot mijn opperste verbazing zijn meesteroplichter Mislintat en de raad van commissarissen van de Amsterdamse amateurclub in een of ander door KPMG in elkaar geflanst vodje volledig vrijgepleit.

Als je een beetje van humor houdt, dan moet je je een half uurtje verdiepen in het Mokumse wespennest dat Ajax heet. Zeker als je in Rotterdam of Eindhoven woont. En wat je vooral niet moet doen: iemand geloven. Zeker niet dat abominabele rapportje.

Eén voorbeeld: Ene Pier Eringa was als voorzitter van de RvC een van de belangrijkste hoofdrolspelers in het onbegrijpelijke Mislintat-debacle dat de club meer dan 100 miljoen en een succesvolle toekomst heeft gekost en de onkreukbare accountants van KPMG hebben juist hem vergeten te interviewen. Pier zelf geeft lekker laf geen commentaar en het integere KPMG beroept zich op hun geheimhoudingsplicht. Eringa was, voor hij bij Ajax kwam, een expert in de ziekenhuiswereld. Was achteraf gezien een symbolische keuze dus.

KPMG moet je niet te veel kwalijk nemen. Daar waren ze waarschijnlijk te druk met de in Amerika opgelegde boete van 25 miljoen dollar in verband met intern gesjoemel in Nederland. Iets met examenfraude. Het is nog een schikking ook. Dan heb je als bedrijf dus alles toegegeven. Hoe zit het met het schaamrood daar in Amstelveen? Is dat al op?

Nu speelt bij het geplaagde Ajax de vraag of de geschorste Alex Kroes opstapt, of commissaris Michael van Praag en zijn incompetente zootje. Gelukkig kwam ik die Alex deze week ook nog in een ander krantenbericht tegen. In de zaak-Stefan de Vrij, die een rechtszaak tegen zijn voormalige zaakwaarnemer SEG glorieus gewonnen heeft omdat dat bedrijfje hem voor miljoenen heeft besodemieterd. Kroes was een van de eigenaren van SEG.

Heerlijke wereld die voetbalwereld. Misschien moeten alle clubs met KPMG op hun buik gaan spelen. Dat verschaft duidelijkheid.

Komt die Johan Derksen ook niet uit dat wereldje? Hij is toch de patiënt die in zijn jonge jaren een dronken vrouw voor een kandelaar aanzag. Lijkt mij een neurologische aandoening. Ik begrijp dat hij nu weer iets raars heeft gezegd in zijn goed bekeken televisieprogrammaatje. En Albert Verlinde heeft er keihard om gelachen. Eigenlijk weet je dan al genoeg. De reactie van de man waar het om ging is magistraal en ridderlijk. Als een rasechte Fries!

Wel goed dat de NPO binnenkort door de nieuwe ultrarechtse coalitie wordt opgeheven. Dan hebben we alleen nog dit soort televisie. En gelukkig geen geneuzel meer over milieu, klimaat, racisme en boeren die dieren folteren. Gewoon lekker amusement. Onderbuikbabbelaars met een duidelijke mening.

Het lekkerste heb ik gister tot het laatst bewaard. Het interview met de aan lager wal geraakte Sywert, die tegenwoordig leeft van 15 euro per dag. Goed dat hij zijn dure BMW heeft weggedaan. Die cabrio haalt voor dat bedrag qua benzine net het eind van het laantje waar hij woont.

Het is een heerlijk vraaggesprek in het FD, waarin hij onbedaarlijk grappig is als hij over mensen praat die in zijn ogen niet te vertrouwen zijn. Dat laatste is zo geestig uit zijn melkmuiltje. Bijna kreeg ik medelijden met hem en overwoog zelfs een benefietje. Maar misschien heeft KPMG een baantje voor hem. Of anders iets bij Ajax. Chief Sports Officer als opvolger van Maurits Hendriks.


Column | Joodse Raad zondebok?

De EO-serie De Joodse Raad is nauwelijks afgelopen of er is al een heftige discussie ontstaan tussen enkele historici over de waarde ervan.

Het begon met een artikel van Johannes Houwink ten Cate, emeritus-hoogleraar Holocaust- en genocidestudies, in Historisch Nieuwsblad. Hij prijst de serie als tv-drama, maar vindt dat de makers niet „dicht bij de waarheid” zijn gebleven. De twijfels en berouw die Cohen in de serie toont, heeft hij volgens Houwink ten Cate nooit gehad. Ook zijn slaafsheid ten opzichte van de bezetter zou overdreven zijn.

Hij vindt dat de serie te laat inzoomt op het Joodse isolement tijdens de vervolging: „Asscher en Cohen stonden er helemaal alleen voor.” Zo goed als niemand nam het voor de Joden op, stelt hij vast. „Het is vreemd dat de ambtelijke collaboratie nagenoeg ontbreekt in de serie. Daardoor ontstaat allicht de indruk dat onder leiding van Cohen „Joodse burgers zijn uitgeleverd door uw Joodse Raad”, zoals de politie-inspecteur C.J. Schön, die Cohen in 1947 ondervraagde, in de laatste aflevering ook expliciet zegt. Hij voegt eraan toe: „In de documentaire [die aan de serie voorafging – FA] zegt historicus Van der Boom dat de Joodse Raad de moord op 102.000 Joden uit bezet Nederland ‘op allerlei manieren gefaciliteerd’ heeft.”

„Op deze manier”, vindt Houwink ten Cate, „wordt de Joodse Raad toch weer de zondebok waarop het falen van de niet-Joodse Nederlanders wordt afgewenteld. Zie je wel, de Joden hebben het zelf gedaan!”

Dat liet Bart van der Boom, schrijver van het boek De politiek van het kleinste kwaad over de Joodse Raad, niet op zich zitten. In zijn boek had hij juist meer begrip voor de Joodse Raad gevraagd, omdat die niet kon weten dat er genocide op de Joden werd gepleegd. Hij reageert nu in Historisch Nieuwsblad na vermeld te hebben dat hij eigenlijk zou moeten zwijgen, „omdat de schrijfster van de serie [Roos Ouwehand – FA] mijn geliefde is.”

Van der Boom laat zien dat enkele cruciale scènes, die volgens Houwink ten Cate verzonnen zijn, wel degelijk echt gebeurd zijn. Hij verwijst ook naar de ondervraging door Schön waarin Cohen hem toebijt: „De Duitsers hebben stelselmatig en berekenend onze gemeenschap tot de grond toe afgebroken, terwijl de regering en het staatshoofd zorgvuldig wegkeken en iedereen – ik bedoel iedereen! – ons in de steek liet.”

„Deze serie”, sluit Van der Boom af, „heeft meer begrip voor de Joodse Raad gewekt dan historici als Houwink ten Cate of ikzelf ooit voor elkaar zouden krijgen.”

Merkwaardig: deze twee historici zijn het erover eens dat de Joodse Raad niet dé zondebok mag zijn, maar zij verschillen van mening over de vraag of de serie die boodschap ook voldoende overbrengt. Ik vermoed dat dit komt door de rol van Hans Knoop, op wiens felle boek De Joodsche Raad uit 1983 de EO-serie „mede gebaseerd” is. Knoop denkt er nu, blijkens een herdruk, iets milder over, maar hij constateert nog steeds: „De Joodsche Raad was contre coeur een collaborateursorgaan (….)”.

Mijn conclusie: de EO-serie heeft de uiteenlopende visies van Knoop en Van der Boom proberen te verenigen (verknopen is misschien een passender woord) – met enige ambivalentie in de uitwerking tot gevolg.