Opinie | Hulpvaardig

Aangekomen bij de drukke gratis fietsenstalling in het centrum van Den Haag zie ik een vrouw worstelen met haar fiets, die ze moeilijk uit het rek krijgt. Een man schiet haar te hulp en grijpt een omvallende fiets. Ze moppert nog verder: „Dat komt doordat jij hem weghaalde”.

Ik, met zonnig humeur, zeg: „U mag deze meneer beter bedanken in plaats van zo te mopperen. Zij antwoordt: „Het is mijn man”.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


‘Met onze uitvinding het draaiend droogrek is je was net zo snel droog als in de droger, maar het kost 99 procent minder stroom’

„Er zijn zo’n vijf miljoen energieslurpende wasdrogers in Nederland. Ons ideaal is dat we die allemaal vervangen door onze uitvinding, het slimme, energiezuinige draaiende wasdroogrek de SpeedDryer”, zegt Ans Clements. Haar nicht Kim Hijkamp knikt.

Twaalf jaar geleden kwam Clements (72), kapster en uitvinder, op het idee, vertelt ze thuis in Amsterdam. „Mijn kind was het huis uit, mijn man was het huis uit, en toen kon ik eindelijk doen wat ik altijd al wilde: producten uitvinden.” Ze richtte zich op iets praktisch: het drogen van de was. Want ze ergerde zich enorm aan de verhalen over de energieslurpende wasdrogers, vertelt ze. „We kunnen wel een mens op de maan zetten, maar een energiezuinige manier om was te drogen, die was er niet.”

Zo kwam ze op het idee van een draaiend wasrek, waarbij de „wind in het huis” de was droogt. Voor haar speelde ook mee dat de meeste mensen in de stad weinig ruimte hebben om de was te drogen – dus een draaiend wasrek van 1,22 m hoog dat je weg kan bergen, leek haar praktisch. Ze schakelde een neef in, de broer van Kim, die een prototype met een stofzuigermotor bouwde. „Het idee werkte. De was was in een twee uur droog, sneller dan ik dacht. Alleen maakte die motor veel herrie. Maar dat probleem werd opgelost met een elektrisch motortje, dat maakt geen geluid.”

‘Mannen vinden de was niet sexy’

Ze vroeg patent aan op de uitvinding, die ze SpeedDryer noemde, en probeerde het prototype aan de man te brengen en te laten ontwikkelen. Maar dat werd een lijdensweg. „Weet je, mannen doen de was niet, die vinden de was drogen niet sexy.” Clements schakelde haar nicht Kim in, die als projectmanager in het zakenleven werkte. Samen gingen ze verschillende bedrijven langs – maar na negen jaar leuren met hun energiezuinige idee leek nog steeds niemand geïnteresseerd. „We hadden het bijna opgegeven”, vertelt Kim Hijkamp, nu de CEO van het onlangs opgerichte bedrijf SpeedDryer.

Maar toen „gebeurde er een wonder” aldus Clements. Daarmee bedoelt ze dat ze in contact kwamen met duurzaamheidsconsultant Maurits Groen, die wel mogelijkheden zag en enthousiast was. Hij kende de duurzame ondernemer Pieter van der Ploeg, die met Clements en Hijkamp in zee ging. Clements’ concept van het „wasrek met een snoertje dat draait met een motortje in de voet” werd technisch verder ontwikkeld tot een duurzaam product, gemaakt van herbruikbare kunststof.

Wubbo Ockels Innovatieprijs

Producent SDO Werkt (Sociaal Durven Ondernemen) in Beek, waar mensen met afstand tot de arbeidsmarkt werken, stapte ook in het nieuwe bedrijf. Daar worden de rekken nu gemaakt en sinds begin mei zijn ze online voor 219 euro te koop. Dat heb je er zo uit, volgens Clements, want de SpeedDryer verbruikt 99 procent minder stroom dan een wasdroger: per droogbeurt van gecentrifugeerde was kost de SpeedDryer zo’n 3 cent en een wasdrogerbeurt 1,5 euro. En je was is in dezelfde tijd droog als in een wasdroger. Omdat de CO2-uitstoot drastisch afneemt bij het droogrek-gebruik, kreeg de SpeedDryer vorig jaar de Wubbo Ockels Innovatieprijs, als uitvinding die „een duurzame impact op onze planeet” maakt. Er zijn sinds 1 mei 2024 al 6.000 draaiende wasrekken verkocht en de productie wordt opgeschaald. „Wat ik er zo mooi aan vind, is dat je als individu met ons droogrek echt iets bij kunt dragen aan duurzaamheid”, zegt Clements. „Daar ben ik heel blij om. Want zeg nou eerlijk: een gewoon wasrek, dat is het stenen tijdperk. En een gewone wasdroger, dat is iets uit 1986. Maar de SpeedDryer, dat is de 21ste eeuw.”

Ans Clements (l) en Kim Hijkamp voor hun uitvinding: de SpeedDryer
Olivier Middendorp


Opinie | Na de operatie

In het ziekenhuis zijn nog niet alle heilige huisjes omver. Al een eind op weg in mijn opleiding tot vrouwelijk chirurg heb ik een oudere dame zelf geopereerd. Ik sta aan haar bed na de operatie en leg haar uit hoe deze is verlopen en wat ze aankomende weken het beste wel en niet kan doen. Na mijn uitleg bedankt ze me en kijkt even stil voor zich uit. Dan pakt ze mijn hand en vraagt: „Maar zuster, wanneer komt de dokter nou?”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Foto-expo ‘Déjà vu’ laat zien hoe Amsterdam veranderde

Weesperpoortstation. Erik Klein Wolterink, 2019
Foto Erik Klein Wolterink

„Wat was het toen mooi, waarom is het nu zo lelijk?” Een bezoeker van de fototentoonstelling Déja vu in de hal van het Stadsarchief Amsterdam uit haar verbazing. Fotograaf Erik Klein Wolterink (1965) vergelijkt in zijn fotoserie de stad van toen met die van nu. De reeks verscheen vanaf 2019 in de zaterdagbijlage PS van Het Parool, elk hoofdstedelijke dubbelportret voorzien van een korte begeleidende tekst.

Uitgangspunt vormt een historische foto uit het archief, soms anoniem, soms van bekende fotografen als Jacob Olie of Ed van der Elsken. Door exact vanuit hetzelfde standpunt te fotograferen, soms met een groothoeklens om meer speelruimte te creëren, herschept Klein Wolterink de plek van toen in de stad van nu.

Het is een beproefd procédé. Hele bibliotheken kun je vullen met fotoboeken waarin die twee samenkomen.

Een kleine greep: Amersfoort toen en nu, Arnhem toen en nu, Muiden in oude ansichtkaarten: toen en nu, Toen en nu: Zevenbergen 1300-1983 , Zeist, vroeger en nu. 100 jaar verandering, zelfs Amsterdam toen en nu: in de voetsporen van Vincent van Gogh en ook Verrassend Rotterdam: historische plekken nu en toen. Rotterdam draait het dus om, eerst het nu, daarna het destijds.

Mooier of lelijker?

Of de gefotografeerde plaatsen er mooier op zijn geworden, dat is een cruciale vraag die de expositie onbeantwoord laat. De begeleidende tekst biedt geen enkel esthetisch of ethisch oordeel. Veel werd rücksichtlos gesloopt. Vlooienburg bijvoorbeeld, een voormalige Joodse wijk, waar nu de Stopera ligt. Of de Nieuwmarktbuurt, stukken Jordaan, Kattenburg. Er zijn dramatische veranderingen te zien van plaatsen die nu onherkenbaar zijn. Zoals de foto van het Weesperpoortstation uit 1901, een kopstation voor de verbinding met Utrecht. Nu het Rhijnspoorplein op de kruising van Wibautstraat en Eerste Oosterparkstraat.

Bezoekers van de expositie die bij de foto’s herinneringen ophalen zijn minstens zo interessant als de foto’s zelf. Luister maar eens mee naar de verhalen. Dan valt op hoeveel kennis er leeft. De aanbouw ofwel ‘badkuip’ van Mels Crouwel uit 2012 van het Stedelijk Museum verliest het van de oorspronkelijke Sandbergvleugel, gesloopt in 2006. Dit is wat de bezoeker zo betreurde. Natuurlijk, elke stad is voortdurend aan verandering onderhevig, zo ingrijpend dat vaak niets meer herinnert aan vroeger. Zo geeft de expositie herinneringen terug aan wat we bijna of soms helemaal waren vergeten. Of dat we niet kenden, maar nu wel beseffen: zo was het toen.

Fotoproject Déjà vu van Erik Klein Wolterink. Stadsarchief, Amsterdam. T/m 29/9. Inl: amsterdam.nl/stadsarchief

NDSM-terrein, 1947: Al in 1915 staan hier scheepswerven, die 1946 fuseren tot de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij: de NDSM.
Foto Stadsarchief Amsterdam
Vanaf 1970 raakt de NDSM in de problemen en in 1984 sluit ze haar deuren. Nu is het een thuishaven voor vele ateliers, galeries, festivals en allerlei culturele evenementen.
Foto Erik Klein Wolterink
Smaragdplein, 1941: Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er in Amsterdam 234 openbare schuilplaatsen en schuilkelders. Deze waren verspreid door de hele stad waaronder op het Smaragdplein.
Foto Stadsarchief Amsterdam
Sinds 2019 staat op het Smargdplein in Amsterdam een vernieuwde voetbalkooi.
Erik Klein Wolterink
Osdorpplein, 1971 De beeldengroep Schaapjes, ook wel Lammetjes genoemd, van Gerrit Bolhuis staat al sinds 1966 op het Osdorpplein.
Osdorpplein nu: de Lammetjes zijn er nog, de winkels veranderd.
Museumplein, 1960: In 1953 werd in het verlengde van de passage onder het Rijksmuseum een klinkerweg aangelegd, ook wel Kortste snelweg van Nederland genoemd.

Foto Stadsarchief Amsterdam

Na de bouw van een ondergrondse parkeergarage werd het Museumplein in 1999 opnieuw ingericht, naar ontwerp van Sven Ingvar Andersson.Erik Klein Wolterink


Opinie | Onbeslist

Ik geef regelmatig een gastles sterrenkunde op basisscholen en voortgezet onderwijs.

Dit keer was de beurt aan een enthousiaste montessorischool groep 3 en 4. Bij de aanvang van de les gingen direct al vele vingers met vragen omhoog. „Nee, dat meisje was eerst”, zei ik. „Zeg het maar.” „Ik weet het nog niet of ik een meisje ben”, was haar antwoord. „Hoe wil je dan dat ik je aanspreek?” „Dat weet ik ook nog niet”, zei ze. Gevolgd door drie nieuwe vingers die omhoog gingen. „En ik ook niet”, zeiden ze alle drie.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Kort & Klein

Te grappig dat de NOS vorige week zaterdag een extra Journaal besteedde aan een geblondeerde smurf met twee bochels die gediskwalificeerd was bij een of ander hysterisch zangfeestje. Vooral de felle reacties van de direct betrokkenen bij Team Joost Klein waren aandoenlijk.

Of Joost wel of niet heeft lopen meppen? Bij ons thuis wordt hij voorlopig wel ‘Joost Kort & Klein’ genoemd. Een extra Journaal over een uitgesloten zanger op het moment dat de wereld moordt, brandt, huilt, schreeuwt, vlucht, bombardeert en grotendeels verhongert. Dat is toch om te huilen? Daarom heb ik maar wat mooie troostmuziek opgezet. Schubert gespeeld door het fenomenale Jerusalem Quartet, dat ik graag een keer live had willen zien. Helaas werd een optreden waar ik bij zou zijn door ons laffe Concertgebouw afgezegd. Uit veiligheidsoverwegingen.

In dit geval had ik een extra Journaal onmiddellijk begrepen. Domweg omdat dit angstaanjagend is. Geen extra beveiliging, maar zwichten. Ik had graag een huilende nieuwslezer gezien met de uitsmijter: „Een concertzaal die voor tirannen zwicht zal meer dan geld en goed verliezen. Dan dooft het licht.”

Terug naar Joost. Een diep medelijden overviel me toen ik zag dat hij geland was op dat eenzame Lelystad Airport. Hij had natuurlijk gedroomd van een overvol Schiphol met duizenden dampende fans. Wel leuk voor dat desolate vliegveldje dat er nu in elk geval iemand geland is. Hebben we die 250 miljoen euro aanlegkosten toch niet voor niks uitgegeven.

Hoewel? Volgens mij komt het wel goed met dat verlaten polderbaantje. Zeker nu onze nieuwe regering alle stikstofmaatregelen overboord gegooid heeft en we weer als een hondsdol volk naar kokende vakantiebestemmingen mogen fladderen. Of dat ten koste gaat van de natuur? Welke natuur? Voorlopig staat dat groene geitenwollensokkengereutel weer lekker ouderwets op de laatste plaats in het rechtse regeerakkoord. We zijn terug bij af. Meer koeien, meer mest, dus schijt aan de natuur. Ik wens de bewoners van de Veluwe sterkte met al het toekomstige vliegtuiglawaai. Hoewel de vluchten waarschijnlijk worden stilgelegd als onze koning gaat jagen. Anders worden de babyzwijntjes nerveus en gestrest wild smaakt een beetje bitter.

Over die nieuwe regering gesproken: gaat Ronald het redden? Heeft u het gênante excuusbriefje van politieke rietstengel Plasterk aan ‘carjacker’ Pietje Omtzigt gelezen? Pieter had deze openbare boetedoening geëist. Kleuters onder elkaar.

Jammer dat het een kort briefje was. Anders had onze beoogde premier ook nog even zijn excuses kunnen aanbieden aan microbioloog Jan Koster van het Amsterdamse UMC. Zowel Koster als het UMC heeft hij op gewiekste wijze voor 30 miljoen genaaid. Een stinkend zaakje dat juridisch misschien wel klopt, maar moreel gezien ruft als bange bunzing in een silo rotte eieren.

Als we bij zijn beëdiging als minister-president een extra Journaal krijgen zou het leuk zijn als er daarin wordt gezegd dat hij ondanks wat smoezelig gesjoemel toch de politiek leider van ons land wordt. Dat zielige briefje in de Telegraaf vindt ome Ron hopelijk zelf ook om te huilen.

Of kent zijn ijdelheid geen schaamte en gaat hij zonder blozen voor het premierschap?

Misschien wil Gom van Strien hem assisteren. Dat is die alweer bijna vergeten verkenner van de PVV, die twee minuten na zijn aanstelling moest terugtreden omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan fraude en omkoping. Ronald wil hem vast wel hebben als adviseur. Kruimeldieven onder elkaar. Hoewel 30 miljoen natuurlijk geen kruimelwerk is. Volgens Sywert is onze Ronald inmiddels gillend rijk.

Inmiddels waren Ronald en Pieter gisteren in gesprek. Pieter in een luie stoel en Ronald op zijn bibberende knietjes. Waar hebben ze het over gehad? Of die dienstauto lekker trekt? Over het muffe handeltje van Plasterk? Omtzigt was ooit een principiële jongen die met zijn dossierkennis menig politicus het leven zuur heeft gemaakt. Of hebben ze het over de Volendamse Mona gehad? Zij is het enige alternatief als Ronald wordt afgeserveerd. Dus het wordt kiezen voor de minst kwade. Hoewel? Het is maar een baantje voor hooguit een half jaar.


Column | De VVD vergadert

We naderen middernacht en leggen ons oor te luisteren tegen de deur waarachter de Tweede Kamerfractie van de VVD vergadert.

We horen een vrouw kakelen, een andere vrouw mopperen en een man snikken.

Het kan niet missen: dit moeten respectievelijk VVD-leider Dilan Yesilgöz, minister Christianne van der Wal en staatssecretaris Eric van der Burg zijn.

„Als ik straks de pers te woord sta, dan moet ik kunnen zeggen dat we unaniem akkoord zijn gegaan”, zegt Yesilgöz streng. „We kunnen ons geen twijfel meer permitteren.”

„Unaniem, maar zonder mij”, zegt Van der Burg. Zijn stem hapert, hij pakt een zakdoek.

„Eric, stel je niet aan”, zegt Yesilgöz, „we zitten hier als volwassen mensen, janken is voor kinderen. In de politiek moet je niet van suiker zijn, zegt Geert Wilders altijd, en ik zeg het hem graag na.”

„Maar die spreidingswet, waar ik zó mijn stinkende best voor heb gedaan…”, zucht Van der Burg. „Alles voor niks.”

„Geert wil het er gewoon niet in hebben”, constateert Yesilgöz, „en zijn wil op dit terrein is voortaan wet. We moeten hem ook iets gunnen.”

„Iets?” vraagt Van der Burg ontzet. „Die hele asielopvang ligt nu weer op zijn gat. Hoe kunnen we dat ooit oplossen als we de gemeenten niet willen dwingen?”

„Dat is van later zorg”, zegt Yesilgöz, „daar vindt Geert vast wel wat op. Het is verder zijn pakkie-an. Misschien stuurt hij ze wel naar Rwanda. Maak jij je maar geen zorgen, jij gaat lekker naar de fractie in de Tweede Kamer, want ik denk niet dat Geert op jou zit te wachten.”

„Ik weet niet of ik dat nog wil”, zegt Van der Burg verdrietig.

Dan mengt Christianne van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof in het kabinet Rutte IV, zich in de wrange dialoog.

„Ik ben geschokt. Dit akkoord stelt me diep teleur. Ik heb 2,5 jaar lang mijn nek uitgestoken voor een beter beleid, maar daar blijft niets meer van over. Alleen al die belachelijke 130 kilometer… zo’n verkeerd signaal naar het publiek. En dan die veestapel die niet meer verkleind hoeft te worden.”

„We moeten Caroline van der Plas óók wat gunnen”, vindt Yesilgöz.

„Maar wat gunnen we onszelf eigenlijk?” vragen Van der Wal en Van der Burg als uit één mond.

Rond hen heerst een diep zwijgen vanaf het moment dat zij het woord namen.

Yesilgöz denkt even na. Dan: „De macht, ik denk dat het daar op neerkomt. De macht is voor de VVD altijd het belangrijkst. Wij blijven nu onderdeel van de macht. En die deel ik liever met Geert dan met Timmermans – daarom heb ik de deur voor hem open gezet. Dat vinden jullie toch ook?”

Ze kijkt de kring rond.

Er klinkt enig instemmend gemompel, alleen Kamerlid Brekelmans juicht uitbundig.

Yesilgöz graait haar papieren bij elkaar. „Fijn dat we unaniem akkoord gaan”, zegt ze, als altijd steeds sneller pratend naarmate ze zich onzekerder voelt.

„Dan kan ik nu tegen de pers zeggen dat we gezamenlijk aan de slag gaan om dit mooie land waar we allemaal trots op zijn, veilig, stabiel en sterk te houden. Akkoord? Akkoord!”


Opinie | Warm weerzien

Op een warme lentedag belt mijn 100 jarige tante me. Net heeft ze op zolder haar 50 jaar oude Bermuda short teruggevonden die haar zowaar nog past.

„Met dit mooie weer heb ik die maar aangedaan. Nu zie ik mijn oude knieën weer eens!”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


The Flywheel effect

Afgelopen week werd ik door het research development team binnen de Smibanese University getipt over een interessante idee waar zij mee in aanraking kwamen. By the way, wij van de Smibanese University hebben dus een research development team dat continu bezig is met het aanscherpen onze overtuigingen. Punt twee van ons 11-point program verpakt binnen de Smibologic Theory for Practical Application luidt namelijk als volgt: lees iets, leer iets. Wat er dan gebeurt binnen deze afdeling is dat men continu bezig is met kennis vergaren via boeken en ander leeswaar, om zodoende alle University leden te voorzien van de “nieuwste” info over het leven. Wat er in de praktijk gebeurt is dat er bijvoorbeeld een boek wordt gelezen dat vervolgens wordt samengevat in Smibanese woorden, om vanuit daar simpelweg te broeden op de ideeën die uit zo’n boek zijn blijven hangen zodat die met de tijd groeien binnen ons eigen bewustzijn.

Ditmaal kreeg ik een samenvatting van een boek toegestuurd genaamd Good to Great: why some companies make the leap, and others don’t. In een nutshell gaat het boek over een onderzoek dat in de jaren 90 werd gedaan naar de oorzaken die het verschil vormen tussen bedrijven die exponentiële groei bereiken in tegenstelling en andere die dat simpelweg niet doen. Zo zijn er volgens de schrijver Jim Collins een handjevol redenen die je telkens terug ziet komen. Een van deze oorzaken is bijvoorbeeld de manier waarop de leiders van die bedrijven het bedrijf in kwestie ego-loos leiden, of dat je de harde/confronterende feiten altijd recht toe recht aan moet confronteren, maar ondanks dat nooit geloof moet verliezen in de zaak. Maar wat ik zelf vooral interessant vond was het een na laatste hoofdstuk over The Flywheel effect en The Doom Loop.

Een van de dingen die ze concludeerden uit dat onderzoek is dat wenselijke progressie nooit het resultaat is van één specifieke keuze of handeling, maar altijd een consequentie is van een consequente manier van denken en doen die zich opstapelt, tot er sprake is van momentum dat vervolgens wordt ingelost. En net als met een flywheel, of voor ons misschien makkelijker in te beelden een molen, ontstaat er vaart na een trage circulatie binnen eenzelfde patroon. Wat ze dan uitleggen hierover is dat shit altijd begint bij een nieuw besef van hoe iets moet, en dat vanuit dit besef in eerste instantie langzaam, geleidelijk “een draai” wordt gevonden door consequent die nieuwe wijze na te leven.

The Doom Loop is daarentegen het tegenovergestelde effect wat in de kern altijd de consequentie is van progressie willen boeken zonder dit besef, het besef dat het cumulatief handelen de opbouw is naar momentum, en we afhankelijk zijn van momentum dat ingelost dient te worden. Men handelt dan zonder het juiste begrip van hoe shit werkt, bouwen niet op in het geleidelijke, en treffen zodoende nooit momentum.

Wat ik zo interessant vond aan dit is dat dit in principe ook zo werkt in libi in general. Want ja, organisaties functioneren als organismen, en wij mensen zijn uiteindelijk ook gewoon een groot organisme. Zelf zie ik mijn gehele bestaan als een business, en zo zie ik het al sinds ik een tiener ben. Wij zijn in principe afhankelijk van dezelfde dynamieken, alleen speelt het zich allemaal af in je eigen psyche in plaats van de werkvloer. Maar ook ons bestaan is net als dat van een bedrijf onderworpen aan organisatie, werkwijze en doelstellingen. Bij gebrek daaraan zal je nooit floreren. So mind your business! Iets bereiken is een consequentie, dus focus op wat eraan vooraf gaat, en vindt daarbinnen je draai.

Prof. Soortkill is oprichter van Smib Worldwide, een creatieve organisatie uit de Bijlmer. En van de Smibanese University, waarvoor hij het Smibanese woordenboek 2.0 publiceerde (in 2020 genomineerd voor Taalboekenprijs) en onlangs Smibologie. Each one, teach one.


Hamburgers op z’n Fins: als McDonald’s, maar dan zonder opsmuk en met komkommermayonaise

Het was een ochtend na een lange vlucht, de winkels nog gesloten, de jetlag een ferme deken die drukte op elk mogelijk zintuig in het lichaam. „Ik zie je voor de Hesburger, oké? Die kun je niet missen”, appte vriendin J. bemoedigend. Ze zou me een tour door Helsinki komen geven, zo tussen twee vluchten in.

En verhip, ze had gelijk: felrode letters, blauwe sterretjes, een lettertype alsof een lieve grootmoeder secuur met een stift te werk was gegaan, de Hesburger vlakbij het station was écht niet te missen. Als een baken voor iedereen met een katerkop.

Zoals de geboren Finse J. en ik filosoferen over de Nederlandsheid van de HEMA, zo mythologiseren we samen óók Hesburger. Alsof de hamburgerketen een baken is voor alles wat Fins is: het koppige vermogen om naar de McDonald’s te kijken en te zeggen, ach, dat kunnen wij ook, maar dan zonder opsmuk.

Inmiddels heeft het bedrijf 272 filialen in Finland, en veel buiten de landsgrenzen: 59 in Litouwen, 28 in Bulgarije, bijvoorbeeld – en, al dertig jaar lang, precies twee restaurants in Duitsland, in Hamburg, op een steenworp afstand van elkaar. In Finland staan slechts 75 McDonald’s, 58 Burger Kings. Je vindt de Amerikanen vooral in de grote steden, Hesburger zit overal.

FEBO

Als Nederland steken we er een beetje bleu bij af. Ja, er is de FEBO: dat is fastfood, maar niet echt een hamburgerrestaurant. Die burgers zijn hoogstens toereikend als je na het werk op een centraal station staat te bibberen van de honger en denkt: ik heb maar vier minuten, ach, een broodje uit de muur vult ook. En ja, hamburgertentjes hebben we óók, maar die doen allerlei hipsterdingen. Plet een hamburger en leg er dure cheddar op, dan heb je een ‘smashburger’, voor twee keer de prijs van een Mac.

Onze zuiderburen? Die hebben Quick, ooit een klein fastfoodburger-keizerrijk in Frankrijk, België en Luxemburg. Inmiddels in stukken geknipt en verkocht, de Belgische Quicks (76 filialen) leven naast de Belgische editie van Burger King in de merkenstal van een investeringsfonds.

En Duitsland? Burgermeister komt voorlopig niet verder dan de stadsgrenzen van Berlijn. De Britten kunnen het wel een beetje, zolang ze op hun eiland blijven. Hun hamburgermerk Wimpy overleefde het in Nederland niet tussen de Amerikanen.

Alsof die Amerikanen het door hun uitgevonden spelletje al bij voorbaat gewonnen hebben. Behalve in Finland: daar steekt ‘Hese’ zijn knalrode hoofd fier uit boven de bogen van de McDonald’s. Twee jaar lang stond er zelfs een Finse burgerkeet in Damascus.

Op een ijskoude aprildag in de huiskamer van J. in het Finse Turku, een jaar nadat we voor een Hesburger afspraken, komt het onderwerp weer ter sprake. Moeten we na al die Hesburger-discussies dan niet gewoon eens náár de Hesburger? Ja, eigenlijk moet dat wel, zegt J. Zeker als ondergetekende er maar op blijft staan om zo regelmatig, zelfs tijdens de rotste tijd van het jaar, takatalvi – de winter die terugkeert ná de wintermaanden – naar Finland te gaan.

In eerste instantie voelt het niet anders dan een McDonald’s, met een mix van tafeltjes en zithoekjes met moderne opdruk. Het menu hangt boven de kassa, de bestelzuilen staan klaar voor elke klant met een stereotiepe Finse afkeer van menselijke interactie. Ook de broodjes lijken erg op die van de Mac, althans totdat je naar beneden scrollt en de verschillende soja-opties tegenkomt. („Niet zo lekker als de vegaburgers bij de Nederlandse Mac”, zegt J. Ze bijten niet goed.)

De cultuurshock komt pas bij het scherm met de sausjes voor de friet. Zes keer mayonaise, ja, in allerlei varianten. De normale staat verscholen middenin het lijstje, en de kleur (spierwit) doet de Nederlander mayonaiseconnaisseur toch even fronsen.

„Bij Hesburger eten Finnen vooral komkommermayo”, zegt J. Een culinaire icoon, legt ze uit. „Sorry.”

Na tien minuten worden we door een verveelde medewerker opgeroepen. Onder de wikkel is de hamburger omringd met een kartonnetje, om onbekende reden. Ik neem een hap. Hij smaakt vooral naar brood, saus en sla. Tussen de lagen blijkt een flinterdun plakje rundvlees te zijn verstopt.

Oh, dus toch een smashburger.

„Nee”, zegt J. Ze zucht. „Gewoon een Hesburger.”