Column | Tandeloos pensionadobankje

Begreep ik nou dat de van aanranding en verkrachting verdachte knuffelmarokkaan in de pauze van zijn rechtszaak gezellig stond te koffieleuten met jongens en meisjes uit de roddelindustrie? Geestig gegeven. Lekker klein landje zijn we toch.

En dat een heuse advocate, die ook regelmatig als een soort objectieve deskundige roddeltante aan de dagelijkse achterklaptafel van SBS zit, de knuffelmarokkaan helpt om zo goed mogelijk over te komen bij het kappersblaadjesjournaille? Madurodam is inderdaad onze hoofdstad.

Inmiddels begrijp ik dat de knuffelmarokkaan, die aanvankelijk gezien werd als een soort gezellige teddybeer, al was het maar omdat hij vier jaar geleden op het hele land een verpletterende indruk maakte toen hij in het goed bekeken DWDD als een overbezorgde papa een ontroerend liefdesliedje voor zijn kinderen zong. In tranen uiteraard. Maar die zitten hoog bij deze meneer. Die laat hij graag stromen.

Als ik sommige dames moet geloven hield hij inderdaad van knuffelen, maar dan wel onder zijn eigen voorwaarden. En die waren niet mals. Hoewel hij dat zelf weer ontkent. Hij rekent op de rechtspraak. Ik ook.

In de tsunami aan informatie in deze slepende rechtszaak kreeg ik ook af en toe de slappe lach. Bijvoorbeeld toen hij vertelde over de schrijfcursus waar hij duidelijk met zijn mededocenten had afgesproken dat zij de cursisten uitsluitend privébijles op hun eigen kamer zouden geven. Toch trof hij een collega in zijn kamer die daar druk bezig was met een intensieve bijles aan een dame. Uit de geschetste situatie had ik meer de indruk dat de leerling de leraar iets leerde dan andersom. Maar in elk geval dacht de verdachte dat hij mee mocht doen.

„Opdonderen”, zei de cursiste en dat irriteerde de knuffelmarokkaan die thuis geleerd heeft dat je met volle mond niet mag praten. De schrijfcursus vond plaats in Heiloo. Is het dan een heilloze cursus?

Terwijl ik dit stukje tik in de zinderende Siciliaanse zon denk ik aan donderdagavond toen ik op het pensionadobankje van het dorpje met wat collega-bejaarden de wereld doornam. Een van de tandeloze mannetjes had gehoord dat wij in Nederland een premier krijgen met een oortje in en dat hij voortdurend opdrachten krijgt van vier fractievoorzitters. Zij vertellen hem wat-ie moet vinden en zeggen en antwoorden. Een ander oudje werd vrolijk van het feit dat onze aanstaande landbouwminister ooit kandidate bij de Nederlandse Boer zoekt Vrouw was geweest. Ik moest toegeven dat dat waar was.

En of het dan ook waar was dat het die arme Geert Wilders niet lukte om binnen zijn periferie überhaupt onbesmette bewindslieden te vinden. Met een zacht schaamrood gaf ik dat toe. Toen begonnen ze te lachen omdat ze de volgende roddel absoluut niet geloofden: onze koning zou gezegd hebben dat ambtenaren, die de opdrachten van het bruine kabinet niet wilden uitvoeren, ontslag mochten nemen. Toen proesten ze met zijn vieren tegelijk: „En wat doet de koning zelf?”

Ik kon er ook niks aan doen. Het zijn verwarrende tijden. Of ik nog terug wilde naar Nederland? Waarom bleef ik niet bij hen? Geen regen, lekker warm, heerlijk eten en veel vrolijkheid in de gezellige straten.

‘Onder Meloni?”, zuchtte ik. Dat snapten ze. Toen begon er gelukkig een roomse processie en begon iedereen zacht en devoot te zingen en te bidden. De Etna gromde zachtjes mee. Volgens de oude mannetjes doet de boze berg dat sinds de laatste verkiezingsuitslag.

Net liep een van mijn vrienden op leeftijd langs. Wat ik aan het doen was. Ik vertelde dat ik een stukje voor de krant tikte. Dat dat nog mijn enige werk is. Hij vroeg waarom ik een haarband in had. Of dat met het voetbal te maken had? Ik vertelde hem dat ik een nieuwe carrière overweeg. Maar ik was toch met pensioen als komiek?

Ja, maar niet als artiest. Het bloed blijft kruipen.

„Als je maar niet gaat kleien of kliederen met verf”, lachte hij. Dat vond hij altijd zo zielig. Ik vertelde hem dat ik wat anders ging doen.

Wat?

Ik word rapper!


Opinie | Genieten in het bos

Het is een mooie, heldere avond en al érg lang licht. Ik fiets naar huis na bezoek aan een vriendin en geniet van het laatste zingen van een merel als ik langs het bos rijd en bedenk dat het wel heel aantrekkelijk is een stuk door het bos te fietsen ondanks dat er wandelpaden zijn en geen fietspaden. Er is helemaal niemand, heerlijk!

Ja, er komt toch iemand aan: de boswachter. 120 euro boete! „Voor we het weten loopt het hier vol met mountainbikes mevrouw!” Alles bedorven, woedend peddel ik naar huis.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Een woedende recensie

Recensenten zijn doorgaans kalme, gematigde publicisten die weloverwogen hun oordelen vellen. Hoogstzelden tref je een recensent die woedend lucht geeft aan zijn ongenoegen over het gebodene, alsof hij na thuiskomst en bij het aantrekken van zijn pantoffels tegen zijn partner klaagt: „Het was ronduit klote.”

Dat was vorige week de kern van de recensie in het over het algemeen toch ingetogen dagblad Trouw over de opera Fidelio van Beethoven door De Nationale Opera en het Koninklijk Concertgebouw. De woedende recensent heette Peter van der Lint. Hij noemde het „een beschamend bespottelijke productie” van de Oekraïense regisseur Andriy Zholdak en constateerde met impliciete instemming dat het publiek Zholdak na afloop bedolf onder boe-salvo’s. „In de zaal hadden wij drie uur lang beteuterd zitten kijken naar een Fidelio die in niets op een Fidelio leek.” Hij vond het een „vleugellamme en onbegrijpelijke enscenering’’ van Zholdak. „En kiepert daarbij een hele shitload aan associaties en beelden over het publiek heen, dat er naar kijkt als een konijn dat staart in een felle koplamp.”

„Je hoopt maar dat er niemand van de nieuwe coalitie in de zaal zat”, verzuchtte Van der Lint. „Werkelijk alles wat tegenstanders nodig hebben om opera als elitair weg te zetten, zat in deze productie.” Inderdaad, stel je voor dat enkele prominente PVV’ers deze voorstelling van het Holland Festival bijwoonden, zij zouden zich ongetwijfeld afvragen hoe Hollands dit festival nog wel is.

„Even los van wat Zholdak allemaal voor onzin verzon”, voegde Van der Lint nog toe, „zijn regie wordt door de zangers ook nog eens onbeholpen en amateuristisch geacteerd. Het is soms te lullig voor woorden (….)”. Ik kan de NRC-lezers verzekeren dat het woord ‘lullig’ zelden of nooit in Trouw te vinden is. Overdreef Van der Lint? Ik heb zijn artikel vergeleken met de recensies in NRC, de Volkskrant en Het Parool. Die zijn in essentie even afwijzend, maar de schrijvers ervan hanteren een veel gematigder toon.

Er is veel te zeggen voor rustige nuancering in recensies, maar ik moet bekennen dat de recensie van Van der Lint voor mij ook iets verkwikkends heeft. Eindelijk een recensent die reageert zoals een toeschouwer dat ook doet als hij zich bedot voelt: woedend omdat hij zijn tijd en geld verspild heeft aan pretentieuze, quasi-artistieke onzin.

Kunstrecensenten zouden wat mij betreft vaker mogen losbranden als het gebodene hun niet zint. Te vaak voel ik gecamoufleerde boosheid, afwijzing die verpakt is in uiterst voorzichtige bewoordingen, uit vrees van zuurheid te worden beschuldigd. De kunstliefhebber zit daar thuis niet op te wachten: die wil een helder, scherp oordeel – hetzij positief, hetzij negatief. Anders wordt hij tweemaal teleurgesteld: door de artistieke prestatie én door de recensie.

Kortom, ik hoop maar dat de kunstredactie van Trouw later niet tegen Van der Lint gezegd heeft: „Voortaan een beetje dimmen, Peter, want bij het Holland Festival waren ze erg teleurgesteld en boos.”

Wat ze zich bij het Holland Festival mogen aanrekenen, is dat in dit geval vooral de toeschouwers én de recensenten teleurgesteld (NRC, de Volkskrant, Het Parool) en boos (Trouw) waren.


Opinie | Principes

Tijdens een autoritje beklaagt mijn dochter (3) zich over een paar jongetjes van de opvang. Die zijn niet lief, want ze schoppen en slaan nogal eens. In een poging mijn peuter een pedagogische spiegel voor te houden, benoem ik dat zij ook wel eens slaat als ze boos is. Zonder aarzeling pareert ze: „Maar ik sla geen kindjes! Alleen grote mensen.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Nike slogan

Snap je wat ik zeg als ik zeg dat je het universum soms kan lezen? Wanneer je die libi vanuit bepaalde overtuigingen bekijkt die in lijn zijn met de ways of the universe, zal je waarschijnlijk net als ik doorhebben dat je middels je constateringen de boel als ’t ware begrijpend kan lezen. Net als wanneer je een film kijkt, en het ene plot punt jou genoeg info geeft om te kunnen raden waar het verhaal naartoe gaat, is ons eigen bestaan is in grondslag ook een verhaal, een verhaal vol met scenario’s, en zijn wij tegelijkertijd de scenaristen.

Wij van de Smibanese University zien de journey called life als een groeiproces. Continu zijn we bezig met het voortzetten van bepaalde groeiprocessen, althans dat is de bedoeling. Geestelijke groei is waar het om draait in onze ogen. Inzichten verrijken, en oude overtuigingen maken door de komst van nieuwe inzichten ruimte voor nieuwe overtuigingen. Op die manier bouwen we onze geest uit, door onszelf te vervullen met groter begrip van onszelf ten opzichte van het grote geheel, en stuwen onze overtuigingen ons lot in een bepaalde directie.

Ik zal je een voorbeeld geven van zo’n leesmoment wat ik de afgelopen tijd heb meegemaakt. Zelf ben ik namelijk iemand die dit vaak wil vatten in een soort motto. Vaak is het dan al eens gevat in een spreekwoord, of cliché, en zo ook in dit geval. Want de meeste dingen die we along the way leren heeft een ander al eens eerder begrepen.

Op het moment ben ik mezelf een nieuwe skill aan het leren. Om dit te kunnen moet ik me daarin verdiepen, lang genoeg tot ik voldoende vat heb op het hoe, om daar dan vervolgens mee aan de haal te gaan. Dat is wat ik dacht. In gesprekken met een enkeling aan wie ik dit heb verteld, waar ik nu mee bezig ben zeg maar, hoor ik herhaaldelijk hetzelfde terugkomen. Ze waren allen unaniem van mening dat hoewel research ook belangrijk is, ik in principe al in staat ben om hetgeen wat ik mezelf aanleer te doen, en dat ik het gewoon moet doen in de praktijk. Als je mij kent weet je dat ik niet vies ben van een beetje doen, maar ook ik ben mens, en onderschat om die reden vaak genoeg mijn eigen kunnen.

Twee weken geleden had ik een lunchafspraak met Adriaan van Dis en een lieftallige dame. Ook aan hen vertelde ik waar ik mee bezig was, en in Van Dis zijn reactie op mijn verhaal viel het kwartje des bewustzijns, en besefte ik wat het leven me wilde vertellen. Dat is wat ik bedoel met het universum lezen, begrijpend lezen. Het leven wilt je vaak wat vertellen, en mensen kan je in dezen zien als de postduiven. Hij zei heel simpel: “jongen, wie A zegt moet ook B zeggen.”

Als je zegt dat je iets gaat doen, moet je dat ook echt doen. Het liefst doe je zoveel mogelijk, want de beste leermeester is de praktijk. De theorie vult de praktijk aan, maar verwar het belang van de theorie nooit met de praktijk. Eindstand moet je gewoon doen! en zodoende leer je ook wat de theorie propageert. Zorg voor een disbalans, waarbinnen de praktijk meer gewicht bijdraagt dan de theorie. Maar voor dat alles, moet je ervoor zorgen dat de B altijd de A opvolgt. Zoals het slogan van Nike ons beveelt, just do it! en committeer je aan je missie.

Prof. Soortkill is oprichter van Smib Worldwide, een creatieve organisatie uit de Bijlmer. En van de Smibanese University, waarvoor hij het Smibanese woordenboek 2.0 publiceerde (in 2020 genomineerd voor Taalboekenprijs) en onlangs Smibologie. Each one, teach one.


Opinie | Te snel aangekleed

In Boston geef ik als vrijwilliger programmeerles aan Amerikaanse gedetineerden. Via de Zoom maken we kennis met de organisatoren, ook de gedetineerden die meedoen als onderwijsassistenten. Ik zie hun karige omgeving en prijs mij gelukkig. Bij het avondeten vertel ik over mijn meeting. Mijn 13-jarige dochter verschiet van kleur. Ze wijst naar mijn borst: „Droeg je DAT?” Na een fietstocht van Amsterdam naar Zürich in 2020 kreeg ik van mijn Zwitserse neef een T-shirt met daarop een racestuur (Engels: handlebars), met daarboven groot de tekst „Life Behind Bars.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Een olifant tem je met een vrouwenhaar: Japanse spreekwoorden verbeeld (2)

Een olifant die aan het lijntje wordt gehouden. Met een paar sierlijke inktlijnen schilderde de Japanse kunstenaar Kuwagata Keisai (ook wel: Kitao Masayoshi) die rond 1800. Dat lijntje is een streng vrouwenhaar, vastgehouden door een Japanse schone, ook elegant in een paar lijnen gepenseeld, in wat Keisai noemde zijn ‘verkorte tekenstijl’.

De vrouw heeft opvallend lang, zwart haar. Dat is om de kijker duidelijk te maken dat deze tekening uit Keisai’s prentenboek De tuin van de spreekwoorden een Japanse spreekwoord uitbeeldt waarin vrouwenhaar de hoofdrol speelt: „Een streng zwarte haren van een vrouw kan zelfs een olifant in bedwang houden.”

‘Een streng zwarte haren van een vrouw kan zelfs een olifant in bedwang houden’: Japanse variant van spreekwoorden over de (seksuele) macht van de vrouw, zoals ‘Een vrouwenhaar trekt meer dan kabeltouw’ of ‘Een onderrok trekt meer dan twee paarden’.

Het is een Japanse variant van spreekwoorden over de (seksuele) macht van de vrouw, die we in ook in Nederland en de rest van Europa kennen. In Van Dale’s Groot spreekwoordenboek (2007) staat bij voorbeeld „Een onderrok trekt meer dan twee paarden”, met de kuise verklaring “met liefde weet een vrouw alles te bereiken”. Met als variant: „Een vrouwenhaar trekt meer dan kabeltouw”. Daarmee zijn we dicht bij het Japanse spreekwoord dat Keisai met de olifant aan een vrouwenhaar tekende in zijn spreekwoordenprentenboek uit 1808.

Vrouwenhaar als symbool van verleidelijke schoonheid en kracht heeft in Japan een mythische status, vertelt Daan Kok, conservator Japan en Korea van het Wereldmuseum. Strengen vrouwenhaar werden in Japan ook daadwerkelijk als kabeltouwen gebruikt. Onder meer bij de herbouw van de door brand verwoeste boeddhistische Higashi-Honganji tempel in Kyoto in 1895. Er waren geen touwen sterk genoeg om de zware balken te hijsen. In heel Japan stuurden vrouwen hun afgeknipte lange haren op naar de tempel. Daar werden er 40 centimeter dikke kabeltouwen van gevlochten, met hennep erdoor, soms 110 meter lang. De tempel werd ermee herbouwd. Die vrouwenhaarkabels worden er nog altijd tentoongesteld.

Japan-conservator Daan Kok schreef over onder meer die klassiek Japanse vrouwenhaar-olifant-mythe in zijn proefschrift over de verbeelding van Japanse klassieke literatuur Visualizing the Classics (2017). Dat verhaal is regelmatig, zoals Keisai deed, getekend. Want de boeddhistische monnik Kenko schreef in de veertiende eeuw al in zijn essaybundel Tsurezuregusa over de verleidelijke kracht van vrouwen en hun haar. Hij schreef, aldus Kok, “dat zelfs een olifant veilig vastgebonden kan worden met een touw van gevlochten strengen vrouwenhaar.”

(Kenko’s Tsurezuregusa is als De kunst van het nietsdoen in de Nederlandse vertaling van Jos Vos in 2020 uitgegeven).

Kok werkte mee aan de totstandkoming van de heruitgave van Keisai’s spreekwoordenprentenboek uit 1808, door kunsthistoricus Matthi Forrer. Die verzorgde in 2013 een facsimile heruitgave van Keisai’s verschillende prentenboeken, getiteld Keisai, le maître du dessin abrégé; tous les albums de style Ryakuga (uitgeverij Hazan).

Daarbij werd het exemplaar van Keisai’s De tuin van de spreekwoorden gebruikt uit de collectie van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Voor deze kleine selectie in NRC uit die ongeveer 150 tekeningen van Keisai uit die bundel stelde het museum die gedigitaliseerde afbeeldingen beschikbaar. Een ander exemplaar van Keisai’s spreekwoordenprentenboek Kotowazagaen is online via de British Museum site te bekijken.

Weet u een Nederlands spreekwoord dat beter past bij een tekening? Mail dat naar [email protected] ovv ‘spreekwoord’.

‘De kat met een hamer tegen zijn achterste slaan’, een Japanse variant van ‘dat slaat als een tang op een varken’. Om de onzinnige, ongerijmde actie te illustreren tekende Keisai de Japanse god van de rijkdom, Daikoku, die de kat met zijn magische hamer aantikt, aldus het boek Keisai, le maître du dessin abrégé.
‘Als wind in de oren van een paard’, een Japanse variant op de uitdrukking ‘iets aan dovemans oren zeggen’ of ‘een goede raad in de wind slaan’. Op de illustratie wappert de ruiter naast zijn paard het dier met een waaier lucht in de oren.
Hoofdpijn hebben vanwege de heftige buikpijn van de buurman’. Nutteloos veel medeleven tonen, het tegenovergestelde van ‘Niemand hinkt van andersmans zeer’. De man op de tekening heeft hoofdpijn vanwege buursmans zeer, darmkrampen die hij probeert te bestrijden door te hurken boven een warme theepot.
Een varken leren koorddansen’. Dat gaat nooit lukken, je moet talent niet forceren: een Japanse variant van ‘je kunt geen ijzer met handen breken’ of ‘geen ezel kan zijn eigen oren afbijten’.
‘Dat wat de ogen ingaat, en door de neus ontsnapt’. Alles scherp in de gaten houden, niets aan de aandacht laten ontsnappen; Japanse variant van ‘haviksogen’ hebben.
‘Met een fleskalebas een meerval proberen te beheersen’. Een gladde vis krijg je met een gladde kalebas niet onder controle, de Japanse variant van ‘zo glad als een aal’. Dit spreekwoord uit Keisai’s vroeg negentiende-eeuwse bundel is een van de weinige die ook in de hedendaagse spreekwoordenverzameling Japanese proverbs van David Galeff uit 2012 is opgenomen. In de Japanse mythologie ligt onder Japan een enorme meerval, die als de goden hem niet beheersen aardbevingen veroorzaakt.


Dichter Willem van Toorn en het vluchtig verleden

Het huis van mijn moeder opgeruimd. Zij is er nog wel, maar niet meer in haar huis en dus laden open, kasten door, stapels papier, foto-albums, hé kijk, jouw rapport van de lagere school! Al dat weggooien. Al dat bewaren. De geboorteakte van mijn overgrootvader, rouwkaarten van oudtantes, haar schriftjes met aantekeningen voor bridge-openingen. Zo veel dat ineens zijn einde vond, tot hier en niet verder, we kunnen niet alles bewaren.

De volgende dag een ellendig gevoel, precies daarom. Al die sporen van mensen die toch bestaan hebben. En mijn moeders eigen leven daar in die flat, wat blijft daarvan over op die plek? We zijn zelf al begonnen met ijverig weg poetsen.

Het uitzicht behelst bomen en andere flats, niets specifieks, maar loop je even verder dan kom je in een landschap met slootjes en voetbalvelden, vakantiehuizen en weilanden, een wat rommelig gebied dat geen bijzondere historische aanspraken kan maken maar dat iets sympathieks en intiems heeft.

Omdat het langzamerhand zo gegroeid is natuurlijk, en niet in één keer met behulp van bulldozers en tekentafelplannen is ‘gerealiseerd’. Het woord alleen al.

Willem van Toorn, de nog maar heel kort geleden overleden dichter en schrijver, legde zich toe op al die minieme sporen, heel dat web van verschuivingen en verandering dat over ieder landschap ligt: de ooit gegraven slootjes, de door een wandelaar afgebroken tak, de boer met zijn ploeg, de jager die een haas schiet, de haas zelf die in de voren van de akker rent, de vogels die bessen eten en ergens weer zaadjes uitpoepen, alles en iedereen werkt mee aan de vorm van een landschap.

En de mensen zelf laten sowieso sporen na natuurlijk, sommigen door iets te maken, anderen door wie ze waren en door hoe de lateren aan ze denken. Soms, in Van Toorns geval, geldt dat alle twee. In zijn prachtige reeks ‘Tegen de tijd’, uit 1997, schreef hij over bezoeken aan een moeder die de draad en ten slotte de tijd kwijtraakt, over landschappen die door oorlog worden verwoest, over ruïnes en hun bezoekers, over muziek lang geleden geschreven die wij nu nog horen.

Sporen.

Het is niet allemaal melancholie, er is ook protest, tegen die onrust van de mensen, tegen het snel herscheppen van een landschap in iets anders, tegen het verwoesten en het vergaan. Maar we hebben bestaan. En iets van ons blijft, blijft te lezen.

Tussen wolken en aarde de tekens:

dit waren wij, zijn wij. Kijk maar,

wij graven land uit het water,

stapelen stenen tot torens,

onze blik laat geen ruimte met rust.

Aan de rafelige rand van ons blikveld

raakt het oog nog vluchtig verleden:

het scheve hek, de vergeten

wan in de graanschuur, het muntgeld

met het scheepswrak mee opgegraven,

de gebroken boog van de brug.

Wij zijn hier maar even, een onrust

die tast in de stilte naar taal,

een wet om de angst te beheersen.

Lees maar. Wij hebben bestaan.

Willem van Toorn (1935-2024)

Uit: Tegen de tijd, Uitg. Querido 1997


Column | En toen was Frenkie weg

Hebben ‘we’ er zin in – in dat Europees kampioenschap voetbal? Ach, het ligt er maar aan wie je onder ‘we’ verstaat. Om een in dit verband min of meer relevant voorbeeld te noemen: bij mezelf voel ik een zekere nieuwsgierigheid opbloeien, maar bij mijn vrouw bespeur ik eerder een soort lijdzaamheid die al tijdens de oefenwedstrijden regelmatig tot uitdrukking kwam in de constatering: „Wat duurt zo’n wedstrijd toch lang.’’

Ik heb wel enig begrip voor dit ongeduld, dat mij als liefhebber ook weleens overvalt tijdens het kijken naar de saaie perioden in een wedstrijd. Die kunnen talrijk zijn. Dan zit je gapend te kijken naar tweeëntwintig voor het merendeel zwaar getatoeëerde mannen met hoog opgeschoren kapsels, die elkaar eindeloos de bal toeschuiven om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. Dat zulke spelers jaarlijks salarissen van rond de tien miljoen euro verdienen, gaat op zulke momenten je voorstellingsvermogen te boven.

Gelukkig is er ook een keerzijde. Dan komt opeens de strijdbijl op tafel en ontbrandt een fascinerend duel waarin geen risico geschuwd wordt en de spelers het beste uit zichzelf persen. Wie ook daar niet van kan genieten, moet ik de deur van mijn huiskamer wijzen. Niets is hinderlijker dan mensen die er ‘doorheen’ blijven praten over onderwerpen die voor dat moment volkomen irrelevant zijn.

Onmisbaar bij het genieten van voetbal is het kletsen óver voetbal. Ik kijk niet alleen naar de wedstrijd zelf, maar volg ook de voor- en nabeschouwingen om mijn eigen meningen te kunnen toetsen. Hadden anderen zich ook geërgerd aan bepaalde spelers of ingrepen van de coach? Wie moet ‘eruit’, wie ‘erin’? En de nabeschouwers zelf, bij de NOS vooral Pierre van Hooijdonk en Rafael van der Vaart, zijn die nog goed genoeg? Wat mij betreft wel. Ik vind het zelfs prettig dat we verlost zijn van de leukige terzijdes met presentator Tom Egbers, die ze niet helemaal serieus leken te nemen.

Nabeschouwers zijn er om ons te wijzen op wie er wel of niet voldoende ‘diep’ gingen, de ‘restdefensie’ op orde was, de spitsen ‘voldoende druk zetten’ en het middenveld ‘in balans’ was.

En toen was Frenkie opeens weg. Dat hoort er ook bij: tegenslagen die als zweepslagen aankomen. Frenkie de Jong, onze voetbaltroetel, de enige speler die in ‘Oranje’ onmisbaar was. Zonder Frenkie leek ‘Oranje’ bij voorbaat kansloos. Léék, want in elke voetbalsupporter schuilt ook een opportunist die uit elk nadeel een voordeel zal proberen te peuren. Frenkie weg? Dit wordt dé kans voor Joey.

Misschien is Joey (Veerman) voor dit Nederlands elftal wel beter dan Frenkie. Ik hoorde het op tv door enkele kenners opperen en zelf had ik me ook al op die gedachte betrapt. Frenkie lijkt al een poosje stil te staan in zijn ontwikkeling: een mooie speler, maar nogal risicomijdend met veel passjes in de breedte. Joey durft de spitsen de diepte in te sturen met splijtende passes. Hij maakte het Nederland elftal in de oefenduels sneller en doortastender. De vraag is wel of hij dit ook kan opbrengen tegen zware tegenstanders die hem extra bewaking zullen geven.

Genoeg voor nu! Het is allemaal geouwehoer, maar er gaat niets boven voetbalgeouwehoer. Nu nog Europees kampioen worden. Of niet. Ik denk: niet.


Opinie | De nutsvraag

Voor onze ecologische tuinvereniging hield een van de leden een voordracht over de aanleg en het onderhoud van de composthoop. Omdat de ringslang in zo’n broeierige hoop eieren legt, dwaalde hij wat af over het leven van de ringslang.

„Wat is het nut van de ringslang?”, vroeg een toehoorder. Enigszins in de war gebracht sloeg de spreker de ogen ten hemel en mompelde: „Tja, wat is het nut van de mens?’’

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]