Júf, daar zit een tijdsbeeld in de boom, in Ermelo

De zangvogels zingen niet alleen op zondagmorgen in Ermelo, de straten zijn zelfs naar ze vernoemd. Om het allemaal nog mooier te maken heeft het koolmeesgele boekenkastje aan het Kanariehof een officieel poëzieplankje. Al blijken de meeste dichters te zijn gevlogen; wel staan er opvallend veel dunne boekjes. De grootste poëtische belofte – ook hier met een vleugje ornithologie in de titel – schuilt in Júf, daar zit een weduwe in de boom. Uitspraken van kinderen, opgetekend en bijeengebracht door H. Hoving. Er staan twee exemplaren in het kastje.

We hebben hier te maken met een onverbiddelijke bestseller, getuige de mededeling voorin dat er tussen juni en oktober 1967 veertien drukken verschenen. De kinderen wier zang hier is gevangen zingen inderdaad regelmatig een poëtisch lied. Zo schuilt er een denkende dichter á la Hans Faverey in deze observatie: „Een cirkel is een ronde lijn, zonder hoeken en gesloten, opdat men niet kan zien waar ze begint.” Het wonderlijke ‘opdat’ geeft deze toch al fraaie cirkelredenering een prachtige draai. ‘Opdat’ impliceert hier immers dat het de bedoeling is dat wij niet weten waar de cirkel begint – laat staan dat wij uitvinden waar dit allemaal eindigt. Zo krijgt het kindercitaat bijkans religieuze allure. Iets als: „Ik ga niet naar de kerk, maar ik geloof wel dat er iets is dat wil voorkomen dat wij ontdekken waar de cirkel begint.”

Al even mooi, maar dan van een al te menselijke tragiek is een uitspraak waarin een vogel de hoofdrol heeft: „Mammie, brengt de ooievaar de baby’tjes omdat hij dat moet, of doet hij het graag?” Hier zien wij de ooievaar voor ons, ooit begonnen aan zijn baan, een passie noemde hij het toen nog, vol goede moed en met liefde voor de baby’s, maar nu vermoeid en de dagen zat, als een maaltijdbezorger die aan het einde van een shift nog maar weer eens zijn scooter vollaadt met plakkerige, bijna afgekoelde bami, en als hij dat met pijn in de vleugels de laatste zevenponder bij de jonge ouders heeft laten landen een grijze nieuwbouwwijk, constateert hij somber dat er tegenwoordig geen kikkertje fooi meer vanaf kan.

Dichter op het nest van het gezinsleven zit een drietrapsraket over een huishouden waarin spelling niet de enige bedreiging voor de orde der dingen lijkt: „Ik vint juf lief. mijn moeder vint juf ook lief. maar mijn vader vint juf heel lief.” Dat is overigens een uitspraak die ik ook weleens elders heb gelezen en dat heeft Júf er zit een weduwe in de boom gemeen met de populaire ‘ikjes’ in deze krant: niet alles lijkt even authentiek.

Buitengewoon authentiek is het tijdsbeeld dat oprijst uit het boekje. Nederland was 1967 grotendeels een omzichtig-burgerlijke maatschappij waarin bij kinderen verwarring heerste rondom anatomie en voortplanting, maar waar ook bevrijdende tijden in aantocht zijn. Zie de aardigheid die volwassenen hebben in anekdotes waarin zusjes zich, ik doe maar een greep, verwonderen over wat zich tussen de benen van een babybroertje bevindt: „Mam, dat dingetje gaat toch zeker nog weg, he?”. Zo wordt het boekje gedomineerd door een besmuiktheid die op zichzelf al een tijdsbeeld is.

Tot slot eentje die een halve eeuw later onheilspellend goed op een spandoek bij een klimaatdemonstratie past. „Als ik doodga, gaat mijn ziel naar de Shell.”

Wilt u het besproken exemplaar Júf er zit een weduwe in de boom hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.


Opinie | Nergens een mot

Als expat heb ik me weleens afgevraagd wat motten met regen te doen hadden als mensen spraken over ‘motregen’ in het Nederlands.

Amerikanen zoals ik gebruiken ‘drizzle’ of ‘misty’.

Net binnen uit de motregen keek ik op wiki en Van Dale search sites. Het bijkt dat ‘mot’ stamt uit Middel Nederlands en staat voor ‘fijn stof’. Ook ‘miezert’ is oud en komt van ‘misel’ voor ‘mist’.

Nergens een mot. En gelukkig geen ‘pokkenweer’. En er vallen geen ‘pijpenstelen’.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Forum Groningen toont de beste wildedierenfoto’s

Honderd prachtige en soms schokkende winnende wildedierenfoto’s uit de jaarlijkse Wildlife Photographer of the Year competitie van Londens natuurhistorisch museum zijn tot zondag 3 november te zien in Forum Groningen. Voor de 59ste editie van die wedstrijd van vorig jaar werden door professionele en amateurfotografen bijna 50.000 natuurfoto’s uit 95 landen ingestuurd. De uitverkoren foto’s geven niet alleen een beeld van de diversiteit van de natuur, maar ook van de kwetsbaarheid ervan en de invloed van de mens op de natuur. Forum Groningen werkt voor deze expositie samen met het National History Museum in Londen, die de wedstrijd jaarlijks organiseert.

Lees ook

De foto’s van de World Wildlife Photography wedstrijd

Op een klif in een zuidelijke woestijn in Israël fotografeerde Amit Eshel een gevecht tussen twee Nubische steenbokken. Het gevecht duurde een kwartier. Beide beesten kwamen er zonder enig letsel vanaf.

In de donkere tentoonstellingszaal in Groningen zijn de foto’s groot op lichtbakken aan de wand goed te bekijken. Er zijn ook films te zien, waarin fotografen hun werkwijze tonen.

Een van de winnende foto’s in de categorie zoogdieren is die van de Amerikaans-Zimbabwaanse fotograaf Dana Allen. In Zuid-Afrika volgde hij de poging van een jong luipaard om een stekelvarken te pakken. Het beest zette zijn stekels op. Na een kwartier gaf de luipaard het op en begon de stekels uit zijn poot te halen, aldus Allen.

Twee andere indrukwekkende foto’s gaan over de invloed van de mens op de natuur. De Nederlandse fotograaf Jasper Doest fotografeerde in een natuurpark in Gabon een olifant in doodsnood. Het dier was aangereden door de trein die door het natuurpark Lopé National Park rijdt om mangaan, een zogeheten overgangsmetaal uit de mijn van Moanda naar de hoofdstad Libreville te brengen. Jaarlijks worden zo’n twintig olifanten door de ertstrein aangereden. Deze olifant overleefde de aanrijding niet.

En de Nederlands-Vlaamse fotograaf Jef Pattyn legde in Puerto López in Ecuador vast hoe vissers hun vangst aan wal brachten.

Forum Groningen organiseert bij deze expositie ook eigen landelijke natuurfotowedstrijd, geïnspireerd op de Wildlife Photographer of the Year competitie. Tot en met 8 september kunnen professionele en amateurfotografen van alle leeftijden een foto inzenden, via forum.nl/fotowedstrijd. De beste zullen in Forum Groningen geëxposeerd worden.

Met het kaartje voor de Wildlife Photographer-expo kan je ook de andere expositie in Forum bezoeken, America & Trump by Andres Serrano, met foto’s en een curieuze collectie Trump-objecten, zoals zijn gesigneerde goudkleurige ‘Never surrender’- sneakers.

Expositie Wildlife Photographer of the Year, Forum Groningen, t/m 3 nov. Inl. forum.nl
Een olifant in doodsnood nadat die is aangereden door trein in een wildpark in Gabon, foto Jasper Doest/ Wildlife Photographer of the Year
Visser brengt vangst aan wal in Puerto Lopéz in Ecuador, foto Jef Pattyn / Wildlife Photographer of the Year


Column | Hitleriaanse explosie

Vorige week was ik nog niet in de stemming voor een middernachtelijk Amerikaans verkiezingsdebat, live bij CNN. Een samenvatting later leek me voldoende. Ten onrechte, want in al die samenvattingen zie je een eindeloze herhaling van dezelfde hoogte- en vooral dieptepunten.

Wat was er nou precies gewisseld tussen Trump en Biden, en had Biden anderhalf uur lang gestunteld, zoals gesuggereerd werd? Ik besloot alsnog het hele debat te bekijken en kwam tot de ontdekking dat die samenvattingen allerminst representatief waren geweest.

Ze spitsten zich toe op de zwakste momenten van Biden, daar waar hij zich vergiste, een zin niet afmaakte, aarzelde of stotterde. In werkelijkheid gebeurde dat een keer of vijf, niet veel meer, niet veel minder.

In de samenvattingen zag ik alleen maar een oude, broze man die niet meer uit zijn woorden kon komen. Het leek wel alsof zijn geest op instorten stond.

Maar als je het hele debat volgt, ontvouwt zich een andere realiteit.

Terwijl Trump hoofdzakelijk beledigingen en verdachtmakingen uitschreeuwt, reageert Biden doorgaans met puur feitelijke weerleggingen. Bij een aantal belangrijke onderwerpen – de oorlogen in Oekraïne en Israël, de Amerikaanse economie, abortus – blijft hij dan ook volledig overeind.

Hij heeft alleen de schijn tegen – de schijn dat hij een oude, afgeleefde man is, niet meer helemaal compos mentis. Die schijn ontstaat doordat hij een zwakke, hese stem en een starre mimiek heeft en onder druk meer last krijgt van zijn spraakgebrek. Maar ik vermoed dat er geestelijk nog niks mis is met Biden en dat ook daarom zijn omgeving, zijn vrouw vooral, niet bereid is de handdoek in de ring te gooien.

Trump kon ook triomferen omdat het format van zo’n tv-debat een kolfje naar zijn hand is: hij kan alle denkbare leugens luidkeels debiteren zonder ook maar enig tegengas van de presentatoren.

Er is alle reden om ons meer zorgen over Trump te maken dan over Biden. Wat ik iedereen kan aanraden: op YouTube de anderhalf (!) uur durende rede van Trump in Chesapeake, Virginia, daags na het tv-debat.

Toegejuicht door een uitzinnige menigte gaat Trump in de brandende zon volledig los tegen andersdenkend Amerika. Het is een hitleriaanse explosie van triomfalisme, minachting, wraakzucht en haat.

Alles ligt aan de ‘migrants‘, allemaal misdadigers die de Amerikanen van hun werk en hun land beroven met alle medewerking van Biden en zijn clan.

„Hoe zullen we Biden noemen?” vraagt hij zijn publiek. „Crooked Joe?” of „Sleepy Joe”? Hij wacht elke keer het gejuich af en concludeert: „Crooked Joe!

Daarna constateert hij: „Het probleem van Amerika is niet het persoonlijke verval van Biden, maar dat zijn politiek het verval van Amerika heeft veroorzaakt. Daarom zullen de Amerikanen zeggen (hij loeit nu): ‘Crooked Biden, get out here, we don’t want you, get the hell out of here!’”

Hoe zullen we Trump noemen?


Opinie | Keti Koti

We gaan op de fiets naar het Keti Koti festival op het Museumplein.

Op het plein ben ik ingewikkeld aan het rommelen met onze twee zware kettingsloten. Ik wil ze door allebei onze fietsen halen en om een lantarenpaal heen leggen.

Een vrouw loopt lachend langs ons en zegt: „Je vertrouwt het nog niet helemaal hè, die gebroken ketenen?”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Plagiaat? Gedicht ‘De tuinman en de dood’ komt uit de ‘zee van verhalen’

De eerste aflevering van onze zomerserie ‘Gedichtenparodieën’ voor Joke van Leeuwen vorige week woensdag heeft reacties onder NRC-lezers losgemaakt. Van ingezonden eigen gedichtenparodieën tot een oproep tot het rechtzetten van een fout. Niet in Joke van Leeuwens parodiegedicht ‘De topman en de dood’, maar in de ondertekening van het ook afgedrukte oorspronkelijke gedicht ‘De tuinman en de dood’, in 1925 geschreven door Pieter Nicolaas van Eyck (1884-1954) – zie onderaan dit artikel. Zijn naam stond als P.N. van Eyck onder het gedicht woensdag.

Dat leverde deze ingezonden brief op:

Gaarne correctie inz. Gedicht De Tuinman en de Dood op Achterpagina 26/6 HAFEZ, Iraans dichter, geïnspireerd door Roemi, is de dichter, en niet men. van Eyck. Met dank! Marijke Cuypers.”

Mevrouw Cuypers haalt hier een zaak aan die met enige regelmaat in de kolommen van NRC (en andere Nederlandse kranten) terugkeert. Namelijk de kwestie dat Van Eycks gedicht ‘De tuinman en de dood’ een bewerking is van een oude Perzische legende, die ook weer een bewerking is van oudere legendes.

Perzisch verhaal

Zo meldde NRC-lezer Ed Koers op 14 juli 2006, in een ingezonden brief na een bespreking van Van Eycks ‘De tuinman en de dood’ door Guus Middag, dat dit gedicht ‘plagiaat’ zou zijn, in feite een vertaling van een versie die de Franse kunstenaar en schrijver Jean Cocteau al in 1923 had gepubliceerd.

Middag schreef in een naschrift bij die brief: „Van Eyck leende van Cocteau, ja. Cocteau leende weer uit een toen in 1909 in het Frans verschenen bloemlezing van Perzische dichters en verhalenschrijvers. Maar die Perzen baseerden zich ook weer op bestaande legenden, die vaak weer op eeuwenoude internationale overleveringen teruggingen, enzovoort. Op die manier gaat Van Eycks gedicht terug op een joodse (versie van de) legende uit de 6de eeuw na Chr. Van Eyck heeft aanvankelijk geloof ik niet willen toegeven dat hij de stof geleend had. Maar hij heeft later wel, bij bundeling van het gedicht, in een ruime voetnoot toegevoegd dat zijn gedicht een bewerking van een oude Perzische legende was. Voor mijn gevoel is het een bewerking, zoiets als een gedicht op een gegeven uit een sprookje van Grimm, of uit een Griekse mythe. Daar komt bij dat ik altijd wel heb geweten (door die bronvermelding van de dichter zelf) dat het geen origineel materiaal was, en ik heb ook nooit aangenomen dat hij het zelf zo verzonnen had.”

Oude oosterse legende

Het gedicht ‘De tuinman en de dood’ is dus een bewerking van een eeuwenoude oosterse legende. Dat was overigens geen geheim, want snel na het verschijnen van Van Eycks gedicht noemde collegadichter Martinus Nijhoff het 1926 in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (de voorloper van NRC) het een „voortreffelijke strofische weergave van de bekende Perzische legende”.

Dat Van Eycks gedicht een bewerking van Cocteaus bewerking van het verhaal was, werd in de jaren negentig van de vorige eeuw door de schrijver Herman Franke onder de aandacht gebracht, onder meer in dagblad Trouw. Daar reageerde de oriëntalist J.T.P. de Bruijn weer op, die in die krant stelde dat de overlevering nog verder terug ligt, en de uiteindelijke bron van het verhaal niet in de Perzische maar in de joodse traditie te vinden is.

Koning Salomon

Daar gaat het niet, zoals in Van Eycks gedicht om een tuinman van een Perzisch edelman, en Ispahaan, maar om twee schrijvers in dienst van koning Salomon, die de doodsengel Azraël zien en uit Jeruzalem voor hem wegvluchten, om later elders door hem te worden gehaald. In de zevende eeuw werd dit verhaal over Salomon in de islamitische ‘zee van verhalen’ zoals Salman Rushdie het noemt, opgenomen, aangepast en hergebruikt, zoals door middeleeuwse soefidichters als Roemi en Hafiz.

Uiteindelijk is de legende in vereenvoudigde vorm, als verhaal over de tuinman die ook niet aan de dood weet te ontsnappen bij ons terecht gekomen. Onder meer door Van Eycks bewerking als ‘De tuinman en de dood’. Die nu weer door Joke van Leeuwen is bewerkt. Und so geht es immer weiter.

Het gedicht van P.N. van Eyck:

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,

Mijn woning in: „Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,

Toen keek ik achter mij. Daar stond de dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,

Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,

Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!” –

Van middag (lang reeds was hij heengespoed)

Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.

„Waarom,” zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,

„Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?”

Glimlachend antwoordt hij: „Geen dreiging was ’t,

Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen ’k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,

Die ik ’s avonds halen moest in Ispahaan.”

P.N. van Eyck


Opinie | Levensverhaal

Vanmorgen kom ik de huiskamer binnen in het huis waar ik voorlees aan mensen met dementie. Eén van de bewoners, in haar hoogtijdagen een bekend columniste, zit aandachtig te lezen. „Wat leest u daar?”, vraag ik haar. „Ik lees een heerlijke roman”, zegt ze, „het lijkt mijn levensverhaal wel.” Als ze me het boek laat zien, zie ik dat zijzelf de schrijfster is.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Smijt een ei bij je instant noedels en meer ramen-hacks

Wist je dat een rauw ei in een kop ramenbouillon zich in de magnetron ontpopt tot een dienstbare soufflé? Waarschijnlijk wel als jouw TikTok- of YouTube-algoritme weet dat je van snel eten houdt. „Ik zie veel van deze video’s op mijn feed, dus ik dacht: waarom probeer ik het zelf niet?” zegt influencer SnackinWithSuper – vermoedelijk schouderophalend – in zijn Short-video.

Ei, dun bouillonnetje, magnetron, presto: SnackinWithSuper presenteert minuten later een soppige soufflé. De lijst aangeraden video’s aan de zijkant vult zich met nog meer ‘ramen-hacks’. Meestal van influencers die de tips ook weer ergens anders hebben gehoord: zoek alleen al ‘ramensoufflé’ en tel het aantal video’s maar.

Instant ramen: dat is een baksteen van gedroogde (of gevriesdroogde) noedels met een zakje kruiden (vooral zout) erbij. Uitgevonden in Japan in 1958, maar het verspreidde zich snel en staat inmiddels algemeen bekend als hét voedsel van iedereen die een snelle, goedkope snack wil dat de trekjes van avondeten heeft. Tijdens de lockdownjaren, met al die dichte restaurants, werden liefhebbers wereldwijd er creatief mee. Kon je een goedkope bak ramen zo optuigen dat het als restauranteten aandoet?

Noedels met kaas en mayo

Inmiddels schrijven we 2024, en de ‘ramen-hack’ is nu net zo ingeburgerd op videowebsites als rare tieneruitdagingen en popdansjes. Wist je dat de noedels lekker zijn met een plakje vieze oranje cheddarkaas? Of gekookt in melk? Met een halve kool erdoor, of een varkensfilet? Je kunt ze bakken in chiliolie of onderdompelen in mayonaise. Voilà: met een half uur extra werk voel je je chef-kok.

Toch sluipt er na een kwartier hacks al iets van een déjà vu-gevoel binnen. Het woord ‘hacks’ belooft een zekere creativiteit, een gekke truc die je niet zelf had kunnen bedenken. Meer dan de helft van alle hacks berust echter op hetzelfde principe: ramen is gewoon het lekkerst als je er een rauw ei, knoflook, bosui en rodepepersnippers in stopt.

Om het op te leuken blijft men maar extra’s toevoegen, van truffelmayo tot grote hoeveelheden Parmezaanse kaas. Zelfs een video met een titel als ‘Just pour eggs over ramen and the result will be amazing!’ belooft simplisme, om vervolgens toch gesnipperde knoflook, bruine suiker, groene ui, everything bagel-mix, sojasaus en ja, pepersnippers in de mix te gooien. Met al die extra ingrediënten had je net zo goed iets in de wok kunnen klaarmaken, zou je kunnen denken.

Na zo’n twee uur lang hacks kijken begint de maag te rommelen. Tijd om te koken, met behulp van een zakje Shin Ramyun – dé Koreaanse instantnoedels. Het recept: de ‘10 minute kewpie mayo ramen hack’ van Christieathome. We zien een mooie kom soep, met nette noedels in een licht oranje bouillon. Men begint met een theelepel knoflook, dan een lepel Japanse mayonaise, een rauw ei en de ramen-kruidenmix. Daar sluipt het eerste probleem in de hack: Christieathome heeft gemakshalve het meeste geroer uit de video geknipt. Maar dat roeren blijkt vrij intensief te moeten, anders blijft een tragische massa stukjes en poedertjes over.

Witgekookte flarden

„Kook de noedels in 500 ml water zo’n 2 minuten tot het al dente is,” adviseert de maakster. Kort, maar okee. „Giet de helft van het ramen-water in de kom.” Pardon? Ei kookt snel. Je moet het met beleid op temperatuur brengen. Niet met 250 ml bijna-kokend water. Zelfs de 100 ml die in de thuiskeuken voorzichtig wordt bijgegoten is al te veel. Het ei valt in kleine stukjes witgekookte flarden uiteen. Pas bij een derde poging, waar het water koeltijd krijgt en daarna lepeltje voor lepeltje erin wordt geroerd, ontstaat die licht oranje soep.

Tien minuten? Zeg maar twintig, uiteindelijk. Het resultaat smaakt. Waar doorgaans de pittigheid overheerst, is dat nu uitgebalanceerd met de rijke smaak van eigeel (véél eigeel) en knoflook (véél knoflook). Maar de beloofde textuur – „Creamy!” roept een influencer vrolijk – blijft uit.

„De hacks zijn lekker”, schreef de Amerikaanse culinair journalist Amy McCarthy vorig jaar op Eater.com. „Ze kunnen alleen niet tippen aan de zielbevredigende kwaliteiten van een basic-ass kom instant ramen.” Kijkend naar deze sippe kom vol waterige soep en stukjes eiwit, waar zoveel moeite in is gaan zitten, kun je haar alleen maar gelijk geven.

<dmt-util-bar article="4858317" headline="Smijt een ei bij je instant noedels en meer ramen-hacks” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/07/02/smijt-een-ei-bij-je-instant-noedels-en-meer-ramen-hacks-a4858317″>

Opinie | Bestellen

Onze dochter van vijf wil in de horecagelegenheid annex speeltuin in Zeeland zelf appelsap voor haar en haar zusje bestellen.

Ze verzekert ons dat ze dat wel kan. „Dan zeg ik gewoon zwei Apfel-saft”.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


‘Ik bid niet veur brune bonen’: Bartjes avonturen verstript

Een kind dat zich verzet tegen zijn armoedig lot, dat is in essentie waar de bijna negentig jaar oude roman Bartje van Anne de Vries over gaat. Het verhaal is altijd actueel gebleven en het is keer op keer herdrukt, vertaald en verfilmd. Nu komt daar ook een stripverhaal over Bartje bij.

Bartje groeide in armoede op in de jaren twintig van de vorige eeuw, tijdens de crisisjaren, in een arm gezin van een landarbeider op het haast koloniale platteland van Drenthe. Die tijd lijkt lang voorbij in rijk Nederland. Maar ‘bestaanszekerheid’ en kinderarmoede zijn nog steeds een probleem in ons land. Eén op de vijftien kinderen in Nederland groeit op in armoede, volgens het Nederlands Jeugdinstituut.

Als Bartje naar school moet, krijgt hij van zijn moeder een levensles mee over hoe hij zich hoort te gedragen: „Tegen grote lui moe j’ zwiegen of ja-knikken.”

Zwijgen of ja-knikken, dat was ook wat de tienduizenden gedupeerde ouders van de Toeslagenaffaire geacht werden te doen, toen ze protesteerden bij de rechter omdat ze ten onrechte verdacht werden van sjoemelen met kindertoeslagen. Tienduizenden kinderen leden daardoor armoede. De rechter wilde er niks van weten, van die protesten. De gedupeerden kregen heel lang te horen: eigen schuld, dikke bult. Toch wilden ze zich, net als Bartje, niet schikken in dat onrechtvaardig lot, en weigerden ze te ‘zwiegen of ja-knikken’.

Op die manier is Anne de Vries’ roman over Bartje, uit 1935, over armoede in Nederland nog altijd actueel. De omstandigheden zijn anders, maar de mechanismen van ongelijkheid, armoede, schaamte en verzet daartegen wist De Vries (1904-1964) beeldend te beschrijven.

De in Drenthe opgegroeide onderwijzer schreef zijn roman in Zeist en baseerde zich op wat hij in zijn jeugd had gezien in zijn arme provincie. Het boek werd een bestseller, en in vele talen vertaald, evenals het vervolg uit 1940, Bartje zoekt het geluk, dat gaat over Bart die volwassen wordt, inclusief liefdesperikelen. Er kwam een standbeeld van Bartje in Assen (dat vaak geroofd is).

Bartje beleefde een nieuwe populariteitsgolf toen het verhaal vanaf 1971 als dramaserie op televisie kwam, in het Drents met Nederlandse ondertiteling. Willy van Hemert regisseerde; de jonge Bartje werd gespeeld door Jan Krol. Bartjes weigering om stukgekookte bruine bonen te eten, „Ik bid niet veur brune bonen”, werd landelijk bekend.

Omdat de roman Bartje volgend jaar mei negentig jaar bestaat, besloot Seb van der Kaaden van uitgeverij Personalia de roman te verstrippen, met instemming van Elly de Vries, dochter van de auteur. Stripscenarist Ahmad Resh, die onder meer Spijt van Carry Slee verstripte, bewerkte het oorspronkelijke verhaal. En Anco Dijkman, die onder meer samen met Meinte Strikwerda cold case comics voor de Peter R. de Vries Foundation heeft getekend, maakte de sfeervolle striptekeningen. Ook de ruwe scènes uit het boek zijn getekend, waarin Bartje regelmatig een pak rammel krijgt van zijn vader, onder meer met een zweep, de klabatse. „We willen de rauwe scènes uit het boek zoveel mogelijk behouden”, laten scenarist en tekenaar weten.

Wekelijks verschijnt sinds mei nu een strippagina in noordelijke kranten, zoals Dagblad van het Noorden. En op 14 mei 2025, Bartjes ‘negentigste verjaardag’, verschijnen die afleveringen als compleet stripboek.