Opinie | Spelletje

Regelmatig pas ik op mijn kleinzoon in een dorp in Brabant. Ik reis dan per trein en taxi. Tegen de avond komt de taxi me weer ophalen en brengt me naar het station. Op een avond doen ze bij hem thuis een spelletje en vraagt mijn zoon aan hem: „Bij wie hoort oma Lies?” Dat weet hij meteen: „Bij opa Jan.”

En dan is het mijn beurt: „Bij wie hoort oma Elien?” Zijn antwoord daarop: „Bij de meneer van de taxi.”

Elien Branbergen

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Weetlust springt je in de armen bij de Kolos van Kostverloren

Als we ooit het stadium bereiken dat straatbibliotheken als grote sporters een bijnaam (de Adelaar van Toledo, de Beer van de Meer, de Haai van Messina) krijgen, dan staan we hier zonder twijfel voor de Kolos van Kostverloren: zes witte kasten in een overdekte ruimte die ooit aangelegd lijkt om de bij de Van Hallbrug wachtende voetreiziger te beschermen tegen de elementen terwijl de schepen zich via Kattensloot, Kostverlorenvaart en Schinkel in konvooi een weg door Amsterdam banen.

Hier is een lezersdroom kast geworden. De literatuur staat links; plakkertjes moeten de boekenbrengers tot ordelijkheid verleiden, al meldt de beheerder zich geregeld om de banden terug in het gelid te brengen. Daarvoor heeft hij nog geen gelegenheid gehad bij een boek dat plat misplaatst ligt te zijn op een literatuurplankWetenswaardig allerlei. Wenken voor de jeugd, met onderhoudende vertellingen over dieren, techniek en soms geschiedenis – gericht op kinderen van een jaar of twaalf. De uitgave bevat geen auteursnaam en is niet gedateerd, maar stamt afgaande op de inhoud uit begin 20ste eeuw. Vanaf de eerste zin springt de weetlust je in de armen: „Ik herinner mij nog zeer goed, hoe vreemd ik ervan opzag, toen mijn vader mij voor het eerst een kogelfleschje toonde.”

Hier lezen we mee met de verwondering over wat destijds nieuw was, maar wat nu allang weer verdwenen is. Dat kogelfleschje dus, waarvan in detail wordt uitgelegd hoe de glazen kogel door het koolzuur in het water (ook wordt uit de doeken gedaan hoe dat koolzuur in het water komt) tot bovenin de fles wordt gestuwd, tot je ’m naar beneden duwt en het schuimen begint. Overigens kwam moeder met een schepje suiker omdat de kinderen het spuitwater in pure vorm helemaal niet lekker vonden.

Intussen dwalen de gedachten af naar de keukenkranen waar niet alleen het kokende water, maar ook het bubbeltjeswater nu gewoon uit stroomt: „De kraan die alles kan.” Best, maar wat kunnen wij nog? De kraan die alles kan, voor de mens die niets meer kan.

De wetenswaardigheden gaan verder langs ‘De olifant aan den arbeid’ dat begint met de observatie dat de olifant in de diergaarde niets doet „dan zich laten kijken”. Maar: „Dat niets-doen is echter noch plezierig, noch gezond voor den kolossus.” Volgt een beschrijving van hoe de Indische olifant, getemd en wel, zeer veel zwaar werk verricht. Maar ook hoe zo’n dier dan soms naar Europa wordt overgebracht en die overtocht doorgaans slecht verdraagt: „Hij lijdt, vooral bij ruw weer, veel aan zeeziekte.”

Ook worden goocheltrucs uitgelegd, zoals de voorstelling met de vrouw die ogen op haar rug leek te hebben. Hier was de spreekbuis de oplossing van het raadsel, waarbij werd uitgelegd dat die tussen twee kamers in hetzelfde huis eigenlijk veel beter functioneerde dan een telefoon. Zo passeert veel de revue, wat inderdaad het weten waard is, inclusief de grammofoon. Daarvoor wordt een damspel onderbroken met de vraag: „bedoel je, dat dat instrument net doet als een piano en er ook zelf bij zingt”.

Wetenswaardig allerlei is niet alleen een historisch document, het is ook een ode aan de biologische intelligentie die ons herinnert aan een wereld waarin we probeerden te begrijpen hoe de apparaten om ons heen functioneerden, in plaats van dat we ons lieten manipuleren door machines waarvan we het binnenste allang niet meer doorgronden.

Wilt u het besproken exemplaar van Wetenswaardig allerlei hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.


Opinie | Voorbereiding

Op zaterdagochtend komt 92-jarige oma langs voor koffie. Het blijft bij één kopje, een tweede zit er niet in. Ze heeft het druk. Ze moet nog op de fiets naar de stad om boodschappen te doen en wil vooral dringend een plastic bak kopen. Ik vraag haar waar ze die bak voor nodig heeft. Oma lacht: „Ik ben er nog lang niet klaar mee. Ik maak een overlevingspakket.”

Karina Pigeaud

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Afvalgrijper

De plantsoenen worden weer gereinigd. Bij het passeren van een groepje mannen met hesjes en afvalgrijpers vang ik hun gesprek op: „Er kwam net een dame voorbij. Die vrouw vroeg hoe ze kon helpen met het schoonmaken van de buurt” zegt een van hen lachend. En hij vervolgt: „Ik heb haar verteld dat ze eerst iets verkeerd moet doen. Dan regelt reclassering de rest.”

Daniël Disselkoen

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Handelsoorlog

Zaterdag begon dan de al door Donald Trump aangekondigde handelsoorlog: vanaf dinsdag heffen de VS 25 procent belasting op alle producten uit de buurlanden Mexico en Canada. Wat ik uit de commentaren begreep slaan die terug met eenzelfde maatregel. De jaren dertig van de vorige eeuw komen terug. Het inflatiespook komt ook hier steeds vaker dreigend tevoorschijn.

Ik heb laatst 3 euro 49 betaald voor een bakje mini-komkommers, een product dat ik niet eens lekker vind. Leefde Paula van Roosmalen-Breekelmans nog maar. Ze knipte haar hele leven aanbiedingen uit folders en besloot na lang wikken en wegen of ze op vrijdag naar de Edah of de Coop bij het Velperbroekcircuit zou gaan. Ik moest aan haar denken toen ik bij de kassa bij de Vomar in Amsterdam-Oost achter een vrouw stond die een kwartier van iedereen nam omdat ze 30 cent te veel zou hebben betaald.

Het is alsof ik mijn hele jeugd heb getraind voor deze tijd. Mijn moeder die thuiskwam en, onderwijl de boodschappentas tussen haar voeten op de deurmat parkerend, hardop riep: „Driemaal raden wat ik voor een stuk kaas heb betaald?” Mijn vader die volautomatisch begon te zuchten dat het geld hem niet op de rug groeide. „Ik heb het niet. Ik heb het niet”, zei hij dan. Achteraf denk ik dat hij met dat zinnetje niet eens het saldo op zijn bankrekening bedoelde, maar dat hij het had over zijn perspectief op het werk. Chef zou hij nooit worden, hij leefde van zomervakantie naar kerstpakket en acteerde dat hij daar tevreden mee was. Hij prees Polen, een land waar ze toen dolblij waren met onze tweedehandskleding.

We nemen officieel nog niet deel aan het handelsconflict, maar de oorlogsverklaring ligt al klaar. Ga er maar van uit dat wij die dan gaan verliezen. Met ‘wij’ bedoel ik in eerste instantie Europa, maar omdat alles, en dus ook het egoïsme, na een tijdje overwaait naar onze polder sluit ik een alleingang van Nederland ook niet uit. Je hoeft weinig moeite te doen om het idee, dat we het hardst genaaid worden door onze trouwste bondgenoten, ook hier populair te maken.

„Wij zijn een diensten- en doorvoerland”, doceerde zuster Virgini al in de zesde klas van de Fredericusschool te Velp. Er werd ons geleerd dat dit heel slim was.

En zo zag ik het toen ook, we reisden de hele wereld over op zoek naar koopjes die we dan doorverkochten aan vooral de Duitsers en daarna de rest van de Europeanen. Die hele Europese Unie was vooral geschikt voor landen als het onze. Maar dat moet je wel willen zien. Je kunt er ook voor kiezen om de eigen exportproducten te beschermen. Wat maken we hier eigenlijk nog in dit dienstenland?

Alleen maar boerenproducten!

We gaan eraan.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.


Column | Pechmiljardairs

Toen ik afgelopen donderdagavond Fred Teeven in het NOS Journaal zag fantaseerde ik, mede door zijn angstaanjagende uiterlijk, over een nieuwe film van Steven Spielberg waarin onze nationale bonnetjescowboy een buitenaards wezen speelt. Een Marsbewoner die met een krankzinnige Amerikaanse president onderhandelt over het ruilen van Groenland tegen de rode planeet. Alleen heeft de riskende Amerikaanse dictator dat Groenland nog niet in zijn bezit. Dat moet hij nog veroveren.

Of dat gaat lukken is niet zeker omdat zijn leger bestaat uit soldaten met ernstige psychologische beperkingen die het waarschijnlijk niet gaan redden tegen twaalf Deense krijgers en hun goed getrainde sledehonden. Dat komt volgens de president door zijn dementerende voorganger die diversiteit en inclusie belangrijker vond dan militair vakmanschap.

Of deze redenering klopt weet de president niet, maar hij baseert zijn mening op zijn eigen ‘gezond verstand’. Spielberg hoopt dat er na deze opmerking wereldwijd een bulderende schaterlach door de bioscopen klinkt. De president draagt tijdens de film een gouden Roemeense helm op zijn hoofd.

Waarom ik Fred Teeven uitermate geschikt acht voor de rol van deze op ET lijkende alien? Dat komt door zijn kaalgeschoren knikker met daarop een nogal aanwezig brilmontuur dat hij waarschijnlijk geërfd heeft van wijlen Dame Edna. Fredje stond daar donderdag als voorzitter van de raad van toezicht van Partners voor Jeugd. Dat is een mond vol voor een of ander Haags vehikel waar de William Schrikker Stichting onder valt. Dat is die stichting die vermeld wordt in het schokkende en meer dan ontluisterende rapport over dat arme Vlaardingse pleegmeisje dat om hulp gefluisterd en gekrijst heeft in haar school, op straat en in de supermarkt.

Dat deed ze omdat ze mishandeld en misbruikt werd door twee gewelddadige mafkezen die voor pleegouders speelden. Maar niemand hoorde haar. Iedereen zat te vergaderen over protocollen en kwaliteitsdocumenten. En natuurlijk over privacy die in die wereld belangrijker is dan de doodsnood van een kind.

Het was trouwens niet alleen de ‘Schrikstichting’ die het meisje in de steek liet, ook de Stichting Enver deed gezellig mee. Wie dat zijn? Types die op hun website intens verdrietig en geschokt zijn door het vernietigende rapport waarin ze worden afgefikt tot op hun veters. Een gladde communicatie-engerd heeft het prachtig berouwvol opgeschreven.

Gelukkig komt er na het ontluisterende rapport een onderzoek. Je kunt nu al invullen welk soort Loek Hermans of Martin van Rijn dat klusje gaat klaren. Over vier jaar verschijnt er een lijvig rapport. Het verminkte meisje zal het nooit kunnen lezen.

Diep ziek. Dat klonk deze week regelmatig door de ether. Het ging over een of andere Chinese app die arme techbeleggers een paar honderd miljard lichter had gemaakt. Ik vond dat vooral grappig. Helemaal toen ik als kwaliteitscontrole een aantal persoonlijke zaken op die app natrok. Wat wisten ze van mij? De eerste keer was ik meer dan dertig jaar getrouwd met de zangeres Mylène d’Anjou en een kwartier later had ik een gelukkig gezin met Mieke van der Weij.

Ik vrees dat beide dames niet echt op mij zitten te wachten. Mijn vrouw heb ik ook nog even opgezocht. Zij heeft volgens de Chinezen sinds 1991 een dochter met de beste helft van Acda & De Munnik. Wie van de twee dat is mag u zelf invullen.

Of ik nog geld verloren heb op de beurs? Geen dubbeltje. Ik gok met mijn zuurverdiende pensioentje op andere zaken. Niet op tweedehands afhaalmandarijnen met een inferieure app. Nee, op een Gamma in Gaza omdat daar voorlopig een hoop te klussen valt. Of op een IKEA daar. Als ze hun huizen in elkaar gelijmd krijgen dan zal daarna zo’n Zweeds stapelbedje ook wel lukken.

Sinds de wapenstilstand in Palestina investeer ik voorlopig niet meer in raketfabrieken of droneproducenten. Wel in Aziatische vuurwerkbedrijfjes en gespecialiseerde prothesestudio’s die handen, voeten en ogen produceren. Dat vuurwerkverbod komt er toch niet dus in die hoek valt een hoop te verdienen. Ach kort en bondig samengevat: vrede is gewoon zonde van je geld.


Opinie | Cultuurgenot

Onlangs bezochten wij de nieuwjaarsuitvoering van ons plaatselijk philharmonisch orkest. Met behulp van sponsoren hadden zij de operazangeres Anna Majchrzak en bariton Tom Jansen weten te strikken voor die avond. Wat hebben wij genoten en de kers op de taart was het duet van beiden uit The Phantom of the opera, het prachtige ‘All I ask of you’.

De dag erna vertel ik dit aan mijn zoon waarop hij heel laconiek samenvat: „Oh, jullie zijn naar een coverband geweest!”

Marijke van Harskamp

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Rondje golf

Een rondje golf in potdichte mist. Ik, een golfer van wat bedenkelijk kaliber, doe mijn best om mijn bal naar de nauwelijks zichtbare vlag te slaan. Uit het niets verschijnen twee wandelaars op het pad dat over de fairway loopt. Eén van hen vraagt met grote grijns: „En, gaan er nog veel ballen de mist in vandaag?”

Walther Boer

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Alleenstaand leven

Nu ik als een alleenstaande leef omdat mijn vrouw in een verpleeghuis zit, merk ik dat aan die status bepaalde nadelen kleven. Nadelen van zeer praktische aard waarvan je je geheel niet bewust bent als je met iemand samenleeft. Ik geef enkele voorbeelden.

Laat ik beginnen met iets wat tot de even onontkoombare als onmisbare rituelen van het leven behoort: eten. Samen eten heeft iets gezelligs, tenzij de sfeer om andere redenen al verpest is. Je praat en je proeft, het ene stimuleert het andere.

Maar als je in je eentje eet, ben je hoofdzakelijk bezig met kauwen en slikken. Een vrij eentonige bezigheid die je al snel naar de krant of de tv doet grijpen. Dat gaat weer ten koste van je aandacht voor het voedsel, zodat het eten verwordt tot een soort machinale oefening van je kaken, zonder veel kraak of smaak. Binnen tien minuten ben je klaar. Afruimen maar!

In mijn geval leidt het alleen-leven ook tot een buitengewoon hinderlijk soort controledwang. Voor ik mijn huis verlaat, controleer ik minstens drie keer of alle lichten wel uit zijn en alle ramen gesloten. Eenmaal buiten doemt desondanks de vraag op of ik ook het bovenlicht in de keuken heb afgesloten om te voorkomen dat de kat op visite gaat.

Terug. Bovenlicht potdicht, natuurlijk. Weer buiten, inmiddels op de hoek van de straat, schiet me te binnen dat ik de sleutel van de voordeur eigenlijk tweemaal in het slot had moeten omdraaien, zoals mijn vrouw veiligheidshalve altijd deed. Terug dus maar weer? Néé, géévéédéé, dit wordt gekte. Resteert: vaag schuldgevoel dat slechts heel langzaam verdampt.

Kortom, wat je mist is het gedeelde verantwoordelijkheidsgevoel van vroeger. Je inspecteerde voor het vertrek met een snelle blik elkaars kleding, de een liep nog even door de huiskamer, de ander deed de keuken – en weg was je.

De controledwang is in de plaats gekomen van de sociale controle die een essentieel bestanddeel is van het samenwonen. Jij bent de enige geworden die verantwoordelijk is voor alles wat binnen jouw bereik gebeurt.

Dat geldt vooral ook voor je eigen lichaam. Nu kom ik op een nogal intiem gebied en moet ik de lezer waarschuwen dat verder lezen gevaarlijk kan zijn voor zijn of haar (!) welbevinden.

Er zit een puist op mijn rug. Ik merk het aan een plekje bloed in mijn onderhemd, het voelt ook een beetje pijnlijk. Ik probeer de plek in de spiegel te traceren, wring mijn bovenlichaam in allerlei onmogelijke bochten, voorover en achterover buigend, haal er nog een spiegeltje bij, maar de puist blijft zich goeddeels verscholen houden. Als ik hem over mijn schouder probeer te bereiken, ontstaat er kramp in mijn bovenarm.

Wat te doen? Vroeger riep je: „Wil je even komen kijken?” Nu luistert er niemand meer. Naar de buren dan maar? Ik sta op redelijk goede voet met ze, maar ik kan toch moeilijk aanbellen en aan de buurvrouw vragen: „Wil je even naar mijn blote rug kijken?” Misschien is het een preuts soort verlegenheid en zijn er lezers die het zelfs heel spannend zouden vinden – maar mij niet gezien. Maar wat dan? Je kinderen van verre laten komen, vrienden bellen?

Naar de huisarts dan maar? Maar als die adviseert: goed schoon houden, elke dag een nieuwe pleister – wie moet dat dan doen? God helpe mij, maar Die kan ik ook al niet bereiken.


Opinie | Scheurkalender

Ik sta in de Ikje-scheurkalender van 2025, in de zomer. Zo leuk!

Het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam. Ik zie dat de arts schrikt als hij de testresultaten op zijn monitor ziet. „Soms maakt het lab weleens een foutje”, zegt hij zachtjes. Ik weet dan wel genoeg. Teruglopend naar huis, denk ik ineens: Ik zal mijn Ikje toch nog wel gaan halen?

Jan Nieuwenhuis

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]