Op het pontje vanaf Amsterdam Centraal staan twee twintigers. Allebei zijn ze in het zwart gekleed met twee identieke wijde broeken met veel zakken, schoenen met dikke plateauzolen, kettingen aan de broek en nek. Zegt de een tegen de ander: „Als ik hier nu in het water val, dan zink ik echt meteen.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Het begon met de doktersassistente van de huisartsenpraktijk die mijn dichte oor uitspoot. „Ik haal er even een arts bij,” zei ze „het lijkt wat ontstoken.” De huisarts schreef iets voor en wilde me na een week terugzien. „Ik zie iets geks” zei hij. Iets met een drempeltje, dat hoorde niet, hij kon niet zeggen wat het kon zijn, er waren enkele opties. Dus hij verwees me door.
Niet lang daarna, bij de jeugdige (ja, ze zijn allemaal jong) KNO-arts in het ziekenhuis VUMC in Amsterdam. Hij bekeek het oor, stelde een diagnose, wist meteen ook zeker dat het niets kwaadaardigs was. En ik had geluk dat het toevallig ontdekt was, want het kon wèl iets vervelends worden. Maar nu waren we op tijd en maakte hij zich geen zorgen. Een operatie zou hij wel aanraden. Want „U bent te jong om iedere drie maanden langs te komen.” Dat wil je best horen, als 67-jarige. Hij benoemde de mogelijke risico’s van een operatie, maar benadrukte dat hij zich daarom helemáál geen zorgen maakte.
Plakkers op mijn lijf
Een paar maanden later, de dag van de operatie, die onder volledige narcose een paar uur zal gaan duren. Zeven uur ’s morgens melden in VUMC. Een verpleegkundige ontvangt me in een lege gang, loopt mee naar mijn dag-bed, legt dingen uit. Hij maakt grappen, is ontspannen, we hebben lol samen, hij wenst me succes. Nee, hij is er straks niet meer, zijn uren zitten er dan wel weer op voor vandaag. Volgt de volgende vriendelijke man, die rijdt me in vlot tempo naar een andere afdeling en zaal. Daar ontfermen zich meteen twee verpleegkundigen over me. Vertellen wat ze doen. Het anesthesieteam komt erbij en stelt zich voor. Vier man/vrouw sterk. Ontspannen en vrolijk. Ze rijden me weg, ik heb het koud, krijg er een extra dekentje bij. Links klopt iemand zacht op mijn hand voor een infuus, rechts van me doet iemand plakkers her en der op mijn lijf, achter mijn hoofd staat iemand met een zuurstofkapje. De jeugdige KNO-arts komt erbij staan. Het is dan iets voor achten zie ik op een grote klok aan de muur. Hij oogt monter, straalt uit dat hij er zin in heeft. We praten even, hij vertelt het team wat hij gaat doen. Een van de anesthesisten vraagt: „Wat is de schatting, vier uur?” „Oh nee hoor,” zegt de montere, „ik ga dat fixen in maximaal drie uur.” De anesthesist verzekert mij dat ik nog niet slaap.
‘U werd heel onrustig wakker’
Iemand zegt tegen me: „Maar u bent al in het ziekenhuis, u heeft de operatie al gehad.” Ik ontken het, ik weet zeker dat het niet klopt. De vrouw zegt later: „U werd heel onrustig wakker.” Ik wilde het verband van mijn hoofd halen en zei steeds dat ik de bus moest halen, om naar het ziekenhuis te gaan. Langzaam snap ik het waar en wat. De verpleegkundigen zijn steeds dicht bij me en vragen af en toe iets aan me. Terug op de verpleegafdeling is het kwart over elf. Geen pijn, een tulband om mijn hoofd, dorst, ik krijg limonade en water, mijn vriend wordt gebeld en staat in een soort Monty Python–Bicycle-Repair-Man-flits meteen naast mijn bed. Blijkbaar ben ik nog niet helemaal helder. Een uurtje later komt de arts, nog even monter als vanochtend. Alles is zonder complicaties verlopen. Ja, er komt wat bloed onder de tulband vandaan maar dat is heel normaal. Het herstel zal vast snel gaan, we zien elkaar over een week. Verpleegkundigen doen een nieuwe, strakke band om mijn hoofd. Ik mag naar huis. Het is dan half vier ’s middags.
Thuis probeer ik te bedenken hoeveel helpende handen er om me heen waren vandaag maar ik ben de tel snel kwijt.
Tulband eraf, oor bloedt nog
De volgende dag mag de tulband eraf en het verband eronder vervangen worden. Maar dat vervangen voelt griezelig. Mijn oor bloedt nog. Ik bel met VUMC en wordt teruggebeld door wéér zo’n geweldig aardig en begrijpend iemand. Ik mag gewoon morgen even langskomen, dan doen zij het.
Een week na de operatie ben ik nog steeds vol mateloze bewondering en dankbaarheid over de medische zorg in Nederland. Mijn ingreep was niets spectaculairs, één oor, niks ernstigs, ik ben wel een oudere, maar geen kwetsbare geloof ik. En toch werd ik verzorgd door een groot aantal enorm alerte, secure, aardige mensen en talloze ongelooflijk hartelijke en geruststellende helpende handen. Terwijl er niets ergs met me aan de hand was. Het voelt als een cadeau waarvan je niet weet waaraan je het verdiende.
Hartelijk met humor
Tegen een van de verpleegkundigen zeg ik: „Ik vind dat iedereen in de zorg meer moet verdienen, te beginnen met de mensen van VUMC.” Ze lacht en zegt dat ze niet klaagt. Maar zich wel zorgen maakt om de toekomst van de zorg.
Misschien ontdek je pas hoe kostbaar en waardevol goede zorg is als je er een keer mee te maken hebt. Goede zorg betekent deskundig, alert, secuur. Goed is echter ook: hartelijk, met humor, behulpzaam, aandachtig, geruststellend. Nederlanders klagen best veel, ook over de zorg. Fora vol. Het zal vast niet altíjd allemaal goed gaan. Maar ik twijfel er eigenlijk niet aan dat mijn individuele ervaring representeert hoe geweldig het heel vaak wèl gaat. En dat is goed om even bij stil te staan.
„Wilt u een pen?”, vraagt een vrouw met een roodbruine krullenbos. Ik zit in de wachtkamer van de huisarts met een notitieboek op schoot.
Mijn pen weigert dienst. Zonder op antwoord te wachten, tovert ze een pen uit haar rieten mand tevoorschijn. „Hou maar”, zegt ze met een knipoog. Op de pen staat: leukevent.nl. Zou ze denken dat ik smacht naar een leuke vent? Ik kijk op, maar de krullen zijn net verdwenen richting de spreekkamer.
Thuis google ik de website en zie ik helder wat er staat: leuk event.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
De Nederlandse voetballiefhebber is een tragische figuur, vooral als het om ‘Oranje’ gaat. Steeds maar verlangen naar een grote internationale triomf, altijd weer die doffe teleurstelling. We moeten helemaal terug naar de jaren tachtig van de vorige eeuw om nog te weten hoe het voelt, de voldoening na een slopend toernooi.
Door al die uiteindelijk tegenvallende toernooien ben ik gehard tot een berustend scepticus. Eerst zien, dan juichen. In de Nederlandse volksziel gebeurt het omgekeerde naarmate zo’n toernooi vordert: we gaan er steeds meer in geloven. Want ‘wij’ hebben Cody, Memphis, Virgil en nu ook Bart.
Zo zongen en schreeuwden we ons zelf in slaap op weg naar de Europese titel. Wat hadden die Engelsen tot dusver nou helemaal laten zien? Niks bijzonders toch? Een finale tegen Spanje? Ach, die jongens hadden ook maar een gewone moeder gehad.
Optimisme werd zelfoverschatting. Geen krant belichaamde dat beter dan het Algemeen Dagblad. In een ludieke poging om op de Engelse tabloids (een geheime wensdroom op die redactie?) te lijken, kopte de krant aan de vooravond van de halve finale: „DIT SAAIE ENGELAND IS KANE PROBLEEM!” Onderkop: „Want vandaag is het CODE ORANJE in Dortmund.” Op de begeleidende foto zien we spits Harry Kane hulpeloos op het gras liggen, naast hem verrijst de gigantische gestalte van Cody Gakpo.
Inmiddels weten we dat Harry Kane wel degelijk een groot probleem kan zijn, vooral als hij een penalty neemt. En Cody Gakpo? Die kon juist nu boven niemand uittorenen omdat hij op het natte gras steeds onderuit gleed: hij was de Harry Kane van de foto in het AD geworden.
Achteraf zoekt de Nederlandse voetballiefhebber verongelijkt naar excuses. Waren we niet bestolen door de scheidsrechter die nooit die strafschop tegen ons (specifieker: Denzel Dumfries) had mogen geven? Waren die Engelsen niet ,,een schijtploeg’’, zoals Rafael van der Vaart als ontgoochelde voetbalanalist het uitdrukte?
Tot op zekere hoogte was dat allemaal waar. Dumfries beging geen overtreding in het strafschopgebied; dit was een van de vele VAR-beslissingen op dit toernooi die je steeds meer doen twijfelen aan het nut van deze uitvinding. En de Engelsen spelen, net als de Fransen, een voorzichtig, laf soort voetbal dat je in het topvoetbal steeds vaker ziet en dat, net als de VAR, moordend kan worden voor het voetbal als kijksport.
Maar het was helaas óók waar dat Nederland niet veel beter kon dan het liet zien. Bij vlagen aardig, bij vlagen matig. We zagen de opkomst van jonge talenten (Verbruggen, Simons, Schouten) en de onafwendbare neergang van een van de grootste talenten van het afgelopen decennium: Memphis Depay. Koeman zag zijn loyaliteit aan hem niet beloond, tegen Engeland werd Nederland pas beter nadat Depay uitviel.
Uiteindelijk miste Nederland de aanvallende klasse om het afwachtende Engeland te kunnen verslaan. Wij hadden als invaller Wout Weghorst, zij Ollie Watkins. Weghorst, een moedige, maar beperkte speler kwam nu in het stuk niet voor, Watkins scoorde op de valreep een briljant doelpunt. Ik kon ermee leven. Want ik zag de zenuwslopende penalty’s na de verlenging al aankomen. Deze Nederlandse voetballiefhebber wist wat hem te wachten stond.
In die libi zijn er dagelijks van die momenten dat ik bij mezelf denk, ‘libi is echt gek, man.’ Vaak besef ik dit met een lach, want het is zo gek, en zo miraculeus dat het op een manier belachelijk is. De mate waarin minuscule details in de grote lijnen bepalend zijn, of hoe synchroniciteit in het leven opspeelt bijvoorbeeld. Alles gebeurt met een reden, alleen zweeft die reden soms net iets boven ons begrip. Hoe het Nederlands elftal eergisteren werd genakt door de Engelsen bevatte in mijn ogen zoveel inzicht van hoe dingen gaan in die libi. Maar zoals wijlen Johan Cruijff het altijd zo mooi zei: je ziet het pas als je het doorhebt.
Een andere professor aan de Smibanese University die persoonlijk weinig met voetbal heeft, koos ervoor om dit EK vanaf het begin te volgen om te kijken what it’s all about. Alle keren dat ik hem middels voetbal verhalen op metaforische wijze iets uit heb gelegd wekte bij hem de interesse naar het spel. Zelf kan ik met name als het over business gaat bijna alles vertalen naar lessen die ik middels voetbal heb geleerd. Voor de wedstrijd van woensdag sprak ik hem, en vertelde hij wat hem op was gevallen in gesprekken voorafgaand aan de wedstrijd. Het terugkerend antwoord wat hij van letterlijk iedereen kreeg wanneer-ie vroeg naar mensen hun voorspelling: de bal is rond.
Dat de bal rond is kan een ieder zien, maar wat ten grondslag ligt aan deze uitspraak gaat velen de pet te boven. Zowel in voetbal, als in die libi in het algemeen is alles mogelijk, en wanneer je wenst dat iets gaat zoals je wil dicteert moet je je overgeven aan dit geloof. Hoe de wedstrijd ook ten einde kwam is in mijn ogen zo treffend voor dit idee. Zo treffend dat het voor mij persoonlijk de pijn verzachtte op het moment supreme zelf. Dat Ollie Watkins, een spits die letterlijk het gehele toernooi geen seconde heeft meegespeeld, een doelpunt scoort na 89 minuten en 59 seconden? Ik begin weer te lachen hoe ik dit schrijf, man. Als een boer met kiespijn.
Overall kunnen we trots zijn op hoe die mannen hebben gestreden dit toernooi. Blijkbaar zat er niet meer in. Op voorhand was er veel te zeggen over de kansen van dit Nederlands elftal, maar uiteindelijk moet het blijken binnen de 90 minuten. De boys hebben gedaan wat ze konden, en meer dan dat kan je ook niet doen. Ze hebben gevochten als leeuwen, dus shout out naar hun voor dat. En ja, kritiek zal er altijd zijn, maar dat is makkelijk als je vanaf de zijlijn praat. Uiteindelijk verdiende we het simpelweg niet. Er mistte in mijn ogen een tikkeltje bravoure. Dat de Engelse tegen het einde twee aanvallende wissels doen, en het precies die twee zijn die de goal opzetten is eerder een vertoning van lef dan iets anders. De aanval is de beste verdediging zegt men.
In het post-interview met doelpuntenmaker Watkins zwoer hij op z’n leven en die van ze kinderen dat hij voor de wedstrijd met de andere invaller sprak, en hem zei dat ze er beiden in zouden komen, en hij vanuit zijn opzet een doelpunt zou maken. Zo gezegd, zo gedaan, want ook dat is zo in dit leven: je geschiedt naar je geloof. Het is heel makkelijk om te denken dat dit toeval is, maar echt waar, open je ogen voor de magie van het leven. Want als je dat doet? Leef je binnen het spectrum van alle mogelijkheden. De bal is rond, dacht iedereen ook maar zo over het leven zelf.
Prof. Soortkill is oprichter van Smib Worldwide, een creatieve organisatie uit de Bijlmer. En van de Smibanese University, waarvoor hij het Smibanese woordenboek 2.0 publiceerde (in 2020 genomineerd voor Taalboekenprijs) en onlangs Smibologie. Each one, teach one.
„Hoelang ben jij al fan?” vroeg ze, terwijl onze benen tegen elkaar aan plakten, zittend op de vloer van de Arena. We hadden net vriendschapsarmbandjes uitgewisseld. „Sinds mijn veertiende ongeveer, vanaf ‘Love Story’ (haar eerste hit)”, antwoordde ik. Het bleef even stil en toen zei ze „O, sinds voor mijn geboorte dus”. Een nog-net-geen-dertiger en een zestienjarige zij aan zij bij The Eras Tour. Ik moest even slikken en voelde een glimlach opkomen. Niet alleen haar eigen Eras, maar ook verschillende Eras aan fans vinden elkaar dankzij Taylor Swift.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Jonge lezers van Donald Duck, Nederlands grootste stripblad, hebben vijf (eigenlijk zes) nieuwe stripfiguren bedacht die de nieuwe buur van Donald Duck kunnen worden. En lezers van het blad – of eigenlijk alle Nederlanders – mogen nu stemmen wie van deze vijf de nieuwe buur wordt van Disney’s stripeend. Woensdag zijn de nieuwe-buurkandidaten bekend gemaakt en is het digitale stembureau voor een week geopend op donaldduck.nl/nieuwebuur.
De redactie van het ‘vrolijk weekblad’ heeft de Duck-zoekt-buur-actie op touw gezet om te vieren dat Donald Duck als stripfiguur dit jaar 90 jaar bestaat. „Het is voor het eerst dat we lezers vragen om een nieuwe stripfiguur te ontwerpen”, vertelt Donald Duck-hoofdredacteur Ferdi Felderhof. „Het is onze bedoeling om Duckstad diverser te maken. Niet alleen wat kleur betreft, maar ook wat verschillende personages, verschillende types betreft. Bewoners van Duckstad zijn van oudsher vaak sterke mannelijke types, dat mag wel wat moderner. Deze actie is voor ons ook een moment om te horen wat lezers verwachten in Donald Duck-strips. De respons was enorm, met 7.400 inzendingen.”
Donald Duck verscheen voor het eerst als bijfiguur in een Disney-tekenfilm The Little Wise Hen uit 1934.
Hij was een luiwammes bij zijn debuut, maar werd al gauw de opvliegende tekenfilmeend die erg geliefd werd in de VS en daarbuiten.
In de Donald Duck-strips van tegenwoordig worden meer de zachtere kanten van de woerd benadrukt. Donald is daarin vooral een pechvogel, op zoek naar werk, en de bezorgde opvoeder van zijn neefjes Kwik, Kwek en Kwak. Duckstrips zijn vooral in Europa en met name in Nederland erg populair; veel van de Donald Duck-strips worden tegenwoordig in Nederland getekend.
Ook al is Donald Duck de laatste jaren een minder opvliegend Hollands kwakertje geworden, hij kan nog steeds enorm woedend worden. Vooral in ruzies over de heg met zijn buurman Bertus Bolderbast. Dat werd zo erg, lazen we eerder dit jaar in weekblad Donald Duck, dat zijn buren aan de andere kant verhuizen wilden, vanwege alle overlast. Zodoende kwam er een huis vrij aan de Kwaaklaan 11 in Duckstad, aldus het blad.
Uit de duizenden nieuwe-buur-inzendingen koos de redactie de afgelopen weken vijf figuren. Die zijn door Nederlandse Duck-tekenaars uitgewerkt. De vijf uitverkoren inzenders waren afgelopen week op de redactie om dat mee te maken, toonde het Jeugdjournaal op 5 juli.
De nieuwe buur-stripfiguur die de meeste stemmen heeft na 17 juli, wordt Donalds nieuwe buur. Die zal vanaf september regelmatig in de stripverhalen voorkomen, vertelt Felderhof. Bolderbast blijft overigens aan de andere kant van Donald en de neefjes wonen.
In feite treden de jonge inzenders in de voetsporen van de beroemde Amerikaanse Duck-tekenaar Carl Barks (1901-2000). Hij was het die voor Disney de tekenfilmfiguur Donald Duck een echt stripleven gaf: hij bedacht niet alleen Duckstad, ook veel van de bewoners die nu beroemd zijn komen uit zijn tekenpen. Zoals Dagobert Duck, Kwik, Kwek en Kwak, Willie Wortel, Guus Geluk en de Zware Jongens.
De nieuwe buur wordt dus een nieuwe vaste bewoner van Duckstad. Maar ook andere figuren kunnen nog in nieuwe Duck-verhalen opduiken, want, zoals Donald Duck-hoofdredacteur Felderhof zegt: „Onze lezers hebben met deze inzendingen laten weten over wat voor soort figuren ze graag strips lezen in deze moderne tijd, en daar gaan we zeker naar luisteren.”
De muziek van de nu 83-jarige zangeres Joan Baez leerde ik pas halverwege de jaren zestig kennen toen mijn vriendin, en latere vrouw, haar platen voor mij draaide. Ze voegde er ook nog een jonge zanger aan toe, een zekere Bob Dylan. Het was folkmuziek, ik hield meer van het ruigere werk. Baez had wel een mooie stem, vond ik, maar ze klonk ook een beetje zalvend, Dylan had tenminste nog iets grimmigs.
Maar smaken verschillen niet alleen, ze veranderen ook. Het vroege werk van Baez en Dylan begon ik later steeds meer te waarderen en als ik er nu naar luister, krijg ik er nog steeds kippenvel van, vooral bij die schitterende sopraan van Baez wanneer ze nummers zingt als There But For Fortune en It Ain’t Me Babe. Daar kan Taylor Swift met haar vrij gewone stem nog een puntje aan zuigen, als Swift-fans het mij zouden vragen – wat ze uiteraard nooit zullen doen.
Toch worden Baez en Swift wel eens in één adem genoemd. En niet ten onrechte want ook al zijn de verschillen tussen hen groot, er zijn ook overeenkomsten, zoals de muziekcriticus Geoffrey Himes constateerde. Ze waren beiden pas 18 jaar toen ze een zekere faam kregen – teenagers met een akoestische gitaar die net van school kwamen. Later werden ze wereldberoemd en kregen ze befaamde minnaars (Baez met Dylan en Steve Jobs), Swift (met Jake Gyllenhaal en Harry Styles). Er is ook een parallel in politieke voorkeur: Baez was mensenrechtactiviste en links-liberaal, Swift neigt ook naar de Democratische Partij.
In 2015 was Baez samen met de actrice Julia Roberts surprise guest op een concert van Swift in Californië, die een dag later twitterde: „My heroes. What an honor.”
Over Baez draait nu in de Nederlandse bioscopen een indrukwekkende documentaire: I Am a Noise. De film bevat veel onbekend materiaal en Baez toont zich buitengewoon openhartig, als iemand die in het zicht van de dood niet langer behoefte heeft over haar geheimen te zwijgen. Ze vertelt over haar depressieve perioden en het mogelijke verband met seksueel misbruik van haar en haar zus in haar jeugd door hun vader. Dat blijft in de film een nogal schimmige kwestie waarin ook een psychotherapeut een onduidelijke rol speelt.
Ook voor Dylan is in de beleving van Baez geen onberispelijke rol weggelegd, behalve dan als begenadigd singer-songwriter. Zij hielp hem als artiest te paard en ze kregen een relatie, maar hij liet haar in 1965 op tournee in Engeland, waar hij bekender was dan zij, barsten. Ze was opeens „niet meer dan een vriend”, zei hij tegen de pers. „Dylan broke my heart’’, zegt ze in de film. In een interview vertelde ze: „Die hele tournee was de slechtste ervaring van mijn leven: mijn lief verklootte mijn carrière en bovendien kwam ik erachter dat hij ook nog een andere vrouw liefhad.” Dat was Sara Lownds met wie hij vier kinderen kreeg.
Min indruk is dat die twee ervaringen – met haar vader en met Dylan – bepalend zijn geweest voor haar leven. Ze begint er in elk interview weer over. Ze verwijt die twee mannen veel, maar ze blijft tegelijk met een zekere genegenheid en vergevensgezindheid over hen praten. Ze was niet geschikt voor een een-op-een-relatie, vindt ze achteraf, de beste relatie had ze met haar publiek.