Pleidooi voor de bermeend. In plaats van de nijlgans

Auto’s, scooters en fatbikes razen langs, maar ze stappen er onbevreesd rond. Nijlganzen (Alopochen aegyptiaca) hebben de wegberm als hun domein ontdekt. Sinds ik erop let, zie ik overal nijlganzen op groenstroken langs fietspaden, tussen tramrails, op kruispunten en langs op- en afritten. Ze nemen genoegen met een paar meter gras, midden in de stad of in buitenwijken. Zelfs ’s nachts grazen ze er – eenlingen, koppels maar ook in gezinsverband. Het is een biotoop dat vrijwel alle andere vogels onbenut laten, en weer een meesterzet van deze van oorsprong Afrikaanse watervogel. Extreem vroeg broeden (vaak al voor de jaarwisseling), meerdere legsels en hoog in (holle) bomen en op daken nestelen (veilig voor grondroofdieren) hebben ook bijgedragen aan zijn succes. Wat in 1967 in Den Haag begon met het eerste succesvolle broedgeval van een paartje ontsnapte en verwilderde parkvogels, groeide uit tot een populatie die momenteel aan het eind van het broedseizoen oploopt tot 50.000 exemplaren.

Nederland is een heus nijlganzenreservoir. Een in het Vondelpark geboren en geringde nijlgans stichtte nabij Londen een gezin, en een vogel uit het Sonsbeekpark in Arnhem deed dat in Duitsland.

Zo waaiert de groeiende Nederlandse populatie uit. In Spanje staan de nijlganzen al bijna voor de Straat van Gibraltar, klaar om uiteindelijk contact te maken met hun Afrikaanse roots.

Het succes van deze nieuwkomer staat lijnrecht tegenover het negatieve imago dat aan deze prachtige vogel kleeft.

Na meer dan een halve eeuw is de nijlgans in onze avifauna geïntegreerd en is het daarom tijd voor een rebranding, een nieuwe naam en identiteit, waarbij gelijk een kapitale fout hersteld kan worden: het is geen gans. Niet elke grote eend is immers een gans en niet elke kleine gans is een eend. Behalve dat er subtiele verschillen zijn in gedrag, en overkoepelende kenmerken zoals zwemvliezen, is een keihard onderscheid tussen ganzen en eenden te vinden in het skelet. De Belgische ornitholoog René Verheyen (1907-1961) knobbelde dat botje bij botje uit: bij 17 halswervels of meer is het een gans, bij 16 of minder is het een eend. De nijlgans heeft er 16 en is dus een eend.

En dan de Nijl, daar moeten we ook van af. Die rivier in de naam versterkt het negatieve exotenimago en vormt bovendien slechts een onbeduidend sliertje in zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied in Afrika dat zich voornamelijk ten zuiden van de Sahara bevindt. Er leven tegenwoordig veel meer nijlganzen in de Rijndelta dan langs de 6.650 kilometer lange Nijl.

Daarom roep ik op tot een officiële naamswijziging – een Nederlandse naam die recht doet aan de diersystematiek en het typische leefgebied van de vogel in de Lage Landen: weg met de nijlgans, leve de bermeend!

Kees Moeliker is bioloog en directeur van het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam. Op 7 augustus verschijnt zijn boek ‘De kikkerkamasutra’ met zijn verhalen over dode dieren, bizar gedrag en meer natuurgenot bij uitgeverij Prometheus.


Opinie | Snuffelen

Zoals gewoonlijk liepen mijn vrouw en ik met onze twee honden ons laatste avondrondje. Noud, onze Friese Stabij, is een reu en werd bij het snuffelen opeens erg opgewonden. We zagen toen een jonge jongen met een hond en vroegen hem of zijn hond soms een teefje was. Nee, zei hij, het is een labrador.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Hamburg krijgt meer duivenhotels

Alles wat duiven niet mogen ín het hoofdstation van Hamburg (gevoerd worden, poepen) mogen ze wel óp het station. Want sinds acht jaar staat op het dak van Hamburg Hauptbahnhof een duivenhotel. Daar krijgen dagelijks zo’n achthonderd stadsduiven eten. Ze mogen er rustig poepen. Nestelen ook. Er zijn tweehonderd nestkastjes. Alleen ruilen vrijwilligers er hun eieren om voor amper van echt te onderscheiden gipseieren, zodat de duiven zich niet voortplanten.

Deze stadsduivenoverlast-aanpak is zo’n succes, schrijft het Duitse blad Der Spiegel, dat er nu meer duivenhotels in Hamburg bij gaan komen. Twintig vrijwilligers van de vereniging Hamburger Stadttauben maken om beurten het hotel dagelijks schoon, vertelt Claudia Voss van die vereniging in het blad. Die vereniging nam ook het initiatief voor het duivenhotel en de Duitse spoorwegen betalen mee.

De duiven krijgen gezond voer, om te voorkomen dat ze op straat of in het station afval gaan eten. Dat afval, zoals friet-, curryworst- en pizzaresten, bezorgt de duiven namelijk diarree. Vervelend voor de duiven – en die dunne poep is ook nog moeilijker te verwijderen. Door goed voer krijgen de duiven vastere, makkelijker te verwijderen poep. Ook in andere Duitse steden, zoals Bremen, Guntersblum en Schweinfurt zijn duivenhotels. In Nederland wordt in Gouda duivenoverlast op een vergelijkbare manier, met duiventillen, aangepakt. Een Rotterdamse til sloot onlangs.

Op Nederlandse stations heeft de NS een gespecialiseerd bedrijf ingezet dat per station maatregelen adviseert, zoals weren en netten. Op station Utrecht werden drie jaar geleden 36 verwilderde duiven door ‘cervicale dislocatie geëuthanaseerd’ – dat wil zeggen: de vogels werd de nek omgedraaid. Na vragen van de lokale Partij van de Dieren meldde de NS toen dat ze open staan voor een alternatieve ‘integrale aanpak’ in samenwerking met anderen. Dat is nog steeds zo, meldt de NS nu desgevraagd. Voorbeelden als het Hamburgse duivenhotel „kent NS in Nederland niet, maar het is zeker interessant” aldus een woordvoerder. Maar daarbij is „lokale wil en inzet” nodig.


Opinie | Zomerparfum

Bij de ‘eindborrel’ van het werk vanwege de vakantie, vang ik het gesprekje op tussen twee collega’s die bij de barbecue staan.

„Wat ruik je lekker, wat heb je op?”

„Friet.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Kinderburgemeester

Vorige week arriveerde ik bij onze via een huizensite gehuurde Italiaanse vakantievilla met zwembad. Die lag volgens die site op een idyllisch landgoed aan zee. Het eerste wat ik aan de eigenaar vroeg was of ik zijn fototoestel kon kopen. Of liever nog zijn groothoeklens. In Nederland zijn er gewiekste makelaars die het bont maken op Funda, maar deze Italiaanse Pipo slaat werkelijk alles. Op de foto’s leek het zwembad een vijftig meter lang wedstrijdbad, waarin Pieter van den Hoogenband in zijn jonge jaren wel een paar recordjes kon breken. Het is echter een doopvont voor te vroeg geboren lilliputters en past amper in het benauwde vinextuintje. En het zeezicht? Dat ligt achter een saaie heg. Als je op een wankel laddertje gaat staan dan zie je inderdaad de zee.

En de rest van het huis? Totaal ruk. De luiken in de slaapkamer kunnen niet dicht zodat de zon je ’s morgens om 6 uur je bed uit fikt, de kreunende en steunende tafelventilator is de beloofde airco voor het gehele pand en die lukt het niet om de penetrante geur van dooie muizen te verdrijven. En omdat we gezegd hadden dat we met zijn tweeën kwamen, heeft de eigenaar heel efficiënt twee messen, twee vorken, twee lepels, twee borden en twee glazen klaargezet. Oh ja, de buren hebben hondjes. Een stuk of zes enthousiaste keffertjes, die 24 uur aan één stuk blaffen. De buren zelf kunnen daar duidelijk niet tegen, dus die zorgen dat ze niet thuis zijn. De hondjes zijn er wel. En ze missen de baasjes heel erg. Als ze niet blaffen dan janken ze ontroostbaar. Kortom: ik leef twee weken in een zachte hel.

Alle sirenes moeten na zo’n bericht toch tegelijk gaan loeien in ons land?

Of u mij binnenkort als een boze boomer bij de Max Vakantieman ziet klagen? Nee hoor. Ik ben een man met heel veel mazzel in zijn leven en neem mijn verlies ruiterlijk. Met een glimlach zelfs. Het huisje gebruiken we deze weken alleen om een paar uurtjes te tukken en verder mijden we het als de corona, de mazelen, de kinkhoest en het levensgevaarlijke zeeschuim.

We zitten elke ochtend heel vroeg op het strand en blijven daar tot de lokale eettentjes ’s nachts sluiten. Bij bijna allemaal hebben we al gegeten. Oma kookt de sterren uit de pannen, de rest van de familie obert en schenkt de lekkerste wijnen uit de streek. Ik heb samen met mijn vrouw en een flinke stapel boeken een absolute topvakantie.

Ondertussen volg ik aan dat Adriatische strandje de wereld. Zoals de zwaar gestoorde aanhang van Donald Trump, die allemaal met lapjes op hun oor lopen waarop fight staat geschreven. Maar ik merk ook dat Joe Biden opeens redelijk uit zijn woorden komt. En de Olympische Spelen zijn begonnen. Spionerende drones, een geschorste paardenmepper, een bijna 24 uur durend voetbalpotje tussen Marokko en de Argentijnen, een vieze Nederlandse beachvolleyballer die ooit aan een kind heeft gezeten en niet in het olympisch dorp slaapt. Waar wel? De ballenbak van IKEA? Kortom: misschien gaan ze ook nog sporten.

Maar het vrolijkst werd ik deze week van het verhaal over de kinderburgemeester van Rotterdam, die na de zomer niet terugkeert. Want? Te duur. Het speelgoedbaantje was begroot op 2.500 en bleek uiteindelijk 172.000 euro te kosten. Waarom? En nu goed opletten: er moest schoolmaatschappelijk werk worden ingekocht voor de begeleiding van de kinderburgemeester. Daarbij werd de functie steeds breder, dus was er ook een projectteam nodig. Toen ik dit las werd ik gek van geluk. 172.000 euro voor schoolmaatschappelijk werk voor een kinderburgemeester. Alle sirenes moeten na zo’n bericht toch tegelijk gaan loeien in ons land?

Opeens begrijp ik techmiljardair Robert Vis, die heeft besloten om ons land zijn rijke rug toe te keren. Na dit krankzinnige kinderburgemeestersnieuws doe ik graag met hem mee. Maar om nou hiervoor in Italië in dat vieze huisje naast die vissenkom te blijven? Ik maak er maar een ludieke actie van. Ik kom terug, maar draag voorlopig wel een verbandje op mijn oor. Met daarop maar een tip voor iedereen: flight!


Opinie | John Mayall

Bluesfenomeen John Mayall, de tachtig ruim gepasseerd, zou die avond optreden in het Paard van Troje in Den Haag. Ja, er waren nog kaarten, meldde de kassamedewerker door de telefoon. Snel er naartoe om ze op te halen. „Wat een geluk dat er nog tickets zijn”, zeg ik tegen de zwaar getatoeëerde man achter het loket. Hij buigt voorover en zegt in zijn beste ‘Kees-van-Kooten-Haags’: „Ach mijnheer. De eerlijkheid gebiedt natuurlijk te zeggen dat veel van zijn fans al niet meer leven.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Toeval, of valt het je toe?

Beste lezer! Ik neem aan dat jij het volgende ook ’s hebt meegemaakt. Je bent aan het wandelen van A naar B op een voor de hand liggende route, maar iets in je zegt je om deze ene keer een andere route te nemen. Eenmaal op die route loop je iemand tegen het lijf die je al van plan was te checken, of voor wat voor andere reden dan ook op korte termijn zou moeten contacten. Of soms is het iets wat je al een tijdje zocht, en dat je opeens in een etalage of iets dergelijks ziet liggen. Of van die momenten dat je aan iemand dacht, en misschien een minuut later een belletje van diegene krijgt. Toevalligheden komen we in allerlei vormen tegen in die libi. Maar is dat wel toeval?

Voorheen vond ik het zo gek als zoiets me overkwam dat ik echt verwonderd was door zo’n gebeurtenis, verwonderd door het toeval wat zo’n moment in zich had. Vanaf het moment dat ik met een smibologische blik door het leven ging begon ik zulke momenten helderder te zien voor wat ze waren. Want wat is toeval eigenlijk? Als je het woord onderzoekt kom je al snel termen tegen als onvoorzien, ongewild en onberekend, kortom allemaal termen die je zou kunnen categoriseren onder de noemer onbedoeld. Maar wat als je toeval wegplukt uit je beredenering?

Wat ik zelf ben gaan inzien is dat door zulke toevalligheden niet af te doen als „toeval”, maar als „blijkbaar moet het zo gaan”, het leven veel meer sense maakt. En niet zozeer dat ik meteen rationeel kan verklaren waarom wat gebeurt. ’t Is meer een soort gevoelsmatige, intuïtieve overtuiging waaruit een andere soort logica voortvloeit. Een logica waar ik niet op kom door te denken, maar simpelweg van weet dat het zo is. Een logica waar je in moet geloven om het te kunnen begrijpen. Een logica die het rationele ontstijgt. Niet omdat we iets niet als feitelijk kunnen bewijzen, of rationeel kunnen onderbouwen is het niet logisch. Vandaar dat ik ben gaan leven volgens mijn eigen smibologische leer. Sinds ik namelijk zo ben gaan denken zie ik toeval eerder als „dit moest gebeuren”, en in het nadenken over de waarom groeide mijn begrip van zulke momenten.

Laatst zag ik op TikTok (wanneer niet) een filmpje van schrijfster Caroline Myss, die het had over wat je zal ervaren wanneer je meer in lijn leeft met je intuïtie. Ze vertelde dat je meer synchroniciteit zal ervaren, alsof je een puzzel zonder effort van een mens tot volledigheid ziet komen. Wij van de Smibanese University benadrukken vaker dat je in de magie van het leven moet geloven, en ook dit is weer een pleidooi. Magic is all around us. You just gotta see it for what it is.

Wanneer je stopt met shit labelen als toeval zie je de momenten waarin het zich voordoet scherper voor wat ze zijn. Je stelt je lens als het ware scherper voor de magie van die libi. Het is alsof je een zwart-witlens, de lens die alleen feiten en fictie van elkaar onderscheidt, vervangt met een ongefilterde lens, een lens die alle kleuren die ons zicht ons biedt in beeld brengt. Toneelacteur Sabri Saad El Hamus zei ooit is in een programma waar hij te gast was dat toeval niet bestaat, maar shit je soms simpelweg toe valt. Zelf ren ik sindsdien met die verklaring. Toevalligheid zijn de momenten in die libi waarop dingen jou kant toe vallen. Het waarom is verborgen in je onderbewustzijn.

Follow the leader: je intuïtie.

Prof. Soortkill is oprichter van Smib Worldwide, een creatieve organisatie uit de Bijlmer. En van de Smibanese University, waarvoor hij het Smibanese woordenboek 2.0 publiceerde (in 2020 genomineerd voor Taalboekenprijs) en onlangs Smibologie. Each one, teach one.


Column | Iets met een tentzeil

Mijn vriendin Esther schenkt me als verjaarscadeau een inschrijving voor een wildpluk-excursie voor twee personen. „Ik zag de aankondiging en ik dacht meteen aan jou!” zegt ze. „Wist je dat er ook paddenstoelen in de lente groeien?”

Ja, dat weet ik. Ik weet ook precies wat ons te wachten staat: twee uur achter een vrouw aansjokken die ons op daslook, kleefkruid en zevenblad laat kauwen en ons aanspoort levende mieren te eten die zogenaamd naar sinaasappel smaken. Na afloop krijgen we een beker brandnetelthee onder een tentzeil.

„Er is een sterven dat erger is dan de dood”, noteerde Ernst Jünger in zijn dagboek. „Dat is het sterven van een liefde. Het komt door de duistere straling die wij uitzenden. De bloesems gaan zacht voor ons dicht.”

Jarenlang heb ik aan stijldansen gedaan, aan gitaarspelen en voetreflexologie. En nu kan ik geen quickstep meer dansen, geen akkoord meer aanslaan, geen drukpunt meer vinden. Twintig jaar geleden las ik alles wat los en vast zat over wat toen nog heette, ‘interseksualiteit’. Nu wil ik er geen woord meer over horen. Zend ik zoveel duistere straling uit? Verzuur ik? Sterf ik af? Ga ik dood?

„Nou, wat leuk”, zeg ik.

Esther begint zich direct te verkneukelen en te verheugen, iets waar ze erg goed in is.

Een maand later leidt de routenavigatie ons naar een smal strookje tussen een snelweg en een nieuwbouwwijk. Een vrouw tikt op het raampje. „Wil je je auto dáár zetten? Even indraaien, achteruit, een gratis lesje achteruit inparkeren, ha ha ha!” Met noodlottige zekerheid weet ik dat dit de wildplukvrouw, is. Even later lopen we achter haar het bos in. Gehoorzaam stoppen we brandnetels, kleefkruid en daslook in onze mond. Nu de mieren nog. Ja hoor, daar heb je ze al.

„Wie heeft er een beetje lef in zijn donder?” roept de plukvrouw.

Terwijl de groep zich griezelend rond de mierenstroom verdringt, blijf ik terzijde staan, naast een opvallend knappe jongeman.

„Geen mieren eten?” vraag ik.

„Mijn geloof verbiedt mij het eten van levende wezens”, zegt hij.

Ik vrolijk meteen op. „Welk geloof?”

„Het geloof in God.”

„Naar welke kerk ga je?”

„Ik heb een film op Netflix gezien over Mozes. Dat herkende ik, die struggle.”

„Je lijkt ook wel een beetje op Johannes de Doper”, zei ik. „Maar die at sprinkhanen.” Hij kijkt me behoedzaam aan. „Dat zijn stukjes uit het nieuwe deel van de bijbel. Ik heb nog niet alles gelezen.”

In de auto geniet Esther nog na. „Enig was het”, zegt ze. „Ik heb zo veel geleerd.”

„Ik heb nog wel wat boeken over wildplukken voor je”, zeg ik. „Ben je toevallig ook geïnteresseerd in voetreflexologie en kruissteekjes borduren?’”

Verrast kijkt ze opzij. „Dat is toch zo gek. Ik heb jarenlang merklappen geborduurd. Ik ging naar merklaptentoonstellingen. En van het ene moment op het andere was het voorbij. Ik kan geen merklap meer zien.”

Ik ben nog niet dood. Ik wil alleen geen kleefkruid meer eten. En zeker niet onder een tentzeil.

Nicolien Mizee is schrijver en vervangt Frits Abrahams tijdens zijn vakantie.


Opinie | Vakantie-ellende

Bij mijn vriendin is ingebroken terwijl ze op vakantie is. Ze appt me dat ze eerder naar huis komt, omdat ze met haar gedachte steeds bij de inbraak is. Ik deel haar boosheid en verdriet en app dat ik ook iets te melden heb: ik hoorde een raar geluid in de hal. Als ik ga kijken komt er rook uit de kast: de kruimeldief staat in lichterlaaie. Mijn vriendin appt terug: Hoe is-ie binnengekomen? Heeft hij de voordeur geforceerd?

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


‘School’s Out’ en meer schoolhatersliedjes in rock en pop: ‘Hurra, hurra die Schule brennt!’

Het schooljaar is afgelopen en mijn zoon is blijven zitten. Dat is volgens hem de schuld van de leraren die hem te lage cijfers gaven. Hij is fel anti-school en ik kan hem geen ongelijk geven. Ik herinner me vooral gekmakende verveling en het onredelijke beleid van de schoolleiding. Zo mocht ik niet eens mijn rat Fretz mee naar school nemen.

Rock & roll, van oudsher de muziek van tienerrebellie, heeft heel wat anti-schoolsongs voortgebracht. Protestzangeres Els Molenaar zong in 1967: „Gezakt of geslaagd, het kan me niks meer bommen/ zonder dat papiertje zal ik ook wel verder kommen.”

Herman Brood en Sjef van Oekel volgden eind jaren zeventig met: „Nee ik wil nooit terug naar die rotschool/ Lekker swingen in de disco/ Worteltrekken in de peepshow.’’

Protestliederen tegen het onderwijs zijn ook vaak antiburgerlijk. De boodschap is dan: school leidt je op tot afgestompte loonslaaf. Met een verwijzing naar de wet op het voortgezet onderwijs dichtte Brood: „Ze krijgen mij niet gek met die mammoetwet/ Als een vleeskroket in een torenflat.”

‘Hurra hurra, die Schule brennt!’

Het bekendste schoolhaterslied is ‘Another Brick in The Wall’ van Pink Floyd. Als een opgedreunde les zing een kinderkoor: „We hebben geen onderwijs nodig, we willen geen gedachtenpolitie. Geen duister sarcasme in het klaslokaal. Meester, laat ons kinderen gaan”. In de video is de school een gehaktmolen waar de leraar kinderen in propt. De latere filmversie eindigt met een leerlingenopstand waarbij de school in vlammen opgaat.

Schoolbankjeshoes: ‘School’s Out’ van Alice Cooper (1973)

Die fantasie om de school in de brand te steken of op te blazen komt vaker voor. De Duitse punkband Extrabreit zingt: „Das ist geil, dast ist geil! Hurra hurra, die Schule brennt!” Mooi sfeerbeeld in het laatste couplet: „De kleine meisjes uit de voorstad staan dicht bij het vuur, tot de zon ondergaat. De brandweer heeft het zwaar, de wind draait.”

Ouderwetse schoolbank-hoes

In ‘School’s Out’ van Alice Cooper viert de rockzanger het begin van de schoolvakantie: „Geen potloden meer, geen boeken, geen leraren meer, geen vuile blikken”. Het album heeft een geweldige hoes: een ouderwetse schoolbank met uitvouwbare pootjes. Wie het tafelblad openklapt treft de elpee aan met een echte meisjesonderbroek eromheen. Tweedehands is de originele hoes nog wel te vinden maar altijd met de disclaimer: „onderbroek ontbreekt”.

Het hoesontwerp had Alice Cooper gejat van de groep Hotlegs. Twee jaar eerder kwam die band met School Stinks. Hun schoolbank bevatte echter geen pootjes en geen onderbroek. Het werd dan ook een flop. De band ging verder als 10CC en werd alsnog beroemd.

The Miseducation of Lauryn Hill (1998)

De gedachte dat school een oord is van conformisme en indoctrinatie komt terug in de hiphopklassieker The Miseducation of Lauryn Hill – ook een hoes met een bekraste schoolbank.

De titel verwijst naar een boek van Carter Woodson uit 1933 over hoe zwarte kinderen op school onderdanigheid wordt onderwezen. Tegelijkertijd leren witte kinderen dat ze meesters zijn.

Ook schoolhaat is een privilege

Overigens zijn in de zwarte muziekgenres, hiphop, R&B, beduidend minder anti-school-tracks te vinden. Vaker wijzen de artiesten juist op het belang van goed onderwijs. ‘Play It Cool, Stay In School’ zong Motown-zangeres Brenda Holloway. Ook funkpionier James Brown voerde actie tegen voortijdig schoolverlaten: ‘Don’t be a Dropout’. Zelf werd hij van de lagere school gestuurd wegens het dragen van armoedige kleding. Ook schoolhaat is een privilege.

In de lyriek van The Miseducation of Lauryn Hill speelt school trouwens een geringe rol. Ze zingt weliswaar: „Sinds mijn conceptie ken ik de missie: bevrijd de mensen van deze misleiding”. Maar verder zingt ze vooral over de liefde, dat je nooit ‘de vrouw van’ moet worden. Plooi je niet naar hoe de anderen willen dat je bent – de man, de baas, de witte man. Onderwijs jezelf, en vind je eigen bestemming.

Beluister de genoemde nummers via deze Spotify-speellijst:

Schoolbankjesplatenhoes die Cooper stal: Hotlegs Thinks: School Stinks (1971)