Column | In de rij bij de gevonden voorwerpen op Schiphol hadden we na de eerste vraag al verloren

Frida van Roosmalen (3) had op Schiphol onze iPad weggemaakt, ik stond twee dagen later in de rij voor Lost & Found in een kelder op Schiphol. De afdeling gevonden voorwerpen had online een professionele indruk op me gemaakt, in de praktijk was het meer lost dan found.

Een loket, bemenst door één persoon, voor haar een lange rij. Het was onduidelijk wie er het eerst geïrriteerd en ongeduldig was, maar uiteindelijk stond iedereen hier niet als de beste versie van zichzelf. Lucie van Roosmalen (9) en ik begonnen vrolijk, we associeerden Schiphol toen nog met vakantie, maar werden al snel mee naar beneden gezogen.

Vooraan een jongen in een gewatteerde Lacoste-jas. Wat hij kwijt was bleef onduidelijk, maar het was wel gevonden! Maar waar was het heen gebracht? Er werd naar diverse locaties op Schiphol gebeld, leuk om te merken dat Schiphol-medewerkers elkaar ook in de wacht zetten. Toen uiteindelijk bij het juiste loket niet werd opgenomen, adviseerde ze de jongen om de volgende dag terug te komen.

Hij: „Dat zei uw collega gisteren ook.”

De vrouw, onbewogen: „En nu doe ik het weer.”

Ze knikte naar de rij, er waren er nog meer, iedere minuut die hij pakte kwam er bij ons bij.

Naast de rij meldde zich een man met een ‘vraag van vijf seconden’, hij had met zijn mobiel het gesprek gefilmd dat hij een dag eerder aan dezelfde balie had. Zijn verloren jas zou vandaag bij dit loket zijn, hij wilde graag een positieve bevestiging voordat hij uren in de rij ging staan. De Schiphol-medewerker bekeek het filmpje, wilde de kwestie opzoeken in computer, maar er kwam protest van de vrouw achter ons. Een Amerikaanse, het was onduidelijk wat haar ooit was aangedaan, maar ze loeide dat ze zich door niemand meer iets liet vertellen. De man trapte tegen de balie, hij sloot achteraan aan.

We vertelden wat we kwijt waren, wat voor stickers er op de iPad zaten, maar ze was nauwelijks geïnteresseerd.

„Serienummer?”

Lucie van Roosmalen merkte op dat de iPad wellicht toch in de koffer van Leah van Roosmalen was gestopt, hetgeen niet zo is.

We keken elkaar aan, toen hadden we al verloren.

Ik wilde nog een keer over de grote markante stickers beginnen, maar er drong zich een man tussen ons en het loket.

Wat kon er dringender zijn dan onze tablet?

Hij was zijn ondergebit verloren op een van de overdekte terrassen, uitgedaan met koffiedrinken, want dat deed hij altijd.

„Waarschijnlijk weggeveegd met een lap. Is het hier?”

De Schiphol-medewerker: „U moet duidelijker praten.”

De man, schreeuwend: „Mijn gebit!”

Ze verstond het nog steeds niet.

„Duidelijker praten!”

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.


Column | Nukkig nieuwjaar

Dus Musk gaat dit jaar met de Italiaanse Giorgia Meloni trouwen. Dat heeft een Zwitserse bank voorspeld. Ik hoop in een open Tesla, Donald als getuige en een huwelijksreis naar Mars. Ik zit nog een beetje lamlendig bij te komen van onze nationale oudejaarsavondschade: twee doden, 23 ogen, een paar handen, tientallen vingers en ook nog een stuk of wat losse duimen. De meeste slachtoffers zijn onder de achttien. Dat wordt lastig gamen.

Zelf ben ik op oudejaarsavond mijn binnenkort verboden dieseltje kwijtgeraakt. Een schoon dieseltje wel te verstaan. Dertien jaar oud en 450.000 kilometer op de teller. Door mijn financiële laksheid was hij nog steeds allrisk verzekerd. Ik heb hem in het centrum van Culemborg geparkeerd en de straalbezopen jeugd heeft hem feestelijk gecremeerd. Volgende week krijg ik de dagwaarde keurig op mijn rekening.

Even was ik bang dat diesel niet lekker fikt. Dat is ook zo, maar de feestende meute heeft de brandweer het blussen zeer professioneel onmogelijk gemaakt. Stoeptegels, cobra’s, bloembakken en lawinepijlen gingen hun kant op. En nooit zeggen dat dronken mensen niet kunnen mikken. Alles was raak. En goed raak ook. Voor de paar gewonde brandweerlieden kwamen twee ziekenwagens, maar ook die werden uitbundig bekogeld. Bloedend zat het ambulancepersoneel op de koude klinkers. Eentje was er lekker bij gaan liggen. Eigen schuld. Hadden ze maar geen ambulancebroeder moeten worden.

Een vriend verklaarde mij voor gek dat ik voor Culemborg had gekozen. In Den Haag en Utrecht zijn namelijk hooliganrijke wijken waar het sneller gaat. Terwijl het dorpje Veen ook al jaren Champions League speelt. Nu maar hopen dat ze daar niet gaan verslappen.

Ook heerlijk dat de jaarlijkse vuurwerkdiscussie weer ouderwets is opgelaaid. „Het loopt de spuigaten uit en zo kunnen we niet verder!!” Dat vind ik elk jaar zo goed gezegd. Mooie, krachtig uitgesproken ware woorden. Overduidelijk gearticuleerd. Stevige burgemeesterstaal. Ik zou zeggen: volgend jaar weer.

Tegenstanders van een vuurwerkverbod wijzen ons er ieder jaar op dat het in het verkeer ook niet veilig is. Dat auto’s meer dodelijke slachtoffers maken dan mortierbommen. En dat is natuurlijk ook waar. Ik denk aan het kerstmarktgedoe in Maagdenburg, de aanslag in New Orleans en de plof-Tesla in Las Vegas. Inderdaad: auto’s zijn ook niet veilig.

En verder? Netanyahu is ontslagen. Nou ja, voorlopig alleen uit het ziekenhuis. Daar werd hij geholpen aan zijn pruttelprostaat. Het belangrijkste is dat hij zijn verblijf in het hospitaal overleefd heeft. Die klinieken willen daar namelijk nog wel eens gebombardeerd worden. Met honderden doden tot gevolg. Ook kinderen. Krijsende door vuurwerk verminkte kinderen. Voor ons een herkenbaar beeld. Alleen hebben deze kinderen dat vuurwerk niet zelf afgestoken. Maar Netanyahu heeft dus mazzel gehad. Dat lijkt mij een felicitatie waard.

Ondertussen lees ik in alle horoscopen wat ik in het nieuwe jaar met mijn geld moet doen. Ik had Blokker willen kopen, maar een of andere gesjeesde neef van de familie was me voor. Dus nu stop ik mijn bitcoins in het beursgenoteerde vastgoedbedrijf van Lionel Messi. Hij heeft voor 223 miljoen aan steentjes bij elkaar gevoetbald. Daar kan je nu mede-eigenaar van worden. Mij lijkt het symbolische bezit van een eenvoudig Argentijns fietsenschuurtje leuk. Dat geeft zo’n weldadig gevoel. Dat je toch iemand bent in de felbegeerde voetbalwereld. Een oude droom wordt werkelijkheid.

Maar eerst moet ik een nieuwe auto kopen. Een elektrieke. Dan vind je gemakkelijker een parkeerplek. Ik kan natuurlijk ook even naar de Gamma voor een snoer. Die plak ik aan de tankdop van de Mini van mijn vrouw en we zijn zo weer een paar maanden verder.

Maar belangrijker: gaan Meloni en Musk elkaar ‘eeuwige trouw’ beloven of zeggen ze eerlijk dat het voorlopig voor een tijdje is. En trouwen ze in gemeenschap van goederen? Haar raad ik dat aan. Hem niet. Hoe zal hij haar trouwens geschaakt hebben? Toch niet in spijkerbroek. Dat zou verschrikkelijk zijn. Laten we bidden dat dat niet echt gebeurd is. Schaken in spijkerbroek. Ik moet er niet aan denken.


Opinie | Oude vingers

Oma typt met haar rechterwijsvinger een appje op haar telefoon. Kleinzoon van 7 leest mee en zegt verbaasd „Pappa en mamma doen zó!” en beweegt zijn duimpjes heel snel over een denkbeeldig schermpje.

Oma zegt: „Dat kan ik ook … maar dan kan niemand het lezen.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | De politie als pispaal

Een zeker mededogen met de Nederlandse politie bekruipt me als ik het nieuws over de recente nieuwjaarsrellen volg. Die politie is zo langzamerhand de nationale pispaal geworden. We willen dat de politie handhaaft, maar zodra ze dat doet, keren we ons tegen haar.

Ook bij de recente jaarwisseling raakte weer een aantal politiemensen gewond terwijl ze minstens tweehonderd aanhoudingen verrichtten. Janny Knol, korpschef van de Nationale Politie, liet verontwaardigd weten: „Politiemensen en andere hulpverleners die zich inzetten voor een veilige oud-en-nieuwviering waren het mikpunt van relschoppers. Het is onverteerbaar dat de jaarwisseling in ons land gepaard gaat met zoveel, soms zeer heftige, incidenten.”

Knol reageerde ook in het NOS Journaal opvallend emotioneel. Je kunt aan haar merken dat de politie zich in de steek gelaten voelt, niet alleen door het relbeluste publiek, vooral door de politiek.

Bij elke jaarwisseling tekent zich hetzelfde patroon af: artsen, burgemeesters, politie en brandweer waarschuwen tevoren en moeten na afloop vaststellen dat dit geen enkel effect heeft gehad. Hun oproep aan de landelijke politiek luidt: „Doe iets!” Ze bepleiten een algeheel vuurwerkverbod in plaats van dit halfslachtige beleid. „Dat is het enige dat werkt”, zei de Rotterdamse burgemeester Carola Schouten. „Een verbod per gemeente doet in de praktijk te weinig.”

Maar premier Schoof liet nota bene bij een bezoek aan het Oogziekenhuis in Rotterdam op Oudejaarsdag al weten dat zo’n vuurwerkverbod er niet zal komen. „Het is echt aan het parlement. In deze coalitie zitten geen voorstanders.”

Het is duidelijk waarom die er niet zitten: de regerende partijen zijn als de dood dat ze met zo’n verbod kiezers verspelen. De houding van de PVV is typerend. Die partij heeft herhaaldelijk in Kamerdebatten benadrukt dat het afsteken van vuurwerk een belangrijke Nederlandse traditie is die behouden moet blijven. „Nederland is van ons!”

Toen de Nijmeegse burgemeester Hubert Bruls in 2021 het kabinet opriep het vuurwerk definitief te verbieden, hoonde Geert Wilders per tweet: „Liever een permanent Brulsverbod.” Aldus „de Cruijff van de Nederlandse politiek”, zoals Martin Bosma, toen nog gewoon Kamerlid, zijn baas eens prees.

Vorig jaar had Wilders het bij de nieuwjaarsrellen nog over „tuig” dat de agenten aanviel, maar sinds hij de pers ook „tuig” noemt is die kwalificatie uit zijn mond aan inflatie onderhevig. Dit jaar hield hij zich stil. Hij genoot op X wel zichtbaar van de Arabische naam van de aanslagpleger in New Orleans. „Enough is enough”, luidt Wilders’ Engelse versie van „Willen jullie meer of minder Marokkanen?”

Maar steun aan de Nederlandse politie kon er bij Wilders niet meer af. Hoe krijgen we de machtigste politicus van Nederland zover dat hij ook de politie, brandweer en ambulancediensten via een algeheel vuurwerkverbod de steun geeft die ze verdienen? Het zou vast helpen als we Marokkaanse jongeren de schuld kunnen geven van deze rellen, maar zelfs Wilders is dat nog niet gelukt.

Toch zal dat vuurwerkverbod er ooit komen. Het wachten is op een of andere catastrofe tijdens Oud en Nieuw waarbij veel mensen tegelijk omkomen, voordat de verantwoordelijke Haagse politici tot actie overgaan.


Goed geschreven

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Om dit formulier te kunnen verzenden moet Javascript aan staan in uw browser.

Maximaal 120 woorden a.u.b.

Vul je naam in

Opinie | Innerlijk kind

Al kauwend op mijn bánh mì kijk ik naar de stromende regen buiten. De gedachte dat ik daar straks doorheen moet lopen, terug naar het hotel, staat me tegen. Mijn blik vangt een gezin van vier dat aan komt wandelen. Moeder en vader met baby lopen op de stoep. Hun jonge dochter gaat met haar roze sandaaltjes eigenwijs door alle plassen water.

„Ja, zo kan het natuurlijk ook”, denk ik, terwijl ik ze nakijk. Ik reken af en eenmaal buiten besluit ik haar voorbeeld te volgen. Mijn innerlijk kind lacht de hele weg naar huis.

(Hanoi, Vietnam)

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Nieuwjaarsduiken

Het Algemeen Dagblad wordt steeds minder krant, ze focussen op papier en online op clickbait. Als er ergens een kind met drie benen wordt geboren zijn ze de eerste die het brengen. Hoe ellendiger en extremer, hoe journalistieker. Tegelijkertijd lijken ze het Nederlanderschap als geen ander te vangen. Het nieuwe jaar was nog maar net begonnen en ze kwamen als eerste met het bericht dat de ‘traditionele nieuwjaarsduik’ – hoe oud is die traditie überhaupt? – vanwege de weersomstandigheden – het waaide gisteren – niet doorging, maar dat Nederlanders die elders in tropische gebieden verbleven wel massaal in groepsverband de zee in doken. In Australië en Nieuw-Zeeland werd de duik georganiseerd in samenwerking met Unox, meldde de krant bij de content ‘Nederlanders duiken met oranje muts warme zee in’.

Nederlanders en AD-lezers in het bijzonder lezen en clicken het liefst op nieuws over Nederlanders in het buitenland, het vervult ze met een gevoel van trots.

Huilen en lachen, maar de tranen overheersten.

‘Vanwege het weer.’

Alle fysieke uitdagingen die Nederlanders zichzelf uit verveling opleggen gaan steeds vaker alleen door als de omstandigheden ideaal zijn. De Vierdaagse van Nijmegen wordt ieder jaar onmenselijker. Dat heeft niets te maken met de klimaatverandering, maar vooral met het grote aantal deelnemers dat helemaal niet (meer) in staat is om grote afstanden te wandelen, maar dat wel wil om zichzelf en de omgeving iets te bewijzen. Het lukt ze dan alleen wanneer de weersomstandigheden ideaal zijn, en dat zijn ze helaas nooit meer. Als er nu, geen zorgen het komt nooit meer voor, een Elfstedentocht zou kunnen worden georganiseerd zou die waarschijnlijk worden afgelast vanwege te extreem weer.

We willen wel lijden, maar kunnen dat niet meer.

Dan zijn nieuwjaarsduiken op andere, veel warmere plaatsen op aarde een oplossing. Wat overblijft is de plaatsvervangende schaamte waar de meeste Nederlanders helaas geen last van hebben. Met een oranje Unox-muts op het hoofd in groepsverband zwemmen op plaatsen hier ver vandaan is niets om trots op te zijn. Nederlanders zijn lemmingen, allemaal even gek.

Dit kon er na de Hollandse taferelen op de helling naar Alpe d’Huez tijdens de Tour de France, de oranje-marsen tijdens de voetbaltoernooien, Koningsdag en de Max Verstappen-manie nog wel bij. Het is inmiddels meer dan duidelijk dat we contact met de andere aardbewoners aan het verliezen zijn. Geen idee wanneer deze overdreven reactie op ons minderwaarheidscomplex ooit begon, dat is aan toekomstige onderzoekers. Ze kunnen het best beginnen met doornemen van AD en ad.nl.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.


In Stompetoren strijdt Marja Brouwers tegen het gekwek

Er zijn nogal wat beheerders die hun straatbibliotheken met Oudjaar binnenshuis laten schuilen voor vuurwerk en vernielzucht, maar in Stompetoren staat de boeken nog stevig samen achter hun deurtje. (Inderdaad heeft de kerk van Stompetoren, een kwartiertje meewindfietsen ten oosten van Alkmaar, een toren zonder spits.)

De kast is goed gevuld: Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk, de legendarische Françoise Sagan, drie Bibi Dumon Takken. En Casino, de roman waarmee Marja Brouwers alweer twintig jaar geleden de Nederlandse kritiek (of althans een deel daarvan) tot diep ontzag stuwde. Dat is niet moeilijk te begrijpen, alleen al op basis van de beginzin: „Tot de dag waarop hij Philip van Heemskerk ontmoette had zich in het leven van Rink de Vilder nog nooit iets voorgedaan waarbij zijn persoonlijke kwaliteiten ongestraft tot hun recht konden komen.” Heel goed, dat ‘ongestraft’.

Als kind was Rink een ettertje, als student kwam hij tot weinig en dankzij een oom kreeg hij een baantje als filmrecensent. Een recensent, je kunt ervan uitgaan dat een schrijver daar niets aardigs mee bedoelt. Zijn werk brengt Rink naar het filmfestival in Cannes, we schrijven 1992, alwaar zijn meest onderscheidende belevenis bestaat uit een langdurige vrijpartij met een jonge Duitse waarbij hij zich er zich in hoge mate aan stoort dat zij op de verkeerde momenten haar billen naar achteren steekt.

De volgende dag brengt een botsing het leven van Rink in een stroomversnelling. Hij klapt in Monte Carlo achterop een Jaguar, die het bezit blijkt van de Philip van Heemskerk uit de eerste zin. Het blijkt een charismatische proleet annex solozeiler annex huiskamerfilosoof die uiteindelijk net wat dieper in de louche zaakjes zit dan prettig is. Rink valt voor Moura, de vriendin van Van Heemskerk. Van Heemskerk gedoogt de verhouding, zij het dat hij geregeld duidelijk maakt dat hij Moura nog altijd als zijn bezit beschouwt. Rink is het aanhangsel, de parasiet zo u wilt – zoals een recensent parasiteert op het kunstwerk waar hij over schrijft.

Intussen gaat de belangstelling van Brouwers niet zozeer uit naar de platte glamour aan de Middellandse Zee (al neemt die verhaallijn gestaag in spanning toe), maar naar wat zij aan gedachten over de wereld in haar vertelling kan verwerken. Het leidt tot polemische hoogtepunten. Die laten geen spaan heel van de culturele revolutie van de jaren zestig en zeventig, alsof Brouwers vijfentwintig jaar na dato nog hoogstpersoonlijk de hippies van het Spui („al die opstandig rond een Amsterdams beeldje dansende jongeren”) wilde jagen. Met lekker gemene zinnen: „Ze dachten niet na. Ze hadden gedachteloos verondersteld dat hun jeugd een eigenschap was, in plaats van een voorbijgaand gebrek aan verdienste.”

Met evenveel plezier neemt ze haar vakgenoten te grazen. Allemaal ‘quasi-Prousts’ die zich overgaven aan een zoektocht door hun innerlijk in plaats van dat ze de wereld probeerden te begrijpen. „Het resultaat was een gekwek van jewelste.” En: „Onvermijdelijk deden de Prousts vaak een deur open en achter zich deden ze die weer dicht.”

Intussen toont Brouwers hoe je uit het allerhuiselijkste iets denkwaardigs kunt peuren. Neem een lekkage waar Rink zich geen raad mee weet, waarna een en ander uitloopt op de vraag welke grootheid uit de filosofiegeschiedenis de betere loodgieter is: Kant of Hume. Dat zijn de betere vragen. Antwoord op pagina 204.

Wilt u het besproken exemplaar van Casino hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.


Opinie | Gewoon Engels

Aan het einde van het jaar mijmeren mijn studerende zoon en ik over ons beider studentenleven. Dat brengt mij op Nietzsche: „Was mich nicht umbringt, macht mich stärker.

Hij kent dat als „What doesn’t kill you, makes you stronger”.

„Maar waarom moet dat in het Duits?”

„Omdat het van Nietzsche is”, zeg ik. „Een Duitse filosoof.”

Dat is hem bekend. En na enig nadenken: „Maar we zijn hier in Nederland, dus we spreken gewoon Engels.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Eindelijk niets

Op Eerste Kerstdag vertrokken we naar een allinclusive resort in Qatar, de dichtstbijzijnde plek met gegarandeerd mooi weer. Een land zonder kerstbomen ook, maar om de zoveel meter trof je er wel een verlaten voetbalstadion. Ons strandje lag naast het uit containers opgebouwde stadion 974, waar volgende week om de Franse supercup wordt gevoetbald. Het was de bedoeling dat de boel na het zo verfoeide winter-WK van 2022 uit elkaar zou worden gehaald om het ergens anders, in een arm land weer in elkaar te zetten, maar daar zijn ze nog niet aan toegekomen. Over het Golfstaatje hier verder geen informatie, behalve dan dat Deutsche Welle er sinds kort niet meer te zien is in de hotelkamers. In plaats daarvan amuseren wij ons met RT, een Russische zender waar ze consequent waarschuwen voor de expansiedrift van de VS. Aankomend president Donald Trump zou behalve Groenland ook Mexico en Canada willen inlijven.

Vroeger was ik tegen allinclusive-vakanties, sinds Lucie (9), Leah (7) en Frida van Roosmalen (3) ben ik een groot voorstander. We denken niet in landen maar in ketens. We maken herinneringen die we snel weer vergeten, beurtelings storten we ons tussen de kinderen in het chloor, de rest van de tijd liggen we met onze boeken. We lezen elkaar stukjes voor uit ‘De mensheid zal nog van mij horen’, een geweldig boek van Joris van Casteren. Het is niets willen doen, maar het ook niet kunnen. Het alles is officieel al aanwezig. De paniek in de ogen als je in de receptie aangeeft even naar de echte wereld te willen. Was het niet veel makkelijker om de wereld naar de kamer te laten brengen? Het entertainment bestaat uit grote poppen die tussen tafeltjes met etende mensen lopen. Het zijn figuren uit kinderseries en films. Een minion, Chase uit Paw Patrol. Het hoogtepunt was een grote Teddybeer die naast me kwam zitten toen ik even alleen was, hij vroeg of ik met mijn telefoon een foto van ons wilde maken. Qatarezi zijn er niet. Het personeel komt overal vandaan, de gasten vooral uit Saoedi-Arabië, Kazachstan en het Verenigd Koninkrijk. We vormen een kleine samenleving, waar het ieder voor zich en het zwembad voor ons allen is.

Na vier dagen gaat het me altijd tegenstaan, maar na thuiskomst mis ik het grote niets meteen.

„Je bent toch niet alweer aan het nadenken?”, vroeg Eva toen ik omhoogschoot uit mijn strandbed.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.