Hoe het ikje erachter kwam dat hij een ikje was

Mijn broer, zijn zoontje en ik gaan zitten op het terras met uitzicht op de zelf gegraven zwemvijver. De halve familie heeft zich op deze zondag bij mijn oom en tante verzameld.

We kijken naar het kersverse dochtertje in de armen van onze nicht. Ze is bijna drie maanden oud. Het is al wel duidelijk iemand vind ik. Een persoonlijkheid. Een mensje met een heel eigen sfeer. Geen onbeschreven blad.

„Eten!” roept mijn neefje van anderhalf nog voor we haar goed en wel bekeken hebben.

„Eten!” Hij wijst eerst naar de grote schaal met goudgele chips die recht voor hem op tafel staat, en daarna wijst hij naar zichzelf. „Eten!” roept hij nu iets harder.

„Wil je haar misschien even vasthouden?”

Mijn nicht hevelt de baby aan mij over. Zodra ik haar rechtop tegen me aanhoud, begint ze te poepen. Ik voel het geknetter onder mijn hand. Haar gezicht loopt rood aan. Ze grimast. Ze kreunt.

„Ja, ze kan het nu nog heel precies aangeven allemaal,” zegt haar moeder trots, „wat ze wil en wat ze niet wil. Wat ze nodig heeft. Of ze zich prettig voelt of niet. Ze schaamt zich nog nergens voor. Ze is helemaal zichzelf! Dat vind ik zo fijn!”

„Ze is één met wie ze is”, zeg ik. „Nog wel.”

„Ja, straks verandert dat natuurlijk.” Mijn nicht zucht diep.

„Eten!” Mijn neefje gilt het nu uit. Zijn langgerekte „ee” galmt over de waterplas. Zijn vingertje wijst trillend naar de bak met chips.

„Nee”, zegt zijn vader.

Mijn neefje zit nu in de fase dat hij zichzelf gaat onderscheiden van zijn omgeving. Er begint hem iets te dagen van een ik-bewustzijn. Zijn vader geeft hem een droge cracker. Zijn vader en hij kunnen onmogelijk één zijn.

Ooit waren alle ikjes nog één. Op een dag scheidde het ikje zich af van alles en iedereen. Het ikje wilde chips!

Het ikje mocht geen chips. Het ikje liet zich achterovervallen, in de schoot van zijn vader.

Andere mensen lachten. Andere mensen begrepen hem niet. Het ikje schaamde zich.

Zo kwam het ikje voor het eerst in een existentiële crisis terecht en besloot het voortaan anders aan te pakken. Hier ergens moet het ikje begonnen zijn zich van zichzelf te verwijderen. Hier ergens ontstond ook het herinneren.

Ik kijk naar het poepende mensje in mijn armen dat dichterbij zichzelf lijkt te zijn dan wij allemaal bij elkaar. Puur omdat zij daar dus nog totaal geen weet van heeft.

Er heeft zich nog geen enkel ikje gevormd. De ander bestaat niet.

Ze weet nog niets van teleurstellingen. Van chips. Ze hoeft zich nog geen houding aan te meten. Er is voor haar geen binnen en buiten. Geen onderscheid tussen goed en kwaad, individu of collectief. Zij hoeft nog geen meisje of jongen te zijn. Er is nog niets ter wereld dat onder woorden gebracht moet worden. In haar universum bestaat er helemaal geen tijd. En dus ook geen vergankelijkheid. Er hoeft nog niets met taal te worden uitgedrukt. Vastgelegd. Vormgegeven. Opgeschreven.

Er bestaan voor haar simpelweg nog geen grappige of ontroerende observaties die ze met de hele wereld zou willen delen. Er zijn geen verhaaltjes die ze in de krant gepubliceerd wil zien. Er zijn geen winnaars en geen verliezers. Er is niets dat ze zo nodig wil bewaren.

Ooit had ik ook haar moeder in mijn armen. Voor mij op tafel ligt de foto waarop ik mijn oma met één arm tegen me aantrek en in mijn andere arm ligt mijn nicht als baby. Oma en zij kijken elkaar aan. Ik weet nog dat ik mijn oma toentertijd opzocht in het verzorgingstehuis. Op een dag zette ik haar voor een spiegel en kamde haar haar.

„Nu kun je mooi in de spiegel kijken”, zei ik. „Daar staat al iemand anders in”, zei oma. „Dat ben ik”, zei ik.

„Ja, maar die vrouw zit hier ook altijd”, fluisterde oma. Ze boog zich voorover en wees naar haar spiegelbeeld. „Geen flauw idee wie dat is. Weet jij het wel?”

„Dat ben jij”, zei ik.

„O, nu zie ik het!”, zei oma snel.

Ik weet deze dialoog nog heel precies omdat ik dit moment bijna dertig jaar geleden heb opgeschreven. We schrijven Ikjes om niet te vergeten.

Daarnet las ik een toepasselijk Ikje over een kleinzoon van vier die op een strandje bij een meer met zijn schepje in de weer is. Plotseling stopt hij met graven en hij kijkt uit over het water. Hij zegt: „Dit meer heb ik gegraven, toen was ik groot.”

Hij peinst even: „Want zo gaat het hè: groot, klein, groot, klein!”

En hij gaat weer verder met graven.


Opinie | Ander licht

Als kersverse taalcoach voor nieuwkomers spreek ik een Afghaanse jongen die al behoorlijk taalvaardig is. Ik vertel hem over mijn idee om iets te doen met Nederlandse liedjes in de les. Spontaan begint hij Shaffy te zingen: Ik ben misschien te laat geboren of in een land zonder licht.

Ik val even stil en zeg dan bloedserieus: „Volgens mij is het ‘een land met ander licht.’” Lachend reageert hij: „Bij ons viel het licht altijd uit dus ik zing ‘een land zonder licht’.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Geen campinghap

Zoals vele Nederlanders staan wij op de camping deze zomer. Met ons gezin besluiten we de terugreis af te sluiten in een op en top luxe hotel met ‘volpension’. Even geen tweepits maaltijden en afwas. Wij vallen bij het avondeten aan op het buffet met salade, brood en pasta carbonara. Heerlijk, zegt mijn man, die inmiddels niks culinairs meer gewend is. Als hij het op heeft komt een ober aan onze tafel. Ze vraagt wat onze bestelling voor het diner is. We kijken mekaar aan en schieten keihard in de lach. Het buffet blijkt voor de kinderen, wij krijgen nog zes gangen.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Na hun hit ‘Mein Gorilla hat ’ne Villa im Zoo’ moest Duitslands populairste jazzband vluchten voor Hitler

Een stoer gorillamannetje siert nog altijd het logo van de dierentuin in Berlijn, de Zoo Berlin, die dit jaar zijn 180ste verjaardag viert. Het beeldmerk is een eerbetoon aan de eerste gorilla in die in 1928 de dierentuin kwam als tweejarig jonkie: Bobby, een laaglandgorilla gevangen in Congo. Hij werd snel razend populair en het publiek wilde alles over hem weten: dat hij sliep met een knuffeldoek bijvoorbeeld. Bobby groeide op tot een grote zilverrug.

Zo populair was hij, dat Bobby de inspiratie vormde voor een vrolijk swingend lied: ‘Mein Gorilla hat ’ne Villa im Zoo’ (‘Mijn gorilla heeft ’n villa in de dierentuin’). Dat lied, gespeeld en gezongen door de populaire Duitse jazzdansband Weintraubs Syncopators, werd een grote hit in Duitsland in 1933 – het jaar dat Hitler aan de macht kwam.

Aan politiek deed de gorilla in het lied overigens niet: „Mijn gorilla leeft tevreden en vrolijk / Politiek kent hij niet / En zijn grootste geluk is zijn gemalin te krabben…” (In de oorspronkelijke tekst van Fritz Rotter: „Mein Gorilla lebt zufrieden und froh / Er kennt keine Politik / Und es ist sein höchstes Glück / Die Gemahlin zu jucken.”) De muziek, een paso doble, is van Bronislaw Kaper en Walter Jurmann.

Zo speels, zorgeloos, a-politiek en upbeat als dit gorilla-dansnummer van de Weintraubs Syncopators klonk, zo niet-zorgeloos was de tijd waarin het nummer uitkwam, in een film en op plaat in januari 1933. In dat jaar waren de Weintraubs Syncopators op het hoogtepunt van hun roem. Zeven studenten uit Berlijn hadden die band in 1924 opgericht en met een loting besloten naar wie van hen die genoemd moest worden. Het werd Stefan Weintraub.

De Weintraubs Syncopators waren de eerste dansband in Duitsland die jazz speelde – die muziek was door de koffergrammofoon, waarop je Amerikaanse jazzplaten kon draaien, snel populair geworden. Ze konden met zijn zevenen zo’n veertig instrumenten bespelen en dat deden ze zo aanstekelijk dat ze ook snel voor de toen nieuwe geluidsfilms gevraagd werden. Wereldberoemd werden ze toen ze in 1930 samen met liedjesschrijver Friedrich Hollaender (op piano) voor de film Der Blaue Engel met Marlene Dietrich de muziek speelden (zoals ‘Ich bin von Kopf bis Fuss auf Liebe eingestellt’).

Toch was hun grote populariteit geen bescherming tegen de nazi’s. Jazz was volgens de nazi’s gedegenereerde, ‘entartete’, on-Duitse muziek. En alle bandleden waren joods – hoewel ze daar zelf nooit zo mee bezig waren geweest. In het boek Mein Gorilla hat ’ne Villa im Zoo: Die Weintraubs Syncopators zwischen Berlin und Australien (2022) beschrijft de Berlijnse muziekwetenschapper Albrecht Dümling hoe de Weintraubs Syncopators begin 1933, dus na hun gorillahit, voor de nazi’s op de vlucht gingen.

Hoewel ze aanvankelijk nog wel optraden in Berlijn nadat Hitler op 30 januari 1933 aan de macht was gekomen, zagen ze na een concert op 27 februari de Rijksdag branden uit hun kleedkamerraam. Stefan Weintraub en zijn bandleden besloten toen: morgen of overmorgen gaan we weg. Via Zwitserland en Denemarken kwamen ze in september in Nederland, voor al geboekte optredens. In Den Haag besloten ze, aldus Dümling, niet meer naar Duitsland terug te keren, omdat daar de nazi-dictatuur met anti-joodse maatregelen begonnen was. Ze mochten er niet meer optreden.

Omdat de Weintraubs door hun films en platen wereldwijd populair waren, volgde een jarenlange vlucht-annex-wereldtournee. (De joodse leden van de bekende Duitse close-harmony zangroep de Comedian Harmonists deden iets vergelijkbaars). Tijdens hun optredens in Italië kregen de Weintraubs Syncopators een uitnodiging om in de Sovjet-Unie op te treden. Aanvankelijk was jazz daar ook in de ban, maar toen weer in de gratie. Het werd zo’n groot succes, dat ze vanuit Moskou heel Rusland doorkruisten.

Met de Trans-Siberische spoorlijn reisden ze in 1936 via Korea naar Japan, waar hun manager optredens had geregeld. Ook daar waren hun swingende optredens vol grappen een succes. Uiteindelijk kwamen ze in 1937 – nog altijd Duitse bannelingen op de vlucht voor de nazi’s – in Australië terecht. Ze werden aanvankelijk enthousiast ontvangen. Maar in 1939 verklaarde Groot-Brittannië Duitsland de oorlog. En omdat de meeste Weintraubs Duitsers waren, werden ze in Australië, onderdeel van het Britse rijk, al snel als ‘vijandige vreemdelingen’ beschouwd.

Bovendien was de Australische vakbond voor musici een campagne tegen hen begonnen, en werden ze – zonder dat ze het wisten – van nazi-sympathieën beticht. Stefan Weintraub en zijn medebandleden werden opgesloten in een gevangenkamp, samen met andere Duitsers – nazi-aanhangers. Anderhalf jaar lang zaten ze achter prikkeldraad. In 1941 kwamen ze vrij, maar optreden en muziek maken mochten ze niet meer.

Het was het einde van de Weintraubs Syncopators. Stefan Weintraub (1897-1981) werd elektromonteur in Sydney en trad alleen nog op als amateurmuzikant. Maar de swingende en soms weemoedige muziek van de Weintraubs leeft nog steeds voort. In de film Fabian oder Der Gang vor die Hunde (2021) klinkt bijvoorbeeld steeds hun nummer ‘Immer wenn ich glücklich bin (muss ich vor Freude schrecklich weinen)’.

Omdat ze honderd jaar geleden werden opgericht, worden de Weintraubs Syncopators en hun muziek op 21 september in Berlijn geëerd met een speciaal concert, waarbij ook Dümling spreekt. Het Babylon Orchestra Berlin speelt muziek van de Weintraubs Syncopators – onder meer ‘Mein Gorilla hat ’ne Villa im Zoo’.

100 Jahre Weintraubs Syncopators concert en lezing, 21 september, Konzerthaus Berlijn, inl. musica-reanimata.de


Opinie | Zonnebrand

Mijn man en ik zijn op zeilvakantie op de Wadden. Volgens de weersverwachting wordt het ruim 30 graden dus voordat we ’s morgens de haven uitvaren, smeren we ons van top tot teen in met een dikke laag zonnebrand. Er loopt een man voorbij in een overall. „Zo, jullie smeren je goed in … ja en dan over 2 uur weer hè”, zegt de man. „Oh is dat zo, dat wist ik niet“, zeg ik. „Ja, dat is het advies”, zegt de man. „Maar dat is allemaal commercie. Ik trek gewoon wat langs aan.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Boekhandel- en azc-ikjes

Tieners uit het asielzoekerscentrum (azc) in Leersum, Oekraïense vluchtelingen in Utrecht en boekhandels: ze doen allemaal mee aan de ikjes-schrijf marathon van het internationaal literatuurfestival ILFU deze zomer. De ikjes-rubriek in NRC, waarin lezers in 120 woorden een ervaring of anekdote beschrijven, is dit jaar onderdeel van het literair festival in Utrecht. Er worden onder meer ikjes-schrijfworkshops georganiseerd, zoals voor Oekraïense vluchtelingen in Utrecht, door de Stichting Welkom in Utrecht. Dichteres Shira Wolfe organiseert in de kunstwerkplaats De Vrolijkheid bij het azc Leersum voor tieners meerdere ikjes-workshops. Bij atelier Ut Glaashoes in Maastricht organiseert dichteres Laura Theunissen via Special Arts ook een ikjes-workshop.

Daarnaast heeft ILFU ook Utrechtse boekhandels die bij het festival betrokken zijn (Savannah Bay, Bijleveld, Broese en De Utrechtse Boekenbar) om ikjes gevraagd. Hieronder een voorbeeld van zo’n boekhandel-ikje voor ILFU – ter inspiratie wellicht voor meer boekhandels in Nederland en elders om een ikje in te sturen voor de Ikjes-marathon van ILFU (via ikjesmarathon.ilfu.com). Deze ILFU-ikjes worden gepubliceerd op ikjesmarathon.ilfu.com en maken kans op een prijs van 500 euro (en publicatie in NRC). Ook worden tien bundels De dikke Ik en Kinderikjes onder inzenders verloot. Er zijn inmiddels zo’n duizend ikjes voor de Ikjes-marathon ingestuurd. Inzenders kunnen op 22 september hun ikje voordragen op de Boekenmarkt in Utrecht, aan het begin het litererair festival ILFU van 21 sept t/m 5 okt. Om kans op een prijs te maken moet je voor 7 sept inzenden.

Hieronder een boekhandel ILFU-ikje:

Lesbisch zwemmen

Zaterdagmiddag, een bomvolle winkel. Een nerveuze klant staat lang te dralen bij de kast ‘LHBT’.

Op onze vraag wat ze zoekt, fluistert ze verlegen: “Lesbisch zwemmen’. Onze medewerkster denkt, ‘oh, alweer een nieuwe subcategorie’, en struint vrolijk de hele kast door. ‘Helaas’, roept ze uit, ‘ik heb van alles over sport, maar er is nog niets over lesbisch zwemmen, wat jammer!’

Zachtjes prevelt de diepblozende klant ‘SM!…ik zei lesbische SM!’. ‘Ooooh, SM!’ schalt de Savanner [personeelslid van boekhandel Savannah Bay -red.] opgelucht door de winkel, ‘dát hebben we wél!!’

Marischka Verbeek


De levens van Geesje en Anna Kwak, de beroemde, onbekende ‘kimono-modellen’ van schilder Breitner

Dat komt nog wel, dacht mijn luie ik, toen ik de aankondiging zag van de Breitner-tentoonstelling in het Singermuseum in Laren. Om Breitners te zien hoef je sowieso niet naar het buitenland. Kortom, ik liet het rusten. Net als het boek dat Jenny Reynaerts schreef over de favoriete modellen van Breitner. Geesje en Anna, de tengere Amsterdamse meisjes die bijna verdrinken in die ongelooflijke kimono’s. Liggend op een sofa, staande voor een spiegel.

Bekende materie, dacht ik. En toen las ik dat boek, en alles werd anders. Reynaerts baande zich op engelenvoeten een weg door een wereld die grotendeels is verdwenen, immers wie zou de moeite hebben genomen om vast te leggen wat er destijds met die tengere meisjes Kwak zoal gebeurde? Naast Geesje en Anna, die Reynaerts zorgvuldig determineert tussen de rode, witte en zwarte geborduurde zijde, waren er nog twee zussen, Niesje en Aafje. Allemaal hadden ze die gestalte, en die bijzondere oogopslag die Breitner zo mooi vastlegde in zijn schilderijen.

Geesje Kwak in Japanse kimono, gefotografeerd door Breitner in 1893
Universitaire Bibliotheken Leiden

Een van de verbazende levensfeiten die je meekrijgt uit Reynaerts boek is het gemak waarmee ook arme mensen anno 1890 verhuisden. Van huis naar huis verplaatste de familie Kwak zich, te midden van de snel verrijzende negentiende-eeuwse nieuwbouw in Amsterdam-Oost en De Pijp. Sommige van die woningen staan nog overeind, de meeste zijn inmiddels verdwenen, of verbouwd tot appartementen met daktuintjes waar je nu een vermogen voor betaalt.

Misschien was al dat verkassen normaal, misschien was het een familietrek. In elk geval waren deze zussen ook zelf avontuurlijk zoals jonge meiden dat nu ook zijn, en dat is verbazingwekkend gezien de obstakels waar zij tegenop moesten boksen. Geesje, Niesje en later ook Aafje reisden naar Zuid-Afrika, en Anna emigreerde naar San Francisco, met haar man en geadopteerde dochtertje.

Syfilis en tbc

De prijs die ze voor hun ondernemingszin betaalden was hoog, en doet je meteen weer middenin die ellendige negentiende eeuw tuimelen, waar ziekten zoals syfilis en tuberculose huishielden, en jonge vrouwen hun leven sowieso niet zeker waren.

Reynaerts heeft de lotgevallen van de zussen Kwak weten te reconstrueren dankzij contacten met nazaten, en vooral ook dankzij een zeldzaam vindingrijke en vasthoudende research. Over Geesje kwam zij minder te weten dan ze had gehoopt. Haar gestalte vormt zich in het boek als een silhouet tussen alle omstandigheden die haar korte leven moeten hebben bepaald. Ingevuld door de foto’s, waarop dat mooie meisje ons springlevend tegemoetkomt, soms vrolijk, meestal ernstig zoals mensen toen op foto’s keken.

Anna Kwak in kimono, gefotografeerd door Breitner in 1893.
Universitaire Bibliotheken Leiden

Van de kimonoschilderijen hangen er nu drie in het Singermuseum, heel mooi op een rij. Een witte, een rode en een zwarte. Toch maar wezen kijken, met mijn nieuw geopende ogen. En wat een geweldige schilder was het. Het hele, gasverlichte, ongezonde Amsterdam anno 1900 dampt je in Laren tegemoet, vol paarden, affiches, dames en dienstmeisjes die een centje bijverdienden door te poseren voor kunstenaars als Breitner. En die dat geld opspaarden om er een verre reis mee te betalen, op zoek naar een beter leven. Je dacht dat je van alles wist, maar je wist nog niks.

Jenny Reynaerts, Geesje & Anna, de wereld van Breitners beroemde modellen, Amsterdam 2024. Expo: Singer, Laren, Breitner t/m 8 sep.


Parfum die ruikt naar laptops en vliegtuigstoelen

De geur van bloemen, fruit en vanille wordt algemeen als lekker ervaren. Maar minstens zo aantrekkelijk kunnen chemische en synthetische geuren zijn zoals stopverf, schoensmeer of autobanden. Onlangs verscheen Smells Like WD-40, een parfum dat precies ruikt naar het bekende smeermiddel WD-40 (blauw-gele spuitbus, rode dop), en mijn nieuwe parfum Ganymede van Marc-Antoine Barrois ruikt naar vliegtuigstoelen en splinternieuwe laptops.

Je kunt ze anti-parfums noemen: geuren die je draagt om je af te zetten tegen alle zoete geurwolken om je heen, of omdat je het zelf heel lekker vindt om naar autobanden of teer of te ruiken. Een van de eerste alternatieve geuren is Dirt (1996) van The Library of Fragrance, een cologne die als reactie op alle ‘schone’ geuren uit de jaren negentig ruikt naar natte aardbodem. The Library of Fragrance biedt een bibliotheek aan dagelijkse geuren, zoals die van een wasserette of earl grey thee, maar ook de geur van een onweersbui of uitvaartcentrum (witte lelies in een muffe kamer).

Vernieuwend op het gebied van anti-parfums was ook het Frans/Japanse kledingmerk СComme des Garçons. In 1998 verscheen het alternatieve Odeur 53, een statement met drieënvijftig vreemde geurnoten zoals verbrand rubber, zand en nagellak, gevolgd door Odeur 71 met onder meer de geur van elektra en batterijen. Bekende anti-parfums van het merk die nog steeds in productie zijn: Garage (garages en fietsenstallingen), Tar (teer en asfalt) en Comme des Garçons 2011 (verpakkingstape, lijm en computers).

Mijn nieuwe parfum ruikt ook naar computers en wordt opvallend vaak futuristisch genoemd. Dat trok mijn aandacht, net als de zeer uiteenlopende reacties en vergelijkingen met moderne architectuur, vliegtuigstoelen en met de robotboeken van de Russische science fiction schrijver Isaac Asimov.

Voorzichtig bestelde ik een flesje van tien milliliter en draaide het piepkleine goudkleurige dopje eraf. De geur was zo steriel en abstract dat ik er rillingen van kreeg. Is dit een anti-parfum? Daarvoor is het wellicht te populair en ruikt het te verleidelijk. Maar waar ruikt het precies naar? Metaal, mineraal, leer? De binnenkant van een printer? Een suède jas in een operatiekamer? Eén van de geurnoten waaruit het parfum is opgebouwd is inderdaad suède, net als metaal en saffraan, maar net als bij een muziekstuk zeggen losse geurnoten in een parfum niet zoveel over het geheel.

De maker van deze futuristische, raadselachtige compositie is Quentin Bisch. Als jonge parfumeur in opleiding is hij te zien in de BBC documentaire Bottling te Memory (2011). In de documentaire droomt hij hardop van passanten en vreemdelingen die naar zijn creaties ruiken. Aan alles kun je zien dat hij een groot talent is, iemand die al zijn dromen zal waarmaken. Inmiddels heeft Bisch al voor veel grote merken parfums gemaakt. Voor Ganymede heeft hij zich laten inspireren door de grootste maan van het hele zonnestelsel. De maan Ganymedes heeft een dunne atmosfeer en bestaat voornamelijk uit stenen en een bewegende een ijskorst.

Het parfum beweegt eveneens. De geur snelt soms voor me uit, dwaalt dan weer meters traag achter me aan en wanneer het waait steekt het op eigen initiatief de straat over.

„Wat ruik jij lekker!” roept een vrouw die eerst hard voorbijfietst, maar omkeert wanneer ze mijn geurspoor opmerkt. „Is het musk, is het iets dierlijks?”

Hoe deze vraag goed te beantwoorden? Alles aan dit parfum ruikt het tegenovergestelde van natuurlijk. Geen musk, geen hars, geen hout, geen bloemen. Ik had een oom die mij als kind zijn nieuwste gadgets liet zien; de eerste mobiele telefoon, zijn nieuwste auto met leren bekleding, zijn eerste laptop. Ganymede heeft de geur van al deze nieuwe spullen samen. Van alle dingen die mensen maken, verkopen en vooruitgang noemen.

„Naar nieuwe laptops?” De vrouw voor me kijkt me onderzoekend aan. „Zit je in de IT of zo?”

Ik zit niet in de IT, ik weet zelf ook niet waarom ik naar een nieuwe laptops wil ruiken, naar kapitalisme, naar een planeet of maan waar de mensheid zal moeten voortleven wanneer de aarde onbewoonbaar is. Ik weet niet waarom ik het blijf dragen, zoals de vrouw niet kan verklaren waarom ze is gestopt met fietsen. Ik weet wel dat ik me rijk voel als ik het draag, absoluut succesvoller dan ik ben.

Ganymede ruikt naar vliegtuigstoelen en naar glimmende tijdschriften in een leren koffer. Er zijn mensen die er wel in willen baden, er zijn mensen die de geur zielloos of zelfs verontrustend vinden (dit is de geur van iemand die een seriemoordenaar blijkt te zijn!). Wat we net niet kunnen doorgronden blijft intrigeren, en in dit geval verleiden. Ganymede begrijp ik niet, maar haar aantrekkingskracht is sterker dan mijn weerzin (precies zoals dat bij nieuwe spullen kan gaan). Niet warm, niet koud. Raadselachtig en elegant. Bijna perfect, toch ongemakkelijk, en misschien juist daarom wel briljant.

Mirthe van Doornik is schrijver en werkt aan een boek over geur en parfum dat in 2025 verschijnt bij uitgeverij Prometheus.


Opinie | Zelfredzaamheid

Zoon (19) is op interrail door de Balkan. Mooie ervaring, goed voor zijn zelfstandigheid en zelfredzaamheid. En hij woont al een tijdje op kamers dus hij kan zich prima redden. Maar dan toch ineens een urgent appje, vergezeld van een foto van de achterkant van een ansichtkaart: „Mam, hoe werkt dat met het versturen van een kaartje?”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Koffie verkeerd

Bij het overstappen op Utrecht Centraal heb ik net genoeg tijd om koffie te halen bij de Starbucks. „Een zwarte koffie, graag”, zeg ik tegen de jongeman achter de kassa. „English please”, antwoordt hij. Met een zucht herhaal ik mijn verzoek in het Engels. Dan wil hij mijn naam weten. Lijkt me overbodig, er zijn verder geen klanten, maar vooruit, hij mag mijn naam op de kartonnen beker schrijven. Net op tijd om mijn trein te kunnen halen, krijg ik de beker overhandigd. Anamika lees ik op de beker met cappuccino.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]