Do re mi fa sol la si do

In september zijn we al weer mensen, week 36 van 2024. Libi gaat fast als je niet oplet. Ook trouwens wanneer je wel oplet, maar goed. September voelt voor mij altijd als het begin van het jaar. Agenda’s maken weer hun start op vele gebieden. Zij ’t nou binnen het schoolsysteem of binnen het medialandschap, op verschillende terreinen is september de start van een nieuwe seizoen. Voor mij voelt september meer als een nieuwe start dan januari, behalve dat het jaar daadwerkelijk haar nul telling meet in januari.

Het begin betekent het einde van iets, en het einde dus ook weer het begin. In dat opzicht lijken die twee dingen heel erg op elkaar, het begin en het einde. Het zijn als twee kanten van dezelfde munt. Als ik er zo over nadenk is al het levende hetgeen wat zich begeeft tussen begin- en eindpunten. Beiden zijn het momentopnames, het een inleidend en het ander afsluitend. Dat is ook hoe ik denk over de dood. De dood hoort evenveel bij het leven als het leven zelf. En hoewel niemand op de dood zit te wachten zou ik me ergens ook niet voor willen stellen dat er aan het leven geen eind komt. Op een gegeven moment is de koek ook gewoon op toch? Eindeloze dingen worden op een gegeven moment moeizaam, want het leven is vergankelijk in zijn essentie. Sinds a youngin zeg ik tegen mezelf dat ik wel de negentig zou willen aantikken in dit leven, maar de honderd hoeft voor mij niet. Dan is de koek voor mij ieder geval allang op.

Het einde van iets is altijd het begin van iets nieuws. Het is maar hoe je naar die gang van zaken kijkt. Zelf heb ik weinig moeite met het einde. Soms heb ik alleen niet door dat het eindpunt is aangebroken. Maar zodra dat kwartje valt, ben ik er snel klaar mee. Ik ben niet iemand die lang vasthoudt aan dingen. Alles heeft z’n tijd, en tegelijkertijd om die reden ook z’n eindtijd. Loslaten maakt ook ruimte voor nieuwe dingen. Ik weet nog dat ik de dag na het overlijden van mijn vader voor het eerst een nieuw neefje van me zag, van wie ik vandaag de dag peetvader ben. Die dag keek ik zo lang in dat joch z’n gezicht, en besefte gewoon there and then dat leven gewoon doorgaat, man. Nieuwe mensen komen, en oude mensen gaan.

Zie het als do re mi fa sol la si do. Die tori begint en eindigt met do. Het begin en het einde, twee kanten van dezelfde munt. Waarom ik het hier over heb is omdat deze om de wekelijkse rubriek van de Smibanese University ook vandaag ten einde komt. Sinds begin dit jaar schreef ik om de week een stuk waarin ik jullie lezers inzage gaf in hoe het Smibologische denkpatroon in z’n werking gaat. Vorig jaar kwam ik wekelijks met de Smibologische wetenschap, gericht op de Smibanese taal die wij gemachtigd zijn. En nu houdt het op, snappie? Vanaf volgende maand kan je vanuit een ietwat andere invalshoek nog steeds stukken van mij lezen, alleen verhuis ik naar NRC Magazine. Het was mij een genoegen, en ik hoop dat jullie door mijn Smibologische verslaggevingen wat wijzer zijn geworden. Dat hoeft niet per se, want als het een plezier was om te lezen ben ik daar al gelukkig mee. Nou goed, dat was het dan. Bij dezen maak ik ruimte voor het volgende wat hier op de Achterpagina plaats zal nemen. Away with the old, and in with the new. Laaaaateeeeeer!

Prof. Soortkill is oprichter van Smib Worldwide, een creatieve organisatie uit de Bijlmer. En van de Smibanese University, waarvoor hij het Smibanese woordenboek 2.0 schreef en Smibologie. Each one, teach one.


Opinie | Gezegende reis

Mijn twee dochters vertrokken naar Indonesië om daar samen rond te reizen. Ik weet, ze lopen niet in zeven sloten tegelijk. En via Polar Steps kan ik met ze meereizen. Maar toch, toen na het bericht „geland in Jakarta!” verdere updates uitbleven, begon het bij mij wat te broeien. In mijn hoofd speelden zich allerhande desastreuze scenario’s af. Ik ben niet gelovig, toch deed ik hardop een smeekbede: „Hou ze veilig en laat ze mij een teken geven.” Een paar minuten later komt een appje van mijn oudste dochter binnen: „de paus reed net voorbij.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Mutatuli is de uitvinder van het ikje: zijn schrijversnaam was ‘Ik heb veel geleden’ was al een ikje

Eduard Douwes Dekker (1820-1887) wordt vaak als de grootste schrijver van Nederland gezien, en dat komt vooral door zijn debuutroman Max Havelaar. Maar hij was bovenal een meester in het genre van het ikje, en dat al lang voor dat genre een naam had. Douwes Dekkers pseudoniem Multatuli was zelf misschien al het kortst mogelijke ikje. Het betekent ‘ik heb veel geleden’ in het Latijn, in ieder geval volgens de schrijver zelf, en dat is natuurlijk een klein verhaaltje. Dat de specialisten die term potjeslatijn vonden, vond hij van minder belang.

Het eerste woord van Douwes Dekkers debuutroman Max Havelaar is ook al ik („Ik ben makelaar in koffie”). Daarna schreef hij een oeuvre bij elkaar dat op het eerste gezicht bestaat uit romans, toneelstukken, gedichten en essays, maar bij nader inzien vooral uit aan elkaar geplakte korte stukjes, observaties over het dagelijks leven, die je zo op de Achterpagina zou kunnen plaatsen.

Laatste liefde

Douwes Dekker was dan ook dol op kranten. Hij dacht dat ze hem in contact zouden brengen met grote scharen lezers. Ze beloofden hem daarnaast een relatief betrouwbare bron van inkomsten. Jarenlang schreef hij een buitenlandrubriek voor de Opregte Haarlemsche Courant. Omdat hij in die rubriek alleen mocht citeren wat buitenlandse kranten over allerlei kwesties schreven, verzon hij een eigen krant, de Mainzer Beobachter, die altijd welsprekend Multatuli’s eigen mening bleek te verkondigen.

Omgekeerd waren de kranten overigens niet zo dol op de schrijver. Zijn bijdragen aan Het Noorden werden in 1870 binnen twee maanden gestaakt omdat „de lezers niets begrepen” van het inderdaad nogal kronkelige feuilleton Miljoenenstudieën dat hij er publiceerde in plaats van de beloofde ‘reisindrukken’.

Het duidelijkst blijkt Douwes Dekker fascinatie met kranten uit zijn bundels Ideeën. Dat waren verzamelingen kortere en langere stukken, die de schrijver ooit als een eenpersoonskrant had willen uitgeven, en die hij de ‘Times van mijn ziel’ noemde.

Uiteindelijk verschenen ze weliswaar in afleveringen, maar zeer onregelmatig – soms viel er jarenlang een gat als de schrijver te gedeprimeerd was om te schrijven.

Die Ideeën borrelden als ze wel verschenen van de anekdoten – uit Douwes Dekkers eigen leven én dat van zijn tijdgenoten. Ze pasten het best bij Douwes Dekkers springerige denken en zijn aandacht voor details.

Ze stonden zo vol met ik, dat de schrijver er klachten over kreeg. Op die klachten reageerde hij dan weer in zijn Ideeën: „Ja. Ik ben m’n laatste liefde. Ik had lang en veel en vurig bemind voor die liefde geboren werd. Maar nu ze er eenmaal is… en de laatste…”

Oproerkreet

Een onderdeel van de Ideeën was de zogeheten Wouter-geschiedenis, een onvoltooide roman over een Amsterdamse jongen in de eerste helft van de 19de eeuw, die barst van de ikjeswaardigheid, met de extra sjeu dat ze een inkijkje geven in het dagelijks leven van tweehonderd jaar geleden: „Intussen was Wouters verveling op kantoor, op de zolders, en in ’t magazijn, niet gemakkelijk te beschrijven. Het pijnlijkste daarbij was dat hij zich altijd moest aanstellen alsof hij wat uitvoerde. Want meneer Wilkens beweerde dat er voor een jongmens altijd iets te doen was: ‘leer dát van mij!’”

Een van de beste ikjes komt ook uit die Wouter-geschiedenis en beschrijft de typisch Nederlandse anarchistische manier van kinderen opvoeden die kennelijk onder de betere kringen in de de negentiende eeuw al opgeld deed. Wouter, die zelf thuis kort is gehouden, komt bij vriendjes over de vloer waar het helemaal anders is:

„- Weg met de ouders! Roep mee, papa!

– Weg, weg, weg met…met de kinderen, smokkelde papa er tussen.

Maar Sietske betrapte hem op die vreselijke wanklank. Wat moet ik horen, sakkerloot! Geen schelmenstreken, lieve vader! Orrrde… orrrde!

O, die vaders, die vaders! Toe, papa, wees gezeggelijk, en roep mee: leve de kinderen!

Ja, ja… uit volle borst, papa!

Leve de dierbare… papa’s, riep de vader, en hij werd voor dien oproerkreet weer duchtig gestraft.”

Aanmaken

De laatste jaren van zijn leven viel Multatuli in het openbaar stil, maar hij bleef wel ikjes schrijven, die hij verwerkte in de brieven waarvan vele gelukkig door zijn correspondenten werden bewaard. Ze zijn sinds enkele jaren na te lezen op de website multatuli.online. Ook die brieven geven af en toe een ongekend inkijkje in het leven van een kind aan het begin van de negentiende eeuw:

„Verbeeld je, reeds voor 54, 52 of 50 jaar heb ik in ditzelfde logement met m’n moeder gelogeerd. Misschien in deze zelfde kamer! Ik herinner me nog wat ’n man die als dokter voer op een koopvaardijschip, over Japan vertelde. En hoe ’n paar zeeofficieren biljart speelden. En hoe voornaam ik dit vond. En hoe gek ik ’t vond dat een overste van de marine tot de hofmeester zei: ‘Geef hier de sla, jij hebt er geen gezicht naar om sla aan te maken.’ Ik begreep ’t verband niet tussen gezicht en sla aanmaken.”

Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands en Academische communicatie aan de Radboud Universiteit en Meertens Instituut-medewerker.


Column | Het grote vergeten (1)

Een vakantie waarin je je vrouw naar het verpleeghuis moet brengen, is geen vakantie meer. Dat is een beproeving – voor haar in de eerste plaats. En je weet: het zal een beproeving blijven.

Op een hete zomerdag, twee jaar geleden, kreeg mijn vrouw in het ziekenhuis de gevreesde diagnose: alzheimer. Gevreesd door mij, háár leek het niet zo erg te raken, ze vond het vooral ‘rot’ voor mij. Enkele weken eerder had ze een dagje met allerlei geheugentesten in hetzelfde ziekenhuis gelaten ondergaan. Voor mij was er toen al weinig twijfel meer. Haar geheugen haperde lang voor we het onderzoek in het ziekenhuis aanvroegen. De gebruikelijke verschijnselen: voorwerpen die voortdurend zoek waren, problemen met tijdsbesef en oriëntatie.

Toen we kort daarvoor een nieuwe kat hadden genomen, vermoedde ik het al. Waarom dan toch die nieuwe kat? Omdat ze zielsveel van katten hield en het haar juist afleiding kon bieden in wat de moeilijkste fase van haar leven zou worden. Dat zei ik er uiteraard niet bij, maar ik dacht het wel terwijl ik luisterde naar het eindeloze gesprek dat ze met de fokker voerde – snel ter zake komen was er ook al niet meer bij.

Onze vorige kat was een doodziek beestje geweest dat ze urenlang in haar armen kon wiegen, stil voor zich uit starend. Dat had ik pas later met terugwerkende kracht verontrustend gevonden.

Alzheimer laat zich niet meteen in de kaart kijken, het is een ziekte die ook het geheugen van de partner uitdaagt: wanneer besefte die voor het eerst dat er iets mis was?

Na de diagnose volgde een onwerkelijke periode waarin ik de ziekte aftastte alsof het een onberekenbare doodsvijand was die ergens in hinderlaag lag. Hoe en in welk tempo zou hij toeslaan? Mijn vrouw leek eerder toeschouwer dan deelnemer aan dat gevecht. Ze begreep steeds minder waar ik me zo druk om maakte: alles ging toch nog goed, misschien niet zo secuur en snel als vroeger, maar dat hoefde toch ook niet meer?

Spanningen werden onvermijdelijk: ik was de bedilzuchtige mantelzorger geworden, zij de afhankelijke patiënt. „Hoe vaak moet ik dat nou nog zeggen?’’ „Hoe vaak je het ook zegt, het blijft beláchelijk.”

Toch bleven we ons aan elkaar vastklampen als drenkelingen in een barre zee. Zolang we samen waren, konden we ons nog een hele tijd redden. In de twee jaar die volgden werd ze onrustiger en had ze geleidelijk meer hulp nodig. Onlangs, wéér op zo’n mooie zomermiddag, we hadden rustig op ons balkon zitten praten, glipte ze opeens weg, de drukke stad in. De terugweg zou ze nooit meer zelf kunnen vinden, wist ik uit ondervinding.

Een jaar eerder toen we het centraal station van Amsterdam verlieten, had ze gevraagd: „Hee, dit is toch Eindhoven, wat doen we hier?” We hadden die dag in Eindhoven, haar geboorteplaats, doorgebracht.

De Amsterdamse politie ging meteen met haar signalement („klein vrouwtje, grijs haar”) aan de slag, twee boomlange dienders brachten haar binnen een kwartier terug. Nooit meer ook maar één kwaad woord over de Amsterdamse politie. Tegelijk besefte ik, samen met mijn kinderen, dat het onherroepelijke onherroepelijk was geworden. Het grote vergeten liet zich niet langer tegenhouden, mijn vrouw was nu een gevaar voor zichzelf.


Opinie | Oude golfset

Wegens overcompleet bied ik mijn oude golfset aan in een streekblaadje ‘Ter overname: tas met complete golfset, inclusief driver, houten, ijzers en putter.’

Er komt een man kijken en hij vertelt ondertussen uitgebreid dat zijn zoontje dol is op vogeltjes en er graag een wil hebben.

Dan ziet hij mijn uitrusting en zegt: „Maar daar kom ik niet voor! Ik wil een puttertje voor mijn zoon!”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Knuffelicoon van de Paralympische Spelen in Parijs draagt de Hollandse vlag

‘De Hollandse vlag?” De uitbater van de souvenirwinkel kijkt nog eens goed naar de paralympische mascotte voorzien van een beenprothese met blade. Naast het linker ondeugende oogje van het lachende rood pluchen beestje piept fier de Nederlandse driekleur, zelfs in tweevoud. „Verdomd, u heeft gelijk!” Hij pakt ter vergelijking de mascotte met twee gezonde beentjes, waar aan het rechter oog wél het Franse bleu, blanc, rouge is bevestigd en houdt deze naast de twee rood, wit, blauwe vlaggetjes van haar paralympische evenknie. „Een fout van de Chinese fabriek”, besluit hij nuchter.

Toch zijn de rode Phryges, naar de Frygische kegelvormige muts die staat afgebeeld op het hoofd van Marianne, symbool van de vrijheidsidealen van de Revolutie, wel degelijk in Frankrijk geproduceerd. „Made in France was de eis van het Frans Olympisch Comité bij de aanbestedingsprocedure”, bevestigt directeur Alain Joly van speelgoedberenfabriek Doudou et compagnie telefonisch vanuit zijn vakantieadres.

Inclusieve knuffel

„De mascotte moest voor iedereen toegankelijk zijn, dus beschikbaar in vele varianten en prijsklassen. De rode doudou (knuffel), die van de Paralympische Spelen beenprothese incluis, moet de Fransen ditmaal helpen hun revolutie in de sport te maken,” lacht hij. Bovendien is de inclusieve knuffel gevuld met gerecyclede plastic flessen, voegt de directeur er aan toe. „Dat heeft eveneens bijgedragen aan het toekennen van de opdracht.”

In totaal zijn er anderhalf miljoen mascottes gemaakt, waarvan op grond van het aantal verwachte bezoekers een half miljoen in paralympische uitvoering, al dan niet in imitatieleer of metallic-uitvoering met onder de blade in braille ‘Olympische Spelen 2024’.

De sleutelhangers van het beestje, haar afbeeldingen op T-shirts en de reuzenvariant van anderhalve meter, zij het zonder beenprothese, aan de voet van een klimmuur, in de boksring of als medepassagier op een jetski in Tahiti blijken een hoge aaibaarheidsfactor te genieten. Ook president Emmanuel Macron leek het opportuun met een levensgroot exemplaar van het knuffeldier op de foto te gaan, waarna La Phryge viraal ging en tot gedroomd toekomstig Frans premier werd verklaard.

Vergeleken met clitoris

Sinds het icoon van de Olympische Spelen in 2022 op de markt kwam tot aanvang van de Spelen werd de mascotte tot verdriet van directeur Joly veelvuldig bespot en vergeleken met clitos, de Franse afkorting voor clitoris. „Madame, ik zag de verkoop na de ontbinding van het parlement en de politieke crisis zo vlak voor de Spelen somber in. Er klonken vooral negatieve geluiden, we zijn Fransen, moet u weten. Maar vanaf de openingsceremonie en de aankondiging van president Macron van een politiek reces, ontstond euforie en groeide La Phryge pijlsnel uit tot superstar.” De ultieme ode aan de nieuwe held was de van binnen en buiten met honderden paralympische mini-mascottes bedekte taxi waarin oud-paralympisch zwemmer Théo Curin tijdens de openingsceremonie van de Paralympische spelen op de Place de La Concorde arriveerde. Joly: „De hele voorraad is nagenoeg uitverkocht!”

Verdraaide lintjes zijn volgens Directeur Vormgeving Olympische en Paralympische Spelen Parijs 2024, Joachim Roncin, de oplossing voor het rood-wit-blauw-mysterie van de paralympische mascotte
Tekening Joachim Roncin

Draaien aan de lintjes

„De reden van die Hollandse vlag op het paralympische mascotte?’ De directeur grinnikt besmuikt: „Ik dacht ook dat het een vergissing was. Het ontwerp is niet van ons, ik ben alleen verantwoordelijk voor de uitvoering. Vraagt u dat aan het Frans Olympisch comité.”

Joachim Roncin, hoofd vormgeving van de Spelen, maakt per email korte metten met een mogelijke fout of verwijzing naar de Hollandse drapeau: „Het oog van de mascotte is geïnspireerd door de cocarde met de twee lintjes. Als je de kokarde (rozet, AD) naar links draait, verschijnt het blauw van de vlag boven, als je deze naar rechts draait, komt het rood naar boven. Zie mijn bijgevoegde tekening. Voilà, mysterie opgelost. Bonne journée.”

Op 28 augustus danste de paralympische mascotte tijdens de openingsceremonie van de Paralympische Spelen in op de Place de la Concorde in Parijs, inclusief de Nederlandse vlag bij het oog.

Picture Alliance


Opinie | Gronings adres

Op de Groninger Grote Markt vraagt een hoogblonde dame : „Entschuldigen Sie, sprechen Sie deutsch?” Ik steek diskreet een vingertje op: „Hallo, hier.” Haar dochter is student, en woont in Söfiusstraße, zegt ze. Ik ken de stad nog goed, maar de Söfiusstraße klinkt niet bepaald Gronings. Söfius? Nooit van gehoord. Een Duitse theoloog misschien? „Müsste hier am Markt sein” zegt de Duitse vrouw , wapperend met een plattegrond waar iets omcirkeld staat. „Dann zeigen Sie mal her”, zeg ik. Ze tikt op de cirkel. En daar staat het: Soephuisstraatje.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Zwart als nieuw begin, in de kunst en op de platenhoes

Voor de cover van hun nieuwe album Smell the Glove wil rockband Spinal Tap graag een foto van een aangelijnd fotomodel op handen en voeten die aan de handschoen van haar baasje ruikt. De platenmaatschappij vermoedt echter dat zo’n platenhoes als grensoverschrijdend en seksistisch kan worden ervaren dus weigert ze de plaat uit te geven. De manager komt met een compromis: een compleet zwarte hoes zonder afbeelding. De band is niet tevreden: „Dat ziet eruit als rouw, als de dood’’. Volgens de manager is dat juist een voordeel: „Death sells !”

Spinal Tap bestaat niet echt, de stuntelende rockband is bedacht voor de klassieke comedy This is Spinal Tap. Het zwarte album in de mockumentary is een parodie op The White Album van The Beatles. Die laatste band was eind jaren zestig zo beroemd dat ze zonder vrees voor verkoopschade een dubbelalbum zonder titel konden uitbrengen in een volledig witte hoes. Soms wil je helemaal opnieuw beginnen. Of even iets heel anders. Beginnen met een leeg vel.

Spinal Tap, de filmsoundtrack (1984)

Als reactie op The White Album maakten diverse popartiesten een Black Album, al dan niet met een monochroom zwarte hoes. Geregeld was dat ook een soort van statement.

Prince trok zijn ‘Black Album’ terug

Metalband Metallica en punkband The Damned maakten met hun Black Albums een overgang naar een toegankelijker en tegelijk ambitieuzer geluid. Rapper Jay-Z verkocht zijn Black Album als zijn afscheidsalbum. Iets te voorbarig, twee jaar later kwam hij alweer terug.

The Black Album van Prince is een duistere funkplaat die een stuk ontoegankelijker is dan Purple Rain, de popplaat die hem wereldfaam bezorgd had. Vlak voordat The Black Album uitkwam kreeg Prince echter een openbaring die hem ervan overtuigde dat het werk „kwaadaardig” was, ingefluisterd door de demon Spooky Electric, dus trok hij het album terug.

The Black Album van The Damned (1981)

In plaats daarvan kwam hij met het positieve, godsvruchtige Lovesexy, met op de hoes Prince als bloot elfje op een bloem.

Het vernietigen van de oplage van The Black Album was ideaal voor de legendevorming. De schaarse originele exemplaren die rondzwerven gaan voor tienduizenden euro’s van de hand.

Zwarte schilderijen

De blauwdruk van The Black Album werd in 1882 al gemaakt door de Franse dichter Paul Bilhaud met zijn egaal zwarte schilderij Veldslag van zwarte mensen gedurende de nacht.

Beroemder en serieuzer is Zwart vierkant van de Russische schilder Kazimir Malevitsj. Zijn Zwarte vierkant diende als „nulpunt”, een nieuw begin van een revolutionaire abstracte kunst. Die moest voor iedereen begrijpelijk zijn en de emotionele impact hebben van religieuze kunst. Zwart Vierkant was een icoon voor de nieuwe tijd.

Bij de eerste expositie hing de schilder het boven in de hoek van de zaal, zoals Russisch-orthodoxe iconen ook werden opgehangen. Het schilderij was een venster naar het goddelijke.

The Black Album van Prince (1987)

De associatie met het demonische, wat de christelijke Prince afschrikte, is voor veel rockbands juist aantrekkelijk.

Rock heet de muziek van duivel te zijn dus het kan geen kwaad om een beetje te flirten met de prins der duisternis.

Van de pakweg 26 verschillende Black Albums zijn die van Spinal Tap, The Damned, Prince en Kanye West (Donda) de enige vier met echt pikzwarte hoezen.

De andere artiesten durven het obscure niet helemaal te omarmen en zetten er toch iets bij – op zijn minst hun naam, een kleine slang, een gerimpelde hand.


Column | En toch wonen wij heerlijk

Je kunt in mijn Noord-Groningse gemeente weliswaar ruim wonen voor een lage prijs maar de brede welvaart is ook nergens in het land zo laag, volgens onderzoek van onderzoeksbureau Atlas Research waarover onlangs in NRC bericht werd. Uit een ander bericht bleek dat er bij ons, tegen de trend in, géén bevolkingsgroei plaatsvindt, zelfs lichte achteruitgang. Dus de mensen lijken het nogal zeker te weten: er is daar niets te beleven.

Overigens geldt die lichte achteruitgang ook voor de gemeente waar ik de maand augustus heb doorgebracht: Bergen, Noord-Holland. Daar zijn de huizenprijzen juist torenhoog; het lage, lelijke huis waar ik in het voorbijlopen een afkeurende blik op wierp, bleek 3,5 miljoen te moeten opbrengen. In mijn regio staat er zegge en schrijve één (1) huis te koop van meer dan een miljoen.

De brede welvaart in Bergen hoort dan weer wel bij de top 5 van Nederland. Ik voelde me ineens het arme nichtje uit de provincie dat bij de welgestelde oom en tante op bezoek is. Kijk eens scharminkeltje, zo kan het ook.

Ik ga nu natuurlijk niet hooghartig zeggen dat ik niet begrijp waarom het er zo fantastisch zou zijn. Er staan huizen op plekken … oeioeioei, hoe geweldig. De duinen vlakbij, de zee waar de zon schittert op het water of het witte zand langs grauwe golven stuift, en dan het dorpje met twee (!) boekhandels en talloze terrassen en winkels waar je zeer lekkere spullen kunt krijgen ¬– niets van dat alles is in Loppersum of elders in mijn regio te vinden. Delfzijl ligt weliswaar aan zee, maar dat is de Wadden-, en er hoort bepaald geen wit zandstrand bij. Kwelders en blubber.

Dus dan ga je denken: wat vind ik dan thuis zo aantrekkelijk? De mensen die er wonen hebben het er toch wel naar hun zin. Het is er stil en weids. (Veel stiller dan in Bergen). Het is er ruim en rustig. (Daar zijn óveral mensen.) De prijzen zijn er anders: bij ons kun je niet van die heerlijke brie krijgen, noch het hele assortiment van Brandt en Levie of van Franks Smokehouse, maar we betalen dan ook weer geen 1,47 euro voor één (1) citroen of 9 euro voor een bakje bessen. Nee: 1 euro voor een grote zak pruimen langs de weg.

Dat ik in de vergelijking een defensieve toon aansla, heeft ook te maken met het merkwaardige fenomeen dat je altijd denkt dat zulke onderzoeken ‘de waarheid’ openbaren. Niet hoe jij het nu toevallig ziet, maar hoe het ís. Het ís er gewoon niet aantrekkelijk, daar bij jou.

En inderdaad ik heb geen onderzoek gedaan naar baanzekerheid en de afstand wonen-werken. Noch heb ik ooit bovenaan mijn lijstje gezet dat ik onder geen beding de Randstad wenste te verlaten. Want het onderzoek van Atlas Research kijkt naar wat mensen doen, wat ze bereid zijn te betalen voor een huis, en dát, zeggen ze, maakt de uitkomst nu juist zo realistisch.

Hm. NRC berekende al dat als je ruimte wilt, in en om je woning, Noord-Groningen ongeveer de alleraantrekkelijkste regio van het land is. Willen de mensen geen ruimte? Of weten ze gewoon, dankzij dit soort onderzoeken, dat je in de grensregio’s nog niet dood gevonden willen worden? Wonen hun vrienden, familieleden en kennissen er immers ook niet?

Ik hoef me echt niet uit het veld te laten slaan door zo’n onderzoek. Dat onderzoek weet niet hoe het is, bij ons. Het is er heerlijk. En in het westen is het druk en duur. Zo!

Zo klopt alles tenminste weer.


Opinie | Mazzel

Ik hield mijn vrouw stevig tegen me aan. Het was slecht nieuws. Het bobbeltje in de borst bleek kanker te zijn. Haar wereld stortte in. Biopten moesten de ernst van de ziekte uitwijzen.

„Ik wil de bruiloft van onze kleinzoon meemaken”, snikte ze.

Een week later kwam de uitslag. Trage kanker, geen uitzaaiingen en goed te opereren. Haar zon ging weer schijnen.

„Nu kan ik ook bij zijn scheiding zijn”, lachte ze tegen mij.

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]