De plantsoenen worden weer gereinigd. Bij het passeren van een groepje mannen met hesjes en afvalgrijpers vang ik hun gesprek op: „Er kwam net een dame voorbij. Die vrouw vroeg hoe ze kon helpen met het schoonmaken van de buurt” zegt een van hen lachend. En hij vervolgt: „Ik heb haar verteld dat ze eerst iets verkeerd moet doen. Dan regelt reclassering de rest.”
Daniël Disselkoen
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Zaterdag begon dan de al door Donald Trump aangekondigde handelsoorlog: vanaf dinsdag heffen de VS 25 procent belasting op alle producten uit de buurlanden Mexico en Canada. Wat ik uit de commentaren begreep slaan die terug met eenzelfde maatregel. De jaren dertig van de vorige eeuw komen terug. Het inflatiespook komt ook hier steeds vaker dreigend tevoorschijn.
Ik heb laatst 3 euro 49 betaald voor een bakje mini-komkommers, een product dat ik niet eens lekker vind. Leefde Paula van Roosmalen-Breekelmans nog maar. Ze knipte haar hele leven aanbiedingen uit folders en besloot na lang wikken en wegen of ze op vrijdag naar de Edah of de Coop bij het Velperbroekcircuit zou gaan. Ik moest aan haar denken toen ik bij de kassa bij de Vomar in Amsterdam-Oost achter een vrouw stond die een kwartier van iedereen nam omdat ze 30 cent te veel zou hebben betaald.
Het is alsof ik mijn hele jeugd heb getraind voor deze tijd. Mijn moeder die thuiskwam en, onderwijl de boodschappentas tussen haar voeten op de deurmat parkerend, hardop riep: „Driemaal raden wat ik voor een stuk kaas heb betaald?” Mijn vader die volautomatisch begon te zuchten dat het geld hem niet op de rug groeide. „Ik heb het niet. Ik heb het niet”, zei hij dan. Achteraf denk ik dat hij met dat zinnetje niet eens het saldo op zijn bankrekening bedoelde, maar dat hij het had over zijn perspectief op het werk. Chef zou hij nooit worden, hij leefde van zomervakantie naar kerstpakket en acteerde dat hij daar tevreden mee was. Hij prees Polen, een land waar ze toen dolblij waren met onze tweedehandskleding.
We nemen officieel nog niet deel aan het handelsconflict, maar de oorlogsverklaring ligt al klaar. Ga er maar van uit dat wij die dan gaan verliezen. Met ‘wij’ bedoel ik in eerste instantie Europa, maar omdat alles, en dus ook het egoïsme, na een tijdje overwaait naar onze polder sluit ik een alleingang van Nederland ook niet uit. Je hoeft weinig moeite te doen om het idee, dat we het hardst genaaid worden door onze trouwste bondgenoten, ook hier populair te maken.
„Wij zijn een diensten- en doorvoerland”, doceerde zuster Virgini al in de zesde klas van de Fredericusschool te Velp. Er werd ons geleerd dat dit heel slim was.
En zo zag ik het toen ook, we reisden de hele wereld over op zoek naar koopjes die we dan doorverkochten aan vooral de Duitsers en daarna de rest van de Europeanen. Die hele Europese Unie was vooral geschikt voor landen als het onze. Maar dat moet je wel willen zien. Je kunt er ook voor kiezen om de eigen exportproducten te beschermen. Wat maken we hier eigenlijk nog in dit dienstenland?
Alleen maar boerenproducten!
We gaan eraan.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
Toen ik afgelopen donderdagavond Fred Teeven in het NOS Journaal zag fantaseerde ik, mede door zijn angstaanjagende uiterlijk, over een nieuwe film van Steven Spielberg waarin onze nationale bonnetjescowboy een buitenaards wezen speelt. Een Marsbewoner die met een krankzinnige Amerikaanse president onderhandelt over het ruilen van Groenland tegen de rode planeet. Alleen heeft de riskende Amerikaanse dictator dat Groenland nog niet in zijn bezit. Dat moet hij nog veroveren.
Of dat gaat lukken is niet zeker omdat zijn leger bestaat uit soldaten met ernstige psychologische beperkingen die het waarschijnlijk niet gaan redden tegen twaalf Deense krijgers en hun goed getrainde sledehonden. Dat komt volgens de president door zijn dementerende voorganger die diversiteit en inclusie belangrijker vond dan militair vakmanschap.
Of deze redenering klopt weet de president niet, maar hij baseert zijn mening op zijn eigen ‘gezond verstand’. Spielberg hoopt dat er na deze opmerking wereldwijd een bulderende schaterlach door de bioscopen klinkt. De president draagt tijdens de film een gouden Roemeense helm op zijn hoofd.
Waarom ik Fred Teeven uitermate geschikt acht voor de rol van deze op ET lijkende alien? Dat komt door zijn kaalgeschoren knikker met daarop een nogal aanwezig brilmontuur dat hij waarschijnlijk geërfd heeft van wijlen Dame Edna. Fredje stond daar donderdag als voorzitter van de raad van toezicht van Partners voor Jeugd. Dat is een mond vol voor een of ander Haags vehikel waar de William Schrikker Stichting onder valt. Dat is die stichting die vermeld wordt in het schokkende en meer dan ontluisterende rapport over dat arme Vlaardingse pleegmeisje dat om hulp gefluisterd en gekrijst heeft in haar school, op straat en in de supermarkt.
Dat deed ze omdat ze mishandeld en misbruikt werd door twee gewelddadige mafkezen die voor pleegouders speelden. Maar niemand hoorde haar. Iedereen zat te vergaderen over protocollen en kwaliteitsdocumenten. En natuurlijk over privacy die in die wereld belangrijker is dan de doodsnood van een kind.
Het was trouwens niet alleen de ‘Schrikstichting’ die het meisje in de steek liet, ook de Stichting Enver deed gezellig mee. Wie dat zijn? Types die op hun website intens verdrietig en geschokt zijn door het vernietigende rapport waarin ze worden afgefikt tot op hun veters. Een gladde communicatie-engerd heeft het prachtig berouwvol opgeschreven.
Gelukkig komt er na het ontluisterende rapport een onderzoek. Je kunt nu al invullen welk soort Loek Hermans of Martin van Rijn dat klusje gaat klaren. Over vier jaar verschijnt er een lijvig rapport. Het verminkte meisje zal het nooit kunnen lezen.
Diep ziek. Dat klonk deze week regelmatig door de ether. Het ging over een of andere Chinese app die arme techbeleggers een paar honderd miljard lichter had gemaakt. Ik vond dat vooral grappig. Helemaal toen ik als kwaliteitscontrole een aantal persoonlijke zaken op die app natrok. Wat wisten ze van mij? De eerste keer was ik meer dan dertig jaar getrouwd met de zangeres Mylène d’Anjou en een kwartier later had ik een gelukkig gezin met Mieke van der Weij.
Ik vrees dat beide dames niet echt op mij zitten te wachten. Mijn vrouw heb ik ook nog even opgezocht. Zij heeft volgens de Chinezen sinds 1991 een dochter met de beste helft van Acda & De Munnik. Wie van de twee dat is mag u zelf invullen.
Of ik nog geld verloren heb op de beurs? Geen dubbeltje. Ik gok met mijn zuurverdiende pensioentje op andere zaken. Niet op tweedehands afhaalmandarijnen met een inferieure app. Nee, op een Gamma in Gaza omdat daar voorlopig een hoop te klussen valt. Of op een IKEA daar. Als ze hun huizen in elkaar gelijmd krijgen dan zal daarna zo’n Zweeds stapelbedje ook wel lukken.
Sinds de wapenstilstand in Palestina investeer ik voorlopig niet meer in raketfabrieken of droneproducenten. Wel in Aziatische vuurwerkbedrijfjes en gespecialiseerde prothesestudio’s die handen, voeten en ogen produceren. Dat vuurwerkverbod komt er toch niet dus in die hoek valt een hoop te verdienen. Ach kort en bondig samengevat: vrede is gewoon zonde van je geld.
Onlangs bezochten wij de nieuwjaarsuitvoering van ons plaatselijk philharmonisch orkest. Met behulp van sponsoren hadden zij de operazangeres Anna Majchrzak en bariton Tom Jansen weten te strikken voor die avond. Wat hebben wij genoten en de kers op de taart was het duet van beiden uit The Phantom of the opera, het prachtige ‘All I ask of you’.
De dag erna vertel ik dit aan mijn zoon waarop hij heel laconiek samenvat: „Oh, jullie zijn naar een coverband geweest!”
Marijke van Harskamp
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Een rondje golf in potdichte mist. Ik, een golfer van wat bedenkelijk kaliber, doe mijn best om mijn bal naar de nauwelijks zichtbare vlag te slaan. Uit het niets verschijnen twee wandelaars op het pad dat over de fairway loopt. Eén van hen vraagt met grote grijns: „En, gaan er nog veel ballen de mist in vandaag?”
Walther Boer
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Nu ik als een alleenstaande leef omdat mijn vrouw in een verpleeghuis zit, merk ik dat aan die status bepaalde nadelen kleven. Nadelen van zeer praktische aard waarvan je je geheel niet bewust bent als je met iemand samenleeft. Ik geef enkele voorbeelden.
Laat ik beginnen met iets wat tot de even onontkoombare als onmisbare rituelen van het leven behoort: eten. Samen eten heeft iets gezelligs, tenzij de sfeer om andere redenen al verpest is. Je praat en je proeft, het ene stimuleert het andere.
Maar als je in je eentje eet, ben je hoofdzakelijk bezig met kauwen en slikken. Een vrij eentonige bezigheid die je al snel naar de krant of de tv doet grijpen. Dat gaat weer ten koste van je aandacht voor het voedsel, zodat het eten verwordt tot een soort machinale oefening van je kaken, zonder veel kraak of smaak. Binnen tien minuten ben je klaar. Afruimen maar!
In mijn geval leidt het alleen-leven ook tot een buitengewoon hinderlijk soort controledwang. Voor ik mijn huis verlaat, controleer ik minstens drie keer of alle lichten wel uit zijn en alle ramen gesloten. Eenmaal buiten doemt desondanks de vraag op of ik ook het bovenlicht in de keuken heb afgesloten om te voorkomen dat de kat op visite gaat.
Terug. Bovenlicht potdicht, natuurlijk. Weer buiten, inmiddels op de hoek van de straat, schiet me te binnen dat ik de sleutel van de voordeur eigenlijk tweemaal in het slot had moeten omdraaien, zoals mijn vrouw veiligheidshalve altijd deed. Terug dus maar weer? Néé, géévéédéé, dit wordt gekte. Resteert: vaag schuldgevoel dat slechts heel langzaam verdampt.
Kortom, wat je mist is het gedeelde verantwoordelijkheidsgevoel van vroeger. Je inspecteerde voor het vertrek met een snelle blik elkaars kleding, de een liep nog even door de huiskamer, de ander deed de keuken – en weg was je.
De controledwang is in de plaats gekomen van de sociale controle die een essentieel bestanddeel is van het samenwonen. Jij bent de enige geworden die verantwoordelijk is voor alles wat binnen jouw bereik gebeurt.
Dat geldt vooral ook voor je eigen lichaam. Nu kom ik op een nogal intiem gebied en moet ik de lezer waarschuwen dat verder lezen gevaarlijk kan zijn voor zijn of haar (!) welbevinden.
Er zit een puist op mijn rug. Ik merk het aan een plekje bloed in mijn onderhemd, het voelt ook een beetje pijnlijk. Ik probeer de plek in de spiegel te traceren, wring mijn bovenlichaam in allerlei onmogelijke bochten, voorover en achterover buigend, haal er nog een spiegeltje bij, maar de puist blijft zich goeddeels verscholen houden. Als ik hem over mijn schouder probeer te bereiken, ontstaat er kramp in mijn bovenarm.
Wat te doen? Vroeger riep je: „Wil je even komen kijken?” Nu luistert er niemand meer. Naar de buren dan maar? Ik sta op redelijk goede voet met ze, maar ik kan toch moeilijk aanbellen en aan de buurvrouw vragen: „Wil je even naar mijn blote rug kijken?” Misschien is het een preuts soort verlegenheid en zijn er lezers die het zelfs heel spannend zouden vinden – maar mij niet gezien. Maar wat dan? Je kinderen van verre laten komen, vrienden bellen?
Naar de huisarts dan maar? Maar als die adviseert: goed schoon houden, elke dag een nieuwe pleister – wie moet dat dan doen? God helpe mij, maar Die kan ik ook al niet bereiken.
Ik sta in de Ikje-scheurkalender van 2025, in de zomer. Zo leuk!
Het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam. Ik zie dat de arts schrikt als hij de testresultaten op zijn monitor ziet. „Soms maakt het lab weleens een foutje”, zegt hij zachtjes. Ik weet dan wel genoeg. Teruglopend naar huis, denk ik ineens: Ik zal mijn Ikje toch nog wel gaan halen?
Jan Nieuwenhuis
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Gistermiddag nam ik me dan toch echt voor nooit meer over Vitesse te schrijven. Had ik net een niet ongeestig stukje af over de raadsels rondom de identiteit van de vijf nieuwe eigenaren (aandeelhouders) die scheidend crisismanager Edwin Reijntjes bij wijze van afscheid op ons afvuurt (‘Onder anderen twee ex-profs uit de lagere regionen van het Duitse voetbal die hun sporen op bestuurlijk vlak verdiend hebben.’), kwam Omroep Gelderland met de namen van de aandeelhouders.
– DMW Vista, „eigendom en beheerd door Dane Murphy”, een Amerikaan die bij New York Cosmos, VFL Osnabrück en D.C. United voetbalde.
– Flint Reilly, „een echte professional in de sport”.
– Timo Braasch, „een Duitse ondernemer gespecialiseerd in complexe probleemoplossing en strategische groei-investeringen”.
– Leon Mueller, medepresentator van een voetbalpodcast met nauwe banden binnen de voetballerij.
– Bryan Mornaghi, een Italiaan die grote kapitaalcontracten heeft uitonderhandeld en ondertekend (!) met Nederlandse bedrijven in de offshore windsector.
Zo, en nu jullie weer. De tijd van het grote uitlachen is voorbij, dit zijn vijf echte toppers die in Vitesse uit Arnhem wel een groeibriljant zien. Ik geloof ze zonder ze in de ogen gekeken te hebben dat ze geen banden met de vorige eigenaar hebben. Alle twijfel is weg, dit riekt naar kwaliteit.
De club is voorlopig gered, bedankt Edwin Reijntjes. Veel plezier in Zweden. Bedankt Arnhemse ondernemers voor het overbruggingsjaar. Bedankt KNVB voor de tientallen minpunten.
Zo veel vragen. Zijn het maatjes? Wat doen ze ’s morgens in de kwark?
We kunnen weer door, het circus trekt verder met als hoofdact dit kwintet experts. Wat ook prettig is: ze komen er niet vandaan, de meesten zijn er ook nog nooit geweest, maar allemaal voelen ze iets warms voor de regio Arnhem. Ik hoop dat er de komende weken een persconferentie komt in Gelredome, maar Papendal mag ook, met De Vijf naast elkaar aan een lange tafel. Laat Lex Lammers van De Gelderlander zich hier maar eens de gele tanden op stukbijten.
Zo veel vragen. Zijn het maatjes? Komen ze ook naar de wedstrijden? Wat doen ze ’s morgens in de kwark?
Even later kwam de club, als vanouds, met een heerlijk ronkend persbericht dat meer vragen oproept dan antwoorden geeft. Dane, Flint, Timo, Leon en Bryan doen het nu al slimmer dan Maasbert Schouten en Coley Parry om maar eens twee oud-aandeelhouders met een vlekje te noemen. Er komt helemaal geen persconferentie, ze gaan „voorlopig” geen media-activiteiten doen. ‘De beginperiode wordt gebruikt om de club beter te leren kennen. Er wordt aandachtig gekeken naar de historie van Vitesse, de clubcultuur en haar rol in de regio en de maatschappij.’
Want daar waren ze nog niet helemaal van op de hoogte.
Dit vond ik de mooiste zin: „Eén ding is al wel helder: de aandeelhouders zijn jong, ambitieus, realistisch en vastberaden om Vitesse weer te krijgen waar het hoort.”
Als we nu niet heel snel terug zijn aan de top weet ik het ook niet meer.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
Ik sta na mijn zwemmetje even te kletsen met een moeder met een klein dochtertje. Dan horen we een vrouw, met paniek in haar stem, herhaaldelijk roepen: „Max, nu bij mama komen!” Na een tijd komt er een hondje aangehuppeld dat uitbundig door de vrouw wordt geknuffeld. Het kind heeft al die tijd niets gezegd, maar duidelijk wel goed opgelet. Ze vraagt: „Mama, vind jij ook niet dat dat jongetje heel erg op een hondje lijkt?”
Margreet van Schie
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Op de tentoonstelling Anne Frank The Exhibition in New York ligt een brief in het Engels, die vader Otto Frank op 20 april 1973 schreef aan een groep schoolkinderen uit New York. Een sympathieke brief waarin hij hen bedankt voor hun aan Anne gerichte brieven. Een opmerkelijke brief ook omdat hij nader ingaat op de verhouding tussen Anne en haar moeder, tevens zijn vrouw.
Otto constateert dat sommige briefschrijvers zich sterk identificeerden met Anne, maar dat anderen met haar soms stevig van mening verschilden, bijvoorbeeld waar het haar relatie met haar moeder betrof. Zo konden zij niet begrijpen dat Anne haar moeder zo ruw kwetste door te weigeren samen met haar te bidden. Otto keurt dat in zijn brief ook af, maar vraagt tegelijk begrip voor haar omdat een mens nu eenmaal soms emotioneel reageert zonder na te denken. Hij voegt eraan toe: „Jullie zullen hebben gemerkt dat Anne later in haar dagboek schrijft dat ze beseft hoe vaak ze haar moeder verkeerd heeft bejegend. In de loop van de twee jaar in de onderduik ontwikkelde ze een zeer sterke zelfkritiek.”
Klopte dit wel helemaal, vroeg ik me af. Ik had het dagboek te lang geleden gelezen om te kunnen oordelen, dus moest ik opnieuw het boek De Dagboeken van Anne Frank uit 1986 raadplegen; het bevat de drie versies van het dagboek van Anne. De samenstellers merken terloops op dat Otto Frank een aantal opmerkingen van Anne over zijn overleden vrouw in zijn versie wegliet.
Wat mij al bij vluchtige herlezing opviel, was het grote aantal keren dat Anne een zekere afkeer van haar moeder uit. Op 3 oktober 1942 schrijft ze deze typerende passage in haar oorspronkelijke versie: „Moeder kan ik nu eenmaal niet uitstaan, en ik moet me met geweld dwingen, haar niet altijd af te snauwen en kalm te blijven, ik zou haar wel zo in haar gezicht kunnen slaan, ik weet niet hoe het komt dat ik zo een verschrikkelijke antipathie tegen haar heb.”
En ja, er zijn ook enkele passages waarin Anne enig berouw toont, zoals haar vader schrijft, maar die wegen nauwelijks op tegen de blijken van afwijzing die blijven terugkeren. Ik noteer: „Ik begreep dat ik moeder kan missen, helemaal en volledig, dat deed pijn…” (7 maart 1944), (…) behalve dat ik met de dag koeler en minachtender tegenover Moeder sta” (16 maart 1944), „Als ik van iemand houd, moet ik in de eerste plaats bewondering voor hem hebben, bewondering en respect en deze twee vereisten mis ik bij moeder volkomen!” (17 maart 1944), „Ik mag me in m’n onverschilligheid en minachting tegenover haar niet te ver laten gaan.” (20 maart 1944). „Moeder is tegen me en ik tegen haar, Vader sluit voor de stille strijd tussen moeder en mij z’n ogen. Moeder is verdrietig daar zij nog van mij houdt, ik ben helemaal niet verdrietig, daar zij voor mij afgedaan heeft.” (28 maart 1944.)
Kortom, het beeld dat Otto Frank schetst van de houding van Anne tegenover haar moeder lijkt mij te positief. Hier is de wens een gedachte van de vader. Anne was bepaald geen moederskind.
Dat dagboek is trouwens de moeite van een grondige herlezing waard. Anne had kijk op mensen en veel taalgevoel, ze zou een goede schrijver zijn geworden. „Liefste Kit, Kun jij me misschien vertellen hoe het komt dat de mensen zo angstvallig hun innerlijk verbergen?”