Wandelend naar school samen met mijn zoontje van vijf, vraagt hij mij, waarom er een rond rood bord met een witte streep erop aan het begin van onze straat staat. Ik vertel hem dat dit een verkeersbord is, en dat auto’s dan weten dat ze deze straat niet mogen inrijden. Iets verderop wijs ik hem op een rond blauw bord met een witte fiets. Daar is een fietspad, leg ik hem uit, daar mogen alleen fietsers fietsen. Zodra we het voetgangerspad naast de school oplopen voel ik zijn kleine handje in de mijne glijden. „En hier moet je hand in hand lopen mama”, zegt hij.
Maaike Davide
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Geert Wilders was reuze blij met het plan van president Trump om Gaza in „een Rivièra van het Midden-Oosten” om te toveren. In zijn beste Engels schreef hij op X: „Very true! As I always said: Jordan=Palestine. Let Palestinians move to Jordan. Gaza-problem solved!”
Zo eenvoudig zijn die dingen in de wereld van Trump en Wilders. Je neemt een toch al geteisterd volk zijn land af, je stuurt de bewoners naar landen waar ze niet welkom zijn en je maakt van hun gebied één grote strandtent.
Ik besloot me aan een gedachte-experiment te wijden. Trump en Wilders hebben in politiek opzicht veel gemeen. Ik vroeg me af : welk krankjorum plan van Trump zou Wilders níet willen steunen?
Stel dat Trump eist: „De Efteling moet dicht. De concurrentie met vergelijkbare attractieparken in Amerika is te groot. De entreeprijzen zijn te laag, het is een voorbeeld van de manier waarop Europa zich ten koste van Amerika verrijkt. Willen ze dat niet in Kaatsheuvel, of all places? Dan sluit ik geweld niet uit. Efteling-problem solved!”
Dat zou bij Wilders keihard aankomen. Hij heeft ooit tijdens de corona-periode in de Tweede Kamer een motie ingediend met het verzoek „mijn favoriete pretpark” zo snel mogelijk te heropenen. Hij wilde weer zo graag een ‘Droomvlucht’ maken, een ritje waarbij de bezoeker via hangende gordels vervoerd wordt door een vijftal scènes, gebaseerd op sprookjes en folklore, waaronder wezens uit de Noordse en Germaanse mythologie als elfen, faunen en trollen in hun natuurlijke habitat.
Ik baseer me niet op eigen ervaringen, maar op een beschrijving in een online naslagwerk over de Efteling. Vooral het woord ‘trollen’ trof me: wie kritisch over Wilders schrijft, krijgt meteen met ze te maken. Het zijn doorgaans zielige mannen die geen vrouw hebben kunnen krijgen en daarvoor te laat zijn behandeld.
Zou Wilders een door Trump afgedwongen sluiting van de Efteling uiteindelijk toch accepteren? Ik vermoed van wel, maar denk dat hij zijn grote held eerst probeert over te halen om andere doelen in Nederland aan te pakken. Welke?
Allereerst uiteraard „het tuig van de richel”: de pers, door Trump „fake news” genoemd. Alle kranten kunnen dicht, zal Wilders suggereren, behalve De Telegraaf. Waarom die niet, zal Trump willen weten. Wilders: „Vanwege de columns van Ronald Plasterk en Leon de Winter en de stukken van Wierd Duk. Trump: „Weird Duck?” Wilders: „Met afstand de beste journalist van Nederland.” Trump: „Dan zou hij bij mij minister van Binnenlandse Veiligheid, of zoiets, worden.”
Wilders zal Trump ook aanraden het Mediapark in Hilversum zo snel mogelijk te sluiten. „Daar zitten de linkse boeven van de NPO, de mensen die mij altijd lastigvallen met kritische vragen. De meesten wonen in de Amsterdamse grachtengordel. Bovendien werd in dat park uw belangrijkste voorganger vermoord.”
„Is dit alles?”, zal Trump vragen. Wilders: „Ik vergeet bijna het belangrijkste. We hebben in Nederland een parlement dat helemaal geen serieus parlement is. Daarom heb ik het een nepparlement genoemd. Weg met die slappe hap.” Trump: „We zijn er?”
Wilders: „Doe de rechters er ook nog even bij. De lafbekken.”
De BoerBurgerBeweging (BBB) is een als een stapel hooibalen: trek er een paar onderuit en alles valt om. De boer of boerin kan dan een paar dagen de hooizolder niet op vanwege de stofwolken. Maandag was het weer zo’n dag. Het Kamerlid Lilian Helder, die eerder van de PVV naar de BBB was overgestapt, stapte nu helemaal op. Ze had het regeerakkoord ook nooit ondertekend, zei ze. Ze had eigenlijk helemaal niets want er werd toch niet naar haar geluisterd. En ook in de provincie Overijssel brak de halve fractie met de provinciale fractie van BBB uit de stal van Carla Evers wier man Edwin een pluimvee- en akkerbedrijf runt, maar dat doet verder eigenlijk niet terzake.
Partijleider Caroline van der Plas heeft haar partij naar grote hoogte gestuwd, maar weet zich inmiddels omringd door zoveel stoethaspels – eigenlijk blijft alleen haar hartsvriendin Mona Keijzer als vicepremier overeind – dat ze van gekkigheid niet meer kan kiezen welke kant ze nu weer op moet blazen.
Dinsdag legde ze aan verslaggevers uit dat ze intern geen tiran en/of dictator is en gisteren deelde ze op haar favoriete podium X hoe ze deze partijcrisis te lijf gaat. „Gisteren was een rotdag voor BBB, vandaag weer een nieuwe dag. Rug recht, kop omhoog, zoals ik mijn hele leven al heb gedaan. Stormen zijn er om getrotseerd te worden.” Het kwam me bekend voor. Vlak voor de grote kladderadatsch lanceerde mijn favoriete voetbalclub Vitesse een bijna identieke publiekscampagne. We waren trots en voor niemand bang, een paar maanden later moesten we op de knieën voor geld.
Uiteraard werd Caroline op X vanwege haar ongehoorde eerlijkheid overstelpt met bijval. Het regende begrip van mensen die van het eigen leven ook een puinhoop hebben gemaakt. Stug doortrappen bij wind tegen vinden ze stoer, ook als je van niks naar nergens fietst. Het zal wel weer een ingeving van haar trouwe maat Henk Vermeer zijn, die had vroeger een reclamebureautje en broedde ook de partijleus ‘Iedere dag BBBeter!’ uit, een zin waarmee alles en tegelijkertijd ook niets wordt gezegd. Als Kamerlid is Henk de hele dag aan het redderen. Op de jampotjes uit Tiel staat Flipje, Berend Botje vertrok met een scheepje uit Zuidlaren en Henk plukt lukraak wat moties uit de ochtendkranten die hij dan op verkeerde momenten indient.
Henk Vermeer denkt dat de Tweede Kamer een koeienstal is waar je mag loeien wat je wilt, maar dat is alleen zo bij de fractievergaderingen van de BBB, waar hij en Caroline onderonsjes hebben over alles, behalve over de zaken waarvoor de BBB is opgericht, want voor de boeren kunnen ze helaas niets betekenen. De BBB houdt van de boer op dezelfde manier als de boer van zijn beesten houdt: het is bijvoederen en aaien zolang de camera’s draaien en daarna hup naar de slacht.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.
Ik word gebeld door twee jongedames van het vwo in mijn stad. Ze hebben een project over veteranen en hebben mijn naam doorgekregen van het plaatselijke Comité 4 en 5 mei. Ze nemen graag een interview af. Ik vraag of ze het op school of bij mij thuis willen houden. „Nou meneer, het leukste is natuurlijk om de veteraan in zijn eigen natuurlijke omgeving te zien.” Oh, en ze willen het graag combineren met een werkstuk over PTSS. „Nou meneer, het zou ontzettend leuk zijn om u ook daarover te kunnen spreken.”
Raymond Hiltrop
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Grote interviews in de kranten, een tweede druk – het kan niet op met Beladen huis, het boek van Christien Brinkgreve, emeritus hoogleraar sociale wetenschappen, over haar huwelijk met Arend Jan Heerma van Voss, vooral journalist.
Alleen over dát huwelijk? Dat zou nogal beperkt zijn – en dat is dan ook niet het geval. Ik vermoed dat vooral veel vrouwen, ook zij die nog nooit van Brinkgreve en haar man gehoord hebben, zich zullen herkennen in dit boek over een huwelijk waarin geleidelijk meer fout dan goed gaat. De vrouw in kwestie wil meer ruimte voor zichzelf, voelt zich daarin belemmerd door haar somberende man en legt zich daar min of meer bij neer. Zij ging met hem door, „levend met een man die me vaak klein maakt”, schrijft ze. Dit in tegenstelling tot de jongere generatie vrouwen die strijdbaarder is, constateert Brinkgreve nu in een interview.
Aan het einde van zijn leven doet Heerma van Voss enkele uitspraken die op zijn vrouw een verpletterend effect hebben, omdat ze „veel blootlegden, rauw, zonder enige bedekking”. In aanwezigheid van een vriendin zegt hij op zijn sterfbed tegen zijn vrouw: „Maak jezelf toch niet altijd groter dan je bent.” In diezelfde periode zegt hij: „Ik had gehoopt dat je je na je proefschrift helemaal aan mij zou wijden.”
Ze waren samen met hun twee schrijvende zonen Daan en Thomas al eerder in de openbaarheid getreden. Ik herinnerde me de VPRO-tv-documentaire Privéterrein uit 2014 van filmer Pieter Verhoeff, een huisvriend. Kwamen toen die spanningen in het gezin al aan de oppervlakte? Het stond me niet bij en ik bekeek opnieuw deze film, die op internet nog gemakkelijk vindbaar is. Verhoeff filmde het gezin op reis naar hun geliefde Bretagne en interviewde ze aan tafel in een hotel. Dat gesprek zal op het eerste gezicht niet zo onthullend hebben geleken, maar was het wel degelijk.
Op zeker moment zegt Arend Jan dat hem niet ontgaan was dat Christien problemen had met haar „universitaire Werdegang”. „Wat bedoel je daarmee”, vraagt zij. Hij: „Dat je daar hard moest werken om een plaats te veroveren.” Zij: „Nee, maar de universiteit was een makkie vergeleken bij het gezinsleven.” Hij, met verbaasd lachje: „Oh, vind ik een opmerkelijke uitspraak.”
Dat was het zeker, maar het viel niet op omdat daarna een nogal stekelige discussie ontstond over de betekenis van het woord ‘Werdegang’. Daan herinnerde zich dat het ‘trage ondergang’ betekende, zijn vader hield koppig vast aan het neutrale ‘ontwikkeling’.
In een los interviewfragment in deze film zegt Christien: „Ik vind het een vrij hevig gezin om in te leven. Krachtige mensen. Arend Jan zeker, die respect afdwingt, waar ze bang voor zijn, die een soort stil gezag heeft, het is niet iemand die je het allermeest geruststelt.”
Kortom, als ‘we’ destijds beter hadden opgelet, zouden we nu niet zo verbaasd zijn over dit openhartige boek van Christien Brinkgreve. Wat geen reden mag zijn om het ongelezen te laten, want het is een buitengewoon interessant, knap geschreven boek over een feministische vrouw, die gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen in theorie nastreefde, maar merkte hoe moeilijk het was – en is – om het in de praktijk van een huwelijk te realiseren.
Regelmatig pas ik op mijn kleinzoon in een dorp in Brabant. Ik reis dan per trein en taxi. Tegen de avond komt de taxi me weer ophalen en brengt me naar het station. Op een avond doen ze bij hem thuis een spelletje en vraagt mijn zoon aan hem: „Bij wie hoort oma Lies?” Dat weet hij meteen: „Bij opa Jan.”
En dan is het mijn beurt: „Bij wie hoort oma Elien?” Zijn antwoord daarop: „Bij de meneer van de taxi.”
Elien Branbergen
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Op zaterdagochtend komt 92-jarige oma langs voor koffie. Het blijft bij één kopje, een tweede zit er niet in. Ze heeft het druk. Ze moet nog op de fiets naar de stad om boodschappen te doen en wil vooral dringend een plastic bak kopen. Ik vraag haar waar ze die bak voor nodig heeft. Oma lacht: „Ik ben er nog lang niet klaar mee. Ik maak een overlevingspakket.”
Karina Pigeaud
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Als we ooit het stadium bereiken dat straatbibliotheken als grote sporters een bijnaam (de Adelaar van Toledo, de Beer van de Meer, de Haai van Messina) krijgen, dan staan we hier zonder twijfel voor de Kolos van Kostverloren: zes witte kasten in een overdekte ruimte die ooit aangelegd lijkt om de bij de Van Hallbrug wachtende voetreiziger te beschermen tegen de elementen terwijl de schepen zich via Kattensloot, Kostverlorenvaart en Schinkel in konvooi een weg door Amsterdam banen.
Hier is een lezersdroom kast geworden. De literatuur staat links; plakkertjes moeten de boekenbrengers tot ordelijkheid verleiden, al meldt de beheerder zich geregeld om de banden terug in het gelid te brengen. Daarvoor heeft hij nog geen gelegenheid gehad bij een boek dat plat misplaatst ligt te zijn op een literatuurplankWetenswaardig allerlei. Wenken voor de jeugd, met onderhoudende vertellingen over dieren, techniek en soms geschiedenis – gericht op kinderen van een jaar of twaalf. De uitgave bevat geen auteursnaam en is niet gedateerd, maar stamt afgaande op de inhoud uit begin 20ste eeuw. Vanaf de eerste zin springt de weetlust je in de armen: „Ik herinner mij nog zeer goed, hoe vreemd ik ervan opzag, toen mijn vader mij voor het eerst een kogelfleschje toonde.”
Hier lezen we mee met de verwondering over wat destijds nieuw was, maar wat nu allang weer verdwenen is. Dat kogelfleschje dus, waarvan in detail wordt uitgelegd hoe de glazen kogel door het koolzuur in het water (ook wordt uit de doeken gedaan hoe dat koolzuur in het water komt) tot bovenin de fles wordt gestuwd, tot je ’m naar beneden duwt en het schuimen begint. Overigens kwam moeder met een schepje suiker omdat de kinderen het spuitwater in pure vorm helemaal niet lekker vonden.
Intussen dwalen de gedachten af naar de keukenkranen waar niet alleen het kokende water, maar ook het bubbeltjeswater nu gewoon uit stroomt: „De kraan die alles kan.” Best, maar wat kunnen wij nog? De kraan die alles kan, voor de mens die niets meer kan.
De wetenswaardigheden gaan verder langs ‘De olifant aan den arbeid’ dat begint met de observatie dat de olifant in de diergaarde niets doet „dan zich laten kijken”. Maar: „Dat niets-doen is echter noch plezierig, noch gezond voor den kolossus.” Volgt een beschrijving van hoe de Indische olifant, getemd en wel, zeer veel zwaar werk verricht. Maar ook hoe zo’n dier dan soms naar Europa wordt overgebracht en die overtocht doorgaans slecht verdraagt: „Hij lijdt, vooral bij ruw weer, veel aan zeeziekte.”
Ook worden goocheltrucs uitgelegd, zoals de voorstelling met de vrouw die ogen op haar rug leek te hebben. Hier was de spreekbuis de oplossing van het raadsel, waarbij werd uitgelegd dat die tussen twee kamers in hetzelfde huis eigenlijk veel beter functioneerde dan een telefoon. Zo passeert veel de revue, wat inderdaad het weten waard is, inclusief de grammofoon. Daarvoor wordt een damspel onderbroken met de vraag: „bedoel je, dat dat instrument net doet als een piano en er ook zelf bij zingt”.
Wetenswaardig allerlei is niet alleen een historisch document, het is ook een ode aan de biologische intelligentie die ons herinnert aan een wereld waarin we probeerden te begrijpen hoe de apparaten om ons heen functioneerden, in plaats van dat we ons lieten manipuleren door machines waarvan we het binnenste allang niet meer doorgronden.
Wilt u het besproken exemplaar van Wetenswaardig allerlei hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.
De plantsoenen worden weer gereinigd. Bij het passeren van een groepje mannen met hesjes en afvalgrijpers vang ik hun gesprek op: „Er kwam net een dame voorbij. Die vrouw vroeg hoe ze kon helpen met het schoonmaken van de buurt” zegt een van hen lachend. En hij vervolgt: „Ik heb haar verteld dat ze eerst iets verkeerd moet doen. Dan regelt reclassering de rest.”
Daniël Disselkoen
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Zaterdag begon dan de al door Donald Trump aangekondigde handelsoorlog: vanaf dinsdag heffen de VS 25 procent belasting op alle producten uit de buurlanden Mexico en Canada. Wat ik uit de commentaren begreep slaan die terug met eenzelfde maatregel. De jaren dertig van de vorige eeuw komen terug. Het inflatiespook komt ook hier steeds vaker dreigend tevoorschijn.
Ik heb laatst 3 euro 49 betaald voor een bakje mini-komkommers, een product dat ik niet eens lekker vind. Leefde Paula van Roosmalen-Breekelmans nog maar. Ze knipte haar hele leven aanbiedingen uit folders en besloot na lang wikken en wegen of ze op vrijdag naar de Edah of de Coop bij het Velperbroekcircuit zou gaan. Ik moest aan haar denken toen ik bij de kassa bij de Vomar in Amsterdam-Oost achter een vrouw stond die een kwartier van iedereen nam omdat ze 30 cent te veel zou hebben betaald.
Het is alsof ik mijn hele jeugd heb getraind voor deze tijd. Mijn moeder die thuiskwam en, onderwijl de boodschappentas tussen haar voeten op de deurmat parkerend, hardop riep: „Driemaal raden wat ik voor een stuk kaas heb betaald?” Mijn vader die volautomatisch begon te zuchten dat het geld hem niet op de rug groeide. „Ik heb het niet. Ik heb het niet”, zei hij dan. Achteraf denk ik dat hij met dat zinnetje niet eens het saldo op zijn bankrekening bedoelde, maar dat hij het had over zijn perspectief op het werk. Chef zou hij nooit worden, hij leefde van zomervakantie naar kerstpakket en acteerde dat hij daar tevreden mee was. Hij prees Polen, een land waar ze toen dolblij waren met onze tweedehandskleding.
We nemen officieel nog niet deel aan het handelsconflict, maar de oorlogsverklaring ligt al klaar. Ga er maar van uit dat wij die dan gaan verliezen. Met ‘wij’ bedoel ik in eerste instantie Europa, maar omdat alles, en dus ook het egoïsme, na een tijdje overwaait naar onze polder sluit ik een alleingang van Nederland ook niet uit. Je hoeft weinig moeite te doen om het idee, dat we het hardst genaaid worden door onze trouwste bondgenoten, ook hier populair te maken.
„Wij zijn een diensten- en doorvoerland”, doceerde zuster Virgini al in de zesde klas van de Fredericusschool te Velp. Er werd ons geleerd dat dit heel slim was.
En zo zag ik het toen ook, we reisden de hele wereld over op zoek naar koopjes die we dan doorverkochten aan vooral de Duitsers en daarna de rest van de Europeanen. Die hele Europese Unie was vooral geschikt voor landen als het onze. Maar dat moet je wel willen zien. Je kunt er ook voor kiezen om de eigen exportproducten te beschermen. Wat maken we hier eigenlijk nog in dit dienstenland?
Alleen maar boerenproducten!
We gaan eraan.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.