Opinie | Vaatwasser

„Welke vaatwastabletten gebruiken jullie?” Kevin, de witgoedspecialist, zit op zijn knieën, met zijn hoofd in onze afwasmachine. Kevins hoofd verschijnt weer. „Kijk, deze rubberen ring van de afvoer is helemaal verteerd. Jullie blokjes zijn te agressief.” „Ik zie dat vaker”, vervolgt hij. „Een klant gebruikte vaatwastabletten bedoeld voor horecavaatwassers. Bij hem was alles vergaan. Vier maanden later kom ik bij zijn buurvrouw. Ook alles verteerd. Dus ik vraag haar welke blokjes ze gebruikt. En wat denk je? De vaatwastabletten die ze van haar buurman had gekregen!”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Planning

Onze tienerdochter zit bij ons in de auto en belt op speaker met een vriendin. Het gesprek lijkt geen einde te kennen. Gespreksonderwerpen volgen elkaar in rap tempo op en starten altijd met een vraag. „Wie komt naar het feest?” „Is dit een mooi topje?” „Wanneer moet jij ‘bio’ herkansen…?”

Mijn man ruikt zijn kans om het gesprek te stoppen en roept: „Zeg moet jij niet nog voor een stapel toetsen leren?”

„Ja”, antwoord de vriendin verheugd, „maar ik heb een uitstekende planning en die start morgen!”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Het Oranje dorpje

De Oranjes bezochten Doetinchem, het stadje zwolg ervan. Ze gingen niet op de knieën, ze zakten er doorheen, burgemeester Mark Boumans (VVD) voorop. Het woord hermelijnvlo doet hem geen recht, daarvoor is zijn Oranjeliefde te groot. Gevraagd naar zijn mooiste moment van de dag zei hij in het Nieuws café van De Gelderlander dat hij kippenvel kreeg toen vanaf ‘het eindpodium’ spontaan het ‘Lang zal hij leven’ werd ingezet voor de koning. Koningsdag was een mega-uitvoering geweest, hij zag minder lege plekken dan op eerdere Koningsdagen. Een lelijke sneer naar Emmen, van de activiteiten daar is een jaar later niets blijven hangen.

Eerlijk is eerlijk: het zal moeilijk zijn om het optreden van Bennie Jolink te vergeten, die met wat erover is gebleven van zijn band Normaal een bijna akoestische versie van het lied ‘Oerend Hard’ zong. De familie stond op een meter afstand, prinses Laurentien die tijdens de wandeling naar eigen zeggen „veel steun” had gekregen swingde op haar manier mee. De koning zong zelfs mee, Jolink had in de aanloop naar de dag al aangegeven dat hij en het staatshoofd fan van elkaar zijn. Wat Jolink eigenlijk zei was dat hij nooit meer met de term rock-’n-roll geassocieerd wilde worden.

Het ging zoals het altijd ging, de verslaggeving van de NOS was ook weer ouderwets opbeurend. Verslaggever Jozephine Trehy was ’s morgens prins Pieter-Christiaan tegen het lijf gelopen en maakte daar voor Radio 1 een item over. Hij was aan het hardlopen geweest. „Dat doe ik altijd op Koningsdag”, zei hij, „om het dorpje alvast een beetje te verkennen.”

„Het dorpje”, Trehy sprak hem niet tegen.

Misschien moet de koning maar elke dag naar Doetinchem om er wat te zeggen

Hij was naar een naar hem vernoemde straat gerend, de verslaggeefster vond het „razendknap” dat de 53-jarige prins wel eens aan hardlopen doet.

De koning sloot af met een paar zinnen in het Duits om de Euregio te plezieren en bedankte heel Doetinchem.

„Doetinchem, de Achterhoek, Gelderland hebben hier laten zien hoe je met samenwerken, samenleven en samenbinden zo’n waanzinnige Koningsdag neer kan zetten. Laten we dat vasthouden, laten we dat elke dag van het jaar doen.”

Voor die woorden werd gejuicht. Het was een advies van niks, hij had het ook over de mooie molen kunnen hebben, maar het maakte niet uit wat hij zei, als hij maar wat zei in Doetinchem. Misschien moet de koning maar elke dag naar Doetinchem om er wat te zeggen. Burgemeester Boumans kan er heus wel voor zorgen dat er geen lege plekken zijn en Bennie Jolink kun je inmiddels zonder problemen elke dag op dezelfde plaats hetzelfde lied laten spelen voor zijn grootste fan.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.


Column | Rooms sterrendiner

De paus ging dood. In het harnas. En wat voor harnas. De laatste handjes die hij geschud heeft waren die van JD Vance en Mona Keijzer. Toen had hij het hoogste op aarde wel bereikt en kon het niet meer beter worden. Dan mag je weg.

Paus Franciscus leek mij een aardige man. Voetballiefhebber en uiteraard supertrots op zijn landgenoot Lionel. Ook een man die een eind moest zien te maken aan die celibataire bende Roomse kinderlikkers om hem heen. Niet alleen om hem heen, maar wereldwijd. En zeer begaan met het noodlot van het Gazaanse volk dat door Netanyahu en zijn frisse vriendjes systematisch wordt uitgeroeid.

Prachtig dat nu blijkt dat de vertegenwoordiger van God op aarde dagelijks de moeite nam om even te bellen met die kleine Palestijnse parochie in Gaza. Of zijn er nu mensen die deze Franciscus hardop een antisemiet durven noemen?

Ook had hij een groot hart voor de duizenden vluchtelingen in hun gammele bootjes, die wanhopig zoekend naar een piepklein beetje geluk onze kant op dobberen. Hij stond hier overduidelijk anders in dan onze nationale Feldwebel Marjolein Faber, die op dit moment ongetwijfeld loeidruk is om de lintjesverdedigers op haar ministerie op staande voet te ontslaan. Ze heeft Elon Musk al voor advies gebeld, maar die had geen tijd. Iets met een negatief saldo van een paar honderd miljard.

Grappig dat op de Nederlandse televisie juist Mona Keijzer over deze paus kwam klessebessen. Maandag deed zij dat bij Eva Jinek. Waarom zij? Omdat zij dat bijna laatste handje van de paus geschud heeft? Ze heeft hem toen met haar geblondeerde hoofd bedankt voor de inspiratie. Welke inspiratie?

Zij zit in de ultrarechtse coalitie van wie de asielzoekende vluchtelingen zo snel en zo ver mogelijk moeten oprotten. En in een regering die geen lettergreep vuilgemaakt heeft aan de laatste oorlogsmisdaden van Israël. Al stoppen ze de door hun kop geschoten hulpverleners met ambulances en al onder de grond, ons kabinet heeft daar geen mening over. Was dat geen zelfverdediging?

Echt jammer dat Mona de paus niet langer dan twee seconden heeft kunnen spreken. Anders had ze de achtentachtigjarige kerkvorst ook nog kunnen uitleggen dat ze een pleurishekel aan bejaarden heeft. Dat ze zich onlangs nog sterk heeft gemaakt om te voorkomen dat er in haar buurtje een woonzorgcomplex voor ouderen zou komen. Dat ze tot aan de Raad van State heeft geprocedeerd tegen de komst van een hospice. Misschien had ze de oude baas, die als paus de naam van de Italiaanse dierenvriend Franciscus van Assisi gekozen heeft, ook nog even kunnen uitleggen dat er wat haar betreft geen plek meer is voor nestkastjes in nieuwbouwhuizen.

Nee, geweldig dat juist deze hypocriete mooiweerkatholiek over die aardige paus op tv mocht huichelen. Wat een mooiweerkatholiek is? Die gaan alleen met Kerst naar de nachtmis. In wie Mona gelooft? Mona gelooft in Mona. Wel als enige.

Dinsdag sprak ik de Twentse huisarts van Pieter Omtzigt, die even zijn medisch beroepsgeheim schond door mij gierend te vertellen over de bont en blauwe schouders van de afgetreden partijleider. En over zijn totaal ontzette borstkas. Daar had Pietje zelf zo hard op staan rossen tijdens het oefenen voor zijn afscheidsfilmpje dat het leek alsof hij door een blinde psychopaat getatoeëerd was. Buiten zijn politieke successen had hij ook nog uitgebreid willen memoreren over welke klusjes hij thuis zoal opknapte. Afwasmachine uitruimen, lege flessen naar de glasbak. Op aanraden van zijn vrouw heeft hij die heldendaden geschrapt. Net als zijn rol in Sywertgate.

Maar het meest trieste deze week: we zijn Jonnie kwijt. Jonnie Boer, de Johan Cruijff onder de koks. In mijn leven twee keer bij hem gegeten en ik proef elk hapje nog steeds. Jonnie kon het echt. De meest onverwachte en vooral gedurfde combinaties. En zo godvergeten lekker.

Eigenlijk heb ik maar één wens: dat Jonnie gauw een keer zijn sterren uit de pannen mag koken voor Franciscus. Zodat die aardige Argentijn die enge Mona voorgoed en altijd kan vergeten.


Opinie | Het optreden

Een vriendin en ik zitten in een klein kroegje waar een orkest optreedt dat we graag willen zien. Gelukkig zijn we vroeg genoeg om, weliswaar achterin, een paar barkrukken te bemachtigen. Links naast ons zit een bejaard echtpaar. Ik vind het vervelend dat ik steeds met m’n rug naar de man naast me zit en verontschuldig me daarvoor. Zijn vrouw geeft aan dat het geen probleem is. „Als je je om zou draaien en heel de tijd naar hem zou kijken, daar zou ik meer last van hebben.”

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Opinie | Software

Na vele jaren is een wat oudere vriend toch geïnteresseerd om zijn eerste digitale stappen te zetten. Ik nodig hem gelijk uit en na enige uitleg laat ik hem vrij op mijn netbook. Enthousiast begint hij op het toetsenbord te rammen alsof het zijn oude, vertrouwde typemachine is.

„Ho, ho,” roep ik verschrikt, „niet zo hard.”

„O ja,” verontschuldigt hij zich, „ik vergeet dat het maar software is.”

Peter S. Visser

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Lopen over water

Natuurlijk stelde het AD de vraag als eerste, dat doen ze altijd als er weer eens een paus sterft. Krijgen we na paus Adrianus VI (1459-1523), die het een jaar mocht zijn, dan eindelijk weer eens een Nederlandse paus? De krant trok onze enige troef Wim Eijk uit de ‘vergetelheid’. Een man met een hoge haargrens en een tijdloze bril. Op de foto die bij het artikel was geplaatst schudde hij paus Franciscus met twee handen tegelijkertijd de handen, een teken van loyaliteit en trouw waar ze binnen de Katholieke Kerk gek op zijn. Wim Eijk werd in het artikel omschreven als conservatief, bijbelgetrouw, intelligent en geleerd. Hij werd geboren in Duivendrecht wat me als wannabee paus geen voordeel lijkt. Wim Eijk publiceerde een boek – De band van de liefde – over ‘het huwelijkse leven en seksualiteit’ dat zo veel opwinding veroorzaakte dat het aartsbisdom zich genoodzaakt voelde om de boekpresentatie uit te stellen, maar dat hem ver weg, in de Verenigde Staten en Polen, populair maakte.

Je kunt nu al uittekenen wat er gebeurt als Wim Eijk onverhoopt wordt geroepen. Hij zal niet op de schouders naar Rome worden gedragen. Die opwinding heeft ook iets grappigs omdat de Katholieke Kerk in Nederland nauwelijks nog iets voorstelt. Het maakt niet zo gek veel meer uit wat onze bisschoppen uitkramen, omdat er bijna niemand over is om zich er echt over op te winden. Wim Eijk is een herder zonder kudde, het maakt bijna benieuwd hoe hij zich gaat gedragen als ze opeens wel allemaal zijn ring willen kussen. Gaat hij ons op het Sint Pietersplein ook bedanken voor de bloemen? Krijgen we een speciale behandeling? Komt Wim Eijk uit Duivendrecht straks met de pausmobiel op familiebezoek? Krijgen we weer een ‘ Popie Jopie Joop’, maar dan nu echt? Gaat er extra voor ons gebeden worden?

Allemaal vragen die alleen interessant zijn voor lezers van het AD, en zelfs zij weten diep vanbinnen wel beter. Want Wim Eijk wordt geen paus. Met Wim Eijk als paus verdwijnt het laatste restje mystiek uit de polder, niemand gaat op de knieën voor Wim Eijk. De FIFA kroont Wout Weghorst ook niet met de Ballon d’Or. Niet omdat ze niet corrupt zijn, maar omdat ze ook wel weten dat dan het laatste restje geloofwaardigheid verdwijnt. Wim Eijk als paus is hetzelfde als Roodkapje bewapenen met een stengun, het sprookje krijgt een bizarre, niet wenselijke wending. Tegelijkertijd moeten we toch een slag om de arm houden, we hebben het hier al gekker meegemaakt. Dick Schoof is ook minister-president. Alles kan, ook lopen over water.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.


Opinie | Goedgekeurd

In de supermarkt rekende ik mijn gescande boodschappen af. Naast me, een man van mijn leeftijd, rond de 70 jaar, floepte er een groen lampje aan boven de terminal. Steekproef. Hij moest al zijn boodschappen op de kassaband leggen.

Het bleek om een verkeerde prijssticker te gaan. Foutje van de supermarkt. „U bent goedgekeurd”, zei de kassamedewerker. „Mooi is dat”, deelde de man mee. „Vijftig jaar geleden was ik gelukkig afgekeurd en nu word ik waarschijnlijk weer opgeroepen.”

René van der Horst

Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]


Column | Van Drees tot Omtzigt

Willem Drees lag voor twee euro te koop bij een Amsterdamse antiquair. Althans, zijn in 1983 onder de titel Herinneringen en Opvattingen uitgekomen memoires. Ik sloeg onmiddellijk toe.

Het toeval wilde – het toeval kan erg opdringerig zijn – dat een dag eerder Pieter Omtzigt met enig pathos de Nederlandse politiek verlaten had. „Vandaag kondig ik mijn afscheid van de landelijke politiek aan”, zei hij op een filmpje.

Het klonk alsof een groot staatsman van ons heenging. Hij stond ook fier overeind, hoewel je van iemand die vanwege een burn-out vertrekt, eerder een liggende houding op een doorgezakt matras verwacht.

Gelukkig bleek hij trots op zijn partij te zijn, en ook op zichzelf, want hij liet niet na op zijn talrijke verdiensten te wijzen. Meer dan 21 jaar had hij Kamerlid mogen zijn, maar „de tol daarvan was best groot geweest”.

Hoe zou de oude Drees ernaar gekeken hebben? Met enige afkeer, vermoed ik. Borstklopperij was hem vreemd, aan uiterlijke schijn had hij een hekel. Over zijn hang naar soberheid doen legendarische anekdoten de ronde. Mijn favoriete is deze. Tijdens een diner van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, werden de biefstukken op een schaal rondgedeeld. Drees nam er een vanaf, sneed hem doormidden en legde de helft terug op de schaal – dit tot verbijstering van partijgenoot Ed van Thijn, een zichtbare voorstander van héle biefstukken.

Drees was na de Tweede Wereldoorlog twaalf jaar politiek leider van de PvdA, drie jaar minister van Sociale Zaken en vicepremier en van 1948 tot 1958 minister-president. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de Nederlandse verzorgingsstaat. Hij was een rustig formulerende man met een ietwat eentonige stem, die het vermogen had in weinig woorden ingewikkelde zaken tot de kern terug te brengen. Persoonlijke aanvallen op tegenstanders vermeed hij zoveel mogelijk.

Hij kon zeer principieel zijn: hij nam in 1971 afscheid van de PvdA omdat hij de opkomst van Nieuw Links niet lustte; hun boekje Tien over Rood noemde hij „een dwaas geschrift, ver beneden de intelligentie van de beide schrijvers en van verscheidene ondertekenaars”. (De schrijver waren Han Lammers en Hans van den Doel). „Het was voor mij een dramatische gebeurtenis”, schrijft Drees in zijn memoires: „67 jaar was ik lid geweest, achtereenvolgens van de SDAP en de PvdA, die ik mede had opgericht.”

Drees sprak niet vaak over zijn privéleven, des te meer indruk maken de schaarse alinea’s in dit boek waarin hij dat als 96-jarige wél doet.

„Tijdens ons gelukkige huwelijk heeft een verschrikkelijk verdriet ons getroffen. Ons tweede kind, een bijzonder lief en intelligent meisje overleed op zesjarige leeftijd. Mijn levenspartner heeft de leeftijd van 85 jaar bereikt en werd na een huwelijk van 63 jaar van mij weggenomen. (…) Het verscheiden van mijn vrouw heeft voor mij een zwaar verlies betekend. Zij had mij ’s morgens nog voorgelezen tot kwart voor één. Aan tafel gezeten slaakte zij een zucht en ging zij van ons heen, getroffen door een hartaanval. Zij heeft dus niet geleden, en dat is op zich zelf een groot voorrecht.”

Drees zelf overleed in 1988 op 101-jarige leeftijd. Ook voor hem was, om met Omtzigt te spreken, de tol soms „best groot” geweest.


Column | Hoe het is om hier te zijn, nu

Hoe het dorp erbij ligt! Ik wil mijn telefoon uit mijn zak pakken om een foto te maken, maar zie er dan toch vanaf. Niets van wat mij nu verrukt zal op die foto te zien zijn, die zal de kale akker laten zien, een stuk asfaltweg, een paar dorpshuizen en nog vrij kale bomen langs de straat. Ik daarentegen zie glinsterend groen, zoals dat alleen maar in het voorjaar te zien is, de bomen langs de straat in doorzichtige hemdjes, daarachter de zonbeschenen molen – ik zie lente, een wemeling van kleine vlekjes. Mijn ogen dwalen eroverheen en maken dit alles voor mij tot een ervaring, nu ja, een kleintje, zo’n verheugende kleine sensatie die je soms even hebt op je dagelijkse wandelingetje.

De foto zou de waarheid van de camera zijn, die de molen zo ver weg plaatst dat-ie er als het ware niet is, die de akker het volle pond geeft terwijl ik er overheen kijk. Wat ik wil is een schilderij van deze aanblik, iets impressionistisch, mag ook best behoorlijk abstract worden, ik wil het gevoel van voorjaar dat je zintuigen binnendringt met licht en geur en kleur en de zachte lucht op je huid en de stilte van de ochtend, ik wil alles wat ik nu al heb. Heimwee naar het heden.

Hoe makkelijk we soms geloven dat al die apparatuur van ons het beter weet, alsof de foto echt waar zou zijn, en mijn sensatie niet. Al zou een goede fotograaf wel heel wat van deze indrukken in zijn foto kunnen vastleggen, anders dan ik.

Waarom verlang je zo vaak naar een beeld, maar de juiste woorden zouden ook welkom zijn, een gedicht, als je nu juist iets meemaakt dat het heel goed zonder extra woorden en beelden kan stellen? Om het vast te houden natuurlijk. Maar ook: om de ervaring te verdiepen, om er als het ware nog meer uit te halen.

Als ik een schilderij zie dat iets vastlegt van zo’n moment, soms een Benner met frisgroen en knalblauw en oplichtend wit, als een heldere voorjaarsdag, of een gedekte tafel onder een linde van Bonnard, zonlicht plekkend op het tafelkleed – dan wekt zo’n beeld een enorm verlangen op daar te zijn en lijkt het tegelijkertijd beter te weten dan je dat zelf doet hoe het ís om daar te zijn.

Wat wil ik dan weten. Hoe het is om mij te zijn, nu hier?

Je kunt beter willen weten hoe het is om iemand heel anders te zijn, niet hier, maar in andere omstandigheden, mopper ik braaf en gemeend tegelijk tegen mezelf. Ik denk het me heel vaak in, althans, probeer dat, maar hoe moet je je voorstellen, écht voorstellen, dat dit dorp hier met zijn glinsteringen en zijn molen, zijn soms lelijke, soms best mooie huizen in een puinhoop zou veranderen na een luchtaanval, dat het dak van de toren met razend geweld naar beneden gekomen was, dat je ziet dat er niets over is van het huis van de buren. Of van je eigen huis. Ik liep buiten, maar waar is mijn man? De hijgende paniek waarmee je naar de plek zou rennen, niets in je zou om poëzie vragen, je zou schreeuwen of bidden Oh God Oh God laat het niet waar zijn oh God…

En het stof zou gaan liggen, en de werkelijkheid zou zich in al haar ramspoed openbaren en je zou terugdenken aan toen je daar op de Molenweg liep, die voorjaarsochtend waarop je geen foto wilde nemen. Aan hoe het vrede was.