Omdat we niet van tevoren kunnen inschatten hoe lang onze vader nog in leven blijft, hebben we de offerte toch maar aangevraagd. Zijn falende hart pompt onvoldoende om hem op eigen kracht boven te krijgen. Een begripvolle vertegenwoordiger komt langs, bekijkt met zijn timmermansoog de trap, laat zijn meetlint het werk doen en vertrekt weer. De productie van de traplift wordt meteen in gang gezet. Levertijd twee weken. Twee dagen later sluit onze pa zijn ogen voorgoed. Verdrietig bel ik de firma op om de opdracht te annuleren. „Mag ik vragen wat de reden is?”, vraagt de stem aan de telefoon. „Mijn pa heeft voor een andere lift gekozen,” zeg ik.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Op een vrolijke zaterdagmiddag liep ik een bekende Utrechtse boekwinkel binnen. Vlak voor mij liep een echtpaar met een groot aantal ervaringsjaren; zij leidde de optocht, hij sjokte er achteraan. Tegelijkertijd hoorde ik een medewerker van de winkel aan zijn collega vragen: „Hebben wij Alleen op de wereld?” Waarop ik de man voor mij binnensmonds hoorde meesmuilen: „Ja, die loopt hier voor mij.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Twee mensen die ik bewonder, reportageschrijver Michel van Egmond en fotograaf Jan Dirk van der Burg, dragen een verleden in Zoetermeer met zich mee. Ik zie Zoetermeer terug in hun werk. Natuurlijk hield Van Egmond het een aantal jaren uit met René van der Gijp, hij woonde in Zoetermeer. Natuurlijk draaide Van der Burg zijn hand niet om voor een hondenpoepcongres: Zoetermeer.
Zoetermeer is de remmende voorsprong voor iedereen met een creatief brein.
Zaterdag was ik er.
Ik was gevraagd om het eerste exemplaar van een in eigen beheer uitgegeven boekje van de schrijver Silverfox in ontvangst te nemen in Lunchroom ‘Bij Foodie’, een naam die ik heel erg Zoetermeer vind. Nergens in Nederland beginnen ze een lunchtent onder een kantoorgebouw in een troosteloze buitenwijk, in Zoetermeer vinden ze alles in de buurt van station Driemanspolder juist wel een toplocatie.
Silverfox is een slecht gekozen pseudoniem – dat vinden ze alleen in Zoetermeer een goed idee – voor Frank Nihof die in het boekje Groen Geel was mijn deel 48 jaar ABN Amro heeft verwerkt. Ik leerde hem kennen omdat ik gevraagd was voor een praatje bij zijn afscheid van de bank, ik had nog nooit zo veel hypotheek-intermediairs bij elkaar gezien als daar bij de vleesplank.
Van het een kwam het ander: ik wist inmiddels alles maar ook niks van Frank Nihof. Hij had een leidinggevende functie bij de afdeling Intermediaire Distributie, maar werkte ook bij alle andere afdelingen. Ik moest lachen om Frank Nihof en wilde hem best nog een keer komen samenvatten in één zin: hij is 1 meter 96, hij heeft een kuif, hij heeft een groen-geel hart, hij is emotioneel en gevoelig, is een echt mensen-mens, hij heeft een ridderorde, hij doet vrijwilligerswerk en mantelzorg, hij draagt zijn rode bril op het voorhoofd, hij heeft bijna twintig keer de vierdaagse gelopen in zijn Bob Marley-shirt, hij is sinterklaas geweest, zijn vrouw heet Anita, hij heeft twee dochters: Sheila en Joyce en twee kleinkinderen en hij rijdt in een Toyota C-HR Hybride. En nu is er dus ook een boek dat de boekhandel niet zal halen.
Toen ik zaterdag achter een bak pinda’s tussen veel voormalig medewerkers van ABN Amro zat, de meesten waren met pensioen, dacht ik opeens dat ik Silverfox ook had kunnen samenvatten in een woord: Zoetermeer. Ik denk dat meeste aanwezigen, zeker die met een ABN Amro-verleden, daar een heel mooi compliment uit hadden kunnen halen. En voor Zoetermeer is het ook leuk.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column
De kleinzoon van een vriend van mij had achter op de fatbike van zijn opa een bordje geschroefd met de tekst: Opzij, op weg naar de IC! Mijn vriend vertelde mij dit in het ziekenhuis waar hij op een speciaal bejaardenfietserszaaltje ligt. Op dat zaaltje kreunen de gebroken sleutelbeenderen, gescheurde hersenpannen en gekneusde ribben dag en nacht dat het absoluut niet hun schuld was.
Vorige week is daar een bejaarde wielrenner overleden aan inwendige bloedingen. Een dag later bood zijn zoon de fatbike van zijn vader te koop aan. Prachtig op te voeren exemplaar met maar vier kilometer op de teller. Het was papa’s eerste ritje geweest.
Ik stelde de oudjes voor om niet alleen een minimumleeftijd voor het berijden van die Gooise puberfietsen in te stellen, maar ook een maximumleeftijd. En niet alleen omdat ouderen minder adequaat reageren en niet meer zo wendbaar zijn, maar ook omdat het fietsende oudje er nogal treurig uitziet. Het is voor de familie en de buurt niet prettig om opa wiebelig te zien vertrekken. En helemaal niet als ze weten dat hij in bepaalde wijken vierkant wordt uitgejouwd in klinkklare straattaal.
Een van de patiënten, die door een dubbele kaakbreuk niet kon praten, schreef op de achterkant van een beterschapskaart de vraag: wat moet volgens jou de maximumleeftijd dan zijn?
45! Dat was mijn korte en bondige antwoord. Na die leeftijd wordt het treurig. Ik zeg dit uit zelfbescherming. Omdat het er na je 45ste op zo’n fiets gewoon niet meer uitziet. Vijftigers en zestigers moeten wandelen met een droef rugzakje, een beetje seksloze partner in een niet al te uitbundig windjack en op praktische schoenen van de Bever. Maar niet meer op twee dikke banden door een of andere binnenstadjungle ploeteren. Dat is zielig. Althans zo oogt het.
De volgende dag belde de vrouw van mijn vriend of ik niet meer langs wilde gaan. Mijn vriend vond het wel gezellig, maar de anderen stelden mijn aanwezigheid absoluut niet op prijs.
Dit weekend heb ik een feest bij een vriend, die drie vrouwen geleden aan zijn toenmalige scharrel een Porsche schonk. Die kreeg ze in de tuin met een grote strik eromheen en vooral alle vrouwen gingen toen hard gillen en juichen. Dat zouden ze nu niet meer kunnen omdat dan hun lippen scheuren en er een botoxlek naast de rimpelloze onderkin kan ontstaan.
Mijn plan is om nu ook zo’n grote doos met een strik in zijn tuin te laten afleveren. Daarna zal ik kort en liefdevol speechen en hem vertellen dat het moeilijk was om iets te vinden dat hij nog niet heeft. Dat soort teksten vindt hij heerlijk. Daarna mogen hij en de gasten raden wat er in dat pak zit. Misschien doe ik wel een quizje met de verveelde chardonnay-boomers.
Uiteindelijk mag hij het openmaken en zal hij zien wat het is: de Zwitserse zelfmoordcapsule, die afgelopen week een Amerikaanse mevrouw met één druk op de knop naar het hiernamaals geholpen heeft. Door een overdosis stikstof. Ze had natuurlijk ook gewoon in een Barneveldse kippenstal kunnen gaan staan. Of tussen 20.000 varkens in De Peel.
Ik vrees dat mijn vriend wel de humor van mijn dure grapje inziet, maar dat een deel van de beschaafde gasten verbolgen zal zijn. Dat is ook de bedoeling. Waarom ik dit smakeloze ding cadeau geef? Dat leg ik graag duidelijk uit: omdat ik de kreunende bejaardenberg best begrijp, maar dat ik een beetje moe ben van de zeurende en zeverende euthanasiediscussie van deze montere zeventigers.
Je hebt de stichting Laatste Wil, ouderenvereniging Het euthanatuitje, het Pil van Drion-genootschap plus allerhande deskundige psychiaters met handige zelfmoordadviezen. Ik merk dat ik het beu ben. Uitgeluld over de dood. Leven moeten we. En wel zo lang mogelijk. En niet je laatste jaren bezig zijn met het opmaken van je sterfbed.
Hoe je dan een beetje prettig doodgaat? Koop een tweedehands Chinese fatbike. Ik ken er een met maar vier kilometer op de teller.
Mijn vaders telefoon gaat. Dat is an sich niet vreemd. Wat wel vreemd is, is dat ik juist net zijn abonnement heb geprobeerd op te zeggen door te klikken op ‘ziekte/overlijden’. De beller is de telefoonprovider: „Mag ik de geboortedatum?” Ik geef de geboortedatum van mijn vader. „U wilt dit abonnement opzeggen?” „Ja”, zeg ik. „Wegens overlijden?” „Ja”, zeg ik. „Belt u namens uzelf?”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Groepsbelediging is verboden volgens het Wetboek van Strafrecht. Ook een politicus dient zich aan de grondbeginselen van de rechtsstaat te houden.” Dat zei de voorzitter van de Hoge Raad in 2021 die daarmee het vonnis van het gerechtshof overnam. Het betrof de minder-Marokkanen-oproep uit 2014 van Geert Wilders. Wilders noemde dit vonnis „een schandvlek voor de Nederlandse rechtsstaat”. Hij zou zich er niets van aantrekken, had hij al eerder gezegd.
Zou dat ook voor zijn volgelingen in de Tweede Kamer en in de regering gelden? Het lijkt erop, gezien de vanzelfsprekendheid waarmee PVV-staatssecretaris Chris Jansen Wilders’ oproep in het tv-programma Goedemorgen Nederland overnam. Dit tot ontsteltenis van premier Schoof die vanuit New York ijlings Jansen op de vingers tikte: „Ik hecht eraan te benadrukken dat persoonlijke opvattingen bij de uitoefening van het ambt van bewindspersoon niet van toepassing zijn.”
Niet van toepassing, nee, maar daarmee nog wel virulent aanwezig in het bedenkelijke gedachtengoed van politici met regeringsverantwoordelijkheid. Jansen bleef in feite achter zijn uitspraak staan, hij nam er alleen „als staatssecretaris” afstand van.
Neem ook minister Marjolein Faber van Asiel en Migratie. Oude foto’s spreken soms duidelijke, achteraf beschouwd voorspellende taal. Er zijn foto’s uit 2017 van de betoging van Wilders in Arnhem tegen de benoeming van Ahmed Marcouch tot burgemeester. Wilders toont lachend een spandoek met de tekst: „Geen Arnhemnistan! We raken ons land kwijt.” Pal naast Wilders omklemt ook een opgewekte Marjolein Faber het spandoek.
Achter hen wordt een gezicht zichtbaar dat ik kende van het filmpje van Wilders tijdens zijn minder-Marokkanen-toespraak. Het is op dat filmpje een enthousiaste donkerharige man die, naast Wilders staande, meeklapt met de andere volgelingen. Dit is Léon de Jong, sinds 2017 terug in de Tweede Kamer voor de PVV. Hij moet een dierbare discipel van Wilders zijn. Via een groepsgesprek op WhatsApp koppelde Wilders in 2014 De Jong en Fleur Agema, toen nog twee singles, aan elkaar. Ze kregen een relatie en een jaar later een dochter. Prachtig, maar tegelijk doet het een geestverwantschap met huiveringwekkende kantjes vermoeden.
Het is natuurlijk mogelijk dat Fleur dagelijks aan het ontbijt tegen Léon zegt: „Je moet eens tegen Geert zeggen dat hij ophoudt met die Marokkanenhaat. Ik ben nu éérste, mind you, éérste vicepremier van Nederland. Als Schoof morgen een stevige griep krijgt, deel ik in Nederland de lakens uit. Dan wil ik geen gelazer over Marokkanen.”
Als ze dat zou zeggen, kunnen we spreken van een sterk staaltje zelfverloochening. Er bestaat een legendarische dichtregel van de verzetsstrijder Henk van Randwijk: „Een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.” In 2017, het jaar dus van die demonstratie tegen Marcouch, citeerde Fleur Agema op Twitter deze regel. Ze had alleen het woord ‘tirannen’ vervangen door ‘korannen’.
Als ik Schoof was, zou ik mijn hart vasthouden en bidden dat die stevige griep zo lang mogelijk uitblijft, al was het maar om te voorkomen dat in Nederland het licht gedoofd wordt door duistere politici.
Hij was terminaal en wilde euthanasie. Ik kende hem als een man met een sterke wil en mening en kon mij vinden in zijn verzoek. Na afhandeling van alle verplichte zaken gaf hij aan voorkeur te hebben voor een drank boven een injectie. De apotheker vertelde dat bij de bereiding van de drank de smaak het meest lastige was geweest. Op het moment suprême griste hij de beker uit mijn hand en sloeg hem in een keer achterover. „En”, vroeg ik, „smaakt het?” Met een twinkeling in zijn ogen reikte hij mij de beker aan en zei: „Proeven dokter?”
Herman Ferguson
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Met mijn voornamelijk Engelstalige kleinzoon van drie bezoek ik de speeltuin van een Amsterdams tuincentrum. Onverschrokken klautert hij overal op. Vanachter mijn tafeltje roep ik af en toe bezorgd: „Pas op, careful!”, maar hij buitelt vrolijk door. Een jongetje van een jaar of acht komt naar me toe en zegt geruststellend: „Drinkt u maar rustig uw koffie op, ik let wel even op Carefulletje.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Over de eerste ouderavond van de klas van Lucie van Roosmalen (9) ga ik hier verder niet uitweiden, behalve dan dat ze er gaan werken met het thema ‘krant’. De krant is een kapstok waar je nogal wat aan kan hangen: samenwerken in een redactie, deadlines halen en – heel belangrijk – het zoeken naar nieuwsbronnen.
„Wat is waar en wat is niet waar?”
Ik dacht aan Lucie van Roosmalen, was ze niet nog veel te jong om te veranderen in Stijn Bronzwaer?
Een van de juffen stipte aan dat het „een hele grote wens” was om klassikaal een krant te bezoeken, maar dat dit nog geen enkel schooljaar was gelukt. Mensen met „een leuk contact” konden dat in de ouderapp kenbaar maken. De moeder naast me porde me zachtjes, ze liet op haar iPhone een column met foto van mij zien.
„Ben jij dit?”
Er waren er vast meer die dachten dat ik een contact richting de vervulling van die wensdroom zou zijn. Maar dan moest ik ze toch teleurstellen: Ik ga niet dezelfde fout maken als mijn vader. Na het succesvolle werkbezoek van onze klas aan de banketbakkerij van de vader van Patricia Tolkamp had hij zich opgeworpen om een kijkje te komen nemen in zijn ambtenarenbestaan. Ik heb hem gesmeekt om me niet nog meer te reduceren, ik stelde al zo weinig voor, maar het gebeurde toch.
Hij demonstreerde de ponskaart waarmee hij een toegangspoortje in het Provinciehuis kon openen, hij stelde ons op zijn te kleine werkkamer voor aan Ten Hove, aan wie hij zo’n hekel had dat de leiding een gordijn tussen de bureaus had gehangen en daarna dronken we aanmaaklimonade in de vergaderzaal, waar hij zelf alleen maar kwam om stukken te brengen. Mijn vader zei dat hij bij de dienst Water werkte, er was na afloop niemand die dat ook wilde. Toen hij ’s avonds informeerde of het was meegevallen zei ik dat ik liever had gehad dat hij banketbakker was geweest. Hij begreep het wel, dat maakt hem toch weer groot.
Vorige week werd ik bij de hoofdredacteur van deze krant geroepen, ik denk met veel vreugde terug aan het samenzijn maar fantaseer daar nu dertig kinderen met een glas limonade bij terwijl ze losgaat over de tweekaternenkrant. We kunnen dan eventueel de achterpagina met mijn foto bekijken, de interactie aan de middentafel observeren bij onverwachts nieuws en de ingehouden woede als een deadline wordt overschreden.
Hoofdredacteur Patricia liet me ook de koffieautomaat zien waar vanwege feestelijke veranderingen ook dozen met taart en koek stonden. Ik werd met een stuk gebak in de hand achter gelaten, me verslikkend in vriendelijkheden. Dat houden we er ook in. En dan maar hopen dat weer die redacteur opduikt die naar de koffieautomaat wees en zei dat daar de beste verhalen worden geboren. En dan weer proberen om niet te lachen.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column
1952, eerste klas lagere school. Ik moet iets goed hebben gedaan, want de juf zegt: ‘Daarvoor heb je een pluimpje verdiend.’ Van de rest van de les van die dag krijg ik niet veel meer mee. Een pluimpje! Hoe zou het eruit zien? Groot, klein, welke kleur, meer kleuren misschien? Eindelijk is de schooldag voorbij. Nu gaat het gebeuren. Maar de juf zegt ons alleen gedag en ik ben te verlegen om naar mijn pluimpje te vragen. Met lege handen en een zwaar hart loop ik naar huis.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]