Bij Search Engine, de immens populaire show van podcastberoemdheid PJ Vogt, stelt het verhaal nooit teleur. Hoe groot of klein het ook is. Het zijn secuur bereide luxeproducten, prachtig gepresenteerd en uitgeserveerd met aandacht. Dit tweeluik begint bij prijswinnend onderzoeksjournalist Jessie Eisinger, die op een dag de belastingaangiftes van de allerrijksten toegestuurd krijgt. Een ongelooflijke schat aan informatie, die een inkijkje biedt in de financiële gegevens van bekende miljardairs. Het document bewijst hoe het kan dat Amazon-oprichter Jeff Bezos geen inkomstenbelasting betaalt, en zelfs kinderbijslag ontvangt. Welke loopholes gebruiken de allerrijksten? Niet alleen wordt die vraag beantwoord, ook de cultuur die zulke loopholes mogelijk maakt wordt besproken. De hele geschiedenis van belastinginningen in de Verenigde Staten komt voorbij. En het is geen moment saai.
Uit angst dat de wereld overgenomen wordt door AI-klonen, maakt tech-journalist Evan Ratliff alvast een kloon van zichzelf. Hij uploadt zijn stem, koppelt deze aan een AI-systeem, en plots is daar een kunstmatig gedreven kopie – als luisteraar duurt het even voor je de ‘echte Evan’ van de ‘AI-Evan’ kunt onderscheiden. In Shell Game, een onafhankelijk uitgebrachte podcast, volg je Ratliffs experimenten. Hij benadert zijn onderzoek als een soort filosofisch spel, niet alleen om van te leren maar ook voor eigen plezier. Ratliff speelt met zijn kloon, plaatst ’m in rare situaties en kijkt vermaakt toe.
Eerst laat Ratliff de AI-kloon zijn gesprekken met klantenservice-medewerkers overnemen. Wanneer dat te veel op pesten begint te lijken, gaat hij over op scammers. Vervolgens traint hij zijn AI door deze met andere AI’s, collega’s, vrienden en familie te laten praten. Het is allemaal even absurdistisch als fascinerend. Als luisteraar leer je, door urenlang naar AI-gedreven gesprekken te luisteren, de logica van het systeem beter te begrijpen. Je ontdekt de grenzen van het kunstmatige.
Maar het werkt ook vervreemdend om, samen met de echte Evan, te horen hoe twee AI-klonen hun hobby’s en gezinsleven met elkaar bespreken, zonder dat zij doorhebben dat alle gezinsleden exact dezelfde namen hebben. En waarom verzanden twee robots, die alle informatie online tot hun beschikking hebben, toch steeds in zulke saaie gesprekken? Het wordt duidelijk hoe gemakkelijk AI-Evan liegt, al doet hij dat zonder uitzondering met een onschuldig klinkende beleefdheid. Een monotoon enthousiasme dat steeds vreemder wordt, hoe langer je ernaar luistert. AI’s maken geen ruzie. Zelfs niet als ze die opdracht krijgen. Ze praten verzoenend, met gesprekstechnieken die regelrecht uit een cursus conflictoplossing lijken te komen. Geamuseerd laat Ratliff zijn kloon ook AI-gedreven therapie volgen, een hilarisch hoogtepunt in de serie.
Marjoleine de Vos citeerde een paar weken geleden in deze krant een dichtregel van Herman Gorter. ‘Ik wou dat ik eens even u kon zijn’. Een van de smartelijkste regels ooit geschreven. Even ontsnappen aan jezelf en eindelijk weten hoe het is een ander te zijn. Wat voelt die? Wat denkt die? Als je dat weet, begrijp je de wereld beter. Het is een universeel verlangen, dat moet haast wel; van Gorter, De Vos, ik en velen met ons.
Om dat verlangen te stillen worden er onder andere romans geschreven en films gemaakt. De wens wordt op de spits gedreven in de film Being John Malkovich (1999) van Spike Jonze, waarin door een gelukkig onverklaard wonder allerlei personages de mogelijkheid kregen even in de hersens van acteur John Malkovich te kruipen. Misschien is dit hele idee van scenarioschrijver Charlie Kaufman wel een metafoor voor kunst.
Een iets prozaïscher vehikel om even iemand anders te zijn is de biografie. Op mijn pad kwam een nieuwe biografie van de Franse schilder Paul Gauguin, geschreven door de Brits-Noorse biografe Sue Prideaux, die eerder de levens van Edvard Munch, August Strindberg en Friedrich Nietzsche behandelde. In een van de eerste hoofdstukken van Wild Thing vertelt ze een anekdote die me meteen voor Gauguin en voor haar inneemt, juist omdat het een anekdote van niets is. Toen Paul Gauguin zes of zeven jaar oud was en bezig met een knutselwerkje, zei een oude vriendin van de familie: ‘Hij zal een geweldige beeldhouwer worden!’.
Zoiets is waarschijnlijk tegen talloze kinderen in talloze varianten gezegd, door de eeuwen heen. In het geval van Gauguin leek de voorspelling lang niet uit te komen, zoals meestal. Gauguin werd na twaalf ambachten en dertien ongelukken een succesvol handelaar op de beurs van Parijs. Hij trouwde met de Deense Mette Gad en kreeg 5 kinderen. Pas na de beurskrach van 1882 en een mislukt avontuur als verkoper van zeildoek in Kopenhagen ging Gauguin zijn leven wijden aan de kunst.
Arrogantie
Gauguin schreef de anekdote aan het eind van zijn leven, op het eiland Hiva Oa in de Stille Oceaan, op in zijn laatste geschrift, Avant et Aprés. Hij was toen, in 1903, 54 jaar en hij was dit loze compliment nooit vergeten. Hij laat er een grapje opvolgen: ‘Helaas was deze vrouw geen profeet’. Nou ja, grapje… Gauguins arrogantie is net zo legendarisch als zijn talent. Gauguin heeft later wel beelden gemaakt, die nu ook steeds meer gewaardeerd worden, maar is vooral bekend geworden als schilder, een van de kunstenaars die na het impressionisme de kunst vernieuwde met zijn kleurgebruik, zijn symboliek, zijn verkenning van nieuwe werelden. In 2014 werd op een veiling voor Gauguins schilderij Nafea Faa Ipoipo? (‘Wanneer ga je trouwen?’), in 1892 geschilderd op Tahiti, 210 miljoen dollar neergeteld. Alleen werken van Cézanne, Willem de Kooning en Leonardo da Vinci hebben nog meer opgebracht.
Directe aanleiding voor deze levensbeschrijving was het verschijnen van een nieuwe oeuvrecatalogus en het opduiken van Gauguins manuscript van Avant et Aprés, dat nu ook online te raadplegen is op de website van het Courtauld Institute (inclusief Engelse vertaling). Indirecte aanleiding voor Sue Prideaux was dat Gauguins reputatie er de laatste jaren bepaald niet beter op is geworden. De kortste samenvatting: Gauguin is een koloniale pedofiel. Online vond ik op change.org een petitie die om het weghalen van zijn werk uit musea vraagt: „Paul Gauguin, de Franse schilder, was een racistische pedofiel die syfilis gaf aan de inheemse kinderen van Polynesië , inclusief Tahiti. Erger nog, hij verwierf roem met naaktschilderijen van deze kinderen. Het vermogen om het debat aan te gaan over schilderijen van verkrachte inheemse kinderen is een uiting van wit privilege. [….] Het is tijd om te stoppen te vereren en te eisen dat de schilderijen van Gauguin worden verwijderd uit de musea van de wereld.”
De petitie is weliswaar sinds 2020 slechts een paar honderd keer ondertekend, maar toch, een voorbeeldige rebel is Gauguin voor velen niet meer. Daartegenover stelt Prideaux: ‘Het recent opduiken van zoveel nieuw materiaal, gelijktijdig met het huidige debat rond zijn problematische reputatie, maakte dat het belangrijk leek om het leven van Gauguin opnieuw in ogenschouw te nemen: niet om te veroordelen, of vrij te pleiten, maar simpelweg om nieuw licht te laten schijnen op de man en de mythe.’
Syfilis
Sue Prideaux begint haar biografie met de geslachtsziekte. In 2000 werden op Hiva Oa in een waterput vlak bij het al lang afgebroken huis van Gauguin vier rotte tanden gevonden. DNA-onderzoek wees uit dat de tanden van Gauguin zijn. Sporen van cadmium, kwik en arsenicum, een eeuw geleden de standaardbehandeling voor syfilis, werden echter niet aangetroffen. Geen syfilis dus, waarschijnlijk. Merkwaardig is dat Gauguins DNA niet onderzocht lijkt op afkomst, om een andere mythe te bevestigen of onderuit te halen. Gauguin bracht de eerste jaren van zijn leven door in Peru, waar een van zijn grootmoeders vandaan kwam. De kunstenaar zei vaak dat hij een ‘wilde uit Peru’ was, en dat er ‘Inca-bloed’ door zijn aderen stroomde. Dit gegeven was belangrijk voor zijn zelfbeeld: hij was zelf een nobele wilde, die genoeg had van de corrupte Europese beschaving en op zoek was naar een puur en onbezoedeld Eden. In Peru had hij dat overigens niet gekend, althans niet in de hedendaagse opvatting van zo’n paradijs. Zijn familie behoorde tot de Spaanse elite en Gauguin had als klein kind de beschikking over diverse tot slaaf gemaakten.
Gauguin verklaart in een brief de blik van het meisje; ze is bang voor het donker en bang voor geesten. Kunnen we een andere angst kiezen? Is Tehamana bang voor hem?
Gauguin zocht zijn primitieve betere wereld eerst in Bretagne en vervolgens op Tahiti. Beide keren kwam hij bedrogen uit. Op Tahiti vond hij in 1891 geen ongerept gebied maar een treurige kolonie, waarin de huizen niet eens van lokale materialen mochten worden gebouwd: steen en ijzer waren beter dan bamboe en pandanbladeren. Alle culturele uitingen die vernietigd konden worden waren al vernietigd. Vrouwen moesten van Britse missionarissen kuise ‘Mother Hubbard’-jurken dragen. ‘Een diepe melancholie overviel me. Ik had een lange reis gemaakt om precies dat tegen te komen waarvoor ik was gevlucht’, schreef Gauguin in Avant et Aprés.
Volgens Prideaux hield Gauguin zich tijdens vooral zijn tweede verblijf op Tahiti en daarna op Hiva Oa bezig met het bestrijden van de Franse koloniale overheid en Franse elite, door wie de schilder werd uitgekotst.
Gauguins schilderijen werden ook in Europa niet gewaardeerd. Het afbeelden van de christelijke heilige familie als inwoners van Tahiti ging de meeste Fransen veel te ver. Volgens de katholieke kerk was het, tot in 1951, blasfemie.
Gauguins grootste antikoloniale wapenfeit buiten het doek betrof volgens Prideaux zijn agitatie tegen de Franse scholen op Hiva Oa. Alle kinderen van het eiland moesten naar kostscholen in de hoofdstad Atuona, waar ze Frans moesten spreken. Prideaux beschrijft zulke scholen als een van de meest effectieve koloniale wapens om binnen één generatie identiteit, religie, en taal van een volk te vernietigen. Gauguin ontdekte dat alleen kinderen van ouders die dichter dan 4 kilometer bij school woonden, verplicht waren ze te bezoeken. Waarop een ware uittocht van gezinnen uit Atuona volgde. De meisjesschool verloor een derde van haar leerlingen.
Een van de gevolgen van deze overwinning is wel heel wrang: een meisje dat van school is gehaald, wordt in ruil voor een naaimachine en 31 meter stof de nieuwe vrouw van Gauguin in zijn nieuwe huis in Atuona. Vaeoho Marie-Rose was waarschijnlijk 14 jaar. Al snel was ze zwanger.
Ja, een paar witregels, om aan te geven dat ik even niet meer weet wat ik moet zeggen. Prideaux gaat droog door: ‘Het huis beviel hem goed. Vaeoho Marie-Rose waarschijnlijk ook, hoewel we weinig van haar weten.’
Modellen
Het is op dit punt dat ik niet meer verder wil in dit verhaal. Ik weet dat dit een biografie is van Paul Gauguin, ik weet dat hij de beroemde schilder is, niet zij, en toch, ik wou dat ik eens even u kon zijn, zoals Gorter schreef, dat wil ik nu vooral van Vaeoho Marie-Rose en zijn andere geliefden. Je kunt aan de geschiedenis steeds andere vragen stellen en nu is de vraag: wie waren zij? Voor de modellen van beroemde schilders is de laatste jaren gelukkig meer oog dan vroeger. Toen wisten we vaak niet eens hun naam. Onlangs verscheen een boek over de wederwaardigheden van Geesje & Anna Kwak, twee modellen van de schilder Breitner in Amsterdam, ook omstreeks 1900. Sinds een paar jaar geleden wordt eindelijk de naam van de zwarte vrouw op Manets Olympia benoemd, Laure.
Prideaux heeft ongetwijfeld haar best gedaan, maar over de vrouwen van Gauguin in Frans-Polynesië is niet veel informatie te vinden. Over zijn echtgenote Mette Gad, met wie hij altijd getrouwd is gebleven, weten we veel meer. Het meest weten we nog over Tehamana, ook wel gespeld als Teha’amana en door Gauguin Tehura genoemd, of ‘levend goud’. Gauguin trouwde met haar volgens lokaal gebruik in 1891, daarbij verzwijgend dat hij in Europa al getrouwd was.
Volgens sommigen is deze Tehura een samensmelting van diverse meisjes, een creatie van Gauguin. Prideaux volgt de Zweedse antropoloog Bengt Danielsson, die omstreeks 1947 een aantal mensen sprak die Tehamana hadden gekend. Volgens hem leefde ze van ongeveer 1878 tot 1918, toen ze bezweek aan de Spaanse Griep. Ze kwam niet uit Tahiti, maar uit Raratonga, een van de Cookeilanden.
Heel veel verder komen we niet. ‘Wat Tehamana werkelijk dacht van Gauguin en hoe ze de relatie heeft ervaren zullen we nooit weten’, schrijft Prideaux. Kunnen we het niet toch proberen? Moeten we het niet proberen? De onrechtvaardigheid van het archief, van wat bewaard wordt en wat niet, van wat we weten en van wat we kunnen weten, schrijnt en blijft schrijnen, hoe goed en genuanceerd Prideaux Gauguins leven ook beschrijft – beter dan zijn werk, dat nogal bloedeloos wordt neergezet. Jeroen Krabbé doet dat veel enthousiaster in zijn televisieserie (nog steeds te zien op NPO).
‘Archiefstilte’
Misschien kan het concept ‘critical fabulation’ uitkomst bieden, een door de Amerikaanse historica Saidiya Hartman ontwikkelde methode om de ‘archiefstilte’ over zwarte Amerikanen te overkomen. Om bij de waarheid in de buurt te komen, moet je soms fictie gebruiken, of kunst. In ieder geval kun je meer proberen dan te zeggen: we zullen het nooit weten. De Britse schrijfster Devika Ponnambalam probeerde het vorig jaar door een roman, I Am Not Your Eve, te schrijven over Tehamana, die werd genomineerd voor de Walter Scott Prize for Historical Fiction. Ook Gauguins Europese dochter Aline, ongeveer even oud als Tehamana, komt in I Am Not Your Eve aan het woord.
En dan hebben we natuurlijk nog het werk van Gauguin zelf. Kunnen we door zijn blik heen kijken? Kunnen we iets anders zien dan wat hij wil laten zien? Een van de beroemdste schilderijen van (waarschijnlijk) Tehamana is Manaò tupapaú (‘De geest van de doden kijkt toe’) uit 1892. Op dit op jute geschilderde werk ligt een naakt meisje op haar buik op een bed, in een pose tegenovergesteld aan die van de naakte vrouw op Manets Olympia, een schilderij waarvan Gauguin een foto mee naar Tahiti had genomen. Gauguin verklaart in een brief de blik van het meisje; ze is bang voor het donker en bang voor geesten. Kunnen we een andere angst kiezen? Is Tehamana bang voor hem?
In zijn beschrijving van het schilderij voor zijn dochter Aline beweert Gauguin dat het meisje niet bang is zoals Susanna voor de ouderlingen, een verhaal uit het Oude Testament dat al eeuwen onderwerp van schilderijen is. Niet voor hem dus. Mmm. De verbeelding van Susanna is nu onderwerp van een tentoonstelling in Museum Gouda, met werk van Rembrandt tot Hitchcock (Psycho!). Manaò tupapaú sluit daar bij aan, met Gauguin toch als ouderling.
Maar misschien is Tehamana wel helemaal niet bang. Ze knippert met haar ogen, duwt zich met haar handen van het bed en loopt weg, niet eens een zij misschien, een mens, gewoon een mens in de nacht die…
Maar nee, ze blijft van Paul Gauguin. Ze kan nog niet ontsnappen. Ik ook niet.
ik wou
dat ik eens even u kon zijn,
maar ’t kan niet, ik blijf van mijn
Lees ook
Expositie over Gauguin laat koloniale blik in de kunst zien
Ze werd de ‘Heks van Buchenwald’ genoemd; ze zou ‘seksueel psychotisch’ en een ‘nymfomaan’ zijn; ze zou gevangenen hebben laten vermoorden voor hun getatoeëerde huid, waarvan ze lampenkappen liet maken; ze was een ‘hysterische, op macht beluste’ vrouw, die ‘bewust ieder gevoel van medeleven en medelijden dat ze als vrouw had, onderdrukt’.
Over weinig nazi-oorlogsmisdadigers zullen zulke liederlijke beschuldigingen zijn geuit als over Ilse Koch, de vrouw van SS-kampcommandant Karl Koch. Sommige van die aantijgingen berustten op feiten, anderen zijn nooit bewezen. Toen ze zich in 1950 voor de rechtbank moest verantwoorden, ontkende Koch alles. ‘Ik ben een normale vrouw’, zei ze.
Zo’n 240 getuigen beweerden het tegendeel, en de rechters veroordeelden haar tot een levenslange gevangenisstraf voor het aanzetten tot moord, poging tot moord en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (de doodstraf was in 1949 afgeschaft). Nadat de staat meerdere gratieverzoeken had afgewezen, hing Ilse Koch zich in 1967 op in haar cel.
Hoe kon iemand die zich aan zulke ernstige misdaden schuldig had gemaakt met droge ogen verklaren dat ze een ‘normale vrouw’ was? Hoe komt een mens überhaupt tot dit soort gruwelijkheden? Zo iemand moet wel een psychopaat zijn, toch? Het zijn verzuchtingen die raken aan de vragen die historici zich al sinds 1945 stellen: waarom werden zoveel Duitsers nazi’s en waarom bleven ze nazi’s toen duidelijk werd dat het regime van Adolf Hitler volstrekt misdadig was en Duitsland bovendien in een rampzalige oorlog stortte?
De Britse historicus Richard Evans (77), emeritus hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Cambridge, tracht deze vragen te beantwoorden in zijn nieuwe boek Hitlers mensen. De gezichten van het Derde Rijk, dat bestaat uit biografieën van Adolf Hitler en 21 van zijn handlangers. Evans verdeelt deze nazi’s onder in drie categorieën: de Paladijnen (o.a. propaganda-minister Joseph Goebbels en SS-baas Heinrich Himmler), de Uitvoerders (o.a. organisator van de Holocaust Adolf Eichmann en vakbondsvoorman Robert Ley); en de Werktuigen (o.a. generaal Wilhelm Ritter von Leeb en kampbeulen als Isle Koch en Irma Grese).
Evans is de auteur van, onder meer, een driedelig standaardwerk over de geschiedenis van het Derde Rijk. In zijn inleiding legt hij uit waarom hij nog een keer wil terugkomen op de heerschappij van Adolf Hitler. Daarvoor duikt hij eerst de historiografie in, te beginnen bij de Duitse historicus Hans Mommsen (1930-2015). Die benadrukte het belang van structurele factoren, instellingen en processen om het succes van het nazisme te verklaren. Mommsen dacht zelfs dat het eenvoudiger zou zijn het Derde Rijk te begrijpen als je de individuen helemaal uit het verhaal zou weglaten. Evans: ‘Alles toeschrijven aan Hitler, of ook aan zijn loopjongens, leek te veel op het verontschuldigen van de grote Duitse massa.’
Messianistisch geloof
In de afgelopen decennia is er daarom veel onderzoek gedaan naar de sociale en institutionele geschiedenis van Duitsland in de eerste helft van de twintigste eeuw. Het Institut für Zeitgeschichte in München speelde hierbij een belangrijke rol. De Britse historicus Ian Kershaw, die hier onderzoek deed, schetst in zijn boeken – waaronder zijn tweedelige biografie van Hitler – een beeld van een door crises getraumatiseerde samenleving die door propaganda ontvankelijk werd gemaakt voor een messianistisch geloof in een nieuwe leider. Eenmaal aan de macht handelden Hitlers ondergeschikten, bij gebrek aan duidelijke sturing, zoals ze dachten dat de Führer het zou willen. Voor de zekerheid kozen ze bij twijfel altijd voor de meest radicale optie.
De diepere beweegredenen van de geportretteerde nazi’s lijken vaak iets te maken te hebben met angst voor, of woede over verlies en vernedering
Paradoxaal genoeg leidde deze aandacht voor structuren zo toch weer naar personen. De nazi’s ‘waren immers individuen, vaak met scherp afgetekende persoonlijkheden’, aldus Evans. ‘Hun gedachten en handelingen hadden een materieel effect, vooral onder een dictatuur die weinig grenzen stelde aan hun voorkeuren, begeerten, ideeën, praktijken en machtswellust.’ De biografische aanpak kan dus tóch nuttige inzichten opleveren, concludeert hij.
En dus zet Evans nu Hitler en 21 helpers in het licht. Het boek doet qua opzet denken aan Das Gesicht des Dritten Reiches. Profile einer totalitären Herrschaft van de Duitse historicus en journalist Joachim Fest uit 1963. Evans erkent die schatplichtigheid, maar is ook kritisch op Fest, vooral over het gemak waarmee hij de leugens accepteerde waarmee Albert Speer, Hitlers architect en minister van Bewapening, zich vrijpleitte van oorlogsmisdaden.
Het eerste en langste hoofdstuk van Hitlers mensen gaat over de Führer zelf. Evans is er niet nogmaals de archieven voor ingedoken, maar leunt op de biografieën van Kershaw, Peter Longerich en Volker Ullrich, en het werk van Thomas Weber als het gaat om de cruciale jaren tijdens en vlak na de Eerste Wereldoorlog, toen Hitler een metamorfose doormaakte van mislukte nietsnut naar succesvolle antisemitische volksmenner. Evans stelt terecht dat Hitlers ‘ideologische bezetenheid’ het ‘noodzakelijk fundament’ vormde voor alles wat er gebeurde in nazi-Duitsland, maar hij had dit hoofdstuk wel iets korter mogen houden.
In zijn inleiding bij het deel over Hitlers paladijnen citeert hij de Amerikaanse psychiater Douglas M. Kelley, die in 1945/46 tijdens de processen van Neurenberg gesprekken voerde met de belangrijkste Duitse oorlogsmisdadigers om te bepalen of ze psychisch gezond genoeg waren om terecht te staan. Kelley concludeerde dat dit het geval was, maar vond Hitlers plaatsvervanger Rudolf Hess wel ‘een niet te stoppen hystericus […] een paranoïde en kinderlijk individu’, Robert Ley ‘absoluut abnormaal’ en Hermann Göring, de facto de tweede man van het Derde Rijk, ‘een egoïstische extravert […] exhibitionistisch […] met pathologische trekjes’.
Evans wil uit de buurt blijven van dit soort diagnoses, al was het maar omdat ze de nazi’s deels zouden ontslaan van hun individuele verantwoordelijkheid, maar gaat wel naar hun diepere beweegredenen op zoek. Die lijken vaak iets te maken te hebben met angst voor, of woede over verlies en vernedering.
Propaganda-minister Joseph Goebbels bijvoorbeeld leed aan een vervorming van zijn rechtervoet die ervoor zorgde dat hij was afgekeurd voor militaire dienst en dus niet kon vechten in de Eerste Wereldoorlog. Na de Duitse capitulatie van 1918 ging Goebbels op zoek naar manieren om zijn afwezigheid van het front goed te maken. Al snel gaf hij de schuld voor de zwakke staat waarin Duitsland verkeerde aan de Joden. Nadat hij in 1925 Hitler had ontmoet, leverde hij zich aan hem over.
Eerste Wereldoorlog
De rol van de Eerste Wereldoorlog in het radicaliseringsproces van veel nazi’s kan nauwelijks overschat worden. Dat gold voor ex-soldaten als Ernst Röhm, de baas van de Sturmabteilung (SA, Hitlers knokploeg) die terugverlangde naar het geweld en de kameraadschap van de loopgraven, maar ook voor mannen als Goebbels en SS-baas Heinrich Himmler die de oorlog hadden gemist en een uitlaatklep zochten voor hun woede en schaamte over de Duitse nederlaag. Het burgerlijke, nationalistische en conservatieve milieu waarin ze waren opgegroeid, maakte hen ontvankelijk voor de revanchistische en antisemitische boodschap van Adolf Hitler.
Ook Alfred Rosenberg, de ‘filosoof’ van de nazi’s, kwam gehavend uit zijn jonge jaren. Hij was lid van de Duitse minderheid in het Baltisch gebied, destijds onderdeel van het tsarenrijk. Hier maakte hij in 1917 de Russische Revolutie mee, een omwenteling die hij meteen op het conto schreef van de Joden. Hij vluchtte een jaar later naar Duitsland, waar hij niet alleen tegen de Joden, maar ook tegen het christendom en liberalisme tekeer ging.
En Ilse Koch, de ‘Heks van Buchenwald’? Ook zij kwam uit de (lage) middenklasse, een afkomst die ze deelt met bijna alle nazi’s in Evans boek. Ze was opgeleid tot secretaresse en verkeerde al jong in kringen waar sterk nationalistische, rechtse opvattingen werden geventileerd. Ze werd al vóór Hitlers machtsovername in 1933 lid van zijn NSDAP en trouwde in 1937 met Karl Koch. Het duo voerde vanaf dat jaar een schrikbewind in een aantal concentratiekampen, totdat hun schaamteloze corruptie leidde tot een veroordeling door een SS-tribunaal. Karl Koch werd vlak voor het einde van de oorlog geëxecuteerd.
In zijn conclusie probeert Evans al deze levensverhalen aan elkaar te knopen. Hij benadrukt de ‘verwoestende emotionele ervaring van een hard en schokkend verlies aan status en eigenwaarde’ die zijn hoofdpersonen vroeg in hun leven meemaakten. Hitler bood voor deze mensen een uitweg uit dat gevoel van inferioriteit ‘door hun lot te verbinden met wat hij afschilderde als het moderne historische traject van Duitsland, van nederlaag en vernedering naar herrijzenis en herstel.’
Het is deze verbinding tussen het persoonlijke en het alomvattende die Hitlers mensen tot een geslaagd boek maakt. Ja, er bestaan structuren en grote processen waarbinnen het handelen van ieder individu plaatsvindt. Maar hoe iemand zich opstelt in een gegeven situatie, verschilt toch echt van persoon tot persoon. Door de biografieën van zoveel nazi’s op een rijtje te zetten, wordt het mogelijk een patroon te ontwaren.
Evans benadrukt dat de daders in zijn boek niet krankzinnig waren. Het nazi-regime schiep een systeem dat zijn aanhangers stimuleerde daden te plegen die onder andere omstandigheden onvoorstelbaar waren, schrijft hij. Om de vernederingen uit het verleden te boven te komen, moest ‘de gebruikelijke moraliteit worden opgeschort’.
Lees ook
Hoe Hitler erin slaag om, ondanks zijn tegenstanders, aan de macht te komen
Deze geschiedenis bevat een waarschuwing. Door de individuele levensverhalen van deze misdadigers te plaatsen in een brede maatschappelijk context, besluit Evans, ‘kunnen we beginnen in te zien wat in onze tijd de democratie en handhaving van de mensenrechten bedreigt, en er actie tegen ondernemen’.
De nieuwe roman van Slobodan Snajder gaat over Kroatië tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog. Over partizanen, fascisten, collaboratie, etnische zuiveringen, vermoorde Joden en communistische helden die bij Tito in ongenade vallen. En ook is er een bijrol voor de theosofe en mystica Madame Blavatsky. In veel opzichten lijkt De engel van het verdwijnen dan ook op De reparatie van de wereld, het epos dat hem in 2021 beroemd maakte.
Maar in zijn nieuwe boek komen ook engelen en heksen voor. „Mijn roman is een poging om van de god der wrake een engel te maken”, zegt de praatlustige schrijver in de lobby van zijn Haagse hotel, na afloop van zijn optreden op het Crossing Border Festival. „Vandaar ook dat ik een citaat van Nietzsche aanhaal over hoop. Die hoop wordt geboden door Anda Berilo, een dienstmeisje dat woont in een klein appartementsgebouw in de sjieke Zagrebse winkelstraat de Ilica.”
Snajder raakt niet uitgepraat over zijn hoofdpersonage, alsof hij verliefd op haar is. „Anda is een vondeling, iemand zonder wortels. Zij heeft geen verplichtingen, noch aan familie, noch aan ideologie of vaderland. Zij denkt niet in etnische afkomst of nationalisme, terwijl het in Joegoslavië alleen maar daarover gaat. Precies dat maakt haar tot een zuiver wezen.”
Opgegroeid in de bergen gaat de achttienjarige Anda, die op de kweekschool heeft gezeten, in 1941 naar Zagreb. De etnische zuivering van Serviërs en Joden door de ustasja (de Kroatische fascisten) is in volle gang. Anda krijgt een verhouding met de jonge partizaan Bosko, die door de ustasja wordt gearresteerd. In de cel pleegt hij zelfmoord, omdat hij zijn kameraden niet wil verraden. Om hem te wreken, sluit Anda zich bij diezelfde partizanen aan. Na afloop van de oorlog gaat ze in een fabriek werken.
„Want ze wil een echte communist blijven, ook omdat ze in de oorlog stervende partizanen heeft verpleegd, die met hun laatste woorden om Stalin riepen. Goed om te weten is dat die partizanen zowel Serviërs als Kroaten waren en je afkomst er bij hen niet toe deed. Op hun beurt vormden de ustasja een minderheid in Kroatië. Juist de onwetendheid over zulke dingen wilde ik aan de orde stellen.”
Anda wordt na afloop van de oorlog gearresteerd en in het concentratiekamp op het eiland Goli Otok opgesloten. Waarvoor moet zij boeten?
„Ze had de pech dat ze in de oorlog onder een partizanenleider vocht die er in 1948, nadat Joegoslavië met Stalin had gebroken, van werd beschuldigd Tito naar de kroon te willen steken. Beiden worden van stalinisme beschuldigd. Die partizanenleider wordt in zijn cel vermoord, zij belandt in Goli Otok. Terwijl Tito tot 1948 zelf een fanatieke stalinist was. In Goli Otok, waar de omstandigheden veel erger waren dan in de Goelag, moest Anda heropgevoed worden.”
Een ander hoofdpersonage in uw boek is het Huis in de Ilica waar Anda met een aantal andere personages woont. Dat Huis is deels de verteller. Waarom heeft u voor die vorm gekozen?
„Het Huis staat centraal in mijn verhaal. Het ziet alles wat er in zijn kamers gebeurt, zelfs als de bewoners in bed liggen of in de spiegel kijken. Daarmee probeer ik wat humor in het verhaal te krijgen. Maar het Huis is ook discreet en heeft geen oordeel over anderen. Op den duur ontdekt het echter dat die middenpositie niet genoeg is. Want je moet op een gegeven moment partij kiezen. Dat het Huis dat zo lang heeft ontkend, komt doordat het niet alles kon zien, omdat het nu eenmaal staat waar het staat. Aan het eind van het boek wordt het dan ook vernietigd door de sloopkogel van een projectontwikkelaar. Tegenwoordig staat er een modern gebouw op die plek.”
Iemand die geen partij durft te kiezen is de classicus professor Gavranic. Hij is een goede vriend van Anda en tevens haar medebewoner in het Huis. Waar staat hij voor?
„Gavranic trekt zich op een gegeven moment terug in een sanatorium op een berg buiten Zagreb. Dat sanatorium doet sterk denken aan De toverberg van Thomas Mann, waar de tijd ook stilstaat. En inderdaad, al is Gavranic een fatsoenlijk mens, tijdens de oorlog durft hij geen partij te kiezen. Behalve op het moment dat hij hoort dat een Kroatische politieagent het Joodse jongetje Magus van het balkon van het Huis in de Ilica heeft gegooid. Hij beseft dan dat al zijn kennis onvoldoende is om zo’n misdaad te begrijpen. Terwijl hij tot die tijd een klassieke intellectueel was, die zijn bibliotheek belangrijker vindt dan mensen.”
Dat Joodse jongetje Magus is de tweede engel in uw roman. Ook hij is een vondeling. Vanuit het Joodse weeshuis van Zagreb is hij in 1941 in het Huis in veiligheid gebracht. Hij lijkt in visioenen door de tijd te zweven, van de ene verschrikkelijke eeuw naar de andere.
„In mijn boek beschrijf ik dat er een oud chassidisch verhaal bestaat over een ziel die doorgegeven kan worden van de ene op de andere mens. Dat gebeurt bij Magus, die daardoor iets eeuwigs krijgt.
„Zo’n tien jaar geleden woonde ik in Parijs een lezing bij van een rabbijn die het concentratiekamp had overleefd. Hij vertelde het verhaal van een jongetje dat met zijn moeder in de gaskamer stond. Dat jongetje vroeg aan haar waarom ze het licht hadden uitgedaan. Hij was toch lief geweest? Na afloop van die vergassing zat dat jongetje nog levend op de grond, wat de SS in paniek bracht.
Je kunt je niet eeuwig blind houden voor de zwarte bladzijden uit het verleden. Nabestaanden blijven altijd vragen wat er gebeurd is
„Dat verhaal heeft me zo aangegrepen dat alles wat ik tot nog toe heb geschreven voor dat jongetje is bestemd. Daarom heb ik van Magus een onsterfelijk, maar sensitief iemand gemaakt, die wil zien wat er met dat jongetje is gebeurd. Hij wil bij wijze van spreken hetzelfde zien wat Himmler door het spionnetje in de deur van de gaskamer heeft aanschouwd, waarna de SS-leider een uur lang niets kon zeggen.”
Samen met de in 2023 overleden Dubravka Ugresic behoort u tot de weinigen die over de naoorlogse toestand in uw land hebben geschreven. Hoe kan dat?
„Die naoorlogse repressie van communisten door communisten is een vloek in onze geschiedenis. Over de interne partijstrijd als gevolg van de ruzie tussen Tito en Stalin wordt nog altijd gezwegen, terwijl er toen zo’n honderdduizend mensen zijn vermoord. Maar je kunt je niet eeuwig blind houden voor de zwarte bladzijden uit het verleden. Want zelfs als je blijft ontkennen dat iets is gebeurd, zullen er altijd nabestaanden van slachtoffers vragen wat hun familieleden is overkomen. Alle zwarte bladzijden uit de geschiedenis van ex-Joegoslavië, en met name van Kroatië, staan daarom in mijn roman. Het is een gruwelijk verhaal, maar ik ben niet van plan me ervoor te verontschuldigen. Zo was de wereld waarover ik schrijf nu eenmaal.
„Al die moordpartijen waren grote tragedies, die tegenwoordig vergeten zijn, waardoor niemand er iets van kan leren. Ik ben dan ook blij dat mijn boeken door zoveel jonge mensen worden gelezen. Op Instagram voeren zij er uitvoerige discussies over. Want op school leren ze niets over Goli Otok of over bij Tito in ongenade gevallen communisten.”
De Kroatische autoriteiten zullen het niet zo leuk vinden wat u allemaal schrijft.
„Dat klopt! Kroatië is verdeeld. Maar tenminste weet een deel van de Kroaten dankzij mijn boeken wat er echt is gebeurd. Het nationalisme is een vloek. Maar met De engel van het verdwijnen wil ik hoop geven dat er veranderingen mogelijk zijn, al komen de gedachten die de wereld zullen veranderen, om met Nietzsche te spreken, op duivenpootjes.”
Een ander belangrijk personage zonder wortels is het meisje Magda, dat het klooster in gaat. Zij is zeer vroom. Waarom is religie zo belangrijk in uw boek?
„Zelf ben ik atheïst, maar in de loop der jaren heb ik begrip gekregen voor mensen die geloven. Magda is geïnspireerd door het geloof, zoals jonge communisten dat in mijn boek zijn door de leer van Lenin. De ustasja zijn daarentegen geobsedeerd, zoals nationalisten dat vandaag de dag ook zijn. Dat verschil tussen inspiratie en obsessie is een van mijn leidmotieven.
„Alle religies hebben het over de ziel. Als ik in mijn boek Tito met andere partijleiders in zijn blauwe trein rondom de kist van een overleden partijkopstuk laat zitten, denkt ook hij dat er iets moet zijn. De scène in die trein is waargebeurd. Tito was een religieus persoon. Het programma van Jezus is tenslotte in wezen communistisch.”
Hoe heeft de Kroatische katholieke kerk op uw boek gereageerd?
Ook over haar rol in de oorlog wilde ik een discussie op gang brengen. Maar zodra je over kardinaal Stepinac begint, de aartsbisschop van Zagreb die in de oorlog Joden en Serviërs redde, anticommunist was en na 1945 tot een lange gevangenisstraf werd veroordeeld, doet iedereen er het zwijgen toe.”
Als ik alles zo hoor, bent u nog lang niet klaar met de geschiedenis van uw land.
„Na afloop van de Joegoslavië-oorlog in de jaren negentig kon ik niet meer. Ik wilde geen nachtmerries meer hebben, zoals Anda op haar oude dag. Ik wilde gewoon weer toneel schrijven en mensen aan het lachen maken in plaats van aan het huilen. Ik had genoeg van de geschiedenis. En toch moet ik er nog een derde boek over schrijven. De hoofdpersoon daarin is mijn grootmoeder. Haar levensverhaal is fantastisch en gaat over een matriarchale persoon wier zoon, de broer van mijn moeder, in de oorlog door de ustasja naar concentratiekamp Jesenovac wordt gestuurd en daar sterft.”
<dmt-util-bar article="4873979" headline="Slobodan Snajder (De reparatie van de wereld) over zijn nieuwe roman: ‘Ik verontschuldig me niet voor dit gruwelijke verhaal’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/11/21/slobodan-snajder-de-reparatie-van-de-wereld-over-zijn-nieuwe-roman-ik-verontschuldig-me-niet-voor-dit-gruwelijke-verhaal-a4873979″>
‘Covid was net uitgebroken en ik had me teruggetrokken bij mijn ouders in Almelo, tussen de weilanden. Ik was bezig met afstuderen in 2020 en had, buiten mijn scriptie, weinig omhanden. Mijn liefde voor lezen was ik toen al een tijdje verloren. Ik kreeg Lieg met mij (2017) van Philippe Besson getipt van iemand en dat boek verslond ik. Dat zorgde ervoor dat ik die eerste lockdown vrijwel alleen maar heb gelezen.
Lieg met mij gaat over Philippe, hij leeft op het platteland in Frankrijk in de jaren tachtig. Hij wordt verliefd op Thomas, een boerenzoon die is voorbestemd om de boerderij over te nemen. Je weet als lezer meteen: deze liefde is gedoemd om te mislukken, ook omdat afspraken in het geheim moeten plaatsvinden. Jaren later komt Philippe iemand tegen die als twee druppels water op Thomas lijkt, wat hem terugvoert naar zijn verleden.
Ik zag vier jaar geleden gelijk opvallende parallellen met mijn eigen leven. De worsteling van Philippe met ‘anders zijn’, omdat hij op jongens valt, herkende ik sterk. Net als Philippe wist ik ook dat mijn toekomst niet in mijn geboortestad lag.
Dat bedoel ik niet denigrerend naar de mensen die wel zijn gebleven. Ik bewonder mensen die zich helemaal thuis voelen op de plek waar ze zijn geboren. Als er een baan was geweest die aansloot bij mijn ambities, was ik graag dichtbij mijn familie gebleven. Mijn zusje woont om de hoek bij mijn ouders; dat vind ik prachtig.
Maar mijn onrustige hoofd verlangde naar Amsterdam. De reuring die ik daar vond, had ik in Almelo niet. Philippe’s gevoelens over zijn dorp raakten me, omdat ik net door hetzelfde proces was gegaan.
Wat ik daarentegen níét herkende, was de liefde. De intense relatie tussen Philippe en Thomas was iets wat ik nog nooit had ervaren. Bij mijn eerste lezing bleef het een abstract gegeven. Inmiddels, nu ik zelf wat meer ervaring heb in de liefde, komt het verhaal tijdens herlezing harder binnen.
Bij die eerste lezing wist ik niet dat het boek zo autobiografisch was. Pas later las ik over hoe nauw het verhaal verweven is met Bessons eigen leven. Dat gegeven gaf ook een nieuwe laag aan mijn tweede en derde lezing. De eerste keer lees je wat er staat, de tweede keer wat er níét staat.
Bij de derde keer ging ik er zelf op los fantaseren: “Wat als..?” Het boek roept vragen op over hoe het leven van deze jongens had kunnen verlopen. Wat als Thomas’ omgeving bijvoorbeeld niet zo doordrenkt was geweest van homofobie? Hoe zou hun verhaal dan zijn geëindigd?
Daardoor is het verhaal nog veel meer voor mij gaan leven. Tijdens mijn laatste lezing overheerste het gevoel van verdriet. Voor mij is het boek een hartstochtelijke roep naar de liefde van je leven, zelfs als je die nooit meer terugkrijgt.
Met boeken en films is een vertrouwde gevoel zo lekker. Ik heb bijvoorbeeld The Devil Wears Prada met Meryl Streep minstens tien keer gezien. Er wordt zoveel gemaakt, er zijn zoveel nieuwe dingen, daarom is het soms fijn om te waarderen wat er al is. Dat had ik met dit boek ook.
Herlezen wordt nóg leuker als je details vergeet, en dat is bij mij geen probleem. Ik vergeet álles – TikTok heeft mijn geheugen vast aangetast. Maar dat maakt het alleen maar makkelijker om opnieuw verliefd te worden op een verhaal.”
Justitie gaat voormalig mondkapjesonderhandelaar Sywert van Lienden en zijn compagnons vervolgen op verdenking van oplichting, verduistering, valsheid in geschriften en witwassen. Dat heeft het Openbaar Ministerie donderdag bekendgemaakt. Het besluit om de voormalig bestuurders van Stichting Hulptroepen Alliantie strafrechtelijk te vervolgen, volgt op jarenlang onderzoek naar de mondkapjesaffaire. Volgende maand is de eerste regiezitting in Rotterdam.
Van Lienden en zijn zakenpartners Bernd Damme en Camiel van Gestel verdienden in de coronapandemie miljoenen aan de overheid door een deal te sluiten over mondkapjes. Naar de buitenwereld lieten ze doorschemeren dat ze zonder winstoogmerk handelden en dus niks verdienden aan de order, maar in werkelijkheid bleek de deal voor alle drie zeer lucratief, vooral voor Van Lienden.
Hij heeft zelf altijd volgehouden onschuldig te zijn. Donderdagmiddag meldt Van Lienden in een reactie op het nieuws dat „deze stap weliswaar schadelijk is”, maar „ook duidelijkheid biedt”. „Het dossier zoals het er nu ligt ontkracht naar mijn mening dit verhaal al. Nu is het onze beurt om getuigen te horen en bewijsstukken aan te dragen zodat de rechtbank kan oordelen. We kunnen eindelijk beginnen.”
Publicitaire druk
Als mediapersoonlijkheid wist hij veel druk op het kabinet te zetten om met hem in zee te gaan. Hij beweerde dat de overheid te apathisch reageerde in de coronacrisis en veel hulpverleners daarom onbeschermd moesten werken. Vanuit het toenmalige kabinet klonken eerder al geluiden dat de publicitaire druk meespeelde om met Van Lienden samen te werken, maar wel in de veronderstelling dat hij er niet aan zou verdienen.
Naar Van Lienden, Damme en Van Gestel loopt eveneens een civiele zaak, aangespannen door de overheid en het huidige bestuur van Stichting Hulptroepen Alliantie. De twee partijen voelen zich misleid door de oud-bestuurders. Datzelfde geldt voor bedrijven als Coolblue en Randstad, die in hun ogen onder valse voorwendselen meededen aan het project van Van Lienden en ook aangifte tegen hem deden. In februari 2022 werd het drietal ontslagen bij de Stichting Hulptroepen Alliantie. Ook werd beslag gelegd op hun banktegoeden.
Tijdens de coronapandemie kochten Van Lienden en zijn zakenpartners in China twee grote partijen mondkapjes. In totaal ging het om 40 miljoen beschermingsmiddelen voor ruim 100 miljoen euro. Naar buiten toe stelden ze als non-profitondernemers in naam van Stichting Hulptroepen Alliantie te werken, maar de winsten vloeiden via een andere BV uiteindelijk toch naar henzelf.
Van Lienden zelf verdedigde dat aanvankelijk door te stellen dat hij een ondernemersrisico liep en zelf een deel moest voorfinancieren. Later bleek echter dat de overheid zelf het gehele bedrag had voorgeschoten. Ook de belofte dat hij „om niet” te werk was gegaan, bleek niet te kloppen.
Lees ook
De vrienden van Sywert wilden niet geloven dat hij miljoenen verdiende met zijn mondkapjes
Een 62-jarige man in de zuidelijke stad Zhuhai die met een auto inreed op een groep joggende mensen bij een sportcentrum met 35 doden en 43 gewonden tot gevolg. Een 21-jarige student in het oostelijke Wuxi die het weekend erop met een mes acht mensen doodde bij een beroepsopleiding. En drie dagen later, op dinsdag, nóg een gewelddadig incident waarbij een autobestuurder onschuldige mensen aanviel, nu bij een basisschool in centraal China.
Binnen tien dagen vonden in China drie geweldsaanvallen plaats. De incidenten veroorzaken onrust – onder de bevolking en bij de Chinese autoriteiten, die toegeven dat er een probleem is, maar publiek debat over de incidenten onderdrukken.
Officieel heeft China lage criminaliteitscijfers, fors lager dan het wereldwijde gemiddelde, maar de overheid publiceert geen duidelijke informatie over het aantal massamoorden in het land. „Het is daarom lastig om te zeggen of er nu méér van zulke incidenten zijn”, zegt China-socioloog Eli Friedman van Cornell University in de Verenigde Staten. „Maar er lijkt wel sprake van een recente toename.”
Hij ziet dat er daardoor zorgen ontstaan bij de bevolking over hoe dit kan. „Mensen in China zijn gewend aan een leven zonder dit soort gewelddadige criminaliteit. De controle is ontzettend streng en de maatschappij heeft daardoor ook weinig tolerantie voor dit soort incidenten.”
De aanvallenreeks roept vragen op over mogelijke motieven van de daders. De verdachte in Zhuhai zou volgens een politierapport boos zijn over de financiële gevolgen van zijn scheiding. De verdachte in Wuxi, een student met als achternaam Xu die is opgepakt en heeft bekend, schreef in een online verspreide verklaring dat hij „wilde sterven om het arbeidsrecht te verbeteren”. Hij zou tijdens zijn studie onbetaald werk hebben moeten verrichten en soms een maand lang zonder vrije dagen hebben doorgewerkt. De officiële politieverklaring herhaalt deze claims.
Volgens Friedman, gespecialiseerd in het Chinese arbeidsrecht, valt er in ieder geval voor de aanval in Wuxi te wijzen naar structurele redenen die een rol kunnen hebben gespeeld. „De problemen die hij beschrijft komen heel veel voor bij arbeiders en studenten die als onderdeel van hun stage in fabrieken werken. Er vindt uitbuiting plaats. De meeste mensen worden daar geen moordenaars van. Maar sommige mensen wel.”
Verbod op uitingen van rouw
In de steden waar de incidenten plaatsvonden hebben de lokale autoriteiten uitingen van publieke rouw, zoals bijeenkomsten of het neerleggen van bloemen, nadrukkelijk verboden. Als toch bloemen worden neergelegd, worden die door de autoriteiten snel verwijderd.
Dit past in het beeld van een staat die „nerveus wordt van elke uiting van collectiviteit in het openbaar die niet ofwel door henzelf is georganiseerd is, ofwel puur commercieel is”, legt Friedman uit. Rouwuitingen kunnen al snel een politiek karakter krijgen, bijvoorbeeld als burgers antwoorden willen over hoe het geweld kon gebeuren. Lokale autoriteiten weten dat zij zullen worden afgerekend op dat soort publiek protest.
In de steden waar de incidenten plaatsvonden hebben de lokale autoriteiten uitingen van publieke rouw verboden
Wat opvalt is dat ook de centrale overheid zich heeft uitgesproken over het geweld. Na de massamoord in Zhuhai op 11 november, met het hoogste dodenaantal bij een dergelijk incident in tien jaar, zei president Xi Jinping dat veiligheidsmaatregelen moest worden aangescherpt. Alle autoriteiten moeten „risicopreventie en controle versterken… om de levens van mensen en de sociale stabiliteit te beschermen”, aldus Xi kort na de aanval. „Dat is veelzeggend want het geeft aan dat dit niet langer wordt gezien als een lokaal probleem”, zegt Friedman.
De Chinese autoriteiten zijn al lang gefixeerd op het waarborgen van sociale stabiliteit, maar nu het slechter gaat met de Chinese economie en ontevredenheid daarover groeit, wordt die neiging om onrust in de kiem te willen smoren nog sterker.
Hoe de reactie van de overheid er precies uit zal zien werd deze week duidelijker. Hoge partijfunctionarissen binnen de Chinese justitie kondigden aan dat „een combinatie van hard straffen en preventie” centraal moet komen te staan. In de praktijk betekent dit dat de staat nog meer aanwezig wil zijn op het in buurten en huishoudens zodat „potentiële risico’s geen echte dreigingen worden”. De slagkracht van Chinese buurtcomités, die officieel geen deel van de overheid zijn maar in elke buurt de staat assisteren, is de laatste jaren al flink gegroeid nadat deze comités een cruciale rol speelden bij het implementeren van het coronabeleid.
De Chinese media mochten alleen schrijven over de summiere officiële politieberichtgeving, en ook online waren er restricties. In een populaire, inmiddels verwijderde online post, schrijft Qu Weiguo, een professor aan de Fudan Universiteit in Shanghai, dat de verdachten die „wraak nemen op de maatschappij” met elkaar gemeen lijken te hebben dat ze maatschappelijk benadeeld waren, en mentale problemen hadden. Hij roept op tot betere geestelijke gezondheidszorg en open debat.
Ondanks de censuur uiten Chinezen op sociale media hun rouw. „Het lijkt vaak te gebeuren”, zegt een gebruiker. Een ander roept de autoriteiten op veel informatie te delen over wat er is gebeurd, zodat er een maatschappelijk debat kan worden gevoerd, „net zoals ze doen in Amerika bij schietpartijen op scholen”. Op sociaalmediaplatform Weibo concludeert iemand met de online naam @SGQXiaoguo: „Zo veel extreme incidenten, die kun je niet simpelweg afschuiven op het individu.”
ASML, de Nederlandse fabrikant van chipmachines, is gevraagd gedetailleerde informatie over Chinese klanten te delen met de China-commissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Binnen het Congres is veel kritiek op de regering-Biden, die onvoldoende maatregelen zou nemen om de groeiende Chinese chipindustrie af te remmen.
Begin november kregen vijf technologiebedrijven elk een openbare brief van deze commissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Net als ASML (jaaromzet 30 miljard euro) zijn de Amerikaanse firma’s KLA, Applied Materials en Lam Research aangeschreven, plus Tokyo Elektron uit Japan. Deze bedrijven leveren de belangrijkste machines voor chipproductie en halen een groot deel van hun omzet uit China. Bij ASML is dat dit jaar bijna de helft.
De oproep komt van een commissie die zich specifiek richt op de ‘dreiging van de Chinese Communistische Partij voor Amerika’. Voor 1 december dient ASML een lijst te leveren met de dertig belangrijkste Chinese klanten, een overzicht van alle geleverde apparatuur aan China, en de aangevraagde Amerikaanse exportvergunningen van de afgelopen vier jaar. Ook wil de commissie ASML’s plannen voor uitbreiding van de productie weten.
Het gaat om gevoelige informatie die het hightechbedrijf in veel gevallen niet zal willen of mogen prijsgeven. De chipindustrie, waarin jaarlijks zo’n 600 miljard dollar omgaat, is gebouwd op vertrouwelijke klantenrelaties, miljardeninvesteringen op lange termijn en geheime productiemethoden.
Qua omzet en marktwaarde (245 miljard euro) is ASML de grootste leverancier van chipmachines. Het is de bijna-monopolist in lithografiesystemen, die fijnmazige chippatronen afdrukken op siliciumschijven. Deze apparaten zijn onmisbaar voor massaproductie van halfgeleiders.
ASML wil desgevraagd geen commentaar geven op de brief en zint op een gepast antwoord. De China-commissie kan bedrijven dagvaarden om ze te dwingen te reageren, volgens bronnen in het Capitool. De House Select Committee on the Chinese Communist Party, twee jaar geleden opgericht, heeft tot nu toe geen gebruikgemaakt van dat dwangmiddel. Voorzitter is John Moolenaar, een Republikeins Congreslid uit de staat Michigan, met Nederlandse wortels. Hij staat bekend om zijn scherpe toon tegen China.
Lakse aanpak
Het Amerikaanse Congres gaat echter niet over de exportcontroles – dat is een taak van de uitvoerende macht, tot januari de regering-Biden ligt. Het Bureau of Industry and Security (BIS), onderdeel van het ministerie van Handel, beoordeelt vergunningaanvragen voor export naar Chinese bedrijven die op een snelgroeiende ‘zwarte lijst’ staan, de Entity List.
Een van de redenen dat de China-commissie de chipmachinemakers aanschrijft, is dat het BIS te weinig gegevens van techbedrijven zou krijgen en daardoor in het duister tast. „Zowel de Republikeinen als de Democraten in het Congres zijn gefrustreerd. Niet omdat de exportcontroles niet werken, maar omdat het BIS ze niet goed uitvoert”, zegt een ingewijde bij de commissie, die anoniem wenst te blijven.
De chipindustrie blijkt lastiger te reguleren dan verwacht. Moolenaar drong afgelopen maand aan op strengere handelsmaatregelen tegen het ‘clandestiene chipnetwerk’ van Huawei. Ondanks jaren van Amerikaanse sancties groeit dit Chinese concern en speelt het een sturende rol in de Chinese chipindustrie.
De Democratische senator Mark Warner verweet de regering-Biden een „lakse aanpak”, waardoor Huawei mogelijk via-via de hand heeft weten te leggen op ‘verboden’ AI-chips van de Taiwanese fabrikant TSMC. Warner is voorzitter van de Senaatscommissie voor Inlichtingen.
De chipsector is bang dat de exportmaatregelen hun innovatietempo vertragen. Een ingewijde: „In Washington is veel gelobbyd door chipmachinemakers, ook door Nederlandse en Japanse bedrijven, om de indruk te wekken dat de restricties hun winst en omzet raken. Maar de westerse leveranciers van chipmachines hebben juist een ‘suikerkick’ gehad: ze haalden de afgelopen drie, vier jaar een recordomzet uit China, omdat de Chinezen alles kochten waar ze de hand op konden leggen.”
De commissie ergert zich aan die lobby, blijkt uit Moolenaars toelichting: „Sommige chipmachinemakers vinden dat we de Amerikaanse beperkingen moeten terugschroeven omdat die hun concurrentievermogen zouden aantasten. Maar exportcontroles en een gezondere industrie sluiten elkaar niet uit.”
Bedreigen
Chinese bedrijven hamsteren productieapparatuur voor chips, meer dan de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Taiwan samen afnemen, constateert Moolenaar in zijn brief aan ASML-topman Christophe Fouquet. „Dit zal niet alleen China helpen chips te leveren aan de Russische oorlogsindustrie, maar ook Taiwan bedreigen. China zal zich minder beperkt voelen door de dreiging van Amerikaanse sancties. Die trend is een directe bedreiging voor de nationale en economische veiligheid van de VS en hun bondgenoten.”
De Nederlandse overheid legde in 2020 al exportbeperkingen op voor ASML’s duurste chipmachines, die met extreem ultraviolet licht (EUV) werken en de modernste chips kunnen produceren. Sinds september 2022 geldt ook een zo’n exportvergunning voor een aantal systemen die met diep ultraviolet licht werken, het resultaat van diplomatieke onderhandelingen met de VS en Japan. In september scherpte het kabinet de regels opnieuw aan, om de lijn te volgen die Washington sinds oktober 2023 eenzijdig afdwong.
De lat voor lithografiemachines die nog wél naar China mogen, komt almaar hoger te liggen. Aanvankelijk was het doel van de exportrestricties de Chinese vooruitgang in kunstmatige intelligentie te remmen, vanwege mogelijke militaire toepassingen. De nadruk komt inmiddels meer te liggen op dreigende afhankelijkheid van Chinese chips in het algemeen. Met overcapaciteit en bodemprijzen zou China ook de markt voor halfgeleiders naar zich toe kunnen trekken, net zoals dat gebeurde met batterijen, zonnepanelen en elektrische auto’s.
Uit de toelichting van Commissievoorzitter Moolenaar: „De mate waarin Japan, Amerika en Nederland nu chipmachines naar China exporteren, draagt eraan bij dat de wereld afhankelijker wordt van de Chinese chipproductie.”
De nieuwe regering-Trump kan prijsdumping van chips wellicht tegengaan met importheffingen. Het is niet de verwachting dat ze aan de exportregels tornt die de regering-Biden al instelde. Wel wordt verwacht dat de VS op korte termijn de exportmaatregelen naar Chinese chipfabrieken aanscherpen, en ook Zuid-Korea betrekken in het diplomatieke overleg met Japan en Nederland. Een breder pact biedt betere bescherming tegen eventuele Chinese tegenmaatregelen, is de gedachte.
Geen optie
ASML wordt in de politieke arena van het Capitool getrokken, en dat is een plek waar het bedrijf zich liever niet bevindt. Medewerking aan informatieverzoeken als dat van de Commissie is vrijwillig, „maar je bent sowieso de dupe, of je nou meewerkt of niet”, zegt Hosuk Lee-Makiyama. Hij is directeur van de Europese denktank Ecipe en expert in internationale handel en geopolitiek.
Lee-Makiyama vergelijkt Moolenaars oproep met de manier waarop de Europese Commissie grote Amerikaanse techbedrijven om informatie vraagt om hen te reguleren – tot ongenoegen van veel Amerikaanse politici. In dit geval wordt de Europese hightech-kampioen op het matje geroepen in Washington. Al staat ASML’s hoofdkantoor in Nederland, het bedrijf heeft ook een omvangrijke Amerikaanse tak, waar achtduizend mensen werken. De oproep negeren is daarom geen optie.
De brief van de China-commissie is geen voorzetje voor nieuw beleid, denkt Lee-Makiyama. „Het Congres heeft een andere agenda dan de regering. De leden van zulke commissies moeten het hebben van soundbites en korte videofragmenten waarin ze een agressieve toon kunnen aanslaan tegen China. Dat is niet de setting waarin je een constructieve dialoog over geopolitiek kunt hebben. Als de regering-Trump meer informatie nodig heeft van de chipmachinemakers, zal ze hen bij het ministerie van Handel uitnodigen, achter gesloten deuren, en niet bij het Congres.”
Het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, dat over exportvergunningen gaat, laat in een reactie weten dat het in nauw contact staat met ASML, maar dat het aan het bedrijf is af te wegen welke informatie het wil en kan delen met het Congres. „Onze primaire gesprekspartners zijn de overheden, niet de parlementen.”
Voor Volt-fractievoorzitter Laurens Dassen is de oproep van het Amerikaanse Congres aanleiding om Kamervragen te stellen. „De VS blijven op deze manier de druk opvoeren op ons meest strategische bedrijf en dit kabinet heeft daar geen antwoord op. De belangen van de VS zijn niet altijd de onze. Europa moet een duidelijk signaal afgeven: wij staan voor onze belangen en bedrijven.”
ASML, de Nederlandse fabrikant van chipmachines, is gevraagd gedetailleerde informatie over Chinese klanten te delen met de China-commissie van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Binnen het Congres is veel kritiek op de regering-Biden, die onvoldoende maatregelen zou nemen om de groeiende Chinese chipindustrie af te remmen.
Begin november kregen vijf technologiebedrijven elk een openbare brief van deze commissie van het Huis. Net als ASML (jaaromzet 30 miljard euro) zijn de Amerikaanse firma’s KLA, Applied Materials en Lam Research aangeschreven, plus Tokyo Elektron uit Japan. Deze bedrijven leveren de belangrijkste machines voor chipproductie en halen een groot deel van hun omzet uit China. Bij ASML gaat het dit jaar bijna om de helft van de omzet van alle verkochte machines.
De oproep komt van een commissie die zich specifiek richt op de ‘dreiging van de Chinese Communistische Partij voor Amerika’. Voor 1 december dient ASML een lijst te leveren met de dertig belangrijkste Chinese klanten, een overzicht van alle geleverde apparatuur aan China, en de aangevraagde Amerikaanse exportvergunningen van de afgelopen vier jaar. Ook wil de commissie weten wat ASMLs plannen zijn voor uitbreiding van de productie naar andere landen.
Het gaat om gevoelige informatie die het hightechbedrijf in veel gevallen niet zal willen of mogen prijsgeven. De chipindustrie, waarin jaarlijks zo’n 600 miljard dollar omgaat, is gebouwd op vertrouwelijke klantenrelaties, miljardeninvesteringen op lange termijn en geheime productiemethoden.
Qua omzet en marktwaarde (245 miljard euro) is ASML de grootste leverancier van chipmachines. Het is de bijna-monopolist in lithografiesystemen, die fijnmazige chippatronen afdrukken op siliciumschijven. Deze apparaten zijn onmisbaar voor massaproductie van halfgeleiders.
ASML wil desgevraagd geen commentaar geven op de brief en zint op een gepast antwoord. De China-commissie kan bedrijven dagvaarden om ze te dwingen te reageren, volgens bronnen in het Capitool. De House Select Committee on the Chinese Communist Party, twee jaar geleden opgericht, heeft tot nu toe geen gebruikgemaakt van dat dwangmiddel. Voorzitter is John Moolenaar, een Republikeins Congreslid uit de staat Michigan, met Nederlandse wortels. Hij staat bekend om zijn scherpe toon tegen China.
Lakse aanpak
Het Amerikaanse Congres gaat echter niet over de exportcontroles – dat is een taak van de uitvoerende macht, die tot januari bij de regering-Biden ligt. Het Bureau of Industry and Security (BIS), onderdeel van het ministerie van Handel, beoordeelt vergunningaanvragen voor export naar Chinese bedrijven die op een snelgroeiende ‘zwarte lijst’ staan, de Entity List.
Een van de redenen dat de China-commissie de chipmachinemakers aanschrijft, is dat het BIS te weinig gegevens van techbedrijven zou krijgen en daardoor in het duister tast. „Zowel de Republikeinen als de Democraten in het Congres zijn gefrustreerd. Niet omdat de exportcontroles niet werken, maar omdat het BIS ze niet goed uitvoert”, zegt een ingewijde bij de commissie, die anoniem wenst te blijven.
Lees ook
Reportage – Dit is de Chinese strategie in de techoorlog: heel China draait straks op ‘Huawei Inside’
De chipindustrie blijkt lastiger te reguleren dan verwacht. Moolenaar drong afgelopen maand aan op strengere handelsmaatregelen tegen het ‘clandestiene chipnetwerk’ van Huawei. Ondanks jaren van Amerikaanse sancties groeit dit Chinese concern en speelt het een sturende rol in de Chinese chipindustrie.
De Democratische senator Mark Warner verweet de regering-Biden een „lakse aanpak”, waardoor Huawei mogelijk via-via de hand heeft weten te leggen op ‘verboden’ AI-chips van de Taiwanese fabrikant TSMC. Warner is voorzitter van de Senaatscommissie voor Inlichtingen.
De chipsector is bang dat de exportmaatregelen hun innovatietempo vertragen. Een ingewijde: „In Washington is veel gelobbyd door chipmachinemakers, ook door Nederlandse en Japanse bedrijven, om de indruk te wekken dat de restricties hun winst en omzet raken. Maar de westerse leveranciers van chipmachines hebben juist een ‘suikerkick’ gehad: ze haalden de afgelopen drie, vier jaar een recordomzet uit China, omdat de Chinezen alles kochten waar ze de hand op konden leggen.”
De commissie ergert zich aan die lobby, blijkt uit Moolenaars toelichting: „Sommige chipmachinemakers vinden dat we de Amerikaanse beperkingen moeten terugschroeven omdat die hun concurrentievermogen zouden aantasten. Maar exportcontroles en een gezondere industrie sluiten elkaar niet uit.”
Bedreigen
Chinese bedrijven hamsteren productieapparatuur voor chips, meer dan de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Taiwan samen afnemen, constateert Moolenaar in zijn brief aan ASML-topman Christophe Fouquet. „Dit zal niet alleen China helpen chips te leveren aan de Russische oorlogsindustrie, maar ook Taiwan bedreigen. China zal zich minder beperkt voelen door de dreiging van Amerikaanse sancties. Die trend is een directe bedreiging voor de nationale en economische veiligheid van de VS en hun bondgenoten.”
De Nederlandse overheid legde in 2020 al exportbeperkingen op voor ASML’s duurste chipmachines, die met extreem ultraviolet licht (EUV) werken en de modernste chips kunnen produceren. Sinds september 2022 geldt ook een zo’n exportvergunning voor een aantal systemen die met diep ultraviolet licht werken, het resultaat van diplomatieke onderhandelingen met de VS en Japan. In september scherpte het kabinet de regels opnieuw aan, om de lijn te volgen die Washington sinds oktober 2023 eenzijdig afdwong.
De lat voor lithografiemachines die nog wél naar China mogen, komt almaar hoger te liggen. Aanvankelijk was het doel van de exportrestricties de Chinese vooruitgang in kunstmatige intelligentie te remmen, vanwege mogelijke militaire toepassingen. De nadruk komt inmiddels meer te liggen op dreigende afhankelijkheid van Chinese chips in het algemeen. Met overcapaciteit en bodemprijzen zou China ook de markt voor halfgeleiders naar zich toe kunnen trekken, net zoals dat gebeurde met batterijen, zonnepanelen en elektrische auto’s.
Uit de toelichting van Commissievoorzitter Moolenaar: „De mate waarin Japan, Amerika en Nederland nu chipmachines naar China exporteren, draagt eraan bij dat de wereld afhankelijker wordt van de Chinese chipproductie.”
De nieuwe regering-Trump kan prijsdumping van chips wellicht tegengaan met importheffingen. Het is niet de verwachting dat ze aan de exportregels tornt die de regering-Biden al instelde. Wel wordt verwacht dat de VS op korte termijn de exportmaatregelen naar Chinese chipfabrieken aanscherpen, en ook Zuid-Korea betrekken in het diplomatieke overleg met Japan en Nederland. Een breder pact biedt betere bescherming tegen eventuele Chinese tegenmaatregelen, is de gedachte.
Geen optie
ASML wordt in de politieke arena van het Capitool getrokken, en dat is een plek waar het bedrijf zich liever niet bevindt. Medewerking aan informatieverzoeken als dat van de Commissie is vrijwillig, „maar je bent sowieso de dupe, of je nou meewerkt of niet”, zegt Hosuk Lee-Makiyama. Hij is directeur van de Europese denktank Ecipe en expert in internationale handel en geopolitiek.
Lee-Makiyama vergelijkt Moolenaars oproep met de manier waarop de Europese Commissie grote Amerikaanse techbedrijven om informatie vraagt om hen te reguleren – tot ongenoegen van veel Amerikaanse politici. In dit geval wordt de Europese hightech-kampioen op het matje geroepen in Washington. Al staat ASML’s hoofdkantoor in Nederland, het bedrijf heeft ook een omvangrijke Amerikaanse tak, waar achtduizend mensen werken. De oproep negeren is daarom geen optie.
De brief van de China-commissie is geen voorzetje voor nieuw beleid, denkt Lee-Makiyama. „Het Congres heeft een andere agenda dan de regering. De leden van zulke commissies moeten het hebben van soundbites en korte videofragmenten waarin ze een agressieve toon kunnen aanslaan tegen China. Dat is niet de setting waarin je een constructieve dialoog over geopolitiek kunt hebben. Als de regering-Trump meer informatie nodig heeft van de chipmachinemakers, zal ze hen bij het ministerie van Handel uitnodigen, achter gesloten deuren, en niet bij het Congres.”
Het ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, dat over exportvergunningen gaat, laat in een reactie weten dat het in nauw contact staat met ASML, maar dat het aan het bedrijf is af te wegen welke informatie het wil en kan delen met het Congres. „Onze primaire gesprekspartners zijn de overheden, niet de parlementen.”
Voor Volt-fractievoorzitter Laurens Dassen is de oproep van het Amerikaanse Congres aanleiding om Kamervragen te stellen. „De VS blijven op deze manier de druk opvoeren op ons meest strategische bedrijf en dit kabinet heeft daar geen antwoord op. De belangen van de VS zijn niet altijd de onze. Europa moet een duidelijk signaal afgeven: wij staan voor onze belangen en bedrijven.”