Strategische voorraden: als niet nu, wanneer dan?

Nu Donald Trumps importheffingen een constante lijken te zijn geworden, en de Chinese exportrestricties voor zeldzame aardmetalen eveneens, rijst de vraag of Europa eindelijk werk gaat maken van strategische voorraden. De vraag naar kritieke mineralen zal immers alleen maar verder stijgen, nu Europa niet alleen grondstoffen nodig heeft voor de energietransitie, maar ook voor haar herbewapening. Op dit moment bepaalt China wie er grondstoffen krijgt en wie niet, zonder daar transparant over te zijn.

„We leven van dag tot dag”, zei de ceo van Ford eerder deze zomer tegen Bloomberg, toen hij erkende dat de SUV-fabriek van Ford in Chicago zijn productie tijdelijk had moeten staken. Ook in Europa hadden producenten in de auto-industrie acute tekorten.

De oplossing klinkt eenvoudig: leg een voorraad aan, dan ben je minder afhankelijk van de grillen van Xi Jinping. In de praktijk is dat echter niet zo makkelijk. En vooral: niet zo leuk, want het kost geld. Vandaar dat veel Europese bedrijven het de afgelopen jaren niet hebben gedaan, hoewel er al die tijd reden genoeg was om het te doen.

Vijftien jaar geleden al kreeg de wereld een waarschuwing over China’s machtige positie op het gebied van kritieke mineralen. Toen raakten China en Japan verzeild in een diplomatiek incident rond een eilandengroep in de Oost-Chinese Zee waar beide zeggenschap over claimen. China blokkeerde de uitvoer van zeldzame aardmetalen naar de Japanse auto- en elektronica-industrie, waardoor sommige prijzen vertienvoudigden. Japan leerde hiervan, Europa en de Verenigde Staten niet.

Neodymium en praseodymium

Niet dat de Japanse aanpak een absolute triomf is; in 2010 was het voor 90 procent van zijn zeldzame aardmetalen afhankelijk van China, nu nog altijd voor een kleine 60 procent. Maar die cijfers laten vooral zien hoe belangrijk het is om hier serieus werk van te maken.

De Japanse overheid koos voor een brede aanpak en trok er 100 miljard yen (bijna 600 miljoen euro) voor uit. Een deel ging naar onderzoek en ontwikkeling om kritieke grondstoffen te vervangen door materialen die makkelijker beschikbaar zijn. Er ging geld naar de recycling-industrie, zodat er minder nieuwe metalen aangevoerd hoeven te worden. Ook nam Japan een aandeel in een Australische mijn voor zeldzame aardmetalen. Daar komt nu 90 procent van Japans neodymium en praseodymium vandaan, twee lichte zeldzame aardmetalen die belangrijk zijn voor de magneten in onder andere elektrische auto’s en windturbines.

Daarnaast legde Japan strategische voorraden aan. Kan Europa een voorbeeld nemen aan de manier waarop Japan dat heeft gedaan?

Het gaat om meer dan alleen geld en pakhuizen, schrijft Amrish Ritoe, oprichter van grondstoffenadviesbureau Number Three en strategisch adviseur bij het The Hague Centre for Strategic Studies, in een onderzoek dat hij vorig jaar deed in opdracht van toenmalig minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV). Je moet goed weten wat je wilt opslaan, in welke vorm, wie er belang bij heeft en wat je met die voorraad wilt en kunt doen, is de strekking van zijn advies. Om dat te bepalen, moet de waardeketen van een product in kaart worden gebracht.

„In de lithografiemachines van ASML zitten lenzen die door een Duitse partij gemaakt worden”, zegt Ritoe telefonisch. „Daar is lithium voor nodig. Als die Duitse fabrikant niet aan lithium kan komen, kunnen ze in het uiterste geval in Taiwan geen chips maken.” Een Europese aanpak is logisch, zegt hij.

Vorige week publiceerde de Europese Commissie daar een eerste aanzet toe, de EU Bevoorradingsstrategie. Het plan gaat niet alleen over kritieke grondstoffen, maar over de algehele „materiële paraatheid voor crises”, dus ook over voedsel, waterzuiveringsmiddelen, energie en specifieke zaken als reparatiesets voor datakabels in zee. Het is het Brusselse antwoord op de coronapandemie en de Russische inval in Oekraïne, respectievelijk vijf en drie jaar geleden.

Europa kan de taken verdelen, net als de Hanzesteden deden

Europa ondergaat een „verandering in denkwijze”, aldus het rapport: niet langer gericht op crisismanagement, maar op voorbereiding. Volgend jaar moet er een EU Kritieke Grondstoffencentrum komen, voor de gezamenlijke inkoop van grondstoffen door bedrijven die daar belangstelling voor hebben. Het klinkt daadkrachtig. Samen inkopen maakt sterker.

Over het aanleggen van strategische voorraden is het plan voorzichtiger. Dat is een „mogelijke aanvullende taak” van het toekomstige centrum. Ook minister Beljaarts was behoedzaam, toen hij in oktober Ritoes onderzoek naar de Tweede Kamer stuurde. Hij kondigde pilotstudies aan voor de defensie-industrie en voor de sector machines en werktuigen. Die moeten de waardeketens in kaart brengen en dan bekijken of voorraden wenselijk en mogelijk zijn.

Aandeelhouderswaarde

Geen bedrijf zal staan te springen om geld in extra voorraden te stoppen, omdat het ten koste gaat van de winstgevendheid. Bovendien schieten de prijzen omhoog als bedrijven opeens gaan inslaan. Ritoe: „In onze samenleving is aandeelhouderswaarde belangrijker gemaakt dan het reduceren van kwetsbaarheden. Bedrijven kopen daarom altijd zo scherp mogelijk in.” Er zijn manieren om de pijn te verzachten, zegt hij. „Je kunt aan een hele sector een bijdrage vragen en zo de kosten uitsmeren, zoals dat ook bij pensioenfondsen gaat.”

Europa kan ook de kunst afkijken in Japan. Daar heeft een aparte overheidsdienst, JOGMEC, de opdracht om samen met het bedrijfsleven voor minstens twee maanden van de nationale consumptie aan voorraden aan te houden. Om dit financieel draaglijk te maken betaalt JOGMEC de rente op de leningen die bedrijven moeten aangaan om de voorraden te kunnen kopen. Ook betaalt het de opslag. De dienst kan bovendien die voorraden op de markt brengen om prijspieken te dempen. „Een ingenieus systeem”, vindt Ritoe.

En zo zijn er meer methodes denkbaar, zegt hij. In de late Middeleeuwen hadden de Hanzesteden in Noordwest-Europa elk hun eigen taak, als onderdeel van een economisch netwerk. „De ene stad sloeg textiel op, een andere stad wijn. Van daaruit distribueerden ze het over de hele regio. Zo kunnen Europese lidstaten of steden nu ook taken verdelen. Nederland is sterk in logistiek, scheepvaart en verzekeringen. De haven van Rotterdam kan een opslagplaats worden voor grondstoffen en magneten.”

Of er daadwerkelijk strategische voorraden komen is nog onzeker, zegt Ritoe. „Brussel kan heel goed mooie rapporten maken, maar vaak hoor je er daarna niet veel meer over. Wees duidelijk, zou ik zeggen. Maak een plan en houd je eraan. Haal je eigen deadlines.”

Hij heeft hoop dat het deze keer anders gaat. „Ik heb de indruk dat de urgentie begint door te dringen, nu de NAVO-landen hun defensie-uitgaven ruim gaan verdubbelen. Wat je daar ook van vindt, het gaat veel in beweging zetten.”


Een dierentuin voor de eeuwigheid: het Art Zoo museum in Amsterdam laat opgezette dieren als kunst zien

Op de stoep voor mijn huis lag een dode hommel. In een reflex knielde ik neer, aaide de zwart-geel-witte vacht. Zachte haartjes, vleugels zo dun als vliegerpapier.

De dood paste in mijn handpalm, thuis legde ik hem ter versiering in de vensterbank. Luguber, oordeelde een kennis. „Je hangt toch ook geen jachttrofee aan je muur?”

Ik protesteerde dat die vergelijking mank ging, dat ik de hommel niet zélf om zeep geholpen had en dat hij bovendien geheel intact was. Een opgeraapt insect was wat anders dan een hertenkop of luipaardkleedje. Dood dier is dood dier, vond zij.

De hommel is al tijden uit de vensterbank verdwenen – onder de bank, in de stofzuiger? – maar kwam in mijn gedachten bij een bezoek aan het recent geopende Art Zoo Museum. „Een artistieke ode aan de dierenwereld en aan de natuur, gevestigd in een van de mooiste monumentale 17de-eeuwse grachtenpanden van Amsterdam”, volgens de website. Prozaïscher: een museum vol opgezette dieren. Niet omwille van de wetenschap maar omwille van de kunst.

In een tijd waarin dierentuinen ter discussie staan, verre vliegreizen tegen ons geweten indruisen en Sir David Attenborough wellicht toch écht zijn laatste film gemaakt heeft, lijkt taxidermie onze honger naar ‘echte dieren’ te stillen. Een dierentuin voor de eeuwigheid.

Bezoekers rond een installatie met papegaaien en vogelkooien in het Art Zoo Museum in Amsterdam.

Foto Sylvia Lederer/ ANP

Door heel Nederland zijn prepareerworkshops te volgen, via Bol.com bestel je voor een paar tientjes een opgezette vleermuis of een scalpel om zelf aan de slag te gaan. Zelfs op interieurbeurzen duiken stands vol dode dieren op. Een verantwoorde zebrakop aan de muur? Geen probleem. Want in de wereld van taxidermie 2.0 zijn neushoorntrofeeën en zelfgeschoten leeuwen passé: alles draait om ‘ethisch preparen’.

Natuurlijke dood

Bij binnenkomst staat in Art Zoo de ‘gouden regel’ van het museum op de muur: „Geen van de dieren in de taxidermiewerken is uit het wild afkomstig.” Allemaal zijn ze een natuurlijke dood gestorven, in een dierentuin of fokkerij. Naast de tekst hangt een met rode touwen vastgebonden krokodil aan het plafond. Verderop, voorbij de kassa, vliegen opgezette ara’s schijnbaar springlevend om hun vogelkooitjes heen.

Waarom kijken mensen toch zo graag naar dode dieren, vraag ik me af als ik het museum binnenwandel. Is het een verlangen naar kennis of nabijheid, is het fascinatie of ontzag?

Art Zoo is alles wat een natuurhistorisch museum niet is. Geen informatiebordjes, glazen vitrines of nagebootste ecosystemen. Een T. rex-skelet staat gebroederlijk naast een paar dode aapjes; een tijger krult zich als een schattig poesje op een sokkel. Kunstenaars Jaap Sinke en Ferry van Tongeren, de initiatiefnemers van het museum en zelf taxidermisten, streven niet zozeer naar levensecht maar naar verwondering. En daarmee tarten ze de status quo van de klassieke taxidermie.

Wie uitsluitend gaat voor levensecht komt bij Art Zoo bedrogen uit: neem de zwevende krokodil of het skelet van een giraf die zijn kop door een ladder steekt. Maar Sinke en Van Tongeren houden oog voor de integriteit van de dode dieren. Ze gaan zich niet te buiten aan rogue taxidermy – een prepareervorm waarbij lichaamsdelen van verschillende diersoorten aan elkaar worden bevestigd en zo complete fabeldieren ontstaan – of antropomorfe taxidermie, waarbij dieren menselijke kleren aankrijgen of menselijke houdingen aannemen. In die laatste vorm was de 19de-eeuwse Britse amateur-preparateur Walter Potter gespecialiseerd: fans (onder wie kunstenaar Damien Hirst) roemen de schoolklassen vol opgezette konijntjes die hij maakte.

Opgezette vogels in de stijl van de 17de-eeuwse schilder Melchior d’Hondecoeter.

Foto Frince Productions

Ook natuurdiorama’s in wetenschapsmusea bootsen overigens niet per definitie het échte leven na. De Belgische auteur Charlotte van den Broeck verwijst in haar recente boek Een vlam Tasmaanse tijgers naar wetenschapsfilosoof Donna Haraway, die in de jaren tachtig ontdekte dat de museumcollecties zorgden voor een vertekend beeld. „De wilde dieren die voor de eeuwigheid geselecteerd werden, waren in de eerste plaats onbeschadigd, volwassen en mannelijk – dat wil zeggen een weerspiegeling van wat in de mensenwereld als de hoogste vorm van mannelijkheid beschouwd werd: heteroseksueel, fysiek robuust en potent.” Teddy Bear Patriarchy noemde Haraway het verschijnsel. Opgezette dieren, de échte stuffed animals, boden in het verleden maar al te vaak een vervormde kijk op de werkelijkheid.

Darwin

De kunstenaars van Art Zoo bedrijven hun fine taxidermy onder de naam Darwin, Sinke & van Tongeren. Een kunstenaarstrio met een onwetende, allang gestorven derde. Bioloog Charles Darwin (1809-1882) is niettemin alom vertegenwoordigd in het museum. Naast de opgezette dieren liggen afgietsels van zijn hoofd, zijn quote uit The descent of man wordt aangehaald: „If every one were cast in the same mould, there would be no such thing as beauty.”

Geen toevallig citaat. Want die mal, daar draait het om bij prepareren. Letterlijk betekent taxidermie ‘de huid verplaatsen’. De buitenkant van een dood dier wordt afgestroopt en krijgt vervolgens, rondom een binnenste van houtwol, piepschuim of klei, opnieuw gestalte. Buiten de Egyptische dierenmummies gerekend voert de geschiedenis van de moderne taxidermie terug tot de 16de eeuw, toen er in het Italiaanse Ponte Nossa een krokodil aan het plafond van een kerk werd opgehangen – niet heel verschillend van Art Zoo. In de eeuwen daarna groeide taxidermie uit tot kunst én wetenschap. Verzamelaars wilden maar wat graag een spannende slang of fraaie vogel in hun Wunderkammer, hun rariteitenkabinet. Wetenschappers zagen het als uitgelezen kans om zeldzame soorten beter te bestuderen. Darwin zelf leerde de techniek van de beroemde Britse taxidermist John Edmonstone, voordat hij aan boord ging van de Beagle. Op de Galápagos-eilanden ving en prepareerde hij in totaal 31 vinken, die later dé basis vormden voor zijn evolutietheorie.

De kunstenaars tonen niet alleen de schoonheid van de doden, ze zetten vraagtekens bij het gedrag van de levenden

Destijds werden giftige stoffen als kwik en arseen gebruikt; hedendaagse preparateurs doen het met een zoutbad. Jaap Sinke, toevallig in Art Zoo aanwezig tijdens mijn bezoek, vergelijkt het proces met leerlooien. „Na afloop til je de vacht uit het bad, als een natte kat, en föhn je de haren of de veren.” Vervolgens wordt de huid ‘als een soort maatpak’ om de mal geplaatst. „Een papegaai is moeilijker dan een zwaan”, voegt hij toe. „Die heeft minder veren, dus als er iets ontbreekt zie je dat meteen.”

Ik denk terug aan de enige preparatie die ik ooit heb bijgewoond: die van maanvis Nemo in wetenschapsmuseum Naturalis. Zijn huid werd ‘dungeschild’ en vastgespijkerd op een afgietsel van polyurethaanschuim. De ogen, de kieuwen en de mond werden nagemaakt met siliconen – levendiger dan de aloude glazen ogen.

Pluk van de Petteflet

Als kind al had ik een dubbel gevoel bij natuurhistorische musea. Ik hield ervan de dieren uitvoerig te bestuderen, maar voelde tegelijkertijd medelijden. Zelfs in Pluk van de Petteflet werd indirect kritiek geuit op taxidermisten. De krullevaar, de zeldzame vogel die door Pluk geholpen werd, dreigde te worden opgezet in een vogelmuseum. „Overal stonden vogels achter glas, star en stijf, met glazen ogen”, schreef Annie M.G. Schmidt in het kinderboek.

Krokodil en slangen worden aan de muur gehangen.

Foto Frince Productions

Nu, dwalend door Art Zoo, bekruipt me eenzelfde ambivalent gevoel. Niet met opzet gedood, vooruit – maar is ongebreideld voyeurisme ooit écht ethisch? T. rex Stan, opgepropt in de kleine achterkamer van het grachtenpand, oogt als een fossiele marionet. Om zijn poten en staart is een dik touw gewikkeld. In de gang hangt nóg een krokodil aan het plafond, een scepter in zijn bek. In de ruimte ernaast staan opgezette dieren een zwart hekwerk. Ze ogen dood maar zijn nog steeds gevangen.

Of toch niet? Bij nader inzien bevinden de dieren zich juist búíten iets wat oogt als een gigantische volière. Hier zijn de rollen omgedraaid. De bezoeker, levend en wel, ijsbeert zelf in een kooi. „The most dangerous animal in the world”, staat er in grote letters op de wand – en prompt staat de mens oog in oog met zichzelf. Darwin, Sinke & Van Tongeren houdt de mens letterlijk een spiegel voor.

Die subtiele maatschappijkritiek vormt de grote kracht van Art Zoo. De kunstenaars tonen niet alleen de schoonheid van de doden, ze zetten vraagtekens bij het gedrag van de levenden: om die reden is ook de audiotour de moeite waard. Dino Stan, met al z’n touwen, blijkt te verwijzen naar de verzamelwoede van multimiljonairs die elkaar de ogen willen uitsteken met nóg grotere en duurdere skeletten. Tegenover hem staan zwartgeblakerde dieren symbool voor het eerste, halfhartige biodiversiteitsgedrag dat in 1900 werd getekend. Op papier was het bedoeld om de wilde dieren in Afrika te beschermen, maar in de praktijk bood het volop ruimte om te stropen en te jagen – om allesbehalve ethisch te prepareren. Dode dieren als objecten, als handelswaar die van hand tot hand kon gaan. Zo werd taxidermie ook een uitwas van het kolonialisme, schrijft de Amerikaanse hoogleraar kunstgeschiedenis Maura Coughlin in haar essay Why look at dead animals.

Soms leidde die verzamelzucht zelfs tot het einde van een complete diersoort. In haar boek Levende wezens beschrijft de Finse literatuurwetenschapper Iida Turpeinen nauwgezet hoe wetenschappers en aristocraten zo graag het stoffelijk overschot van de stellerzeekoe in handen wilden krijgen dat de soort in 1768 was uitgeroeid, slechts 27 jaar nadat natuurwetenschapper Georg Wilhelm Steller het eerste exemplaar ontdekt had. Een van de weinige overgebleven opgezette exemplaren is nog te zien in het natuurhistorisch museum van Helsinki. Maar ook daar is de zeekoe een droevig lot beschoren: na het succes van Turpeinens boek werd het opgezette exemplaar zo vaak geaaid door bezoekers, dat hij zijn dagen nu achter glas moet slijten. Alsnog in een aquarium.

Misschien, zo denk ik als ik Art Zoo uitloop, is taxidermie vooral een verlangen naar nabijheid. Gaat het niet alleen om het verplaatsen van de huid, maar vooral ook om het kruipen in die huid. Door ons in dode dieren te verplaatsen bouwen we een band met ze op. Nadat ik die zachte vacht van de hommel aaide, kocht ik prompt een Veldgids Hommels van Nederland en België. En wie zich eenmaal in de natuur verdiept, blijkt uit diverse onderzoeken, is vervolgens meer geneigd om die te beschermen.

Dode dieren kijken om de levende te redden: dat zou pas echt ethisch prepareren zijn.


Britse media: vier doden bij vliegtuigcrash bij Southend Airport

Bij het ongeluk met een Nederlands vliegtuig, zondagmiddag op de luchthaven Southend, ten oosten van Londen, zijn vier mensen om het leven gekomen. Dat meldt het Britse persbureau PA maandag. Over de identiteit van de slachtoffers is nog niets bekend gemaakt. De Britse politie heeft het nieuws over het dodental nog niet bevestigd. Later op maandagmiddag geven de politie en de directeur van het vliegveld een persconferentie.

Het vliegtuig boog zondag tijdens de start op geringe hoogte sterk af, kantelde en stortte kort na vier uur plaatselijke tijd neer in een vuurbal. De eigenaar van het vliegtuig, Zeusch Aviation in Lelystad, had tot nu toe alleen bevestigd dat een van zijn toestellen „bij een ongeluk is betrokken”. Over de toedracht van het ongeluk is nog niets bekend.

Vliegveld Southend was ook maandag nog gesloten voor alle verkeer. Het vliegtuig, een 31 jaar oude Beechcraft King Air B200, een tweemotorig propellervliegtuig, was die dag vanuit Athene via een vliegveld in Kroatië naar Southend gevlogen. Na een korte stop vertrok het op weg naar thuishaven Lelystad.

Dit bericht wordt later aangevuld.


Overrompelende SZA imponeert in headlinershow met Kendrick Lamar

Het gebeurt niet vaak dat twee popsterren van het formaat Kendrick Lamar en SZA samen op wereldtournee gaan. Een in het oog springend voorbeeld was de Watch The Throne-tour van Jay Z en Kanye West in 2011; twee van de succesvolste hiphopartiesten in absolute topvorm in een concert dat op het gebied van schaal, stijl en scenografie muzikaal en visueel overdonderde.

Zó magisch als toen werd het zondag niet in de Arena, op de Nederlandse halte van Kendrick Lamar en SZA’s Grand National Tour; de lucratiefste wereldtour met twee headliners uit de popgeschiedenis. Maar het blijft wel een goed concept. De gedreven rapper-van-zijn-generatie Kendrick Lamar en de streamingrecordbrekende singer-songwriter SZA, die beiden op hetzelfde platenlabel naam maakten, lieten in 9 aktes en 2,5 uur zowel solo als gezamenlijk 55 nummers horen in een show vol vaart en dynamiek.

Lees ook

Superster SZA zoekt in haar muziek de totale artistieke vrijheid

SZA tijdens een concert in de VS in mei. Foto Graham Dickie/ The New York Times

Knallend uit de startblokken

Het concert vloog knallend uit de startblokken met een openingsblok vol rauwe westkustkrakers van een intens rappende Lamar. Omringd door zwart-witbeelden en geruggenteund door geweldig op de beats meegolvende dansers vuurde hij de teksten van nummers van zijn recente album GNX watervlug en superieur beheerst af. In ‘wacced out murals’ werd hij gesteund door een diep dreunende kickdrum, in ‘squabble up’ door schmierend pompen, in ‘tv off’ door galmende staccato-funk.

Bij het eerste blok van de kleurrijke en veelzijdige zangeres SZA, eerst nog samen afgetrapt met het duet ‘30 for 30’, maakte het grootstedelijke decor plaats voor uitbundig natuurschoon. SZA’s dansers waren uitgedost als bevreemdende insecten die in afgemeten en lome, gesynchroniseerde bewegingen hun sensuele paringsdansen uitvoerden – met de gloedvol uithalende topzangeres als hun kloppend middelpunt.

Zowel muzikaal als visueel was er voortdurend die afwisseling tussen de groovende, vaak tot de essentie gestripte westkustrap van Lamar en de weelderige, intiem-openhartige sets van SZA.

Zo eindigde het tweede blok van Lamar met ‘man at the garden’, waarop hij kalm en in een verhalende cadans rapte, gehurkt op de motorkap van de Buick Grand National X waarnaar hij zijn recente album en deze tour vernoemde. Om daarna meteen over te gaan naar het geluid van kwetterende vogeltjes en een stevig rockend, vlammend gezongen ‘Scorsese Baby Daddy’ van SZA, omringd door beelden van lustrijk natuurgroen. Het vormde de aftrap van een hoog energiek blok door de krachtig soulvol zingende en over de podiumvloer kronkelende SZA, inclusief gierende gitaristen en omhoogschietende showvlammen.

Nadeel van een double bill met sterren van dit formaat is dat een voetbalstadion haast onontkoombaar wordt. Het leidde ook in de Arena tot gebrekkige zichtlijnen voor het publiek, dat zich vaak in kronkels moest wurmen om een glimp van de performers op te vangen. En tot een galmend, te schel en vlak geluid, dat voor muziek vol diepe lage tonen en opzwepende elektronische nuances niet ideaal is.

SZA maakte de meeste indruk. Op het podium zoog ze voortdurend alle aandacht naar zich toe, of ze nou als vlinder door de lucht zweefde, een gigantisch mechanisch insect bereed, baldadig over het podium zwierde of in de erotische omstrengeling van een van haar achtergronddansers verdween. Lamar had er meer moeite mee de energie constant op niveau te houden, en slaagde daar ook minder goed in dan tijdens zijn vorige grote albumtour.

Maar de co-headlinershow bood wel de speciale mogelijkheid de twee normaal solo toerende zwaargewichten ook hun duetten live te zien uitvoeren. Zo klonk er een beziel(en)de versie van ‘All The Stars’ – in een stadion vol stemmige telefoonlichtjes.

Nadat Lamar met zijn aan rivaal Drake gerichte strijdlied ‘Not Like Us’ het publiek tegen het stadiondak aan had laten springen, klonken de duetten ‘luther’ en ‘gloria’ als uitsmijters, waarin de zangeres en de rappende meesterverteller hun contrasterende werelden met broeierige, aanstekelijke chemie samenbrachten.


Opinie | Trap niet in makkelijk fatalisme over klimaatrampen

Klimaatverandering maakte Europese hittegolf eind juni heter en drie keer zo dodelijk, kopte de NRC (9/7). En een dag later schreef de krant naar aanleiding van de recente overstromingen in Texas: door klimaatverandering zullen dergelijke overstromingen naar verwachting nog frequenter en verwoestender worden (10/7).

Het klinkt overtuigend: het wetenschappelijke bewijs voor steeds extremere natuurlijke omstandigheden stapelt zich namelijk op. Zo is er een grotere kans op langdurige periodes van hitte en droogte, waar de afgelopen maanden een duidelijk voorbeeld van zijn. Maar ook extreme neerslag wordt steeds waarschijnlijker. Een voorbeeld daarvan zagen we in 2021 toen de Maas ver buiten haar oevers trad door zware buien en Valkenburg onder water kwam te staan.

Andere voorspellingen over de gevolgen van klimaatverandering zijn al even verontrustend. Zo zou het de maatschappelijke stabiliteit en veiligheid van Nederland bedreigen, leiden tot massamigratie, polarisatie en ongelijkheid versterken, en conflicten veroorzaken. Termen als klimaatoorlog, klimaatmigratie, en klimaatramp worden dan ook steeds gebruikelijker.

Het probleem met dit soort claims is dat ze simpele, causale relaties veronderstellen, die vrijwel nooit recht doen aan de complexere werkelijkheid. Mensen gaan niet ineens massaal migreren als de temperatuur stijgt.. En ze zullen ook niet ineens de wapens oppakken. Er zijn allerlei sociale, economische en politieke verklaringen nodig om zulk menselijk gedrag te verklaren.

Bovendien leiden dit soort redeneringen onnodig tot de fatalistische gedachte dat klimaatverandering alleen maar tot kommer en kwel zal leiden, zonder dat we er iets aan kunnen doen. De effecten van klimaatverandering liggen echter niet buiten onze macht; die hebben we zelf in de hand.

Anticipeer op slecht weer

Een ramp is nooit slechts het gevolg van extreem weer. Het is een combinatie van een (extreme) natuurlijke gebeurtenis, zoals langdurige hitte of hevige buien, én de kwetsbaarheid van een groep mensen voor die gebeurtenis. En die kwetsbaarheid valt op allerlei manieren te verminderen.

Zo kan er geïnvesteerd worden in capaciteit om te anticiperen op extremer weer. Meteorologische instituten spelen een belangrijke rol op dat gebied. Ook hulpdiensten moeten voldoende middelen hebben om bij een (dreigende) overstroming of natuurbrand bewoners te evacueren.

Daarnaast spelen langetermijnkeuzes een grote rol. Wie een wijk bouwt met veel beton en zonder bomen moet niet vreemd opkijken als dat leidt tot hogere oversterfte bij hittegolven. En woningen bouwen in diepe polders brengt onherroepelijk risico’s voor toekomstige bewoners. Armoedebestrijding en inclusiviteit dragen bij aan meer weerbaarheid in de samenleving, omdat grote maatschappelijke ongelijkheid direct gerelateerd is aan sterftecijfers bij bijvoorbeeld hittegolven en pandemieën. Wie weinig heeft om op terug te vallen, zal sneller slachtoffer worden.

De gedachte dat klimaatverandering onherroepelijk leidt tot rampen is niet alleen onjuist, maar biedt politici ook een mogelijkheid om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Na de overstroming in Texas zeiden Amerikaanse autoriteiten al heel snel dat er geen reden was om aan te nemen dat het mis zou kunnen gaan. Een ramp wordt dan voorgesteld als een totaal onverwachte en ongrijpbare gebeurtenis, maar daar moeten we niet in meegaan.

Integendeel, we moeten onze publieke leiders verantwoordelijk houden voor de gevolgen van hun besluiten. Met verantwoordelijke politieke keuzes kunnen we de rampzalige effecten van klimaatverandering beperken.


De slag om het Koerdische kinderbrein begint al vroeg: ‘Het is belangrijk onze moedertaal mee te geven’

Met tekeningen in de hand dartelen om drie uur ’s middags groepjes kleuters naar buiten bij de Zarokistan-school in Kayapinar, een buitenwijk met veel hoogbouw in de overwegend Koerdische stad Diyarbakir. Zelf beseffen ze het vermoedelijk nauwelijks, maar ze horen tot een bevoorrechte groep van 170 Koerdische kinderen die in dit stadsdeel met zijn 430.000 inwoners onderwijs in hun moedertaal krijgen op een gemeentelijke school. Veel ouders willen dat, maar de mogelijkheden daartoe zijn nog beperkt.

Voor het met vlinders versierde gebouwtje staan ouders klaar om hun kinderen op te vangen. Een van hen is de 39-jarige Eser, een bebaarde advocaat in een smetteloos wit shirt, die niet met zijn achternaam in NRC wil. „Ik vind het belangrijk dat mijn dochtertje alvast wat Koerdisch spreekt voor ze op een Turkse basisschool terechtkomt”, zegt hij, terwijl hij het roze schooltasje van zijn dochter omklemt. „Voor mij is dat ook een emotionele kwestie. Voor ons voortbestaan als Koerdische natie is dat van existentieel belang.”

De slag om het kinderbrein tussen de Turkse autoriteiten en de vijftien tot twintig miljoen Turkse Koerden begint al vroeg. De Turken, die het laatste woord in deze kwestie hebben, zien onderwijs in het Koerdisch juist als een bedreiging voor de eenheid van de natie. Daarom leggen ze er al sinds jaar en dag vergaande beperkingen aan op. Tot begin jaren negentig van de vorige eeuw gold er zelfs een uitdrukkelijk verbod voor Koerden om in hun eigen taal met elkaar te spreken, laat staan dat er onderwijs in kon worden gegeven. Kinderen die op school Koerdisch spraken, konden vaak op een aframmeling rekenen.

Twee uur per week

Sindsdien zijn de regels enigszins versoepeld. Scholieren van boven de tien jaar oud mogen sinds 2002 twee uur per week Koerdisch hebben. Althans op papier, want in de praktijk werpen de Turkse autoriteiten meestal allerlei obstakels op, zodat de meeste Koerdische kinderen ook daarvan verstoken blijven. Ook is er een handvol universiteiten, waaronder de Dicle-universiteit in Diyarbakir, waar Koerdisch mag worden gedoceerd. Niet in een Koerdisch centrum maar in een Centrum voor Levende Talen. De voertaal op scholen en universiteiten is overal Turks.

Het is een revolutie en ik ben niet bang daaraan mee te doen

Medya Yerlikoya
kleuterleidster, over lesgeven in het Koerdisch

In de jaren met gewelddadige confrontaties tussen de Koerdische Arbeiderspartij PKK en het Turkse leger was er vaak nog minder mogelijk. Zo ging na de verwoestende gevechten van 2015-2016 tussen de PKK en het Turks leger in de oude binnenstad van Diyarbakir en andere Koerdische steden ook de Koerdische kleuterschool Zarokistan dicht. „Ik werd zelfs gearresteerd”, vertelt kleuterleidster Medya Yerlikoya (33) verontwaardigd. „Bij mijn verhoor vroegen ze me waarom ik Koerdisch onderwijs aan de kinderen had gegeven.”

Net als andere stafleden werd ze ontslagen en zocht ze haar toevlucht op een particulier kinderdagverblijf. Vorig jaar, na de overwinning bij de gemeentelijke verkiezingen van de Koerdische DEM-partij, die vaak wordt gezien als de politieke arm van de PKK, kon Zarokistan haar deuren echter heropenen. Ook Yerlikoya keerde terug. „Ik vind het belangrijk onze moedertaal aan de kinderen mee te geven”, zegt ze strijdlustig in een van de vrolijke leslokalen. „Het is een revolutie en ik ben niet bang daaraan mee te doen.”

Lees ook

Koerden snakken naar einde aan Turkse repressie na opheffingsbesluit van PKK: ‘De Turken hebben ons nooit als volwaardige mensen beschouwd’

Een barricade in de binnenstad van Diyarbakir in oktober 2015, toen Turkse troepen een operatie uitvoerden tegen de PKK. Foto Anadolu / AFP

Het vergt moed je zo openlijk in te zetten voor het Koerdisch, ook voor ambtenaren. „Er leeft nog steeds angst dat de Turkse regering onze gekozen burgemeester weer uit zijn functie zet, zoals ze vaker heeft gedaan, en een kayum [een aan de regering-Erdogan loyale zetbaas] aanstelt”, zegt een gemeentelijke ambtenaar, die anoniem wil blijven. „Dan zouden we allerlei projecten ter bevordering van het Koerdisch, op scholen of in theaters, voor niks hebben opgezet. Bovendien riskeer je dan je baan en kun je in financiële problemen raken.”

Koerdische borden

De ambtenaar vertelt hoe zij en haar collega’s in het moderne gemeentehuis al een flinke slag met het kantoor van de ook nog altijd aanwezige Turkse gouverneur moesten leveren, om op trottoirs borden voor voetgangers met niet louter Turkse maar ook Koerdische aanduidingen te mogen plaatsen. Ook kreeg de gemeente onlangs vanuit Ankara te horen dat wegens ‘noodzakelijke bezuinigingen’ allerlei subsidies voor Koerdische culturele activiteiten moesten sneuvelen.

Nog maar een op de vijf Koerdische kinderen onder de elf spreekt vloeiend Koerdisch

Veel Koerden in Turkije hopen dat er door de recente ontspanning tussen PKK en regering eindelijk weer meer ruimte komt voor het gebruik van hun taal. Tot dusverre heeft de regering van president Erdogan echter nauwelijks concessies op dit terrein gedaan. De PKK kondigde in mei aan dat ze zichzelf opheft en een einde maakt aan de gewapende strijd. Afgelopen vrijdag verbrandden de eerste PKK-strijders hun wapens in Noord-Irak, terwijl enige Turkse functionarissen toekeken.

Zelfs als het Koerdisch meer ruimte krijgt, zal het niet makkelijk zijn de neergang van die taal om te buigen. „Uit recent onderzoek bleek dat maar 9 procent van de ouders thuis Kurmanji [het voornaamste Koerdische dialect in Turkije] met hun kinderen spreekt”, zegt Reha Ruhavioglu, directeur van het Kurdish Studies Center, een ngo in Diyarbakir die politiek en sociaal onderzoek naar de Koerden doet.

Er is ook een groot tekort aan docenten Koerdisch. De Turkse minister van Onderwijs Yusuf Tekin maakte in het voorjaar van 2024 bijvoorbeeld de aanstelling van 20.000 nieuwe leraren bekend. Slechts tien van hen waren docenten Koerdisch. „Ik ken ook veel leraren Koerdisch die uiteindelijk bij gebrek aan werk maar een ander vak zijn gaan doceren”, zegt een Koerdische leraar in Diyarbakir die anoniem wil blijven.

„Als deze trends zich voortzetten, staan we er beroerd voor”, zegt Ruhavioglu. „Zelf geloof ik dat wanneer je geen Koerdisch spreekt, je identiteit verdwijnt. Als het erop aankomt, is onze taal het enige dat ons echt van de Turken onderscheidt.”

Generaties Turkse Koerden zijn vooral in de steden opgegroeid met het Turks, dat ze eerst op school en later op hun werk met collega’s spraken. Voor vaktaal, vooral in technische vakken, zijn ze eigenlijk alleen vertrouwd met Turkse uitdrukkingen. Ook via sociale media onderhouden ze zich hoofdzakelijk in het Turks met elkaar. Veel Koerden die wel Koerdisch spreken, kunnen er zich op papier nauwelijks in uitdrukken.

Van terrorisme beschuldigd

„Je moet ook niet uitvlakken dat veel mensen nog altijd een zekere angst hebben om Koerdisch in het openbaar te spreken en al helemaal om erin te schrijven”, zegt Murat Bayram, hoofdredacteur van de Botan Times, een van de weinige Koerdische websites. „Als je in het Koerdisch schrijft, ben je al gauw een terrorist in Turkse ogen.” Ook in het afgelopen decennium is er nog een handvol Koerden gedood wegens het spreken van hun moedertaal. Anderen raakten gewond.

De gedwongen assimilatie strekte zich zelfs uit tot namen. Bayram (35) legt uit dat hij in het Koerdisch Mirad heet in plaats van Murat, zoals de Turken hem registreerden. Zijn achternaam is eigenlijk niet Bayram maar Gundikî.

Ook Koerdische plaatsnamen werden verturkst. De Koerdische filmmaker Aram Dildar maakte hierover in 2022 de korte film Het adres. Daarin gaat een nieuw benoemde onderwijzer in het Koerdische zuidoosten van Turkije op zoek naar Yesilkö, de onvindbare, want herdoopte, plaats van zijn school. Niemand kan hem zeggen waar dat is.

Een probleem voor de Turkse Koerden is bovendien dat ze niet allemaal hetzelfde dialect spreken. Kurmanji wordt veruit het meest gesproken maar daarnaast is er ook nog het Zazaki, dat door een minderheid wordt gebruikt.

Vooral bij jongeren gaat de kennis van het Koerdisch snel achteruit. Uit een ander onderzoek, begin dit jaar uitgevoerd door het bureau SAMER, bleek dat nog maar een op de vijf Koerdische kinderen onder de elf jaar vloeiend Koerdisch spreekt. Velen spreken dat ook thuis niet meer.

Verwijten van dochter

Sommige jongeren storen zich daar aan. Vahap Coskun, een Koerdische hoogleraar constitutioneel recht aan Dicle-universiteit, vertelt dat zijn dochter die geneeskunde studeert onlangs een oudere vrouw moest behandelen die alleen Koerdisch sprak. Dat ging zijn dochter niet best af. Coskun: „Naderhand verweet ze mij: waarom heb je me niet beter Koerdisch geleerd? Toen geneerde ik me wel.”

Juist in de steden, ook in Istanbul, Ankara en Izmir, zijn er veelal hoger opgeleide jongeren die zich sterker bewust worden van hun Koerdische identiteit. Daarom wensen ze de taal beter onder de knie te krijgen, niet zelden als een reactie op Turkse repressie of discriminatie die ze hebben ondervonden.

Maar volgens Bayram vormen zulke jongeren en de kleine groepjes leerlingen bij de Zarokistan-school – evenals dure, particuliere kinderdagverblijven en universitaire Koerdische instituten – niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.

Als je in het Koerdisch schrijft, ben je al gauw een terrorist in Turkse ogen

Murat Bayram,
hoofdredacteur van de Koerdische website Botan Times

Ook de media zijn voor het overgrote deel Turks. Van de 477 televisiekanalen in Turkije, is er slechts een Koerdisch, legt Bayram uit. En die is dan nog in handen van de overheid, die het voor eigen propaganda benut. Een stad als Diyarbakir (met circa twee miljoen inwoners) telt elf dagbladen en niet één daarvan is Koerdisch. Ook financieel staan Koerdische media op achterstand: weinig bedrijven durven bij hen advertenties te plaatsen uit vrees voor moeilijkheden met de overheid.

Helemaal uitzichtloos is de situatie desondanks niet, zegt Bayram, wiens organisatie ook Koerdische schoolboeken (voor zelfstudie) uitgeeft en Koerdische journalisten opleidt. Hij herinnert eraan dat een jaar of twaalf geleden volop Koerdische publicaties waren toegestaan, zelfs kranten en tv-stations, omdat Erdogan toen de teugels tijdelijk had laten vieren. „Als er weer een sterke, charismatische Turkse leider is die dat wil, kan het Koerdisch weer snel terrein winnen.”

Hoogleraar Coskun ziet de toekomst van het Koerdisch in Turkije echter somber in, zij het niet voor de regio als geheel. In Irak, Syrië en Iran staan de verschillende varianten van het Koerdisch, dat enigszins op het Perzisch lijkt, er beter voor en is onderwijs in het Koerdisch wel toegestaan.

Coskun verwacht bovendien dat de Koerdische identiteit ook in Turkije niet snel verdwijnt. „Kijk naar de Schotten. Die spreken Engels maar hebben wel degelijk een eigen identiteit. Je kunt ook je identiteit uitdrukken via de kunst of zelfs via sport, bijvoorbeeld als supporter van voetbalclub Amedspor.” [Amed is de Koerdische naam voor Diyarbakir.]

Gretig proberen ook Koerdische schrijvers steeds een stapje verder te gaan. Trots vertelt Omer Fidan, co-voorzitter van PEN Kurd, een afdeling van de internationale schrijversbond, over een conferentie van Koerdische schrijvers en andere intellectuelen in Diyarbakir, met deelnemers uit onder meer Irak en Iran. „De Koerden kunnen niet leven zonder dat ze zich ook cultureel kunnen uiten”, zegt Fidan.

Daarnaast komen Koerdische schrijvers sinds een paar maanden wekelijks bijeen in het Huis van de Literatuur om Koerdische boeken en films te bespreken. Het is gevestigd in een oud huis in de historische binnenstad van Diyarbakir, gebouwd met de typische zwarte basaltsteen waaruit ook de indrukwekkende stadsmuren van Diyarbakir zijn opgetrokken.

Een van de mede-oprichters is Mehmet Dicle (48), die al verscheidene Koerdische romans op zijn naam heeft staan. Zonder slag of stoot ging dat niet altijd. „Bij mijn laatste roman, Berfa Sor [Rode Sneeuw], voerden de Turkse autoriteiten eerst onderzoek uit”, vertelt hij bij een glaasje thee op de schaduwrijke binnenplaats. „Ik zou een PKK-aanhanger zijn. Het doet er vaak helemaal niet toe wat je in werkelijkheid denkt, ze beschuldigen je gewoon hoe dan ook.” En hoe liep dit af? Dicle lacht en toont tevreden een gedrukt exemplaar van zijn boek.


Drugscrimineel ‘Bolle Jos’ moet 96 miljoen betalen aan Staat, veel lager dan strafeis OM

De Brabantse drugscrimineel Jos Leijdekkers, beter bekend als ‘Bolle Jos’, moet ruim 96 miljoen euro betalen aan de Staat. Dat heeft de rechtbank in Rotterdam maandagmiddag bepaald. Volgens de rechter verdiende de 34-jarige voortvluchtige in totaal 127 miljoen euro met zijn criminele activiteiten.

Leijdekkers werd vorig jaar door de rechtbank in Rotterdam al veroordeeld tot 24 jaar cel voor zijn betrokkenheid bij zes drugstransporten, een gewapende overval in Finland en het opdracht geven voor een liquidatie. Justitie ziet Leijdekkers „als een van de hoofdrolspelers in de internationale cocaïnehandel”.

Lager bedrag dan OM

Het Openbaar Ministerie wilde het veel hogere bedrag van 221,7 miljoen euro onteigenen van Leijdekkers. De rechter oordeelt maandag dat het OM een „te ruime wettelijke grondslag” heeft gehanteerd.

Daarnaast oordeelt de rechtbank enkele „verdiensten” anders. Volgens het OM kocht Leijdekkers onder meer een appartement, dure horloges, handtassen en een auto voor zijn familie, maar dat is volgens de rechtbank niet overtuigend bewezen.

Leijdekkers en zijn advocaat waren niet aanwezig tijdens de zittingen. Leijdekkers is nog altijd voortvluchtig en werd begin dit jaar gesignaleerd bij een kerkdienst in Sierra Leone. Hij zou warme banden hebben met de regering in dat land.

Lees ook

De nieuwe smokkelroutes van ‘Bolle Jos’

De nieuwe smokkelroutes van 'Bolle Jos'


North Sea Jazz pakte op het eind uit met frisse jazz, én een overrompelend goede show van Anoushka Shankar

Daar zitten de twee dochters van sitarmeester Ravi Shankar, naast elkaar, blote voeten, steeds meer op elkaar lijkend: zangeres Norah Jones, direct na haar eigen show in de grote pophal Nile het podium opgekomen bij sitar spelende halfzus Anoushka Shankar. Het is een samenkomst waar iedereen stiekem op hoopte op de laatste dag van North Sea Jazz. En zij zelf ook: even kruisen beider tours voor een duet van krap vier minuten, hun ‘Traces of You’ – voor het eerst ooit live. Het is een warm en lief moment in een toch al wervelende, overrompelend goede show.

De lucht trilde nog na van een opwindend blok muziek van Shankar, waarin ze met haar band en haar lel van een sitar langs meerdere onverwachte genres scheerde. In het mooie nieuwe ‘Hiraeth’ ging ze tegen zichzelf in, door haar spel te loopen en om haar eigen lijnen heen te spelen met repetitieve, hypnotiserende werking, een beetje Philip Glass. Maar dan bouwen ze het met ‘We Burn So Brightly’ op: Shankar dubbelt en driedubbelt zichzelf, de bassist trekt strakke noten als strepen op een nachtelijke snelweg, en als de percussionist de snelheid en intensiteit omhoog gooit wordt het zo vurig, dat ze tegen hardrock aanschuren. Om daarna met een stuwende triphopbeat in de groove van een soort intense clubmuziek te komen.

Prachtige match

Het is dan bijna een teleurstelling als met de komst van Norah Jones het gas eraf gaat. Gelukkig is de zalvende stem van Jones een prachtige match met de veelzijdige sitar van haar zus – het zal in de genen zitten – en is de situatie van deze primeur gewoon genieten. Shankar, die snel nog even de van het podium aflopende Jones gedag zegt, roept ontwapenend: „I’m so happy!” Ze is niet de enige: een droom van een concert.

Shankar bleek een hoogtepunt van de zondag op North Sea Jazz 2025, waar extreem veel om uit te kiezen was: dit jaar helde het jazzprogramma echt over naar deze laatste dag; een oververtegenwoordiging aan sterke namen in het moderne jazzaanbod vol vloeiende muzikaliteit. Amerikaanse jazznamen als Ambrose Akinmusire, Makaya Mccraven, Kamasi Washington, en de Britse Nubya Garcia; ze domineren nu de scene, spelen hier regelmatig en het valt nooit tegen. Een gelukje voel je dan bij de ontdekking van de Franse Sophye Soliveau, die met haar harpspel zowel diepte als betekenis gaf aan wat ze zeer soulvol zong. Ook de sociaal geëngageerde jazz van saxofonist Immanuel Wilkins bleef lang nagonzen – wat is zijn spel stevig geworden op een kolkende onderlaag.

Deze uitverkochte 48ste editie (90.000 bezoekers) van North Sea Jazz bood weer veel boeiende en betoverende muziek, met een stevige inzet op vernieuwers van een nieuwe generatie. Buitengewone headliners in de pop en soulhoek ontbrak op Diana Ross na een beetje. De comeback van soulster Maxwell was zoetzacht. En dat de generatie jazzsenioren vervaagt is nu echt goed merkbaar (en te betreuren), al waren Herbie Hancock en het duo Dulfer en Bennink bevlogen tachtigers, en beslist must sees.

Immanuel Wilkins (links) en Diana Ross

Foto’s Andreas Terlaak

Maar aan de onderkant borrelt het gelukkig van talent dat bij vlagen toch echt grootsheid bood. Met publiekslieveling Jacob Collier had het festival dit weekend een gretige, onvermoeibare aanwezige huisartiest, in vier shows veroverde hij vooral met aanstekelijke publiekskoren harten. Zangeres Celeste glorieerde onvermoed als een nieuwe absolute ster. De Amerikaans-Indiase Ganavya Doraiswamy imponeerde met haast iets bovenaards in haar stem, die absoluut op een dieper niveau raakte. Zo ook de onderlinge verbinding die het jazztrio van Julian Lage overbracht – precíés zoals je hoopt.

Lees ook

De nieuwe glorie van Celeste, kwetsbaar en krachtig tegelijk

North Sea Jazz: de nieuwe glorie van Celeste, kwetsbaar en krachtig tegelijk

De derde dag was het heerlijk vlinderen. Want ook de pop had een ruim aanbod: een Norah Jones (sobere show met jazz-invloeden in een vooral slepende tred die het publiek toch weer door deed lopen), een opgewekte Ronnie Flex (met zijn grote band een volstrekt logische thuiswedstrijd hier – „Ik rapte vroeger nog in een clubhuis hier vlakbij”) en dan dus de komst van diva der diva’s Diana Ross, zo’n headliner die het héle festival wel wilde meepakken.

Stralend én onaantastbaar stond La Ross er weer, en net als in 2022 met de armen wijd open als een levende legende, 81 jaar intussen. De diva divine flaneerde een parade van veren, korsetten, stola’s en glitter. Haar stem, inmiddels broos en flinterdun, is al jaren ondergeschikt aan haar overweldigende présence, en gelukkig vangt een batterij achtergrondzangers haar moeiteloos op.

Van een weemoedig ‘Don’t Explain’ van Billie Holiday gleed ze moeiteloos naar haar feelgoodnummer uit The Wiz-soundtrack ‘Ease on Down the Road’. Om uiteindelijk uit te komen bij waar de zaal voor kwam: een groot evergreenfeest. Haar ijzersterke hitrepertoire – ‘Love Hangover’, ‘Why Do Fools Fall in Love’, ‘Reach Out and Touch’ en ‘Upside Down’ – het blijft haar geheime wapen. Of ze het nu zelf zingt, of er beminnelijk bij lacht.


De gekte op de beurs rond stablecoins: wat maakt dit cryptogeld zo populair en welke regels gelden er eigenlijk voor de munt?

De openingsbel van de Nasdaq had amper geklonken of grote beleggers doken op het nieuwe aandeel Circle. De koers steeg binnen een paar dagen met ruim 700 procent. Hij is inmiddels weer wat gedaald, maar het blijft een exorbitante stijging.

De beursgang van Circle – een Amerikaans bedrijf dat stablecoins uitgeeft – op 5 juni is nu al hét symbool van de gekte dit jaar rondom stablecoins. De hooggespannen verwachtingen komen onder meer doordat stablecoins (cryptogeld met onderpand) binnenkort ook in de Verenigde Staten wettelijke erkenning krijgen. Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden begint vandaag (maandag 14 juli) aan de behandeling van de GENIUS Act, die de spelregels voor stablecoins bepaalt en stemt er waarschijnlijk later deze week over.

In Europa is zo’n wet er al. Er komen ook steeds meer stablecoinuitgevers; diverse bedrijven en banken overwegen hun eigen stablecoin te beginnen. Je zou het de legalisering kunnen noemen van een nieuw product, dat al jaren aan populariteit wint.

1
Wat is een stablecoin?

Een stablecoin is een cryptomunt met onderpand. Doordat het onderpand een stabiele waarde heeft, heeft de daaraan gekoppelde cryptomunt dat ook. Meer dan 90 procent van alle stablecoins is gekoppeld aan de dollar, maar dat hoeft niet. Het kan ook een euro zijn, goud of bijvoorbeeld kortlopende obligaties.

Het onderpand moet snel liquide te maken zijn, want een stablecoin moet altijd weer kunnen worden ingewisseld voor dat onderpand. Je geeft bijvoorbeeld 1 euro in bewaring bij een stablecoinuitgever om een cryptomunt te krijgen die 1 euro vertegenwoordigt. Die uitgever krijgt een vergoeding voor wisselen en bewaren.

Het onderpand is het grote verschil tussen stablecoins en ‘gewone’ cryptomunten. Die laatste hebben geen onderliggende waarde en de koers ervan is in de regel verre van stabiel. Als je stablecoins koopt, is het cruciaal dat je erop kunt vertrouwen dat het onderpand goed wordt bewaard. Inmiddels is ruim 253 miljard dollar in bewaring gegeven bij stablecoinuitgevers, waarvan 159 miljard bij één bedrijf, Tether.

Lees ook

Lees ook: Een ongrijpbare Nederlander achter een ongrijpbare munt van een ongrijpbaar bedrijf

Illustratie Sjoerd van Leeuwen

2
Waarom zou je stablecoins willen hebben?

Het voordeel van stablecoins is dat je er snel, betrouwbaar en voordelig internationale transacties mee kan doen. Je hebt geen traditionele bankrekening nodig, bent niet afhankelijk van de openingstijden van banken en betaalt ook niet voor hun (wissel)diensten.

Stablecoins hebben een ander publiek dan de mensen die vooral ‘in crypto zitten’ om te speculeren, want met stablecoins (‘cryptodollars’) heb je niet te maken met de bij crypto gebruikelijke koersschommelingen.

Stablecoins waren aanvankelijk vooral populair onder mensen die in het buitenland werken en hun salaris naar hun gezin in het thuisland sturen. Het is vaak onvoordelig diverse banken en geldwisselaars te moeten betalen zodat je familie jouw verdiende dollars kan opnemen in een lokale munt – die ook nog eens snel waarde verliest. Lang niet iedereen kan een rekening krijgen bij een traditionele bank – als je bijvoorbeeld geen vast adres hebt of in de grijze economie werkt.

Inmiddels worden stablecoins ook in de reguliere financiële wereld gebruikt voor internationale transacties, zoals in de goederenhandel. Daar gelden weer andere voordelen, bijvoorbeeld dat je de transacties zo kunt programmeren dat de stablecoin pas wordt overgemaakt als ook de goederen van eigenaar zijn veranderd. Daar worden nu nog vaak derdenrekeningen voor gebruikt.

3
Klinkt handig. Kunnen banken wel inpakken?

De verhouding is complex. Traditionele banken moeten aan strenge regels voldoen, onder meer om het risico te beperken dat ze criminaliteit en terrorisme faciliteren. Voor cryptobedrijven waren er tot een paar jaar geleden nauwelijks regels. Voor hun klanten was het makkelijk om anoniem te blijven. En het is voordeliger: cryptobedrijven kunnen door hun technologie veel goedkoper werken. Criminelen hebben de voordelen van stablecoins dus ook ontdekt.

Banken en toezichthouders zien stablecoins als een concurrent en bedreiging en hebben lang geprobeerd er ver vandaan te blijven, bijvoorbeeld door stablecoinuitgevers geen bankrekening te geven. Maar dat verandert. Inmiddels stellen grote delen van de wereld wettelijke eisen aan cryptobedrijven. Dit maakt de cryptowereld minder schimmig en maakt het voor traditionele financiële partijen minder riskant mee te doen.

Crypto- en bankenwereld hebben elkaar ook nodig. Zo stallen uitgevers van stablecoins onderpand bij een traditionele bank. Er zijn inmiddels tal van hybride vormen van bankieren. Denk aan ‘neobank’ Bunq waarbij je crypto’s in je bankapp kunt beheren. En aan techmiljardairs in de VS die een eigen bank willen beginnen, met een grote rol voor stablecoins.

4
Wie zijn de uitgevers van stablecoins?

Twee grote spelers domineren: Tether, de grootste, en Circle, van die spectaculaire beursgang.

Maar er is veel beweging op de markt, nu die beter gereguleerd raakt en prognoses uitgaan van snel groeiend gebruik van stablecoins. Een aantal banken zet inmiddels stappen om eigen stablecoins te beginnen. Zo onderzoekt ING de mogelijkheden. Ook bedrijven als Visa en PayPal zijn ermee bezig. En de familie van Donald Trump natuurlijk.

Van uitdager van de traditionele bankwereld worden stablecoins zo steeds meer onderdeel van het mondiale financiële stelsel

Van uitdager van de traditionele bankwereld worden stablecoins zo steeds meer onderdeel van het mondiale financiële stelsel.

5
Welke stablecoins zijn legaal?

Dat hangt af van waar je woont. Nieuwe cryptoregelgeving van de Europese Unie, MiCAR (Markets in Crypto-Assets Regulation), stelt eisen aan een stablecoin die in de EU wordt aangeboden. Zo moet de uitgever maandelijks aantonen dat het onderpand er nog is, en dient dat onderpand voor tachtig procent te bestaan uit cash die bij een Europese financiële instelling staat. Met dat deel van het onderpand mag niet worden belegd, zelfs niet in staatsobligaties. Met de overige twintig procent wel, maar onder strikte voorwaarden.

Als de stablecoin niet aan de voorwaarden voldoet mogen Europese cryptobedrijven geen diensten op basis van die munt aanbieden, zoals handel daarin. Er zijn inmiddels goedgekeurde stablecoins, zoals de USDC (van Circle), de EURC en de EURQ en er zijn veel Europese stablecoinitiatieven.

De grootste stablecoin ter wereld, de USDT van Tether, heeft dat fiat niet. Dat komt onder meer doordat het onderpand niet voor 80 procent bij een Europese bank staat. Het bedrijf vindt dat een onredelijke eis. Het belegt dat bijvoorbeeld liever in kortlopende Amerikaanse staatsleningen, waar het dan op verdient.

Dat stelt Europese cryptobedrijven voor een probleem. Voor de meeste cryptotransacties wereldwijd wordt nu USDT gebruikt. En dus niet bijvoorbeeld bitcoin. Zij mogen USDT niet aanbieden, waar hun klanten wel om vragen.

Onlangs kwam saillant nieuws naar buiten: de Europese Commissie zou geneigd zijn een geitenpaadje te faciliteren waardoor Europeanen toch toegang kunnen behouden tot stablecoins die niet voldoen aan de MiCAR-regels.

6
De EU begint toch zelf een digitale euro. Wat is het verschil met een stablecoin?

Klopt. De Europese Centrale Bank (ECB) treft voorbereidingen voor uitgifte van een digitale euro. Zo’n digitale versie zou in veel opzichten vergelijkbaar zijn met een stablecoin. Het belangrijkste verschil is dat een centrale bank hem uit zou geven, geen bedrijf. Dat biedt meer zekerheid.

De digitale euro is ook een manier om de belangrijkste taak van centrale banken te blijven vervullen, namelijk zorgen voor een stabiele munt en dito betalingsverkeer. En ook dat hangt tegenwoordig (buiten Europa) met stablecoins samen. De grootste stablecoinuitgever (Tether) is bijvoorbeeld zo’n grote belegger in staatsobligaties dat ze invloed kunnen hebben op de koers daarvan, schrijft de Bank voor Internationale Betalingen (BIS), de wereldwijde koepel van centrale banken, in een onlangs verschenen rapport waarin trends worden geanalyseerd.

Bovendien versterken de huidige stablecoins de positie van de dollar nog verder, omdat ze de vraag naar dollars aanjagen en omdat het onderpand veelal in Amerika wordt belegd. Volgens de BIS kunnen stablecoins bijdragen aan stealth dollarisation, sluipende dollarisering. Dat versterkt de macht en afhankelijkheid van Amerika.

Lees ook

Lees ook: Wie Trump wil begrijpen moet kijken naar zijn plannen met de dollar

Wie Trump wil begrijpen moet kijken naar zijn plannen met de dollar

7
Stablecoins en de digitale euro zijn dus ook geopolitiek?

Ja. De EU wil graag dat de euro een prominente rol in het internationale betalingsverkeer speelt en daar is vedere digitalisering voor nodig. Onder Donald Trump koerst Amerika juist op het stimuleren van de mogelijkheden van stablecoins en tégen een digitale dollar van de eigen centrale bank. Ook daarover wordt deze week gedebatteerd.

Maar over de digitale euro is nog geen politiek besluit genomen. Dat baart centrale banken van de EU-lidstaten zorgen. Zowel Klaas Knot, scheidend president van De Nederlandsche Bank (DNB), als voorzitter Christine Lagarde van de ECB maanden de Europese wetgevers recentelijk tot spoed. Ze moeten vaart maken met wetgeving voor de digitale euro. Anders heeft de euro straks het nakijken in een wereld vol cryptodollars.


Spaanse politie houdt rekening met aanhoudend anti-migrantengeweld in Torre-Pacheco na rellen afgelopen weekend

Na rellen afgelopen weekend in een buitenwijk van het Spaanse Torre-Pacheco, is volgens lokale media de situatie daar nog altijd gespannen. Zowel zaterdag- als zondagnacht braken in de wijk San Antonio rellen uit tussen extreemrechtse groepen en inwoners met een migratieachtergrond. Daarbij vielen tientallen gewonden. Er zijn tot dusver zes verdachten gearresteerd, schrijft de lokale krant La Opinion Murcia.

De directe aanleiding voor de gevechten is de online verspreiding van een foto van het bebloede gezicht van een 68-jarige man, die Domingo zou heten. Hij werd vorige week woensdag aangevallen op een begraafplaats. Na de verspreiding van de foto gingen berichten rond dat de daders van Noord-Afrikaanse afkomst waren. Maandag werden twee mensen aangehouden voor de mishandeling van de man; het is niet duidelijk wie de mannen zijn.

Zwartgeklede mannen met stokken in hun handen trokken zaterdagnacht door de straten van San Antonio voor wat zij een „jacht” noemden op alle inwoners met een migratieachtergrond. Daarop ontstonden grootschalige rellen in de wijk, waar veel mensen met een Marokkaanse afkomst wonen. De Guardia Civil zette 75 agenten in. De politie houdt er rekening mee dat er ook de komende nachten rellen zullen uitbreken.

Massa-uitzetting

De minister van Binnenlandse Zaken, Fernando Grande-Marlaska, heeft maandag in een interview met radiozender Cadena SER gezegd dat de aanstichters van de rellen in San Antonio „georganiseerde groepen” zijn die zich via sociale media organiseren. Dit maakt het politieonderzoek volgens Marlaska een uitdaging: „Het zien, weten, kennen wie er achter bepaalde berichten op sociale media zit, kost in de meeste gevallen veel tijd, omdat sociale media ook meer anonimiteit mogelijk maken.”

Ook stelt Marlaska dat de geweldsescalatie een „gevolg is van de uitspraken van de ultrarechtse politieke partijen, die zonder reden immigratie aan criminaliteit linken”. „Het is de schuld van [het rechts-populistische] Vox en van de uitspraken zoals die van Vox”, aldus de minister.

Vox, vertegenwoordigd in het Nationale Congres en een aantal regioparlementen in Spanje, bepleit streng antimigratiebeleid. Migratie zorgt volgens de partij voor criminaliteit, werkloosheid en druk op de publieke sector. Tijdens een partijbijeenkomst vorige week maandag pleitte woordvoerder voor Demografische Noodsituatie en Sociaal Beleid, Rocío de Meer, voor het uitzetten van acht miljoen immigranten, onder wie van de tweede generatie. Dit zou nodig zijn om „het Spaanse volk te redden”.

Marlaska oordeelt maandag in de radio-uitzending dat dit „zeer simpele” uitspraken zijn die „helaas effect hebben”. „Er is geen relatie tussen criminaliteit en immigratie”, benadrukt de minister maandag.