Wat vindt NRC | Geef, met Claude, de Franse taal weer de plek die ze verdient

Op negenjarige leeftijd vluchtte Claude Kiambe met zijn moeder, broers en zussen vanuit de Democratische Republiek Congo naar Nederland. Zijn vader was in de oorlog daar om het leven gekomen. Ondanks dat drama leerde zijn moeder hem het positieve van het leven te blijven zien, zegt hij. „C’est la vie”, zong ze naar de titel van het lied waarmee Claude, zijn artiestennaam, deze week Nederland vertegenwoordigt op het Eurovisie Songfestival. „C’est comme ci, c’est comme ça/ C’est en haut et en bas.”

Het levensverhaal van Claude, die in 2017 een talentenjacht in Enkhuizen won en eind 2022 met het nummer ‘Ladada (Mon dernier mot)’ op één in de Top 40 stond, is bijzonder genoeg. Dat met hem Nederland voor het eerst met een gedeeltelijk Franstalig nummer aan het Songfestival deelneemt, is niet minder dan een culturele waterscheiding. Sinds het allereerste Songfestival in 1956 heeft Nederland 41 Nederlandstalige en 24 Engelstalige liedjes ingezonden. Het eerste Engelstalige nummer kwam er weliswaar al in 1974 (‘I See a Star’, Mouth & MacNeal), maar de meeste Engelstalige bijdragen dateren van de laatste paar decennia. Het Engels zou een breder publiek aanspreken en volgens sommige artiesten ook geschikter zijn om in te zingen.

Dat mag zo zijn, het valt niet te ontkennen dat het Frans in Nederland aan een culturele herwaardering bezig is. In de jaren zestig en zeventig waren Franstalige artiesten als Françoise Hardy en Serge Gainsbourg ook in Nederland wereldberoemd. Boeken van Franse schrijvers gingen grif over de toonbank, zelfs onvertaald. Om over de dominantie van de Franse cinema nog maar te zwijgen.

Na een aantal zeer magere jaren heeft de Franse taal nu een rentree gemaakt. In de literatuur, natuurlijk, met schrijvers als Édouard Louis, Leïla Slimani, Kamel Daoud of Annie Ernaux. En met ook hier populaire series als Dix pour cent of Lupin. Zelfs de inmiddels dertig jaar oude banlieuefilm La Haine staat opnieuw in de belangstelling. Maar bovenal is het te zien in de populaire muziek, met Aya Nakamura, Gims, Bon Entendeur en Claudes grote voorbeeld uit België, Stromae.

Die hernieuwde belangstelling voor het Frans valt sinds een paar maanden samen met een in sommige kringen gevoelde afkeer van de Verenigde Staten. „Het is uit met Amerika”, schreef columnist Stine Jensen onlangs in NRC. In de Volkskrant pleitte een redacteur ervoor de terugkeer van Trump aan te grijpen om een ander „rolmodelland” (namelijk: Frankrijk) te kiezen. Zo snel zal dat wellicht niet gaan, maar ook om politieke, strategische en economische redenen is het verstandig in een razendsnel veranderende wereld niet te eenkennig naar het Engelse taalgebied te kijken.

Tegen dat licht is het zorgelijk dat talenstudies het nu zo lastig hebben. Terwijl er een groot tekort aan leraren Frans is, maakten twee Nederlandse universiteiten onlangs bekend onder andere Frans als zelfstandige bachelor te willen schrappen. Terecht reageerde de KNAW dat talenstudies „voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling” van een klein land als Nederland „cruciaal” zijn. Of om met de titelsong van Claudes nieuwste album te spreken: „Je parle français maintenant/ Als ik je niet versta/ Dan telt het niet mee.

Het valt te hopen dat zijn deelname aan het Songfestival – of, natuurlijk, le Concours Eurovision de la chanson – ook jonge mensen bewust maakt van het belang andere Europese talen te spreken dan alleen Nederlands en Engels.


Opinie | Honderd man druk bezig – en het helpt niets

Afgelopen jaar heb ik me bezig gehouden met een dakloze moeder met twee kinderen. Overal waar we aanklopten voor hulp, werden we weggestuurd. Afgelopen week heb ik haar gemeentelijke en juridische dossiers bestudeerd. Op een gegeven moment dacht ik: wat zijn er veel mensen bij betrokken. Toen besloot ik haar dossiers van voren af aan te bekijken en alle medewerkers op te schrijven.

Dit is de lijst:

  1. JW, wijkteam
  2. Z, adm. medewerker ETF
  3. Advocaat eerste zitting
  4. E, vraagwijzer
  5. P, wijkteams
  6. W, RBZ
  7. V, ETF
  8. S, ETF
  9. T, wijkteam
  10. M, Veilig Thuis
  11. JOZ medewerker
  12. Werkcoach
  13. M, vraagwijzer
  14. A, vraagwijzer
  15. J, P&SZ / CO
  16. M, P&SZ / COg
  17. M, Centraal Onthaal
  18. H, P&SZ / COg
  19. D, P&SZ / CO
  20. G, WSG
  21. Y, wijkteam jeugd
  22. J, WMO
  23. P, wijkteam
  24. M, wijkteam
  25. C, vraagwijzer
  26. D, P&SZ
  27. M, wijkteam
  28. M, vangnet en advies
  29. S, P&SZ
  30. D, P&SZ
  31. T, loketspecialist
  32. Z, P&SZ
  33. CIT
  34. Wijkagent
  35. Gedragswetenschapper
  36. Q, flexwonen
  37. PRIO
  38. J, P&SZ
  39. T, Veilig Thuis
  40. M, WMO
  41. L, P&SZ (log)
  42. B, wijkteam/prio
  43. N, wijkteam
  44. I, wijkteam
  45. Veiligheidsadviseur
  46. Leerplichtambtenaar
  47. Chef leerplichtambtenaar
  48. D, P&SZ
  49. I, ketenregisseur
  50. A, coach
  51. B, wijkteam jeugd
  52. Ma, wijkteam
  53. M, vraagwijzer
  54. Z, inkomens consulent
  55. B, wijkteams jeugd
  56. S, P&SZ
  57. D, CO
  58. B, CO
  59. A, vraagwijzer
  60. B, wijkteam
  61. S, incidentenloket
  62. R, vraagwijzer
  63. S, wijkteam
  64. A, vangnet en advies
  65. C, detentie en integratie
  66. C, burgemeester
  67. E, wijkteam
  68. G, backoffice
  69. M, straatadvocaat
  70. Huisarts
  71. POH-GGZ
  72. Straatarts
  73. M, procesregie
  74. A, P&SZ, vangnet
  75. S, raadsonderzoeker
  76. M, P&SZ
  77. E, P&SZ
  78. E, advocaat
  79. U, advocaat
  80. W, gemeente
  81. M, gemeente
  82. T, gemeente
  83. M, ombudsman
  84. A, ombudsman
  85. I, VT
  86. B, wethouder
  87. A, afdelingshoofd
  88. S, gemeente
  89. W, zorgconsul
  90. D, adviseur Incidentenloket
  91. V, rechter
  92. C, burgerzaken
  93. DG, rechter
  94. D, rechter
  95. H, griffier
  96. A, rechter
  97. Z, griffier
  98. T, rechter
  99. H, griffier
  100. V, teammanager bezwaar

Het zijn er in feite nog meer dan honderd, maar hier ben ik gestopt met tellen.

Honderd medewerkers. Honderd salarissen. Honderd mensen druk bezig, maar het helpt niets.

Tientallen ambtenaren waren druk bezig rapporten schrijven over haar ‘zelfredzaamheid’, zodat ze het zelf moest uitvogelen. En toen ze het niet meer aankon werd ze geclassificeerd als ‘niet meewerkend’. Maar triage is geen antwoord op structureel falend beleid.

Er worden fundamentele rechten geschonden: een overheid mag zich niet verschuilen achter allerlei verschillende hulploketten en instanties.


Door jongeren serieus te nemen, kreeg Aidan Chambers ze enthousiast voor lezen

Hoe zorg je dat jongeren plezier hebben en houden in lezen? Aidan Chambers, Brits schrijver van jongerenliteratuur en een leidende stem in de leesbevordering, had het antwoord: door ze serieus te nemen en ze te leren goed over literatuur te praten. Om de ideeën en methode van Chambers kan nog steeds niemand die werkt in een bibliotheek of het literatuuronderwijs heen, al zijn ze ruim dertig jaar oud, en is Chambers zondag op 90-jarige leeftijd overleden.

Chambers noemde het de ‘vertel eens’-methode: vraag een jongere te vertellen over zijn of haar beleving en gevoel bij een gelezen boek. Dán betrekt de jonge lezer het verhaal op zichzelf en krijgt de fictie betekenis in de werkelijkheid. Die methode brak, in de jaren negentig, met de heersende traditie in het literatuuronderwijs, dat op closereading en analyse was gericht. Maar lezen moet een creatieve bezigheid zijn, propageerde Chambers, juist bij jongeren zijn herkenning en identificatie met verhalen van het hoogste belang. „Ik weet vanuit mijn persoonlijke ervaringen en mijn ervaringen als docent dat je pas een toegewijde literair lezer wordt als je jezelf terugvindt in gedrukte literatuur”, schreef hij eens. „Je mag dan de door school voorgeschreven teksten lezen en er goed genoeg over praten en schrijven om je examens te halen, maar je leest niet om te leven.” Tot je door literatuur geráákt wordt.

Naar die opvatting schreef Aidan Chambers (1934) ook zijn eigen boeken: na drie jongerenromans die hij als minder geslaagd beschouwde, publiceerde hij in 1978 Breaktime, zijn doorbraak, die ook zijn opvattingen over jeugdliteratuur opnieuw vormde. Wat wás jeugdliteratuur eigenlijk? Literatuur speciaal voor jongeren geschreven, omdat ze daar zelf niet toe in staat zijn – zo dacht hij. Maar zijn vierde boek „was voor noch ten behoeve van jeugdige lezers geschreven; de enig juiste omschrijving was dat het een boek van jongeren was”, bespiegelde hij er later over in een lezing. „Het ging niet om een daad van zelfexpressie, wel om schrijven vanuit een dringende behoefte”, ervoer hij. „Het enige wat telde was het boek zelf.”

Geliefd

Dat leidde tot compromisloze jeugdboeken waarmee hij in de jaren tachtig en negentig grote indruk maakte, zoals Je moet dansen op mijn graf (1982), Tirannen (1983) en De tolbrug (1992). Zijn boeken onderscheidden zich door hun vorm: hij genoot van vormexperimenten, mengde tekstsoorten, gebruikte tijdsprongen en perspectiefwisselingen. Als het verwarde, was dat passend omdat het (tiener)leven nu eenmaal verwarrend is. En omdat Chambers geen zoete broodjes bakte: hij volgde het door literatuurwetenschappers gemaakte onderscheid tussen ‘schrijvers’ en ‘auteurs’, waarbij de eerste zijn tekst afstemt op zijn publiek en de tweede autonomer is – dat werd Chambers’ ideaal. „Natuurlijk wil ik graag gelezen worden, maar wanneer ik schrijf trek ik me daar geen klap van aan. Er zijn al stapels boeken die zich keurig gedragen. Die vervelen mij buitengewoon”, zei hij ooit in de Volkskrant.

Jongeren kun je best confronteren met gecompliceerde, grote gevoelens en morele vraagstukken, vond Chambers

Jongeren kun je best confronteren met gecompliceerde, grote gevoelens en morele vraagstukken, vond Chambers: ze zitten in de levensfase waarin ze daar bij uitstek ontvankelijk voor zijn. Zo ging het in Je moet dansen op mijn graf, zijn bekendste boek, over een romance tussen twee jongens, van wie de één na een ruzie verongelukt – het werd gezien als baanbrekende jeugdliteratuur, ook al omdat het over een homoseksuele relatie ging zonder dat te problematiseren. Chambers’ negende en laatste jeugdroman Dit is alles (2007) was een reusachtige roman in zes delen met een alomvattende ambitie, over de twintigjarige Cordelia, die afscheid neemt van haar tienerjaren en zich richt tot haar ongeboren kind. Compromisloze Chambers trok alles uit de kast – wat in recensies ook wel leidde tot de vraag (en een ontkennend antwoord) of „die kunstgrepen ook nódig [zijn] om een goed verhaal te vertellen?” En zijn hyperintelligente, hoogdravende, Shakespeare lezende bollebozen waren niet bepaald doorsnee jongeren.

Maar dat hij de lat zo hoog legde, oogstte vooral waardering. Internationaal genoot Chambers misschien nog wel meer faam dan in zijn eigen Verenigd Koninkrijk; in Nederland, waar hij ook zijn jeugdboek Niets is wat het lijkt (2000) situeerde, was hij bijzonder geliefd. Vanaf het begin van zijn schrijverschap won hij Zilveren Griffels, hij sloot vriendschappen met jeugdliteruur-schrijvers als Ted van Lieshout en Bart Moeyaert, die ook Chambers’ jeugdliteratuuropvattingen deelden. De ideeën overstegen de literatuur en zijn daarmee Chambers’ invloedrijkste erfenis: zijn leesbevorderaarsgids Leespraat is nog steeds uit voorraad leverbaar.


Mark Zuckerberg wil niet dat je dit boek over de gang van zaken bij Facebook leest

Sarah Wynn-Williams mag haar onlangs verschenen memoires, getiteld Careless People, niet promoten. Ze geeft geen interviews, signeert geen boeken, en houdt geen lezingen over de tijd dat ze als global public policy director deel uitmaakte van de top van Facebook (nu Meta). Zelfs haar familieleden en vrienden zijn bang om zich in haar plaats uit te spreken over het machtige technologiebedrijf.

Op verzoek van Meta legde een rechter Wynn-Williams een spreekverbod op, waardoor het promoten van haar boek praktisch onmogelijk is geworden. Want elke keer dat ze over het bedrijf praat, riskeert ze een boete van 50.000 dollar. De reden is dat ze een geheimhoudingsclausule zou schenden die ze tekende als onderdeel van haar ontslagvergoeding. In 2017 ontsloeg Facebook haar onder dubieuze omstandigheden.

Haar uitgever Flatiron wist dat het boek riskant was en kondigde het pas slechts zes dagen voor publicatie aan. Daardoor kon Wynn-Williams nog net een paar interviews doen voordat ze het spreekverbod kreeg. Het leidde evenwel tot paniek bij Meta, dat er niet in slaagde om de publicatie via de rechter te voorkomen. In plaats daarvan bracht het bedrijf een verklaring naar buiten waarin de inhoud van het nog ongelezen boek ‘oud nieuws’ werd genoemd.

De verwoede pogingen van Meta om Wynn-Williams het zwijgen op te leggen, zijn evenwel de beste reclame die ze kon wensen. Careless People werd het boek waarvan Mark Zuckerberg niet wil dat je het leest. En dat is in veler ogen een aanbeveling. Het laat zien hoe veel weerzin de Meta-baas inmiddels oproept. Na publicatie voerde Careless People de bestsellerlijsten van The New York Times en Amazon aan.

Al in de proloog blijkt waarom Meta zich zo fel verzette tegen het boek: het is niet alleen een vlijmscherpe aanklacht tegen het bedrijf, het is tevens een zwartgallige en bij vlagen hilarische zedenschets van de wereldvreemde, roekeloze rijkaards die aan het roer staan. Wynn-Williams adviseerde Zuckerberg en andere Meta-bestuurders terwijl ze probeerden uit te vinden hoe ze zich moesten verhouden tot de wereldpolitiek. „Aan het eind keek ik hopeloos toe hoe ze de hielen likten van autoritaire regimes zoals China en het publiek achteloos voorlogen”, schrijft ze.

Dat Meta Careless People afdoet als ‘oud nieuws’ lijkt een slimme verdedigingslijn. Veel feiten die Wynn-Williams beschrijft, waren namelijk al bekend: dat Facebook adverteerders de mogelijkheid bood om zich te richten op kwetsbare jongeren; dat het platform een kwalijke rol speelde bij de genocide op een moslim-minderheid in Myanmar; dat het bereid was gebruikersgegevens te delen met de Chinese regering om toegang te krijgen tot de Chinese markt. Toch kregen we nog nooit zo’n gedetailleerd beeld van hoe het er in de top van het bedrijf aan toegaat. Wynn-Williams is misschien niet de eerste klokkenluider van Meta, maar wel de hoogste voormalige functionaris die uit de school is geklapt.

Buitenstaander

Careless People is geschreven met de blik van een buitenstaander. Want voordat ze bij Facebook begon, was Wynn-Williams een Nieuw-Zeelandse diplomaat die werkte bij de Verenigde Naties. Dit geeft haar een uniek perspectief op de razendsnelle opmars van Facebook. Zeker na de verwoestende aardbeving in haar geboortestad Christchurch in 2011, toen ze persoonlijk ondervond hoe belangrijk het platform kon zijn bij het communiceren met familieleden en het organiseren van hulp. Dit is een revolutie die de verhoudingen in de wereld volledig op zijn kop gaat zetten, schrijft ze. „En ik wil er dolgraag deel van uitmaken.”

Er was één probleem: haar droombaan bestond nog niet. Niemand bij Facebook was zich op dat moment al bewust van de politieke potentie van het platform. Dus moest Wynn-Williams het bedrijf ervan overtuigen een diplomaat in te huren om te helpen bij het onderhouden van relaties met landen. De scepsis was groot. Maar haar pitch werd geholpen door de volksopstanden tegen autoritaire leiders in de Arabische wereld, die mede via Facebook werden georganiseerd. Het bedrijf wilde van haar weten of het verstandig zou zijn als het met de eer ging opstrijken.

Wynn-Williams werkte voor Facebook in een cruciale periode, waarin het publieke discours over het bedrijf compleet kantelde. Haar eigen beeld volgt de communis opinio. In het begin is ze vol lof over de potentie van Facebook om mensen bij elkaar te brengen, de toegang tot informatie te bevorderen, en autocratische leiders uit te dagen. Maar in haar ogen verandert Facebook in een bedrijf dat politieke verdeeldheid zaait, desinformatie verspreidt, en autocraten helpt om aan de macht te blijven. In sommige hoofdstukken lijkt ze voor de lezer (en zichzelf) te rechtvaardigen dat ze er zo lang bleef werken.

Machtsbeluste grootindustrieel

De grootste kracht van Careless People is dat Wynn-Williams deze veranderingen van binnenuit beschrijft, en laat zien hoe roekeloos Zuckerberg en andere topbestuurders van Meta omgaan met hun rap vergaarde macht. Ze is erbij als Zuckerberg op een privévlucht van tien uur naar Peru door zijn adviseurs krijgt uitgelegd hoe cruciaal Facebook is geweest voor Trumps eerste verkiezingsoverwinning. Eerst verzet hij zich tegen dit idee. Maar gaandeweg wordt hij nieuwsgierig, begint hij vragen te stellen over hoe het werkt, en uiteindelijk is hij trots hoe ingenieus zijn platform is gebruikt voor politieke doeleinden.

Wynn-Williams observeert hoe de macht van Facebook Zuckerberg zelf verandert. In het begin is hij een onzekere robotjongen die zich identificeert met de ingenieurs en programmeurs in zijn bedrijf en zich geen houding weet te geven tussen de wereldleiders. Maar hij ontpopt zich tot een machtsbeluste grootindustrieel met de ambitie om president van de VS te worden. „Terwijl Mark nadacht over zijn toekomst – zijn nalatenschap en zijn persoonlijke uitdaging in het komende jaar – kwam hij volgens mij tot een duistere conclusie: als Trump het kon, kon hij het ook”, schrijft Wynn-Williams.

Het boek krijgt gaandeweg meer het karakter van een aanklacht. Ook omdat Wynn-Williams met stijgende verontwaarding beschrijft hoeveel moeite Zuckerberg doet om in het gevlij te komen bij de Chinese autoriteiten. Hij leert Chinees, verdiept zich in de Chinese geschiedenis en cultuur, en reist vaak naar China voor ontmoetingen met overheidsfunctionarissen. In ruil voor toegang tot de Chinese markt is hij bereid speciale software te ontwikkelen waarmee de Chinese overheid posts van burgers kan censureren, ook in Hongkong en Taiwan. Daarnaast heeft hij Meta’s expertise op het gebied van kunstmatige intelligentie volgens Wynn-Williams gedeeld met de Chinezen, wat zou hebben bijgedragen aan het verbluffende succes van het Chinese AI-model DeepSeek.

Dit zijn ernstige beschuldigingen aan het adres van Meta, die Wynn-Williams op 9 april nog eens herhaalde voor een speciale onderzoekscommissie van de Amerikaanse Senaat. Het beeld dat ze in Careless People schetst sluit aan bij de verhalen van eerdere klokkenluiders: bij Meta gaat groei boven alles en maken ze zich niet druk om de brokken. Dit is extra pijnlijk nu de VS zijn verwikkeld in een handelsoorlog en AI-wapenwedloop met China, en Meta zich tegelijkertijd moet verdedigen in een grote anti-trustzaak die de Federale Handelscommissie heeft aangespannen naar aanleiding van de eerdere overname van WhatsApp en Instagram. Want in beide gevallen ligt de meedogenloze machtshonger van Meta onder een vergrootglas.

Lees ook

Lees ook dit artikel over de keuze van Mark Zuckerberg voor Donald Trump.

Mark Zuckerberg, topman van Meta, tijdens een hoorzitting in de Amerikaanse Senaat.


Tv-recensie | Kijk niet alleen naar boer als liefdeszoeker maar ook als potentiële politicus

Liefst was boer John met drie vrouwen op citytrip gegaan. Dat sprak hij niet zo uit, maar kijkend naar zijn guitige hoofd wist ik het vrij zeker. Dan had hij nachtelijke rondjes langs hun hotelkamers gemaakt, of bij de receptie gevraagd of er twee grote bedden tegen elkaar konden worden geschoven. En als dat laatste niet had gekund hadden ze met enig puzzelwerk vast wel met z’n vieren in één bed gepast – ook niet ongezellig. Waarom kiezen als je kunt delen? Er is genoeg boer John voor iedereen.

Maar de makers van Boer zoekt vrouw (KRO-NCRV) zijn van de oude stempel. Die boeken voor iedere deelnemende boer een afsluitend liefdesreisje voor twee personen; niet voor drie of vier. En dus moest boer John tóch kiezen, al bleef hij tot het laatste moment niet alleen flirten met zijn beide logés, maar ook met presentatrice Yvon Jaspers. Toen zij hem vroeg of hij al wist met wie hij op citytrip wilde, antwoordde boer John: „Als jij mee wil, zeg ik ja.” En toen hij uiteindelijk koos voor de rustige Eileen in plaats van gangmaker Karin, vertelde hij die laatste bij het afscheid: „Jij bent ook een leukerd.”

Voor Karin bevestigde dat het onheilspellende gevoel dat toch al aan haar knaagde. „Als een man tegen twee totaal verschillende vrouwen dezelfde dingen zegt en vanaf moment één heel erg flirt… dat gun ik mezelf eigenlijk niet”, had ze Yvon kort na het keuzemoment uitgelegd. In de liefde is zulk gedrag inderdaad vaak een teken dat je je beter gauw uit de voeten kunt maken. Maar boer John is meer dan een liefdeszoeker. Boer John is ook politicus. Zo bezien is het misschien niet gek dat hij geneigd is alle opties open te houden – in Nederland, polderland is dat geen onhandige eigenschap. Noch lijkt het hier erg om met alle winden mee te waaien: de praktijk leert dat je met heel weinig visie héél ver kunt komen.

Ontregelende tweets

Door die bril heb ik het datingprogramma op het platteland niet eerder bekeken, maar sinds vrijdagavond moet ik wel. In de aankondigende tekst van Café Kockelmann (WNL) stond toen te lezen dat boerin Bertie, oud-deelneemster aan Boer zoekt vrouw, zou komen uitleggen „waarom zoveel Boer zoekt vrouw-boeren een politieke carrière zijn begonnen.” Voor Bertie aan bod kwam moest de kijker zich wel door een hoop andere items heen worstelen. Zo is datsja-Zijlstra in Kockelmanns café inmiddels dermate gereïntegreerd dat hij Volt-voorman Laurens Dassen mocht komen uitleggen waarom zijn Europa-plannen onrealistisch zijn. (Misschien heeft de voormalige minister van Buitenlandse Zaken zich sinds zijn aftreden gespecialiseerd in de grens tussen realiteit en fantasie – beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen.) Ook moesten er natuurlijk weer tweets van PVV-leider Geert Wilders worden doorgenomen. Dat premier Schoof tijdens persconferenties niet op voornoemde tweets wil reageren, vonden Kockelmann en politiek verslaggever Mats Akkerman erg flauw: het ging hier toch om „de grootste regeringsleider”, zei Kockelmann, „die overigens zelden of nooit in tv-programma’s komt of in kranten staat. Wij nodigen hem hier elke week uit. Meestal is de reactie gewoon: zero.” Nou zou ik ook geen tijd meer verspillen aan talkshowbezoekjes als ik wist dat al mijn ontregelende tweets daar toch dagelijks netjes werden voorgelezen. Maar dat verband lijkt bij WNL nog niet gelegd.

Eindelijk was het tijd voor boerin Bertie. Het item duurde twee minuten en bestond uit vragen als: „Een boer is graag buiten. Waarom ga je dan in het gemeentehuis achter de vergadertafel zitten?” Wijzer werd ik er niet van, maar het heeft mijn blik op Boer zoekt vrouw wel veranderd. Van sommige kandidaten blijf ik me nu afvragen of ze het beter zouden doen in de politiek dan in de romantiek. Mijn favoriet is Roy, die het hart van boerin Deedry probeert te veroveren. „Het saaiste is wel het beste dat je kunt hebben”, zei Roy zondag. Nee – een lekkere pickup-line is het niet. Maar met zo’n slogan zou ik momenteel best op hem stemmen.


Column | Nieuw en oud water in proeftuin Piershil

Pas in 1952 werd Piershil, een dorp in de Hoeksche Waard, aangesloten op het drinkwaternet. Adieu droge regen- en brandputten. Eindelijk genoeg zoet water voor boeren om de verzilting vanuit het Haringvliet terug te dringen. „Geen zorgen over water meer, de leiding brengt een ommekeer”, dichtte de burgemeester toen hij de kraan symbolisch opendraaide en naast de kerk van Piershil drie fonteinen begonnen te spuiten.

Intussen lijkt het in Nederland met de vanzelfsprekende overvloed aan drinkwater gedaan. De Rijn is geen eeuwige bron en de Maas, een regenrivier, is al vaker tot een doorwaadbaar stroompje geslonken. Door lagere rivierafvoer en minder inlaat van zoetwater door de oprukkende ‘zouttong’ uit zee zijn waterleidingbedrijven in Zuid-Holland en Zeeland al een paar zomers door het oog van de naald gekropen. Het RIVM luidt de noodklok: in 2030 dreigt bij alle waterbedrijven chronisch tekort.

Ook dit jaar is uitzonderlijk droog begonnen. Het neerslagtekort – verdampend water minus neerslag – is nu al zo hoog dat het een van de droogste lentes ooit kan worden. Maar akkerbouwers rond Piershil maken ze zich nog geen zorgen. „Ik heb totaal geen last van de droogte”, zegt Adrie Kleinjan, die er aardappels teelt in vele variëteiten, waaronder de populaire Folva, de Fontane en de Taisiya, merendeels voor de export. „Wij zitten hier op de klei en die houdt water vast. Het is ook nog niet zo heet geweest dat er veel verdampt.”

Van een beregeningsverbod met grondwater, zoals nu in delen van Brabant, is dan ook nog geen sprake in de Hoeksche Waard. Toch is de waterhuishouding problematisch, zegt Jan Bonjer, dijkgraaf van waterschap Hollandse Delta. „Gemiddeld valt er jaarlijks méér neerslag, maar vaak niet in het seizoen waarin je het nodig hebt. Nederland was kampioen water afvoeren. De kunst is nu om het vast te houden.”

Juist de Hoeksche Waard is daarvoor een proeftuin. Want het Zuid-Hollandse eiland, alleen bereikbaar via tunnels, één brug en één veerpont, is nu een grote polder. Maar ooit was het een verzameling eilanden, gescheiden door getijdengeulen en zoute of brakke kronkelkreken. Delen van die oude waterlopen zijn er nog steeds, maar liggen nu binnendijks en zijn zoet.

Piershil was zo’n eiland tussen de „slycken en uitgorzen”, dat in 1525 voor het eerst werd omdijkt; deze zomer viert het dorp uitbundig zijn 500-jarig bestaan. De oude kreek langs Piershil tot aan het Haringvliet bij het eiland Tiengemeten staat op de nominatie om een ‘regelbare waterberging’ te worden.

Het project is sinds 2017 herdoopt, omgetekend en aangekleed met nieuwe doelen. Het moet nu onder meer ook de leefomgeving van de Rotterdamse havens verbeteren. Er is al een nieuwe inlaat aan het Spui die zelf bepaalt wanneer het water te zout is. Rechte oevers worden natuurvriendelijk afgeschuind. En straks loop je hier ook op het Tiengemetenpad. Het project heet nu eenvoudig Piershilse Gat. Maar die eerste naam bekte – en dekte – toch beter: Van kreek tot kraan.

Hans Steketee doet elke maandag ergens vanuit Nederland verslag.

Lees ook

Wij Nederlanders moeten anders gaan denken over water

Foto Getty Images


Wat vindt NRC | In een ongure wereld is een vermanende stem een zegen

Voor 1,4 miljard katholieken is Paus Leo XIV hun nieuwe geestelijk leidsman. Men mag aannemen dat ze naar hem zullen luisteren, al zullen niet alle katholieken hun paus in alles volgen. Een nieuwe paus, het is de katholieken gegund, maar wat betekent een paus anno 2025 voor de rest van de wereld?

Een paus heeft geen leger van betekenis, zijn grondgebied past in het centrum van Amsterdam, hij heeft geen grondstoffen. In de ogen van veel atheïsten is de kerk een archaïsch instituut. Toch kan de paus, zeker in een gewelddadig tijdsgewricht, een belangrijke rol vervullen, door te appelleren aan universele waarden en menselijke waardigheid.

De paus is voor velen nog steeds een morele autoriteit, met celebrity-status bovendien. Dat geeft hem invloed. Hij trekt altijd de aandacht en wat hij zegt is vaak ook bedoeld voor niet-katholieken en niet-gelovigen. Een pleidooi voor klimaatmaatregelen is universeel. Hetzelfde geldt voor mensenrechten.

De paus beschikt bovendien over een fijnmazig diplomatiek netwerk. Daarnaast is het Vaticaan ook nog eens formeel toehoorder bij de Verenigde Naties. Kortom, er is geen ander geestelijk leider met een vergelijkbare politiek invloedrijke positie als de paus.

De macht van de paus kent uiteraard grenzen. Een paus kan geen oorlogen voorkomen. Hij kan wel aandacht vragen voor de slachtoffers van geweld. Paus Franciscus kwam op voor het lot van de Palestijnen. Hij kon de Gaza-oorlog niet tegenhouden, maar hij was er snel bij om de Israëlische regering te bekritiseren.

Het kan geen kwaad als slachtoffers en machtelozen een invloedrijke pleitbezorger hebben. Van Robert Prevost mag verwacht worden dat hij die lijn van zijn voorganger zal voortzetten. Prevost kan tegelijk een stem zijn voor het mondiale Zuiden. Hij woonde en werkte twintig jaar in Peru.

Prevost is de eerste Amerikaanse paus. Zijn voorgangers zagen het als hun taak China of Rusland aan te spreken op schending van mensenrechten. Dat is ook nu nog steeds geboden.

In het tijdperk-Trump moet de paus ook de Verenigde Staten tot orde de roepen. Het Vaticaan en de VS waren in zekere zin bondgenoten in die naoorlogse ordening van democratie en recht. Trump geeft niet veel om die regels en is – getuige de ontmanteling van USAID – niet van plan om Amerikaanse welvaart in zetten voor mensen in onfortuinlijke omstandigheden. Daar ligt een taak voor Prevost.

De wereld heeft vanaf nu te maken met twee Amerikanen die veel invloed hebben in het publieke domein. Twee Amerikanen met geheel verschillende achtergronden. Naast de vastgoedman uit New York, die MAGA-president werd, staat een paus, die opgroeide in Chicago en wiens grootouders van moeders kant creolen waren uit New Orleans.

De paus is de vertegenwoordiger van een conservatief instituut. Dat zal met Prevost niet veranderen. In de katholieke kerk woedt al decennia een strijd tussen conservatieven en hervormers. Dát is een gevecht voor katholieken onderling.

Maar, in een tijdsgewricht waarin het aantal conflicten elk jaar toeneemt, waar grootmachten internationale normen met voeten treden, waar de macht van de sterkste regeert en wetteloosheid de regel wordt, in zo’n wereld is een krachtige stem voor de humaniteit onontbeerlijk. Iemand moet in zo’n wereld appelleren aan het geweten. Het is te hopen dat Leo XIV dat op een geloofwaardige manier zal doen.


Frommelig bed en brandende lelies

Een frommelig, leeg eenpersoonsbed staat in een onversierde kamer.  De uitsnede van de foto houdt het hoofdeinde net niet binnen boord. Het is een wit ledikant, gesloten aan drie zijden, met opbergruimte eronder. De matrashoes is wat lossig om het bed gespannen, plukt boven de lades uit. Lege witte muur, grijzige vloer. Het beeld uit blauw en grijstinten lijkt zwart-wit. Koud.

In dat bed zou de puberzoon van Lisa Hu (1983) moeten liggen, maar hij ligt er niet. De kijker weet niet of de jongen gewoon op school is, met zijn vrienden afgesproken heeft, of dat het lege bed betekent dat hij er echt niet is. Want hij was weg, anderhalve maand,  vertelt de fotograaf bij de serie Ik mis je. Ze hadden ruzie gehad. Hij bleef weg, tot hij terugkwam. En nu wonen ze weer samen, maar het is anders. Hun samenzijn is kwetsbaar, afstandelijk. Lisa Hu geloofde dat liefde alles kon overwinnen, maar ze weet nu dat liefde ook een last kan zijn, pijn kan doen.

Foto’s uit serie Ik mis je van Lisa Hu. Onderdeel van groepstentoonstelling Honey and Ashes in tentoonstellingsruimte Ballon Rouge.
Foto Lisa Hu

De vier fotografen, –twee moeders, een niet-moeder, en een kind– reflecteren op het thema moederschap in een kleine fotogalerie in Rotterdam, Ballon Rouge. Het gekke aan de werken in de tentoonstelling Honey and Ashes is dat taboes enerzijds met voeten getreden worden, tegelijkertijd gaan de werken juist over maatschappelijke verwachtingen, de norm, en de pijn die volgt op het niet voldoen aan de ideeën over goed moederschap. Gabriëlle de Kroon voelt een emotionele afstand tot haar kinderen. Lisa Hu heeft een moeizame relatie met haar puberzoon. Anne Nobels wil geen kinderen. Pipilotta Yerna wil niet dat haar moeder doodgaat.

‘Zoals het met emancipatoire bewegingen gaat: er is achterstand in te halen’, schreef Sandra Smets, over de moedertentoonstelling in het Centraal Museum, Good Mom/Bad Mom. Zo had ook die expositie, schreef Smets, ‘veel te vertellen en ontrafelen.’ Gek, moeders zijn het begin van het leven, moederkunst wordt al lang gemaakt (Maria), toch moet er eerst  een basisterrein gelegd worden, verkend worden, voor we verder kunnen. 

Foto’s uit serie Ik mis je van Lisa Hu. Onderdeel van groepstentoonstelling Honey and Ashes in tentoonstellingsruimte Ballon Rouge.

Foto Lisa Hu

Anna Nobels (1993) zet een lelie in de fik. Op de foto valt eerst de vlam op, vier likken vuur in een donker beeld. Dan de lelies: één staat in brand, twee niet. Ze zijn open, stampers steken als puntjes af tegen de roze bladeren. De scène voltrekt zich in het donker, het lijkt nacht. Ze koos de bloem omdat die staat voor vruchtbaarheid, vrouwelijkheid. Nobels kiest ervoor om geen kinderen te krijgen. Met het verbranden van de bloemen markeert ze die keuze. In Burning Lilies zien we meer dan brandende flora. Zwemmende lichamen, zee, huid,  trots vooral, maar ook verdriet. Niet, zo lijkt het, vanwege de keuze, maar vanwege de verantwoording die Nobels en haar man telkens maar moeten afleggen aan de wereld.

Foto’s uit serie Burning Lilies van Anne Nobels. Onderdeel van groepstentoonstelling Honey and Ashes in tentoonstellingsruimte Ballon Rouge.

Foto Anne Nobels

Op een andere manier dan Lisa Hu voelde ook Gabriëlle de Kroon (1969) afstand tot haar kinderen. De afstand lijkt vanuit haarzelf te komen. Ze verkeerde in zwaar water, rouw, tien jaar geleden, de wereld voelde hard. Het lukte haar niet om daar uit te kruipen, de weg naar haar kinderen te vinden, écht bij ze te zijn. Ze vond een oplossing. Zoals kinderen dat  doen maakte ze haar eigen wereld, een parallelle. Één waarin het zacht was, er lucht was, ze rust vond. Met haar camera schiep ze een alternatieve ruimte waarin ze samen konden zijn, Gabriëlle, Zeb en Carlos. Het lijkt gelukt te zijn.

Foto’s uit serie Zeb & Carlos van Gabriëlle de Kroon. Onderdeel van groepstentoonstelling Honey and Ashes in tentoonstellingsruimte Ballon Rouge.

Foto Gabriëlle de Kroon

Moeders gaan dood. Soms zomaar, ineens, en je kunt er niets tegen doen. Maar Pipilotta Yerna (1994) vertikt het. Háár moeder zal niet zomaar doodgaan. Ze heeft een oplossing. Ze maakt haar moeder alvast zelf dood. In  She is the canary in the coalmine of a dying empire ensceneert ze  sterfsituaties. Levenseindes die haar wel mooi lijken, bijzonder, of spectaculair. Ze zoekt naar de beste manier van overlijden. Een val uit een raam, een val van de trap, verdrinking. Het is macaber, ja, maar je kunt het ook een eerbetoon noemen.

Foto Pippilotta Yerna

Uit de reeks She is the canary in the coalmine of a dying empire (2020).

Yerna ziet zichzelf als een slangenbezweerder  die het gevaar onder controle houdt door haar moeder te laten sterven, telkens weer. „Zo”, lijkt ze te willen zeggen, het is al gebeurd, het hoeft niet meer. Zo is er ook een theorie rondom het blafgedrag van puppies. Je moet ze eerst aanleren te blaffen als er iemand aan de deur is. Dan heb je het geblaf in het gareel, en vervolgens, als de hond alleen nog binnen die kaders blaft, leer je ‘m te stoppen. Zo maakt Yerna ook duidelijk aan de dood: dat is háár terrein, die dood bepaalt niet zelf wanneer het komt en gaat.

Foto uit serie She is the Canary in the Coalmine of a Dying Empire van Pippilotta Yerna. Onderdeel van groepstentoonstelling Honey and Ashes in tentoonstellingsruimte Ballon Rouge.
Foto Pippilotta Yerna


Met gloedvolle Eerste symfonie geven KCO en Mäkelä het startschot voor het Mahler Festival

Mahler 1 door het Concertgebouworkest o.l.v. Klaus Mäkelä. Gehoord: 9/5 Concertgebouw Amsterdam. Herhaling 10/5, 13.30u. Terugkijken kan hier.

Toen het Amsterdamse Concertgebouw op 11 april 1888 voor het eerst zijn deuren opende, had Gustav Mahler net de laatste hand gelegd aan zijn Eerste symfonie. Nou ja, het zou nog tot 1896 duren voor het werk zijn definitieve vorm vond, maar het is een prikkelende gedachte dat twee muziekinstituten van formaat tegelijkertijd ‘van wal staken’. Een beetje als met de geliefden in een romcom: ze kenden elkaar nog niet, maar ze waren voor elkaar bestemd, de mooiste zaal en het grootste symfonische oeuvre.

Honderdzevenendertig jaar en vier weken later gaven het Concertgebouworkest en zijn aankomend chef-dirigent Klaus Mäkelä een gloedvolle lezing van die Eerste, het startschot van het tien achter elkaar uitgevoerde symfonieën in het derde Mahler Festival.

Mäkelä had er zin in: hij kwam de trap al af toen er nog gestemd moest worden, bleef na een paar treden staan en trok zich nog even terug. Zodra hij op de bok stond gaf hij de houtblazers volop ruimte om hun klank te boetseren tegen het achterdoek van zinderende strijkers, en ook toen de celli het eerste thema inzetten bleven de blazers de boventoon voeren. Er volgden geweldig naturel uitgevoerde versnellingen, schitterend fluisterzacht spel; de daverende climax van het eerste deel voelde verdiend.

Lees ook

De grote NRC Mahler Symfonieëngids

De grote NRC Mahler Symfonieëngids

Mäkelä’s meesterschap

In het tweede deel vergrootte Mäkelä het contrast uit tussen de opgewonden, wat logge Ländler en het elegante trio, wat goed werkte als opmaat naar het derde deel, de treurmars op ‘Vader Jacob’ in mineur die het emotionele zwaartepunt van de symfonie vormt. De opeenvolgende inzetten van contrabas, fagot en cello werden met veel persoonlijkheid gefraseerd, culminerend in de verrukkelijke tubasolo van Perry Hoogendijk. Hoe mooi ook van klank, de ijzeren marspuls kreeg er wel iets wolligs door, wat afdeed aan de noodlottigheid.

De finale was daarna een voortreffelijke geleide tocht annex achtbaanrit door het ene na het andere sublieme muzikale landschap. Hoe de hoge intensiteit van de openingssectie schoorvoetend naar een lyrische langzame passage scharnierde: je weet dat Mäkelä zulke transities als geen ander kan vormgeven, maar het meesterschap blijft verbluffend.

Kleindochter Marina Mahler was erbij, en ook voormalig Concertgebouwdirecteur Martijn Sanders, onder wiens leiding in 1995 het tweede Mahler Festival plaatsvond.

Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest in Mahlers ‘Eerste symfonie’ op het Mahler Festival.
Foto Eduardus Lee

Wat vindt NRC | Het kabinet trekt eindelijk een streep, maar moet nog veel meer doen om Gaza te helpen

Het is een eerste stap. Maar ook eerste stappen tellen. In de brief die minister van Buitenlandse Zaken Cas-par Veldkamp (NSC) deze week aan Eurocommissaris Kaja Kallas stuurde over de Gaza-oorlog, staan terechte harde woorden. Veldkamp, die ondanks grote betrokkenheid bij het onderwerp tot nu toe behoedzaam opereerde, schreef aan Kallas dat hij wil dat de Europese Unie onderzoekt of Israël de voorwaarden van het associatieverdrag met de EU schendt. In dat verdrag, dat Israël handelsvoordelen geeft, staat dat mensenrechten en democratie centraal staan. Het is duidelijk dat Israël die voorwaarde schendt, stelt Veldkamp met reden vast. Daarbij blokkeert Nederland met een veto de geplande verlenging van het zogeheten EU-Israel Action Plan, waarmee bijvoorbeeld Israëlische studenten kunnen meedoen aan het Erasmus-uitwisselingsprogramma en Israëlische ngo’s subsidie kunnen krijgen.

Het zijn tekenen aan de wand dat zelfs voor de Nederlandse regering de maat vol begint te raken. Israël schendt op grove wijze het humanitair en het oorlogsrecht. De manier waarop de Palestijnse bevolking in Gaza wordt geterroriseerd, mag niet zonder felle internationale veroordeling doorgaan. De internationale gemeenschap moet er alles aan doen om erger te voorkomen. Israël heeft Gaza afgesloten van humanitaire hulp, waardoor de bevolking honger lijdt. Er zijn ruim 50.000 doden en ontelbare gewonden gevallen. En Gaza staat alleen maar meer ellende te wachten. Zo zei de extreem-rechtse minister van Financiën Bezalel Smotrich dat Gaza binnen een paar maanden „totaal vernietigd” zal zijn. De 2,3 miljoen Gazanen, opgejaagd, getraumatiseerd en naar het leven gestaan, zullen gedwongen worden samengebracht op een klein deel van het kleine gebied, tussen de zuidelijke grensstad Rafah en het iets noordelijker gelegen Khan Younis. Gazanen zullen hier zo wanhopig van worden, dat ze Gaza willen ontvluchten, zei Smotrich. Voor wie nog twijfelde: dit is etnische zuivering.

En deze etnische zuivering is al lange tijd gaande. Gaza wordt platgebombardeerd, het leven wordt uit het dichtbevolkte gebied gezogen, waardoor zij die geluk hebben het gebied ontvluchten. Israël pakt burgers samen op een klein deel, en de regering-Netanyahu maakt duidelijk niet van plan te zijn Gaza na de oorlog te verlaten. Er is geen enkel duidelijk of realistisch einddoel geformuleerd, waardoor Netanyahu zichzelf de kans geeft de oorlog te rekken zolang hij dat wil. De vernietiging van Hamas, door Netanyahu vaak genoemd als doel, zal er niet komen. De Israëlische gijzelaars die nog vast zitten in Gaza, komen op deze manier ook niet thuis.

De Nederlandse houding ten opzichte van Israël is veel te lang te slap geweest. Het kabinet-Schoof en het vierde kabinet-Rutte hebben niet of nauwelijks veroordelende woorden uitgesproken toen tienduizenden burgers werden vermoord. Dat is moreel verwerpelijk, zeker voor het land dat zich als gastland van het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof opwerpt als de hoeder van het internationaal recht. Bovendien: het leidt nergens toe. Juist landen die hun vriendschap met Israël serieus nemen, zouden het land kunnen wijzen op het heilloze, duistere pad dat de regering-Netanyahu gekozen heeft.

Enkele malen hebben de premiers Rutte en Schoof zogeheten ‘rode lijnen’ getrokken, die niets waard bleken. Rutte trok die lijn bij een eventuele inval in Rafah. Toen die kwam, gebeurde er niets. Schoof zei eind vorig jaar op vragen van NRC dat zijn ‘rode lijn’ het internationaal oorlogsrecht is. Dat is overduidelijk geschonden. Bijvoorbeeld toen in maart vijftien hulpverleners in Gaza werden geëxecuteerd door het Israëlische leger, waarna Israël loog over de toedracht. De blokkade van hulpgoederen is ook zo’n schending van het oorlogsrecht.

Uiteindelijk was deze blokkade een van de concrete aanleidingen voor de brief van minister Veldkamp. Premier Schoof had het vrijdag over een „optelsom”. Hoe betekenisvol ook, die stap had veel eerder gezet kunnen – en moeten – worden. En ze moet niet op zichzelf staan. Nederland moet niet alleen mikken op een internationale reactie, het kan zelf ook meer doen. Bijvoorbeeld met gerichte sancties die de kolonistenbeweging of de oorlog in Gaza raken. Maar de defensiesamenwerking tussen Nederland en Israël blijft vrijwel ongemoeid. Het kabinet loopt hierin achter bij de publieke opinie. Nog maar 15 procent van de bevolking steunt het pro-Israëlische beleid van het kabinet, bleek vorige maand uit onderzoek van Ipsos I&O. Dat was aan het begin van de oorlog nog 29 procent. Het kabinet moet snel veel meer doen, en de Nederlandse bevolking ziet dat in grote meerderheid ook zo. De brief van minister Veldkamp moet daarom geen eenmalige daad blijven.