‘Men kon zich niet voorstellen wat zeelieden in de oorlog doorleefd hadden’

‘De foto moet kort na de oorlog zijn gemaakt. Op het jasje van mijn vader is een baton gespeld, hem verleend voor Oorlogsdienst Koopvaardij 1940-1945, dat wilde zeggen: varen op een benzinetanker.

Ze woonden in Stiens, een dorp ten noorden van Leeuwarden waar iedereen elkaar kende. Mijn vader was zeeman en viel in zijn strakke uniform op tussen de boerenjongens. Het zeemansbestaan had echter een keerzijde: je was lang van huis. Niet alle meisjes vonden dat plezierig, ondanks dat uniform en de relatief goede verdiensten van zeelieden.

Mijn moeder was de dochter van de plaatselijke caféhouder. Ze kon goed leren, maar na de lagere school moest ze helpen in de zaak. Wel werd haar toegestaan pianolessen te nemen, want piano was „leuk voor de klanten”. Ze had talent en speelde niet alleen in het café, ook in de kerk en in diverse orkestjes. Tijdens de oorlog moest haar leraar onderduiken, de lessen stopten en haar grote droom muzieklerares worden, viel in duigen.

De dreiging van de Tweede Wereldoorlog heeft mijn ouders waarschijnlijk doen besluiten om in juni 1939 te trouwen. Als getrouwde vrouw had mijn moeder immers meer (financiële) zekerheid. Mijn vader moest een maand later naar zee. Pas in december 1945 kwam hij thuis, na zeseneenhalf jaar afwezigheid. Contact was alleen mogelijk via af en toe een Rode Kruistelegram. Zijn dagboek ‘Oorlog op zee’ is te vinden op maritiemportal.nl.

Vele koopvaardijmensen keerden niet terug uit de oorlog, hij wel. Bij thuiskomst wachtte hem echter een teleurstelling. Friesland had betrekkelijk weinig van de oorlog te lijden gehad. En men kon zich al helemaal niet voorstellen wat de zeelieden doorleefd hadden, zijn vrouw evenmin. Het was geen gespreksonderwerp.

Hij ging aan wal en vond een baan bij een chemische fabriek in het Gooi. Mijn zus en ik werden in Naarden geboren. Mijn vader was er niet echt gelukkig en had vaak heimwee naar het zeemansleven en naar Friesland. Mijn moeder niet, die voelde zich helemaal thuis in het culturele leven van het Gooi. Het oorlogsverleden bleef al die jaren tussen hen in staan.’


Genoten van het retro-gerecht

Mijn dochter is al jaren het huis uit en in 2024 besloten haar moeder en ik dat het beter was om niet meer onder hetzelfde dak te wonen. Als zelfs een beroeps als Janneke moeite had om te wennen aan het idee om voor zichzelf te koken, waarom zou dat dan niet voor mij gelden? Dezelfde opluchting ervaarde ik bij het lezen van de Moederdag-vlaflip. Met genoegen terugkerend naar de oorspronkelijke gedachte ben ik, gewapend met de noodzakelijke ingrediënten, op Moederdag bij de moeder van mijn dochter langsgegaan. We genoten van het retro-gerecht en van de waardering voor elkaar voor wat ons ook zo enorm bindt: de liefde voor het kind dat we samen hebben grootgebracht. Qua recept kan ik niet zeggen dat ik het tot op de gram gevolgd heb. Waarschijnlijk meer aardbeien, minder vanillevla, haverkoekjes in plaats van kaneelbeschuit en een forse dot slagroom. Het smaakte lekker zoet en de koekkruimels waren toch verrassend. Met zelfgemaakte vanillevla zal het nog veel lekkerder zijn.


Kasteelvrouwe Emmy: ‘Het gekke is, ik denk zelf altijd dat ik heel makkelijk ben in gezelschap’

Haar stationcar met Frans nummerbord staat op de parkeerplaats in Bunnik. Emmy Postma (66), bekend als Kasteelvrouwe Emmy, logeert een paar dagen in de flat van haar oudste zoon voor de presentatie van haar boek Kasteeldroom. Ze vertelt daarin wat we deels ook op televisie zagen, eerst bij Ik vertrek en daarna in de achtdelige serie Kasteelvrouwe Emmy (Omroep MAX). Vrouw van zestig koopt in haar eentje een verwaarloosd kasteel in Frankrijk, haar man ziet het niet zitten en blijft in Nederland. Toen was het eind 2018. Begin 2024 is ze officieel geëmigreerd naar de Dordogne, ze woont op Chateau des Chauvaux in Douzillac, een kasteel met dertien kamers waarvan er inmiddels vijf bewoonbaar zijn en te boeken voor een overnachting met ontbijt.

Op televisie zagen we Emmy één raamluik afkrabben in een vrijwel ingestort kasteel. Termieten knaagden aan de vloeren, houtwormen vraten zich bol aan de balken, de regen drupte door het dak in potjes en pannetjes, de wind blies door de kamers, maar Emmy gooide haar krabbertje aan de kant, bond haar blonde haar in een knot, trok kaplaarzen aan en ging een moestuin aanleggen. In Rutger Versteegh, gepensioneerd tandarts en haar negen jaar oudere echtgenoot, zag de kijker de eigen verbijstering weerspiegeld. Hij zat erbij, keer ernaar, leverde wat brommerig commentaar en leek zich ook af te vragen of deze vrouw nou getikt was of geweldig.

Chateau des Chauvaux in Douzillac.
Foto Emmy Postma

In het echt is ze niet minder kwikzilverachtig. Ze praat tegen zichzelf, tegen het koffiekopje in de magnetron en tegen haar drie grote, witte herdershonden. Ja, nee, niet handig dat ze de oudste, Bobby, als pup in huis haalde terwijl ze nog maar net begonnen was met die enorme verbouwing. Gebroken nachten, overdag nauwelijks tijd om een strookje behang te plakken. Daarna kwam Jula, de schat, en die mocht een nestje. Zes pups, geboren in december 2023 en een daarvan, Sjorsje, dat kleintje met de muilkorf, die heeft ze gehouden. Hier in Bunnik laat ze ze één voor één uit. Je zou denken, in Frankrijk, in die zes hectare kasteeltuin, hebben ze alle ruimte om los te lopen, maar nee, dan lopen ze weg dus ze houdt ze binnen. „Ik weet dat het niet verstandig is, maar als het aan mij lag nam ik er nog twee bij.”

Niet handig, niet verstandig, niet doen. Op haar heeft dat een averechts effect. De Nederlandse makelaar in Frankrijk waarschuwde haar. De aannemer ontraadde het haar. Haar man verklaarde haar voor gek. Maar zij zag geen ‘bodemloze put’, geen ‘kansloos klusproject’, zij zag een achttiende-eeuws kasteel met een nog oudere grande cuisine, chambres enfilade (kamers verbonden door deuren) en torens. Zij zou het beetje bij beetje in oude luister herstellen en eindelijk het prinsessenleven kunnen leiden waarover ze als meisje fantaseerde. Ook als dat betekende dat ze die droom in haar eentje zou leven.

Ik wist dat ik leuk zou zijn voor zo’n programma

Emmy Postma,
Kasteelvrouwe

Al toen je het kasteel kocht, schrijf je, zag je jezelf meedoen aan het programma Ik vertrek

„Wist ik altijd al, dat ik dat wilde. Zo’n leuk programma. De familie Meiland, met dat Franse kasteel dat ze opknapten, ik vond dat heerlijk.”

De meeste mensen kijken het om zich te verkneukelen om andermans rampspoed.

„De ingrediënten zijn altijd hetzelfde. Een stel of familie koopt een huis in een ander land, meestal om er een bed and breakfast te beginnen. Er moet veel verbouwd met weinig budget en…”

… er gaat van alles mis.

„Dat maakt het leuk, anders is er geen bal aan.”

Je ziet ook wel eens mensen die een huis kopen waarvan je denkt…

„Zo iemand ben ik. Ik koop altijd dat soort huizen waarvan mensen zeggen: ‘Nee, wat doe je, waar begin je aan?’ Ik wist dat ik leuk zou zijn voor zo’n programma. Het kan me ook niks schelen wat mensen vinden. Weet je wat het is, één zo’n kamer opknappen is dodelijk saai. Je moet afplakken, schuren, schilderen. Dus doe ik tussendoor even een stukje behangen. Een mooi, af iets middenin de puinhoop.”

Emmy Postma kón Chateau des Chauvaux kopen omdat zij en Rutger hun huis in Utrecht „heel, heel goed” konden verkopen. „Voor meer dan een miljoen.” Ze hadden elkaar in 2008 leren kennen, hij had twee dochters, zij twee zoons en in 2010 wilden ze samenwonen. Ze kochten een tot kantoor verbouwd herenhuis dat ze weer terugbrachten in de oude staat. Was ook een heel gedoe, zegt ze. „Eigenlijk zag Rutger het helemaal niet zitten.” Zij klust graag zelf, hij huurt liever handen in. Ondertussen zochten ze samen ook naar ‘iets’ in Frankrijk. Hij dacht aan een tweede huis, maar zij vond een nieuw thuis. Van de overwaarde van hun Utrechtse huis kocht zij het kasteel (voor drie ton) en hij een woonboot in Naarden.

Foto Emmy Postma

Jij droomde altijd van een kasteel?

„Nou, zo heel concreet was die fantasie niet. Maar ik herinner me dat ik als meisje over de IJsselbrug naar school fietste, we woonden in Hattem. En daar stond een heel groot huis, niet echt een kasteel, maar ik stelde me voor dat ik later in zo’n huis zou wonen.”

Ik leerde af om eigenzinnig te zijn en dat heeft me verdrietig gemaakt, teneergeslagen

Emmy Postma,
Kasteelvrouwe

Was dat een droom of een vlucht?

„Misschien toch een vlucht? Ik kom uit een religieus nest, mijn vader was beroepsmilitair. Om de 2, 4 of 3 jaar verhuisden we. Wezep, Duitsland, Harderwijk, Hattem. Ik kon de ene helft van het schooljaar een 9 staan voor wiskunde, en halverwege het jaar op een andere school een 5. Verschrikkelijk. Van voor mijn twintigste ken ik niemand meer. Ik had wel vriendinnen, maar niemand om mee te delen hoe het er bij ons thuis aan toe ging, met mijn vader en zijn alcoholprobleem. Wat er in mij omging kropte en propte zich op. Dat basale gevoel van vrij willen zijn, van ‘zelluf doen’, iets anders willen. Ik schijn als kind vaak weg te zijn gelopen. Ik was één, anderhalf en dan zat ik bij de buren. Ik wist, om als meisje liefde en erkenning te krijgen, moest je lief doen, braaf en schattig zijn. Mijn zusje van vier jaar jonger was enorm snoezig, krulletjes, uren zoet met de poppen aan het spelen. Ik kon daar niks mee. Ik heb afgeleerd om eigenzinnig te zijn en dat heeft me gevormd en me verdrietig gemaakt, terneergeslagen. Depressief, denk ik ook wel. In vier gymnasium zei ik: ik doe het niet meer. Ik ben gestopt met school en het huis uit gegaan.”

Ging dat zonder slag of stoot?

„Mijn ouders vonden het prima. Ze hadden altijd gezegd tegen mij en mijn twee zussen dat doorleren zinloos was. Mijn moeder moest zelf stoppen met haar verpleegstersopleiding toen ze met mijn vader trouwde. Blijkbaar dacht ze niet: ik maak eerst die opleiding af en dan trouw ik. Maar goed, de boodschap was duidelijk: wat jij doet is niet belangrijk, jij bent niet belangrijk.”

Toch ben je recovery-verpleegkundige geworden.

„Eerst ziekenverzorger, pas als je 17 jaar en zeven maanden was mocht je naar de verpleegopleiding. Ach, ik heb het zo lang gedaan. Ik heb op de Intensive Care (IC) gestaan, de Spoedeisende Hulp (SEH), ik ben leidinggevende geweest van IC en SEH samen, maar uiteindelijk vond ik dat ook niks. Ik had vaak gedoe met collega’s. Op de uitslaapkamer moest een kind op de zij liggen, dan kon de ouder aan de ene kant, en was er aan de andere kant plek voor de computer. De computer. Ik kan me er nog boos over maken. Destijds noemden we het nog geen burn-out, maar ik ben toch een keer of twee denk ik wel ingestort. O god, ja, ik kreeg een hernia. Dat ook nog. Maar het was niet alleen lichamelijk zwaar, het was ook al die ballast. Ik ben gillend weggelopen, dan ging ik Nederlands studeren, of andragogie. Maar dat hield ik niet vol, en bovendien, ik moest inkomen genereren, zeker toen ik kinderen had.”

Het liefst zou Postma (duur) Toile de Jouy-behang op de muren hebben.
Foto Emmy Postma

Wanneer kocht je je eerste huis?

„In 1988, in m’n eentje. Piepklein, het zou in één kasteelkamer passen. Maar toen de kinderen er waren, werd het wel erg klein.”

En de vader van je kinderen?

„We waren niet getrouwd, we woonden niet eens samen. Was het handig om kinderen te krijgen? Misschien niet, maar ik wilde het. En altijd ben ik blijven werken, wat echt niet makkelijk was. Nachtdiensten, weekenddiensten, onregelmatige roosters. Ik heb een tijdje een au pair gehad, dat was ook geen succes. En altijd hield ik in mijn achterhoofd: ik werk niet door tot aan mijn pensioen, dan wordt het niks meer. Ik wilde een ander leven. Naar Frankrijk, een chambre d’hôte beginnen, wég.”

Maar toen wilde Rutger niet mee…

„Vrijheid, zelf bepalen wat je doet, dat is zo fijn. Misschien is die drang wel zo sterk, dat ik geen rekening wil houden met wie dan ook. Het gekke is, ik denk zelf altijd dat ik heel makkelijk ben in gezelschap.”

Maar…

„Ja, nou ja, ik denk dat ons leven er anders uitzag toen we allebei nog werkten. Doordeweeks ga je om 8 uur de deur uit, in het weekend doe je leuke dingen samen. Maar nu, hij ligt liefst tot 10, 11 uur in bed, daar word ik gewoon niet goed van. Hij houdt niet van dingen doen en daar erger ik me aan. Meer mensen die gepensioneerd zijn zullen dat hebben, ineens krijg je ergernissen die je daarvoor niet had. We vinden het nu allebei wel lastig hoe het verder moet. Bij hem op de boot kan ik eigenlijk niet zijn, want die drie honden. Hij komt wel naar Frankrijk, hoor, en dat is ook gezellig. Sinds het dak niet meer lekt, zegt hij af en toe dat hij misschien tóch wil verhuizen.”

Met een crowdfundingsactie haalde ze in 2022 35.000 van de 150.000 euro op die nodig was voor de reparatie van het dak. „Wat me wel stoort is als mensen denken dat Rutger dat allemaal wel zal betalen. Want zo is het niet, ik heb daar gewoon een lening voor moeten afsluiten.”

Red je het in je eentje?

„Ik leef sober, spartaans. Geen verwarming. Ik stook de open haard, maar twintig graden wordt het niet. Ik kook voor mezelf, maar echt niet elke dag. ‘s Winters gaan er weken voorbij dat ik niemand zie en dat vind ik helemaal niet erg. Elke euro die er met de B&B binnenkomt, stop ik, met liefde hoor, in het kasteel. Ik ben nu bezig met de salon, liefst wil ik Toile de Jouy-behang op de muren, maar dat is vreselijk duur, 100 euro de rol. Als mijn slaapkamer straks af is, verhuur ik die ook. De gasten komen wel, dat is het voordeel van meedoen met zo’n tv-serie, dat trekt een hoop nieuwsgierigen. En nu met het boek, het is net één dag uit en ik heb alweer drie boekingen binnen. Overmorgen staan er gasten voor de deur, dus ik moet morgen in één ruk naar huis rijden. Bedden verschonen, kamer aan kant maken, en zorgen voor diner en ontbijt.”

Foto Emmy Postma


Hier klaagden we vroeger over, weet je nog?

Afgelopen week, maandagochtend 12 mei 7.08 uur – het moment zal voor altijd in mijn geheugen gegrift staan – ging ik in de keuken met mijn schone, droge sokken, in een plasje water staan. Probeer je dat eens voor te stellen.

Want dan heb je nog geen koffie gehad, grijnst een hele dag vol minicrisismomentjes je aan, en dan déze beproeving. Voor mij hoeft het dan al niet meer. Niks meer, ooit.

Vroeger – ik heb de tijd nog meegemaakt dat ‘hondenpoep’ als het grootste probleem in de Nederlandse samenleving werd gezien – kon je daarover hardop klagen en kreeg je meteen het nummer van slachtofferhulp. Tegenwoordig lijd ik in stilte over deze misdaad tegen de sok in het algemeen, en de menselijkheid in het bijzonder.

Want heilige makreel. De wereld brandt van de klimaatverandering, drie postcodes verderop is er genocide en bij je om de hoek zijn er mensen die hun boodschappen niet meer kunnen betalen. Dan ga je echt niet meer zeuren over een natte sok – hooguit dat deze een druppel op een gloeiende plaat zou kunnen zijn.

Zo zijn er natuurlijk nog wel meer ‘first world problems’ waarover je anno 2025 écht niet meer kan beginnen. Ik zet ze even op een rijtje. Voor in het museum van onschuldiger tijden. Om nostalgisch op terug te kijken. En om bij weg te dromen over een wereld die zijn prioriteiten nog wél op orde had.

1 De ober brengt een kop thee met een voetenbad, en het koekje is nat. Weet je nog? Natte vingers, slappe theezak en hevige existentiële twijfel.

2 De boter in het kuipje is te hard om het er met je mes uit te smeren. Of nog erger: met een plastic mes dat breekt. Daar kon je vroeger de stichting correlatie voor bellen.

3 Een latte macchiato met een hartje erin, maar het hartje is mislukt. Hele dag verpest.

4 Iemand zoekt in een lange rij voor de kassa naar z’n chequeboek. Daar kreeg je twintig jaar geleden van de Albert Heijn nog een bos bloemen voor.

5 Het station is ontruimd om een ‘verdacht pakketje’. Terwijl jij vanachter het lint op tien meter afstand kan zien, dat het een onschuldig, halfleeg pak citroenvla is. Daar zei je dan wat van.

6 Bij de bakker vraag je of iets glutenvrij is. En dan horen: „Er zitten geen gluten in, maar we hebben geen idee of het écht glutenvrij is.” O man. Dat was Russische roulette in baguettevorm.

7 Het shared-diningconcept. Waarbij iedereen hongerig is, en niemand de laatste gamba durft te pakken. Uit de tijd dat we überhaupt nog een restaurant konden betalen.

8 Op de padelclub kom je er achter dat je racket nog thuis ligt. Dan mocht je daarna zonder verwijzing van je huisarts naar de psycholoog.

9 Je komt nét op tijd aan bij het teamuitje in Van der Valk – Hotel de Cantharel in Apeldoorn. Terwijl het die andere Van der Valk in Apeldoorn moest zijn. Nu mis je de welkomstcocktail. Dan mocht je een jaar op sabbatical.

10 Tijdens een wandeling ben je je telefoon vergeten. En nu tellen je stappen niet mee. Dan kwamen je vrienden een week voor je koken.

11 De wifi valt uit in de badkamer. Precies tijdens de cliffhanger van Succession. Dan kreeg je van je werkgever een snipperdag.

12 Een voorstelrondje tijdens de teams en je manager vraagt: ‘hoe zit je in je energie’? Die stond vroeger in het Wetboek van Strafrecht.

13 Als de trein begint te rijden, en de conducteur in het Nederlands, Engels, en Frans gaat uitleggen waar hij heenrijdt. Dan belde je de NS even. Want hallo: alsof je er dan nog uit kan, als het de verkeerde trein is. Alsof mensen überhaupt de trein in stappen met het idee ‘ik hoor onderweg wel of het de goede was.’

14 De fasttrack-rij op Schiphol doet er even lang over als de ‘gewone rij’. Dat wás toch ook mensonterend!!??

Rest de vraag waarover je tegenwoordig dan nog wél mag klagen. Ik denk eigenlijk over niks. Niet als je ziek bent, want er is altijd wel iemand die het erger heeft; niet over je lekke band want dan had je maar een swapfiets moeten nemen en niet over je kat die weer eens op het kleed heeft gekotst want jij hébt in ieder geval nog een kleed. En een huis.

Ik zat me laatst wel af te vragen hoe ze dat vroeger deden, tijdens de Vietnamoorlog, of de etnische zuiveringen in Bosnië. Toen mocht je toch ook gewoon klagen over de zitkuil van de buren bij je laatste partnerruil, of dat de Australian trainingspakken niet meer in fluorescerend geel te krijgen waren?

Hoe dan ook.

Misschien moeten we in dít tijdperk onze volksaard maar in de ijskast zetten en helemaal stoppen met klagen. Over alles. Tot het einde der tijden. Het was mooi, het luchtte op, het verbroederde, maar het kan écht niet meer.

Jullie?


Op Terschelling kun je op de Walk of Grief het verdriet een plek geven

We spreken af tijdens de eerste echte lentedagen van het jaar, in april. Het is alsof er een lampje is aangegaan in Nederland. Ineens valt het op: de lucht is helder, de dagen zijn langer. Op Terschelling tekent de wisseling van de seizoenen zich in alle scherpte af.

Op dit eiland wonen Arjan Berkhuysen en Anemoon Elzinga met hun dochter Lente. Op 28 februari 2021 werd hun zestienjarige zoon Mees aangereden toen hij in het donker van de haven naar huis fietste. Hij overleed later in het ziekenhuis. Zijn ouders vertelden in de weken na –zijn dood aan NRC hoe gedragen ze zich voelden door Terschelling en de bewoners. Ze merkten „dat er na zijn dood bijzondere dingen zijn gebeurd op het eiland, die volgens ons raken aan een universeel thema: liefde en verbinding”.

Tijdens het eerste gesprek, in april 2021, lagen de hamburgers die ze in de week van het ongeluk zouden eten nog in de vriezer. Mees’ laatste vieze was zat nog in de machine.

Nu zitten we weer aan de keukentafel in hun huis vlak achter het duingebied. Hoe is het met Anemoon Elzinga (53) en Arjan Berkhuysen (55), vier jaar na het ongeluk? We spreken af omdat uit hun verdriet inmiddels een bijzonder project is voortgekomen. Op het eiland hebben ze een rouwpad uitgestippeld: de Walk of Grief. Een pelgrimstocht van 75 kilometer, verdeeld over vijf etappes.

In de bijbehorende wandelgids worden routes en bezienswaardigheden beschreven, en de teksten gaan ook over de natuur en de raakvlakken met rouw en verlies. De fragmenten geven de wandelaar een denkrichting – zoals de passage over muien. Wie in zo’n sterke zeestroming terechtkomt, moet daar niet tegenin zwemmen. „Dat kost vooral veel energie”, staat in de gids die ze samen met Babet te Winkel schreven. De enige manier om levend uit een mui te komen, is met de stroming meebewegen, en pas afbuigen zodra de kracht afneemt.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Siese Veenstra

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Siese Veenstra

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161734/data132283518-05b4ca.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-15.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-13.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-14.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-15.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-16.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/MXMuMtINsbECFBXt5rUlKwxrJRw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161734/data132283518-05b4ca.jpg 1920w”>

De Walk of Grief voert langs de ‘eenzame boom’, een begrip op Terschelling.

Foto Siese Veenstra

Niet lang voordat Mees stierf, werkte hij mee aan een documentaire van zijn nicht over liefde. „Liefde betekent vertrouwen, geluk, je tegelijkertijd gebonden en vrij voelen, en er voor elkaar zijn”, zegt hij daarin. In 2021 vertelden Anemoon en Arjan dat ze naar die woorden willen leven. „Je kunt in de pijn blijven hangen”, zei Anemoon, „maar we voelen ook ontzettend veel liefde, verbinding en saamhorigheid. Dáár willen we onze aandacht op richten.”

Arjan maakt drie cappuccino’s. Vier jaar geleden vertelden ze dat de dood van hun zoon soms dragelijker werd, wanneer ze die konden zien in het grotere perspectief van de natuur.

„De aarde is miljarden jaren oud”, zeiden jullie toen. „Als je zestien mooie jaren hebt gehad, dan is dat misschien ook goed.”

Arjan knikt. „We hadden Mees natuurlijk heel graag veel langer bij ons gehad, maar of iemand nu zestien wordt of honderd, het blijft een speldenprik in de tijd. Mees heeft betekenis gehad, voor ons en zijn omgeving. Dat ben ik geloof ik alleen maar méér gaan voelen.”

Dat bredere perspectief komt terug in de gids, bijvoorbeeld in de bladzijde die het strand beschrijft als een „natuurlijk kerkhof”: „Alle dode schelpdieren, visgraten, stukjes inktvis, zeehonden en glibberige kwallen spoelen hier aan. Ze zijn er gewoon, als vanzelfsprekend onderdeel van het leven.”

Jullie waren meteen vastbesloten iets te doen met de verbondenheid die jullie voelden op het eiland. Aanvankelijk was er het idee voor een monument op de plek van het ongeluk.

„We hebben gedacht over een monument, maar dat voelde toch niet goed”, zegt Anemoon. „Uiteindelijk hebben we er zo’n zesduizend bloembollen geplant, samen met familie, vrienden en eilandbewoners.”

„Het meest helende was het planten zelf”, zegt Arjan. „Met je handen in de aarde wroeten. We hebben alle bloemen van Mees’ uitvaart gecomposteerd in onze tuin en die compost over de nieuwe bollen verspreid.”

„Het is uitgegroeid tot een vrij armetierig veldje”, zegt Anemoon. „Er zijn maar iets van tweehonderd bloemen opgekomen. Ik voelde me een beetje een slechte moeder. Alsof ik er niet goed voor had gezorgd. Maar op een gegeven moment dacht ik: dit is de natuur — daar heb je geen controle over.”

In de jaren na Mees’ dood leerden Arjan en Anemoon het eiland kennen als een troostende plek. Een tijdlang probeerde Arjan dagelijks met oefeningen stil te staan bij de natuur. „In de natuur voel je je onderdeel van een groter geheel.” Hij ging bijvoorbeeld dagelijks vijf minuten lang met aandacht luisteren naar vogelgeluiden. Die methode is Arjan, die eerder directeur was van de Waddenvereniging en nu sociaal ondernemer is, Earthfulness gaan noemen, en samen met onder meer de Radboud Universiteit ontwikkelt hij die verder door. De oefeningen zijn gebaseerd op wetenschappelijke inzichten over hoe verbondenheid tussen mens en natuur versterkt kan worden in het dagelijks leven.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nederland,Schiermonnikoog, 28-04-25

Reportage over de ‘Walk of Grief" op Terschelling. Een kraai vliegt boven de zee.

Foto: Siese Veenstra

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nederland,Schiermonnikoog, 28-04-25

Reportage over de ‘Walk of Grief" op Terschelling. Een kraai vliegt boven de zee.

Foto: Siese Veenstra

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161739/data132283347-8b3cdd.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-19.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-17.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-18.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-19.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-20.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/7Nf3Xf4KVFXhYIAmsLNeenQJ4b4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161739/data132283347-8b3cdd.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nederland,Schiermonnikoog, 28-04-25

Reportage over de ‘Walk of Grief" op Terschelling. Foto gemaakt bij de eendenkooi. Foto: Siese Veenstra

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nederland,Schiermonnikoog, 28-04-25

Reportage over de ‘Walk of Grief" op Terschelling. Foto gemaakt bij de eendenkooi. Foto: Siese Veenstra

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161735/data132283259-da6222.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-23.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-21.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-22.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-23.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-24.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/5oc1leuskmJYIixHQNnsDZh-ud4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161735/data132283259-da6222.jpg 1920w”>

Foto Siese Veenstra

Wandelen helpt hen om verder te leven, schrijven ze in hun gids: „Het verdriet was tijdens het wandelen niet weg, maar we zagen meer en herkenden hoe verlies onderdeel is van alles om ons heen. Het is iets wat we delen met de vogels, de bomen, de pony’s achter ons huis.”

Zijn jullie ook spiritueler geworden? In de gids schrijven jullie over magische momenten.

Anemoon: „Toen Mees net was overleden, beleefden we veel magische momenten. Je huid ligt open en alles komt binnen, zo voelt het. Je ziet overal regenbogen die speciaal voor jou lijken.”

Arjan: „We wilden na Mees zijn dood een keer een kampeerbusje kopen, maar twijfelden nog. We gingen langs bij vrienden die er een hadden. Er kwam ineens een meesje voor hun bus zitten. Op een gegeven moment vloog hij de bus in, ging op de achterbank zitten, keek eens op zijn gemakje rond en vloog daarna weer weg.”

Anemoon: „Toen zei ik: dit gaan we doen.” Bijna iedereen die iemand is verloren, maakt zulke dingen mee, zien Anemoon en Arjan.

Door alle drukte rondom de opening van het pad is er de afgelopen maanden minder ruimte geweest om stil te staan bij Mees. Dat vinden ze soms moeilijk, vertellen ze. Arjan: „Je kunt iemand ook missen door hem niet te missen, zeg maar.”

Veel mensen proberen het missen juist weg te duwen.

Anemoon, die in het cultuur-historisch museum van Terschelling werkt maar voorheen uitvaartondernemer was: „Als je iets onderdrukt, bijvoorbeeld doordat je heel hard werkt, ga je op een hele smalle bandbreedte leven. Dan is er geen ruimte voor verdriet, maar ook niet voor plezier.”

We horen stappen op het tuinpad. Het is Walter. Hij maakt vuurtoren Brandaris schoon en leegt er de brievenbus voor Anemoon en Arjan. Daar doen veel mensen die aan hun rouwtocht beginnen de ‘verlieskaart’ die ze bij hun gids van de Walk of Grief krijgen. Ze schrijven of tekenen erop voor welk verlies ze lopen.

In de Hoornerkooi werden vroeger eenden gevangen. Nu leidt de tocht erlangs.
Foto Siese Veenstra

In de papieren tas die Walter op tafel zet, zitten veertig kaarten, de opbrengst van twee weken. We lezen een kaart van een opa en oma die voor hun overleden kleindochter lopen, ze willen stilstaan bij de droefenis die dat in hun gezin bracht. Een ander stel draagt de wandeltocht op aan hun „nooit geboren kinderen”. Er is een kaartje van een familie van zes, die samen op pad gaan omdat ze een kind zijn verloren. Vader en moeder en de kinderen die er nog zijn, opa en oma. „Door stil te staan komen we vooruit”, schrijven ze.

Anemoon glimlacht: „Ik dacht eigenlijk dat mensen één woord zouden opschrijven, maar het zijn vaak hele verhalen.”

Hoe vinden jullie het, dat zoveel mensen hele dagen doorbrengen op een pad dat jullie hebben bedacht?

Arjan denk na. „Ik weet het niet zo goed. Ik voel geen trots of zo. Ik vind het wel heel fijn als ik mensen hoor vertellen dat ze er iets aan hebben gehad.”

Anemoon knikt instemmend. „Eigenlijk doet het eiland het werk, de natuur. Wij bieden handvatten en lichten dingen uit, en de rest doen mensen zelf. Ik hoef er ook niet per se credits voor. Een pad maak je met elkaar.”

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nederland,Schiermonnikoog, 28-04-25

Reportage over de ‘Walk of Grief" op Terschelling. Portret van Anemoon en Arjan, initiatiefnemers van dit pad.

Foto: Siese Veenstra

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nederland,Schiermonnikoog, 28-04-25

Reportage over de ‘Walk of Grief" op Terschelling. Portret van Anemoon en Arjan, initiatiefnemers van dit pad.

Foto: Siese Veenstra

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-6.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161736/data132283247-796543.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-34.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-32.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-33.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-34.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/op-terschelling-kun-je-op-de-walk-of-grief-het-verdriet-een-plek-geven-35.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/jz8GBOsqWmKWG9zWcm9FdAdjaj0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/19161736/data132283247-796543.jpg 1920w”>

Op een tafeltje langs de route kunnen wandelaars een briefje schrijven voor hun opvolgers.

Foto Siese Veenstra


‘Ik zei altijd dat het geen zin had om me er druk over te maken. Maar nu ben ik weer zo boos’

Ben van Laake (74) en Marina van Laake-Ruesen (68) verloren hun kleinzoon Siem, die in 2017 na een jaar ziekte op zesjarige leeftijd overleed. Ze liepen in april de rouwwandeling.

Siems lievelingsplek was het Waalstrandje, een rivierstrandje met grote keien waar hij graag speelde. Het is een plek geworden om hem te herdenken. Op een boom hebben zijn ouders een bordje met zijn naam gehangen.” Bijna altijd als we daar komen, heeft iemand iets voor Siem achtergelaten”, zegt Marina van Laake-Ruesen.

In de jaren na Siems dood ontstonden er in de familie manieren van herdenken: het bordje bij het strand nabij Nijmegen, en de heliumballon met persoonlijke boodschappen die ze elk jaar voor hem oplaten.

Zelf waren ze aanvankelijk vooral bezig met de zorgen die ze hadden over hun kinderen en kleinkinderen, minder met hun eigen verdriet en rouwverwerking. Ze weten allebei veel over de mentale gezondheid, want ze hebben opleidingen tot therapeut gevolgd. „Maar toch liepen we vast”, zegt Van Laake. „We hebben vier kinderen, en het begon tussen ons allemaal te schuren”, vult Van Laake-Ruesen aan. Iedereen rouwde anders. „Ik begon op een gegeven moment te huilen en kon bijna niet meer stoppen”, zegt ze. „Ben rechtte juist zijn rug.”

Toen ze dit voorjaar in een krant lazen over de rouwtocht, besloten ze die te doen. „Voor mij leek de tocht sterk op hoe ik rouw ervaar”, zegt Van Laake-Ruesen. „Soms begon ik met wandelen en ging het heel goed, en een halfuur later kluunde ik door mul zand en viel de zwaarte over me heen. Het was rouw, fysiek gevoeld.” Na de wandeling voelde Van Laake-Ruesen meer acceptatie bij zichzelf. „Dat rouw soms zwaar is en soms minder zwaar – ik kon het beter dragen. Op de boot terug voelde ik me rustiger.”

„Bij mij gebeurde het tegenovergestelde”, zegt Ben van Laake. De stilte van de wandeling bracht hem terug naar de laatste veertien dagen van Siems leven. „Hij heeft toen zo geleden. Dat was ondraaglijk. Het onvermogen iets te kunnen doen. Het besef dat er aan het begin en aan het eind van het leven over je wordt beschikt.” Van Laake had die herinneringen „geparkeerd”. „Ik zei altijd dat het geen zin had om me er druk over te maken. Maar nu ben ik weer zo boos.”

Hij vertelt over een moment met Siem, kort voor het einde. Buiten, op een heuvel. „Hij schoof stilletjes op mijn schoot, zoals altijd, en klopte op mijn rug: ‘Opa, wij zijn toch vrienden?’ ‘Ja’, zei ik. „Sinds de wandeling voel ik heel sterk: in die laatste weken heb ik hem in de steek gelaten. Ik ben bang dat hij gedacht heeft: dit doen vrienden niet.” Een vriend had hem op dat moment beter geholpen, is het gevoel dat bij Van Laake is overgebleven. De wandeling heeft Van Laake doen inzien dat hij hier graag verder bij stil wil staan. „Ik ga praten met iemand.”


‘Na tien jaar bezig zijn met onze kinderwens, kon ik stilstaan bij wie ík ben’

Lieke Breuer (38) en Gerline Zwama (40) verloren in maart 2020 hun dochter Janne, die stil werd geboren. Tijdens Jannes „jaardag” liepen ze het rouwpad.

„Janne heeft rituelen in ons leven gebracht”, vertelt haar moeder Lieke Breuer aan de telefoon. Op haar jaardag, de dag waarop ze ter wereld kwam, halen Breuer en haar vrouw Gerline Zwama herinneringen op. „Ze had een enorme dikke bos haar. Ons punkertje.

„Voor haar kunnen we niet doen wat we voor ons zoontje Olle, die twee is, wel kunnen doen. Maar de rituelen geven houvast. Elk jaar brengen we oranje en roze ballonnen haar grafje, en eten we er zelfgemaakte Janne-koekjes. En met Kerst zetten we daar voor haar een fluorescerend sneeuwpopje en een kerstboompje neer.”

Breuer en Zwama sloten tijdens de tocht ook een intensief fertiliteitstraject af, en dachten terug aan de miskramen die ze kregen. Zwama zou nog een kindje dragen, maar dat is niet gelukt.

„Tijdens het wandelen waren we vijf dagen lang los van de samenleving, zo voelde het. Na tien jaar bezig zijn met onze kinderwens, kon ik stilstaan bij wie ík ben. Ik vond iets van mijn positieve zelf terug, en heb vreugdedansjes gedaan. Voor mijn vrouw begon de tocht anders. Die voelde: nu moet het, waardoor het langer duurde voordat er ruimte voor rouw en het voelen van liefde ontstond.”

Aan het einde van de eerste wandeldag, precies bij de ‘eenzame boom’, het symbool van het pad, zagen Breuer en Zwama een regenboog. „Voor mij is dat een knipoog van onze dochter. Ik zie Janne in alles. Omdat we geen nieuwe herinneringen met haar kunnen maken, zijn dat de dingen die je vastlegt en deelt. Dat is het verhaal dat je anderen kunt vertellen.”

De de ‘eenzame boom’ dat het logo van de Walk of Grief is geworden.
Foto Siese Veenstra


Saskia Noor van Imhoff maakt kunst van én met haar eeuwenoude zuivelboerderij: ‘We zochten een plek met veel geheugen’

We lopen over het veld van een voormalige boerderij in Zuidwest-Friesland, aan de rand van het IJsselmeer – deze boerderij is tevens het huis, de studio, een onderwerp en deels het materiaal voor kunstenaar Saskia Noor van Imhoff en haar partner, ontwerper Arnout Meijer. Dit stukje aarde is tevens, net als vrijwel alle grond in Nederland, afgebakend met een grens. Maar tot hoe diep reikt het perceel? Een paar meter onder de grond, of veel dieper – tot het middelpunt van de aarde?

„Ik weet het niet meer precies”, zegt Van Imhoff (1982). „Maar ik heb het opgezocht toen ze hier grondproeven kwamen doen. Dat was omdat we de bestemming van de boerderij wilden laten aanpassen, van een agrarische functie naar een woonbestemming. Daarvoor moest bepaald worden of de grond niet te vervuild was en hebben ze monsters uit de grond genomen.”

Die vraag, over de afkadering van iets dat in principe onbegrensd lijkt, is kenmerkend voor Van Imhoffs werk. Sinds haar lovend ontvangen solotentoonstellingen in de Amsterdamse kunstruimte De Appel en het Stedelijk Museum Amsterdam, maakt ze naam in de kunstwereld, met intelligente en poëtische installaties, vaak ruimtevullend, waarin ze onderzoekt hoe verzamelingen werken, hoe we de wereld indelen, classificeren en waarde toekennen.

Vaak is het werk van Van Imhoff gericht op het kunstinstituut en de museumwereld: welke regels en (uitsluitings)mechanismen gelden daar? Denk aan installaties met opengezaagde museumwanden, pruttelende klimaatinstallaties, halfdoorzichtige vitrines.

Op dit moment is in het Teylers Museum in Haarlem bijvoorbeeld een groot werk van haar te zien, als onderdeel van een groepstentoonstelling over de kosmos:in een statige ruimte van het voormalige woonhuis van Pieter Teyler plaatste ze een tijdelijke houten constructie, als een soort tussenwand. Daarop toont ze mysterieuze, foto’s van in een rode waas verscholen voorwerpen uit de collectie van het Teylers Museum die normaal gesproken nauwelijks licht krijgen. Een reeks foto’s van de maan op kwetsbaar papier, gevaarlijke uraniumhoudende stenen en een meteoriet die net zo oud is als de zon. Zo speelt ze met wat normaal verborgen blijft, en toont hoe bewaringstechnieken en museale regels bepalen wat we zien – en wat we normaal niet zien.

Foto Kees van de Veen

Het exacte antwoord op die vraag, tot hoe diep de grond bij het perceel hoort, is niet de kern. Het gaat er om op te merken dat die grens überhaupt bestaat. Van Imhoff: „Wanneer je dat soort structuren en afbakeningen gaat onderzoeken, blijkt keer op keer dat ze ook iets beperkts hebben. Voor de grondproeven hebben ze in een vooropgezet grid op een tiental plekken een schep in de grond gestoken. Als je dat op een andere plek had gedaan, dan was er misschien een heel ander resultaat uit de meting gekomen.”

Drie jaar geleden verhuisde Van Imhoff samen met haar partner Arnout Meijer van de stad naar het platteland, vanuit Amsterdam naar een oude zuivelboerderij in Mirns, in het Friese Gaasterland. De boer en boerin die eerder op de boerderij woonden waren een paar jaar daarvoor al gestopt. Ze kozen ervoor het land rondom de boerderij drastisch te vergroenen: ze plantten zo’n vierduizend inheemse bomen en groeven een vennetje uit – enkele jaren later lijkt het alsof het er al eeuwenlang ligt. Met de aarde die overbleef zorgden ze voor glooiing in het landschap.

De plek beschouwt van Imhoff als een „organische collectie”, van materialen, objecten en fenomenen – te gebruiken voor haar werk. „Het gaat mij er niet om dat het mijn huis is, zo persoonlijk is het niet – ik gebruik het eerder als voorbeeld voor de dingen en structuren direct om ons heen.”

Voor een expositie in het Stedelijk Museum Amsterdam en het Fries Museum in Leeuwarden exposeerde ze in grote installaties bijvoorbeeld een deel van de eeuwenoude balken van de boerderij in Mirns, samen met een houtdateringsonderzoek. „Deze boerderij is op papier 150 jaar oud, maar sommige balken zijn volgens metingen bijna vijfhonderd jaar oud. Hoe oud is de boerderij dan echt?”

„Het werk gaat ook over wat we als erfgoed beschouwen, wat we ons willen herinneren. We hebben deze balken uit de boerderij gehaald, omdat ze niet meer in goede kwaliteit waren. Maar je hebt het wel over hout dat in 1631 is gekapt, en dat dus omstreeks 1500 is begonnen te groeien. Je kunt het begin ervan eindeloos blijven bevragen. Het blijkt dat het hout uit Wit-Rusland komt, maar gezien bossen ook migreren gedurende duizenden jaren, waar komt dit type boom vandaan? Waar ligt de oorsprong van dit gebouw? Wat willen, kunnen en moeten we herinneren? Wat is erfgoed en wie mag dat bepalen?”

Foto Kees van de Veen

Waar komt die onderzoekende houding vandaan?

„Ik denk eigenlijk niet dat het mij om het onderzoek gaat, maar om het blootleggen van structuren. Het maken van allerlei soorten indelingen vinden we veilig. Hiërarchieën geven ons grip op de wereld. Maar ik vind het juist bevrijdend om ze bloot te leggen. Dan blijkt vaak hoe subjectief ze eigenlijk zijn.”

Je bent qua onderwerp steeds dichter op je eigen omgeving gaan werken. Is dat bewust?

„Mijn werk in instituten ligt ook heel dicht bij mij, het gaat mij om het bevragen van structuren en systemen. Ik wilde laten zien dat je die blik overal op kunt richten: de wereld zit vol structuren, regels en hiërarchieën. In principe kan alles informatie zijn: een tak, een dier, een stuk afval, echt alles.”

„De interesse in het afgebakende perceel komt eigenlijk voort uit een stukje grond dat we eerder hadden, vlak bij Amsterdam. Daar hadden we een perceel in een gebied dat is opgedeeld in een soort taartpuntpercelen. De grond was lange tijd totaal verwaarloosd, het werd door anderen als een soort stortplaats gebruikt – en toen begon ik me te interesseren voor hoe verschillende mensen met grond omgaan. Zo raakte ik gefascineerd door de bramen, een teken van te veel stikstof, en de parasitaire zwammen die groeiden op de dode bomen.”

„Op deze plek raakten we zo gemotiveerd, dat we op zoek zijn gegaan naar een nieuwe plek die we samen verder konden onderzoeken, een plek met een lang geheugen en herinneringen en materiaal om mee te werken, om uit te pluizen. We hebben nog gekeken naar een oude bunker, maar die was te vervuild om in te gaan wonen.”

Met en over, maar ook óp het land maken Van Imhoff en Meijer hun werken. „Ik heb mezelf altijd als bouwer gezien, en hier kunnen we bouwen.” Op een heuveltje staat bijvoorbeeld een grote houten constructie, die, als je middenin de cirkel gaat staan staat, het landschap kadert. „Arnout werkt veel met het licht. De ononderbroken horizon om het land heen maakt je bewust van de continue dynamiek van natuurlijk licht – en hoe we de wereld om ons heen waarnemen – hierdoor ervaar je die verandering veel sterker dan in de stad.” Het frame is een poging om grip te krijgen op dit veranderende fenomeen, door het te kaderen en notities te maken. Met potlood staan er aantekeningen op het hout, zoals: ‘Volle maan, 13/04/25’.

Foto Kees van de Veen

Naast hun individuele werk bundelen Van Imhoff en Meijer hun artistieke onderzoek naar het land en de boerderij, onder de noemer REST. „We zochten een woord dat in zowel het Engels, Nederlands als Fries een betekenis heeft: dit staat voor ‘wat overblijft, of buiten beschouwing wordt gelaten’ en voor ‘stilstaan’ en ‘rust’.”

Als REST nodigen ze ook andere kunstenaars uit om op het terrein te komen werken. „We bieden ze een collectie natuurlijke en niet-natuurlijke objecten en fenomenen – het licht, de lucht, de boerderij –om mee te werken.” Op 21 juni opent hier de tentoonstelling ‘Twee Hectare’ , met werk van acht kunstenaars.

Het idee om oude boerderijbalken in een museum te exposeren, gaf inzicht in een fascinerend conservatietraject, vertelt Van Imhoff: „Voordat ze in het museum mochten, hebben de balken maanden in quarantaine gezeten. Ze moesten een aantal maanden in een hogedrukkamer liggen, om al het mogelijke ongedierte eruit te krijgen. Ze zijn nu echt dood. Dat blijft fascinerend toch: dat alle erfgoed in een museum zo statisch is. De tentoonstellingsruimte is net een vrieskamer.”

Dat doet me denken aan de futuristen, die zagen het museum als ‘begraafplaatsen’ en ‘publieke slaapzalen’.

„Ja, maar dat is mij te radicaal, dat slaat totaal de andere kant op. Ik vind musea en kunstinstellingen heel belangrijk. Tonen en conserveren is voor mij een onderdeel van cultuur. Maar het lijkt me goed ook deze systemen te blijven bevragen. Dit traject met de balken is ook een soort metafoor, voor wat het museum wél in komt en wat niet. Musea exposeren bijvoorbeeld veel minder kunst van vrouwen en van mensen van kleur. Hier is de laatste jaren gelukkig veel meer aandacht voor. Het gaat om het blootleggen van bepaalde structuren.”

Is je werk hier persoonlijker of meer autobiografisch geworden?

„Natuurlijk staat mijn naam eronder als ik wat naar buiten breng – maar het werk is ook altijd een samenwerking. Het dateringsonderzoek naar de balken in de boerderij is door andere mensen gedaan. Vrijwel alles wat je doet, is verbonden met andere mensen.”

„Tegelijkertijd maak ik soms ook werk dat heel persoonlijk is. In mijn meest recente tentoonstelling bij Galerie Grimm in Londen toonde ik een aluminium afgietsel van de stokken die mijn kind meebrengt van buiten. Dat is heel persoonlijk – maar tegelijk is het thema nog steeds kiezen en ‘selectie’. Dat vind ik heel interessant: welke afwegingen maakt een kind om de ene tak wél en de andere tak niet mee te nemen? Zo ontstaan ook kleine collecties.”

De expositie in Londen, en de eerdere show in het Stedelijk Museum, omvatte nog een andere serie werken: in grote vitrines van licht getint plexiglas toont Van Imhoff een serie rubberen matten, uit de stal van de boerderij – die daar lagen zodat de koeien niet uitglijden in de mest. In het werk graveerde ze afbeeldingen van planten die het goed doen bij veel stikstof.

Is je werk hier ecologischer geworden?

„Mijn werk bevat wel meer organische materialen, omdat ik deze vormen, kleuren en materialen nu meer in mijn omgeving tegenkom. Maar of de thema’s in mijn werk beter zijn of zelfs moreel juist zijn omdat het meer over ecologie gaat? Ik vind het moeilijk om daar een antwoord op te geven. Ik ben geen wetenschapper of politicus en ben ook niet geïnteresseerd iemand te vertellen hoe het moet. Ik ben een kunstenaar, ik geef geen antwoorden, ik laat dingen zien die mij opvallen.

„Er is natuurlijk al langer meer aandacht voor het platteland in de kunst, met onder meer de grote tentoonstelling van Rem Koolhaas in het Guggenheim in New York: Countryside. Het is een onderwerp in de wereld en daardoor ook in de kunst. Door hier te wonen, zie je hoe complex, rijk en genuanceerd de vragen zijn die daar omheen hangen zijn. Dat ontdekken, dat is zeker een meerwaarde van hier wonen.”

De expositie Twee Hectare opent op 21 juni, Wieldyk 8, Mirns. Werk van Saskia Noor van Imhoff is ook te zien in de tentoonstelling Kosmos in Teylers Museum en tijdens de Friese Kunstbiënnale Paradys (14/6 t/m 24/8).


‘Mijn zoon, herstellend van kanker, leeft ongezond’

Moeder: „Mijn uitwonende zoon van 22 is herstellende van een ernstige vorm van kanker. De artsen hebben gezegd dat hij gezond moet leven, beter kan stoppen met roken, matig mag drinken, dat niet drinken beter is, en dat sporten heel goed is. Mijn zoon weet dat zelf ook. Ook dat weinig rood vlees beter is. Dat benoemt hij ook in gesprekken met mij. Toch blijft hij roken, te veel drinken en ongezond eten, en sport hij niet. Wat kan ik als moeder doen om hem te stimuleren gezond te gaan leven? En hoe reageer ik als ik hem zo ongezond zie doen?”

Positieve begeleiding

Saskia Pluijm: „De wetenschap laat zien dat gezond leven na de behandeling voor kanker de kans op gezondheidsproblemen kan verminderen, en de kwaliteit van leven kan verbeteren. Dat is belangrijke informatie, en die is uw zoon meegedeeld. Hij heeft ook al laten weten dat hij die informatie heeft gekregen. Dat hoeft u dus niet meer te doen, dat mag u loslaten.

„U zou hem kunnen vragen: ‘Zoals je weet is gezond leven belangrijk. Ben jij gemotiveerd om je leefstijl te veranderen?’ Als hij ‘ja’ zegt, kunt u vragen: ‘Zou je daar begeleiding in willen hebben?’ Er zijn leefstijlcoaches die jongeren die kanker hebben gehad helpen gezonder te leven. Zij kunnen samen met uw zoon kleine haalbare doelen stellen, zoals één keer per week sporten met vrienden. Het zijn professionals die snappen dat de aanhoudende vermoeidheid na kanker bewegen in de weg kan staan, terwijl dat toch zo helpend kan zijn. Er zijn ook coaches die dit online doen.

„Mocht uw zoon zeggen niet gemotiveerd te zijn, voel daar dan in mee. Het is begrijpelijk dat hij als student na deze tijd in het ziekenhuis het normale leven weer wil oppakken. Toon begrip: ‘Ik snap ook dat je het graag leuk wilt hebben met je vrienden. Dat is ook belangrijk.’

„Wat u kunt doen is zelf het goede voorbeeld geven. Bijvoorbeeld gezond koken als hij komt eten. Matig of helemaal niet drinken, zeker als uw zoon in de buurt is, niet roken, en zelf sporten.”

Mentor zijn

Alied van der Aa: „Op deze leeftijd ben je als jongvolwassene je identiteit aan het ontwikkelen. Wie ben ik, wat past er bij mij, wat vind ik belangrijk? Dat ontwikkelingsproces is bij uw zoon door zijn ziekte onder druk komen te staan.

„Vanaf de geboorte van je kind tot in de volwassenheid verschuift je rol als ouder: verzorgen, begeleiden, superviseren, mentor zijn. Op sommige vlakken werd u opeens weer de verzorger. Nu uw zoon klaar is met de behandeling, veren jullie weer terug naar de verhouding die passend is.

„Uw zoon heeft maandenlang weinig gekund vanwege zijn oncologische behandeling. Probeer, nu dit achter de rug is, oprecht nieuwsgierig te zijn hoe deze fase voor hem is. Wat heeft hij gemist? U kunt hem vragen welke afwegingen hij maakt over gezond leven, en of u daarin iets voor hem kan betekenen. Zouden zijn vrienden hem in een gematigde leefstijl kunnen ondersteunen, en hoe zou hij dat kunnen vragen?

„Neem ook tijd om te kijken hoe het met u zelf gaat. Ouders voelen zich machteloos als hun kind zo ziek wordt. Misschien is uw zorg over zijn leefstijl ook een manier om grip te krijgen op de onmacht die u ervaart?”


‘Bij de eerste ontmoeting vond zij hem een kwal’

‘De foto is in 1942 genomen op Java, in Malang, waar de gescheiden moeder van mijn vader woonde. De eerste Japanse troepen waren al op Borneo geland, mijn vader was gemobiliseerd als reserveofficier. Allebei geboren in Indië, zoals de meesten van mijn grootouders en overgrootouders, ontmoetten mijn ouders elkaar op een feestje tijdens de studie in Leiden; Indisch recht voor mijn vader, Frans voor mijn moeder. Bij de eerste kennismaking vond mijn moeder mijn vader „een kwal”. Het toeval wilde dat ze honderd meter van elkaar woonden, in de Breestraat en de Mooi Japiksteeg, en allebei een hond hadden die geregeld uitgelaten moest worden. Een weerzien op straat was dus onvermijdelijk. Zonder de alcoholgeladen bravoure van het feestje beviel de kwal een stuk beter.

Mijn vader had, nadat de zijne zijn toelage had stopgezet omdat hij te lang studeerde, goed verdiend met het verkopen van verzekeringen, en een auto gekocht. Daarin nam hij mijn moeder mee naar Frankrijk. In Bretagne wilde hij een ring in Bretonse stijl kopen, waarbij ze kon kiezen uit twee inscripties: Toujours fidèle of Toujours Bretagne. Ze koos voor het laatste, maar toen mijn vader eindelijk afstudeerde en terugging naar Indië ging ze met hem mee, zonder haar studie af te maken. In 1940 trouwden ze. De benodigde papieren voor het huwelijk waren gekomen met het laatste schip dat voor de Duitse bezetting uit Nederland naar Indië vertrokken was.

Na drie zware jaren in Japanse kampen keerden ze terug naar Nederland, waar ze aanvankelijk vooral financiële problemen hadden. Mijn vader had een goede baan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar die leverde in het begin nog weinig op. Toen in 1949 mijn broertje geboren was, zouden de echtgenotes van zijn collega’s op kraamvisite komen, in de slaapkamer. Geld voor bovenlakens hadden mijn ouders zich nog niet kunnen permitteren. Giechelend vertelde mijn moeder me later dat ze van een oud gescheurd laken een intacte reep had afgeknipt en die boven om de dekens had gevouwen om de schijn op te houden. Ons kinderen heeft het nooit aan iets ontbroken. We werden goed en liefdevol verzorgd. Maar de opmerkelijkste prestatie van mijn ouders is misschien wel dat ze ons nooit iets hebben doorgegeven van de oorlogstrauma’s die ze ongetwijfeld hadden.”


Smaken versmelten als kleuren bij Bob Ross

De smaak van pandan vind ik heel moeilijk te omschrijven. Geparfumeerd grassig, amandel en wasverzachter – dat zijn de enige woorden die bij me opkomen. Maar dat doet natuurlijk op geen enkele manier recht aan het specifieke, warme aroma van deze schroefpalm. U kunt het kennen van de rijst, maar daarin is het nogal subtiel. Veel duidelijker komt het naar voren in tropische, vooral Indonesische toetjes. Om die reden associeer ik die uiterst kenmerkende smaak altijd met romige toetjes.

Die pandan zal wel bij het toetje horen, dachten we daarom toen we de ‘woordenwolk’ bij Odille op tafel zagen staan – een kaartje met een verzameling ingrediënten die we in het menu tegen zullen komen, in willekeurige volgorde.

Imagine our surprise toen de geroosterde snoekbaars ten tonele verscheen, geflankeerd door een crème van cime di rapa en pistache en kapperblad, in een hele fijne bouillon op basis van stokvis en pandan. Verrassend, gedurfd, maar boven alles: uitermate geraffineerd. Pandan, maar ook pistache en kapperblad, zijn uitgesproken smaken. Ze zijn in dit gerecht echter bijzonder harmonieus verweven. De subtiele warme ondertoon van die stokvis fungeert als een solide backbone zonder de aandacht te trekken – als de bassist van de band.

Dezelfde stijlfiguur hadden we eerder al gezien in de chawanmushi met het zilt-zoete kokkeltje en zalvende aloë vera, venkel, avocado, knolselderij en een goede dot kaviaar. Veel smaken, niets zit elkaar in de weg, weer tegen een dienende, onopvallend vissige achtergrond van makreel in de bouillon waarmee de fluwelen, hartige Japanse eiercustard is gemaakt.

Deze fijne touch van is de hand van chef Casimir Evens, die eerder werkte onder chef Viki Geunes van driesterrenbastion ’t Zilte in Antwerpen. Odille is de droom van hem en zijn partner Lotte Bloem. Toen een oude herenmodezaak aan de Markt in het Oost-Brabantse Sint-Oedenrode vrij kwam, pakten ze de kans om in de enorme casco ruimte een restaurant te bouwen, volledig naar eigen inzicht. De keuken staat midden in het vertrek – eigenlijk zijn het drie werkbanken met eromheen tafels opgedekt met wit linnen. Mieren aan de muur symboliseren ‘teamwork’, net als kleine figuren die ‘vallen en opstaan’ in een kunstwerk van Daisy Boman. Niets om je aan te storen (behalve de muziek, zie inzet). De bediening loopt in uniforme kleuren (zand, kaki, beige), en op sneakers van het eigen Odille-merk.

Michelinster

Odille had binnen een jaar een Michelinster verdiend. Terecht. Alles is uitermate goed verzorgd, van het warme doekje met oranjebloesem en de amuses tot het krokante huidje van de snoekbaars en een verrassend eerste dessert met gele curry, duindoorn en aloë vera, tot het gepersonaliseerde menu achteraf voor mee naar huis. 70 procent van alle producten komt uit de regio, dat vertaalt zich onder meer in een „broodbeleving” met buffelboter uit Schijndel en geitenboter uit Heeswijk-Dinther. De koeienboter uit Sint-Oedenrode is zelfgerookt. Vier soorten brood worden zelf gebakken, waaronder een sjalottenbrood met Swinckels-bier. De katsuobushi (Japans tonijnschaafsel) voor bij de gemarineerde bonito wordt in huis gepekeld en gedroogd. Een menu begint bij 130 euro per persoon. Veel geld, maar niet duur. Als u in de gelegenheid bent, is het absoluut de moeite waard.

Hier en daar zou je iets aan kunnen merken: een ietwat ordinair geparfumeerd gelletje in het bonitogerecht, een erg medicinaal gekruide kombucha, een suffe uienamuse voor het vega-hoofdgerecht of een wat plichtmatig tweede dessert met basilicum en frangipan. Maar dat valt allemaal in het niet bij bijvoorbeeld een aan tafel gerookte knoeperd van een langoustine – werkelijk perfect gegaard, het verse schaaldiervlees knispert tussen de tanden – op een joekel van een supersmaakvolle, gebrande witte asperge, net aan gaar, in een schuimige saus op basis van lichtgefermenteerd aspergevocht met kardemom en sobrasada-olie. Een wereldgerecht.

De specerijen waarop de lango gerookt is echoën in de Bulgaarse rosé. En ook in het verrassend fruitige bleekselderijsap met rode peper en garam masala. De wijnen doen de subtiliteit van het eten eer aan, ze zijn complex en volwassen, geen fruitbommen of houtbakken. Net als de sappen, ze zijn complex, vaak vegetaal, sluiten prachtig aan bij de wijnpairings – zo vinden we dezelfde zoethouttonen uit de Syrah bij het hoofdgerecht terug in biet- en venkelsap. Ze zijn vooral licht – geen zorgen dus over een volle vruchtensapbuik als u geen alcohol wil drinken.

Het hoofdgerecht is een opnieuw perfect gegaarde kwartel met plompe vlezige morilles gevuld met een crème van morilles (love it), jus van vers kerrieblad en sappig gesneden mosterdblad. De vegetariër krijgt een minstens zo goed en misschien wel verfijnder gelakte eikhaas met aubergine in een lichtvoetige vadouvansaus, en voelt zich extra verwend met een portie aromatische biancetti-truffel. De bruggetjes van vadouvan naar witte truffel en van truffel naar eikhaas zijn alweer prachtig verweven – de smaken versmelten als kleuren in de nat-op-nat-techniek van Bob Ross.

Odille is geen doorsnee éénstertent. Het is geraffineerd, verzorgd, maar vooral toch ook verrassend en heel eigen. Kenmerkend is de beheersing. Evens kookt zonder uitspattingen, geen overdadig zout of umami, geen zure pieken, geen verplichte krokantjes. Alles is delicaat, goed doordacht en uitgevoerd. Eerder een virtuoos pianoconcert dan de 9de van Mahler – maar daarmee niet minder creatief of kunstig gecomponeerd.


‘Juist van een kerk verwacht je dat de liefde op één staat’

De evangelische kerkleider heeft overleg gehad met zijn twee collega’s en stuurt Hidde een kort, zakelijk appje: je mag je functie als bandleider niet meer uitoefenen totdat we een definitief besluit hebben genomen.

Lente 2020 en Hidde blijft voortaan op zondagochtend thuis.

Terwijl: als er één plek is waar Hidde zich blij en vrij voelt, dan is het daar, op het podium met de kerkband. Maar het appje van de kerkleiding, bij wie Hidde als homo uit de kast is gekomen, maakt een voorlopig einde aan zijn hoogtepunt van de week. Hij blijft met veel vragen achter. Niets over het waarom, niets over de termijn tot het uiteindelijke besluit. En hij moet, meldt de kerkleiding, er zelf maar iets over communiceren richting zijn band.

Ondertussen blijft in zijn hoofd de gedachte maar oppoppen: kan ik terug de kerkband in? Voor hém bestaat er dan helemaal geen conflict tussen zijn geloof en zijn homoseksualiteit. Tenminste, steeds minder.

Het is een zonnige augustusdag in 2020 en op een terras in de bossen van het Gelderse Nunspeet, niet ver van zijn huis, laat Hidde bewust enkele tafeltjes leeg tussen hem en de andere gasten. Het is onze eerste ontmoeting. „Als iemand per ongeluk iets hoort, kan dat best wel gevolgen hebben”, zegt hij. „Dit is een heel christelijke omgeving en over homoseksualiteit wordt hier niet gesproken.”

Nunspeet ligt in de Biblebelt, een regio waar veel reformatorische en evangelische christenen wonen. Oppervlakkig bekeken zijn de verschillen tussen die twee orthodox-protestantse geloofsgroepen groot. Zo zingen refo’s traag en standaard op hele noten, terwijl evangelische christenen opgewekte, poppy liedjes spelen onder begeleiding van een strakke band met drum en synthesizers – denk EO-Jongerendag.

Wat betreft wereldbeeld zijn de verschillen minder groot: beide stromingen denken in zijn algemeenheid conservatief over abortus en euthanasie, seks voor het huwelijk en homorelaties. Aanhangers keuren ‘praktiserende’ homoseksualiteit vaak af: je kunt homo, lesbisch of biseksueel zijn, maar het is niet de bedoeling dat je daar iets mee dóét. Leef je niet celibatair, dan is dat in veel van deze kerken een zonde.

Na het gesprek op dat terras in Nunspeet schrijft Hidde dat hij het heel fijn vond om, voor het eerst, met een buitenstaander te praten over zijn seksualiteit zonder bang te hoeven zijn voor afwijzing.

Het bijzondere is dat Hidde er zelf voor koos zich steeds meer te begeven in een omgeving die moeite heeft met homoseksualiteit.

Atheïstisch gezin

Hij groeide op in een atheïstisch gezin. Op zondag werd weleens geklust, van de Bijbel wist-ie weinig. Maar toen christelijke vrienden hem een jaar of tien geleden eens meenamen naar een samenkomst van een christelijke tienergroep, beviel hem dat wel. Het samen zingen raakte hem misschien wel het meest.

Illustratie Mike Pellegrom

Er gebeurde iets met Hidde, lastig in woorden te vatten wát precies. Hij blééf gaan en na zo’n twee jaar dacht hij bij zichzelf: volgens mij zit er meer achter het leven dan ik altijd dacht. Of hij plots een warme gloed voelde, God in zich hoorde spreken, zoals sommige christenen dat over zichzelf zeggen? „Nee”, zegt hij nuchter, „het was volgens mij gewoon een overtuiging die ik voelde.” Misschien speelde belonging mee, een term uit de godsdienstsociologie: het gevoel zo verbonden te zijn met een religieuze groep dat dit een onlosmakelijk onderdeel van je identiteit wordt. Hidde werd overtuigd christen, en sloot zich aan bij een van de naar schatting ruim duizend evangelische gemeenten in Nederland.

Terwijl steeds minder Nederlanders zichzelf tot een religieuze groep rekenen (44 procent in 2024, volgens het CBS) is in de evangelische hoek iets opmerkelijks gaande: veel van die kerken groeien juist. Ze trekken vooral overstappers (mensen uit traditionelere kerken) en herintreders (‘oud-christenen’) aan.

Hoe is het om in zo’n evangelische gemeente gay te zijn?

In juli 2020 reageert Hidde, dan begin twintig, op een oproep van NRC op de Instagram-pagina van HolyBe, een online gemeenschap voor christelijke queerjongeren. „Ik ben zelf homo op de Biblebelt en zit in de kast”, mailt hij. Bij de meeste mensen althans. Hij wil er graag over praten als dat „kan bijdragen aan meer begrip”.

De hemel en de hel

Voor een grote groep spreken vindt Hidde niks, hij noemt zichzelf introvert, maar de kerkband leiden „heerlijk”: het is een manier om zijn gevoelens te uiten. „Je kunt met elkaar de hele zaal meeslepen.”

Hidde voelt zich thuis in de kerk, lange tijd. Hij gelooft in de Bijbel, in de hemel en de hel, dat Jezus aan het kruis gestorven is voor de zonden van de mensheid.

Illustratie Mike Pellegrom

Op een filmpje van een optreden staat Hidde achter een microfoon met een akoestische gitaar. Hij speelt een zoet liedje dat makkelijk in het gehoor ligt. Hij zingt over God, zijn toon is haast aaibaar zacht: „De Heer zegent, beschermt jou, zijn nabijheid geeft hij, genadig is hij.”

Bescherming? Nabijheid? Genade?

Daar begon hij steeds vaker aan te twijfelen. „Ik ben gaan geloven in het bestaan van God”, zegt hij, „en op een gegeven moment geloofde ik óók dat die God mij niet oké vond. Dat hij van iedereen hield, behalve van mij. Er werd in de kerk zóveel negatiefs gezegd over homoseksualiteit.”

Er was een tijd dat Hidde zijn homoseksualiteit zelf óók afkeurde – een kleine tien jaar terug.

Ik geloofde dat God van iedereen hield, behalve van mij

Hidde

Homorelaties en homoseks leiden tot de hel: daar geloven veel orthodox-protestantse kerken in op basis van hun Bijbelinterpretatie en daar, zo stellen ze, waarschuwen ze voor uit liefde voor hun medemens. Als in de kerk een rijtje met zonden wordt opgesomd, dan staat praktiserende homoseksualiteit ertussen, vertelt Hidde. Hij kent geloofsgenoten die vinden dat je jezelf geen christen mag noemen als je homo bent.

Tegelijkertijd waait er overigens een progressief briesje door evangelisch Nederland. Zo zijn homo’s zonder én met relatie welkom bij de populaire evangelische gemeenten DoorBrekers en Mozaiek. Zij mogen ook meedoen aan doop en avondmaal.

Maar Hidde voelde een afkeer van zichzelf. Een massief gevoel. Het was, denkt hij, de belangrijkste reden dat hij depressief en suïcidaal werd. Hij werd stiller, zijn ogen werden doffer.

Illustratie Mike Pellegrom

Kwantitatief onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en Universiteit van Amsterdam, gepubliceerd in 2023, laat zien dat homo- en bi-jongeren die opgroeiden in een conservatief protestants milieu (waaronder evangelisch) iets vaker suïcidaal zijn dan jongeren met een doorsnee-protestantse of -katholieke achtergrond. „We weten dat religie mensen tot steun kan zijn”, zegt socioloog Diana van Bergen, verbonden aan RUG, en kan beschermen tegen depressie. Hier lijkt, in ieder geval voor een deel, het tegenovergestelde te spelen. Daar kan het gevoel de geloofsgemeenschap als gay tot last te zijn ook aan bijdragen, voegt godsdienstpsycholoog Hanneke Schaap-Jonker (Vrije Universiteit Amsterdam) toe. Vergeet ook niet dat jongeren nog zoekende zijn naar hun identiteit, zegt zij, en daardoor extra kwetsbaar zijn voor afwijzing.

Simpelweg stoppen met geloven kon Hidde niet: daarvoor was zijn geloofsovertuiging te sterk. „Ik heb een tijdje gedacht dat ik genezen moest worden. Ik heb vrienden gevraagd voor mijn genezing te bidden.”

Een van hen was Matthias, een vriend en ex-huisgenoot, ook gelovig. „Toen we in dit appartement kwamen wonen”, vertelt Matthias, „gingen we ons voorstellen aan de buurman. Ik ben er bijna zeker van dat hij dacht dat wij een homostel waren.”

Hidde: „Die man vroeg precíés toen er een vrachtwagen langsreed: ‘Zijn jullie allebei…’ We konden de rest niet verstaan, en toen zei Matthias heel enthousiast ‘ja’.”

Matthias: „Ik hoorde hem dus niet goed.”

Hidde: „Toen wilde die man heel snel de deur weer dichtdoen.”

Matthias kan zich het niet meer precies herinneren, maar zegt dat het „goed zou kunnen” dat hij voor ‘genezing’ van zijn vriend heeft gebeden. Dat was dan „natuurlijk met de beste intentie”, zegt hij, „maar dat komt natuurlijk vies hard aan, en achteraf kan ik wel zien hoe heftig zoiets is.”

Illustratie Mike Pellegrom

Leven in twee werelden

In het voorjaar van 2020 stuurt Hidde een appje naar een van de kerkleiders – in zijn gemeente worden die ‘oudsten’ genoemd. Vier jaar eerder heeft hij een paar vrienden al verteld dat hij homo is. Zijn ouders weten het nog niet.

Hij leeft, zegt hij, „een beetje in twee werelden”. In zijn binnenwereld is hij sinds enige jaren de zichzelf steeds meer accepterende homoman, in de buitenwereld – voor een belangrijk deel die orthodox-christelijke omgeving – doet hij zich voor als hetero. Dat wringt steeds meer, en daarom neemt hij zich voor opener te zijn over wie hij is. Vanwege zijn prominente rol als leider van de kerkband staat de kerkleiding hoog op zijn lijstje.

Hidde schrijft de kerkleider dat hij iets kwijt wil dat effect zal hebben op zijn positie binnen de kerk – daar is-ie zich dan al van bewust, maar hij hoopt dat de impact meevalt. De oudste nodigt hem meteen bij hem thuis uit voor een gesprek. Dat is een fijn gesprek, zegt Hidde later. Hij maakt eruit op dat de kerk nog niet eerder op zo’n manier met homoseksualiteit te maken heeft gehad en er dus nog geen heldere visie op heeft. De man oordeelt niet en zegt dat Hidde wat hem betreft de kerkband kan blijven leiden.

Dat verandert als hij met twee mede-kerkleiders heeft gesproken. Daarop volgt het appje dat hij pas weer het podium op mag als ze een definitief besluit hebben genomen. Hidde vraagt zich af: wat maakt mij minder goed dan een ander?

Illustratie Mike Pellegrom

Anderhalve maand later is er nog geen besluit genomen. „De raad weet hoe belangrijk duidelijkheid voor me is”, schrijft hij in het dagboek dat hij in die periode bijhoudt. „Toch vinden ze het kennelijk niet noodzakelijk om een beetje op te schieten. Theologie blijkt belangrijker dan liefdevol omgaan met mensen, terwijl je juist van een kerk verwacht dat de liefde op één staat.”

Wat nóg meer pijn doet, is dat een goede vriend achter zijn rug om gevraagd is om hem te vervangen als bandleider. „Het voelt alsof ik er niet toe doe, niet meer meetel sinds ze weten dat ik homo ben.” Het ontbreekt aan een partner op wie Hidde terugvallen kan: daten doet hij niet, hij vindt het voor die ander oneerlijk dat-ie nog niet helemaal uit de kast is.

„Het is soms heel eenzaam”, schrijft hij in zijn dagboek.

Stuiterende hormonen

Hidde weet sinds zijn twaalfde, dertiende, dat hij op jongens valt. Hij werd „altijd heel verlegen”, vertelt hij, als in de klas die ene knappe jongen naast hem kwam zitten. Ze werden later goede vrienden – maar dat híj het was die hem kennis liet maken met die onbekende gevoelswereld vol stuiterende hormonen, heeft Hidde de jongen nooit durven vertellen.

Illustratie Mike Pellegrom

Terwijl de term homoseksualiteit in Bijbelse tijden onbekend was, gaat een handvol teksten in de Bijbel over seks tussen mensen van gelijk geslacht. Zo staat in het Oude Testament, in Leviticus 20: „De Here sprak tot Mozes: […] een man die gemeenschap heeft met iemand van het mannelijk geslacht, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw, beiden hebben een gruwel gedaan, zij zullen zeker ter dood gebracht worden […]”. Maar enkele regels daarboven staat dat iemand die „zijn vader of moeder vervloekt” net zo goed de doodstraf wacht, en mensen die vreemdgaan ook. Je kunt je afvragen of christenen zich niet schuldig maken aan cherrypicking, schrijft evangelisch voorganger en theoloog Joël Boertjens in Hoe dan? Gids voor een veilig gesprek over kerk, geloof en LHBT+ (2023). Waarom is het ene „onder aanvoering van wetten uit Leviticus een heet hangijzer” en maken we ons „om andere leefregels […] totaal niet druk?” In 2022 zei de gereformeerde hoogleraar ethiek Ad de Bruijne tegen het Nederlands Dagblad dat hij er moeite mee heeft „als we ineens rond homoseksualiteit een dam opwerpen, als een soort laatste bastion om te laten zien dat we ons heus niet helemáál aan de wereld uitleveren. En dat precies over de rug heen van een kwetsbare minderheid in de kerk.”

Goed voorbeeld, vindt Hidde, is de Nederlandse vertaling van de Nashville-verklaring uit 2019. Deze tekst, waarin praktiserende homoseksualiteit wordt afgewezen, werd ook door leden van evangelische gemeenschappen ondertekend. Er staat onder meer: “WIJ BEVESTIGEN dat het zondig is om homoseksuele onreinheid of transgenderisme goed te keuren.”

Illustratie Mike Pellegrom

Terwijl Hidde voor de meesten zijn homoseksualiteit begin 2019 nog achter wilde houden, besloot hij met het risico op ongewenste outing een uitgebreid Facebook-bericht over de Nashville-verklaring te delen: „Ik ben christen, en net als vele andere christenen kan ik niet achter deze verklaring staan. […] Vrienden waar ik zo van geniet worden veroordeeld. En medechristenen, die al genoeg aan hun hoofd hebben en constant worstelen met zichzelf, worden bijna uit hun kerk gestuurd met deze verklaring.”

„De liefde waar de Bijbel het over heeft is geen lege liefde, maar een liefde waarbij je meningsverschillen aan de kant zet, je eigen belang even vergeet en je de ander echt even ziet, zonder oordeel”, schreef Hidde op Facebook.

Ik geloof wel dat het de bedoeling is dat ik zo ben

Hidde

Een gesprek met een progressieve voorganger uit Zwolle, die Hidde jaren geleden op aanraden van zijn psycholoog benaderde, liet hem anders naar geloof en homoseksualiteit kijken. „Eerst dacht ik dat die man niet helemaal goed was, ik vond het gesprek tijdverspilling. Maar thuis ging ik toch eens googelen, eerst een avond, toen een week lang.” Zo raakte hij ervan overtuigd dat de Bijbel homoseksualiteit helemaal niet afkeurt; het begin van de afbraak van zijn geïnternaliseerde afwijzing. „Ik heb nog een hele weg te gaan om écht te voelen dat het een deel is waarmee ik ook blij mag zijn, maar ik geloof wel dat het de bedoeling is dat ik zo ben.”

Bruiloft

In de periode dat Hidde van de kerk tot nader order niet mag optreden in de kerk, reageren anderen ruimhartiger. Een man en een vrouw die hij kent uit de kerk hebben hem gevraagd te zingen op de bruiloft van hun dochter. „Prachtig” vindt hij dat, maar hij weet dat hij ook tegenover hen over zijn homoseksualiteit zal moeten beginnen. Het is een noodzakelijke coming-out: hij wil niet dat deze mensen achteraf spijt krijgen dat ze hem hebben laten optreden.

Voorafgaand aan dat gesprek is hij „ontzettend bang”. Bang om nog eens afgewezen te worden. Hij vertelt met zijn hart in zijn keel dat hij homo is én dat dat voor hem niks afdoet aan het christen-zijn.

Zijn angst voor afwijzing blijkt onnodig: het enige wat wij kunnen doen, zeggen de ouders van de aanstaande bruid, is jou respecteren en liefhebben.

Het duurt al met al een halfjaar voordat de kerkoudsten met hun beslissing komen. Als hij eindelijk tegenover ze zit, draaien ze er eerst nog omheen. Uiteindelijk komt het: hij mag weer bandleider zijn, maar dat kan veranderen als hij een relatie krijgt. Dat is dan dus de conclusie van zes maanden nadenken, denkt Hidde. Ze vragen of hij hen op de hoogte kan houden van zijn relatiestatus.

Hidde is er snel uit wat dit voor hem betekent. Hij zegt dat hij geen verantwoording hoeft af te leggen voor hoe hij zijn leven leeft en dat hij zijn lidmaatschap van de kerk opzegt.

Een van de kerkleiders zegt nog dat hij persoonlijk anders zou hebben besloten, maar dat hij vanuit zijn rol niet anders kan.

Na het gesprek zit Hidde eerst met betraande ogen in zijn stilstaande auto. Ik ben van de kerk gaan houden, denkt hij, en van die plek moet ik nu afscheid nemen. Daarna komt de boosheid.

Als hij er later tegen mij over vertelt, zit zijn haar rommelig, is zijn blik mat. Ik voel me alleen en somber, zegt Hidde.

Liefdevolle reacties

In de periode die volgt komt hij uit de kast bij zijn ouders. Hij krijgt precies de liefdevolle reactie die hij had gehoopt. Hij vertelt het ook aan de leiders van twee interkerkelijke jeugdgroepen waar hij actief is; ook daar, in die niet-exclusief evangelische omgeving, zijn de meeste reacties goed.

Met Matthias is hij nog steeds bevriend. „Ik merk dat de mensen om mij heen over het algemeen heel liefdevol zijn, ook als ze op basis van hun geloof homoseksualiteit afkeuren.” Wel hoorde hij een tijdje geleden dat iemand niet meer met hem wil samenwerken binnen de jeugdgroep.

Hidde is nog steeds gelovig en zijn band met God is steviger geworden. De deuk in zijn geloof is weg.

Zich weer aansluiten bij de kerk waar hij bandleider was, heeft hij nooit overwogen. Voor lidmaatschap van een nieuwe kerk stond hij open, maar „dicht bij huis zijn niet echt kerken te vinden waar ik onvoorwaardelijk welkom ben”. In plaats daarvan werden de jeugdgroepen, waar hij ook regelmatig de band leidt, een soort kerk voor hem. Ook bezoekt hij af en toe diensten van een relatief progressieve evangelische gemeente iets verder weg. „Een wat grotere kerk, waar iedereen welkom is. Ik voel me daar altijd thuis.”

Nu Hidde rust in zijn geloof heeft gevonden, zich omringd weet door mensen door wie hij zich geaccepteerd voelt en ook al een paar jaar leeft zonder depressies, ontstaat er meer ruimte in zijn hoofd voor een relatie. „Ik word ook ouder.” Maar verhuizen naar een grote stad, een plek waar meer mensen openlijk gay zijn, is voor hem geen optie. Zijn omgeving kan dan beknellend zijn, het is óók zijn thuis. „Ik wil me ook niet laten wegjagen.”