Roest, een kapotte bumper of een gebroken voorruit – in Marokko krijgen Europese camperbusjes een tweede leven

In Aourir, een dorp langs de Marokkanse kust, vlak boven de stad Agadir, tuft een gebutste Britse camperbus langzaam de stoffige buitenplaats op van garage Izikki Chez Ali. Het terrein is bezaaid met schroot; overal autobanden en hopen staal. Verfdampen maken de lucht zwaar.

Niet voor het eerst rolt er vandaag een Europeaan binnen. Het erf is een soort duiventil voor campers – ze komen en gaan, bestuurd door toeristen die hun huis op wielen willen laten oplappen.

Garage-eigenaar Ali Elmouden schudt de Brit breed lachend de hand. Samen lopen ze een rondje om de gehavende bus. „Ik wil het graag laten spuiten in een beige Sahara-kleur”, zegt de Brit. Elmouden kijkt bedenkelijk maar antwoordt toch: „No problem.” Even later staat de camper in een wachtrij tussen een dozijn andere voertuigen met Europese nummerplaten.

Een van die campers is van mij. Mijn bus, een Mercedes Benz 609D uit 1988, staat al dagen in de rij. Want ik ben niet alleen naar Marokko gekomen voor de surfspots, zoals Taghazour en Imsouane, maar ook om mijn bus een tweede leven te geven. Er zijn tientallen garages in Marokko die gespecialiseerd zijn in het repareren van campers. Veel daarvan zitten langs de kust in Aourir, Tamraght en Mirleft, maar ook in het binnenland, zoals in Tafraout.

Ieder jaar trekken duizenden camperaars uit Europa naar Marokko om te overwinteren; de grote rederijen DFDS en GNV vervoerden er vorig jaar zo’n 5.400. Onder hen veel (gepensioneerde) Fransen – Frans is de tweede taal in het land – maar ook veel avonturiers die op doorreis zijn naar zuidelijk Afrika en (kite)surfers. Ze rijden in expeditievoertuigen, luxe campers, oldtimers en omgebouwde bestelbussen.

De meeste toeristen komen voor roestreparaties en een frisse nieuwe kleur. Ook mijn bus wil ik zo’n behandeling geven; de vele roestplekken zorgen voor lekkages.

Ali Elmouden bestiert zijn garage in Aourir al 28 jaar. Hij is het hele jaar open, in de winter is hij vooral druk met Europese klanten. Deze winter kregen zo’n veertig campers een „Marokkaanse make-over”. Iets minder dan vorig jaar, „vanwege de overstromingen in Spanje”, denkt Elmouden. Hij heeft twaalf mensen in dienst, zeven dagen per week, ook nu tijdens de ramadan.

Garage-eigenaar Ali Elmouden praat met een klant.
Foto Abdellah Azizi

Lekkende voorruit

„Waarom Europeanen hier komen? Wij doen reparaties die ze in Europa niet willen doen. Als bijvoorbeeld een bumper of een portier stuk is, repareren wij het. Neem jouw portier”, wijst hij naar mijn bus. „In Nederland is het, vanwege het hoge uurloon, goedkoper om dat te vervangen. Wij vinden dat zonde van het materiaal.”

De Amerikaanse straatmuzikant Cory Blackslee (38) – halflang haar, vlassig baardje – leunt tegen een marineblauwe Mercedes Sprinter uit 2006 zonder voorruit. Een monteur in een blauwe overall peutert met een keukenmesje het achtergebleven rubber uit het frame. In de bus staat een akoestische piano. In de zomer trekt hij als een hedendaagse troubadour Europa door, in de winter verblijft hij in Marokko, nu voor het vijfde jaar op rij.

„Boven het raam zit roest en een kleine lekkage”, zegt Blackslee. „Ik hoorde van andere reizigers dat het supergoedkoop was om zoiets hier te laten repareren.” Een nieuw raam, nieuwe remschijven en een nieuwe schokdemper kosten hem 460 euro. „In Europa zou dit misschien wel het drievoudige zijn.”

Voor de bus van Blackslee strompelt een puppy met te korte voorpoten. „Mo, mo, mo”, roept Sebastian Schuster (33) – tatoeages, muts – terwijl hij zijn hand uitsteekt. De Duitser heeft een sabbatical, en adopteerde het hondje in Marokko. Terwijl hij moet wachten op de papieren om de puppy mee te kunnen nemen over de grens, staat zijn Mazda 626 uit 1991 op kratjes. „Nieuwe remschijven, een verflaag over de gehele bus en een nieuw rek op het dak”, somt hij op. Hij is ongeveer 1.600 euro kwijt. „Het gaat alleen een beetje traag. Het werktempo en de werkstructuur zijn anders – ik ben hier nu al vijftien dagen.”

Foto Abdellah Azizi

Oordoppen

Schuster kampeert, net als de meeste andere toeristen, gewoon in zijn bus in de garage. „Ik moet er bovenop zitten, anders kan het werk dagenlang stil liggen. Dat is de cultuur denk ik. Mijn geduld wordt echt op de proef gesteld”, lacht hij. Ook Blackslee kampeert al tien dagen in de garage. „Het is zeker de minst mooie plek waar ik ben geweest in Marokko. Oordoppen zijn een must. Maar het leuke is dat ik hier allerlei reizigers heb ontmoet.”

De Nederlandse Laura Visser (39) – petje, rugzak – is het garageterrein opgesloft. Ze komt een vriend bezoeken die in de garage verblijft. Visser werkt online als juriste voor Nederlandse softwarebedrijven en woont in haar Ford Transit bus uit 2011. Eerder heeft ze onderhoud laten uitvoeren bij garage Dorf, op loopafstand van de Elmoudens garage. „Ik heb wat roest en wat krassen, ontstaan door boomtakken, laten wegwerken. En ze brachten een nieuwe ondercoating aan. In totaal was ik 180 euro kwijt. In Nederland had ik al eens zo’n reparatie laten doen voor 650 euro – toen waren ze de helft vergeten.”

Na een plensbui blijkt dat de nieuwe voorruit toch niet waterdicht is

Elmoudens garage blijkt een plek waar mensen van verschillende nationaliteiten en achtergronden elkaar ontmoeten, een tijdje samenleven en vrienden worden. Overdag drinken ze samen koffie, helpen ze de monteurs, roken ze en delen ze verhalen.

„Sommigen verblijven liever in een hotel of gaan terug naar Europa”, zegt Elmouden, „om een paar weken later terug te keren als hun voertuig gereed is. Maar iedereen is welkom. Ze kunnen kosteloos in de garage verblijven. Ik zie het als mijn plicht om gastvrij te zijn. Ze zijn als broeders, ongeacht hun ras of geloof.”

Even later wordt het donker; er valt een bui . Na een korte plensbui blijkt dat de nieuwe voorruit van Blackslee niet waterdicht is. De Amerikaan loopt met gebogen hoofd rond. „Het ziet ernaar uit dat ik nog even moet blijven”, zegt hij teleurgesteld. „De monteur zegt dat de lijm nog een paar dagen moet drogen.” Blackslee is blij dat hij er nu achterkomt. „Als ik al weg zou zijn, zou ik een probleem hebben.”

Foto’s Abdellah Azizi

Onderhoudsgarantie

Volgens Bianca Pouw, woordvoerster van de Nederlandse Kampeerauto Club, is de garantie bij het doen van onderhoud in het buitenland iets om op te letten. „Van onze leden horen wij ook dat de reis naar Marokko gecombineerd wordt met onderhoud aan voertuigen. Als er schade ontstaat door een ondeugdelijke reparatie, kan dat van invloed zijn op de verzekering.”

Paul de Waal, directeur communicatie bij brancheorganisatie BOVAG, beaamt dit. „In Nederland heb je reparatiegarantie bij garages die aangesloten zijn bij BOVAG. Dat is lastig als je in Marokko verhaal wil halen. Als het gaat om fabrieksgarantie, dan geldt daarvoor meestal de voorwaarde dat reparatie en onderhoud volgens fabrieksvoorschriften is gedaan. En dat moet je kunnen aantonen. Het lijkt me goed om zo’n klus in Marokko in elk geval goed te documenteren.”

Sebastian Schuster hoort dat het nog vijf dagen duurt voor de nieuwe remschijven arriveren. „Een kleine week langer dan gepland. Maar de papieren voor Mo zijn er ook nog niet.”

Foto’s Abdellah Azizi


Kleine rondjes, onbekende steden en Nederlandse ‘bergen en woestijnen’: nieuwe wandelgidsen

Klein rondje op immense Veluwe

Tapuit

Rob Wolfs, sterauteur van diverse wandelboeken, heeft een tijdje geleden het licht gezien. Waren zijn wandelingen in voorgaande boeken vaak behoorlijk lang (20 kilometer was geen uitzondering), in zijn vorig jaar verschenen bundel Wandelen rond Arnhem en Nijmegen liep hij rondjes in meer behapbare afstanden: tussen de 7 en 10 kilometer. Dat voorzag duidelijk in een behoefte. Heel fijn dat Wolfs besloot dit concept één op één te kopiëren naar de Veluwe: deze winter verscheen Veluwse rondjes, met twintig rondwandelingen, ook tussen de 7 en 10 kilometer.

De rondjes omvatten vrijwel alle stukken Veluwe: van Epe in het noorden tot Rozendaal in het zuiden, en voeren zowel diep de bossen in als langs de rand met boerenland, zoals de westelijk gelegen Gelderse Vallei.

Wij besluiten een kijkje te gaan nemen bij Radio Kootwijk. Vanuit dit gigantische, uit beton opgetrokken voormalige zendstation (opgeleverd in 1923) werd het eerste rechtstreekse radiocontact met Nederlands-Indië verzorgd. Het hoofdgebouw, in art deco-stijl, lijkt wel een kathedraal, en is op de weidse stuifzandvlaktes al van verre te zien.

De route van 8 kilometer voert min of meer rondom de bijzondere bouwsels, maar de cirkel is wijd genoeg om het grootste deel van de wandeling enkel natuur te zien. De uitzichten zijn prachtig en we zien opmerkelijk veel sporen van wolven en zwijnen op de zandpaden. Voor de natuur is het een zegen dat deze wandeling sinds vorig jaar niet kan worden gelopen tussen 15 maart en 15 juli, het broedseizoen. Daardoor krijgen kwetsbare vogels als de boomleeuwerik, nachtzwaluw en tapuit rust om hun nest met jongen groot te brengen.

Deze vogels zijn op de koude februaridag dat wij hier lopen nog niet in Nederland. Maar op het laatste stukje, als de betonnen kathedraal de omgeving alweer domineert, zien we wel de klapekster, een bijzondere wintergast die zijn prooien spietst aan scherpe takken en doorns. De wandeling kan prima worden gecombineerd met een bezoek aan het Kröller-Müller Museum. Maar wel pas vanaf 15 juli dus.

Hoe veelzijdig de Veluwe is blijkt tijdens de tweede wandeling in Hoog-Soeren, aan de andere kant van de A1 (die de Veluwe horizontaal doormidden snijdt). Rondom dit dorpje liggen gigantische beukenbossen, waardoor dit een totaal andere wandeling is. De route voert door dichte bossen waar we zwarte spechten horen en langs adembenemende uitzichten over vlaktes waar je met wat geluk (en een verrekijker) wild zou kunnen zien. Deze route van 8 kilometer is net als de vorige zeer duidelijk beschreven. Bij twijfel is er ook nog de gps-route op je telefoon die je kunt downloaden.

Aan het eind, in het overgangsgebied van bos naar dorp, worden we vanuit een weelderig begroeide tuin op een appelvink getrakteerd. Tijdens de koffie met appeltaart in de brasserie bij het eindpunt zien we ook nog een geelgors in een boom zitten. Wat een vogelwalhalla.

Tussen 15 september en 25 december is deze route niet te lopen: dan is Kroondomein Het Loo, waar deze wandeling vrijwel geheel doorheen voert, afgesloten zodat de koning hier kan jagen.

Onbekendere stukjes stad

Geelgors

Recent verscheen De compacte stadswandelgids bij de ANWB, een gids met 35 stadswandelingen, met tips voor musea en lunchadressen. Het leuke is dat de bekendste steden rücksichtslos worden overgeslagen en dat de wandelingen door minder bekende Nederlandse stadjes en steden voeren. Domburg, Ootmarsum, Coevorden, Bourtange – wie er niet in de buurt woont of familie heeft, is er misschien nog nooit geweest.

Wij gaan een kijkje nemen in Roermond, dat we voornamelijk kenden vanwege de gigantische outlet die hordes dagjesmensen trekt. Inderdaad zien we na het parkeren een grote stroom mensen naar het net buiten het centrum gelegen fashionparadijs lopen.

Wij richten ons op wat deze Midden-Limburgse stad (bijna 60.000 inwoners) nog meer te bieden heeft. We passeren een fraai stadspark, verborgen achter oude kloostermuren, dat gek genoeg niet genoemd wordt in de beschrijving maar waar je heerlijk kunt zitten. De wandeling gaat verder dwars door het oude centrum, waar de Sint-Christoffelkathedraal staat te pronken aan het grootste plein van de stad.

Op een ander plein staat nog een kerk: de Munsterkerk. De twee karakteristieke torens zijn ontworpen door Pierre Cuypers (1827-1921), die in Roermond ter wereld kwam en overleed. Hij ontwierp veel meer panden in de stad en heeft in Roermond dan ook zijn eigen museum. Een standbeeld van Cuypers, bij het grote publiek bekend van het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam, staat naast de Munsterkerk. Hij kijkt peinzend omhoog naar zijn creatie, zijn rug gekeerd naar het wanstaltige complex pal achter hem, waar de V&D zat en dat nu al acht jaar leegstaat. In het centrum zien we veel moois en ouds, maar het is jammer dat een straat regelmatig wordt ontsierd door een moderner gebouw, waardoor die historische sfeer een beetje verloren gaat.

Toch is de binnenstad van Roermond zeker een bezoek waard, en ook hier vind je talloze kledingzaken – laat die outlet dus niet je hoofddoel zijn. Dan mis je bovendien het fijne zicht op de rivier de Roer (aftakking van de Maas), vanaf het door het boek aangeraden terras van De Pauw, een van de vele horecagelegenheden aan de Roerkade.

Bij Assen in Drenthe denken veel mensen waarschijnlijk als eerste aan de TT. We lezen dat Assen (70.000 inwoners), in tegenstelling tot de meeste provinciale hoofdsteden, geen middeleeuws stedelijk verleden heeft. Pas in 1809 kreeg het stadsrechten. Sindsdien ontwikkelde de plaats zich tot een hoofdstad met villa’s en herenhuizen – Assens bijnaam luidt ‘Stad der Paleizen’.

De wandeling laat dat duidelijk zien: geen fraai historisch centrum, maar die ‘paleizen’ zijn wel indrukwekkend. Leuk dat de route door een verrassend stadspark voert – we horen een groene specht lachen en zijn verbaasd dat zo’n ‘bos’ zo dicht bij de binnenstad ligt.

Een stukje buitenland

Appelvink

Om de zoveel tijd verschijnt er bij Fontaine Uitgevers een bundeling van wandelingen die eerder in natuurblad Roots gepubliceerd werden. Altijd hebben de boeken een thema, denk aan De mooiste wandelingen langs water of De mooiste vogel- & vlinderwandelingen. Volgende week verschijnt de nieuwste in de reeks: De mooiste woestijn- & bergwandelingen van Nederland, met zeventien routes die je het idee geven even in een ander land te zijn. Dat klinkt als een mooie gelegenheid om de wandelschoenen alvast in te lopen voor de bergvakantie deze zomer, want de meeste wandelingen gaan over heuvelachtig gebied. En nee, lang niet alleen in Zuid-Limburg, dat we bewust overslaan, op zoek naar lekkere klimmetjes elders in het land.

We beginnen in het zuidelijkste puntje van de Utrechtse Heuvelrug: bij Rhenen start de route ‘Laarsenberg & Grebbeberg’. Vanaf het Militair Ereveld Grebbeberg voert de wandeling van 8,2 kilometer eerst door bosgebied Laarsenberg, waar je inderdaad, lopend naar het hoogste punt met uitzicht, even een Zuid-Limburg-gevoel krijgt. Toch voelt dit bos, waar veel honden worden uitgelaten, iets te klein om het ultieme natuurgevoel te ervaren – de achterkant van Ouwehands Dierenpark helpt ook niet (al zien we wel een bruine beer).

Gelukkig slingert het pad daarna aan de overkant van de weg die andere berg op – honden zijn hier verboden en de heuvel die we beklimmen is van een weelderiger natuurschoon. Uiteindelijk staan we aan de rand van de stuwwal en kijken we uit over de Nederrijn en natuurgebied De Blauwe Kamer, een vogelparadijs.

De tweede bergwandeling vindt plaats in Twente. De route ‘Markelose bulten’ (13,5 kilometer) gaat over de Markelose Berg, de Hulpe en de Herikerberg. Drie Hollandse bergen die, zo belooft het boek, ons prachtige vergezichten gaan bieden. We worden niet teleurgesteld. Kenmerkend aan Twente is de afwisseling van bos en door beuken en eiken omzoomde weitjes – ruilverkaveling heeft hier nooit plaatsgevonden waardoor alles kleinschalig is gebleven. Tijdens deze wandeling kun je het idyllische landschap vanuit de hoogte ervaren. „Het lijkt wel Frankrijk”, zegt mijn metgezel.

De kaartjes zijn, zoals we van de Roots-gidsen gewend zijn, zeer duidelijk – de beste in hun soort. De beschrijving is soms ietwat onduidelijk, maar dankzij het kaartje (maak er thuis een foto van; het kaartje in het boek is beter dan het online kaartje) en de gps die je via de site van Roots gratis kunt downloaden, kun je eigenlijk niet verkeerd lopen.

Leuk en informatief zijn de hoofdstukken met dier- en plantsoorten die je op de ‘bergtoppen’ of in Hollandse ‘woestijnen’ – zoals het Hulshorsterzand en de Soesterduinen – kunt aantreffen. Voor de oehoe of de muurhagedis hoef je allang geen honderden kilometers zuidwaarts meer te rijden.

Lees ook

Op zoek naar een goed boek met wandeltips? NRC recenseerde er drie

Op zoek naar een goed boek met wandeltips? NRC recenseerde er drie


Deze foto’s kunnen overal in Europa gemaakt zijn. De fotograaf laat het expres in het midden

„Op een gegeven moment dacht ik: waar bén ik nu eigenlijk? In Albanië, dat wist ik, maar ik was tegelijkertijd gedesoriënteerd. Het had net zo goed Tsjechië kunnen zijn, of Roemenië, of Wallonië. Zelfs ergens in de periferie van een Nederlandse stad. Als je naar heel gewone plekken gaat, ver buiten de stadscentra en de toeristische highlights, dan is er zoveel herkenbaarheid. En waar je ook bent, overal is menselijkheid te vinden, liefde en intimiteit. En, als je het wilt zien, poëzie.”

Fotograaf Chris Keulen (Heerlen, 1959) reisde tussen 2018 en 2024 af en aan door veertien landen, vaak in de Balkan en het oosten van Europa, maar ook in Griekenland, Portugal, België, Duitsland. Hij ging met de auto, de bus, het vliegtuig, en eenmaal ergens aangekomen ging hij vooral eindeloos lopen. Zonder vooropgezet plan foto’s maken, gewoon kijken wat hij tegenkwam: „Onbeduidende plekken kunnen heel verrassend zijn.”

In zijn nieuwe boek Silent Song zien we de foto’s die deze reizen hem opleverden. Verstilde beelden van straten waar de verf al lang geleden van de muren afbladderde, bewoners die in hun ochtendjas een praatje maken in een plantsoen, een treinstation gezien door een besmeurde ruit. Twee mannen zitten zwijgend op een bankje, een bedrijfsloods oogt met zijn verschillende kleurvlakken als een abstract schilderij. Alledaagse situaties en plekken die het nieuws niet halen. Maar die toch, zegt Keulen, „een groot deel van Europa en van onze levens weergeven”. De foto’s hebben geen bijschriften, je weet als kijker dus niet waar ze zijn gemaakt, of wanneer. Keulen: „Door een tekst wordt je blik gestuurd. Dat wilde ik vermijden. Kíjk vooral, dat deed ik ook.”

Foto Chris Keulen
Foto Chris Keulen

Foto Chris Keulen

Onzekere tijden

Chris Keulen studeerde fotografie en Nederlandse taal- en letterkunde. Naast zijn vrije werk fotografeert hij voor NRC. Hij maakte een aantal boeken met zijn werk en ontving meerdere prijzen. In 2017 won Keulen de Zilveren Camera met Kwetsbare liefde, een indringende reportage over Kim die thuis voor zijn dementerende vrouw Alda zorgt.

Keulen: „Ik had heel intensief gewerkt aan mijn serie over Kim en Alda, die zich vooral in en rond hun boerderij afspeelde. Ik voelde een grote drang om weer naar buiten te gaan, on the road. Normaal gesproken ging ik altijd thematisch te werk; er was een onderwerp, een rode draad. Maar ik begon me bekneld te voelen door die aanpak. We leven in zeer complexe en zorgwekkende tijden; klimaat, oorlog, de politiek die steeds meer naar rechts opschuift. Dat interesseert me, maar ik dacht: als ik dat als thema neem, dan is mijn blik alweer heel specifiek ergens op gericht. En dat wilde ik niet.”

In die onzekere tijden voelde hij zich, zegt Keulen, zelf ook onzeker. Dan kan je naar houvast gaan zoeken, Keulen besloot het tegenovergestelde te doen: „Ik had behoefte om structuur los te laten, om organisch en intuïtief te werk te gaan. En te kijken wat dat opleverde.”

Er waren een paar richtlijnen. Hij wilde, binnen Europa, plekken bezoeken waar hij niet eerder was geweest. Hij vermeed de nieuwsonderwerpen en toeristische plekken. „Als ik op reis ging bereidde ik me altijd goed voor. Ik las me in, bekeek documentaires. Nu besloot ik alleen maar literatuur te lezen. In Oekraïne las ik Tijd van de grote verwachtingen van Konstantin Paustovski, in Albanië de reportages die Joseph Roth in 1927 over het land maakte. Veel meer dan informatie verzamelen wilde ik in een bepaalde sfeer komen.”

Foto Chris Keulen
Foto Chris Keulen

Plankgas

Keulen: „Als je voor een krant op pad gaat moet je een situatie gelijk interpreteren. Je moet er betekenis aan geven, duiding. Maar als je je open wilt stellen, dan is het juist goed om die interpretatie uit te stellen. Ik ging fotograferen en deed niets met die foto’s. Als ik thuiskwam, liet ik ze liggen. Soms maanden, soms zelfs jaren. Anders zou ik waarschijnlijk tóch gaan zoeken naar een rode draad. Het resultaat is dat Silent Song zo een fragmentarisch geheel werd. Het is geen lineair of coherent verhaal. Precies zoals ik de onrustige wereld van nu ervaar.

„De foto’s leidden me via zijpaden naar het hedendaagse Europa”, schrijft Keulen in zijn nawoord van Silent Song. „Ik keek ernaar en probeerde het te verbeelden, terwijl de geschiedenis plankgas gaf.”

Foto Chris Keulen
Foto Chris Keulen

Foto Chris Keulen


Mijn definitie van geluk

Mijn definitie van geluk? Een hele middag klooien in de keuken terwijl mijn dierbaren dicht in de buurt hun eigen ding aan het doen zijn. Dit keer kon het echt niet op. Om te beginnen was het een van de eerste dagen dat de balkondeuren open konden staan, zo zacht was het weer. Ten tweede had ik even geen dringende deadlines en dus alle tijd en rust om te koken. Ten derde had mijn jongste, die sinds twee jaar op kamers woont, het plan opgevat om samen met een studievriend een middag te komen knutselen aan mijn keukentafel, waarna die gasten vanzelfsprekend ook meteen zouden blijven eten.

Knutselen ja. Dat doet hij anders nooit. Maar bij het leegruimen van de zolder van oma en opa was een grote vergeelde doos tevoorschijn gekomen met daarop een afbeelding van de HMS Beagle, het schip waarmee Charles Darwin van 1831 tot 1836 de wereld rondzeilde. Een good old bouwpakket. Toen Pep de doos openmaakte en al die kleine, perfect uitgezaagde stukjes vederlicht hout zag, vergat hij blijkbaar even dat hij als kleuter al een bloedhekel had aan gepiel met lijm en verf en kwastjes en stiften. In elk geval zat hij nu mét lijm en mét kwastjes, en met vriend Dani, op twee stappen van mijn kookeiland vandaan, te fröbelen.

Omdat hij deed alsof dat de normaalste zaak van de wereld was, deed ik dat natuurlijk ook. Hij hoefde heus niet precies te weten hoe zielsgelukkig hij mij hiermee maakte – niets zo vervelend als een moeder die al te nadrukkelijk van je houdt. Ik deed gewoon mijn ding, hij en Dani deden hun ding, balkondeuren open, niks aan het handje. Alleen wie heel goed oplette had kunnen zien hoe ik tijdens het snijden van de uien, de gember en de knoflook mijn oren gespitst hield op het gesprek aan de keukentafel. Het is een van de redenen waarom ik het zo heerlijk vind om de vrienden van mijn kinderen over de vloer te hebben: via hen hoor ik verhalen over mijn kuikens die ze mij zelf nooit vertellen. Een andere is: hoe meer hongerige studentenmonden te voeden, hoe fijner.

Iemand zin in een tosti? Ja, lekker. Ik heb nog een stuk appeltaart staan. Zal ik dat anders even opwarmen? Nou, graag. Slagroom erbij? Biertje? Oké, er bleek alleen nog alcoholvrij bier in huis, maar dat was eigenlijk ook maar beter voor de Beagle, waarvan het skelet langzaam maar zeker vorm begon te krijgen. Intussen stond op het fornuis een pan met peulvruchtencurry te pruttelen en bleek mijn voorraad garam masala, waarmee ik de curry had willen afmaken, op te zijn. Dus roosterde ik een handvol specerijen als kardemom, kaneel, komijn, kruidnagel en peperkorrels in een pan en maalde ze daarna tot poeder. En toen maakte Dani een opmerking die mijn toch al niet geringe geluksgevoel van deze middag naar ongekende hoogte tilde. Hij zei: „Het ruikt hier naar de keuken van mijn Pakistaanse oma.”

Epiloog: het skelet van de Beagle staat nu in een hoek van de kamer in de weg te staan, wachtend op een nieuwe knutselmiddag. Ik wacht geduldig mee.


Je werk zo lang mogelijk uitstellen – dat is slim én gezond

Waar ik altijd heel opstandig van word, is van mensen die negatief zijn over uitstelgedrag. Dan denk ik: hoezo? Uitstelgedrag is heerlijk, en iedereen zou het zoveel mogelijk moeten doen. Ik doe de hele dag eigenlijk weinig anders.

Vooral als er écht iets moet gebeuren – een column schrijven, een lastig telefoongesprek voeren, werken, zeg maar – komt de ware uitsteller in me boven. Gezonde recepten googelen, m’n todolijst in het net schrijven, dure huizen op Funda kijken, droomvakanties plannen waar ik geen geld voor heb – ik heb inmiddels een hele lijst voor de optimale, maximale procrastinatie.

De zeurpieten zeggen dat uitstellen voor stress zorgt, vooral mensen met weinig discipline het doen en dat het laat zien dat je weinig ‘committed’ bent aan je verplichtingen, zo lees ik op allerlei websites die ik raadpleegde toen ik het schrijven van deze column zo lang mogelijk aan het uitstellen was. Flauw.

Want die argumenten vallen in het niet bij het nuttige effect van uitstellen! Namelijk: door je brein onder druk te zetten word je scherper, creatiever en krijg je meer focus. Het zijn ook vaak perfectionisten die veel uitstellen – I’m just saying. Heeft Voskuil die hele Bureau-serie niet geschreven omdat hij zijn werk gewoon uitstelde?

Maar uitstellen is vooral heel gezónd, omdat de momenten dát je uitstelt, je brein enorm veel rust geven. Of nou ja, als je je werk op de GOEDE manier uitstelt. En daar gaat het bij heel veel mensen vaak mis.

Wat ik namelijk overal om me heen zie, is dat uitstellers núttige dingen gaan doen – dát is dus niet de bedoeling. Uitstelgedrag moet zo nutteloos mogelijk zijn. Anders ben je alsnóg aan het werk!

Ga dus niet afwassen, je declaraties EINDELIJK doen, je mails wegwerken, de belastingaangifte, het grofvuil naar de stort brengen, of je laptop updaten. Dat is uitstelgedrag voor beginners.

Professionele uitstellers gaan de laatste nieuwtjes op intranet lezen! Een online relatietest doen. De nagels van hun kat/hond proberen te knippen.

Instagram-reels kijken van mensen die de nagels van hun kat/hond knippen. Handzeep bijvullen op het thuiskantoor, de lay-out van hun mail omgooien, hun agenda bijwerken – inclusief focustijd en kleurtjes per onderwerp – en alvast het kerstmenu samenstellen.

Of enquêtes invullen! Man, daar kun je zomaar uren mee bezig zijn. Over het nieuwe parkeerbeleid van je gemeente, van kinderen van collega’s die een scriptie moeten maken. Of toets ‘ja, ik wil graag na afloop van dit gesprek vragen beantwoorden’, om de klantvriendelijkheid van je energieleverancier, de HEMA of het lokale tuincentrum te verbeteren.

Of vergaderen! Beste uitstelgedrag ooit. Waarom denk je dat zoveel managers dat doen? Maar ook congressen, seminars, ‘events’. En natuurlijk veel dingen verzinnen voor je bedrijf. Een datum prikken voor een teamuitje, samen de purpose zoeken, processen stroomlijnen, strategisch reflecteren.

Wat zeg ik: ik ken mensen die van uitstellen hun beroep hebben gemaakt! Kwartiermakers, thematrekkers, of aanjagers die „houtskoolschetsen” maken. Of coördinatoren die in commissies zitten die hun bevindingen rapporteren aan een risicoafdeling. Sowieso alle mensen in een taskforce of een stuurgroep. Die hebben het pas écht begrepen.

Sterker nog: écht goede uitstellers beginnen steeds een nieuw bedrijf. ’Serial entrepreneurs’ noemen ze dat, of ‘bevlogen ondernemers’. Haha echt niet. Dat zijn gewoon extreme uitstellers.

Eigenlijk ben je WMO-ambtenaar, maar omdat je daar geen zin in hebt begin je een autobedrijf, omdat je dat ook niet af wil maken, begin je een rakettenbedrijf, als je daar weer genoeg van hebt koop je een sociaal medium, en daarna ga je de overheid saneren. Heel Amerika, waarom niet?! Make Procrastination Great Again!

Ik hoop zélf in ieder geval nog heel lang door te kunnen gaan met uitstellen. Mijn pensioen stel ik ook zo lang mogelijk uit.

Omdat er anders helemaal niets meer is dat ik zou kunnen uitstellen.

Heb je een vraag van de week, taboe of ‘kwestie’ voor deze rubriek? Mail dan naar [email protected]


Jarenzestigactivisten over de drang om erbij te horen: ‘Als je je te veel aanpast, raak je jezelf kwijt, je eigen kern’

Een overtocht vanaf de Turkse kust, tien kilometer in een rubberbootje in het holst van de nacht. Schepen van de kustwacht als schimmen cirkelend eromheen. Strand. Europa! Vluchtelingenkamp. En dan, de volgende dag, als Bram Tjaden en Wendela Dijckmeester hen in de ogen keken, zagen ze…

„Ontlading. ‘Ik ben veilig!’”

„Dissociatie.”

„Vervreemding.”

„Angst, ook wel.”

Het besef dat ze vanaf nu migrant zijn op vreemde bodem. Eén van duizenden.

Twee maanden hebben Tjaden en Dijckmeester in het vluchtelingenkamp op Lesbos gewerkt – enkele jaren geleden alweer. Hij (72) als arts, zij (68) als systeemtherapeut en yogadocent. Het stel werd onder de hulpverleners een beetje gezien als de vader en moeder van de groep. Al die jonge mensen uit heel Europa die net als zij ervoor hadden gekozen om een paar maanden in hun leven vluchtelingen te helpen, „natuurlijk ook vanwege het avontuur”.

Het kamp op Lesbos ligt aan de kust dus het waait er voortdurend. Al die tenten, klapperend tentzeil. Lange rijen voor het eten. Alleenstaande jongeren en hele families dicht opeengepakt. Tjaden en Dijckmeester werkten er in een omgebouwde container en iedereen kon aankloppen. Verwaarloosde schotwonden. Snijwonden. Comateuze jongeren die zichzelf verdoven met alcohol en drugs. Angstklachten. Paniekklachten. Depressie. Agressie. „Er speelde gewoon… alles.”

Waar begin je?

Tjaden: „Je moet het niet zien als fundamentele hulp. Maar je kunt – en dat leer je – binnen de mogelijkheden altijd wel íéts doen.” Een zalfje tegen een huidinfectie. Proberen afspraken te maken met de keuken voor iemand met een dieet. Ademoefeningen, als iemand hyperventilerend binnenkomt. Dijckmeester: „Zodat ze het daarna zelf kunnen, in de tent.”

De twee vertellen erover aan de eettafel in Santpoort, in een huis met een riante tuin in een mooie buurt, betrokken na het Lesbos-avontuur. Zo riant dat in het tuinhuis al acht maanden een Turks stel woont dat is gevlucht na de mislukte coup die Gülen werd aangerekend in 2016. En daarvóór een jongeman in z’n eentje, eveneens vluchteling. Geplaatst via Take Care BNB, een stichting die statushouders koppelt aan Nederlandse gezinnen die een kamer beschikbaar hebben. Om de tijd te overbruggen die ze anders wachtend op een woning zouden doorbrengen in een azc. „Kunnen ze vast wennen aan de Nederlandse taal en cultuur”, zegt Dijckmeester, die als bemiddelaar werkt voor de stichting. „En vooral: even uitpuffen, een time-out.”

Foto Olivier Middendorp

Wachten kan zwaar zijn, en aanpassen helemáál. Dat zien Tjaden en Dijckmeester bij de driehonderd asielzoekers op de opvangboot in Velsen-Noord, waar ze enkele dagen in de week werken als arts en activiteitenbegeleider. En ze herkennen het ook wel van hun eigen levens, als kind van een expat (hij) en van een predikant (zij). Telkens verhuizen. Telkens de Ander zijn. „En dan is het oppassen”, zegt Tjaden, „dat je jezelf niet een beetje kwijtraakt”.

‘Europa!’ en via omzwervingen naar Nederland. Ter Apel. Eerste gesprek met de Immigratie en Naturalisatie Dienst. Wachten op het tweede gesprek in een azc. Overplaatsing naar een ander azc. Weer overplaatsing. Nog eens. Nog eens. En dan, anderhalf jaar later, het tweede gesprek waarin wordt besloten of ze mogen blijven. De uitslag, ook weer maanden wachten. En daarna dikwijls jaren wachten in het azc tot een statushouder in aanmerking komt voor een woning.

„Hadden ze allemaal van tevoren niet ingecalculeerd”, zegt Tjaden. „De overtocht was vaak al zwaar genoeg. Ze hadden niet verwacht dat…”

Wat doet wachten met een mens?

„Verschillende reacties”, zegt Dijckmeester. „Het is ook een beetje hoe je gebakken bent.” Loopt het stel rond op de asielboot in Velsen-Noord dan zien ze sommige vluchtelingen elke activiteit aangrijpen en naar de sportschool gaan en gelijk een online taalcursus volgen. „Overal dat gemurmel: ‘ik ben, jij bent, hij is’.” Maar er zijn ook vluchtelingen die extreem veel gaan eten. Of juist extreem weinig. Een kort lontje krijgen. Lethargisch worden. De hele dag op de telefoon. Amper hun bed nog uit komen. En veel van die gedragingen, zegt Tjaden, zijn te herleiden tot een stressreactie van het lichaam. „Freeze, fight, flight.”

Welke lichamelijke klachten zie je?

Tjaden: „Nou, één jongen had een longontsteking opgelopen en die ging maar niet over. Die raakte van het één in het ander. Niet meer eten. Hypochondrische gedachten. En natuurlijk heb je ook veel vluchtelingen met een posttraumatische stress-stoornis, opgelopen in hun thuisland of op de vlucht. Maar door alle veranderingen en onzekerheid – verhuizen staat in de top-drie van stressvolle situaties hè – blijven ze in een stressmodus waardoor het lichaam minder makkelijk herstelt.”

Vaak, zien ze, is het niet het lichaam maar de geest die zorg behoeft. Alleen, aan het thuisfront willen vluchtelingen graag vooral laten weten dat het góéd met ze gaat. En lang niet alle zorg wordt door verzekeraars vergoed. En psychologische hulp heeft in sommige landen minder aanzien dan lichamelijke. Dus probeert Tjaden vaak de lichámelijke invloed van stress op het lichaam te benadrukken. Op het zenuwstelsel, de spieren. „Je ziet veel nekklachten, rugklachten, buikklachten, verstoppingen.”

En geregeld verwijst hij door naar zijn vrouw, die op het schip activiteiten organiseert zoals yoga, een zangavond, een schaaktoernooi, uitstapjes naar de duinen of dansen in Beverwijk. „Zijn ze prachtig gekleed, de vrouwen”, zegt Dijckmeester. „Kleine feestjes bouwen, daar draait het om. Momenten zoeken om even los te gaan in een andere omgeving. Weg van het schip.”

Foto Olivier Middendorp

Niet dat de omstandigheden op zo’n asielboot nou zo beroerd zijn. Er wordt voor hen schoongemaakt en gekookt. Maar juist dat gebrek aan autonomie, in combinatie met wachten, op elkaars lip, versterkt het gevoel van vervreemding.

En als ze dan hier bij jullie in het tuinhuis komen wonen?

„Slapen! Je merkt dat ze heel, heel moe zijn. Ze moeten echt bijkomen”, zegt Tjaden. „Dat duurde bij alle bewoners die we hebben gehad zeker een paar maanden. Dat is de eerste fase.”

Dijckmeester: „De man van het stel dat er nu woont heeft vier jaar als politiek gevangene opgesloten gezeten. Daarna verbleven ze in meerdere asielzoekerscentra, waar ze zijn getrouwd, en nu wonen ze voor het eerst echt samen. Ze hebben nooit veel privacy gehad.”

De wereld is groter dan jijzelf. Dat hebben beiden wel meegekregen. Het ‘sociale’ zit er als dochter van een predikant nu eenmaal „diep ingebakken”, zegt Dijckmeester.

„Wij zijn nog” – Tjaden lacht – „echte idealisten!”

Dijckmeester: „Van die jarenzestig-activisten!”

Ze zeggen het een beetje besmuikt, want het huidige politieke klimaat zit niet bepaald mee. Ze zijn in hun wijk zowat de enigen met een poster van een vredesduif achter het raam – Peace now – en in de discussie die momenteel woedt over de komst van een azc zijn ze als voorstander een minderheid. „Samen voor ons eigen, dat is in Nederland een beetje de teneur.” Al willen ze over het standpunt van anderen ook niet oordelen want de discussie over asielzoekers – „hoe ver zet je als samenleving de deur open?” – ís ook een moeilijke.

Maar wat ze inmiddels wel beseffen: dat de verwachtingen die de Nederlandse samenleving heeft van nieuwkomers niet altijd realistisch zijn.

Tjaden: „We hebben een pleegkind uit Sierra Leone gehad. Een jongen van zestien die als verstekeling alleen op een boot was gevlucht uit de diamantoorlog. Die verbleef in de weekenden bij ons en hij heeft een fase gehad waarin hij heel hard probeerde om helemaal op te gaan in de westerse waarden. Nederlandse vriendin, Nederlands voetbalteam. En toen…”

Dijckmeester: „Drie weken heeft hij bij een bushalte op de grens met Sierra Leone gestaan, in de hoop familie uit zijn thuisland tegen te komen. En toen dat was gelukt heeft hij de keuze gemaakt om weer belijdend moslim te worden. Streng-orthodox. Mochten wij vrouwen hem niet meer aanraken. Dat was wel even lastig, vooral voor onze twee dochters. Zij zagen hem als broer en hadden zoiets van ‘hállo’. En na vijf jaar is hij teruggegaan en heeft zijn familie een bruid voor hem gevonden.

Kunnen jullie dat begrijpen?

„Overlevingsstrategie”, zegt Dijckmeester. „Even wilde hij héél Nederlands worden. Hij wilde doen zoals iederéén hier doet. Zijn zoals wij. Maar dat is maar een klein laagje.”

„Een aanpassingslaagje”, knikt Tjaden. „Daaronder zitten nog zijn oude waarden en normen.”

Tjaden moet denken aan zijn eigen jeugd. Geboren in Damascus als zoon van een KLM-vertegenwoordiger. Daarna gewoond in onder meer Hongkong en Duitsland en op zijn twaalfde naar Nederland. Lachend: „Ik zie mezelf weer zitten in die klas: de enige met een stropdas, en opstaan om het Wilhelmus te zingen. Omdat ik dacht dat het hóórde.” Diezelfde drang om je aan te passen, erbij willen horen, herkent hij bij veel nieuwkomers. „Maar aanpassen is ook een gevaar. Want als je dat te veel doet raak je jezelf kwijt. Je eigen kern.”

In Nederland willen we graag dat nieuwkomers integreren.

Dijckmeester: „Je kunt wel van ze verwachten dat ze de taal leren. En ook dat ze zich aan het rechtssysteem aanpassen. Dat lijkt me belangrijk. Maar als ‘integratie’ betekent dat ze ook onze waardes en cultuur overnemen, dan…”

„Dat gaat ’m niet worden”, zegt Tjaden. „En persoonlijk spreekt me dat ook helemaal niet aan. Is het niet veel interessanter en spannender om te kijken naar elkaars verschillen? Hoe leeft de ander? Wat kunnen wij ervan leren?”

Dijckmeester lacht. „Weet je nog toen ik mijn enkel had gebroken? Het stel in ons tuinhuis had gehoord dat wij in het westen enorme individualisten zijn. Geen vrienden. Amper familie. Die waren verbáásd dat er bezoek kwam.”

Dijckmeester kreeg vanuit het tuinhuis voortdurend hapjes toegeschoven – „ze konden hier voor het eerst ook weer zelf koken”. Dat was toen die eerste fase van vermoeidheid voorbij was en er bij de vluchtelingen ruimte ontstond voor toenadering. Ze ontmoetten elkaars vrienden, gingen samen wandelen in de duinen en naar het Van Gogh Museum in Amsterdam – „stonden ze voor elk schilderij wel tien minuten te kijken”, „van ‘De Amandelbloesem’ hebben ze nog een poster aangeschaft”. En met de vorige bewoner, een alleenstaande jongen, moslim, hebben ze samen met de kleinkinderen Kerst gevierd. „Speelde hij de liedjes mee op de gitaar.”

„Misschien een hopeloos idealistisch standpunt hoor”, zegt Tjaden, „maar in plaats van ‘integreren’ zou ik liever zien dat de samenleving streeft naar ‘dynamiseren’”.

Foto Olivier Middendorp

Hoe is het nu met jullie pleegzoon?

Dijckmeester: „Dat is héél spannend geweest, of we elkaar niet zouden verliezen. Maar hij had het gewoon even nodig, die extreme periode. We hebben het veel over gedeelde waarden gehad. Compassie. Dat sprak hem aan. Dat herkende hij uit de Koran. En nu is hij 35 en weer gematigd moslim. Hij woont met zijn gezin in België.”


Hoe kunnen onze zoons gezellig samen spelen?

Moeder: „Mijn partner en ik hebben twee zoons. De oudste is zes, de jongste drie. Ze kunnen bijna nooit gezellig samen spelen, het is altijd ruzie, dingen afpakken, lelijke dingen zeggen over elkaar. Vooral de oudste naar de jongste. Hij is hoogbegaafd en vindt alles al gauw stom wat de jongste zegt of doet. We halen ze uit elkaar en zetten ze apart. Het gebeurt ook vaak op van die onhandige momenten zoals in een supermarkt waarbij je niet kunt zeggen: ‘Ga jij maar even buiten afkoelen’, want dan ben je ze kwijt. Met de oudste in gesprek gaan proberen we ook, maar hij draait zich om en doet het weer, het lijkt niet te landen.”

Naam is bij de redactie bekend. (Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen.) Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]

Inzicht geven

Patty Leijten: „Het is voor ouders fijn als het gezellig is thuis, maar ruzie tussen kinderen is volstrekt normaal. Zeker als ze, zoals uw zoons, in twee verschillende ontwikkelingsfasen zitten. Uw jongste zit in de peuterfase, probeert grenzen uit en kan zich nog maar beperkt verbaal uitdrukken of zijn gevoelens reguleren. Daardoor kan hij een moeilijk speelkameraadje zijn voor de oudste. Juist buitenshuis, als kinderen zich vervelen, of van ze wordt gevraagd dat ze rustig zijn, kan het dan stevig botsen.

„Ruziemaken in een veilige omgeving is voor kinderen heel leerzaam, maar vraagt wel wat begeleiding. Ouders kunnen kinderen helpen door hun gevoelens te benoemen, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Ik snap dat je boos wordt als je broertje jouw spel verstoort. Maar als jij gaat schreeuwen, wordt hij verdrietig.’ Door woorden te geven aan wat zich voltrekt, erkent u zijn gevoelens, en geeft u inzicht in wat er gebeurt. Benoem zijn goede intenties: ‘Ik zag dat je echt probeerde niet boos te worden.’

„Ouders kunnen kinderen ook leren hoe ze een ruzie kunnen goedmaken: ‘Ik vind het niet fijn om ruzie met jou te hebben, want je bent mijn broertje. Zullen we weer samen spelen?’

„De oudste actief betrekken bij het boodschappen doen leidt de kinderen mogelijk af van ruzies met elkaar. Misschien kunt u hem vragen bepaalde producten te zoeken of te scannen.”

Specifieke begeleiding

Wendy van Bohemen: „U vertelt dat uw oudste hoogbegaafd is, dus ik veronderstel dat er een onderzoek geweest is? Is uw zoontje toen verteld wat dat betekent, bijvoorbeeld voor de omgang met andere kinderen?

„Voor een regulier kind zou de aanpassing die u van uw oudste vraagt normaal zijn. Maar dit zesjarige kind, dat nog zoekende is, heeft daar de vaardigheden nog niet voor.

„Hoogbegaafde kinderen ontwikkelen zich net als andere kinderen door zich te spiegelen aan hun omgeving, en te leren in interactie. Maar dit is soms verwarrend, want kinderen om hen heen zitten niet op hetzelfde niveau qua sociale, cognitieve en emotionele ontwikkeling. Uw oudste raakt verward over wat er gebeurt, en voelt zich niet begrepen door zijn broertje en u. Zijn oplossing is om zich boos af te keren.

„Hij heeft begeleiding nodig van een hulpverlener die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid. Die kan hem helpen om meer inzicht te krijgen in de overeenkomsten en verschillen met zijn omgeving, en dan wordt het ook gemakkelijker voor hem om zich aan te passen.

„Probeer escalaties te vermijden. Plan veel gescheiden leuke activiteiten met de kinderen. Uw partner gaat bijvoorbeeld met de een boodschappen doen, en u gaat samen met de ander de schuur opruimen. Zoek naar kleine momenten waarin u echt even op één kind kunt inzoomen.”

Patty Leijten doet als universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar gezinsinteracties bij dwars en opstandig gedrag. Wendy van Bohemen is als neuropsycholoog verbonden aan HIQ Expertisecentrum Hoogbegaafdheid.

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.


Als de hang naar chemseks uit de hand loopt: ‘Op den duur had ik geen seks meer zonder drugs’

Een havenwerker had een afspraak met een man. Ze zouden seks hebben en drugs gebruiken, zoals ze al veel vaker hadden gedaan. De havenwerker wist toen, ruim twee jaar geleden, al: ik heb hulp nodig. Hij had zijn drugsgebruik niet meer in de hand. Maar hij was dol op deze man.

Drie kwartier duurde het voor zijn vriend een goede plek op zijn lichaam vond om de drugs bij zichzelf te injecteren. Hij verloor bloed. En toen de drugs begonnen te werken, merkte zijn vriend het amper, ondanks de hoge dosering. De havenwerker schrok van zijn vriend. Hij verbrak het contact, om hem een spiegel voor te houden, zegt hij nu. „Kom op, los het op.”

Zes weken na hun afspraak was de man dood.

Hij realiseerde zich: je kunt doodgaan door dit gedrag

Nu voelt de havenwerker zich schuldig en denkt hij dat hij actie had moeten ondernemen. Een overdosis maakte een einde aan het leven van de vriend. Het brak de havenwerker, zijn stem hapert ook nu nog als hij erover vertelt, in een kale Rotterdamse behandelruimte van verslavingskliniek Antes. Hij realiseerde zich: je kunt doodgaan door dit gedrag.

De havenwerker is een lange man die zichzelf klein maakt door zijn rug te krommen. Als hij drugs gebruikt, is die verlegenheid eraf, zegt de vijftiger. Zijn naam wil hij niet in NRC, omdat hij niet wil dat zijn omgeving weet van zijn dates. In de haven is hij zélf soms betrokken bij ontslagen van mensen die drugs gebruiken.

Eerder al had de havenwerker voor zichzelf hulp gezocht bij de Rotterdamse chem-sekspoli. Elk jaar begint daar een groep van ongeveer twintig mannen aan therapie, omdat ze hun drugsgebruik tijdens seks problematisch vinden. De behandeling bestaat uit groepssessies en individuele therapie.

De havenwerker ontwikkelde een abces in zijn arm, omdat hij vaak de designerdrug 3MMC injecteerde. Eerst durfde hij niet naar zijn huisarts te gaan. Die kende hem al zijn hele leven, ook zijn familie. Toen zijn arts zich wegens verlof tijdelijk liet vervangen door iemand uit Nijmegen, durfde hij wel. Dat voelde veiliger, meer op afstand. En zij praatte op hem in.

Rioolwateronderzoek

Vier jaar geleden heeft Antes deze chemsekspoli in Rotterdam geopend. NRC sprak met drie therapeuten en vier mannen die in behandeling zijn geweest (van wie er drie in dit verhaal voorkomen).

Chemseks is seks onder invloed van drugs. Volgens de officiële definitie telt het gebruik van poppers, wiet en alcohol tijdens seks niet mee. Chemseks laat volgens Anika Molenaar, klinisch psycholoog, ook zien hoe mensen zich proberen te verhouden tot de sleur en pijn van het bestaan. Daarbij maken drugs het leven minder moeilijk, deprimerend of saai.

Drugsgebruik tijdens seks lijkt toe te nemen, daar zijn verschillende aanwijzingen voor. Eén daarvan is rioolwateronderzoek. Rotterdam doet dat onderzoek nog niet zo lang. In die stad bleek in 2021 dat er dagelijks ongeveer 2.400 gebruikershoeveelheden crystal meth door het riool gaan. In Amsterdam gebeurt het rioolonderzoek al langer en daar is duidelijk een stijgende lijn te zien in het gebruik van crystal meth. Crystal meth wordt veel gebruikt tijdens seks tussen mannen. Met de harddrug is seks langer vol te houden, mensen voelen zich er zelfverzekerder door. Het is ook erg verslavend.

Een toename in gebruik zag ook verpleegkundig specialist Christopher Tearno, die met zijn collega’s Anika Molenaar, Jesper Bakker en vier anderen de poli runt. Tearno werkte tot ruim vijf jaar geleden in het Maasstad Ziekenhuis op de infectieziektenafdeling. Hij sprak daar mannen die behandeld worden voor hiv, hoorde regelmatig over chemseks en begon daarom voor zijn masteropleiding tot verpleegkundig specialist een onderzoek in het ziekenhuis.

Hij zag dat patiënten die aan chemseks deden, veel vaker soa’s hebben, en ook veel vaker soa’s die niet vaak voorkomen. „Daar schrokken de infectiologen van.” Ook wist hij uit zijn gesprekken op de afdeling in het ziekenhuis: de mensen die hun chemseks uit de hand gelopen vonden, hadden veel psychische problemen. Vooral bij het gebruik van crystal meth deden de mentale klachten zich voor, met name bij wie de drugs injecteerde (‘slammen’).

Tearno verwees hen soms door. Maar de meeste cliënten voelden zich niet goed begrepen door de hulpverleners. Omdat chemseks een onbekend fenomeen was, waarin verschillende onderwerpen samenkwamen: verslaving, seksualiteit, daarbij ook nog vaak depressies en trauma’s. Bovendien zaten queers (verzamelterm voor lhbtqia+’ers) in groepstherapie soms tegenover hetero’s die hun levensstijl niet begrepen.

Bij Antes in Rotterdam bestaat de behandeling uit groepssessies en individuele therapie.

Foto’s John van Hamond

Daarom bedacht Tearno samen met een collega een speciale poli, die uiteindelijk is ondergebracht bij de Rotterdamse kliniek Antes, gespecialiseerd in psychiatrie en verslaving. De poli huist in een gebouw van vijf verdiepingen dat onlangs gerenoveerd is, en vanwaaruit ook Rotterdamse wijkteams van Antes werken.

Bij de ingang zit een receptioniste. Een verdieping lager, in de kelder, zijn spreekruimtes voor groepsgesprekken, individuele gesprekken en mindfulness-oefeningen.

15 tot 25 procent van de mannen die seks hebben met mannen heeft weleens chemseks gehad. Dat blijkt volgens psycholoog Jesper Bakker uit vragenlijsten. De behandelaars willen chemseks niet per definitie als problematisch bestempelen. Het wórdt vaak problematisch als het als een ontsnapping wordt ingezet, zegt psycholoog Molenaar.

Als mannen zich aanmelden, vertelt Molenaar, hebben ze vaak de grip op hun leven verloren. Hun relaties zijn verbroken, ze zijn vrienden, hun baan en inkomen kwijtgeraakt. De verslaving maakt dat ze hun werk niet meer goed kunnen doen en van niets anders nog kunnen genieten.

Tina

Bij de poli gaan vooral mannen die op mannen vallen in behandeling. De stress die hoort bij het zijn van een minderheid, speelt vaak een rol bij de ontwikkeling van de verslaving. Die stress, vertelt Bakker, vormt je al op jonge leeftijd. Als je ouders je gay-zijn niet accepteren, bijvoorbeeld. „We hebben oog voor die stressoren.”

De havenwerker is homo, vertelt hij, maar leeft in een heterowereld. Hij is getrouwd geweest met een vrouw en kreeg twee kinderen. In het dorp waar hij woonde, kende hij geen andere homo’s. Op zijn werk in de haven niet, ook niet bij de sportvereniging. Hij ontmoette mannen stiekem. Toen hij vernam dat hij hiv-positief was, wilde zijn vrouw van hem scheiden. Zijn dubbelleven stopte, en daarmee ging een wereld voor hem open, zegt hij. Op zoek naar andere homo’s belandde hij op een datingsite: Romeo. Online zag hij afkortingen en codetaal voor drugsgebruik. To the poinT bijvoorbeeld; de hoofdletter T staat voor Tina, een bijnaam van crystal meth.

Alle remmingen die hij in het normale leven voelde waren weg

Bijna tien jaar geleden ontmoette hij zo mannen die vroegen of hij langs wilde komen om xtc en ghb te gebruiken tijdens een seksdate. Oudere mannen, dat gaf een vertrouwd gevoel. „Ik was niet bang aangelegd, wilde dat wel proberen.” Hij vond het meteen geweldig. Je hield het veel langer vol, alle remmingen die hij in het normale leven als introverte man voelde waren weg.

Hij wilde meer en belandde via-via op huisfeestjes waar mensen kwamen om drugs te gebruiken en seks te hebben. Sommigen hadden kamers ingericht. Met muziek, rustige techno. Gedimde kleurlichten, vaak rood. Zo’n setting helpt voor de drugs, zegt hij.

Jehova’s getuige

Ook Ben Thomas (43) is in behandeling geweest bij de chemsekspoli. Hij groeide op als Jehova’s getuige op Curaçao, homo zijn mocht niet. Al jong geloofde hij niet meer in God, maar de normen van de Jehova’s zaten nog in zijn hoofd. Als Thomas naar bed ging met zijn vriend, hoorde hij in zijn hoofd: je bent niet goed bezig. God keurt dit af. „En toen ontdekte ik: als ik drugs gebruik, heb ik nergens last van.”

Eerst alleen in het weekend. Dat was vooral hartstikke leuk, zegt hij. Maar op den duur werd het vaker en besefte Thomas: hij had geen seks meer zónder.

Wat de behandelaars opvalt: de meerderheid van de mensen die in behandeling zijn, heeft een niet-Nederlandse achtergrond. „We merken dat zij zich vaak minder geaccepteerd voelen, niet alleen niet als homo maar ook niet binnen de queergemeenschap”, zegt Tearno. Een relatief grote groep die in behandeling is bij de poli, zijn mannen die vluchtten uit het buitenland, of uit landen komen waar homoseksualiteit een taboe is of verboden. „Zij komen met meer kwetsbaarheden naar Nederland en zijn daardoor gevoeliger om in de wereld van drugs terecht te komen”, zegt Anika Molenaar.

Tijdens de behandelingen komen bijna altijd trauma’s ter sprake, zegt ze. „Recente trauma’s, of juist uit de vroege jeugd.” Denk aan misbruik, verwaarlozing, stigmatisering, weinig emotionele warmte.

Haar collega Jesper Bakker vult aan: „Als je in je jeugd meegekregen hebt dat het slecht is wie je bent, dan kan ik me voorstellen dat seks iets heel spannends wordt en dat je middelen gaat gebruiken om de scherpe randjes eraf te halen.” Hetzelfde geldt, zegt hij, voor mensen met traumatische seksuele ervaringen. „Met middelen kun je dan over je angst komen.”

Als Ben Thomas (43) naar bed ging met zijn vriend, hoorde hij in zijn hoofd: je bent niet goed bezig, God keurt dit af. Drugs veranderden dat.
Foto John van Hamond

Darkroom

Een derde man (39) die therapie kreeg bij de poli vertelt NRC dat hij in zijn sessies veel sprak over bedrog in zijn leven. Hij wil anoniem blijven, omdat hij niet wil dat zijn omgeving weet van zijn drugsgebruik. Op zijn 25ste ontdekte de man, die nu werkt als steward op Schiphol, dat hij hiv-positief was. Hij had op dat moment een relatie, en zijn toenmalige vriend zei een paar maanden later: door jou heb ik nu ook hiv. Dat bezorgde hem stress. Hij voelde zich vies, niemand moest hem aanraken.

Zes jaar later leerde hij dat het andersom was geweest: zijn (inmiddels ex-)vriend had eerst hiv en besmette hém. Hij kreeg er „een kronkel” in zijn hoofd van. Zijn wereld en wat hij als waarheid zag was kapot. Hij dacht: „I don’t give a fuck anymore. Ik doe wat ik wil.” In drugs en alcohol zocht hij verdoving.

De eerste keer seks onder invloed van drugs was op een feest in Paradiso in Amsterdam: Rapido. Op dat feest is ook een darkroom, hij gebruikte xtc en wilde „van God los”. Jarenlang was het gebruik beheersbaar, zegt hij. Hij lette erop dat hij altijd op tijd op zijn werk, destijds in de ouderenzorg, kon zijn. Op vakanties kwam hij tot rust. Als hij in het vliegtuig stapte, voelde het alsof hij zijn problemen achter zich liet.

Op die manier bleef hij zijn leven volhouden, totdat corona kwam. Toen kon hij niet meer met vakantie. Hij zat alleen in zijn kamer, met zijn problemen. Hij leerde een jongen kennen, werd verliefd. De jongen bood hem ‘base’ aan, een rookbare vorm van cocaïne. „Bij de eerste hijs was ik verslaafd.” Soms lukte het hem om een paar dagen niet te roken. „Maar mijn lichaam gaf me vroeg of laat weer signalen dat het drugs wilde.”

Wildvreemden

De behandelaars zien dat hun cliënten veel snelle seks hebben met onbekenden. Molenaar vertelt over een man die acht seksdates achter elkaar had met wildvreemden – sommige dates duurden nog geen tien minuten. Maar het onverzadigde gevoel of de eenzaamheid en leegte elke keer als diegene buiten stond was net zo hevig, zegt ze. „Hij had zo’n enorm verlangen naar verbinding.” Maar hij wist niet waar en hoe hij dat kon vinden.

Als homo moet je zelf uitvinden volgens welke normen en waarden je leeft, zegt Jesper Bakker. Daarom is een belangrijk deel van de therapie het herontdekken daarvan. Wat past bij mij, wat is effectief? In plaats van: wat legt maatschappij mij op, wat legt mijn opvoeding mij op, wat legt mijn netwerk of systeem mij op?

Aan de ene kant hebben queers als ze opgroeien vaak niemand aan wie ze hun normen en waarden kunnen spiegelen. Ouders zijn meestal hetero.

De normen die queers zichzelf opleggen kunnen ook dwingend zijn, zegt Christopher Tearno. Soms lijkt het misschien zo naar de buitenwereld, maar niet alle homomannen willen een open relatie, zegt Tearno. „En niet iedereen wil iedere dag eiwitshakes drinken, naar de sportschool, en elk jaar naar [lhbtia+-vriendelijk muziekfestival] Milkshake.” Het is ook een gemeenschap waar drugsgebruik normaal is, maar een verslaving taboe.

De steward heeft een voorbeeld gemist in zijn leven. Hij vindt dat je als jonge gay aan je lot wordt overgelaten. „Je moet jezelf opvoeden.” Hij zou het fijn hebben gevonden als iemand zijn leven had voorgeleefd. Hij vraagt zich af: Zou ik dan verslaafd zijn geweest? Zou ik dan hiv hebben gehad?

Psycholoog Jesper Bakker zette cliënt Ben Thomas aan het denken: wie zou hij zijn zonder de religieuze normen waarmee hij opgroeide?
Foto John van Hamond

Bergkristal

Acceptatie was ook een thema in de gesprekken tussen Ben Thomas en Jesper Bakker. Bakker vroeg aan Thomas hoe hij zou zijn geworden als hij in een omgeving was opgegroeid waarin er meer acceptatie was. Het zette Thomas aan het denken. Zijn hele leven had hij zich aangepast om in zijn geloof te kunnen passen. Hij vond sieraden mooi, hield van nagellak. Maar in de Antilliaanse community, en zéker als Jehova’s getuige, was dat een no go, zegt hij.

Nu verft hij zijn nagels, draagt hij oorbellen. Om zijn nek hangt een bergkristal. Zijn doel was om te stoppen met blowen. „Maar dat was veel moeilijker dan verwacht.” Nu zet hij kleinere stappen en probeert hij minder oordelend te zijn als hij een doel niet behaalt. Thomas blowt alleen in het weekend. „Die hang naar ontspanning is zo sterk.” Hij vindt het nog lastig om seks te hebben zonder. „Het is veel saaier”, zegt hij. En zonder drugs ben je onzekerder.

Die hang naar ontspanning is zo sterk

Ben Thomas

De havenwerker heeft ook niet volledig afscheid genomen van drugs. „Ik ben constant op zoek naar de balans. Ik gebruik nu één keer per drie, vier weken in het weekend.”

In de weekenden zonder drugs vult hij zijn agenda met activiteiten als sporten of het opzoeken van vrienden. „De neiging om te gebruiken is veel groter als ik thuis ben en niets doe.” Er was een tijd dat hij niet eens op het idee kwam om ’s avonds iets leuks met vrienden te doen. „Maar seks en drugs gebruiken was voor mij het allerleukste, en eigenlijk voel ik dat nog steeds.” Een verjaardag of een biertje na het sporten valt daarbij in het niet, zegt hij.

De steward heeft wel volledig afscheid genomen van drugs. Hij is door therapie met een mildere blik naar zichzelf gaan kijken en heeft zijn trauma’s een plek kunnen geven. Dat hij nu grondsteward is bij een luchtvaartmaatschappij, helpt hem om weer vooruit te kijken. „Mijn droom is om te vliegen.”


Appeltje-eitje en kat in het bakkie

Waarom zoveel ondernemingen 123 een geschikt voorvoegsel vinden, leerde ik bij 123 tuintechniek (de voormalig 123growshop) in Alkmaar. Die stond vroeger gegarandeerd bovenaan in de Gouden Gids, waar de rubrieken op alfabetische volgorde stonden. Een slimme truc. Het grootste 123-imperium wordt tegenwoordig gerund vanuit Nederhorst den Berg. Daar zit 123-inkt, bekend van die gele pennen die ze gratis bij hun printerinkt leveren. Niemand gooit die pen weg– fenomenale marketing. Voor eigenaar Gerben Kreuning was die naam niet Gouden Gids-gedreven, hij is van na die tijd. Toen hij in 2000 op de Zwarte Markt in Beverwijk zijn spullen verkocht, merkte hij dat zijn klanten huiverig waren om op het internet te bestellen. Om het gemak van het nog wat vreemde fenomeen ‘webwinkel’ te benadrukken, bedacht hij de metafoor om het letterlijk in drie stappen in huis te krijgen. Bestellen, versturen, ontvangen. Want dat is de betovering van 123. Het is de suggestie van hoppeteetje, appeltje-eitje en kat in het bakkie. Snel, simpel en gemakkelijk.

Ze zijn er zelfs op rijm. 123-theorie bijvoorbeeld. Of 123-bodemenergie.

Dat laatste lijkt op het eerste gezicht trouwens geen makkie; de aanleg van een aardwarmtesysteem met termen als warmtelussen en sonisch verdringend boren. Maar ze hebben het in een overzichtelijk driestappenplan gegoten van onderzoek, aanleg en oplevering. Zo gepiept dus. Het is een kwestie van perspectief, de magie van 123.

Foto’s Jan Dirk van der Burg
 


Bij Alma Bistro blijven ze keurig binnen de lijntjes

Over de oorsprong van het woord bistro gaan verschillende verhalen rond. Eén daarvan stelt dat het Franse straattaal was voor een klein café of wijnzaak. Dan is er een ander verhaal dat beweert dat de Russische soldaten die aan het begin van de negentiende eeuw Parijs op Napoleon veroverden, het woord ‘bistra’ (snel) gebruikten, omdat ze snel geholpen wilde worden. En zo werd een bistro de term voor een klein restaurant met snelle service. Het is een verhaal dat tot de verbeelding spreekt, tegen de achtergrond van Napoleons laatste dagen als keizer.

Bistro’s staan tegenwoordig algemeen bekend als informele restaurants met een eenvoudig en betaalbaar menu. Omdat de oorsprong in Frankrijk ligt, bestond de kaart aanvankelijk uit Franse gerechten, maar inmiddels heb je overal verschillende soorten bistro’s met verschillende soorten keukens. En dan heb je ook nog de zogenaamde bistronomy, bistro’s die naast een eenvoudige keuken ook gastronomische gerechten serveren. Dus een niveau hoger dan de informele, wat meer volkse bistro.

Tot die laatste zou ik Alma Bistro in Breda rekenen, van chef-kok Wouter van Laarhoven en zijn partner Malou Hagenaars . Het stel runt in Oisterwijk restaurant Alma (één ster) en heeft daarnaast in Oisterwijk Alma Bodega en Alma Bistro in Breda.

Compact en overzichtelijk

De kaart van Alma Bistro voldoet meteen aan het principe van de bistro: die is compact en overzichtelijk. En, heel verfrissend in deze tijd, de gerechten zijn per individu, dus we krijgen niet het standaardverhaal of we „bekend zijn met het concept” waarna je te horen krijgt dat de gerechten bedoeld zijn om te delen. Gewoon à la carte, niks ingewikkelds.

Toch doen we dat wel, delen. Omdat we verschillende gerechten van de kaart willen proberen. Van de bites bestellen we een zacht gestoomde gyoza gevuld met mooi gekruid gevogelte, beurre blanc saus, lente-ui en vlokken bonito. We delen ook een stokje met drie minuscule stukjes malse octopus, lekker gelakt met miso en dashi. Heel goed, maar ook heel klein en voor 14 euro lijkt me dat geen bistro-prijs.

Van een ander formaat is de lobster roll. We bestellen er ieder één en delen er frites bij, die komt met mayonaise verrijkt met basilicum. Die lobster roll is het ideale broodje voor de lunch: rijk gevuld met kreeft, frisse saus van mierikswortel, knapperige sla en een hint van citroen. Het broodje is super luchtig. De frites is krokant gebakken, maar de keuken is het zout vergeten en dat is zonde, want dan mis je veel van de smaak.

We delen ook een okonomiyaki, een Japanse hartige ‘pannenkoek’. In Japan wordt die gemaakt met beslag en verschillende soorten ingrediënten die eraan toegevoegd worden. De versie van Alma Bistro is op basis van omelet en goed gegarneerd met bonitovlokken en knapperige lente-ui; heel verfijnd en zacht met een onverwacht pittig accent dat zich pas op het eind achterin de keel openbaart.

Van de Japanse okonomiyaki gaan we naar Italië met een klassieke combinatie die nooit verveelt: spaghettini met truffel, morielje en hazelnoot. Winters, warm, troostrijk.

Vakmensen

De kaart van Alma Bistro is klein en zeer internationaal. De stijl is clean en strak. Het is duidelijk dat er vakmensen in de keuken staan die hun ambacht verstaan – dat is echt geen vanzelfsprekendheid in de horeca. De gerechten zijn goed uitgevoerd, alleen de amuse, stukjes watermeloen met teriyaki en schuim van sereh, overtuigt niet. De combinatie van watermeloen met de teriyaki werkt wel, maar het schuim smaakt niet naar sereh. Ik vind het iets karnemelkachtigs hebben en laat ik nu net gruwen van karnemelk.

Dat is eigenlijk de enige dissonant tijdens een verder genoeglijke lunch. Hoewel, bij het weinig spannende dessert van appeltartaar met walnoot en toffee is het ijs al gesmolten, dat is niet de bedoeling. Het andere dessert, een ‘boules de Berlin’, ook bekend als berlinerbol, een luchtige deegbol gevuld met crème suisse, gezouten amandel en amarena-kers, is een fijne traktatie, maar mijn tafelgenote, een zoetekauw, is niet onder de indruk.

Wat het is met Alma Bistro: ik heb weinig op de kwaliteit aan te merken. Het is een prettige plek om te vertoeven. De ambiance is gemoedelijk, de kwaliteit constant, de gerechten prima uitgevoerd, maar de uitvoering is niet spannend of eigenzinnig. Het is allemaal keurig binnen de lijntjes; er zijn geen momenten dat we verrast worden, in katzwijm vallen of luidop verzuchten hoe heerlijk iets is.

Om het anders te zeggen: veel mensen gebruiken tegenwoordig de term ‘herinneringen maken’. Maar herinneringen maak je niet actief, de meest uitzonderlijke blijven bij je. Die nestelen zich in je geheugen en in je hart, of je wilt of niet.

Dat geldt ook voor restaurants: sommige maken een onvergetelijke indruk, andere veroveren je hart met gerechten waar je met warmte aan terugdenkt of naar verlangt waardoor je weer terug wilt. Dat ontbreekt bij Alma Bistro; het is zonder meer een goed restaurant, maar de gerechten beklijven niet.