Polly Toynbee: ‘Ik ging het uit de weg: uitleggen wat privileges werkelijk zijn’

De familie van Polly Toynbee (1946) was beroemd. Zo wilde iedereen altijd weten wat Arnold Toynbee van haar was. Hij was haar opa en in het midden van de twintigste eeuw een wereldvermaard historicus. Niet alleen door zijn boeken, ook door zijn vele lezingen en mediaoptredens. In 1936 mocht hij Hitler interviewen, in 1947 stond hij een keer op de cover van Time. De roem van haar opa maakte haar als kind trots, vertelt ze, maar leidde er op latere leeftijd ook toe dat mensen dachten dat zij net als hij ook alles wist van de geschiedenis van allerlei beschavingen.

Ook haar vader Philip Toynbee, journalist en schrijver, was bekend, zij het alleen in eigen land, en ook haar overgrootvader Gilbert Murray, classicus in Oxford, was een vooraanstaand intellectueel.

Over haar voorouders schreef de Britse journaliste twee jaar geleden een fascinerende memoir: An Uneasy Inheritance. My Family and Other Radicals. Om de roem van haar familie was het haar niet te doen. „Arnold Toynbee is tegenwoordig nauwelijks nog bekend bij geschiedenisstudenten”, stelt ze, misschien alleen bij degenen die iets obscuurs als historiografie doen. „Oudere mensen hebben nog weleens van hem gehoord, terwijl hij tijdens zijn leven zo beroemd was. Dat laat zien hoe snel roem vergaat.”

Maar wat haar voorouders ook delen, en wat er voor Toynbee wél toe doet: ze waren politiek gezien allemaal progressief, links of liberaal, en gekant tegen het conservatieve Britse establishment. Die politieke overtuigingen werden telkens door nieuwe generaties overgenomen, door haarzelf, haar broers en zussen, haar kinderen. Lachend: „Ik kan met vreugde vaststellen: geen Conservatieven! Alhoewel mijn jongste kleinkind pas 1 is, dus dat is nog wat lastig zeggen.”

Polly Toynbee laat haar progressieve geluid al ruim twintig jaar twee keer per week klinken in haar politieke column voor The Guardian. Zodra het gesprek daarover gaat, geeft ze langere antwoorden. Dan zet ze gedreven uiteen wat ze in haar afgelopen columns heeft opgeschreven. Dat, bijvoorbeeld, de door haar betreurde Brexit moet worden teruggedraaid als je, zoals de huidige Labourregering, naarstig op zoek bent naar economische groei.

U schrijft nog altijd twee columns per week. Ik wil niet aan ‘ageism’ doen, maar hoe doet u dat? U bent 78.

„Ik weet het! Het is lastig, maar dat heeft niets met leeftijd te maken. De moeilijkheid van het columns schrijven is dat je altijd het juiste onderwerp voor de juiste dag moet bedenken. Materiaal heb ik genoeg, maar je moet altijd iets nieuws toevoegen.

Foto Justin Griffiths-Williams

„Elke columnist zal je vertellen: ik slaap vandaag slecht, want morgen is de deadline, en ik heb niets te zeggen. Waarover deze week in godsnaam? Maar uiteindelijk komt er altijd iets.

„Nu heb ik een goed gevoel, omdat ik weet wat ik over drie dagen ga schrijven. Normaal maak ik me op maandag of dinsdag, als mijn column in de krant staat, zorgen over donderdag. En op donderdag maak ik me alweer zorgen over de maandag. Je moet goed plannen, zeker met het oog op het weekend. Maandagochtend moet het af zijn, dus zondagen zijn doorgaans werkdagen. Het is een soort hamsterrad dat nooit stilstaat.”

En u wil niet uit dat hamsterrad, u wil doorgaan?

„Absoluut. Ik vind het heerlijk, ik hou van onderzoek doen, mensen vinden om te spreken, dingen bij elkaar brengen, een onderwerp in een nieuw licht plaatsen. En een column heeft altijd dezelfde lengte, er zit een zeker ritme in… ik hou ervan. Hoewel ik niet kan zeggen dat het een relaxte manier van leven is. Het zijn niet van die columns over ‘wat me nu toch weer overkwam vandaag’ – ze moeten wel inhoud hebben.”

„Voor mijn zelfbegrip is mijn werk een erg belangrijk deel van wie ik ben. Daarom ga ik niet met pensioen. Ik zou niet weten wat ik moest doen als ik niet meer zou schrijven. Ik kijk toch naar de wereld zoals journalisten voortdurend doen, op een roofdierachtige manier: is dit interessant, kan ik daar iets mee? Dat zou dan doorgaan, zonder dat ik het kwijt kon!”

‘Ik zou niet weten wat ik moest doen als ik niet meer zou schrijven’

Ze hoopt dat ze lezers kan overtuigen. Over Brexit bijvoorbeeld. Of over de Labourregering, die ze kritisch volgt maar ook welwillend benadert. „We hebben veertien jaar verschrikkelijk conservatief bezuinigingsbeleid gehad. We hebben zó lang gewacht op een Labourregering. Het grootste gedeelte van mijn leven is onder Tory-bewind geweest, hè. Dus probeer ik ze het voordeel van de twijfel te geven, en ook te kijken naar de dingen die ze goed doen, zoals de nieuwe werknemersrechten. Best radicaal, echt goed.” Labour mag „misschien een of twee dingen doen die je helemaal niet goed vindt, op vele andere vlakken kunnen ze ook best goed zijn. Guardian-lezers zijn erg snel teleurgesteld, geen Labourregering is ooit goed genoeg voor ze.”

Foto Justin Griffiths-Williams

Toynbee houdt een wat langere geschiedenis in het achterhoofd. Waarin na een stap vooruit soms ook een stap terug volgde. Dat deelt ze met haar familie, zegt ze. In al hun politiek activisme ziet ze „regelmatig een enorme woede gecombineerd met langetermijnoptimisme: dat je moet doorgaan en volhouden, en je er dan wel komt. Mijn overgrootvader streed tegen kolonialisme. Hij kwam uit Australië, zijn familie was met afschuw vervuld over de behandeling van de inheemse bevolking daar. Toen hij naar het Verenigd Koninkrijk kwam, was hij hartstochtelijk antikoloniaal. Dat was in die tijd een extreme positie om in te nemen.”

Ze las erover in de biografie die over haar overgrootvader, Gilbert Murray, is geschreven, maar zulke opvattingen werden ook in de familie overgedragen. „Dit was hoe de familie dacht. Mijn vader beleefde de tijd van dekolonisatie. Hij werkte voor The Observer, de grote dekolonisatiekrant: Afrikaanse leiders liepen de deur van de redactie plat. Rebellenleiders, die in de landen waar ze vandaan kwamen in de oppositie zaten. Ze werden later president, vaak voor het leven, en vaak waren ze niet heel goed in wat ze deden. Maar hoe dan ook: dit was deel van ons leven, het na denken over de koloniën en de impact daarvan.”

Toynbee heeft zelf één keer geprobeerd politicus te worden. In 1981 was ze verkiesbaar voor het Lagerhuis, voor een afsplitsing van Labour, maar ze haalde het net niet. Ze denkt dat ze als journalist een beter leven heeft geleid dan wanneer ze een politieke carrière zou hebben gehad, zegt ze lachend. „Het leven van politici is erg zwaar. En het duurt maar kort, dat ze in een positie zijn om iets te kunnen beïnvloeden. En als ze daar eenmaal zijn, klagen ze: het ministerie van Financiën maakt alles onmogelijk, we kunnen maar weinig doen.”

Ze is als journalist eerst tientallen jaren verslaggever geweest. Toen ze daarmee begon, kreeg ze snel door dat ze eigenlijk „niets wist”. Ze had haar studie afgebroken, ze had literaire ambities – haar eerste roman was gepubliceerd. Maar op reportage voor The Observer naar een staking realiseerde ze dat er een deel van de samenleving was dat haar totaal onbekend was: dat van de arbeidersklasse.

Foto Justin Griffiths-Williams

Toynbee komt nog uit een tijd waarin het grootste deel van de bevolking tot de working class werd gerekend, waarin niemand het breed had en de meesten weinig scholing hadden gehad. De middenklasse, een kleiner deel van de bevolking, was beter af – was het niet in inkomen dan wel in baanzekerheid of sociale status. Daarbinnen bestonden allerlei gradaties: de middenklasse bestond uit rijke ondernemers en goed verdienende artsen en advocaten, maar ook uit eenvoudigere onderwijzers en winkeliers. Academici en journalisten, de beroepen van haar voorouders, zaten daar ergens tussenin. Dat was haar wereld.

Klasse en arbeid zijn thema’s die haar altijd bezig hebben gehouden. Toynbee was daarbij nogal beïnvloed door George Orwell, denkt ze. Die begaf zich als beginnend schrijver en journalist onder de arbeiders, om over ze te kunnen schrijven.

Dat ging zij ook doen. Maanden lang ging ze werken in fabrieken. Ze verpakte suiker en zeep, maakte taarten en bracht tijd door in een hoogoven en een kolenmijn. „Ik had best mensen alleen maar vragen kunnen stellen over hun werk. Maar als je het zelf doet, levert dat niet alleen een beter verhaal op dat mensen veel eerder gaan lezen, het leert je ook dingen die je anders niet te weten zou zijn gekomen. Als je het werk niet zelf doet, weet je niet hoe zwaar het is, hoezeer een pauze ertoe kan doen. Of hoe belangrijk de snelheid van een machine of lopende band is.”

Toen ze verslag ging doen van de industriesector, en vaker bij stakingen kwam, kon ze door haar ervaring begrijpen waarom iets wat voor sommigen triviaal leek, voor arbeiders van groot belang was.

”Als ik mijn column niet schrijf, gaat er niemand dood. Maar als iemand een kapotte waterleiding niet repareert, dat is andere koek’

In 2003, 33 jaar later, ging ze opnieuw allerlei ‘handwerk’ doen. Banen met een minimumloon, vooral in de zorg en de dienstensector. Ze was portier, schoonmaker in een ziekenhuis, telemarketeer in een callcenter, overblijfjuf, verzorger in een verpleeghuis. Om te zien wat voor leven er met zulk werk mogelijk was. Zonder de illusie dat ze dat echt kon weten, als lid van de middenklasse. „Je hebt nooit meegemaakt hoe het is om je zorgen te maken of je wel genoeg eten op tafel krijgt voor je kinderen. Of dat je geen nieuwe jas voor ze kunt betalen als die gestolen wordt. Je kunt wel nagaan hoe het is om van een bepaald budget rond te komen, je kunt de berekeningen maken en dan zeggen hoe zwaar het is. Maar je zult nooit dat gevoel van onzekerheid over je leven hebben.”

In zekere zin is het werk dat de arbeidersklasse uitvoert het echte werk, suggereert ze, in tegenstelling tot de banen van haar middenklassefamilie aan universiteiten en in de journalistiek. „Tijdens Covid hebben we dat als samenleving ervaren. Plotseling zaten we allemaal thuis te werken. Maar zij waren de mensen die voor voedsel zorgden, voor medicijnen, en de elektriciteit en het water werkend hielden. We respecteren de mensen van wie we volledig afhankelijk zijn uiteindelijk te weinig. Als ik mijn column niet schrijf, gaat er niemand dood. Maar als iemand een kapotte waterleiding niet repareert, dat is andere koek.”

Haar links-liberale familie vol activisten streefde gelijkheid na, maar behoorde zelf tot een gegoede, geprivilegieerde middenklasse en dat leidde tot worstelingen en ongemak. Verhalen over klasse, zegt Toynbee, gaan vaak over een pad van armoede naar rijkdom, van een lagere naar een hogere klasse. „Maar mensen durven doorgaans niet te schrijven dat ze tot de hogere middenklasse behoren, omdat dat te genant is. Het kostte mij ook tien jaar. Ik ging het telkens weer uit de weg: uitleggen wat privileges werkelijk zijn, aan mensen die ook geprivilegieerd zijn. Want de meeste boekenlezers zijn dat, maar die herkennen het niet altijd bij zichzelf. Hoe groot het voordeel is van geprivilegieerd zijn, hoe subtiel, hoe het in alles zit. Niet alleen maar in je accent, maar in je manier van denken, in je kennis, en bovenal in je zelfvertrouwen, je aanname dat alles mogelijk is.”

Foto Justin Griffiths-Williams

Waarom is het zo genant?

„Ze hebben in een onderzoek weleens gevraagd aan hogeropgeleiden tot welke klasse ze behoorden. En bijna de helft zei: arbeidersklasse. Omdat ze het gevoel wilden hebben dat ze hun plaats zelf verdiend hadden. Maar wat bleek: veel van hen hadden hoger opgeleide ouders. En we miskennen hoeveel je dan in de schoot geworpen krijgt.”

Toynbee is zich bewust van wat ze heeft meegekregen. Zij weet dat wat ze bereikt heeft niet alleen maar haar eigen verdienste is. Al was het maar omdat zij vele kansen kreeg die anderen niet kregen. De ongelijkheid op dat vlak is in haar leven weer toegenomen. Ze zou er uren over door kunnen gaan.


Een uurtje zweten in de welnesscontainer, met je eigen muziek op de speaker

‘Ik wil nog een keer, er zit niet zoveel water in.” Lise Zurné (32) gooit een tweede emmer ijskoud water over zich heen. De emmers zijn bevestigd aan de zijkant van de sauna, net als twee koude douches. „Een dompelbad is veel erger”, besluit ze. Vriendinnen Jip van Steenis (33) en Claire Tio (26) volgen, en nemen daarna plaats naast Zurné op het bankje aan de voorkant van de sauna. Er is geen zon, maar koud hebben ze het niet; de stoom komt van hun lijven. Het nabijgelegen terras zit vol. De drie besteden er geen aandacht aan, op het terras kijkt niemand op of om.

De drie vrouwen bezoeken deze vrijdag in april de pop-upsauna aan de Rijnhaven in Rotterdam. De stadse wellnesscontainer valt op door zijn gele wanden en modern ogende buitenkant. Enkel de douches aan de rechterzijde en het uithangbord verraden dat het om een sauna gaat.

Eerder die ochtend blijkt de kleedkamer wat krap voor vier man. Maar iedereen heeft vooruitgedacht en de verplichte zwemkleding al thuis aangetrokken. Er zijn twee kleine bankjes, één achter een gordijn. Kluisjes ontbreken, net als een wc, maar de voordeur van de sauna is standaard op slot en plassen kan bij de overburen, een horecagelegenheid.

„Vinden jullie het goed als wij een muziekje aanzetten?” Twee vriendinnen, beiden dertig, zijn samen gekomen. Een van hen is al vaker in deze mini-sauna in Rotterdam geweest. „Toen hebben we het drie keer een kwartier volgehouden”, zegt ze tegen haar vriendin. Bij binnenkomst in de sauna draaien ze de zandloper om.

De sauna staat standaard ingesteld op 78 graden, maar door water op te gieten kan je de temperatuur laten stijgen. De thermometer tikt deze ochtend bijna de 90 aan. Door het linkerraam is Hotel New York te zien. Door het rechter de Rijnhaven. En op de achtergrond, tussen de gebouwen door, de Erasmusbrug.

Foto Merlin Daleman

„Wow, met een trui aan!”, zegt een van de vriendinnen: de laatste die binnenkomt is een 22-jarige man, met boven zijn zwembroek een hoodie. „Ik moet kilo’s kwijt voor een kickbokswedstrijd”, beantwoordt hij de vragende blikken van de vrouwen. Hij neemt plaats op de bovenste bank en zet zijn capuchon op. Niet iedereen is hier gekomen om te ontspannen.

De minisauna is een paar maanden geleden aan de Rijnhaven in Rotterdam neergezet. Het is een van de pop-uplocaties van het in 2022 opgerichte Kuuma Sauna. Ook in onder meer Amsterdam, Breda en Nijmegen staan hun wellnesshokken. Er is geen host aanwezig. Alle bezoekers komen binnen met een deurcode, die ze ontvangen via sms. Het idee is simpel: op Scandinavische wijze een uur ontspannen met vrienden of vreemden. In de Rotterdamse versie is plek voor zes man. En in Amsterdam plaatsten intussen ook andere bedrijven kleine sauna’s.

De vier oprichters keken het concept af in Noorwegen. „Vrienden gaan daar niet alleen met elkaar naar de kroeg, maar ook naar de sauna”, vertelt mede-oprichter Michaël Huiskamp tijdens een lunch in de Fenix Food Factory, de partner van de Rotterdamse locatie. De sauna staat ertegenover. Bezoekers kunnen hier met vragen terecht en naar de wc. Elke locatie heeft zo’n partner, vaak een horecagelegenheid. Compagnon Ingmar Daams vult aan. „We wilden de sauna-ervaring ook toegankelijker maken. De prijs, de tijdsduur, de bereikbaarheid: je plant een bezoek makkelijk tussendoor. Bijvoorbeeld voor of na je werk.”

Bezoekers dragen, anders dan in reguliere sauna’s, hier verplicht badkleding. Daar hebben ervaren saunagangers „soms een mening over”, zegt Daams. „Die vinden dat het naakt hoort. Maar je wil ook naar buiten kunnen. Vanwege de drukke omgeving kan dat hier niet zonder badkleding.”

Aftasten

Door de speaker klinkt het dansnummer ‘Back on 74’ van de Britse band Jungle. De vriendinnen vragen of het te hard staat. Ze kletsen zachtjes over hun week, kinderen en een nieuw restaurant in Rotterdam. Zodra de zandloper een kwartier aangeeft, verlaten ze de cabine.

De kickbokser heeft een weegschaal meegenomen. Hij moet nog 2,5 kilo kwijt. De weging is vanmiddag, maar het moet wel lukken, denkt hij. Beleefd excuseert hij zich voor het zweet op de bank. De sauna wordt frequent, maar niet na elk bezoek schoongemaakt, valt op de website te lezen.

„Dames, vinden jullie het goed als ik in beweging blijf?” De man is gaan staan, maakt boksbewegingen en hopt op en neer. De cabine wiebelt er een beetje door, en zijn sprongetjes overstemmen licht de muziek – toch geeft niemand aan bezwaar te hebben.

De vrouwen vertrekken voor een laatste keer afkoelen naar buiten. Hoewel het tijdslot van deze groep voorbij is, lijkt de kickbokser nog niet van plan de cabine te verlaten. Al is hij wel een beetje dizzy, geeft hij toe.

Hij blijft een halfuurtje langer. Als hij weg is, is er verder niemand meer. Het is voor het eerst stil.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Merlin Daleman

” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="

Foto Merlin Daleman

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/28160558/data131244647-b07289.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-11.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-9.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-10.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-11.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-12.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/whW3DV_LDFgffa568IteBuj8gsU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/28160558/data131244647-b07289.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Merlin Daleman

” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="

Foto Merlin Daleman

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/28160600/data131244673-34b4e3.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-15.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-13.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-14.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-15.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/04/een-uurtje-zweten-in-de-welnesscontainer-met-je-eigen-muziek-op-de-speaker-16.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/YK9xwTbNIH2KxaQXZa3zed9W5bk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/04/28160600/data131244673-34b4e3.jpg 1920w”>

Foto’s Merlin Daleman

„Rekening houden met elkaar is de belangrijkste regel”, vertelt Daams tijdens de lunch. „We leggen veel verantwoordelijkheid bij de gebruiker. Daarin worden soms grenzen opgezocht. Denk aan vrienden die uitgebreid een break-up bespreken met andere gasten erbij. Of collega’s die een soort werkoverleg houden. We hebben nog geen opmerkingen gekregen over fysieke grenzen die zijn overschreden. Voor zulke situaties is er onze partner. Als een bezoeker meldt dat een andere gast zich misdraagt, kan die persoon worden weggestuurd.”

Met een trui aan in de sauna: daar hadden ze nog niet van gehoord. „Soms is het ongemakkelijk. Je bent toch met vreemden in een klein hokje – zonder telefoon. Dat is tegenwoordig vrij bijzonder. Het is altijd aftasten, maar dat hoort er ook een beetje bij.”

Moet het kunnen, sporten in de sauna, in het bijzijn van andere gasten? „Zo te horen stemde hij het netjes af. Maar de vraag is ook: hoe comfortabel voel je je als medegebruiker om nee te zeggen? Het is geen situatie die wij aanmoedigen; als mensen er last van kunnen hebben, ga je eigenlijk te ver. Bij klachten zorgen we altijd dat bezoekers worden gecompenseerd.”

Ontspannen en resetten

„Ik ga best vaak”, zegt Lise Zurné, als ze uit de sauna komt. „Ik bezoek vaak die in Amsterdam”, zegt Jip van Steenis, die als tweede de deur openzwaait. „Ik zit in een sauna-appgroep, de Sauna Slut Club. Dat is gewoon een grapje hoor, omdat we vaak onze dates bespreken. En het allitereert zo lekker.”

„Voor mij draait het vooral om de sauna-ervaring”, zegt Claire Tio. Het drietal staat inmiddels buiten op de veranda. Van Steenis huurt de sauna graag met haar vrienden af – dat is ook een optie. Zurné en Tio boeken vaak tijdslots waarin ze aansluiten bij vreemden. „Het kan leuk zijn om mensen te ontmoeten”, zegt Tio. Zurné ziet het als een moment voor zichzelf. „Meestal zeg ik niks. Dan luister ik met de gesprekken van anderen mee.”

Van Steenis gaat het liefst aan het einde van de dag naar de sauna. „Ik kom er altijd rozig uit, dan kan ik heerlijk slapen. Ik hoef niet per se een hele dag naar een wellnessresort. Wij hebben hier in Nederland van de sauna een experience gemaakt. Dit voelt meer als onderdeel van het dagelijkse leven, zoals in Scandinavië. Dat vind ik leuk.”

Het is nu tijd voor de emmers met koud water.

Foto Merlin Daleman

Zurné zegt dat de momenten in de sauna haar goed doen. „Even een uurtje zonder telefoon. Het is ook een manier om jezelf te resetten. Jip en ik waren vorig jaar beiden heartbroken. We zeiden tegen elkaar: kom, even naar de sauna, alles eruit zweten.” „Het helpt ook enorm tegen mijn winterdips”, vult Tio aan.

Een vrouw steekt haar hoofd om de hoek. „Is het lekker? Ik ben een beetje vroeg hoor, ik heb pas over twintig minuten geboekt! Het drietal verdwijnt voor het laatste kwartier in de sauna. Van Steenis: „Een keer hadden we De Vier Seizoenen van Vivaldi opgezet, daar ging ik heel goed op. Maar nu kletsen we vooral.”

Foto Merlin Daleman


‘Wat betaal je voor een studerend kind?’

Vader: „Wat zou je als ouders idealiter voor je studerende kinderen moeten betalen? Onze drie uitwonende kinderen studeren, hun moeder en ik zijn gescheiden. We hebben gespaard voor hun studie, zodat ze niet hoeven lenen. Daarnaast betalen we iets mee aan vaste lasten. Onze kinderen werken naast hun studie twee tot drie dagen per week om de rest te bekostigen, ze doen leuke dingen, we horen ze nooit over financiële problemen. Toch zie ik dat vrienden van hun ouders ook rijlessen krijgen. En door ouders gesponsorde lange buitenlandse studie-uitwisselingen doen. Doen wij onze kinderen tekort door ze dergelijke kansen niet te kunnen bieden?”

Naam en woonplaats zijn bij de redactie bekend. De rubriek Opgevoed is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]

Rijlessen horen erbij

Ad Kil: „Ik hanteer de stelregel: is de bijdrage essentieel of is het een cadeautje? Een rijbewijs hoort er eigenlijk wel bij. Zie het als zwemdiploma’s halen, tegenwoordig overigens ook heel duur. Jongeren moeten wel kunnen rijden als bij hun werk straks klantbezoek hoort. Dit zijn te grote bedragen om als student zelf bijeen te sprokkelen.

„Studiereizen betalen ligt genuanceerder. Dat zouden ouders eigenlijk alleen moeten doen als zo’n reis functioneel is en in relatie staat tot de opleiding, bijvoorbeeld bij een internationaal georiënteerde studie. Dan voegt het iets toe. Als kinderen gewoon willen backpacken, of een cocktailcursus in Griekenland willen doen, geef je ze misschien een koffer en een korte broek, maar de reis zelf moeten ze verdienen.”

„U bent destijds naar eer en vermogen en met de kennis van toen gaan sparen. Uitleggen welke keuzes u en hun moeder destijds gemaakt hebben, kan een mooi opvoedkundig gesprek opleveren.

„Bovendien zou ik voorzichtig zijn met kijken naar wat andere ouders doen. Ouders zwepen elkaar ook op. Sommige jongeren krijgen een Mini voor hun achttiende verjaardag omdat ze die ‘nodig’ hebben, waar houdt het op?”

Inspanning faciliteren

Leo Molenaar: „Uw kinderen hebben blijkbaar vrienden met welvarende ouders, want ik zie juist veel studenten die helemaal geen financiële hulp krijgen van thuis. Het is al heel bijzonder dat uw kinderen niet hoeven lenen.

„Ik zou me afvragen: wanneer is het genoeg? Hadden jullie wel voor rijlessen gespaard, was er mogelijk weer iets anders wat u uw kinderen had gegund. Er zijn ouders die hun kinderen naar een summer course aan Harvard sturen. Of dat voor het kind zelf beter is, is nog maar de vraag. Als er op een cv veel mooie plusjes staan die gefinancierd zijn door de ouders is dat niet altijd een pré.

„Het is waardevoller dat een karakter door uitdagingen groeit. Waar het om gaat, is de persoonlijke inspanning die jongeren leveren. Iemand die heel veel moeite doet om iets te bereiken is duizend keer interessanter dan iemand voor wie alles betaald is. Als uw kinderen op eigen kracht die lessen of die cursus betalen, ontstaat er een waardevolle zelfstandigheid waar toekomstige werkgevers echt wel op letten.

„Overigens heeft bijna elke studie-instelling tegenwoordig betaalbare uitwisselingen met het buitenland. Op de universiteit zijn dat de Erasmus-uitwisselingen waar je een beurs voor krijgt.

„Veel waardevoller dan alles betalen is om met uw kinderen te praten over hun ambities, en welke eigen verantwoordelijkheid ze daarin hebben. Vertel hun welke overwegingen u en uw ex-partner destijds hadden omtrent het spaarbeleid. Zo zien ze hoe keuzes gemaakt worden in het leven.”

Ad Kil is pedagoog en hoogleraar business research aan de Nyenrode Business Universiteit. Hij is mede-auteur van De gouden rugzak. handboek voor vermogende families. Leo Molenaar is decaan aan het Murmellius Gymnasium Alkmaar, universitair docent studie & loopbaan en organisator van de Tussenjaarbeurs.

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.


Corwin Winkelman had een nieuwe nier nodig en ging zelf op zoek naar een donor

Corwin Winkelman kust zijn vrouw Ilona Hartensveld welterusten in de hal van het Amsterdam UMC. Zij neemt de lift naar de vijfde verdieping, vaatchirurgie. En hij wandelt door naar nefrologie in toren F. Ze zijn 29 jaar samen, vannacht slapen ze voor het eerst onder hetzelfde dak in een andere slaapkamer.

Morgen worden ze allebei geopereerd. Ze gingen er onbevangen in. Nonchalant bijna. Maar nu, in zijn eentje in het ziekenhuisbed, razen de emoties door zijn lijf. „Ik heb een engeltje op mijn schouder”, post hij op Facebook. Bij het bericht staat de Hello Kitty-kat afgebeeld in de vorm van een nier: Hello Kidney.

De volgende dag vergezelt Corwin zijn vrouw naar de operatiekamer. Na wat laatste onderzoeken trekt hij zelf ook een blauw operatieschort aan. Met ferme passen rijden ze hem naar de operatiezaal waar een medisch team van acht hem opwacht.

Auto-immuunziekte

Corwin Winkelman (56) is een van de 1,8 miljoen Nederlanders met chronische nierschade. Op het moment van de niertransplantatie, begin december 2022, werken zijn nieren nog maar voor 5 procent. Ze voeren hun taken, zoals afvalstoffen uit het bloed halen en de bloeddruk regelen, onvoldoende uit waardoor zijn lichaam zichzelf vergiftigt.

Zolang Corwin geen goed werkende nier heeft, moet hij dialyseren.
Foto Selma van der Bijl

Nierschade is vaak het gevolg van diabetes of hoge bloeddruk. Bij Corwin raakten zijn nieren beschadigd door de ziekte van Berger, een auto-immuunziekte die hij al had, maar zeven jaar geleden na een flinke verkoudheid en een streptokokkeninfectie ‘wakker werd’. Daarna holde zijn nierfunctie achteruit.

Als Ilona Hartensveld (51) hoort dat haar man een nier nodig heeft, weet ze: die wil zij hem geven. En ze hebben geluk: Corwin en Ilona hebben dezelfde bloedgroep en hun weefseltype komt voldoende overeen om een transplantatiematch te zijn.

Ze plannen de operatie zorgvuldig: na de verbouwing van hun nieuwe huis en voordat de drukte bij hun bedrijf voor schoolfotografie begint. Het was ergens ook wel romantisch, samen in het ziekenhuis. Een operatie als ultieme bezegeling van hun liefde.

Spanning

Een week na de operatie heeft Corwin een buik als een ballon. De afvalstoffen hopen zich op. Hij kan niet eten, niet naar het toilet en slaapt nauwelijks. De artsen doen er alles aan om afstoting te voorkomen. Van een boost met prednison tot plasmaferese, waarbij het bloed wordt gefilterd zodat de antistoffen uit zijn bloed verdwijnen.

Op sociale media schrijft Corwin de spanning van zich af. Meerdere keren per dag, en vaak ook ’s nachts, post hij een update. Vrienden, familie, collega’s en onbekenden beginnen hem te volgen. Corwin krijgt veel berichtjes en likes. „Ik zat ín mijn telefoon”, zegt collega An Bosma. „Het was zo’n mooi verhaal, ik wilde zo graag dat het zou lukken.”

Corwin voor en na de tweede transplantatie.

Foto’s Selma van der Bijl

Twee weken na de operatie post hij: „Het avontuur is ten einde. Ik moet de manier waarop ik mijn leven kan leiden gaan heroverwegen. Maar eerst is het wachten tot dit kostbare cadeau uit mijn lichaam verwijderd kan worden.”

Een paar dagen later zit An aan zijn bed. Corwin is er zo slecht aan toe dat zelfs zijn familie nog niet langs is geweest, maar Ilona wil graag dat An zelf over haar plan vertelt. „Als er een tweede kans komt, wil ik je donor zijn”, zegt ze. Ze heeft het uitgebreid met haar partner besproken en is vastberaden: ze is gezond, haar dochters zijn volwassen. Dus waarom niet? „Het kan een mooi cadeau zijn aan mezelf als ik dat voor een ander kan doen.”

Zombie

In de maanden na de mislukte transplantatie is Corwin aangewezen op dialyse. Drie keer in de week gaat hij naar het ziekenhuis waar hij vier uur lang op een machine wordt aangesloten die de functie van de nieren overneemt. De rest van de dag ligt hij meestal doodmoe en misselijk op bed. Hij is 54, vader van een dochter van dertien, partner, vriend en ondernemer, hij loopt hard, drumt, en heeft sinds hij als kind lymfeklierkanker overleefde een gigantische levensdrang. Een half leven is voor hem geen leven.

Corwin koppelt ’s ochtends na de nachtdialyse  af van de machine.
Voor het eerst in jaren dat mag Corwin van zijn arts eindelijk weer in bad mag.
Elke maand komen er eenMaandelijkse levering van ongeveer zo’n 40veertig dozen met in totaal ongeveer 450 kg aan vloeistoffen, opvangzakken en slangensets.

Een verpleegkundige raadt peritoneale dialyse aan, thuisdialyse waarbij het eigen buikvlies de afvalstoffen uit het bloed filtert en via een katheter afvoert. Het klinkt ideaal, maar tijdens het slapen kruipt de katheter omhoog waardoor de vloeistoftoevoer geblokkeerd raakt en de machine elk anderhalf uur een snerpend alarm laat horen. Corwin slaapt nauwelijks. Overdag voelt hij zich een zombie.

Het Amsterdam UMC laat weten dat een tweede transplantatie mogelijk is. Internist-nefroloog Neelke van der Weerd is daar zelfs groot voorstander van. Als die lukt, gaat zijn kwaliteit van leven omhoog, en zijn levensverwachting. Van de nierpatiënten die tussen de 45 en 65 jaar starten met dialyseren, overlijdt de helft binnen vijf jaar. „Dat is een slechtere prognose dan bij veel type kankers.”

Het probleem is het tekort aan donornieren. Sinds de wijziging van de donorwet in 2020, waardoor iedereen potentieel orgaandonor is, tenzij je anders aangeeft, daalde de wachttijd weliswaar licht, maar er staat nog altijd twee tot vier jaar voor, afhankelijk van iemands bloedgroep. Voor Corwin meer omdat hij bij de eerste transplantatie weefselantistoffen aanmaakte en nu als ‘immunologisch complex’ wordt gezien.

De wachtlijst waar Corwin op staat is voor een nier van een overleden persoon. Een nier van een levende donor gaat twee keer zo lang mee, maar een wachtlijst voor levende organen bestaat niet. Die moet je zelf vinden.

De drie potentiële donoren die zich spontaan bij Corwin en Ilona meldden, onder wie An, worden na onderzoek in het ziekenhuis niet geschikt bevonden. „Donoren moeten 100 procent gezond zijn, en in dat gezonde lijf gaan we snijden. Daar moet je goed over nadenken”, zegt Neelke van der Weerd. Toch ziet ze steeds vaker dat mensen een nier doneren. Vooral aan een partner, een broer of zus, maar er zijn ook vrienden, buren, mensen die elkaar kennen van voetbal of die op dezelfde markt werken. Van de 1.126 nieren die vorig jaar werden getransplanteerd kwam 43 procent van een levende donor, 60 procent daarvan had geen familieband.

Met de billen bloot

Corwin en Ilona zijn ondernemers. Vijf maanden na de mislukte transplantatie lanceren ze een website om op zoek te gaan naar een nier voor Corwin. „Ik wil nog niet dood, dus dan maar met de billen bloot”, zegt hij in een interview met Hilversums Nieuws. Hij kijkt intens in de camera. Ilona omhelst hem.

De oproep levert zeventien potentiële donoren op. Een ervan is Marjolein Blanken, de partner van collega An. Ze heeft Corwin één keer gezien op een bedrijfsfeestje. „Ik was enthousiast over het idee, dus toen An niet werd opgeroepen voor verder onderzoek, dacht ik: dan neem ik het stokje over.” Dat zij zelf ooit werd geboren met hulp van een spermadonor, speelt mee in de beslissing. „Ik weet van mijn biologische vader dat hij doneerde vanuit altruïsme. Ik vind het mooi om in zijn voetsporen te treden.”

Marjolein blijkt geschikt te zijn als nierdonor – alleen: ze is geen match met Corwin. Ze kunnen wel deelnemen aan het landelijke cross-overprogramma. Hierbij doneert de donor van een ander een nier aan Corwin en andersom. Vier keer per jaar zijn er matchingsrondes waarbij zeven transplantatieziekenhuizen hun koppels ‘inbrengen’ bij de Transplantatiestichting.

Anoniem

An (l), Marjolein (m) en Ilona (r) nadat Marjolein haar nier heeft gedoneerd. Rechts: Marjolein en Corwin,nadat beiden zijn geopereerd.

Foto’s Selma van der Bijl

Een halfjaar later heeft Van der Weerd de ‘gouden nier’ gevonden. Met z’n vieren gaan ze naar het ziekenhuis: Corwin, Ilona, Marjolein en An. Ze installeren zich in hun kamer en na de laatste onderzoeken lunchen ze samen in de kantine. Elders in het ziekenhuis doorloopt een ander koppel dezelfde procedure.

Bij een cross-overtransplantatie blijven de koppels vanwege hun privacy anoniem. Het is ook niet relevant volgens Corwin. Voor hem is Marjolein zijn donor. „Dankzij haar heb ik straks een nier. En een leven.” Geëmotioneerd schudt hij zijn hoofd. „Ik snap niet dat je dit voor mij doet.” Een nier doneren bij leven kun je maar één keer doen. „Ik wil niet alleen aan mezelf en mijn eigen kleine kring denken”, zegt Marjolein. „Als An ooit een nier nodig heeft, hoop ik ook dat er iemand opstaat om haar de kans op leven te geven.”

De eerste dagen na de operatie lijken een herhaling van wat er gebeurde na de eerste transplantatie, meer dan een jaar eerder. Steeds als er bloed wordt afgenomen, is de boodschap: de nier werkt niet. Corwin krijgt weer prednison, weer plasmaferese. Na een week staat Van der Weerd aan zijn bed. „Het ziet er niet goed uit”, zegt ze. Het lijkt erop dat zijn lijf weer antistoffen aanmaakt. Om afstoting te voorkomen, geeft ze hem medicatie die zijn immuunsysteem voor lange tijd platlegt.

Corwin kan de gedachte dat er weer „een nier van een ander is verknald” nauwelijks verdragen. Voor de operatie heeft hij al tegen Ilona gezegd dat hij niet meer wil dialyseren. Wat als het toch weer moet, vraagt zij zich af. Wil hij dan nog wel door?

Twee verdiepingen lager ligt Marjolein in haar ziekenhuisbed. Het zal toch niet allemaal voor niets zijn geweest, schiet er door haar hoofd. Ze wist dat de kans groot is dat de nier niet zou aanslaan. Toch kan ze een huilbui niet voorkomen.

Naar Malaga

Als iedereen het bijna heeft opgegeven, gaat de nier aan het werk. En dat doet hij nu al meer dan een jaar. Stukje bij beetje haalt Corwin de verloren tijd in met zijn vrouw en dochter. Eerst voorzichtig, naar Antwerpen, dan naar Parijs, Londen en binnenkort naar Malaga. Dankzij de medische wetenschap en hun grote netwerk heeft Corwin zijn leven terug.

Van der Weerd ziet dat veel patiënten het moeilijk vinden om mensen in hun omgeving te vragen of ze een nier kunnen missen. Ook voor een openbare zoekvraag, zoals die van Corwin, moet je sterk in je schoenen staan, volgens de nefroloog. „Het geeft hoop als mensen interesse hebben, maar soms willen ze er iets voor terug of ze zien ervan af. Met die teleurstelling moet je elke keer omgaan.”

Voor mensen die wat hulp kunnen gebruiken is er het Nierteam aan Huis, dat voorlichting geeft aan het netwerk van de patiënt over alle mogelijke behandelingen bij nierfalen, inclusief nierdonatie bij leven.

Toen ze 30 jaar samen waren in 2023 gaf Ilona deze nier van keramiek – gemaakt door de tante van Corwin – cadeau aan Corwin als symbool van geloof, hoop en liefde.
Foto Selma van der Bijl

Het herstel is Marjolein tegengevallen. Waar Ilona na een paar weken de oude was, duurde het bij haar bijna een jaar. Ze heeft er nooit spijt van gehad. Ze hoeft alleen maar te kijken naar de kaart die ze van Corwins dertienjarige dochter kreeg. „Je bent een moedig persoon. De wereld heeft meer mensen zoals jij nodig.”


De Tesla Model Y blijft een scherp antwoord op de juiste vragen

Ironisch dat alleen Tesla’s in de fik worden gestoken nu de maker volgens het fatsoen met het verkeerde milieu flirt. De halve auto-industrie doet zaken met China of verkoopt supercars aan misogyne Arabieren. Test je maatstaven, zou ik zeggen. Uiteraard ga ik brandstichting hier niet verdedigen, maar consequent verzet zou ook VW’s en Ferrari’s, of in Turkije en Hongarije gebouwde Renaults of Mercedessen in de hens moeten zetten. Niks hoor. De dubbele moraal irriteert.

Daarom ga ik de vernieuwde Tesla Model Y nu gewoon bespreken. Hij is namelijk erg goed geworden, als je dat mag zeggen van een auto die uiterlijk op front en kont na ongewijzigd bleef. Over de ogenschijnlijk conformistische facelift met doorlopende clichélichtbalken voor en achter kun je twisten, met het achterlicht is iets bijzonders aan de hand. Een onzichtbare lichtband beschijnt van bovenaf een reflectorzone die het rood weerspiegelt met de romige gloed van een lavalamp. Mooi en voor het oog minder belastend dan die vaak gemeen prikkende led-verlichting.

De auto zelf blijft een scherp antwoord op de juiste vragen. Het is een elektrische suv. Hij moet spaarzaam zijn om zo ver mogelijk te komen. Hij moet het temeer omdat een suv ten koste van de actieradius groter, zwaarder en hoger is dan normale auto’s. Daarom gaat bij Tesla efficiency consequent voor esthetica. Het bouwde een soort gebochelde Model 3, met een hoge rug voor de zitruimte achter plus immens veel bagage, maar een voor de wind bijna absurd laag wegduikende dolfijnenneus. Oogt vreemd, werkt wel. De luchtweerstandscoëfficient van de Y daalde van 0.23 naar 0.22, uitzonderlijk laag voor een suv. En de aandrijflijn was al de meest economische in zijn soort. Zo werd hij zuiniger dan al zijn concurrenten. Daarom kopen mensen deze auto. Ze zien Musk zijn best doen. Het akoestische verschil tussen de vorige en huidige Y is dat tussen een bolderkar en een isoleercel. Waar de vorige issues had als slecht op elkaar aansluitende carrosseriepanelen, is de nieuwe zichtbaar preciezer in elkaar gezet, al is de afwerking nog steeds niet premium. In de wraparound-streep van de sfeerverlichting, die over dashboard en voorportieren als een boog om de voorstoelen is gespannen, sluiten de lijnen bij de deur niet goed op elkaar aan. Anderzijds zie je zulke slordigheden ook bij Mercedes, waar de kwaliteitsmaatstaven eveneens zuchten onder de door elektrificatie sterk gestegen kostendruk.

Feilloos van baan wisselen

Maar al het goede aan hem is behouden. Het touchscreen bleef qua bedieningsgemak het beste systeem in de sector. De automatische piloot wisselt zoals je van Tesla gewend bent feilloos van rijbaan. Je hoeft maar richting aan te geven en de auto gaat naar links of rechts zodra de verkeerssituatie dat toestaat.

Nieuws is er ook. De rugleuning van de achterbank is nu vanuit de kofferruimte elektrisch neer- en opklapbaar, praktisch. Voor de achterpassagiers kwam er een 8-inch-infotainmentdisplay. De schakelpook aan het stuur werd als bij de Model 3 vervangen door een sliderbaan links op het scherm. Naar boven swipen voor D, naar onderen voor R en ergens tussen die twee in zit een P-knop. Vooruit, het went. Ik zie de pook nog wel terugkomen, evenals de richtingaanwijzer links op de stuurkolom van de nieuwe Y, bij de vernieuwde Model 3 eerder opgeofferd aan onmogelijke drukknopjes op het stuur waar je in bochten niet meer bij kon. De goedmaker is van een schitterende eenvoud. Bij de meeste auto’s zijn stuurhendels combi-instrumenten met een vracht nevenfuncties. Deze laat alleen richtingaanwijzers knipperen. De stengel is dun en licht als een plastic wegwerpmes zonder kartels, met de delicatesse van de jaren vijftig. Houden zo.

En hij verbruikt nog steeds weinig. Zelfs rond het vriespunt duik je onder de 17kWh op 100 km, voor zo’n bloedsnelle machine met 514 pk fenomenaal. Mijn lange snelwegritten vertekenen het beeld. In de Randstad, waar de gemiddelde snelheden lager liggen, zal hij de fabrieksopgave van 15,3 kWh zeker halen.

Verder rijdt de vernieuwde Y strakker en fijner. Bijna alle EV’s sturen synthetisch, zonder enige vorm van fysiek contact met de massa. De aangenaam stevige besturing van de Model Y geeft het soort tegendruk waardoor je meer dan in veel andere auto’s voelt dat je iets aan het besturen bent, zonder er de spieren voor te hoeven spannen. Die foute bochel blijft de slimste auto in zijn klasse, sorry.


Een nier voor Corwin

Corwin Winkelman kust zijn vrouw Ilona Hartensveld welterusten in de hal van het Amsterdam UMC. Zij neemt de lift naar de vijfde verdieping, vaatchirurgie. En hij wandelt door naar nefrologie in toren F. Ze zijn 29 jaar samen, vannacht slapen ze voor het eerst onder hetzelfde dak in een andere slaapkamer.

Morgen worden ze allebei geopereerd. Ze gingen er onbevangen in. Nonchalant bijna. Maar nu, in zijn eentje in het ziekenhuisbed, razen de emoties door zijn lijf. „Ik heb een engeltje op mijn schouder”, post hij op Facebook. Bij het bericht staat de Hello Kitty-kat afgebeeld in de vorm van een nier: Hello Kidney.

De volgende dag vergezelt Corwin zijn vrouw naar de operatiekamer. Na wat laatste onderzoeken trekt hij zelf ook een blauw operatieschort aan. Met ferme passen rijden ze hem naar de operatiezaal waar een medisch team van acht hem opwacht.

Auto-immuunziekte

Corwin Winkelman (56) is een van de 1,8 miljoen Nederlanders met chronische nierschade. Op het moment van de niertransplantatie, begin december 2022, werken zijn nieren nog maar voor 5 procent. Ze voeren hun taken, zoals afvalstoffen uit het bloed halen en de bloeddruk regelen, onvoldoende uit waardoor zijn lichaam zichzelf vergiftigt.

Nierschade is vaak het gevolg van diabetes of hoge bloeddruk. Bij Corwin raakten zijn nieren beschadigd door de ziekte van Berger, een auto-immuunziekte die hij al had, maar zeven jaar geleden na een flinke verkoudheid en een streptokokkeninfectie ‘wakker werd’. Daarna holde zijn nierfunctie achteruit.

Als Ilona Hartensveld (51) hoort dat haar man een nier nodig heeft, weet ze: die wil zij hem geven. En ze hebben geluk: Corwin en Ilona hebben dezelfde bloedgroep en hun weefseltype komt voldoende overeen om een transplantatiematch te zijn.

Ze plannen de operatie zorgvuldig: na de verbouwing van hun nieuwe huis en voordat de drukte bij hun bedrijf voor schoolfotografie begint. Het was ergens ook wel romantisch, samen in het ziekenhuis. Een operatie als ultieme bezegeling van hun liefde.

Spanning

Een week na de operatie heeft Corwin een buik als een ballon. De afvalstoffen hopen zich op. Hij kan niet eten, niet naar het toilet en slaapt nauwelijks. De artsen doen er alles aan om afstoting te voorkomen. Van een boost met prednison tot plasmaferese, waarbij het bloed wordt gefilterd zodat de antistoffen uit zijn bloed verdwijnen.

Op sociale media schrijft Corwin de spanning van zich af. Meerdere keren per dag, en vaak ook ’s nachts, post hij een update. Vrienden, familie, collega’s en onbekenden beginnen hem te volgen. Corwin krijgt veel berichtjes en likes. „Ik zat ín mijn telefoon”, zegt collega An Bosma. „Het was zo’n mooi verhaal, ik wilde zo graag dat het zou lukken.”

Twee weken na de operatie post hij: „Het avontuur is ten einde. Ik moet de manier waarop ik mijn leven kan leiden gaan heroverwegen. Maar eerst is het wachten tot dit kostbare cadeau uit mijn lichaam verwijderd kan worden.”

Een paar dagen later zit An aan zijn bed. Corwin is er zo slecht aan toe dat zelfs zijn familie nog niet langs is geweest, maar Ilona wil graag dat An zelf over haar plan vertelt. „Als er een tweede kans komt, wil ik je donor zijn”, zegt ze. Ze heeft het uitgebreid met haar partner besproken en is vastberaden: ze is gezond, haar dochters zijn volwassen. Dus waarom niet? „Het kan een mooi cadeau zijn aan mezelf als ik dat voor een ander kan doen.”

Zombie

In de maanden na de mislukte transplantatie is Corwin aangewezen op dialyse. Drie keer in de week gaat hij naar het ziekenhuis waar hij vier uur lang op een machine wordt aangesloten die de functie van de nieren overneemt. De rest van de dag ligt hij meestal doodmoe en misselijk op bed. Hij is 54, vader van een dochter van dertien, partner, vriend en ondernemer, hij loopt hard, drumt, en heeft sinds hij als kind lymfeklierkanker overleefde een gigantische levensdrang. Een half leven is voor hem geen leven.

Een verpleegkundige raadt peritoneale dialyse aan, thuisdialyse waarbij het eigen buikvlies de afvalstoffen uit het bloed filtert en via een katheter afvoert. Het klinkt ideaal, maar tijdens het slapen kruipt de katheter omhoog waardoor de vloeistoftoevoer geblokkeerd raakt en de machine elk anderhalf uur een snerpend alarm laat horen. Corwin slaapt nauwelijks. Overdag voelt hij zich een zombie.

Het Amsterdam UMC laat weten dat een tweede transplantatie mogelijk is. Internist-nefroloog Neelke van der Weerd is daar zelfs groot voorstander van. Als die lukt, gaat zijn kwaliteit van leven omhoog, en zijn levensverwachting. Van de nierpatiënten die tussen de 45 en 65 jaar starten met dialyseren, overlijdt de helft binnen vijf jaar. „Dat is een slechtere prognose dan bij veel type kankers.”

Het probleem is het tekort aan donornieren. Sinds de wijziging van de donorwet in 2020, waardoor iedereen potentieel orgaandonor is, tenzij je anders aangeeft, daalde de wachttijd weliswaar licht, maar er staat nog altijd twee tot vier jaar voor, afhankelijk van iemands bloedgroep. Voor Corwin meer omdat hij bij de eerste transplantatie weefselantistoffen aanmaakte en nu als ‘immunologisch complex’ wordt gezien.

De wachtlijst waar Corwin op staat is voor een nier van een overleden persoon. Een nier van een levende donor gaat twee keer zo lang mee, maar een wachtlijst voor levende organen bestaat niet. Die moet je zelf vinden.

De drie potentiële donoren die zich spontaan bij Corwin en Ilona meldden, onder wie An, worden na onderzoek in het ziekenhuis niet geschikt bevonden. „Donoren moeten 100 procent gezond zijn, en in dat gezonde lijf gaan we snijden. Daar moet je goed over nadenken”, zegt Neelke van der Weerd. Toch ziet ze steeds vaker dat mensen een nier doneren. Vooral aan een partner, een broer of zus, maar er zijn ook vrienden, buren, mensen die elkaar kennen van voetbal of die op dezelfde markt werken. Van de 1.126 nieren die vorig jaar werden getransplanteerd kwam 43 procent van een levende donor, 60 procent daarvan had geen familieband.

Met de billen bloot

Corwin en Ilona zijn ondernemers. Vijf maanden na de mislukte transplantatie lanceren ze een website om op zoek te gaan naar een nier voor Corwin. „Ik wil nog niet dood, dus dan maar met de billen bloot”, zegt hij in een interview met Hilversums Nieuws. Hij kijkt intens in de camera. Ilona omhelst hem.

De oproep levert zeventien potentiële donoren op. Een ervan is Marjolein Blanken, de partner van collega An. Ze heeft Corwin één keer gezien op een bedrijfsfeestje. „Ik was enthousiast over het idee, dus toen An niet werd opgeroepen voor verder onderzoek, dacht ik: dan neem ik het stokje over.” Dat zij zelf ooit werd geboren met hulp van een spermadonor, speelt mee in de beslissing. „Ik weet van mijn biologische vader dat hij doneerde vanuit altruïsme. Ik vind het mooi om in zijn voetsporen te treden.”

Marjolein blijkt geschikt te zijn als nierdonor – alleen: ze is geen match met Corwin. Ze kunnen wel deelnemen aan het landelijke cross-overprogramma. Hierbij doneert de donor van een ander een nier aan Corwin en andersom. Vier keer per jaar zijn er matchingsrondes waarbij zeven transplantatieziekenhuizen hun koppels ‘inbrengen’ bij de Transplantatiestichting.

Anoniem

Een halfjaar later heeft Van der Weerd de ‘gouden nier’ gevonden. Met z’n vieren gaan ze naar het ziekenhuis: Corwin, Ilona, Marjolein en An. Ze installeren zich in hun kamer en na de laatste onderzoeken lunchen ze samen in de kantine. Elders in het ziekenhuis doorloopt een ander koppel dezelfde procedure.

Bij een cross-overtransplantatie blijven de koppels vanwege hun privacy anoniem. Het is ook niet relevant volgens Corwin. Voor hem is Marjolein zijn donor. „Dankzij haar heb ik straks een nier. En een leven.” Geëmotioneerd schudt hij zijn hoofd. „Ik snap niet dat je dit voor mij doet.” Een nier doneren bij leven kun je maar één keer doen. „Ik wil niet alleen aan mezelf en mijn eigen kleine kring denken”, zegt Marjolein. „Als An ooit een nier nodig heeft, hoop ik ook dat er iemand opstaat om haar de kans op leven te geven.”

De eerste dagen na de operatie lijken een herhaling van wat er gebeurde na de eerste transplantatie, meer dan een jaar eerder. Steeds als er bloed wordt afgenomen, is de boodschap: de nier werkt niet. Corwin krijgt weer prednison, weer plasmaferese. Na een week staat Van der Weerd aan zijn bed. „Het ziet er niet goed uit”, zegt ze. Het lijkt erop dat zijn lijf weer antistoffen aanmaakt. Om afstoting te voorkomen, geeft ze hem medicatie die zijn immuunsysteem voor lange tijd platlegt.

Corwin kan de gedachte dat er weer „een nier van een ander is verknald” nauwelijks verdragen. Voor de operatie heeft hij al tegen Ilona gezegd dat hij niet meer wil dialyseren. Wat als het toch weer moet, vraagt zij zich af. Wil hij dan nog wel door?

Twee verdiepingen lager ligt Marjolein in haar ziekenhuisbed. Het zal toch niet allemaal voor niets zijn geweest, schiet er door haar hoofd. Ze wist dat de kans groot is dat de nier niet zou aanslaan. Toch kan ze een huilbui niet voorkomen.

Als iedereen het bijna heeft opgegeven, gaat de nier aan het werk. En dat doet hij nu al meer dan een jaar. Stukje bij beetje haalt Corwin de verloren tijd in met zijn vrouw en dochter. Eerst voorzichtig, naar Antwerpen, dan naar Parijs, Londen en binnenkort naar Malaga. Dankzij de medische wetenschap en hun grote netwerk heeft Corwin zijn leven terug.

Van der Weerd ziet dat veel patiënten het moeilijk vinden om mensen in hun omgeving te vragen of ze een nier kunnen missen. Ook voor een openbare zoekvraag, zoals die van Corwin, moet je sterk in je schoenen staan, volgens de nefroloog. „Het geeft hoop als mensen interesse hebben, maar soms willen ze er iets voor terug of ze zien ervan af. Met die teleurstelling moet je elke keer omgaan.”

Voor mensen die wat hulp kunnen gebruiken is er het Nierteam aan Huis, dat voorlichting geeft aan het netwerk van de patiënt over alle mogelijke behandelingen bij nierfalen, inclusief nierdonatie bij leven.

Het herstel is Marjolein tegengevallen. Waar Ilona na een paar weken de oude was, duurde het bij haar bijna een jaar. Ze heeft er nooit spijt van gehad. Ze hoeft alleen maar te kijken naar de kaart die ze van Corwins dertienjarige dochter kreeg. „Je bent een moedig persoon. De wereld heeft meer mensen zoals jij nodig.”

Fotograaf Selma van der Bijl kwam in contact met Corwin en Ilona via de ‘Hello Kidney’-post op Facebook. Ze volgde Corwin en zijn zoektocht naar een nieuwe nier twee jaar lang, vanaf begin 2023. Om de nachtdialyse thuis in beeld te brengen, logeerde ze 24 uur bij de familie.


Fonetisch geleend

In de fonetische ambitie om buitenlandse leenwoorden te hertalen, loopt het midden- en kleinbedrijf voorop. Sjatoo Wijnkopers uit Breukelen bijvoorbeeld, een schoolvoorbeeld van dit genre. De pretentie van het Franse woord château is er meteen af, maar de betekenis blijft én je hebt nog een ludieke lading.

Caravanbar Sjatoo bestaat trouwens ook, maar dat is zo’n ander segment dat het elkaar niet in de wielen rijdt. Feestcafé Odeklonje in Den Helder bedient zich van dezelfde methode. Lekker normaal, past veel beter bij Den Helder dan eau de cologne.

Sneek is misschien wel koploper in het fonetische aanbod. Daar zit Suus Fotosjop, poolcentrum De Garaazje en brillenwinkel Optisjen. Maar die laatste gaat veel dieper dan gedacht. Martin Gorter van Optisjen zocht een nieuwe naam en ‘sjen’ is ook het Friese woord voor zien. „Een vriendin van onze dtp’er in Dalfsen heeft dat idee toen even getest bij de rij voor de oliebollenkraam, nou iedereen vond het een topnaam en dat is gebleken. Als mensen zich afvragen wat het nu is, dan is het helemaal goed. ‘Opticien?’ ‘Nee, Optisjen!’ ‘Optisjen?’ ‘Ja, Optisjen!’ Nou, dan hebben ze onze naam al vier keer genoemd. Vergeten ze nooit meer.” Het subgenre om buitenlandse woorden weer te hertalen naar de eigen taal gaat ook op voor restaurant Niej-Jork uit Venlo. Het is het restaurant van Hotel American, vandaar.


Het leven is geen moestuin

Wortel-pastinaakcupcakes met kardemomglazuur

Mijn tuinvrienden zijn om onnavolgbare reden allemaal gek op pastinaak, een groente die ik zelf weliswaar niet apert oneetbaar vind, maar waarvan ik de charme toch nooit helemaal heb begrepen. Maar je moet ze ook róósteren, zegt de ene tuinvriendin dan. Nee, je moet er soep van koken, zegt een ander. Prima, ieder z’n meug. Waar ik die bleke jongens in elk geval wél geschikt voor vind, is voor verwerking in gebak. De manier waarop je wortel kunt gebruiken in taarten en cakes en dergelijke, geldt ook voor pastinaak. Voor onze feestelijke tuinseizoensopening besloot ik dan ook cupcakes te bakken – een stuk makkelijker staand en uit de hand te eten dan taart – en daarin wortel én pastinaak te combineren. Dat pakte goed uit, er werd althans zachtjes gekreund en instemmend gehumd, daar tussen onze toekomstige groentebedden.

Voor 12 stuks

Voor de muffins:

100 g fijngeraspte wortel; 100 g fijngeraspte pastinaak (of 1 van beiden); 75 g walnoten, grof gehakt plus 20 g fijngemalen walnoten (of 15 g extra patentbloem); 2 el fijngeraspte gember; rasp van ½ schoongeboende (onbespoten) sinaasappel; 150 g patentbloem; 150 g blonde basterdsuiker; 1 tl bakpoeder; ½ tl baksoda; ½ tl zout; 1 tl kaneelpoeder; ½ tl grofgevijzelde kardemomzaadjes; 125 ml olijfolie; 80 g zure room; 2 eieren; 1 tl natuurlijk vanille-extract

Verder nodig:

muffinblik, ingevet met (olijf-)olie

Voor het glazuur en de garnering:

100 g roomkaas naturel, op kamertemperatuur; 40 g boter, op kamertemperatuur; 50 g poedersuiker; rasp van ½ (onbespoten) schoongeboende sinaasappel; 1/8 tl fijngemalen kardemomzaadjes (dus fijner dan die in het beslag); piepklein snufje zout; 25 g walnoten, grof gehakt; desgewenst: 12 eetbare bloemetjes

Verwarm de oven voor op 180 graden. Doe de geraspte wortel en pastinaak, de gehakte walnoten, gember, sinaasappelrasp, bloem en desgewenst de fijngemalen walnoten (die u dus ook kunt vervangen door 15 g extra bloem), de basterdsuiker, het bakpoeder, de baksoda, het zout, kaneelpoeder en de gevijzelde kardemomzaadjes in een kom en schep goed door elkaar.

Doe de olijfolie, zure room, eieren en het vanille-extract in een mengbeker en klop met een vork glad. Stort de vloeistof bij de droge ingrediënten en schep kort om tot een ietwat rommelig beslag.

Verdeel het beslag over de holletjes van het muffinblik en bak in ongeveer 25 minuten gaar in het midden van de oven. Laat de cakejes afkoelen op een rooster.

Doe voor het glazuur de roomkaas, boter, poedersuiker, sinaasappelrasp, fijngemalen kardemom en een piepklein snufje zout op een bordje en prak het tot een gladde crème. (U kunt alle ingrediënten ook in een keukenmachine mixen, maar daar wordt het glazuur wel wat dunner van.)

Bestrijk de cupcakes met het glazuur en versier met gehakte noten en desgewenst ook met bloemetjes.

Column | De laatste keer

Op het bureau voor ons lagen de versleten blokken waar door duizenden kinderen bruggen en torentjes mee waren gebouwd. Cléo deed ze een voor een in de vakjes. Wij keken toe, zoals we al negen jaar toekijken hoe onze kinderen in hun onderbroekje balletjes gooien en met een afgesabbeld theeserviesje spelen terwijl we een folder kregen uitgereikt over zindelijkheid.

„Zo,” zei de arts van het consultatiebureau. „Dan is dit toch echt de laatste keer.” Ze liet een stilte vallen en keek ons intens aan. „Nou, inderdaad,” zei ik. „Hm hm,” zei Willem, eveneens niet bereid om hier eens even lekker in te duiken.

„De laatste keer” is, tenzij ceremonieel ingekleed, zoals een uitvaart of schooldag, iets ingewikkelds. Wat moet je met laatste keren? Ik benadruk juist graag het volstrekt onoriginele, en dus waardevolle, van de situatie door precies te doen wat ik al die andere keren deed. Want als ik nu de handen van de verpleegkundige zou vastpakken en haar met een door tranen verstikte stem zou toevertrouwen dat alleen al de rij omkleedkussens in de wachtruimte me aan het onherroepelijke verstrijken van de tijd en daarmee ons aller sterfelijkheid herinnerde, zou dit niet ‘de laatste keer’ zijn, maar een volstrekt nieuwe ervaring. Een performance. Een epiloog.

Maar toen realiseerde ik me: dit is natuurlijk wel een epiloog, maar dan eentje met hoofdrolspelers die dit verhaal al een poosje achter zich hebben gelaten. Ooit was het consultatiebureau een loeispannende plek, waar prestatie, frustratie en zorgen samenkwamen. Waar we er, met het zweet op de rug, achterkwamen dat we geen extra luier bij ons hadden voor na het consult. Waar we veel te vurig hoopten dat ons kind zou laten zien dat hij al kon lopen. Waar ik een aanval van cabin fever kreeg toen een arts deed of Willem een kamerplant was en mij aan een vragenvuur onderwierp. Waar we, na ieder bezoek, trots onze ouders belden om te vertellen hoe goed ons kind het deed. Waar we nerveus prevelend dikke dijtjes vasthielden waar naalden in verdwenen.

En nu, deze laatste keer, bleek onze verhouding tot dit controlecentrum voor de jonge wanhopigen, die met snotbroeken en door moeheid ingegeven territoriale emoties iedere keer weer de gang naar weegschaal en meetlint maken, al tot het verleden te behoren. De linoleumvloer, de huilende dreumes op de gang. We hoorden hier al niet meer thuis. Ze konden ons niets meer vertellen wat we nog niet wisten.

„Nou, jullie maken leuke kinderen,” besloot de arts. „Zeker weten dat jullie het hierbij laten?” „Zonder twijfel,” zeiden we in koor. „En,” vroeg ze, „hebben jullie nog tips voor ons?” „Nee, het was altijd prima in orde,” zei ik, omdat bijna alles door de lens van de tijd zacht en zoet wordt, of van jezelf moet zijn.

We kleedden Cléo samen aan, geroutineerd. Veteranen in een ruimte vol voetsoldaten.

„Jij had gezegd dat ik een snoepketting kreeg na de dokter, papa,” schreeuwde Cléo door de wachtkamer. De verpleegkundige achter de balie trok een wenkbrauw op. „Straks,” fluisterde ik, toch nog een milliseconde gegrepen door een hogere autoriteit. We liepen naar de uitgang.

Op een omkleedkussen lag een blote, piepkleine baby met kromme kikkerpootjes luidkeels te protesteren tegen de kou. De ouders, een en al wallen, ongewassen haar en afzakkende spijkerbroeken, bogen zich gespannen over hem heen.

„Dag!” zeiden we. Maar niemand hoorde ons.

Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.


Zoet, zuur, zout, zalvig en crunchy

Toen ik een paar jaar geleden het recept voor geroosterde spitskool met spicy dressing las, kon ik het gerecht eigenlijk al proeven. Ik had niet eerder geroosterde spitskool gegeten, maar net als Janneke was ik meteen om. Als ik het op een menukaart zie staan, is het niet moeilijk om een keuze te maken. Ik gebruikte geen citroensap, maar rasp van een biologische citroen. Dat vind ik iets verfijnder smaken.

Om de saus iets vloeibaarder te maken, gebruikte ik een scheutje kokosmelk. Dat kwam goed uit, want ik had geen geraspte kokos in huis toen ik het voor de eerste keer bereidde. Dit gerecht heeft alles in zich: zoet, zuur, zout, zalvig door de pindakaas en een crunch door de gehakte pinda’s. Ik dronk er Formosa Oolong Dragon Noir bij: een half ge-oxideerde thee uit Taiwan. Deze thee ruikt en smaakt naar vochtige herfstbladeren en combineert prachtig met de wat rokerige smaak van de geroosterde spitskool. Natuurlijk serveer ik de thee in een wijnglas, dat is wel zo feestelijk.