Komende zondag is het Moederdag. Een tijdje terug kwam Kruidvat daarom met een aanbieding voor wasmiddel. ‘Moederdaghints’ stond erbij, haha. Een hint indeed! Niets zo irritant als een moeder die niet snel genoeg de volle wasmand leegwast. Heel goed dat Kruidvat daar eens aandacht voor vraagt, goeie timing ook, met Moederdag.
Nou, wat denk je? Ik was echt de enige die dit dacht. Want vervolgens brak de pleuris uit. Enorme ophef! Iedereen boos. Dat de reclame vrouwen stereotypeert. Dat de jaren 50 hadden gebeld om hun moederdagcadeaus terug te vragen. Allemaal wijvengezeik. Ik begreep er echt helemaal niks van.
Want natuurlijk doen vrouwen de was in Nederland, wie anders? De mannen? Hahaha, echt niet. De enige keer dat een man in mijn huishouden de was deed, kwam de hele trommel roze terug, omdat hij er een rode sok bij had gedaan.
Mannen kunnen dat niet, joh – de vaatwasser inruimen, het putje van de douche schoonmaken, luiers verschonen, hou toch op. Daar zijn hun mannenhanden te groot voor, en te ruig. En hun spieren te groot.
Mannen zijn er om het geld te verdienen. En als ze vermoeid thuiskomen na een lange dag sloven, dient de moeder klaar te staan met pantoffels, een vriendelijke glimlach en een glas whiskey. En dienen z’n overhemden vers gestreken in de kast te liggen.
Moederdagcadeaus kunnen wat mij betreft dus niet stigmatiserend genoeg zijn. Hartstikke goed ook voor de kinderen, om weer even duidelijk te krijgen welke plek de vrouw heeft in het gezin! Natuur en evolutie enzo – hallo!
In die lijn doorredenerend kwam ik op nog veel meer mooie moederdagcadeaus. Ik heb ze even op een rijtje gezet. Over hints gesproken. Groetjes komende zondag aan moeder de vrouw!
1 Een cursus ‘Vergeet jezelf niet’. Voor al die momentjes waarop de kinderen naar sport moeten worden gebracht, opa en oma hulp nodig hebben en papa ‘net even offline is’.
2 Een geurkaars met de naam ‘burn-out-lavendel’. Die ’s nachts kalmeert als mama doodziek het werk nog even moet afmaken dat overdag is blijven liggen omdat ze papa en de kinderen moest verzorgen, die met koorts op bed liggen.
3 Een ‘we zijn zo trots op je’-tegel van het werk. Anoniem bezorgd en uiteraard zonder opslag of promotie.
4 Een gegraveerde pieper met ‘Je bent onmisbaar’. Zodat mama ook tijdens pauzes (welke pauzes) bereikbaar blijft voor werk, kinderen én de groepsapp van school. Over wie de cake bakt voor het zomerfeest, wie de ‘lenteknutsel’ voor in de klas maakt, en komende week kan invallen bij het luizenpluizen.
5 Een beautybox met daarop de tekst: ‘Je wordt ouder mama!’ Met figuurcorrigerende slip, concealer voor diepe patriarchale vermoeidheid, een foundation die nóg onzichtbaarder maakt op de werkvloer, waterproof mascara tegen tranen in de file, en Ozempic.
6 En een botoxbehandeling, natuurlijk! Omdat de mannelijke collega’s moeder er de laatste tijd wel wat ‘moe’ uit vinden zien.
7 Een bureaustoel met wieltjes. Zodat mama naadloos van thuiskantoor naar keuken kan schakelen tussen Zoom en courgettes raspen.
8 Alcohol, veel alcohol. It takes a vineyard to raise a child.
9 Een zelfgekleide asbak. Zodat mama weer kan beginnen met roken.
10 De ‘Sorry dat ik besta’-cadeaubon. Te verzilveren bij een lifecoach die nog bij z’n moeder woont, en mama uitlegt hoe ze zelf de bron is van alle stress in haar leven.
11 Een box met ‘verwenmomentjes’. Een doosje schuldgevoel. Een baksteen om tegen de muur te gooien. Een stressbal in de vorm van het hoofd van mama’s leidinggevende (Peter of Paul). En een koekje. Eén koekje.
11 Een automatische Excusesgenerator. Die bij elke grens die mama stelt automatisch zinnen uitspuwt als: „Sorry hoor, ik bedoelde het niet lullig.” „Nee joh, ik wil best nog even snel die mail tikken.” En: „Tuurlijk, ik had deze zaterdag toch even niks te doen.”
12 Een grote doos. Waarin mama kan gaan zitten huilen.
13 Maar het beste idee? Dat is natuurlijk cadeaus geven aan papa op Moederdag! Een nieuwe dure racefiets. Een motor. Een dikke barbecue. Want het grootste cadeau voor een moeder, is een gelukkige vader.
14 Of wacht! Vergeet nummer 13. Schaf Moederdag helemaal af! En maak in plaats daarvan een extra Vaderdag! Zodat alle vaders naast hun wekelijkse papadag zich nóg een extra dag in het jaar vader kunnen voelen. Mooi hè.
Ik heb kippenvel!
Heb je een vraag van de week, taboe, of ‘kwestie’ voor deze rubriek? Mail dan naar [email protected]
Monica Nieuwenhuijse (57) woont in het dorp Waarde aan de Westerschelde, de zuidelijkste rand van de Biblebelt. Ze stemt op de SGP en is belijdend lid van de Gereformeerde Gemeenten, een orthodoxe stroming binnen het protestantisme. „Ik bid voor het eten”, zegt ze nadat ze kommen soep op tafel heeft gezet, mosterdsoep met spek. „Zal ik het hardop doen?” Ze vouwt haar handen, sluit haar ogen, buigt haar hoofd en bidt het Onze Vader.
Ze is getrouwd, ze heeft vijf kinderen en zeven kleinkinderen. En ze is schrijfster. Zo presenteert ze zich. Vrouw van, moeder, oma, schrijfster. Sinds 2019 heeft ze vijf boeken gepubliceerd, die onder orthodoxe protestanten – een half miljoen in Nederland, jonge mensen vaak – zeer aanslaan. En waarom? Daarvoor moet je niet bij haar zijn. Dat weet Hij. „Veel wordt me aangereikt,” zegt ze. „Ik verlang ernaar om te schrijven tot Zijn eer.” Al is ze maar een nietig mensje.
Foto Katrijn van giel
Waar schrijft ze over? Oorlog en geweld. Afrika, Midden-Oosten, Europa. Vriendschap, verraad, vergeving. Islam en christendom. Haar boeken gaan over goed en kwaad, over wat goed en kwaad ís. Zomaar duidelijk is dat nooit. Haar personages zijn klassieke romanhelden die op de proef worden gesteld en keuzes moeten maken. In Noem mijn naam, in oktober verschenen, verlaat Firas – ‘Ik ga dood als ik blijf’ – zijn vrouw Layla, hun zoon Hassan en hun pasgeboren dochter Jasmen om van Syrië naar Nederland te vluchten. Op de Egeïsche Zee ziet hij een baby verdrinken. Op Lesbos wordt een kind verkracht. Hij ziet wanhoop, agressie, onrecht. En overal is er vuil, stank, bederf. Intussen wordt hij geterroriseerd door herinneringen aan de misdaad die hij heeft gepleegd om zijn leven te redden. En al wordt hij uiteindelijk liefdevol vergeven, zichzelf vergeven zal hij nooit.
De meeste ondernemers rondom Waarde kweken appels en peren, maar de man van Monica Nieuwenhuijse zit in de uien. Verzamelen, sorteren, verpakken, over de hele wereld verkopen, ook aan Albert Heijn. En zie hun voorspoed. Hun huis is een klein paleis, de tuin een paradijs. Paradijs? „Het echte Paradijs”, zegt ze, „was veel mooier.” Een pergola van blauweregen leidt langs pas geschoffelde bloembedden naar haar schrijfhuis. Koelkast, keukentje, een tafeltje met een oranje typemachientje, voor de sier. Door de openslaande deuren klinkt het getjilp van mussen, het lentelied van mezen – behalve als, hoog tegen de hemel, de buizerd verschijnt. Dan houden ze zich opeens gedeisd en hoor je alleen nog de roep van overvliegende wulpen.
Hier dus. Hier werkt ze aan de verhalen die haar soms bang van zichzelf maken. „Je knuffelt je kleinkindjes en het volgende moment schrijf je over de gruwelijkste gebeurtenissen. Die zitten in míjn hoofd.” Ze gaat ermee door, zegt ze, omdat het moet. „Het is een drang waar ik geen weerstand aan kan bieden.”
‘Het irriteerde me dat God altijd maar aan Zijn eer wilde komen’
Ze komt uit Geldermalsen in de Betuwe, ook Biblebelt. Een gezin met zes kinderen. Haar vader had een drukkerij en zat in het bestuur van Friedensstimme, een organisatie die christenen in Rusland ondersteunt. Haar moeder zat in het bestuur van In de Rechte Straat: evangelisatiewerk in katholieke landen als Polen en Italië. „Mijn ouders zijn heel gelovig”, zegt ze. „Maar ze kijken breed.” Van haar moeder mocht ze een wijde broekrok aan als het koud was en ze ’s morgens vroeg met bus en trein naar Amersfoort moest. Daar zat ze op het Van Lodenstein College, waar rokken voor de meisjes verplicht zijn. Ze deed mbo agogisch werk, was au pair in Engeland en werkte bij de Kinderbescherming. Op haar 23ste trouwde ze – haar man kent ze van een door de kerk georganiseerd zeilkamp – en een jaar later kwam hun eerste kind. „En al die tijd”, zegt ze, „was ik niet gelovig.” Niet gelovig? „Ik ging wel naar de kerk en op zich nam ik wel aan wat de dominee zei, maar ik was ook opstandig. Het irriteerde me dat God altijd maar aan Zijn eer wilde komen. En waarom zou Allah niet de ware God zijn?”
Op een avond, ze woonde nog met haar man in Capelle aan den IJssel, zat ze de krant te lezen en opeens verdroeg ze die berichten over oorlog en honger en ziekte niet meer. Als een pijl in haar hart trof haar de gedachte dat al die ellende wordt veroorzaakt doordat de mensen God hebben verlaten. Dat is de zonde, dacht ze. Ook háár zonde. Zij had óók tegen God gezegd: bekijk het maar. Dus toen kort daarna de dominee preekte over de koopman die parels zoekt – Matteüs 13, vers 45 – en al zijn bezittingen verkoopt als hij die ene Parel van Grote Waarde vindt, namelijk Jezus Christus, ja, toen dacht ze dat ze er bijna was. Nog even en ze kon zeggen waar christenen zoals zij zo naar verlangen, het enige wat er werkelijk toe doet in het leven: ik heb God liefgekregen. Ze belde haar moeder en die was zo blij voor haar. ‘Moontje gaat nu ook het licht zien.’ Maar nee. De opstandigheid veranderde in vijandschap, ínnerlijke vijandschap, en het zou nog zes jaar duren voordat ze tot geloof kwam.
Donderdag 7 januari 1999. Met Kerst heeft ze van haar ouders een boek gekregen van de Engelse schrijver John Angell James (1785-1859): Wat moet ik doen om zalig te worden? Ja, zalig worden, dat wil ze toch wel heel graag. De vijandschap is weggeëbd en wat is overgebleven is leegte, gemis, een diep verlangen naar iets dat ze nog niet kent. Dagenlang heeft ze gelezen en gebeden. ‘Wat is er?’, vraagt haar zoontje van zeven. ‘Ben je ziek?’ Bij de piano zingt ze ‘O, alle dorstigen, komt tot de wateren.’ Haar man belt: het is druk in het bedrijf, hij blijft in Zeeland. Ze brengt de kinderen naar bed en leest het hoofdstuk Je moet geloven. Hallo, hoe dan? Dan leest ze in het hoofdstuk Dwalingen: ‘De grootste zonde is dat je niet gelooft.’ Ze gaat naar haar slaapkamer, knielt voor haar bed en zegt in tranen tegen God: ‘Hier ben ik.’ „Je vergeet het nooit meer”, zegt ze. „Het was alsof Hij een beetje bij me vandaan aan het kruis hing, mijn hoofd optilde en zei: ‘En hier ben ik.’ Ik vroeg: ‘En mijn zonden dan?’ Toen kwam er een tekst in mijn hart met een kracht die me bijna omverblies: ‘Ik zal je zonden wegwerpen in een zee van eeuwige vergetelheid.’ Micha 7 vers 19. Vind je dat niet mooi? Ik was rein. Ik liep naar de badkamer en dacht dat ik in de spiegel een andere Monica zou zien. Maar ik zag gewoon mezelf.” Ze lacht en loopt naar de koelkast om brood met kip en pesto te halen. Als ze weer zit zegt ze: „Sinds die dag heb ik zekerheid.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="20250505, Weerde, Nederland, foto's katrijn van giel. 'Wat maakt het leven de moeite waard' met Monica Nieuwenhuijse.
katrijn van giel
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="20250505, Weerde, Nederland, foto's katrijn van giel. 'Wat maakt het leven de moeite waard' met Monica Nieuwenhuijse.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="20250505, Weerde, Nederland, foto's katrijn van giel. 'Wat maakt het leven de moeite waard' met Monica Nieuwenhuijse.
katrijn van giel
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="20250505, Weerde, Nederland, foto's katrijn van giel. 'Wat maakt het leven de moeite waard' met Monica Nieuwenhuijse.
Nu waarom ze is gaan schrijven. Ze reisde voor De Ondergrondse Kerk naar Vietnam en keerde terug vol verhalen over de vreugde die ze gezien had bij christenen daar die alles hadden opgegeven voor hun geloof, het vuur waarmee ze het verdedigden, hun eensgezindheid – „iets wat bij ons nog weleens gemist wordt”. Mensen zeiden dat ze het aan het ophemelen was, maar de christenen die ze had ontmoet, zegt ze, waren werkelijk bereid te sterven voor hun geloof, net als in de tijd van de eerste christengemeenten – „iets wat bij ons niet meer zo gevoeld wordt”. Christenen hier hoeven niet voor hun leven te vrezen, waardoor er „best veel lauwheid” onder hen is. „Ook bij mezelf hè, ik ben niet beter dan een ander.” Daar wilde ze iets mee. En zie dan hoe het Johan vergaat in Een zeker man had een vijgenboom, haar debuut. Een hardwerkende Nederlander die alles goed voor elkaar heeft. Leuke vrouw, lieve kinderen, vakanties in Zuid-Frankrijk. Belijdend lid van een reformatorische gemeente. Toch gaat hij verloren. Hij sterft in een auto-ongeluk voordat hij bekeerd is en gaat verloren voor de eeuwigheid. „Zo erg”, zegt ze. „Ik zei het tegen een collega op school” – ze is invaller Engels op het Calvijn College – „en zij vond het ook zo erg. Maar ik moest dat zo schrijven. Ik weet nog dat ik een beetje vastzat en tot God bad om me te helpen. Toen ging ik boodschappen doen en op de terugweg kwam er een kracht in mijn hart die zei: Johan gaat verloren onder het Evangelie. Met al zijn lauwheid wijst hij Gods genade af en verliest hij de zaligheid, terwijl hij die zo dichtbij zich had.” Dan kun je, zegt ze, beter ongelovig zijn.
‘We houden niet van bankhangen en de hand ophouden’
Firas, uit Noem mijn naam, bestaat echt. Of nou ja, hij is samengesteld uit een paar Firassen, maar in de kern is hij echt. Hij is deels gevormd naar de Firas die bij Monica Nieuwenhuijse en haar man gewoond heeft voor hij een huis kreeg toegewezen en zijn gezin uit Syrië kon laten overkomen. SGP-stemmende christenen die een moslim in huis nemen? „Ja, en?”, zegt ze. „Moslims zijn ook mensen, hè.” Maar oké, ze snapt de vraag. Ze had ook zo haar vooroordelen voordat ze eraan begon. En haar man en zij hadden wat eisen. „We houden niet van bankhangen en hand ophouden, dus onze logé moest bereid zijn om te werken.” Dat kwam goed uit, want hun Firas wilde gráág werken. Hij kon meteen terecht in het uienbedrijf. Binnen een dag was ze haar vooroordelen kwijt, want wát een lieve man was hij. Zelfs over het geloof kon ze met hem praten. Hij ging mee naar de kerk.
Ze was al bezig met Noem mijn naam toen ze een verhaal hoorde dat bepalend was voor de plot. In Kapelle was een Syrisch gezin komen wonen en de man, dat vond iedereen, was zo toegewijd aan zijn vrouw en kinderen, daar konden Nederlandse mannen een voorbeeld aan nemen. „En toen”, zegt ze, „werd hij op een nacht van zijn bed gelicht.” Van de marechaussee hoorde ze later dat het geen flauwekul was. De man was een oorlogsmisdadiger. Haar hoofd ging op „error” en ze vroeg aan haar Firas hoe dat kon. „Hij zei: jullie hebben nooit meegemaakt wat wij hebben meegemaakt. En: in een oorlog doe je dingen die je in het normale leven nooit zou doen.” Dus ja, zegt ze, we kunnen wel onze oordelen hebben over vluchtelingen, maar wat wéten wij eigenlijk, met onze veilige leventjes?
Foto Katrijn van Giel
Vergeving is het thema van Noem mijn naam en door het verhaal heen schemert het Bijbelse verhaal van Abraham die van God zijn zoon Isaäc moet offeren. Of is het Ibrahim die van Allah zijn zoon Ismaël moet offeren? Zo staat het in de Koran. In beide gevallen wordt op het laatste moment geen kind geslacht, maar een lam, in de christelijke symboliek het Lam Gods, Jezus Christus. „Wist je,” zegt ze, „dat moslims ook verwachten dat Hij terugkomt?” Dan loopt ze naar binnen om de Bijbel te pakken, de Statenvertaling van 1637. Ze leest Psalm 146 voor en bij vers 5 is ze even stil. „Welgelukzalig is hij”, leest ze dan, „die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE, zijn God is.” Ja, dit maakt het leven voor christenen zoals zij ook de moeite waard: mensen tot geloof brengen. „Met liefde”, zegt ze. „Uít liefde.”
Moeder: „Mijn dochter zit in groep 7 en is de enige die geen smartphone heeft. Ze is dus ook de enige die niet in de klasseapp zit. Ze zou er het liefst ook een hebben, maar accepteert het. Het heeft vooralsnog geen invloed op haar vriendschappen. Hoe ga ik om met de druk vanuit de maatschappij om haar, als ze straks naar de middelbare school gaat, wel zo’n ding te geven? De wetenschap laat zien dat het onze jeugd geen goed doet. De ontwikkeling van de hersenen, het zelfbeeld, de studieresultaten en de mentale en fysieke gezondheid lijden onder de smartphoneverslaving. Ik wil hier niet aan meedoen, maar ik wil ook niet dat ze straks buiten de groep valt. Of gepest wordt omdat ze niet ‘cool’ is. Waar doe ik goed aan als ze ouder wordt?”
Omgeving beïnvloeden
Anneke Smits: „U heeft helemaal gelijk. Apps op de smartphone zijn de laatste jaren in toenemende mate verslavend gemaakt, en het gebruik ervan verstoort de concentratie. Dat wat kinderen online zien, ijlt op school vaak nog na, waardoor hun aandacht vermindert voor het leerproces.
„Bovendien doen kinderen door de tijd die ze besteden aan die smartphone een heleboel dingen niet die juist wél goed zijn voor hun ontwikkeling, bijvoorbeeld zonder afleiding spelen met vriendjes en vriendinnetjes, sporten en boeken lezen.
„Om al deze redenen is het gebruik van mobiele telefoons niet meer toegestaan op basisscholen en het voortgezet onderwijs. Die telefoons zouden ook tijdens de pauzes in de kluisjes moeten blijven want dat zijn juist de momenten waarop leerlingen met elkaar praten.
„Basisscholen mogen geen WhatsApp-klassegroepen gebruiken. WhatsApp-gebruik voor kinderen onder de 13 jaar is in Nederland verboden. Praat hierover met andere ouders, en op ouderavonden op school.
„Kortom: uw streven is juist, maar het is wel belangrijk om uw dochter bij uw besluitvorming over de smartphone te betrekken. Praat met haar over de werking van social media. Geef haar eventueel een ouderwetse klaptelefoon als ze toch onderweg bereikbaar wil zijn. En geef thuis het goede voorbeeld. Maak het gezinsleven smartphone-arm. U kunt niet uw dochter de toegang tot een smartphone ontzeggen en die van u zelf op tafel leggen.”
Weerbaar worden
Remco Pijpers: „Het begint ermee dat uw dochter en u een geschikte middelbare school kiezen. De nieuwe regel is dat smartphones uit de klas worden geweerd; soms houden scholen telefoons tijdens schooltijd ook helemaal uit het zicht (‘thuis of in de kluis’). Vraag op voorlichtingsdagen hoe het smartphonebeleid uitpakt. Verzorgt de school ook lessen mediawijsheid?
„Besteed intussen aandacht aan digitale weerbaarheid. We leven namelijk in een ‘impuls-maatschappij’. Prikkels komen niet alleen via smartphones binnen, maar ook via laptops en schermen met bewegende beelden in de openbare ruimte. Zo maken automatisch doorlopende afleveringen bij Netflix het moeilijker om bewust te stoppen. Pushmeldingen van digitale schoolomgevingen halen je terug naar je de laptop.
„Weerstand kunnen bieden aan die onophoudelijke ‘roep’ van technologie maakt deel uit van digitale volwassenwording. Als ouder kunt u daar nu al met uw dochter over praten. Vraag haar: ‘Merk jij weleens dat het lastig is om te stoppen met een filmpje of spelletje?’ ‘En wat helpt jou dan om toch te stoppen?’ Zo helpt u uw dochter om straks sterker te staan, ook mét smartphone.
„Het is allemaal makkelijker gezegd dan gedaan. Zoek daarom steun bij andere ouders, bijvoorbeeld via de ouderbeweging Smartphonevrij Opgroeien.”
Het was de ochtend van Tweede Paasdag. Landerig zaten we op de bank in de woonkamer, iedereen geklonken aan een scherm, toen Willem uit de keuken riep dat godnondeju de paus dood was. Direct werd er verbinding gelegd met Brabant, waar Willems oude vader, voormalig priester, nog niet op de hoogte was van het nieuws. „Pap, hou je vast. De paus is dood”, zei Willem. Er klonk weer gevloek, een aantal keer ‘och toch’ en daarna ving het concilie aan. Robert Sarah, zo heet een kanshebber. „Robert SARAH!”, brulde Willem richting de bank, wees naar mij en zei voor de zekerheid, een hand op de hoorn: „Net als jij!”
Dan was er nog een Nederlander, Eijk, nonde nonde, als die het werd, stonden we er niet best op. „Wie is er nou weer dood?”, vroeg Kaas (5) aan me. „De Paus”, zei ik, toch een beetje aangedaan. Zelfde geboortejaar als mijn vader, dat moest het zijn. „WAT of WIE is de paus?”, vroeg Kaas weer, zijn ogen ondertussen strak op het scherm van de iPad. „Dat is de belangrijkste man van de katholieke kerk”, zei ik afwezig, en boog me over NOS.nl.
„Ezra, Jezus is dood”, zei Kaas tegen zijn broer, die nog steeds verdiept was in Minecraft.
Ik dacht aan 2013, het jaar dat Willem elkaar ontmoetten.
Ik had in De Balie een programma over de nieuwe paus georganiseerd. ‘Popi Jopi’, hadden we het genoemd. Alle katholieken van Noord-Holland hadden zich verzameld in de zaal, zo’n 25 stuks. Na afloop dronken ze rode wijn in het café. Een maand daarna stonden Willem en ik aan dezelfde bar elkaar te versieren, met veel cultuurkatholieke bombarie. ‘Onze Frans’ bleek een punt van herkenning, een teken van een gedeelde achtergrond waar we, zo bleek, allebei een la vol rozenkransen en flesjes heilig water aan hadden overgehouden. Franciscus was natuurlijk een vat conservatisme geweest, zoals alles pausen. Hij vond abortus een absolute schande. Maar, in zijn laatste dagen had hij trans sekswerkers nog een hart onder de riem gestoken, hij belde iedere dag met de Christelijke kerk in Palestina, hij gaf vrouwen belangrijker posities binnen de kerk en, ook niet geheel onbelangrijk: hij was nogal vies van de volgelingen die bij de mis aan zijn hand lebberden. Zou ik ook hebben. „Wel erg voor God dat Jezus dood was, al dacht ik dat hij al dood was gegaan een paar dagen geleden”, mijmerde Kaas.
Ik was opgestaan en naar de keuken gelopen, waar Willem het gesprek afrondde.
„Ik vind het toch wel een ding”, zei ik. Willem knikte, zijn newsfeed ondertussen verversend. „JD Vance, die rotzak, het zou me niet verbazen”, mompelde hij. „Ik zei, ik vind het toch wel een ding”, zei ik nu luider. Willem keek verstoord op.
„Ja, ik weet niet, soms kunnen willekeurige dingen opeens zo’n periode in je leven afsluiten”, begon ik. Hij knikte en keek weer naar zijn telefoon. „Ik bedoel”, probeerde ik opnieuw. „Ik kan best een knuffel gebruiken.” Hij keek me verbijsterd aan. „Serieus?”, zei hij. „Die man was 88.” „Je kan ook gewoon die knuffel geven, zonder na te denken over de terechtheid ervan”, zei ik, iets bozer. Willem keek me nu werkelijk radeloos aan. „Ja, zeg”, zei hij en maakte een snoekduik richting de woonkamer. „En nu ALLEMAAL van die iPads AF!”, riep hij, een perfecte, ook nog eens nobele afleiding van onbestendigheden in ons huwelijk.
„Kijk papa”, zei Ezra. Hij draaide zijn scherm om. Een enorm kruis, gebouwd in Minecraft, met daarop een vreemd glimlachende man gespijkerd. ‘R.I.P. PAUS’ stond eronder in grote, fluorescerende letters.
Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.
Wij eten overwegend vegetarisch en dan is een nieuwe bereiding van tofu altijd welkom. Voor twee personen gebruikte ik 200 gram tofu in vier plakken gesneden. Het aanbrengen van achtereenvolgens de maïzena, het kikkererwtenbeslag en gewoon paneermeel, in plaats van panko, was een beetje een kliederboel, maar uiteindelijk zat er een mooi egale laag op. Geïnspireerd door een recept uit Ottolenghi’s kookboek Nopi heb ik aan het kikkererwtenbeslag naast zout en peper ook nog een theelepel Chinese five spice-poeder toegevoegd, wat de smaak een hint van anijs gaf. Het was eenvoudig te bakken, kleurde mooi goudkrokant en smaakte erg lekker met de pittige chilisaus erbij. Door het lange marineren was de smaak van de marinade goed in de tofu getrokken. We aten er gegrilde groene asperges bij en het restant van een bulgursalade met kersttomaatjes en ras-el-hanout. Het was al met al een lekkere combinatie van smaken.
Albanië is een land waarvan je vroeger op school de hoofdstad leerde onthouden. (Precies, Tirana) We wisten ongeveer waar het lag, dat het communistisch was, en erg arm. En wie een beetje had opgelet bij Nederlands, was zich er wellicht vagelijk van bewust dat de schrijver A. den Doolaard er lang geleden een tijdje had rondgezworven. (Dito voor Engels en Lord Byron.)
Tegenwoordig geldt de voormalige Socialistische Volksrepubliek Albanië als een populaire vakantiebestemming. Ik ben er nog niet geweest, maar verhalen over ongerepte natuur, bezienswaardige steden, uitgestrekte stranden, gastvrije mensen en sprankelende wijnen van inheemse druiven hebben mijn interesse beslist gewekt. Ik zie mezelf daar ook wel rondzwerven, zeker nu ik heb ontdekt dat er op eetgebied eveneens veel interessants te beleven valt.
Voor dat laatste dank ik de lezer die mij vroeg eens aandacht te besteden aan de Albanese klassieker tavë kosi. Om aan zijn verzoek te voldoen dook ik in de Albanese keuken, die zich ergens tussen de mediterrane keuken, de Balkankeukens en die van het Midden-Oosten bevindt. Groentegerechten op basis van aubergines, paprika’s en tomaten. Gevulde deegwaren. Zuivel zoals yoghurt en witte, feta-achtige kaas. Olijfolie. Schapen- en lamsvlees. Veel stoofpotten.
De naam het ultieme heimweegerecht voor Albanezen in den vreemde. betekent letterlijk yoghurtschotel. Preciezer gezegd gaat het om een ovenschotel van gestoofd lamsvlees en rijst, afgedekt met een dikke yoghurtsaus. De bakermat ervan ligt in de stad Elbasan en de receptuur is vermoedelijk beïnvloed door culinaire tradities uit het Ottomaanse rijk, waartoe Albanië tot 1912 behoorde. Volgens de overlevering kregen de troepen van sultan Mehmet de Tweede al in de vijftiende eeuw een soortgelijk gerecht van schapenvlees overgoten met schapenyoghurt te eten.
Hoewel inmiddels ook populair in omringende landen, geldt tavë kosi met recht als nationale gerecht van Albanië. Albanezen beschouwen het als een feestgerecht dat generaties verbindt en symbool staat voor gastvrijheid. Logischerwijze is het daarmee ook het ultieme heimweegerecht voor Albanezen in den vreemde.
Zo’n diepgewortelde culturele betekenis vraagt natuurlijk om een gewetensvolle culinaire vertaling, een recept dat recht doet aan de oorsprong. Daarom heb ik in eerste instantie zoveel mogelijk bestaande recepten bestudeerd. Vervolgens heb ik – want zo eigenwijs ben ik dan weer wel – gewoon gedaan wat mij logisch en lekker leek, en ik was aangenaam verrast door het resultaat. De lamsstoof is weliswaar eenvoudig van kruiderij, maar daarom, misschien wel júíst daarom, niet minder smakelijk. Ik had me van tevoren zorgen gemaakt of de rauwe rijst wel gaar zou worden in de oven, maar dat bleek geen enkel probleem. En die saus máákt het gerecht. Het is feitelijk een met eieren verrijkte bechamel op basis van yoghurt in plaats van melk en hij souffleert in de oven tot een dikke, romige, friszure deken die het gerecht een torenhoog comfortfoodgehalte geeft.
Inderdaad, tavë kosi is tamelijk zware kost maar dankzij die yoghurt toch lichter dan je zou denken. Ik zou zeggen: nodig een stel vrienden-met-eetlust uit voor dit feestmaal en maak er een groene salade bij, aangemaakt met flink wat azijn of citroensap.
Het sinds de eerste neo-Mini wild uitdijende Mini-gamma deed denken aan de familie Flodder, de televisieserie over een tokkiefamilie in een kakbuurt. De Flodders waren leuke vreemde eenden in de villawijk waar ze niet, maar als verdwaalde paradijsvogels toch weer een beetje wél thuishoorden. Evenzo werd Mini onder BMW-vlag voor de hoofdprijs stoute underground in elitekringen. Je had de Cabrio, claustrofobisch zonne-oventje op wielen. De Clubman, poging tot stationcar met de schattige dubbele achterdeurtjes van het originele transport-Mini’tje. De Coupé was een soort mobiele honkbalpet en de mislukte Paceman een tweedeurs-suv met het weggedrag van een martelwerktuig. Beide waren snel van de baan.
Helaas deden de blijvers hun bescheiden naam steeds minder eer aan. Ze groeiden ongeremd. Het is de tijd. Alles moet groot en vet. Horloges, huizen, sneakers, suv’s. De huidige Countryman, in zijn elektrische variant 2.000 kilo zwaar, deelt zijn platform met de volumineuze BMW X1.
Zoom in voor details van Mini Aceman SEKlik op de punten voor uitleg over de details.Merlijn Doomernik
Dan nu de Aceman, groter dan de driedeurs Mini maar veel kleiner dan de Countryman. In een autowereld waarin soortnamen steeds minder betekenen zou je hem een semi-suv kunnen noemen. Vorm en maatvoering vullen een alleen door Mini waargenomen niemandsland tussen het crossovergenre en de vijfdeurs hatchback die ze je bij Mini ook verkopen, zij het met microdeurtjes waar uitsluitend graatmagere socialites doorheen komen. Met de fysieke toegankelijkheid is het bij de Aceman weinig beter gesteld. Die is ook zijn zorg niet. Waarom hij kwam moet je niet vragen. Leuk is bij Mini het enige criterium. De Aceman ís leuk, in de zin van apart. De felle kleuren zijn dolletjes. Aan de voorzijde afgeronde en aan de achterkant hoekige beschermingsplaten rond de wielkasten trekken de vorm speels uit het lood. Zwarte megadorpels snijden als klemmen in het Mini-vlees.
Binnen beknelt hij jou. De rechterknie van de bestuurder raakt irritant hardnekkig het spijkerharde bedieningspaneel met startknop en schakelhevel. Een opgetrokken linkerknie past net aan in het gat tussen stuur en deur. Het deurpaneel is genereuzer met stof bekleed dan dat van de Countryman-deuren, die voor de helft bestaan uit onverbloemd goedkoop zwart plastic. Mini zal berekend hebben dat meer deurbekleding op de kleine Aceman toch geen drol zou kosten. Het plastic plateau onder de voorruit blijft een pauperdingetje, maar voor premiumgevoelige kniesoren is er genoeg vrolijke afleiding. Het baldadig ronde infotainmentscherm is zo spectaculair en onhandig als in andere Mini’s. Over het met blauw-oranje stof beklede dashboard lopen knotsgekke retro-kofferriempjes en de onderste stuurspaak is een soort horlogebandje. Het is informele exclusiviteit om te stelen, Ikea voor de rijken.
Goedkoper geworden
Dat prikkelverdienmodel stuit nu wel op zijn grenzen. Ruim 65 mille voor de duurste stekkerversie van de Countryman werd getuige de verkoopcijfers zelfs de Mini-klant te gortig. Daarom verlaagde Mini fors de prijzen. De goedkoopste Aceman daalde met bijna 5.000 euro naar 34.490 euro, de geteste Aceman SE kost met een basisprijs van 37.990 euro 3.667 euro minder dan voorheen. De Countryman devalueerde navenant. Of die onverwachte bereikbaarheid je overhaalt, hangt van je stijl van leven en waardering voor klassieke Mini-deugden af. Die heeft de Aceman heus. Hij scheurijzert aanstekelijk als echte Mini’s en de stekker-tech van BMW werkt adembenemend efficiënt. De (hallo!) 1.785 kilo zware Aceman is zelfs zuiniger dan mijn jammerlijk gemiste BMW i3. Onder de tien graden met alleen snelwegritten 15,6 kWh per honderd kilometer halen is meesterlijk. Dat kan onderweg naar de zomer alleen maar beter worden en in de winter niet veel slechter, want daar stond de test-Aceman door late nachtvorst nog met één been in. Snelladen gaat met 95 kW redelijk, niet meer.
De aan de voorkant rond lopende beschermplaat om de wielkasten maakt een hoek achter.Die onderste spaak van het stuur is inderdaad een soort horlogebandje.Patroon van de Britse vlag in de achterlichten – links de ene, rechts de andere helft. S staat voor het snelste model met 218 pk, uiteraard veel meer dan genoeg.
Foto’s Merlijn Doomernik
Wat als ze bij Mini eens iets nuttigs zouden maken, denk je dan. Een auto die, zoals de oer-Mini van de onsterfelijke constructeur Sir Alec Issigonis, nieuwe maatstaven zou stellen op de paradedisciplines van gewichtsbesparing en doordachte benutting van beperkte ruimte? Wat als ze met een simpele, krachtige vorm de spartaanse aantrekkelijkheid van de eerste Mini nieuw leven konden inblazen? Mini is als nichemerk een van de weinige fabrikanten die zich voor goed geld zo’n gok kunnen veroorloven. Ik zie de maren. Mini wordt gegijzeld door thrillseekers. Het laat zich in steeds onmogelijker bochten wringen om leuk gek hun eeuwige verveling te verdrijven. Maar het speelkwartier houdt een keer op. Terwijl constructieve genialiteit onsterfelijk is. Zonder Issigonis’ meesterschap had het nieuwe Mini niet bestaan.
‘Op een zomeravond in 1951 hebben mijn ouders elkaar ontmoet tijdens het zeilen en kanoën op de Loosdrechtse Plassen. Hij studeerde mijnbouw in Delft, zij Mensendieck in Amsterdam. Haar kano sloeg lek, hij redde haar en de vonk sloeg over.
Na hun huwelijk in 1953 vertrokken ze naar Bolivia, waar mijn vader op zijn 26ste als mijnbouwkundig ingenieur de leiding kreeg over een tinmijn op 4.000 meter hoogte. Daarna van een goudmijn in Peru, gevolgd door vijf jaar van een tinmijn in het oerwoud van Belgisch Congo. Avontuurlijke jaren met apen als huisdier, vleesetende mieren en aardbevingen. Jaren die eindigden in 1960, met hun vlucht naar Nederland als gevolg van de onafhankelijkheidsstrijd in Congo.
Mijn moeder werd met haar naaimachine en koffertje met tafelzilver en foto’s op het laatste vliegtuig naar Nederland gezet. Mijn vader moest achterblijven. Een spannende tijd volgde, waarin hij met rebellen moest onderhandelen voor het behoud van de mijn en de levens van de mijnwerkers. Na maanden radiostilte kreeg mijn moeder een bericht dat hij veilig was.
Na terugkeer konden ze gelukkig na negen jaar wachten ouders worden, van mijn oudste zus. Later kwamen mijn zusje en ik. Inmiddels werkte mijn vader bij Philips, waarvoor mijn ouders werden uitgezonden naar Manilla, São Paulo en ten slotte Singapore. Toen wij de tienerleeftijd bereikten, kozen mijn ouders ervoor om definitief terug te keren, zodat wij hier konden wortelen. Mijn vader werkte tot zijn pensioen bij Philips, vloog als hobby Cessna’s en werd een verdienstelijk genealoog in zijn vrije tijd. Mijn moeder bleef vrijwilligerswerk doen en stortte zich op schilderen, golfen, ouderraad, etc. Ze was de spil en cheerleader van het gezin. Ze speelden veel bridge en maakten roadtrips. Ze hebben een fantastisch, avontuurlijk en vol leven geleid.”
Een tuindoek is de meeste efficiënte manier om het uitzicht in de achtertuin naar je hand te zetten. Het reguliere perspectief is vaak een saaie schutting of een monotone bakstenen muur. Praktisch om de erfgrens te manifesteren, maar op esthetisch vlak heeft het zijn tekortkomingen. De laatste decennia zijn daarom sfeermakers in opkomst die je kant-en-klaar op kan hangen. Mensen gaan voor een nieuw uitzicht naar het tuincentrum, maar online is er nog veel meer mogelijk. Voor een paar tientjes heb je een geheel nieuw en onderhoudsvrij panorama.
Vaak zijn het vergezichten die spelen met de trompe-l’oeil-beleving, de zinsbegoocheling dat je denkt er een raam in de schutting zit met een oogverblindend uitzicht. Zo zag ik in de Rotterdamse wijk Schiebroek prachtig openslaande luiken die de kijker een doorkijkje naar een prachtig schelpenstrand geven. Maar dat letterlijk oogverblindende, dat je bijna niets meer ziet, dát is de laatste jaren steeds meer dominant. Want de garantie ‘weersbestendig’ wordt bij de fabrikant wel vaak gegeven, maar de realiteit laat iets anders zien. Zo ontstaat een nieuw te observeren fenomeen: zonnige uitzichten die zelf te veel zon hebben gezien. Het extreemste geval zag ik bij Walter en Daniëlle Faas in Heerhugowaard. Die hadden een foto van hun drie kinderen op het strand in Denemarken aan de muur. Maar dat doek is nu na een jaar of dertien trouwe dienst op het zuiden weer terug bij af. Een blanco canvas. Heeft ook wel wat, het is een nieuw begin.
Vorige week schreef ik over seksisme, en wat je daar als vrouw tegen kan doen, en ja hoor. Daarna ontstond er in mijn mailbox een mooi onderscheid tussen de vrouwen en de mannen die reageerden.
Want de vrouwen kwamen met voorbeelden van seksisme die ze om de oren hadden gekregen: „We geven jouw baan liever aan een kostwinner”, „de vrouwen moeten in gala, de mannen zijn goed zoals ze zijn”, „ik ben altijd geïntimideerd door lange vrouwen”, „wat werk je veel uren, voor een moeder”, „we zijn hier een voorstander van vrouwen, want dan heb je wat leuks om tegenaan te kijken”, „je kan beter verpleegster worden, want voor dokter studeren is heel erg moeilijk”, etc.
En de mannen gingen in discussie. Dat ze nooit goed snappen wat seksisme is, dat ze zich afvragen of seksisme een probleem is (haha), dat ze denken dat seksisme alleen in mijn hoofd bestaat. Er mailde ook een man die „als oudere, witte man, seksisme een moeilijk verhaal” vindt, mannen die „seksisme een heel vervelend woord” vinden – „ik prefereer ‘discriminatie’”; en er was zelfs eentje die seksisme aan me ging uitleggen: „Snap het nou Japke, seksisme is, samen met de bouwmarkt. het laatste bolwerk van de man dat nog over is.” Kostelijk.
En die ene man! Die na een discussie over wat nou seksisme is, een, hou je vast, DATE met me probeerde af te spreken! OMG! Ik heb hem geantwoord dat ik alleen date met mannen boven de 1.98 meter – anders kan ik wel aan de gang blijven. Maar ik dacht ook: wat heerlijk als je zoveel zelfvertrouwen hebt! Dat je dát durft! Daar zouden heel veel vrouwen een hoop van kunnen leren.
Want vrouwen hebben dat vaak niet hè, dat misplaatste zelfvertrouwen. Dat leren we niet, op school, op de sportclub, en niet thuis. Daar moeten we vooral aardig zijn, en leuk doen. We oefenen amper met debatteren, onderhandelen, tegenspreken of iemand een knal voor z’n kop geven. En ja hoor, dan staan we weer eens met onze mond vol tanden als een man een lullige opmerking maakt.
De oudere vrouwen in mijn mailbox (66 en ouder) hebben daar genoeg van. Weg met die onzekerheid en de beuk erin! Zij vinden dat de tijd van aardig zijn en vriendelijk lachen voorbij is. En dat wij vrouwen onze mond eens moeten leren opentrekken om seksisme de wereld uit te krijgen. Waarom? Omdat het vrouwen marginaliseert, en beperkt.
Zij vinden dat vrouwen op debattraining moeten, in rollenspellen moeten gaan oefenen. „Dan klinkt het in het begin misschien bibberig of onzeker, maar elke keer dat je het doet, word je er beter in!”, schreef er een. „Doe je het niet voor jezelf, doe het dan in ieder geval voor de nieuwe generatie”, een ander. „En gezeik krijg je toch”, schreef een bevriende columniste. Wát je ook zegt, en ook als je niks zegt. Dan kan je toch beter íets zeggen, dan niets?
Maar wát zeg je dan, wilden een aantal vrouwen weten. „Kan je niet een paar opmerkingen voor ons verzinnen die we dan paraat hebben”, vroegen er een paar. Tuurlijk kan ik dat. Heb ik even voor jullie op een rijtje gezet. Kijk maar welke je wil gebruiken. Misschien helpt het! En anders komen er, helaas, nog genoeg andere kansen om je te revancheren. Moedig voorwaarts!
1 „Het was maar een grapje!” Probeer eens wat nieuw materiaal.
2 „Vrouwen kunnen niet inparkeren.” Wat een seksistische kutopmerking, Paul. Je stinkt trouwens enorm uit je bek.
3 „Hee vrouwtje, wil je even koffie halen?” Nee. Eikels moet je geen koffie geven. Dan gaan ze dood.
4 „Ik zou jou weleens serieus willen némen.” Wat bedoel je? Wil je met me naar bed? Ik snap de grap niet. Leg eens uit.
5 „Val ons mannen niet lastig met je verhalen over seksisme en los je eigen problemen op.” Ik val lastig wie ik wil. En seksisme is ook jouw probleem. Samenlevingen waarin vrouwen gelijkwaardiger worden behandeld zijn namelijk gelukkiger, stabieler, groeien sneller en duurzamer, en zijn vreedzamer.
6 „Het probleem met seksisme is, dat het niet altijd duidelijk is wat het is.” Nee. Het probleem met seksisme is dat het vrouwen in de hoek zet, en klein houdt.
7 „Vrouwen zijn ook seksistisch tegen mannen!” O echt? Vertel! Zorgt dat voor een loonkloof met vrouwen? En minder mannelijke ceo’s?
8 „Vrouwen kunnen gewoon niet onderhandelen.” Aha. Jij hebt dus alleen maar een hoger salaris omdat je een grote bek hebt.
9 „Ik zie nergens seksisme.” Wat fijn voor je. Maar helaas blijkt uit onderzoek het tegendeel.
10 „Trek je er toch niks van aan, sta erboven.” Dat zou ik graag doen, maar het heeft invloed op mijn kansen op de arbeidsmarkt, en op mijn salaris.
11 „Ik weet nooit zo goed wat seksisme is.” Wat vervelend! Terwijl het zo eenvoudig is: het zijn denigrerende dingen die alleen tegen vrouwen gezegd worden, en niet tegen mannen. Maar als je twijfelt of iets seksisme is: vraag het ons! Blijf niet met je onzekerheid zitten!
12 „Stop eens met dat wijvengezeik.” Ik vind je een tikkeltje hysterisch overkomen, onzeker ook! Probeer daar aan te werken. Als je lacht, ben je trouwens veel mooier.
13 „Kunnen we niet gewoon gezellig met elkaar omgaan?” Gezellig voor wie?
14 „Wat reageer je emotioneel, drammerig, bazig en agressief.” Je bedoelt gepassioneerd, vasthoudend, zelfverzekerd en assertief?
15 „Ben je ongesteld? Wat kijk je boos.” Zo kijk ik altijd als ik jou zie.
16 „Kun je ook lachen?” Zeker, maar niet om jou.
17 „Stop met janken.” Heb jij nou zo’n klein pikkie, of is dit gewoon een rotopmerking?
18 „Jij maakt overal een probleem van.” Ik maak er geen probleem van, dat ís het al.
19 „Je mag ook niks meer zeggen, als man.” Maar. Waaróm zou je het doen?
En o ja, als een collega of je baas tijdens een overleg naar je borsten zit te staren, rol dan je stoel achteruit, en ga je onder tafel naar zijn kruis zitten kijken. „Tot nu toe is er weinig te zien maar ik dacht: ik probeer het eens.” Dan is het zo voorbij. En altijd blijven lachen hè? Heel belangrijk.