Goedemorgen! Het is dinsdag 18 februari. De vingers zijn hier nog koud van de buitenwereld, maar toch gaan we zo goed en zo kwaad als dat kan van start met het belangrijkste economische nieuws vanochtend. Dat komt met name uit Nederland.
Nederland heeft in 2024 voor 7 procent meer geëxporteerd naar China, meldt het CBS vanochtend. Het gaat vooral om machines, waarbij het bureau nog even specifiek chipmachines aanstipt. Lees: ASML. Het CBS contrasteert de Nederlandse gegevens met Duitsland, waar de export naar China afneemt. Het wegvallen van exportmarkt China geldt als één van de redenen voor de huidige recessie in Duitsland. (Een positief verhaal over de Duitse economie lees je vanochtend hier).
Ongeveer zes op de tien werkgevers hebben nog altijd last van krapte op de arbeidsmarkt,meldt het UWV vanochtend. Dat was een jaar geleden ongeveer hetzelfde. Ongeveer de helft van de werkgevers past het werk aan om met de krapte om te kunnen gaan, door bijvoorbeeld werknemers bij te scholen zodat ze meerdere functies kunnen vervullen.
Tot slot zijn er nog goede cijfers van zuivelcoöperatie FrieslandCampina: draaide het in 2023 nog verlies, in 2024 werd een winst van 321 miljoen euro genoteerd. Reden daarvoor is onder meer een hogere vraag van kindervoeding uit China, oftewel melkpoeder. En ook dat draagt dus weer bij aan die hogere export naar het land.
Lees hier het blog van gisteren terug:
Lees ook
Defensiebedrijven profiteren van ongekende onmin tussen VS en Europa
Een productielocatie van FrieslandCampina. Foto Lex van Lieshout/ANP
Weinig materialen roepen zoveel ridderlijke gevoelens op bij Amerikaanse presidenten als staal. Niet alleen bij Donald Trump, die vorige week de wereld shockeerde met een importheffing van 25 procent. Ook Joe Biden vond dat hij „de ruggengraat” van de natie moest beschermen toen hij in januari verbood dat het Japanse Nippon Steel de Amerikaanse trots US Steel zou kopen. Beiden beriepen zich op de nationale veiligheid van de Verenigde Staten.
Nu is het belang van staal voor de moderne wereld ook niet te onderschatten. „Staal is zowel een relikwie uit de negentiende eeuw als de bouwsteen van de komende eeuw”, vatte tijdschrift Foreign Policy het mooi samen. Ga maar na: Eiffeltoren, spoorwegen, wolkenkrabber, passagiersvliegtuig, SpaceX Starship; toen en nu, allemaal staal. En hoewel de staalsector goed is voor 7 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot, kan ook de groene transitie ironisch genoeg niet zonder staal. Windmolens, kerncentrales en zonneparken zijn er voor een groot deel uit opgetrokken.
„Staal maakt windmolens hoog, nieuwe auto’s gestroomlijnd en oude politici [Biden en Trump] nostalgisch”, schrijft Foreign Policy.
Nostalgisch naar wat precies? Wat voor soort ‘nationale veiligheid’ wilde Biden, en wil Trump nu, beschermen of hervinden? Trump gebruikt de term maar liefst 27 keer in zijn verordening. Biden bracht na zijn verbod op de verkoop van US Steel slechts een korte verklaring uit, maar ook die stond bol van de nationale veiligheid.
‘De strijd om nationale belangen’
US Steel in buitenlandse handen zou „een risico voor onze nationale veiligheid” betekenen, schreef Biden. Grote Amerikaanse bedrijven moeten „de strijd om onze nationale belangen blijven voeren” en het merendeel van het staal leveren dat nodig is voor de infrastructuur, de auto-industrie en de defensie-industrie. Onduidelijk blijft wat voor risico Nippon Steel met zich zou meebrengen. Zou Japan als gevolg van een of ander conflict de productie kunnen stilleggen? Het klinkt vergezocht. Japan is een van de trouwste bondgenoten van de VS.
Ook in Nederland wordt de staalproductie in verband gebracht met de nationale veiligheid. Op zijn website legt Tata Steel Nederland uit hoe dat zit. „In Nederland verbruikt iedere persoon gemiddeld 1 kilo staal per dag, wat gelijkstaat aan de hoeveelheid staal die Tata Steel hier jaarlijks produceert. Dit betekent dat Nederland zelfvoorzienend is op dat gebied en niet afhankelijk hoeft te zijn van andere landen. Dit is een belangrijke troef, vooral in tijden van wereldwijde politieke onzekerheid […] We moeten onze eigen broek kunnen ophouden.”
Die eerste zin klopt wel ongeveer. De vraag naar staal bedroeg in 2021 in Nederland 350 kilo staal per hoofd van de bevolking, wat in lijn ligt met Tata’s productie. Maar de tweede zin klopt helemaal niet. Op de vraag hoe die zelfvoorziening er in de praktijk zou uitzien, zegt een woordvoerder in eerste instantie: „Als het nodig is, als de grenzen sluiten, zou Nederland zelfvoorzienend kunnen zijn omdat we dan een eigen staalfabriek hebben.”
Maar de eindproducten van dat staal worden toch voor het grootste deel in het buitenland gemaakt? Nederland heeft bijvoorbeeld – anders dan de VS – geen complete auto-industrie en nauwelijks een defensie-industrie. De woordvoerder gaat het uitzoeken.
„Onze tekst gaat inderdaad te ver”, zegt ze in tweede instantie. „Die gaat uit van een soort utopische staat waarin ook de volledige maakindustrie op Nederlandse bodem is gevestigd. Dat is natuurlijk niet zo. We moeten de webtekst opnieuw bekijken.” Tata Steel heeft bovendien geen afspraak met de Nederlandse overheid om in noodsituaties voorrang te geven aan Nederlandse afnemers, aldus de woordvoerder.
Daar gaat de ‘belangrijke troef’. Nederland is hartstikke afhankelijk van andere landen, ook in tijden van oorlog of rampen. Dat zal voor de meeste mensen geen verrassing zijn. Nu Trump de bescherming van Oekraïne aan Europa wil overlaten, en Europa echt moet gaan nadenken over zijn eigen defensiecapaciteit en aanvoerketens van essentiële materialen, is het waarschijnlijk een goed idee om romantische ideeën over zelfvoorziening los te laten.
Trump refereert eveneens aan calamiteiten in zijn verordening. Hij wil voorkomen dat zijn land in een nationale noodsituatie te weinig staal heeft voor „de nationale defensie en kritieke infrastructuur”. Maar hij laat het bij die ene opmerking. Voor hem lijkt nationale veiligheid vooral over dollars te gaan.
Zijn redenering: Amerikaanse staalproducenten lijden onder goedkope import uit China, dat meer dan 50 procent van het staal in de wereld levert. Als zij niet overeind blijven, verzwakt dat de economie en daarmee de veiligheid. Trump heeft laten berekenen dat de staalfabrieken op minstens 80 procent capaciteit moeten draaien om rendabel te zijn. Hij wil de binnenlandse vraag aanjagen door import duurder te maken.
Het is de vraag of dit netto positief zal zijn voor de economie. Staalverwerkende bedrijven kunnen niet al hun vraag naar de VS verplaatsen. Sommige specifieke soorten staal worden vooral in het buitenland gemaakt, zoals buizen voor de olie-industrie. Die zullen duurder worden, wat ten koste gaat van de winstgevendheid van die sectoren. Bovendien kunnen de VS contra-heffingen verwachten van andere landen, wat schadelijk zal zijn voor Amerikaanse exporteurs.
Klimaatschade
Er is één aspect van de nationale veiligheid dat in Trumps verordening niet aan bod komt, noch in de achterliggende onderbouwing van 262 pagina’s, en dat is klimaatverandering. Dit terwijl de Amerikaanse overheid klimaatverandering vanaf 2015 aanmerkte als een „ernstige en groeiende bedreiging” van die nationale veiligheid. Je zou zelfs kunnen beargumenteren dat het momenteel de meest urgente bedreiging voor de VS is, gezien de recente bosbranden in Californië en orkaan Helene afgelopen september. Deze twee rampen bij elkaar kostten zo’n 260 levens en veroorzaakten naar schatting voor 330 miljard dollar aan schade. Ter vergelijking: de totale import van staal en aluminium – dat ook extra belast wordt – in de VS bedroeg vorig jaar 61 miljard dollar.
De wereldwijde staalproductie is sinds het jaar 2000 ruim verdubbeld en groeit nog steeds. Tegen deze achtergrond zou het vergroenen van de Amerikaanse staalsector een stap zijn die niet alleen de nationale, maar ook de internationale veiligheid kan vergroten. Klimaatverandering kent immers geen grenzen.
Voorstanders van de importheffingen denken dat Amerikaanse staalproducenten hun meeropbrengst zullen gebruiken om te verduurzamen. Anderen vermoeden dat die meeropbrengst te laag zal zijn en dat overheidssteun hoe dan ook nodig is. Trump, die op zijn eerste dag in het Witte Huis uit het Klimaatakkoord van Parijs stapte, lijkt hier geen gedachten aan te verspillen. Hij heeft een bestaand verduurzamingsprogramma voor de industrie juist bevroren.
Het zaaltje in het VIP-centrum van Schiphol, waar de directie van de luchthaven een toelichting gaf op de jaarcijfers, was vrijdag niet de belangrijkste plek voor de toekomst van het Amsterdamse vliegveld. Dat was een kamer in het kantoor van de Autoriteit Consument & Markt (ACM), veertig kilometer verderop in Den Haag.
Terwijl Pieter van Oord, sinds acht maanden Schiphols president-directeur van de Royal Schiphol Group, en zijn financieel directeur Robert Carsouw vrijdagmorgen in het VIP-centrum vertelden dat Schiphol zijn prestaties in 2024 aanzienlijk heeft verbeterd vergeleken met het voorgaande jaar, ging het in een besloten sessie bij de ACM over de financiële toekomst van Schiphol.
Gevoelig punt van discussie in Den Haag: de forse verhoging van de havengelden. Dat zijn de tarieven die de luchthaven in rekening brengt bij luchtvaartmaatschappijen voor alle vormen van dienstverlening – van het begeleiden van vliegtuigen en passagiers en de beveiliging en de schoonmaak, tot de horeca en parkeer-faciliteiten.
Nettoresultaat dik verdubbeld
Deze havengelden waren in 2024 goed voor 58 procent van Schiphols omzet van 2,245 miljard euro (21 procent meer dan in 2023). De luchthavengroep – tevens (deels) eigenaar van vliegvelden in Eindhoven, Rotterdam, Maastricht Aachen Airport en Australië en de VS – behaalde een onderliggend nettoresultaat (zonder de jaarlijkse herwaarderingen op kantoorgebouwen) van 291 miljoen euro (in 2023 was dat 110 miljoen).
De Amsterdamse luchthaven heeft de extra inkomsten hard nodig om de komende jaren al het achterstallig onderhoud aan te pakken
Schiphol wil vanaf 1 april van dit jaar de luchtvaartmaatschappijen veel hogere tarieven laten betalen. Voor 2025 moeten die gemiddeld 41 procent stijgen, in 2026 nog eens 5 procent en pas in 2027, als alle extra kosten als gevolg van de Covid 19-pandemie zijn verrekend, kunnen de havengelden weer 7,5 procent omlaag, vindt Schiphol.
Die stijging gaat sterk in tegen de wens van KLM, easyJet en andere luchtvaartmaatschappijen die vliegen op Schiphol – helemaal omdat de afgelopen drie jaar de havengelden al 40 procent waren gestegen. Hun klachten dienden vrijdag bij de ACM. Die moet controleren of Schiphol de (zeer strikte) regels voor het vaststellen van de tarieven op de juiste wijze heeft gevolgd.
De ACM-uitspraak, die in maart wordt verwacht, is cruciaal voor Schiphol, vertelden Van Oord en Carsouw vrijdag tijdens de toelichting op de jaarcijfers. De Amsterdamse luchthaven heeft de extra inkomsten hard nodig om de komende jaren al het achterstallig onderhoud op het vliegveld aan te pakken.
In 2024 investeerde Schiphol al zo’n 1 miljard euro, waarvan de helft naar onderhoud en reparatie ging – van lekkende daken tot verwaarloosde rustruimtes voor bagagemedewerkers. In 2025, aldus Van Oord, wil Schiphol ruim 1 miljard investeren. Binnen vijf jaar moet dat vervolgens zijn opgelopen tot 6 miljard.
‘Elk ticket wordt 15 euro duurder’
Deze „grootste investering in de geschiedenis van Schiphol” moet deels voor rekening komen van de klanten, de luchtvaartmaatschappijen. Die zullen de hogere havengelden vermoedelijk doorbelasten aan hun passagiers: volgens Schiphol wordt een ticket vanaf Amsterdam gemiddeld 15 euro duurder. Daarnaast moet Schiphol blijven lenen, vertelde financieel directeur Carsouw. De luchthavengroep zag vorig jaar al zijn nettoschuld stijgen tot 4,2 miljard euo, de hoogste schuld in zeker zes jaar. „Onze financiële ruimte is beperkt”, stelde Carsouw. De groep had vorig jaar een negatieve kasstroom – Schiphol gaf 405 miljoen euro meer uit (aan met name investeringen in onderhoud) dan het bedrijf binnenkreeg (reguliere inkomsten uit havengelden en commerciële activiteiten).
In 2024 scoorde Schiphol het slechtst van acht luchthavens in Europa op het gebied van service aan reizigers
De investeringen in de infrastructuur – zoals het afbouwen van de A-pier, het vernieuwen van Lounge 1, de nieuwe bagagekelder en het groot onderhoud aan start- en landingsbanen – moeten Schiphol weer meer aanzien bezorgen bij reizigers. In 2024 scoorde het Amsterdamse vliegveld voor het tweede achtereenvolgende jaar het slechtst van acht Europese luchthavens op het gebied van service aan reizigers. Kopenhagen, Istanbul, Londen Heathrow, München, Madrid, Parijs Charles-de-Gaulle en Madrid kregen allemaal hogere cijfers van reizigers.
„Een van de belangrijkste problemen op Schiphol is: er is te weinig ruimte”, aldus Pieter van Oord vrijdag. „De laatste grote uitbreiding van de luchthaven dateert van 2003-2005. Sindsdien is Schiphol gegroeid van 42 naar 70 miljoen passagiers.”
Volgens Van Oord hebben voorgaande directies noodzakelijke investeringen uitgesteld om de tarieven zo laag mogelijk te houden. „Daarvan heeft iedereen geprofiteerd, ook de luchtvaartmaatschappijen, maar nu lopen wij tegen onze grenzen aan.” Financieel-directeur Carsouw noemde Schiphol een „te kleine en verouderde luchthaven”.
Grotere vliegtuigen
Waarom heeft Schiphol meer ruimte nodig als de luchthaven niet langer onbeperkt mag groeien? Vorig jaar verwerkte het vliegveld 474.000 vluchten. Dat mogen er wat minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) vanaf 1 november 2025 hooguit 478.000 per jaar worden. „Het aantal vluchten wordt beperkt, maar we verwachten de komende jaren wel veel meer passagiers te ontvangen”, aldus Van Oord. „Luchtvaartmaatschappijen zullen grotere vliegtuigen gaan inzetten.”
Je ziet het nu al bij KLM, vertelt Van Oord. De huidige Boeing 737-toestellen hebben een capaciteit van zo’n 175 passagiers. KLM vervangt de 737’s voor A321neo-toestellen van Airbus. Die kunnen veertig tot vijftig passagiers méér vervoeren. En die willen allemaal parkeren en een kop koffie drinken.
Wij hebben gezegd: het is niet langer oké dat de Boeings 747 ’s nachts nog naar Amsterdam komen
De hogere havengelden zijn niet alleen cruciaal voor de toekomstige investeringen, vindt Schiphol. Ze zijn ook van groot belang om de geluidsoverlast van het vliegverkeer in te kunnen dammen. Sterker, de zogenoemde ‘tariefdifferentiatie’ is het enige instrument dat Schiphol heeft om stillere vliegtuigen naar Amsterdam te lokken.
In het nieuwe tariefstelsel betalen maatschappijen lagere havengelden als zij moderne, stille vliegtuigen gebruiken voor hun vluchten van en naar Amsterdam. Wie vliegt met oudere kisten betaalt (veel) meer. „Wij hebben gezegd: het is niet langer oké dat de Boeings 747 ’s nachts nog naar Amsterdam komen”, aldus Robert Carsouw vrijdag.
Maar tariefdifferentiatie is vermoedelijk niet genoeg om het aantal ernstig gehinderde omwonenden van het vliegveld met 20 procent te laten dalen, zoals het kabinet heeft beloofd. Van Oord: „Wij zullen als Schiphol blijven pleiten voor minder nachtvluchten.”
‘We leven in een wereld van tektonische veranderingen.” En om die veranderingen het hoofd te bieden, kan Duitsland niet volstaan met „kleine veranderingen” in zijn begrotingsbeleid.
Het zijn grote woorden – en ze komen niet van de minste stem in het Duitse debat: Joachim Nagel, de chef van de Bundesbank.
De Duitse centrale bank staat al decennia bekend als conservatieve instelling die financiële discipline als hoogste goed ziet. Maar vorige maand, tijdens de conferentie van het World Economic Forum in Davos, zei Nagel iets voor zijn doen revolutionairs: de Duitse politiek moet zichzelf toestaan om wat meer de financiële teugels te laten vieren.
Nagel nam stelling in een discussie die in de huidige verkiezingscampagne fel wordt gevoerd, over de zogeheten Schuldenbremse, de schuldenrem. Door die regeling, in 2009 verankerd in de Duitse grondwet, is het lenen van geld door de overheid aan strikte regels gebonden.
Wat nu de vraag is: moet de schuldenrem op de schop?
In de Duitse grondwet staat dat de regering in Berlijn jaarlijks niet meer dan 0,35 procent van het bruto binnenlands product aan schulden mag aangaan om begrotingstekorten te financieren, noodsituaties daargelaten. Zo legt Duitsland zichzelf een veel strakkere limiet op dan de 3 procent die als maximum begrotingstekort geldt binnen de Europese Unie.
Invoering van de schuldenrem was in 2009 politiek niet erg omstreden in Berlijn. Met gemak haalde de grondwetswijziging de vereiste tweederdemeerderheid in zowel de Bondsdag als de Bondsraad (waarin de deelstaten zijn vertegenwoordigd).
De stemming vond plaats in een tijd waarin de Duitse staatsschuld fors groeide, mede door reddingspakketten tijdens de bankencrisis (2007-2008). De schuldquote ging van 65 procent van het bbp in 2008 naar 73 procent in 2009 en 85 procent in 2010. Voorkomen moest worden dat de overheidsschuld verder uit de klauwen zou lopen en dat toekomstige generaties daarvoor de prijs zouden gaan betalen, in de vorm van hoge rentelasten.
Hang naar ordening
Hoe dit beter te regelen dan via de grondwet? Het was een typisch Duitse reflex: leg de economische regels juridisch vast. Die reflex valt te begrijpen uit de recente geschiedenis van de Bondsrepubliek. Na de Tweede Wereldoorlog wilde Duitsland een ‘sociale markteconomie’ worden. Daarbij hoorden een aantal strakke regels, waaronder ook mededingingsregels. Dominant in het Duitse denken was de school van het ‘ordoliberalisme’ (van ordo, orde of ordening in het Latijn). Het idee dat de economie moet worden ‘geordend’ kun je zien als reactie op de chaos van voor en tijdens het naziregime: hyperinflatie, ongebreidelde staatsuitgaven, instabiliteit, crisis.
Maar anno 2025 wordt de schuldenrem – amper 15 jaar oud – steeds meer als keurslijf ervaren, dat de slagkracht van de Duitse overheid aantast. „Tektonische veranderingen” zijn er, om met Nagel te spreken, genoeg in deze tijd. De wereld is in rap tempo onveiliger geworden. Denk aan de Russische dreiging, aan de Chinese assertiviteit en aan de Amerikaanse president die Europa dreigt met importheffingen. Tel daarbij op dat de Duitse economie sinds twee jaar krimpt, en de politiek in Berlijn heeft nu véél speelruimte nodig om nieuw beleid te voeren – ook financiële speelruimte.
Anno 2025 wordt de schuldenrem steeds meer als keurslijf ervaren, dat de slagkracht van de Duitse overheid aantast
Broodnodige investeringen in defensie zullen Duitsland vanaf 2028 bijna 30 miljard euro per jaar kosten, zei bondskanselier Olaf Scholz (SPD) zondag in een tv-debat met zijn uitdager Friedrich Merz (CDU). „Dat krijgen we alleen voor elkaar met een hervorming van de schuldenrem”, aldus Scholz. Vasthouden aan de schuldenrem in zijn huidige vorm noemde hij een vorm van „ideologie”.
Merz, die voor ligt in de peilingen, toonde zich in het tv-debat behoedzamer. Over aanpassing van de schuldenrem „kun je discussiëren”, zei hij, maar éérst zal een volgende regering zelf, binnen de huidige regels, moeten kijken waar er extra geld te vinden is.
Schuivende CDU
Merz wijst hervorming van de schuldenrem niet categorisch af – en dat is al net zo noemenswaardig als de recente draai van de Bundesbank. De CDU was de voorbije jaren fervent verdediger van de schuldenrem – tot Merz in november opeens open begon te staan voor hervorming ervan.
Er is duidelijk wat aan het schuiven in Duitsland. Je ziet het ook aan de veranderde opstelling van Angela Merkel (CDU) en Peer Steinbrück (SPD), bondskanselier respectievelijk minister van Financiën tijdens de invoering van de schuldenrem in 2009.
Merkel schrijft in haar recent uitgegeven memoires dat het idee achter de schuldenrem weliswaar juist blijft: toekomstige generaties moeten niet op kosten worden gejaagd. Tegelijk stapelen de uitdagingen voor Duitsland zich op, schrijft ze. Niet alleen moeten defensie-uitgaven drastisch omhoog, ook de vergrijzing pakt duur uit, evenals de klimaattransitie. Merkel schrijft dat Duitsland bovendien achterloopt als het gaat om investeringen in onderzoek en ontwikkeling, een bron van toekomstige welvaart. Haar conclusie: het maken van „hogere schulden voor toekomstinvesteringen” moet mogelijk worden.
Merkels minister van Financiën Steinbrück, een sociaal-democraat, sprak in 2009 nog van een besluit van „historische omvang”. Inmiddels vindt Steinbrück de schuldenrem „niet meer bij de tijd”, dit gezien de „extreme behoefte aan investeringen”.
Afbrokkelende infrastructuur
Die behoefte wordt breed gevoeld. Het economisch instituut IW in Keulen, dat wordt gefinancierd door werkgeversorganisaties, stelde in mei vorig jaar dat er de komende tien jaar zeker 600 miljard euro aan publieke investeringen nodig zijn, onder meer om de „afbrokkelende” Duitse infrastructuur op te lappen.
De komende tien jaar zijn zeker 600 miljard euro aan publieke investeringen nodig, onder meer om de ‘afbrokkelende’ Duitse infrastructuur op te lappen
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) maakt zich eveneens zorgen over de povere publieke investeringen in Duitsland. Die bedragen zo’n 2,6 procent van het bbp – fors lager dan in landen als Frankrijk, Nederland en de VS, waar dit percentage tussen de 3,5 en 4 ligt. Volgens het IMF draagt dit investeringsgat bij aan de zwakte van de Duitse economie en moeten investeringen „substantieel” omhoog.
Volgens het IMF, en ook volgens veel economen in Duitsland en daarbuiten, is daar ook ruimte voor. De Duitse staatsschuld lag in 2024 op 63 procent van het bbp. Dit is wat boven het in de EU afgesproken maximum van 60 procent, maar dit hoeft geen probleem te zijn. Vergeleken met het gemiddelde in de eurozone (88 procent) en zeker met de VS (121 procent), laat staan Japan (251 procent) is de Duitse staatsschuld laag. Volgens de IW-studie zouden de investeringen van 600 miljard zich deels zelf terugbetalen: het Duitse bbp zou erdoor groeien. Per saldo zou de staatsschuld als percentage van het bbp slechts beperkt toenemen (met 2 procentpunt in tien jaar tijd).
Waar het om gaat, schreef onlangs de raad van economen die de Duitse regering adviseert, is de houdbaarheid van de schuld op de langere termijn: kan de overheid de rentelasten blijven opbrengen? Deze gezaghebbende ‘raad van wijzen’, bestaande uit vijf leden, adviseerde in december unaniem om de schuldenrem minder „star” te maken.
Nu al kent de schuldenrem een zekere flexibiliteit. In jaren van uitzonderlijke omstandigheden kan een (eenvoudige) meerderheid in het parlement besluiten de rem buiten werking te stellen. Dit gebeurde in 2021 en in 2022 in verband met de coronapandemie en in 2023 vanwege de energiecrisis. Ook kan de overheid wat meer schulden maken wanneer de economie in recessie is – al moeten ze snel worden terugbetaald bij economisch herstel.
Toch is deze flexibiliteit onvoldoende, vooral voor het doen van langdurige investeringen, zo groeit nu alom de overtuiging. Dit werd pijnlijk duidelijk toen de regering-Scholz in 2021 een truc toepaste om de schuldenrem te omzeilen: 60 miljard euro uit een speciaal coronafonds, dat buiten de begroting werd gehouden, werd overgeheveld naar een klimaatfonds.
Nadat CDU-politici hierover hadden geklaagd, verwijzend naar de schuldenrem, verklaarde het Duitse Grondwettelijk Hof deze route eind 2023 illegaal. Deze uitspraak van Duitslands hoogste rechters bracht het debat over aanpassing van de schuldenrem – over afschaffing heeft bijna niemand het – in een stroomversnelling.
Verschillende opties
Hoe kan de schuldenrem worden versoepeld? De ‘wijzenraad’ stelt onder meer voor om het huidige maximale begrotingstekort van 0,35 procent op te rekken naar 0,5 procent als de staatsschuld onder de 90 procent van het bbp ligt, en naar 1 procent bij een schuld onder de 60 procent. Het IMF suggereert de limiet van 0,35 procent op te rekken, met 1 procentpunt. Indien dit geld wordt gebruikt voor investeringen, levert dit extra bbp-groei op en kan de staatsschuld als percentage van het bbp in de toekomst dalen . Andere opties voor versoepeling van de schuldenrem zijn extra flexibiliteit specifiek voor investeringen en meer „ademruimte” tijdens recessies.
Hoeveel extra geld een versoepeling van de schuldenrem zou opleveren, hangt af van hoeveel extra flexibiliteit erin zou komen.Duitsland moet zich hoe dan ook aan de EU-begrotingsregels houden, die onlangs zijn aangepast. Deze regels laten meer ruimte voor investeringen – maar minder voor andere uitgaven, bijvoorbeeld aan ambtenaren.
Bruto investeringen door overheden
Als Duitsland helemaal geen schuldenrem zou hebben, zou het land extra schulden kunnen maken ter grootte van zo’n 48 miljard euro per jaar, oftewel zo’n 1,15 procent van het bbp, zo berekenden de economen Lucas Guttenberg en Nils Redeker. Zij benadrukken wel dat dit een onzekere schatting is. En 48 miljard euro is niet enorm veel. Alleen al voor defensie acht Scholz 30 miljard euro per jaar nodig.
Vooralsnog is de politieke onzekerheid over het lot van de schuldenrem groot. Voor aanpassing is, net als bij de grondwetswijziging van 2009, een tweederdemeerderheid nodig in zowel Bondsdag als Bondsraad. De vraag is of deze er zal zijn, na de verkiezingen van 23 februari.
De liberale FDP, geleid door demissionair minister van Financiën Christian Lindner, is de meest orthodoxe verdediger van de huidige schuldenrem. Hij beschouwt deze als „hogere wijsheid”, omdat het mechanisme politici zou dwingen tot „verantwoordelijkheid” in de uitgaven, een klassieke ‘ordoliberale’ positie. Lindners onbuigzaamheid droeg bij aan de val van de regering in november 2024.
De FDP haalt volgens peilingen mogelijk niet eens de kiesdrempel van 5 procent, maar een andere partij die pro-schuldenrem is, de rechtspopulistische AfD, kan meer dan 20 procent gaan scoren. De AfD wil bezuinigen op de afdracht aan de EU, klimaatbeleid en asielopvang en zo financiële ruimte scheppen. De partijen die openstaan voor hervorming van de schuldenrem – CDU, SPD en Groenen – zouden een compromis moeten sluiten, mogelijk ook met kleine linkse partijen.
Misschien helpt het dat alle partijen – ook de CDU – campagne hebben gevoerd met dure miljardenplannen, waaronder belastingverlagingen. Als die verwezenlijkt moeten worden, helpt het wel als de ooit zo logische schuldenrem op de schop gaat, voor wat extra smeergeld in de coalitieonderhandelingen.
Lees ook
De Duitse economie krimpt, fabrieken sluiten. Het Duitse ‘zelfbeeld’ is niet houdbaar, zegt econoom Tordoir
Temu werkt als een gokkast. Letterlijk als een gokkast. In de webwinkel draaien gebruikers aan een virtueel roulettewiel voor kortingen en deals. De app toont allerlei digitale cadeautjes die, als je er op tijd op klikt, kortingen geven op aankopen. Deze webshop, de snelstgroeiende ter wereld, draait op allerlei slimme psychologische trucs die het shoppen bijna onweerstaanbaar maken. Het speelt in op FOMO; Fear of missing out – de angst om iets mis te lopen. Met allerlei tellertjes en icoontjes presenteert de webshop tijdelijke aanbiedingen. Het resultaat? Je haast je om aankopen te doen, bang dat je die ene korting mist. Het is een tactiek die, met enorm succes, impulsieve beslissingen aanwakkert, want elke deal voelt alsof hij elk moment kan verdwijnen.
Temu maakt van shoppen een casinospel. Het gevolg van die gamification? Gebruikers blijven terugkomen, vaak voor spullen die ze eigenlijk niet nodig hebben, en die ook gauw weer stuk zijn. En hoe vaker ze terugkomen, hoe meer het platform van ze weet, zodat het nóg preciezer kan inspelen op precies die psychologische zwaktes die ze de hele tijd teruglokken.
Het kost niet heel veel fantasie om te zien hoe een webwinkel als Temu inspeelt op de psychologische dynamiek van verslaving. Verslaving, zo blijkt uit de psychologische literatuur, is vaak compensatiegedrag. Het is een voortdurende poging om een innerlijke, emotionele, spirituele leegte te vullen met externe middelen – of het nou gaat om gokken, drugs, sociale media of porno – of spullen kopen. Deze middelen en spullen moeten de pijn van de leegte, het gemis, het trauma, opvullen en verdoven.
„Maar het zijn oplossingen die altijd nét niet werken”, zegt econoom Kees Cools. „Nooit helemaal. Sterker nog, de middelen raken uitgewerkt, en al snel is er meer nodig om de leegte of de pijn niet te hoeven voelen.” Het wordt een spiraal van ‘meer, meer, meer’, een innerlijke dwang die niet stopt, alleen maar erger wordt, ongeacht de schadelijke gevolgen of de crisis waarin mensen vaak terechtkomen.
Groei als dwingende doelstelling
Cools, voormalig hoogleraar economie in Groningen en Tilburg, publiceerde deze maand samen met filosoof Liesbeth Feikema in economenvakblad ESB een artikel waarin zij vaststellen dat de dynamiek van verslaving inmiddels een belangrijk onderdeel is geworden van onze gehele vrijemarkteconomie. Door de dwang die in het hele systeem zit om eindeloos te blijven groeien, ontstaat er een onweerstaanbare prikkel voor bedrijven om mensen zo verslaafd mogelijk te maken aan hun producten. Alleen op die manier blijven mensen telkens terugkomen voor méér, ook al hebben ze dat niet echt nodig, en is dat zelfs schadelijk voor henzelf en de planeet.
Temu is volgens hen bepaald geen uitzondering. „Economische groei is de dwingende doelstelling geworden. De groeiverslaafde mens ontkent die schadelijke realiteit en meent niet zonder materiële groei te kunnen.”
Cools en Feikema haken hiermee aan bij een debat dat onder economen en psychiaters de laatste tijd luider begint te klinken. ‘Groeiverslaving’, zowel in het economische systeem als bij individuen, krijgt meer wetenschappelijke aandacht sinds in 2013 economen Akerlof en Shiller de Nobelprijs voor Economie wonnen met onderzoek naar hoe markten neigen naar het manipuleren en misleiden van consumenten, en het inspelen op hun psychologische zwaktes. „Om ons producten te laten kopen, te veel te laten betalen voor producten die we niet nodig hebben, om werk te blijven doen dat weinig betekenis geeft”, schreven zij in hun boek Phishing for Phools (2015). Sindsdien mengen ook meer psychiaters en verslavingspsychologen zich in de discussie. Want kun je dwangmatig koop- en groeigedrag wel een verslaving noemen?
„Wat een klinische verslaving precies is, daar zijn we in de psychologie en psychiatrie nog niet helemaal uit”, zegt Jim van Os, hoogleraar psychiatrie aan de Utrecht University. „Als je het zou moeten omschrijven, gaat verslaving vaak om een gevoel van onvrijheid in het dagelijks leven, gecombineerd met een groeiende onvrede over die onvrijheid. Mensen zitten vast in een soort loop, een kortsluiting in hun gedrag, terwijl ze zich daar eigenlijk heel ongemakkelijk bij voelen. Dat is verslaving.”
Hij vergelijkt het met een rat die eindeloos in een tredmolen blijft rennen. Verslaafde mensen ervaren volgens van Os iets vergelijkbaars: ze voelen zich gevangen in een systeem. „En de aandachtseconomie wakkert dat aan. Die bedrijven strijden om onze aandacht, en wij ervaren dat als een vorm van onvrijheid.” Dus Van Os vindt de term ‘verslaving’ wel passend voor de dynamiek in de economie.
Verslaving gaat vaak om een gevoel van onvrijheid gecombineerd met een groeiende onvrede daarover
Met die allesoverheersende nadruk op materiële groei gaat iets wezenlijks verloren, waarschuwt hij: „We zijn biologisch geprogrammeerd voor verbinding, niet voor die eindeloze jacht op succes. Ons beloningssysteem heeft twee kanten: een korte termijn die draait om directe bevrediging, en een lange termijn die draait om verbinding en zingeving. De door groei geobsedeerde samenleving heeft vooral oog voor dat eerste, waardoor we steeds meer afglijden naar kortetermijnbeloningen.”
Het gevolg? „We worden meegesleurd in een syndroom van verslaving, aangewakkerd door economische groei en de druk om te presteren. We zijn allemaal onderdeel van die cirkel, of we het nu willen of niet.”
‘Limbisch kapitalisme’
Het is wat de Amerikaanse verslavingsexpert David Courtyard ‘limbisch kapitalisme’ noemt: wereldwijde industrieën die overmatige consumptie en zelfs verslaving aanmoedigen. Sterker nog, bedrijven ontwerpen die overmatige consumptie nu actief. Zijn term verwijst naar het limbisch systeem in je brein, het deel dat onder meer gaat over plezier en het reguleren van emoties en impulsen. Zonder dat systeem zou je nergens zijn. Maar datzelfde beloningssysteem is een lucratief doelwit voor bedrijven om te hacken met allerlei trucs en spelmechanismes.
Illustratie Noor Bronstring
Neem nog een ander voorbeeld: de snelle opkomst van automatische bestelzuilen bij fastfoodketens zoals McDonald’s. Die leveren de ketens veel meer bestellingen op: toen McDonald’s ermee begon bleek dat mensen bij de automatische zuil meer geld uitgeven (tot wel 30 procent) dan als ze bij een persoon aan de kassa bestellen.
Op de zuilen zijn, net zoals in de app van Temu, allerlei gokkast-achtige mechanismes te zien met tijdelijke aanbiedingen, cadeautjes, trucjes om bezoekers nog één extra item te laten bestellen of een groter menu te laten nemen. Maar uit onderzoek gepubliceerd in het populair-wetenschappelijke tijdschrift Harvard Business Review bleek één ander aspect dat misschien wel het grootste geheim is voor het succes van de zuilen: „het gebrek aan sociale interactie”.
De belangrijkste reden voor de grotere consumptie bij de zuilen volgens de onderzoekers: niemand kijkt mee; er is daarom geen sociale druk om je in te houden of om iets gezonders te bestellen. Door mensen te isoleren, in hun eentje voor een digitaal scherm te zetten, maak je ze nóg kwetsbaarder voor psychologische trucs, en verslaving, blijkt.
Kwistig gebruik
Dat er iets verslavingsachtigs kan zitten in consumptie, blijkt wel bij Temu en McDonald’s. Maar sommige psychiaters zetten vraagtekens bij de focus op het woord ‘verslaving’ in deze context. „Het risico is dat de term dan zó breed wordt gebruikt dat hij betekenisloos wordt”, waarschuwt Hilgo Bruining, hoogleraar kinderpsychiatrie aan het Amsterdam UMC. Hij pleit ervoor om dit soort verkooptrucs en economische verschijnselen veel breder te bevragen, bijvoorbeeld als het gaat over hoe kinderen opgroeien tot gezonde en weerbare volwassenen.
En dan niet omdat ze mensen per se „verslaafd” maken, dat verschilt namelijk sterk per individu. „Maar omdat ze onderdeel zijn van een heel web aan factoren in de maatschappelijke omgeving die de psychische ontwikkeling beïnvloeden.”
Bruining vervolgt: „We weten bijvoorbeeld hoe belangrijk het is voor de ontwikkeling van kinderen dat ze leren om te gaan met frustraties, uitstel van beloning, het leren beheersen van begeertes. Dat is waar een gezonde ontwikkeling en opvoeding grotendeels om draaien.”
Daarom vindt hij dat dit probleem over veel meer gaat dan alleen ‘groeiverslaving’. Eigenlijk zijn economische idealen en normen een cruciale factor in hoe we kinderen laten opgroeien, zegt hij. „Maar ook een blinde vlek. En daar hebben we het in de psychiatrie eigenlijk nooit goed over gehad.” Kinderen zijn vanaf jonge leeftijd doelwit van de groei-economie, via TikTok, het sparen voor speelgoed bij de boodschappen, maar ook het aanschaffen van bijles voor topprestaties op school, zegt hij.
Naast de kwetsbaarheid voor verslavingen zou het maatschappelijke gesprek meer moeten gaan over die economische normen die overal in de omgeving tot uiting komen, vindt Bruining, zeker nu die economische normen zo duidelijk ten koste gaan van klimaat en planeet: „Waarom vinden wij het blijkbaar zo moeilijk om daar een andere levenswijze tegenover te stellen of er afstand van te nemen?” Het antwoord daarop is natuurlijk complex. „Maar belangrijker dan we durven toegeven.”
Psychologisch probleem
Omdat de groeidwang in de economie niet alleen een individueel psychologisch probleem is, kijken onderzoekers ook naar allerlei systeem-factoren voor de oplossingen.
Kees Cools en Liesbeth Feikema doen in hun paper in ESB een aantal concrete voorstellen voor economische beleidsmaatregelen die groeiverslaving kunnen tegengaan. Zo zien zij wel wat in een algemeen reclameverbod om op die manier manipulatie door bedrijven de kop in te drukken, en stellen ze fiscale hervormingen voor, zoals een progressieve winstbelasting, een belasting die procentueel hoger wordt naarmate een bedrijf meer winst maakt, om zo te voorkomen dat bedrijven zich blijven richten op eindeloze groei van winst – waardoor ze zich immers uiteindelijk steeds manipulatiever gedragen.
Dat zijn geen maatregelen die morgen meteen politiek haalbaar zijn, erkent Cools zelf ook. Want met het reguleren van bedrijven is de innerlijke leegte die mensen volgens psychiaters kwetsbaar maakt voor verslavingen nog niet opgelost: „Voor een duurzaam herstel van verslaving moet de oorzaak van de psychosociale ontwrichting zélf worden aangepakt”, zegt Cools. „Het gaat dan om het hervinden van onderlinge verbondenheid en het zoeken naar zingeving. Pas dan kan de cirkel doorbroken worden.”
Makkelijke uitwegen uit de groeiverslaving zijn er niet, kortom. Het beantwoorden en aangaan van die grote vraagstukken is taai, duurt lang en is confronterend. Het is in elk geval een stuk lastiger dan een app openen en aan een virtueel roulettewiel draaien voor een lekkere snelle korting.
Het kost wat om je bank te reorganiseren. 96 miljoen euro in een jaar tijd, om precies te zijn, voor de Volksbank. Het zogeheten ‘Transformatieprogramma’ van de bank drukte de winst van de Volksbank vorig jaar behoorlijk, evenals een herstelplan voor de bestrijding van fraude en criminaliteit. Dat kostte 145 miljoen euro, zo blijkt uit vanochtend gepubliceerde jaarcijfers. Samen met nog wat incidentele dingen, zoals door toezichthouder De Nederlandsche Bank opgelegde bestuurlijke boetes, ging dat allemaal af van de winst van de bank, dievorig jaar uitkwam op 144 miljoen euro.Fors lager dan de winst van 431 miljoen euro in 2023. ‘Onderliggend’ was de winst van de bank overigens ongeveer even groot: 429 miljoen euro.
Een greep uit het overige nieuws van vanochtend:
Na de bevestiging door Donald Trump, gisteravond, dat hij met „wederkerige” importtarieven zou komen voor handelspartners die de VS zouden benadelen, was er op de Aziatische aandelenmarkten een zekere opluchting voelbaar. Beleggers schatten in dat er onderhandelingsruimte mogelijk is met de regering-Trump. En dat lijkt een juiste inschatting. Vannacht beloofde Taiwan meer investeringen in de VS, zei Vietnam meer uit de VS te zullen importeren en straalde de Indiase president Modi, op bezoek bij Trump, ook optimisme uit over een bilaterale handelsdeal met de VS. We kunnen weer eens concluderen: dreigen met heffingen brengt in elk geval de gesprekken op gang.
Schiphol verwerkte in totaal 473.815 vluchten in 2024. Daarmee komt de Amsterdamse luchthaven weer in de buurt van de 496.826 vluchten in 2019, het laatste jaar voordat de coronapandemie toesloeg en de wereldwijde luchtvaart keihard raakte, zo meldt het ANP op basis van jaarcijfers.
Een opvallend arbeidsmarktcijfervan het Centraal Bureau voor de Statistiek, vanochtend: Het aantal vacatures nam in het vierde kwartaal van 2024 toe met zo’n 7.000, terwijl het aantal werklozen gelijk bleef. De arbeidsmarkt werd hierdoor opeens weer krapper – terwijl de krapte in de voorgaande kwartalen vrijwel steeds afnam.
De vraag naar elektriciteit stijgt tot en met 2027 jaarlijks wereldwijd met bijna 4 procent, zo voorspelt het Internationaal Energieagentschap (IEA). Dat is evenveel als de jaarlijkse huidige consumptie van Japan. De groei komt voort uit de industrie, uit de vraag naar airconditioning en door datacentra. Opkomende landen zijn verantwoordelijk voor 85 procent van de groei.
Het hoofdkantoor van De Volksbank in Utrecht Foto ANP / Remko de Waak
Groot was de teleurstelling bij toenmalig minister Eric Wiebes (VVD, Economische Zaken) toen Unilever in 2020 liet weten zijn hoofdkantoor tóch naar het Verenigd Koninkrijk te verplaatsen. Twee jaar daarvoor nog dacht Nederland, na een lijvige wervingscampagne, beet te hebben. Unilever kondigde toen aan zijn duale structuur te vereenvoudigen door voor één hoofdkantoor te kiezen, in Rotterdam. Daar moest het levensmiddelenconcern op terugkomen, onder druk van Angelsaksische aandeelhouders. Als goedmakertje werd Wiebes een belofte gedaan: als Unilever ooit de voedingsactiviteiten zou afsplitsen, zouden die beslist in Nederland terechtkomen.
Vijf jaar later is het zover en dit keer houdt Unilever wel woord, bleek donderdag. De ijsjesdivisie, bekend van merken als Ola (met onder andere Cornetto en Magnum) en Ben & Jerry’s, wordt via een beursgang verzelfstandigd en krijgt inderdaad een hoofdkantoor in Nederland. Of eigenlijk: houdt het hoofdkantoor hier, want de divisie is al jaren gevestigd in Nederland, eerst in Rotterdam en sinds vorig najaar in Amsterdam.
Daaraan ging, zo schrijft het „verheugde” kabinet donderdag in een reactie, „regelmatig” overleg met Unilever aan vooraf. Huidig minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV) stelt dat „een belangrijke economische activiteit behouden blijft voor Nederland” en noemt het nieuwe bedrijf „een potentiële top-10-speler binnen de AEX-index”.
Het afgesplitste bedrijf, dat nog geen naam heeft, krijgt namelijk een hoofdnotering aan de Amsterdamse beurs en zal ook worden verhandeld op de beurzen in Londen en New York. Om Nederland en het Verenigd Koninkrijk kon het concern nauwelijks heen, al reageerde Beljaarts’ Britse collega Jonathan Reynolds teleurgesteld. „Ik had graag gezien dat Unilever voor een hoofdnotering in het Verenigd Koninkrijk had gekozen.”
De notering in de Verenigde Staten zou er volgens zakenkrant Financial Times onder meer zijn gekomen na aandringen van de activistische aandeelhouder en commissaris bij Unilever, Nelson Peltz. Unilever zelf houdt het op een technische keuze voor beurzen waarop het nu zelf al genoteerd staat.
In Nederland werken 450 mensen voor de ijstak, op een totaal van 18.000 wereldwijd. Deze divisie leverde 8,3 miljard euro omzet op in 2024.
Inkrimpen voedingstak
Heel verrassend is het nieuws over de beursgang niet. Afgelopen voorjaar liet Unilever al weten de ijsdivisie te willen verzelfstandigen. De vraag was hoe dat ging gebeuren. Het bestuur meldt donderdag te hebben gekeken naar onder meer „opties met het maximale rendement voor aandeelhouders” en „uitvoerbaarheid voor eind 2025”. Maar al eerder melddeFinancial Times dat er ook is gepoogd een koper te vinden voor het bedrijfsonderdeel, maar dat dat niet gelukt is.
Dat kan te maken hebben met de reden waarom Unilever de ijsjes van de hand wil doen: het logistieke proces rond de productie is complex. IJsjes moeten gekoeld worden bewaard, in tegenstelling tot veel andere voedselactiviteiten (zoals bij het merk Knorr). Ook is de productie vatbaar voor seizoensgrillen: in een natte lente en zomer wordt er minder ijs verkocht.
Eerder koos Unilever ervoor zich te richten op de dertig sterkste merken die flinke groeipotentie hebben. Dat betekende al het afscheid van een deel van de voedingstak, waarop het bedrijf 1 miljard euro wil besparen. Merken als Unox en Zwan (beide naar Zwanenberg Food Group) evenals Conimex (naar het Finse Paulig) werden vorig jaar al verkocht. Ook De Vegetarische Slager zou in de etalage staan.
Lees ook
Hoe Unilever langzaam afscheid neemt van zijn voedingstak
De beursgang van de ijsdivisie verloopt niet volgens een traditioneel patroon waarbij beleggers vooraf kunnen inschrijven. Aandeelhouders van Unilever krijgen evenveel stukken in de ijsjesonderneming als ze nu al aandelen in het Britse levensmiddelenconcern hebben. Ze worden zo in feite gecompenseerd voor het wegvallen van dit deel van de omzet bij het moederbedrijf. De aandelen kunnen vervolgens na notering wel op de beurs worden verhandeld.
Topman van de ijsjes wordt een oude bekende uit het Nederlandse bedrijfsleven: Jean-François van Boxmeer. Die gaf eerder bijna vijftien jaar leiding aan Heineken. Van Boxmeer is momenteel onder meer president-commissaris bij het Britse telecombedrijf Vodafone.
Flink meer marketing
Het nieuws over de beursgang kwam donderdag bij de presentatie van de jaarcijfers van Unilever over 2024. Die vielen beleggers niet mee. De omzet steeg weliswaar met 1,9 procent naar bijna 61 miljard euro, maar de verkoop van producten bleef met een stijging van 4,2 procent achter bij de verwachtingen. De nettowinst lag met 6,4 miljard euro ruim 10 procent lager dan in 2023.
Oorzaak van de achterblijvende verkopen is volgens topman Hein Schumacher te vinden in de teruglopende uitgaven door consumenten. Die zullen nog niet snel aantrekken. „De marktgroei, die in 2024 vertraagde, zal naar verwachting in de eerste helft van 2025 zwak blijven.”
Onder meer de hoge inflatie in Europa en verslechterde economische omstandigheden in China zorgden ervoor dat klanten eerder kozen voor huismerken boven A-merken.
Om de consument terug te winnen investeerde Unilever fors in marketing. De uitgaven daaraan stegen in 2024 met 900 miljoen euro, tegen een toename van 600 miljoen euro in de tweede helft van 2023. Van elke euro die werd verdiend, ging vorig jaar 15 cent op aan marketing. Het budget daarvoor was in de afgelopen tien jaar niet zo hoog als in 2024. Woensdag liet Heineken ook al weten dat het fors meer had moeten investeren in campagnes om klanten terug te winnen.
Lees ook
Premiumpils voor een premiumprijs: met meer marketing weet Heineken duurder bier te verkopen
Op de salontafel van Siemara van Vliet (42) ligt een brief van de provincie Groningen. Het is een uitnodiging voor een bijeenkomst in maart over de bufferzone tussen haar huis in het Groningse dorp Oudeschip en de industrie die gepland is in de polder daartegenover. Maar de komst van die industrie is niet haar enige zorg.
Dinsdag schreef minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) de Kamer dat toch onderzoek nodig is naar de Eemshaven in Groningen als mogelijke locatie voor een kerncentrale. Het kabinet wil uiteindelijk vier nieuwe centrales. Bouw van zo’n centrale in Groningen ligt gevoelig; een gevolg van de jarenlange gaswinning in de provincie en de daaropvolgende aardbevingen. Om die reden probeerde de minister de Eemshaven op voorhand uit te sluiten van onderzoek naar mogelijke locaties voor een kerncentrale. Maar dat is „juridisch niet houdbaar”.
Naast de Eemshaven zijn Borssele, Terneuzen en de Tweede Maasvlakte in beeld voor een kerncentrale. Het plan was in 2035 de eerste operationeel te hebben, maar dat is volgens Hermans „niet meer realistisch”. In debat met de Tweede Kamer gaf ze woensdag overigens aan dat het nog steeds de wens van het kabinet is dat er geen kerncentrale in de Eemshaven komt.
Van Vliet vindt het „ook niet zo verstandig”, een kerncentrale in de Eemshaven. „Met de instabiele grond die we hier door de aardbevingen hebben.” Volgens Hermans beseft het kabinet „dat de ontwikkeling van nieuwe energieprojecten in de provincie Groningen gevoelig ligt”.
Onduidelijkheid en onrust
De provincie Groningen en de gemeente Het Hogeland, waar de Eemshaven ligt, zijn daarom ook tegen een kerncentrale in Groningen. „Het wordt tijd dat de minister naar ons gaat luisteren”, meldt wethouder Eltjo Dijkhuis (Gemeentebelangen) op de website van de gemeente. Dat het kabinet zegt geen kerncentrale in de Eemshaven te willen maar die optie wel gaat onderzoeken, brengt „onduidelijkheid en onrust”, volgens Dijkhuis. „Er komt al zoveel op de omliggende dorpen af, het houdt een keertje op. Dit kan er niet bij.”
Wat er op die dorpen rond de haven afkomt, is in Oudeschip – de noordelijkste plaats op het Nederlandse vasteland – goed te zien. Het dorp, waar zo’n 120 mensen wonen, staat vol protestborden. Vanaf de dijk zijn windmolens, een datacentrum van Google, een steenkool- en biomassacentrale en hoogspanningsmasten te zien. „Wie bepaalt wat leefbaar is? ’t Olschip te koop” staat op een poster achter het raam van een dijkhuis.
Etty Meijer woont al 48 jaar in haar dijkhuis in Oudeschip.
Foto Siese Veenstra
In dat huis woont Etty Meijer (69) al 48 jaar. In het begin zag ze vanuit haar woonkamer schepen. Nu kijkt ze uit op windmolens. Van het geluid en het licht van die molens heeft ze last. Dat er misschien ook een kerncentrale komt, op een paar kilometer afstand, is haar te veel. „In Oudeschip is het én, én, én. Het is niet normaal wat hier in korte tijd op ons afkomt, met de windmolens en de industrie. Dan moet ik ook nog eens in de krant lezen dat er toch nog een kerncentrale kan komen.”
Meijer is bang dat de Eemshaven in dat geval een doelwit vormt. „Wat er nu allemaal in de wereld gebeurt, is akelig. Defensie is hier altijd bezig. In de Eemshaven liggen schepen vol lng. Als er dan ook nog een kerncentrale komt…” Ze zucht. „Ik vind het eng worden, wat er op ons afkomt.”
Oudeschip is omringd door industrie en windmolens. Foto Siese Veenstra
Glastuinbouw
Dat vindt een 65-jarige man ook, die niet met zijn naam in de krant wil omdat hij de overheid wantrouwt. Hij woont al 31 jaar net buiten Oudeschip en laat zijn hond uit op de toegangsweg naar het dorp. Als er iets fout gaat, zegt hij, zijn zij de eersten die aan de beurt zijn. Hij vindt dat geen fijn gevoel. En dat zal voor iedereen gelden, denkt hij.
In de 48 jaar dat Etty Meijer in Oudeschip woont, heeft ze al heel wat plannen voor de Eemshaven zien komen en gaan. Jaren geleden zou in de polder bij het dorp, waarvoor nu plannen zijn om een bedrijventerrein van 600 hectare aan te leggen, glastuinbouw komen. Dat ging niet door. Meijer hoopt dat voor een kerncentrale hetzelfde geldt. „Maar de onzekerheid, daar heb je nu al last van.”
Etty Meijer laat haar hond uit. Foto Siese Veenstra
De mailbox van IT-expert, ondernemer en activist Bert Hubert (49) stroomt al weken over. Programmeurs en andere techneuten melden zich, omdat ze hem in hun vrije tijd willen helpen een Nederlandse cloud te bouwen, een online-netwerk voor data-opslag. Ze hebben intussen een mailingplatform voor hem gebouwd, dat hij gebruikt om zijn gloednieuwe Cloud Kootwijk-nieuwsbrief mee te versturen.
Cloud Kootwijk is een verwijzing naar Radio Kootwijk. Vanuit dit zenderpark op de Veluwe communiceerde Nederland in de eerste helft van de vorige eeuw met zijn koloniën, met name Nederlands-Indië. Het werd met veel inspanning gebouwd en in 1923 in gebruik genomen; Nederland wilde voor deze vitale verbindingen een eigen infrastructuur hebben.
Een vergelijkbare wens ligt ten grondslag aan het initiatief van Hubert, vertelt hij aan de telefoon. En dat mensen spontaan hulp aanbieden, verbaast hem niet: „De frustratie is enorm over onze afhankelijkheid van Amerikaanse cloudaanbieders, zoals Google, Amazon en Microsoft. De techneuten liggen er ’s nachts wakker van dat wij onze Europese programmeurs niet vertrouwen en alle IT in handen geven van Amerikanen, die hun software nu volstoppen met advertenties en AI.”
Hubert waarschuwt al jaren tegen te grote afhankelijkheid van Amerikaanse cloudaanbieders. Onder meer omdat data in de VS minder goed beschermd zijn. En omdat expertise verloren gaat als Europeanen niet hun eigen ict beheren. Tot nu toe vond hij weinig gehoor. Maar dat is aan het veranderen.
Digitale soevereiniteit is inmiddels een groot en actueel thema. De Tweede Kamer praat er donderdag over met experts, onder wie Hubert. Digitale soevereiniteit is ook belangrijk voor ‘Brussel’, en op de AI-top in Parijs die deze week plaatshad. Het regent studies en rapporten over het onderwerp, sommige met voorstellen hoe het tij te keren. Zsolt Szabó, staatssecretaris van Digitalisering (PVV), heeft binnen de overheid een aantal ict-projecten op pauze gezet, omdat die tot grotere afhankelijkheid van het buitenland zouden leiden. Hij beraadt zich op een strategie.
Sancties
Hubert heeft, als voormalig toezichthouder op de geheime diensten, ervaring bij de overheid. Wat hij merkt: een jaar geleden besloot die nog vrij soepel data of mailverkeer ‘naar de cloud’ te brengen. Die vanzelfsprekendheid is er af. „Nu tref je de overheid in verwarring. Ze weten het niet meer zo zeker, maar ze zien ook geen alternatief.”
Want er zijn weinig serieuze Europese opties. Het is moeilijk groeien naast die succesvolle Amerikaanse reuzen, die op allerlei manieren profiteren van hun schaalgrootte en van de combinaties van opslag en software-applicaties die ze kunnen bieden. Het is nu eenmaal gemakkelijk en relatief goedkoop en veilig om zowel programma’s als cloudruimte van Microsoft te kopen.
Maar kiezen voor een Amerikaanse ‘oplossing’ wordt wel lastiger. Dat komt doordat de nieuwe Amerikaanse regering niet meer als vriend en betrouwbare partner voelt. En door concrete stappen: op 6 februari tekende president Trump een decreet waarin hij sancties aankondigde tegen het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag. Een van de waarschijnlijke gevolgen daarvan is dat Amerikaanse bedrijven geen diensten meer mogen leveren aan dit hof – en cloudservices zijn ook diensten.
Een ICC-woordvoerder wil niet zeggen of het klopt dat het Strafhof alle data, ook gevoelige straf- en personeelsdossiers, in de cloud van Microsoft heeft staan. Het risico daarvan is dat het hof niet meer bij zijn eigen data kan als de sancties ingaan. „Een heel reële zorg”, zegt Hubert.
Ook andere ict-beheerders kennen zulke dilemma’s. Ze zien geen mogelijkheden de afhankelijkheid van hun organisatie snel te verkleinen. Zo is verplaatsing van al het mailverkeer van rijksambtenaren, van Microsoft naar een Europese aanbieder of een nog te bouwen Cloud Kootwijk, al gauw een meerjarenproject.
Onze afhankelijkheid van Big Tech kun je vergelijken met de afhankelijkheid van gas uit Rusland
Diversifiëren
Jaap-Henk Hoepman, universitair hoofddocent digitale veiligheid aan de Radboud Universiteit, trekt een parallel met de Russische invasie in Oekraïne. Toen die gebeurde, werd het plotseling noodzakelijk de afhankelijkheid van gas uit Rusland te verminderen. „Door dat gas hadden de Russen een bepaalde macht over ons, waardoor je moeilijker tegen ze in kon gaan. Onze afhankelijkheid van Big Tech kun je daarmee vergelijken. Zoals we sinds de invasie in 2022 als een idioot proberen onze energiemix te diversifiëren, moeten we dat ook voor technologie doen, vooral als het gaat om openbare dienstverlening.”
Hoepman noemt overheden en onderwijsinstellingen als voorbeeld, en ook de NS. De laatste maakt voor communicatie met reizigers veel gebruik van WhatsApp, onderdeel van het Amerikaanse Meta. „Gezien de macht die de Amerikaanse overheid zich toe-eigent, is het voorstelbaar dat ze een bedrijf opdracht geeft zo’n dienst af te sluiten.”
Achterstand
Vooruitlopend op het Kameroverleg donderdag treft staatssecretaris Szabó de branchevereniging voor de Nederlandse cloud- en internetsector. Haar leden zeggen diensten te kunnen bouwen en te willen investeren, maar willen dat de overheid uitzicht biedt op afname ervan. Zolang zelfs die ‘Amerikaans’ blijft kopen, is concurreren vrijwel ondoenlijk.
Vooralsnog is de achterstand op de Amerikanen enorm. Bert Hubert wijst op het dilemma waar de rijksoverheid voor staat. Die moet dit jaar kiezen tussen een nieuwe versie van het mailprogramma van Microsoft of overstappen naar de Microsoft-cloud. De Amerikanen stoppen in oktober met ondersteuning en beveiliging van het huidige mailprogramma. Hubert lijkt een overstap naar de nieuwe versie het beste, want dan houd je meer controle over je e-mail, maar vindt ook dat niet ideaal. „Het is waarschijnlijk vooral duur.” Alle rijksmail voor oktober buiten Microsoft onderbrengen is onhaalbaar. „Dat zou een haastklus worden.”
Daarbij is de vraag of er een Europees alternatief is. Hubert: „De Europese industrie is wel wat roestig geworden doordat we de afgelopen decennia alles hebben weggegeven.”
En Cloud Klootwijk is ook nog niet meer dan een idee.
Dit is het beeld van de dag: de rijkste man op aarde die, staande naast het bureau van de Amerikaanse president, uitlegt dat zijn bezuinigingsprogramma niet bedoeld is om de overheid uit te hollen.
Tijdens een ‘spontane’ persconferentie beantwoordde Elon Musk dinsdag vragen van media vanuit de Oval Office, waar hij met zijn vierjarige zoontje X op bezoek was bij president Donald Trump in het Witte Huis.
Via zijn Department of Government Efficiency (DOGE) snijdt Musk, met een team van zijn getrouwen, hard in de Amerikaanse overheidsuitgaven. Dat gaat met gedwongen ontslagen en het sluiten van hulpverleningsprogramma’s als USAID. Er is veel kritiek van Democratische politici, en de rechtszaken tegen DOGE-maatregelen stapelen zich op.
https://youtu.be/xrl87Fl-26I?si=vXSkJJW9zhLwM95D
Er is weinig toezicht op DOGE, maar volgens Musk opereert hij „volledig transparant” en is zijn aanpak niet „draconisch of radicaal”, zei de multimiljardair tijdens een dertig minuten durende sessie met journalisten. „De meerderheid van de Amerikanen wil dat de overheid wordt gereorganiseerd, „daar gaat het om in de democratie”.
Trump tekende dinsdag een decreet om DOGE nog wat meer armslag geven, meldt The Wall Street Journal
Meer nieuws:
Het FD bericht over een plan van de Eerste Kamer, om geld voor boeren uit klimaatfonds halen. Daarmee zou de sector kunnen verduurzamen. Het plan heeft steun van de BBB, maar minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) is tegen.
Heineken verkocht 1,6 procent meer bier in het afgelopen jaar, met name door groei in Brazilië, Mexico en India (Bloomberg)
Trump overweegt bij de nieuwe Amerikaanse importtarieven voor staal een uitzondering te maken voor Australië. (Nikkei Asia)
Autofabrikant Ford waarschuwt dat auto’s 3.000 dollar duurder worden door importtarieven voor Mexico en Canada (De Telegraaf)
BBC klaagde eerder bij Apple dat de geautomatiseerde AI-koppen van nieuwsberichten niet kloppen. Maar er zijn meer chatbots die de feiten verdraaien, ontdekte de BBC.
Milieudefensie stapt met de Shell-zaak naar de Hoge Raad, om de oliemaatschappij alsnog te dwingen de helft van haar CO2-uitstoot te verminderen. (via NOS)