‘De enige die nog een beetje boe kan zeggen tegen Big Tech, is de Europese Commissie’

Het duurde bij de auto ook even voordat die de wereld veranderde. De eerste auto zag eruit als een paard en wagen zonder paard. Maar uiteindelijk ging de wereld door dat gemotoriseerde rijtuig niet alleen anders reizen, maar ook anders wonen en zelfs anders eten.

Deze les economische geschiedschrijving komt van Laura van Geest, voorzitter van de Autoriteit Financiële Markten. Van Geest ziet namelijk een parallel tussen het effect van de auto op de gehele samenleving en het effect van digitalisering, Big Tech en AI op de financiële wereld. De vraag hoe toezichthouders, zoals haar AFM, op die evolutie moeten gaan reageren, was voor Van Geest (1962) een van de redenen waarom ze vorig jaar voor vier jaar bijtekende bij de waakhond voor de financiële markten. En de reden om NRC uit te nodigen.

Niet dat het in een gesprek met Van Geest lang over haar gaat – de fotosessie die nu eenmaal bij het interview hoort, ondergaat ze met tegenzin. Het gaat de econome en bestuurskundige, in snelle, over elkaar heen buitelende zinnen, om haar boodschap: denk nú goed na over hoe toezichthouders – in Nederland maar vooral in Europa – dienen om te gaan met die complete transformatie van financiële producten, beurzen, pensioenfondsen, banken en verzekeraars. Wat voor mensen heb je nodig? Wat voor data moet je gaan uitvragen om er zicht op te krijgen? Anders wordt het heel moeilijk om er later alsnog grip op te krijgen.

Ze begint met de invloed van Big Tech op hoe banken en verzekeraars werken. „Vroeger had je bedrijven die krediet verleenden. En daar hadden ze dan hun eigen administratie voor. Tegenwoordig heeft iedereen daar natuurlijk een fijn softwarepakket voor dat meestal ook in de cloud staat.” Cloudcomputing houdt in dat het softwarepakket niet lokaal op de computer van de kredietverlener draait, maar op een online server.

Van Geest: „Waar wij als AFM ons verhouden tot de partij die een vergunning heeft, is steeds meer van wat die vergunninghouder doet eigenlijk uitbesteed aan softwarebedrijven. Dan kunnen wij tegen die vergunninghouder blijven zeggen dat we als toezichthouder ‘integer beheerste bedrijfsvoering’ belangrijk vinden, dat we vinden dat hij netjes moet uitbesteden en goede controles moet uitvoeren, maar uiteindelijk kun je je afvragen hoeveel controle die bedrijven nog hebben.”

De wereldwijde markt voor cloudservices is voor ongeveer twee derde in handen van Amazon, Microsoft en Google. „Die cloudaanbieders zijn wereldspelers. En de meeste van de bedrijven waar wij op toezien zijn natuurlijk wel belangrijk en groot, maar geen wereldspelers.” De financiële wereld verandert dus echt, benadrukt Van Geest. „Dat roept dan de vraag op: wie is hier nu de juiste gesprekspartner als we hierover zorgen hebben? De enige die een beetje ‘boe’ kan zeggen tegen een wereldspeler, is de Europese Commissie.

Vroeger kocht je kleren, en niks anders. Nu kan je die aankoop koppelen aan een financieel product

Nieuwe financiële spelers

Naast de grote macht van Big Tech ziet Van Geest ook gevaar in toezichtarbitrage onder invloed van de digitalisering: kleinere, vernieuwende financiële spelers zonder filialen kunnen op de interne markt van de Europese Unie op zoek naar het land met de minst strenge toezichthouder.

Een voorbeeld van de consumentenkant: „Vroeger kocht je kleren, en niks anders. Nu kan je die aankoop koppelen aan een financieel product: buy now, pay later.” Aanbieders van ‘buy now, pay later’ (BNPL) geven consumenten de mogelijkheid om de betaling van hun aankoop uit te stellen tot na de levering van het product, of in stukken te hakken. Wordt er niet op tijd betaald, dan volgt een boete. Van Geest: „Terwijl je dan helemaal niet actief op zoek bent naar een kredietverlener.”

Van Geest voegt er snel aan toe dat BNPL-bedrijven formeel onder de Europese regels geen kredietverlener zijn. „Maar aanbieders van BNPL komen doorgaans niet uit Nederland, maar zijn hier wel actief. Hoe moeten wij daar als AFM dan mee omgaan? Gelukkig komen hier nu wel Europese regels voor.” Door een wijziging in de regels voor consumentenkrediet vallen deze BPNL binnenkort wel onder toezicht van de nationale waakhonden.

Meer Europees, meer polderen

Hoe het toezicht momenteel is ingericht bij zo’n ander ‘digitaliseringsproduct’, cryptovaluta, is precies hoe Van Geest vindt dat de EU en toezichthouders niét met de digitalisering moeten omgaan: elke land heeft zijn eigen cryptotoezichthouder gekregen. In Nederland is dat de AFM. „Digitalisering maakt de wereld één, of in ieder geval Europa één. Dan is het op zich wel een opvallende keuze geweest dat – ondanks de inzet van de vorige Nederlandse regering – je nu toch 27 verschillende toezichthouders krijgt. Want als iets arbitragegevoelig is, is dat crypto. En het was niet alsof iemand iets uit handen moest geven, hè? Je had dat gewoon ergens aan een centrale toezichthouder kunnen geven.”

Het kan alsnog gebeuren dat het gaat „samenklonteren”, denkt Van Geest. „Misschien dwingt de markt dat wel af. Wij hebben op de financiële markt bijvoorbeeld in Nederland veel market makers waarop wij toezicht houden. Maar je moet dan natuurlijk wel hopen dat het niet samenklontert in het land met het laagste niveau van toezicht.”

Ieder heeft zijn taak in het leven. Ik ben toezichthouder, geen politicus

De AFM pleit al langer voor meer centraal Europees toezicht. Daar lijkt geen beweging in te zitten.

„Ieder heeft zijn taak in het leven. Ik ben toezichthouder, geen politicus. Ik kan alleen zeggen: denk nou goed na over wat dit allemaal betekent. Is een nationale toezichthouder het best, of toch een Europese? Bij DORA [de Digital Operational Resilience Act, die organisaties ertoe dwingt hun IT-risico’s goed te beheersen] is het wel gelukt: daar gaat Europa over de grote partijen zoals Microsoft.”

Van Geest denkt niet dat het antwoord is om dan overal in de financiële sector maar één toezichthouder op te zetten, ook niet binnen Nederland. „AFM en DNB zijn juist naast elkaar gezet omdat er verschillende publieke belangen zijn die niet weggesmoord mogen worden. Het klantbelang is soms anders dan het prudentieel belang. Je wilt voorkomen dat een toezichthouder het prima vindt dat klanten worden weggedrukt, omdat daarmee de bank financieel kan overleven.”

Wat moet er dan wel gebeuren?

„Je moet elkaar wel kunnen vinden. In Nederland zijn we wat dat betreft heel pragmatisch. Polderaars. Maar in het buitenland is niet iedereen polderaar. Als wij bezorgd zijn over iets dat speelt bij grote techbedrijven, dan moet je eerlijk kunnen zeggen dat wij als AFM niet de partij zijn om daar iets tegen te doen. Dan moet je zorgen dat iemand anders dat doet. De markttoezichthouder bijvoorbeeld, om te kijken of er niet te veel marktmacht is.

Daarom mijn pleidooi, vooral voor Europa: denk nu goed na. De mindset moet zijn: hoe krijgen we dit varkentje gewassen, wie is daar nu het best voor gepositioneerd?”

Zit het niet ook in strengere regels? Niet toestaan dat je bij een jurkje meteen een krediet kan afsluiten?

„Dat is gewoon productontwikkeling, er is vraag naar, mensen vinden dat ook fijn. Dus nee, ik zou niet zeggen dat we dan maar moeten bepalen dat alles los van elkaar moet worden verkocht. Dat lijkt me te ver gaan. Maar de vraag is wel: hoe zorg je dat dit transparant blijft en dat je ook doorhebt wat je ervoor betaalt.”

Van Geest schakelt door naar de nieuwste digitale belofte, om die onduidelijkheid van nieuwe financiële producten nog beter te illustreren: kunstmatige intelligentie. „Door AI kun je heel erg gepersonaliseerde financiële producten krijgen. Aan de ene kant is dat aantrekkelijk, omdat jij dan precies krijgt wat jij nodig hebt. Aan de andere kant: als iedereen zijn persoonlijke verzekering heeft, heeft dat ook een persoonlijke prijs. Daar wordt de markt niet transparanter van. Want dan is het moeilijk om een gevoel te krijgen of het nu een faire prijs is en kan je moeilijk vergelijken.”

Strengere regels zijn volgens Van Geest dan ook niet de oplossing, omdat digitalisering zo snel gaat, zeker nu met AI. „Je moet niet de techniek voorschrijven met de kennis van nu – wat bij toezichthouders in de praktijk de kennis is van drie jaar geleden [lacht]. We moeten vooral zeggen: wat willen we bereiken. Denk bij AI aan ‘niet discrimineren’. Maar leg dan niet vast hoe je dat bereikt. Want dan zeg je al snel: draai je algoritme niet. Terwijl er iemand kan meekijken, je kan achteraf controles uitvoeren. Er zijn allerlei manieren voorstelbaar waarop je dat doet.”

Kan de consument van die nieuwe financiële producten zoals BNPL en crypto niet zelf ook wat doen?

„Goed voor jezelf zorgen en gezonde scepsis. Als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het vaak ook niet waar. Check of de aanbieder betrouwbaar is. Wees gewoon kritisch.”

„Weet ook wat je je kan veroorloven. Maak dan ook een financieel plan. En dat is best een opgave, om je daar aan vast te houden. Want heel veel van die nieuwe producten zijn toegesneden op die seamless experience: je hebt zo naast die sokken die je zocht, een jurk met BNPL gekocht. Maar goed, ik weet ook wel dat dit een beetje hetzelfde is als ‘eet genoeg groente’. Iedereen weet dat het beter is, toch doen weinigen het.”

Al die nieuwe financiële aanbieders en producten, maken het werk van de AFM niet gemakkelijker. „We hebben wel een rol. We kunnen vragen: hoe bied je een financieel product aan? Een postorderbedrijf had lang als eerste optie afbetaling, en pas als laatste optie direct afrekenen. Daar kunnen wij zo’n bedrijf op aanspreken. Maar dit wordt wel lastiger naarmate de financiële diensten meer ingebakken zitten in een product. Of een aanbieder uit een ander land komt. En dat levert voor ons als Nederlandse toezichthouder dan meteen de vraag op: hoe kunnen wij nog echt zorgen voor duurzaam financieel welzijn en eerlijke en transparante markten, wat onze missie is?”


Wat merkt de burger van de plannen van het kabinet?

Daar waren ze dan eindelijk, de uitgewerkte plannen van het nieuwe kabinet. Afgelopen vrijdag presenteerde het kabinet-Schoof zijn regeerprogramma. Dezelfde dag kwam, onder meer via NRC, ook de inhoud van de Miljoenennota al naar buiten. Maar wat betekenen de plannen concreet voor Nederlanders in verschillende leeftijdscategorieën? Een paar opvallende ambities en veranderingen – én redenen waarom sommige plannen juist weinig zullen veranderen aan de huidige situatie.

1
Studenten zullen vaker Nederlands horen in de collegezaal

Opvallend aan het regeerprogramma en aan de Miljoenennota is dat onderwijsminister Eppo Bruins (NSC) behoorlijk gaat bezuinigen op het hoger onderwijs. Onder meer door 293 miljoen euro minder uit te geven aan internationale studenten. Als het aan het kabinet ligt, zullen meer studenten en docenten straks Nederlands spreken tijdens colleges op hogescholen en universiteiten. „Met gerichte uitzonderingen voor bepaalde opleidingen voor strategische tekortsectoren, bijvoorbeeld in de bèta en techniek, en met het oog op de regionale omstandigheden”, schrijft het kabinet.

Instellingen zullen moeten kijken welke opleidingen kunnen worden omgezet in het Nederlands en voorlopig zullen er geen Engelstalige bacheloropleidingen bijkomen. Met het vernederlandsen van studies wil het kabinet het aantal internationale studenten in de collegebanken terugdringen.

Langstudeerders kunnen daarnaast een zogeheten langstudeerboete krijgen van 3.000 euro wanneer zij meer dan een jaar langer over hun studie doen. Of en hóé dat doorgaat, is nog onduidelijk. „We werken de langstudeermaatregel uit in overleg met universiteiten, hogescholen en studenten”, schrijft het kabinet daarover. „We kijken daarbij in brede zin naar de uitvoerbaarheid en naar manieren voor instellingen en studenten om langstuderen tegen te gaan.”

Ook andere maatregelen raken studenten: uitwonende studenten gaan erop achteruit door het verdwijnen van de inflatievergoeding, berekende het Nibud. De koopkracht van uitwonende studenten in het hoger onderwijs daalt 6,6 procent, met 113 euro per maand. Voor mbo-studenten is de daling tussen de 95 en 24 euro per maand. Daarnaast krijgen studenten die voor hun studie tijdelijk naar het buitenland verhuizen, voortaan niet meer de vergoeding uitgekeerd die zij anders in Nederland hadden gekregen voor het openbaar vervoer.

Goed nieuws is er wel voor studenten die onder het sociaal leenstelsel hebben gestudeerd. Voor hen stelt het kabinet „vanaf 2027 in totaal 1,4 miljard euro beschikbaar voor een extra tegemoetkoming” bovenop de tegemoetkomingen die al eerder zijn beloofd.

Ook voor middelbare scholieren gaat er iets veranderen: het kabinet stopt met de subsidie die middelbare scholen helpt brede brugklassen op te zetten. In brede brugklassen zaten leerlingen met verschillende basisschooladviezen door elkaar gemengd. Die klassen moest middelbare scholieren langer, soms wel drie jaar, de tijd geven om te kijken wel niveau het beste bij elke leerling past.

Het kabinet hamert ook op „meer focus op lezen, schrijven en rekenen” in de klas, een ambitie die moet worden uitgewerkt in een Herstelplan Kwaliteit Onderwijs. Wat daar precies mee wordt bedoeld en wat scholieren ervan gaan merken, moet de Tweede Kamer komend jaar gaan onderzoeken.

2
Jongvolwassenen moeten straks gemakkelijker aan een huis komen

Dat veel jongeren in Nederland een huis zoeken, was bekend. Om iets te doen aan het woningtekort wil het kabinet-Schoof elk jaar 100.000 nieuwe woningen bouwen, een plan dat het vorige kabinet ook al had. „Voor jongeren is een eigen huis de belangrijke eerste stap naar een zelfstandig leven.”

Of dat aantal haalbaar is, is wel de vraag. Het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen daalde de afgelopen twee jaar juist, onder meer door gestegen bouwkosten en de hogere rente. Bovendien neemt het kabinet ook maatregelen die de gemiddelde prijs van een woning juist kunnen opdrijven. Zo wil het kabinet de overdrachtsbelasting voor beleggers in woningen naar 8 procent verlagen. Dat zou het voor jongeren juist lastiger kunnen maken om ertussen te komen op de toch al overspannen huizenmarkt.

Een andere maatregel die veel jongeren zullen toejuichen: het kabinet wil het aantal flexwerkers terugdringen. Het zijn veelal jongvolwassenen die onzeker flexwerk doen, vaak tot onvrede van henzelf, bleek eerder dit jaar uit onderzoek. „We komen met een wetsvoorstel voor meer werkzekerheid voor flexwerkers met maatregelen om uitzendkrachten, oproepkrachten en tijdelijke werknemers beter te beschermen”, vermeldt het regeerprogramma.

3
De kinderopvang wordt voor iedereen bijna gratis

Hoewel het kabinet het kindgebonden budget verhoogt vanaf 2025, leiden de veranderingen in toeslagen niet voor alle gezinnen tot vooruitgang in koopkracht. In de gunstigste gevallen krijgen ouders 75 euro per kind per jaar extra aan kindgebonden budget.

Alleenstaande ouders zullen juist weinig merken van die vooruitgang. Hoe kan dat? Alleenstaande ouders krijgen nog een extra bedrag bovenop het kindgebonden budget, de zogeheten ‘alleenstaande ouderkop’. Die was tijdelijk verhoogd als compensatie voor de energiecrisis, maar het kabinet gaat deze post weer terugschroeven. Afhankelijk van de specifieke gezinssituatie, zullen de verhoging van het kindgebonden budget en de verlaging van de ‘alleenstaande ouderkop’ elkaar soms min of meer opheffen.

Het kabinet gaat door met het voornemen van Rutte IV om kinderopvang bijna gratis te maken. De eigen bijdrage voor alle werkende ouders wordt 4 procent, evenveel als ouders met de laagste inkomens nu betalen voor kinderopvang. En net als het vorige kabinet wil ook de ploeg van Schoof af van de voorschotten bij Toeslagen. In het plan van Rutte IV, dat het huidige kabinet gaat doorzetten, betaalt de overheid straks direct een groot deel van de kosten aan de kinderopvang. Geen gedoe meer met terugvorderingen achteraf, is het idee.

De vrees is dat als rijkere ouders hun kinderen ook naar de opvang brengen, armere ouders daar last van hebben door langere wachtlijsten

Maar volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Planbureau kan dit nadelig zijn voor gezinnen met lage inkomens. In het plan wordt kinderopvang voor rijkere gezinnen flink goedkoper dan nu. Dat zal ervoor zorgen dat zij juist vaker zullen kiezen voor kinderopvang, in plaats van voor opa en oma als oppas, zo vrezen de planbureaus. Zij schatten dat de vraag naar kinderopvang met 30 procent toeneemt, vooral door die toenemende druk vanuit rijkere gezinnen. Kinderen uit deze gezinnen zouden hierdoor kunnen concurreren met kinderen uit arme gezinnen om plekken die nu al zo schaars zijn. Het is nog onduidelijk of het nieuwe kabinet iets wil doen om dit te voorkomen.

Goed nieuws voor ouders met een kleine portemonnee is wel dat de financiering van gratis schoolmaaltijden voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen doorgaat. „Voor kinderen en ouders is de school een vertrouwde plek”, staat in het regeerprogramma.

4
Volwassenen, of ze kinderen hebben of niet, gaan iets minder inkomstenbelasting betalen

De energiebelasting op gas gaat, zoals al eerder aangekondigd, met 2,8 cent per kuub naar beneden. Het Nibud becijferde dat een gemiddeld huishouden (dat rond de 1.200 kubieke meter gas per jaar verbruikt) door deze belastingverlaging 33,60 euro op jaarbasis bespaart.

Het kabinet schrijft in de plannen over een „rechtvaardige en betaalbare energietransitie, ook voor huishoudens met een kleine portemonnee en middeninkomens”.

Wat betekent dit? Voor mensen met een laag inkomen zal het kabinet de komende twee jaar 60 miljoen euro opzij zetten om hen te helpen hun energierekening te betalen, enkele miljoenen meer dan in de afgelopen twee jaar is betaald. Een indirecte manier om de energierekening betaalbaarder te maken voor huisbezitters is door hun woningen helpen te verduurzamen, met betere isolatie of een warmtepomp. Daarvoor is komend jaar 578 miljoen euro gereserveerd.

Mensen die met het openbaar vervoer reizen worden iets ontzien: de NS zal de treinkaartjes 6 procent duurder maken, in plaats van de eerder genoemde 12 procent. Het kabinet trekt 40 miljoen euro uit om de prijsstijging te dempen.

De meeste inwoners van Nederland gaan iets minder belasting over hun inkomsten uit hun werk betalen. Er komt een nieuwe tweede schijf in de inkomstenbelasting met een tarief van 37,48 procent, bedoeld voor het inkomen tussen 35.441 euro en 76.817 euro. Het belastingtarief in de eerste schijf (tot 35.441 euro) gaat omlaag van 36,97 procent naar 35,82 procent. Het allerhoogste tarief zal niet worden verlaagd. Daar staat tegenover dat de algemene heffingskorting, een bedrag dat iedereen in mindering mag brengen op de belastingaangifte, omlaag gaat.

Mensen in en rondom Limburg zullen zien dat daar meer werk komt, hoopt het kabinet. Het kabinet-Schoof geeft 15,9 miljoen euro uit voor de Einstein Academie, die honderden mensen moet opleiden voor het bouwen en onderhouden van de Einstein Telescope, die het kabinet naar Nederland probeert te halen. Meters onder de grond in Zuid-Limburg moet die telescoop – bestaande uit drie in een driehoek geconfigureerd tunnels van tien kilometer lang – zwaartekrachtsgolven uit het diepe heelal op gaan vangen.

5
Voor 2030 moeten er 290.000 woningen voor ouderen bijgebouwd zijn

Onrust was er al langer over de nieuwe pensioenwet. Die is ruim een jaar geleden al ingegaan en regelt dat alle pensioenfondsen tussen 1 januari 2025 en 1 januari 2028 overstappen op het nieuwe pensioenstelsel, een monsterklus. Een van de grootste veranderingen door deze wet is dat er straks geen harde zekerheid meer is hoe hoog iemands pensioen wordt. Pensioenuitkeringen kunnen straks makkelijk meestijgen of meedalen met de winsten of verliezen van het pensioenfonds.

Over verandering van de nieuwe pensioenwet konden de huidige regeringspartijen het niet eens worden, dus blijft die intact

Wat doet het kabinet-Schoof hiermee? Over de nieuwe pensioenwet konden de huidige regeringspartijen het maar niet eens worden, en daarom zijn over dit thema geen nieuwe afspraken gemaakt. Het gevolg: de nieuwe pensioenwet blijft intact. Of gepensioneerden (of juist werkenden) er door de nieuwe wet op achteruitgaan, valt nog niet te zeggen.

Zeshonderd miljoen euro trekt het kabinet uit voor het verbeteren van bijvoorbeeld zorg- en verpleegplekken. Ook wil het kabinet 290.000 woningen voor ouderen in 2030 bijbouwen. Een aandachtspunt wordt ook het versimpelen van het zorgsysteem door zorgwetten samen te voegen. „De ouderenzorg is hopeloos versnipperd over verschillende zorgwetten. Mensen raken verdwaald tussen zorgloketten die naar elkaar wijzen voor vergoeding.”

Met de hoogte van het eigen risico voor de zorg is iets opvallends aan de hand. Kabinet-Schoof verlaagt het eigen risico vanaf 2017 van 385 euro naar 165 euro. Daar komt wel een hogere premie tegenover te staan van zo’n 10 euro per maand, om dat te kunnen financieren. Het voordeel van een lager eigen risico is dat ook mensen met lagere inkomens nu gemakkelijker naar een specialist kunnen gaan.

Maar er is ook kritiek op het verlagen ervan: als het straks goedkoper is om naar een specialist te gaan, zal de zorgvraag toenemen in een sector die nu al enorm kampt met personeelstekorten. Hoe die extra vraag zich vervolgens doorvertaalt naar de burger? Nóg langere wachtlijsten.

Met medewerking van Christiaan Pelgrim.


Economieblog 19 september 2024

Goedemorgen! Vandaag dag twee van de Algemene Politieke Beschouwingen in Den Haag, het traditionele debat over de Miljoenennota voor komend jaar. Gisteren debatteerde de Kamer eindeloos met zichzelf, vandaag is het de beurt aan het kabinet om verantwoording af te leggen over het beleid voor 2025. Premier Dick Schoof zal vanaf 11.00 uur aan het woord zijn. Gisteren ging de meeste aandacht uit naar het asielbeleid. Wij zijn benieuwd of het vandaag ook over andere onderwerpen gaat: bestaanszekerheid, belastingen, het vestigingsklimaat, de koopkracht.

Verder kijken we met spanning uit naar de opening van de Europese beurzen om 09.00 uur. Gisteravond om acht uur Nederlandse tijd verlaagde de Federal Reserve, het Amerikaanse stelsel van centrale banken, de belangrijkste beleidsrente met 0,5 procent. Dat was de eerste renteverlaging in heel lange tijd, en als geld lenen goedkoper wordt, komen markten in beweging.

De Amerikaanse beurzen namen het nieuws betrekkelijk rustig op, blijkbaar hielden zij al rekening met de forse renteverlaging. Wall Street daalde licht. De koers van de dollar zakte scherp ten opzichte van de euro. Eens kijken hoe Europa vandaag het Amerikaanse rentebesluit verteert.

Dit viel ons verder nog op in de andere media:

  • Autofabrikanten in de EU vrezen miljarden euro’s boete omdat ze niet kunnen voldoen aan de nieuwe CO2-uitstootnormen die volgend jaar van kracht worden, schrijft de Financial Times. ACEA, de koepel van de Europese auto-industrie, publiceerde donderdag een verklaring waarin ze opriep tot “dringende herziening” van de emissieregels die in 2025 gelden. Ook bepleit ACEA heroverweging van het verbod op nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren in 2035.
  • Fiscalisten schieten in Het Financieele Dagblad de belastingplannen van het kabinet aan flarden. Willekeur en populisme voeren de boventoon in die plannen, en experts missen visie en ambitie. Vooral de btw-verhoging op cultuur roept vragen op. En dan niet zozeer dát de btw verhoogd wordt, maar wel de uitzondering voor pretparken, bioscopen, kamperen en circus. “Dit is meer een voorstel voor Henk en Ingrid en minder voor Robert-Jan en Anne-Fleur”, aldus een fiscalist.
  • Via een technische omweg is het vanaf vandaag toch weer mogelijk in Brazilië gebruik te maken van X. Het socialemediaplatform van techmiljardair Elon Musk was al enkele weken uit de lucht wegens ruzie met de Braziliaanse regering. Maar Musk liet achter de schermen wat zaken aanpassen waardoor Brazilianen nu weer kunnen tweeten. Blijft de vraag: waarom zouden ze dat willen?
  • Positief klimaatnieuws vandaag in Trouw: dankzij het verbod op een aantal schadelijke chemicaliën is het gat in de ozonlaag gestaag aan het sluiten. Als we zo doorgaan, is in 2040 de ozonlaag weer op het niveau van 1980. Dat was als ijkjaar gekozen toen de chemicaliën verboden werden. Het herstel van de ozonlaag – die uv-stralen filtert – geldt als een van de grootste internationale klimaatsuccessen.
  • Elf jaar na invoering van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd kunnen we vaststellen dat die werkt: uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt deze ochtend dat de helft van de 65-plussers in 2024 nog aan het werk is. Vooral hoger opgeleiden zijn nog veel aan het werk na hun 65ste. Grappig feitje: als mensen eenmaal doorwerken na hun 65ste, gaan ze ook langer door na hun pensioen: een op de tien ouderen werkt ook na zijn 67-ste nog door.

Tupperwareparty is ten einde: iconische bakjesfabrikant vraagt faillissement aan

‘Tupperware is nog steeds hartstikke populair”, zegt Larissa Schimmel (28), die met haar webwinkel Lastore Tupperware ruim zevenhonderd verschillende artikelen aanbiedt. Sinds deze week bekend werd dat de bakjesfabrikant zijn faillissement heeft aangevraagd, loopt het storm bij Schimmel. „We kunnen de bestellingen niet meer aan. We krijgen honderden bestellingen, vijf keer zoveel als normaal.”

„Tupperware is een product dat van generatie op generatie overgaat.” Zelf leerde ze het merk kennen via haar moeder, met wie ze de webshop samen runt. „Zij was ermee opgegroeid, en ik nu ook.”

Wie de producten kent, weet hoe goed de kwaliteit is, zegt Schimmel. „We krijgen soms berichten van klanten dat ze een bakje hebben van veertig jaar geleden, of ze een nieuw dekseltje kunnen kopen omdat dat nu pas kapot is.” Tupperware geeft zelfs een levenslange garantie op de meeste bakjes.

We krijgen soms berichten van klanten dat ze een bakje hebben van 40 jaar geleden, of ze een nieuw dekseltje kunnen kopen

Larissa Schimmel
Tupperware-verkoopster

Fijn voor de consument, minder fijn voor een bedrijf dat geld verdient aan het verkopen van méér bakjes. Dinsdag vroeg de bakjesfabrikant zijn faillissement aan bij de Amerikaanse rechtbank. Tupperware kampt met een schuld van ruim 700 miljoen dollar (629,4 miljoen euro) die het niet kan aflossen.

De opkomst – en in zekere zin ook de ondergang – van Tupperware is verweven met die van de Amerikaanse consumptiemaatschappij. In 1938 begon de Amerikaanse Earl Silas Tupper met het maken van plastic. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde Tupper Plastics onder meer gasmaskers voor het Amerikaanse leger. Na de oorlog zocht Tupper naar nieuwe afzetmarkten. Hij ontwierp een plastic kom die met een flexibel deksel lucht- en lekdicht kon worden afgesloten, de ‘Wonder Bowl’ die nog altijd in het Tupperware-assortiment zit.

Een groot succes waren de bakjes, die via warenhuizen verkocht werden, niet direct: consumenten waren gewend aan glazen en aardewerken potten die ze met aluminiumfolie afdekten. Ze zagen het voordeel niet in van het stugge deksel van de Wonder Bowl.

Tupperware Party

Dat veranderde in 1947, toen Brownie Wise met Tupperware in aanraking kwam. Het kostte haar drie dagen om uit te vogelen hoe het deksel werkte, maar zo kreeg ze wel het idee voor de Tupperware Party. Bij zo’n feestje nodigde de gastvrouw naast haar vriendinnen – het huishouden was destijds het domein van de vrouw – Wise als Tupperware-consulent uit die de producten kwam demonstreren. Bij haar demonstraties vulde ze een Wonder Bowl met water, liet ze zien hoe je het deksel er goed op deed en gooide de kom vervolgens naar een van de gasten, zonder dat er een druppel lekte. Volle bestellijsten gegarandeerd.

Tupperware Party in 1963.
Foto Daily Herald Archive/SSPL/Getty Images

De Tupperware-producten werden in 1951 uit de winkels gehaald en Wise werd aangesteld als marketingdirecteur om de consulentenorganisatie uit de grond te stampen. Ook daarbij hielp de sociaal-economische situatie in het naoorlogse Amerika. Vrouwen die tijdens de oorlog massaal aan het werk waren, zaten weer thuis. Als consulent langsgaan bij Tupperwarefeestjes bood deze vrouwen een manier om toch te werken „zonder de gevestigde gezinsorde te bedreigen”, zoals het bedrijf het verwoordt.

Marketingdirecteur Wise was destijds een van de weinige vrouwen die zo’n hoge positie in het Amerikaanse bedrijfsleven bekleedden. Het succes van Tupperware werd meer en meer als háár succes gezien, wat tot wrok leidde bij Tupper. Hij ontsloeg Wise in 1958. Het bedrijf bleef echter vasthouden aan het door haar opgezette model van verkoop via consulenten.

Te lang, zo oordeelt Tupperware nu zelf in de rechtbankdocumenten voor de faillissementsaanvraag. „De historische voordelen van ons verkoopmodel zijn de laatste jaren een zwakte geworden.” Waar sectorbreed maar 4 procent van de huishoudelijke artikelen via consulenten verkocht wordt, is dat bij Tupperware 90 procent. Wereldwijd heeft Tupperware nu ongeveer 465.000 consulenten, die als zelfstandigen werken en een commissie krijgen over hun verkopen.

Nauwelijks online verkoop

Tupperware heeft weliswaar een webshop, maar daar is maar 13 procent van het assortiment op te vinden. Onder de ontbrekende producten zitten juist grote succesnummers. Pas sinds 2022 is het merk te vinden bij Amazon. Ook dat brengt weer nieuwe problemen met zich mee. „‘Tupperware’ is een veelgebruikte zoekterm op Amazon, maar laat vooral resultaten zien van andere merken”, zegt het bedrijf. „Dat ondermijnt het strategische doel dat we hebben met verkopen op Amazon.”


In 2021 stopte Tupperware al in Nederland. De Nederlandse website bestaat nog wel, maar wordt sinds afgelopen april door Tellsell uitgebaat. De producten van het merk zijn daarnaast te koop via consulenten die het uit België en Duitsland halen. Veel van hen verkopen de doosjes op markten of houden nog steeds party’s, zegt Schimmel van Lastore Tupperware. Zelf begon ze pas in 2021 en heeft ze zich altijd op verkopen via internet gericht. „Bij het oude model bestelde de consulent het bij Tupperware en dan kreeg je het pas na twee weken. Dat is niet meer van deze tijd, mensen willen hun bestelling de volgende dag al in huis hebben.”

Schimmel koopt groot in bij de distributeur, zodat ze bestellingen snel kan opsturen naar haar klanten. „Producten zijn soms maar voor één maand te koop. Vervolgens kan het jaren duren voor het er weer is. Wij kopen dan veel in, zodat we het ook na die maand nog kunnen verkopen.”

Lees ook

De voltijds-huisvrouw verdwijnt en daarmee, zo lijkt het, ook het roemruchte Tupperware

Tupperwareparty in Manchester, Verenigd Koninkrijk, 1986.

In 2023 bedroeg de omzet van Tupperware ongeveer 1,1 miljard dollar, 16 procent minder dan in het jaar ervoor. En in 2022 was er al een vergelijkbare omzetdaling. Naast het verouderde verkoopmodel komt dat ook door een negatief sentiment rond producten van plastic, zo analyseert Tupperware zelf. „Terwijl het bedrijf is opgericht om voedselverspilling tegen te gaan.”

De groeimogelijkheden van de producent van onverwoestbare bakjes lijken opgedroogd. Ondertussen is er almaar meer concurrentie van goedkopere alternatieven. „Een bakje van IKEA of Action is na een jaar of korter kapot”, zegt Schimmel. „Toch tegenstrijdig met de duurzaamheidsgedachte die nu zo belangrijk is.”


Heel Nederland betaalt mee aan het rechtsherstel voor vermogenden

Quizvraag: wat zou per jaar eigenlijk 4,5 miljard euro moeten opleveren, maar kost de schatkist de komende jaren inmiddels een slordige 14 miljard? Antwoord: box 3, de belasting op vermogen.

Uit de deze week gepresenteerde Miljoenennota valt op te maken dat de kostenpost voor de herstelbetalingen aan belastingplichtigen die de afgelopen jaren te veel vermogensbelasting hebben betaald, inmiddels is opgelopen tot 14 miljard euro. Dat is grofweg net zoveel als de ministeries van Landbouw, Binnenlandse Zaken, Klimaat én Economische Zaken samen in één jaar te besteden hebben.

Hoe gigantisch ook, helemaal verrassend is de kostenpost niet. Daarvoor is het goed even terug te gaan in de tijd. Vanaf 2017 tot december 2021 hief de staat belasting op vermogen op grond van twee veronderstellingen. De eerste was een vooraf vastgesteld rendement per vermogenscategorie. Beleggers zouden ongeveer 5,5 procent rendement moeten kunnen maken, spaarders zouden zo’n 2,5 procent krijgen. Dat fictieve rendement werd belast.

Daarbovenop hanteerde de fiscus een veronderstelde verdeling van het vermogen. Mensen met weinig vermogen werden behandeld alsof alles op een spaarrekening stond. Mensen met meer vermogen werden belast alsof ze een deel ervan belegden.

Die dubbele fictie leidde tot verzet. Zo kregen spaarders feitelijk jarenlang nagenoeg geen rente. En mensen met meer vermogen bleken ook lang niet altijd een deel ervan te beleggen. Wat de fiscus deed was oneerlijk, claimden tienduizenden vermogenden. Ze voerden rechtszaken tot aan de Hoge Raad.

Kerstarrest

De klagers kregen uiteindelijk gelijk. ’s Lands hoogste rechter schoot in het roemruchte Kerstarrest van december 2021 de toen gebruikte manier om vermogen te belasten in box 3 van de inkomstenbelasting aan flarden. Die zou discriminerend zijn en in strijd met de mensenrechten, want een aantasting van het eigendomsrecht. Sindsdien is duidelijk dat er terugbetaald moet worden. Lang was echter onduidelijk voor hoeveel mensen dit herstel zou gelden. Daarnaast bevond de Hoge Raad de beoogde compensatieregeling afgelopen jaar ondeugdelijk. Dat vertraagde het herstel niet alleen, de rekening werd er ook hoger door.

Tot dit jaar keerde Financiën gedupeerde spaarders en beleggers al 2,8 miljard euro aan herstelbetalingen uit. Sinds bekend is dat ook de hersteloperatie op de schop moet, is duidelijk dat die de staat meer gaat kosten. Voor de jaren 2024-2026 is nu bijna 11 miljard euro gereserveerd. Het grootste deel, 6,4 miljard, laat het nieuwe kabinet in het lopende jaar neerslaan, de rest in 2025 en 2026.

Grote vraag is hoe dat betaald wordt. Het vorige kabinet probeerde het probleem nog braaf – conform de begrotingsregels – op te lossen binnen de vermogensbelasting zelf, door hogere heffingen. Het nieuwe kabinet laat de teugels maximaal vieren. De 6,4 miljard aan herstel in 2024 wordt simpelweg geleend op de kapitaalmarkt. In Haags beleidsjargon: het loopt in het saldo. Ofwel: de staatsschuld stijgt met 6,4 miljard euro.

Desgevraagd zegt staatssecretaris Folkert Idsinga (Fiscaliteit, NSC) dinsdag in Het Financieele Dagblad dat hij ook wel snapt dat hij nu het verwijt krijgt dat alle Nederlanders moeten meebetalen aan het rechtsherstel voor vermogenden. Maar hij kan niet anders: „Dat is zo gigantisch. Als je het hele bedrag bij elkaar optelt, dan kun je dat niet binnen box 3 gaan ophalen, zoals de vorige keer wel voor een groot deel is gebeurd.”

Dit is zo gigantisch. Als je het hele bedrag bij elkaar optelt, dan kun je dat niet binnen box 3 gaan ophalen

Folkert Idsinga
staatssecretaris Fiscaliteit (NSC)

Pessimistisch

Dat het kabinet de tegenvaller nu via de staatsschuld kan opvangen, is meer geluk dan wijsheid. Net als voorgaande jaren bleek de begroting voor 2024 te pessimistisch; minister Eelco Heinen (Financiën, VVD) kreeg een paar forse belastingmeevallers. Zo valt de inkomstenbelasting hoger uit door fors gestegen lonen, en neemt de winstbelasting toe doordat de economie harder is gegroeid dan verwacht. Die leveren speelruimte op voor de box 3-tegenvaller. Zonder deze meevallers zou het financieringstekort waarschijnlijk het ‘Brusselse’ maximum van 3 procent overschrijden. Nu blijft het – inclusief de herstelbetalingen voor box 3 – ruimschoots aan de goede kant van de streep: een tekort van 1,6 procent.

De komende jaren lijkt die speelruimte er niet te zijn, en dus moest Financiën op zoek naar een deugdelijke dekking voor de rest van de herstelbetalingen. Die is grotendeels gevonden in uitstel van de eerder beloofde lastenverlichting voor burgers. In plaats van een forse koopkrachtplus in 2025, van gemiddeld zo’n 1,5 procent voor iedereen, is ervoor gekozen dat voordeeltje te halveren ten gunste van gedupeerden in box 3. Dat levert 1,3 miljard euro op. Verder wordt nog wat geschoven met premies voor het algemeen werkloosheidsfonds (levert eenmalig 245 miljoen op) en het arbeidsongeschiktheidsfonds (80 miljoen per jaar). De toegezegde verlaging van het tarief in box 3 wordt teruggedraaid, wat jaarlijks 100 miljoen extra opbrengt.

Nieuwe wet

Kan het boek met 14 miljard euro aan herstelgelden na 2026 eindelijk gesloten worden? Dat hangt ervan af of Idsinga succes heeft bij de Hoge Raad. Dit college moet advies uitbrengen over het wetsvoorstel waarmee de staatssecretaris de toekomstige manier van belasting heffen op vermogen wil regelen, de Wet werkelijk rendement. Daarin is veel van wat niet deugde in de oude wet gerepareerd, maar ongewis is nog of dat voldoende is voor een positief advies. Als alles loopt zoals Financiën nu verwacht, is er op 1 januari 2027 een nieuwe wet. Zo niet, dan loopt de schade verder op.


Die belegging in landbouwgrond was toch niet zo’n goed idee

De zaak

Een getrouwd stel hoorde van een vriend over een mogelijk interessante belegging. Hij had grond gekocht van IGN Vastgoed, een bedrijf dat in landbouwgrond handelde en daarbij speculeerde op een waardestijging van de grond bij nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw.

In Amsterdam Sloten kocht het koppel een perceel weiland voor 100 euro per vierkante meter, nadat IGN het diezelfde dag nog voor 37,50 euro per vierkante meter had gekocht. In de verkoopbrochure wees IGN op de plannen voor ruim 74.000 extra woningen in Amsterdam.

In Aa en Hunze, in Drenthe, kocht het stel voor 60 euro per vierkante meter een perceel dat IGN nog geen drie maanden eerder voor 25 euro per vierkante meter had gekocht. Ook hier wees IGN op toekomstige woningbouwplannen: Noord-Nederland zou een kwart van de nationale woningbouwopgave voor zijn rekening gaan nemen.

Totale kosten van de grondaankopen voor het koppel: 160.000 euro.

Na de notariële levering vernam het stel via de media dat deze vorm van grondhandel de koper doorgaans op het verkeerde been zet. Het koppel schakelde een advocaat in en stapte naar de rechter om de koop ongedaan te maken.

De uitspraak:
IGN moet terugbetalen

De rechtbank oordeelt dat IGN schuldig is aan een oneerlijke handelspraktijk, omdat de informatie van het bedrijf misleidend is. Het bedrijf IGN heeft geen enkele waarschuwing gegeven dat de landbouwgrond zónder wijziging naar bouwgrond maar een fractie waard is van wat het stel betaalde: de gemiddelde waarde van landbouwgrond is 8 euro per vierkante meter. IGN deed zelfs het tegenovergestelde door te doen alsof het een waardevaste belegging is, met verkoopteksten als „grond is tastbaar en kan niet failliet gaan”, „grond zal altijd waarde behouden’”en „grond is schaars”.

Al zouden de percelen wél een bestemmingswijziging ondergaan, dan nog zou het stel averlies kunnen lijden. Aa en Hunze ligt in een krimpregio en in Amsterdam Sloten is het perceel mogelijk vervuild met asbest. En dat is nog niet alles. Bij een bestemmingswijziging moet het stel de grond eerst aan IGN aanbieden en voor het Amsterdamse perceel geldt dan ook nog een nabetalingsplicht aan IGN van 35 euro per vierkante meter.

Over de financiële gevolgen voor de kopers heeft IGN geen open kaart gespeeld, concludeert de rechtbank. Dat de koopovereenkomst en leveringsakte bepalen dat de koper „ermee bekend is” dat er geen garantie is van een bestemmingswijziging, staat daar los van. IGN moet de koopsom terugbetalen.

Het commentaar

„Met deze uitspraak zien we een definitieve omslag.” Jeroen Rheinfeld, bijzonder hoogleraar agrarisch recht aan de Rijksuniversiteit Groningen, houdt de rechtspraak over dit soort handelspraktijken al langer in de gaten.

„Tot voor kort lukte het kopers meestal niet om de verkoper of de notaris succesvol aan te spreken’” licht Rheinfeld toe. De rechter oordeelde geregeld dat kopers primair een eigen verantwoordelijkheid hebben en zelf onderzoek moeten doen. En dat is meestal terecht, vindt de hoogleraar. „Want zo’n koper kan ook best even met de gemeente bellen en vragen hoe het precies met de bouwplannen staat.”

Maar rechters zijn in de loop der jaren steeds kritischer geworden. Voor het eerst lukt het een koper nu om met een beroep op de oneerlijke handelspraktijk, de koop ongedaan te maken en het geld terug te krijgen. Rheinfeld: „Dit leerstuk, dat sinds 2014 in onze wetgeving is opgenomen en alleen voor consumenten geldt, werd tot voor kort niet voor grondhandel ingezet.”

Rheinfeld, die benadrukt dat de aan particuliere beleggers verkochte landbouwgrond vrijwel nooit naar bouwgrond wijzigde, juicht de ontwikkeling in de rechtspraak toe. Hét probleem van deze vorm van grondhandel is volgens hem dat intussen zo’n tienduizenden landbouwpercelen in stukjes zijn geknipt en doorverkocht.

Uit recent onderzoek van het Kadaster blijkt dat er sinds 2009 ongeveer 25.000 beleggingspercelen – samen in totaal 2.000 hectare – zijn bijgekomen. Rheinfeld denkt dat dit slechts het topje van de ijsberg is.

„Als je voor een gebiedsontwikkeling langs honderden eigenaren moet, dan wordt het zo onoverzichtelijk – en daarmee tijdrovend en duur – dat hele gebieden op slot raken”, waarschuwt Rheinfeld, die vindt dat de politiek snel moet ingrijpen.

Momenteel doen diverse ministeries en toezichthouders onderzoek naar effectieve maatregelen. Daarbij is aandacht voor het voorstel om de notaris al bij het koopcontract te betrekken, zodat die de koper nog op tijd kan informeren en waarschuwen. Andere voorstellen zijn een vergunningplicht voor grondhandelaren onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten, en een splitsingsverbod om te voorkomen dat landbouwpercelen worden opgeknipt.

Uit het onderzoek van het Kadaster blijkt wel iets te zijn veranderd: het aantal speculatieve grondtransacties nam in 2023 af, vermoedelijk als gevolg van de mediaberichten en de aandacht binnen de politiek. Rheinfeld: „Ook de recente rechtspraak helpt, dat zal een afschrikwekkend effect hebben op grondhandelaren.”

Uitspraak: Rechtbank Noord-Nederland, 17-7-24, ECLI:NL:RBNHO:2024:7307

Olivia den Hollander is verbonden aan The Investigative Desk, een groep gespecialiseerde onderzoeksjournalisten


Economieblog 18 september

Goedemorgen! Een nieuwe dag, een nieuw blog. Verrassend nieuws vannacht: de Amerikaanse overheid stelt de gevoelige beslissing over overname van US Steel door het Japanse Nippon Steel uit tot na de presidentsverkiezing van 5 november, schreef de Financial Times. Het Witte huis vindt het „van levensbelang” dat het bedrijf in Amerikaanse handen blijft, onder meer voor de nationale veiligheid. Het uitstel geeft de twee staalproducenten extra tijd om het Witte Huis te overtuigen. We houden het in de gaten.

Wat ons verder opviel in andere media:

  • Het Britse oliebedrijf BP is van plan zijn Amerikaanse windparken te verkopen, omdat ze niet genoeg geld op leveren, schrijft Trouw.
  • Meta, het moederbedrijf van Facebook, Instagram en Whatsapp,  gaat Instagram-gebruikers jonger dan 18 jaar speciale ’tieneraccounts’ geven, schreef The Guardian gisteravond. Dat biedt ouders meer controle over de instellingen van de accounts en beschermt tieners tegen gevoelige content.
  • We schreven gister al in dit blog dat Tupperware Brands, fabrikant van kunststofboxen voor voedsel, misschien faillissement zou aanvragen. Dat is nu inderdaad gebeurd, meldde persbureau ANP vanochtend.
  • De Duitse luchtvaartmaatschappij Lufthansa en het Britse British Airways verkopen voorlopig geen vliegtickets naar Israël, aldus persbureaus. KLM besloot daar al eerder toe, het vliegt tot 26 oktober niet meer naar Tel Aviv.
  • Toezichthouder ACM wil meer duidelijkheid over wat een ‘redelijke terugleververgoeding’ is voor eigenaren van zonnepanelen in het wetsvoorstel voor afschaffing van de salderingsregeling.
Fabriek van US Steel in Braddock, Pennsylvania.
Foto Gene J. Puskar/AP

Intel knipt chipfabrieken los en vertraagt Europese uitbreiding

Om de financiële malaise bij Intel te keren, wijzigt deze Amerikaanse chipfabrikant Intel zijn koers: het bedrijf verzelfstandigt zijn verlieslijdende fabrieken. Om kosten te besparen, wordt de bouw van Intels nieuwe Europese chipfabrieken minstens twee jaar vertraagd.

In een memo aan medewerkers legde topman Pat Gelsinger maandag uit dat Intel op zoek gaat naar onafhankelijke financiers voor de zogeheten foundry-tak. Een foundry is een chipfabriek waar ook andere bedrijven hun ontwerpen kunnen laten produceren. Intel heeft die extra klanten nodig om schaalgrootte te behouden, anders zakt het bedrijf verder weg.

Intel (omzet 54 miljard dollar) zit in zwaar weer. Het bedrijf lijdt verlies en loopt in technologisch opzicht achter. In de afgelopen decennia is de chipmaker, bekend van zijn halfgeleiders voor pc’s en datacenters, ingehaald door Aziatische concurrenten. Die sprongen in op de mobiele revolutie en de AI-chips, terwijl Intel toekeek.

Nu is TSMC uit Taiwan de grootste chipfabrikant ter wereld. De TSMC-formule – een gespecialiseerde fabriek of foundry die louter chipontwerpen van andere firma’s vervaardigt – blijkt succesvol. Onder meer Apple, Nvidia maar ook Europese chipbedrijven als NXP maken gebruik van de TSMC-fabrieken. Zelfs Intel laat zijn meest complexe chips in Taiwan maken.

Lees ook

Eigenlijk wilde chipgigant TSMC ‘nee’ zeggen tegen een nieuwe fabriek in Europa

V.l.n.r.: Michael Kretschmer, minister-president van de Duitse deelstaat Saksen, president van de Europese Commissie Ursula von der Leyen, C.C. Wei, topman van TSMC en de Duitse bondskanselier Olaf Scholz.

Een moderne chipfabriek kost 15 tot 20 miljard euro. De investeringen in chipmachines lopen zo hard op dat die alleen zijn terug te verdienen bij zeer grootschalige fabricage. De meeste techbedrijven kiezen er daarom voor de productie uit te besteden.

Onafhankelijk

Intel probeert ook een onafhankelijke fabriek op te bouwen, om schaalgrootte te houden. Maar de investering van tientallen miljarden dollars heeft het verlies in de foundry-tak nog niet gekeerd. Klanten vertrouwen er niet op dat Intel zijn ambitie kan waarmaken om de meest geavanceerde chips weer op grote schaal te leveren.

Het zit Intel op meer manieren tegen. Door economische onzekerheid blijft de chipindustrie langer in een dip hangen dan verwacht. Daarnaast ondervindt Intel sinds kort concurrentie van Qualcomm, dat nu ook chips maakt voor Windows-notebooks.

Een opgesplitst Intel heeft als voordeel dat de foundry-tak daadwerkelijk onafhankelijk kan opereren en niet langer op de cijfers drukt. Volgens Reuters zou Qualcomm geïnteresseerd zijn in overname van delen van Intels chipontwerp-tak.

Trump en Taiwan

Intel heeft één voordeel: het heeft de geopolitieke wind mee. Het is de enige overgebleven westerse partij die nog geavanceerde chips kan leveren aan Amerikaanse bedrijven als Apple, Nvidia, Qualcomm en AMD. Die leunen nu volledig op TSMC.

Een van de terugkerende thema’s van presidentskandidaat Donald Trump is dat Taiwan zijn overwicht op de chipmarkt van Amerika ‘gestolen’ zou hebben. Om Intel overeind te houden, zou de Amerikaanse overheid kunnen overwegen fabrikanten te stimuleren of zelfs te verplichten bij Intel af te nemen. Dat zou de vrijemarktwerking in de chipindustrie nog meer verstoren, maar het past bij de Amerikaanse strategie om een meer zelfstandige productieketen voor halfgeleiders te creëren.

Vertraging in Europa

Om kosten te besparen, stelt Intel de geplande fabriek in het Duitse Maagdenburg twee jaar uit. Die uitbreiding zou 30 miljard euro kosten, waarvan de Europese Unie op basis van de EU Chips Act 10 miljard euro subsidieert. De Duitse bondskanselier Scholz laat in een reactie aan Reuters weten dat Intel er vast van overtuigd blijft dat het de fabriek zal realiseren. Ook een geplande fabriek in Polen loopt twee jaar vertraging op.

De Amerikaanse uitbreiding van Intel, in Arizona en Ohio, gaat voorlopig wel door. In de Verenigde Staten krijgt Intel bovendien steun door een overheidsopdracht van 3,5 miljard dollar van het Amerikaanse ministerie van Defensie.

Lees ook

Hoe Duitsland de leemte van de Europese chipsector vult, op een fundament van de DDR

Hoe Duitsland de leemte van de Europese chipsector vult, op een fundament van de DDR


Verloskundigen stoppen vaak relatief jong met hun vak: ‘Ik moest altijd aan staan’

Dat Majanka Boddé (44) zes jaar geleden stopte met haar werk als verloskundige, was niet omdat ze bevallingen begeleiden zat was. Integendeel. Dit jaar was ze nog bij de bevallingen van schoonzus en nichtje. „Oh, heel bijzonder was het weer, met niks te vergelijken. Het blijft toch een magisch moment waar je bij mag zijn.”

Reden om te stoppen was dat ze ontevreden was over hoe de verloskundige zorg in Nederland is georganiseerd. Daarnaast had het beroep haar na twaalf jaar uitgeput. „De 24-uursdiensten, de spreekuren, de bijscholingen, de vergaderingen, het steeds uitdijende pakket aan protocollen. Voor mijn gevoel moest ik altijd ‘aan’ staan en was ik altijd aan het rekenen en puzzelen. Ik kon wel mee naar een verjaardag, maar maakte het niet te laat, want ik zou misschien nog een bevalling moeten begeleiden die avond.”

Na haar afstuderen als verloskundige begon Majanka Boddé in een praktijk in Grootegast. Twee jaar later kreeg ze haar eerste zoon (nu 16), er volgden nog een zoon (14) en een dochter (11). Ze heeft tien jaar lang haar gezin met het werk gecombineerd. „Ik wist niet beter; dit was gewoon mijn baan”, vertelt Boddé. „Ook voor mijn kinderen was het normaal dat ze stil moesten zijn als mijn telefoon ging en ik soms op stel en sprong weg moest. Maar toen ik stopte, had de middelste opeens een stuk minder woede-uitbarstingen en de twee oudsten maakten minder ruzie. De spanning was weg en ik was meer beschikbaar; écht beschikbaar. Dat is wel een verademing geweest.”

Voormalige verloskundige Majanka Boddé fotografeert nu zwangere vrouwen.

Foto’s Kees van de Veen

Boddé is niet de enige verloskundige die is gestopt of daarover nadenkt. Van de bijna 5.000 officieel geregistreerde verloskundigen (van wie 34 mannen) heeft bijna de helft een ‘vertrekintentie’. De vakgroep Verloskundige Wetenschap van het UMC Groningen ondervroeg vorig jaar in een grote, vijfjaarlijkse enquête bijna duizend verloskundigen. Van hen gaf`ruim de helft aan te overwegen binnen een jaar te stoppen met het werk. Hoeveel er daadwerkelijk gestopt zijn, is niet bekend.

Zevenjaarsmythe

Ook zingt in de verloskunde de ‘zevenjaarsmythe’ rond, die zegt dat verloskundigen gemiddeld maar zeven jaar werken na hun afstuderen. „Dat vertelden collega’s elkaar al bij mijn eerste baan als verloskundige in 1998”, vertelt Esther Feijen-de Jong. Ze heeft zes jaar als verloskundige gewerkt. Na een dubbele hernia koos ze voor een academische carrière; nu is ze universitair docent verloskundige wetenschap in het UMC Groningen. Over die zeven jaar zegt ze: „Dat klopt niet, maar de trend die eruit spreekt wel: namelijk dat veel verloskundigen op relatief jonge leeftijd stoppen met het praktiseren van hun vak. Na het vijfendertigste, veertigste levensjaar zie je echt een grote dip.”

Bijscholingen, spreekuren, 24-uursdiensten: ik was altijd aan het rekenen en puzzelen

Majanka Boddé
voormalig verloskundige

Als reden staat ontevredenheid over de inrichting van de geboortezorg in Nederland op nummer één. Op twee: gezinsverplichtingen niet kunnen nakomen. 44 procent noemt de combinatie van die twee. „Die onvrede over de geboortezorg heeft ermee te maken dat verloskundigen tegenwoordig intensiever moeten samenwerken met andere zorgdisciplines. Daar vloeien veel extra taken uit voort. Daarnaast moeten ze veel administratie handelingen uitvoeren”, legt Feijen-de Jong uit, die het onderzoek leidde. Mede door die ontwikkelingen is de vertrekintentie in vijf jaar behoorlijk gestegen: van 33 procent in 2018 tot vorig jaar 52 procent.

Niet kunnen voldoen aan gezinsverplichtingen komt doordat de Nederlandse verloskundigenpraktijk over het algemeen weinig flexibel is. „In Nederland is het gebruikelijk een praktijk te runnen met drie, vier of vijf verloskundigen. Dus als jij als jonge ouder wat minder 24 uursdiensten wil draaien, komt dat meteen op het bordje van je collega terecht. Met zulke kleine teams krijg je dat niet rond.” Feijen-de Jong hoort hoe veel jonge moeders nog een tijdje schipperen en proberen door te werken. „Maar je raakt steeds vermoeider, gefrustreerder en op een gegeven moment zeg je: dit gaat niet meer.”

Een andere factor die meespeelt is dat de caseload hoog is in Nederland. Als verloskundige moet je volgens de norm van de zorgverzekeraars 105 bevallingen per jaar begeleiden. Dat is drie keer zo veel als in landen als Duitsland, Finland of het VK.

„In het buitenland is het anders georganiseerd. Daar ga je als zwangere vrouw voor vragen en controles eerder naar het ziekenhuis, waar verloskundigen werken onder een cao en in grotere teams waar je in 8- of 12-uursdiensten werkt. Hier zijn we erg gebrand op het kleinschalige, zodat je als vrouw altijd met dezelfde verloskundige contact hebt. Dat is mooi en een groot goed, maar het botst met het welzijn van de verloskundige. Daar hebben we tot nu toe te weinig oog voor gehad.”

Masterpiece

Toch kan het wel, het gezin combineren met het werk als vroedvrouw. Erna Kerkhof uit Zwolle is 60, heeft drie volwassenen kinderen en heeft altijd fulltime gewerkt als verloskundige. Dat doet ze nog steeds – vannacht stond ze om vijf uur aan het bed van een vrouw die haar eerste kindje kreeg. „Je eerste is je masterpiece, zeg ik altijd. Zo’n bevalling kost vaak tijd; trek er maar gerust een etmaal voor uit.” De baby zat nog goed, dus na wat nachtelijke checks en geruststellingen kon Kerkhof weer naar huis.

Verloskundige Erna Kerkhof aan het werk tijdens een controle bij toekomstige ouders Marieke en Gert-Jan in Zwolle.
Foto Wouter de Wilde

Voor dit gesprek heeft ze thuis nog eens nagevraagd wat haar kinderen – nu twintigers – er van vonden dat hun moeder fulltime werkte toen ze klein waren. Kerkhof: „Ze zeiden: ja, je werkte veel, maar je was er ook heel vaak wél. En dat klopt denk ik ook. Als ik een 24-uursdienst had, wachtte ik de oproepen gewoon thuis af. Het kon goed dat ik helemaal niet werd opgeroepen, of pas ’s avonds als de kinderen al op bed lagen.”

Over de verdiensten, toch wel een punt in veel zorgsectoren, is ze best tevreden. „Je wordt er niet rijk van, maar je verdient echt voldoende. Ik klaag niet.” Volgens beroepsvereniging KNOV begint een verloskundige in loondienst in een eerstelijnspraktijk met 4.000 euro bruto. Dat loopt op tot zo’n 5.200 euro, exclusief eindejaarsuitkering, vakantiegeld en 16 procent inconveniëntentoeslag.

Gepuzzel

Gepuzzel was het wel altijd, vertelt Kerkhof. Via een advertentie in het lokale krantje regelden ze een vaste oppas aan huis, met daar omheen nog een kring aan ouders, schoonouders, een zus in de buurt en oppassende tieners uit de straat. Haar man Walter had een kantoorbaan waardoor hij alle avonden, nachten en weekenden thuis was. „Iedere zondag gingen we samen zitten: hoe ziet het rooster er deze week uit? Dan puzzelden we de oppasdiensten daaromheen.”

Stressen was het als de oppas ziek werd, of als haar man in de file stond en niet op tijd was voor de aflossing. „Dan moet je stante pede iets verzinnen. Dat is stressvol. Maar die momenten zijn toch op de vingers van één hand te tellen geweest.” Ze heeft ook dingen van de kinderen gemist. Zaten ze net met z’n allen aan tafel voor het eten, moest zij weer weg. Gaf haar dochter haar kinderfeestje, ging tóch haar telefoon. „Dat is niet leuk. En het heeft ook best wat van Walter gevraagd in die jaren.”

Verloskundige Erna Kerkhof aan het werk tijdens een controle bij toekomstige ouders Marieke en Gert-Jan in Zwolle.
Wouter de Wilde

Hoe ze het toch allemaal voor elkaar kreeg? „Ik denk dat vertrouwen hebben het belangrijkste is; vertrouwen dat een ander ook voor jouw kinderen kan zorgen. Tegenwoordig willen vrouwen alles maar perfect hebben en alles onder controle houden. Dan ga je het niet volhouden. Daarnaast ben ik gezegend met een goede gezondheid, een stevig arbeidsethos en ben ik een goede slaper – dat helpt allemaal.”

Survival of the fittest

Het past bij het beeld dat universitair docent Esther Feijen-de Jong heeft van de verloskundigen die het wél volhouden: als een survival of the fittest. „Je moet mentaal en fysiek in orde zijn en je sociale netwerk op orde hebben, anders vallen in elke levensfase onherroepelijk mensen af. Dat moet anders.”

Maar hoe? Je kan zwangere vrouwen niet vragen of ze alleen doordeweeks onder werktijd willen bevallen. „De onregelmatigheid zal altijd onderdeel zijn van het beroep, maar we kunnen het wel beter organiseren”, zegt Feijen-de Jong. „Als eerste zou wat mij betreft de caseload omlaag moeten: bijvoorbeeld van 105 bevallingen per jaar naar 80. Dan is er wat lucht om tijdelijk wat minder te werken.” Daarnaast pleit ze voor meer samenwerking tussen praktijken onderling. „Zodat je over een grotere poule kunt beschikken als een collega ziek is.”

Feijen-de Jong ziet dat gestopte verloskundigen wel vaak in het werkveld blijven hangen: als echoscopist, trainer of docent. Ook stapt een deel over naar het verloskundigenvak in de ‘tweede lijn’, in het ziekenhuis – omdat daar de diensten beter te regelen zijn.

Voormalig verloskundige Majanka Boddé.
Foto Kees van de Veen

Majanka Boddé uit Groningen kan niet bedenken wat haar had kunnen behouden voor het verloskundigen-vak. „Het is en blijft een pittig beroep, hoe je het ook organiseert. En het lag ook misschien wel aan mijn persoonlijkheid: ik voelde me heel verantwoordelijk en ging daarin best ver. Collega’s konden daar beter mee omgaan.”

Ondertussen heeft Boddé zich omgeschoold tot fotograaf en masseur, waarbij ze ook zwangerschaps-shoots doet en zwangerschapsmassages. „Daar vind ik dezelfde sprankeling in terug als in mijn werk als verloskundige.”

En de bevallingen? „Ik vond het een geweldig vak waar ik ontzettend van kon genieten, maar het is goed zo. Ik heb genoeg genoten.”


De komst van de commercie maakt van de ruimte een nieuwe marktplaats

Om van een ‘ruimtewandeling’ te spreken, was wellicht iets te royaal geformuleerd. Maar donderdag rond één uur Nederlandse tijd stond miljardair en astronaut Jared Isaacman twintig minuten in zijn ruimtepak op een soort zwemtrap die uit de neus van zijn ruimtecapsule stak. De luchtledige oceaan van de kosmos zweefde hij nooit in, zoals de Rus Alexei Leonov en Amerikaan Ed White wel al deden in 1965.

Toch was de extravehicular activity, zoals een ruimtewandeling in jargon heet, een primeur. Zowel Isaacmans ruimtepak, zijn capsule en de raket waarop die gelanceerd was, de Falcon-9, zijn geheel ontwikkeld door het private ruimtevaartbedrijf SpaceX. Daarmee voerde Isaacman de eerste ‘commerciële’ ruimtewandeling uit, waar geen NASA, geen overheid en geen cent belastinggeld aan te pas was gekomen. Het ticket, prijs onbekend, betaalde Isaacman uit eigen zak.

Ruimtetoerisme is het meest in het oog springende uithangbord voor wat commerciële ruimtevaart is gaan heten. In 2001 vloog de eerste ruimtetoerist, Dennis Tito, voor 20 miljoen dollar met een Russische Sojoez-raket mee naar het internationaal ruimtestation ISS en sindsdien zijn elf betalende astronauten hem gevolgd.

‘Suborbitale sprongetjes’

Een alternatief is een ruimtevlucht met de Blue Shepard-raket van Blue Origin, het ruimtevaartbedrijf van Amazon-oprichter Jeff Bezos. Die kan vier ruimtetoeristen naar 100 kilometer hoogte schieten, wat algemeen erkend is als de grens van de ruimte. Prijzen worden niet bekend gemaakt aan mensen die ze toch niet kunnen betalen. Pas echt voordelig, 450 duizend dollar, waren de tickets voor een vlucht in het ruimtevliegtuig Unity van Virgin Galactic van Richard Branson. Maar die vluchten zijn opgeschort in afwachting van de volgende versie van het vliegtuig.

Echte kenners kijken overigens een beetje neer op de ‘suborbitale sprongetjes’, omdat je niet als een echte astronaut in een baan om de aarde terechtkomt. Isaacman deed dat al wel in 2021, samen met drie zorgvuldig uitgekozen niet-miljardairs, aan boord van de Crew Dragon. In totaal maakten ruimtetoeristen tot nog toe 27 vluchten.

„Mijn visie is dat de markt voor ruimtetoerisme niet zo groot is”, zegt Stefaan De Mey. „Het is nog altijd heel kostbaar om zo’n ticket te kopen, en er zijn maar een beperkt aantal miljardairs, die er ook nog voor te vinden moeten zijn.” De Mey is hoofd van het strategieteam voor bemenste en robotische ruimtevaart bij de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. „Voorlopig is bemenste ruimtevaart vooral een institutionele business.”

Maar de opkomst van de commerciële ruimtevaart „heeft wel degelijk de ruimtevaart opgeschud”, zegt De Mey. Al moet je goed definiëren wat je bedoelt met het woord ‘commercieel’. Al in het begin van het ruimtevaarttijdperk bouwden commerciële bedrijven als Boeing, Northrop Grumman en Lockheed de raketten, satellieten en ruimtevaartuigen volgens contracten die gewoon geld moesten opleveren. Alleen deden ze dat in opdracht en volgens gedetailleerde instructies van overheidsinstituten als de NASA.

En al in de jaren zestig leidde dat tot winstgevende bedrijfstakken: communicatie- en televisiesatellieten, gelanceerd met raketten die aanvankelijk ontwikkeld waren om astronauten of kernkoppen te lanceren.

Dat patroon herhaalde zich toen het Amerikaanse leger met GPS het eerste satellietnavigatiesysteem ontwikkelde, dat in 2000 werd vrijgegeven voor civiel gebruik. Inmiddels is satellietnavigatie een onmisbare infrastructuur waarmee miljarden verdiend worden. Al net zo ging het met weersatellieten, aardobservatie, lanceerraketten. Keer op keer haakte de commercie in op technologie ontwikkeld door institutionele en overheidspartijen. De Europese Ariane 5-raket, ontwikkeld in opdracht van ESA, domineerde in de jaren negentig de commerciële markt voor lanceringen van satellieten.

In die zin is de ruimtevaart al ruim een halve eeuw commercieel. Volgens een rapport van het World Economic Forum en McKinsey bedroeg de wereldwijde ruimtevaarteconomie 630 miljard dollar in 2023 en zal die in 2035 zijn gegroeid tot 1800 miljard dollar. Het aantal satellieten steeg van drieduizend in 2020 naar rond de tienduizend nu. En dan nog heb je niet alles in beeld, zegt De Mey. „Veel ruimtevaartdiensten als GPS zijn gratis, juist omdat ze door overheden ontwikkeld zijn. Iedereen kan het gebruiken, ook als we het niet weten.”

Alleen verlieslatende activiteiten zoals de bouw van het internationaal ruimtestation ISS, interplanetaire missies en ruimtetelescopen bleven in institutionele handen van de NASA en partners als ESA en het Russische Roscosmos.

Maar juist daar heeft wat nu geldt als ‘commerciële ruimtevaart’ zijn aftrap gekregen. In 2008 startte NASA het Commercial Resupply Services (CRS)-programma, een aanbesteding waarbij partijen tegen een vast bedrag vracht naar het ISS moesten brengen. Tot dan toe hadden ruimtevaartgiganten als Boeing en Lockheed ontwikkelingskosten voor raketten, ruimtevaartuigen en satellieten altijd vergoed gekregen. Dat had geleid tot peperdure, weinig innovatieve ontwikkeltrajecten met eindeloze vertragingen en pork barrel-politiek: handjeklap waarbij politici fabrieken in hun eigen staat beschermden.

Nieuw type contract

De omwenteling was een nieuw type fixed-cost-contract: de te leveren dienst en het te betalen bedrag lagen vast. De Mey: „Hoe je dat vervolgens voor elkaar moest krijgen, mochten de bedrijven zelf weten.”

Op die vrijheid tot innoveren sprongen meerdere relatieve buitenstaanders in, waaronder het in 2002 opgerichte SpaceX van Elon Musk dat een CRS-contract voor 1,6 miljard dollar tekende. In 2012 werd de eerste Cargo Dragon-capsule gelanceerd met aan boord voorraden voor het ISS. Nederlander André Kuipers die toen in het ISS verbleef, hielp het aan te koppelen.

Met die financiële injectie ontwikkelde SpaceX de Falcon 9-raket verder. „Het ontwikkelingsmodel is 180 graden tegengesteld aan de methoden in de klassieke ruimtevaart”, zegt De Mey. Waar NASA en ook ESA producten bestelden die perfect moeten zijn, werkte SpaceX volgens de methodes van de internetstartups: snel bouwen, testen, falen en verbeteren.

Op een explosie meer of minder keken de SpaceX-ingenieurs niet: online verschenen compilaties met lollige muziek, bijvoorbeeld van alle mislukte pogingen om de eerste rakettrap na gebruik te laten landen op een ponton in de oceaan. Na talloze explosies lukte dat pas in 2015. Sindsdien is de Falcon 9-raket deels herbruikbaar, wat de kosten flink drukt.

Een Falcon-9-lancering heb je inmiddels al voor 67 miljoen dollar, waar alle andere middelgrote raketten beginnen rond de 100 miljoen dollar. Wat een lancering SpaceX zelf kost, maakt het bedrijf niet bekend, maar ruimtevaart-econoom Pierre Lionnet, onderzoeker bij de vakorganisatie Euronet, becijferde op grond van openbare cijfers dat het niet meer dan 30 miljoen dollar kan zijn. Daarmee maakt SpaceX per lancering een gezonde winstmarge, die het voorlopig wegens gebrek aan concurrentie niet hoeft te verlagen. De nieuwe, niet-herbruikbare Europese Ariane 6-raket komt met een prijs van 75 miljoen nog het dichtst in de buurt.

De mens als interplanetaire soort

SpaceX heeft nog altijd vooral institutionele klanten, zoals NASA, ESA en militaire organisaties en inlichtingendiensten, maar ook commerciële, zoals ruimtetoerist Isaacman en aardobservatiesatellietenbouwer Maxar. Maar de grootste Falcon 9-afnemer is SpaceX zelf. Inmiddels heeft het bedrijf ruim zesduizend satellieten van zijn eigen Starlink-constellatie gelanceerd, het operationele satelliet-internet dat weer geld in het laatje moet brengen voor Musks ultieme einddoel om Mars te koloniseren, waardoor de mens een ‘interplanetaire soort’ wordt.

Niet iedereen neemt dat doel serieus, maar het heeft wel geleid tot de bouw van de gigantische Starship-raket van 132 meter hoog. Die moet geheel herbruikbaar moet worden en ruim een ton lading vervoeren: dat kunnen Starlink-satellieten zijn of op den duur astronauten naar Mars of de Maan. Voor die laatste dienst heeft SpaceX een fixed-price-contract van 2,89 miljard dollar met NASA getekend.

Ook in Europa wint de commerciële aanpak terrein, zegt De Mey. „Wij hebben eigenlijk al veel langer fixed-price-contracten met onze industrie en we zien ook dat alles wat in een lage baan om de aarde gebeurt inmiddels echt wel uitbesteed kan worden aan commerciële partijen.”

Dit jaar tekende ruimtevaartorganisatie ESA contracten met de lucht- en ruimtevaartgigant Airbus en de Frans-Duitse start-up The Exploration Company: beide gaan voor 25 miljoen euro hun eigen plannen ontwikkelen voor de bevoorrading van het ISS, zodat ook Europa zijn eigen vervoer naar het ISS heeft.

En nadat dat ruimtestation rond 2031 zijn einde vindt in de Stille Oceaan, moet zelfs het hele concept ruimtestation de stap van institutioneel naar commercieel maken. Verschillende bedrijven, waaronder het Amerikaanse Axiom Space dat ook Isaacmans vlucht begeleidde, werken aan de opvolger, waarvan de eerste onderdelen voor 2030 operationeel moeten zijn.

De Mey: „Dat betekent dat wij als ESA geen bouwer en ontwikkelaar meer zijn, maar gewoon een klant, die diensten afneemt, zoals het trainen van onze astronauten en het mogelijk maken van ruimte voor wetenschappelijke experimenten.”

En ja, ook rijke ruimtetoeristen mogen daar dan logeren, en misschien wel een echte ruimtewandeling maken.