Gouden eieren voor Pasen

Het duurt nog twee maanden tot het Pasen is, maar nu al worden de eieren duur betaald. Amerikaanse toestanden liggen op de loer.

De eierprijzen blijven maar stijgen, je moet je best doen om in de supermarkt een ei onder de 30 cent per stuk te vinden. Wat is er aan de hand?

In het kort: van alles tegelijk. Vogelgriep in Europa, vogelgriep in de Verenigde staten, Pasen in aantocht – het drijft allemaal de prijs op. En je zou het misschien niet verwachten, maar zelfs ruimingen in de VS hebben invloed op de eierprijzen in Europa.

„Er is wereldwijd een systematisch tekort aan eieren”, zegt eierexpert Peter van Horne van Wageningen University & Research. „Normaal kun je bij een tekort in het ene land nog wel terecht in een ander land, maar de markt is nu totaal verstoord, overal zijn tekorten.” Als er in de VS of in Polen bedrijven geruimd worden, merkt de hele markt dat, omdat het soms om miljoenen kippen tegelijk gaat. Van Horne heeft in veertig jaar eierketenonderzoek nog nooit zoiets gezien. Overigens is het nergens zo’n gekkenhuis als in de VS. Een doosje met twaalf scharreleieren kost de klant daar al zo’n acht euro. Er worden zelfs eieren gestolen.

Eten we zoveel eieren met Pasen dat daardoor de prijs stijgt?

Kennelijk. Jumbo heeft weleens gemeld dat ze in de week voor Pasen de helft meer eieren dan normaal verkopen. De piek in de eierhandel ligt altijd zo’n twee weken voor Pasen, want supermarkten kopen ruim van tevoren in. Sinds januari is de prijs die de boer krijgt voor scharreleieren de lucht in gegaan: van minder dan 13 euro voor 100 stuks naar nu al 15 euro of meer. Dat is minder dan de winkelprijs, want handelaren, verpakkers en supermarkten vragen ook hun marge. En de prijzen zullen de komende weken vast niet dalen.

Het ei is trouwens ideaal lesmateriaal voor economiedocenten. Een prijs van eieren is inelastisch. „Als je de kipfilet te duur vindt, koop je gehakt. Maar voor een ei is geen alternatief.” Dat maakt, zegt Van Horne, dat de vraag nauwelijks afneemt als de prijzen stijgen. Mensen blijven eieren kopen. Van Horne zou zelfs niet gek opkijken als we straks tegen lege schappen aankijken, zo krap is de markt.

Maar sorry hoor. 50 cent voor een biologisch ei? De paashaas gaat failliet!

Ja, dus consumenten kopen niet minder eieren, maar wel goedkopere. Dat is dan weer ongunstig voor biologische pluimveehouders. Consumenten gaan van bio naar scharrel. En zelfs de kooi-eieren beginnen nu prijzig te worden – al vind je kooi-eieren in Nederland alleen terug in koekjes, beschuit en mayonaise. Voor doosjes in de supermarkt is het scharrelei nu de ondergrens.

Zijn witte eieren goedkoper dan bruine?

Van oudsher krijgen boeren iets meer geld voor bruine eieren. Bruine eieren hebben in Nederland een ‘natuurlijk’ imago, dat willen veel consumenten. Maar de kostprijs is ook hoger: kippen die bruine eieren leggen, hebben meer voer nodig. Nu het besef doordringt dat witte eieren iets duurzamer zijn – en niet minder gezond – groeit de vraag naar wit. Dat maakt ook dat het prijsverschil kleiner wordt, zegt Van Horne. „En als je met Pasen eieren wilt verven, kies je waarschijnlijk ook voor wit.”


Europese beurzen presteren verrassend goed, ondanks onzekerheden over het nieuwe Trump-tijdperk

De politieke stemming in Europa mag bedrukt, somber of zelfs ontgoocheld zijn sinds Donald Trump is begonnen aan zijn tweede termijn als president. Maar op de Europese beurzen is dat niet te merken.

Sterker nog: terwijl Trump onder het motto ‘America First!’ een wervelwind aan beleidswijzigingen en dreigementen heeft ontketend, presteren de Europese beurzen beter dan de Amerikaanse. De pan-Europese Stoxx 600-index is sinds 17 januari (de laatste handelsdag voor de inauguratie van Trump) gestegen met 5,5 procent. Op Wall Street kwam de S&P 500 in diezelfde periode niet verder dan een stijging met 1,35 procent.

De beleggers op de Europese beurzen lijken zich niets aan te trekken van de onzekerheid op het oude continent, die Trumps vicepresident JD Vance afgelopen weekend in München nog eens verder aanblies. In een veelbesproken toespraak las Vance Europa niet alleen hard de les, hij zaaide zelfs uitdrukkelijk twijfel over de vraag of Europa en VS nog wel gedeelde waarden hebben. Grote ontsteltenis in de Europese politiek. Maar beleggers in Europa keken liever naar de lichtpuntjes.

In Amsterdam had de AEX vorige week net de recordhoogte van 946,58 punten bereikt. Alsof er op het Europese continent niet nog altijd een bloedige oorlog woedt. Alsof de politieke toekomst in Nederlands grote buurland en handelspartner Duitsland aan de vooravond van verkiezingen niet ongewis is. En alsof het Amerikaanse dreigement om hoge importtarieven voor Europese producten te gaan heffen definitief van tafel is.

Goedkope Europese aandelen

Toch zijn er wel verklaringen voor de koersstijgingen in Europa. Een eerste: Europese fondsen kosten inmiddels zo weinig, dat beleggers erop duiken. „Eind 2024 was het punt bereikt dat Europese aandelen zó goedkoop waren, dat het verschil met de VS in koers-winstverhouding 40 procent was”, zegt Roelof Salomons, bijzonder hoogleraar beleggingstheorie in Groningen en hoofdstrateeg bij vermogensbeheerder BlackRock in Amsterdam. „Europese aandelen waren dus gemiddeld 40 procent goedkoper dan Amerikaanse – terwijl dat sinds de jaren negentig steeds zo’n 10 procent was geweest. Beleggers waren er eigenlijk al van overtuigd dat het niet meer goed zou komen in Europa. Alleen banken deden het nog goed.”

De banken doen het nu nog steeds goed, zegt Salomons, maar nu doet heel Europa het goed op de beurs. Veel van de negatieve sentimenten waren vorig jaar al in de koersen verdisconteerd. Dus stonden beleggers begin dit jaar open voor positieve signalen.

De negatieve factoren kunnen zo weer oppoppen

Martine Hafkamp
directeur Fintessa

„Bedrijven maken goede winsten en de verwachting heerst dat er in Duitsland meer stimulerende maatregelen komen. Mogelijk gaat men daar ook de rem op nieuwe overheidsschulden loslaten, de zogenoemde Schuldenbremse. En met de mogelijkheid van een wapenstilstand in Oekraïne komt de verwachting dat de energieprijzen mogelijk gaan dalen. En dat zou meer groei betekenen, en minder inflatie.”

Dit wil allemaal nog niet zeggen dat het structureel heel veel beter gaat in Europa, waarschuwt Salomons. „Je ziet vooral een verandering in de verwachtingen.’’

Martine Hafkamp, directeur van vermogensbeheerder Fintessa, stelt dat er op Europese beurzen een positieve kentering is opgetreden. „Maar de negatieve factoren kunnen zo weer oppoppen. De inflatie is nog steeds niet op 2 procent teruggebracht. Duitsland is in afwachting van verkiezingen, Frankrijk is politiek onzeker en Nederland loopt ook niet over van besluitvaardigheid.” Ze wijst erop dat de dreiging van een handelsoorlog bovendien nog „als een zwaard van Damocles” boven de markten hangt. „Maar beleggers zien dat misschien vooral als middel van de Amerikanen om betere onderhandelingsresultaten te bereiken.”

In Amerika, zegt Joost Schmets van de Vereniging van Effectenbezitters, zijn de koersen „zo nose bleeding hoog, zoals ze daar zeggen, dat veel beleggers het daar niet meer vertrouwen”. Europese beurzen, met hun lagere waarderingen, zijn daardoor aantrekkelijk. „En er is nog heel veel geld dat niet ‘actief’ is. Ook particulier geld, van mensen die in de coronaperiode veel gespaard hebben. Omdat de rentes op spaargeld zo laag zijn, vindt ook dat geld nu zijn weg naar de beurs.”

Schmets ontwaart een nieuw elan in de Europese economie. Het rapport waarin oud-ECB-president Mario Draghi in september de Europese landen waarschuwde dat „enorme investeringen” nodig zijn om te innoveren en om een „langzame doodsstrijd” van de economie te voorkomen, heeft volgens Schmets „de urgentie laten zien dat we nu moeten doorpakken”. En ook al zijn beursgenoteerde bedrijven geen gemiddelde afspiegeling van de reële economie, beleggers lijken toch tevreden met deze ontwikkelingen.

chart visualization

De stijging op de Europese beurzen karakteriseert Koen Bender, van Mercurius vermogensbeheer, als „een ‘yoyo-rally’.” Oftewel: „You’re On Your Own. Europa, je moet zelf voor je eigen defensie zorgen, Azië, je moet zelf voor je eigen kunstmatige intelligentie zorgen.” Zowel in Europa als in Azië, met name China, is het besef doorgedrongen dat nieuwe investeringen nodig zijn. Dat betekent meer geld voor – sommige – beursgenoteerde bedrijven, waardoor beleggers erop springen, en de koersen stijgen.

Bender: „In China heeft president Xi Jinping een ontmoeting gehad met grote technologie-ondernemers, onder wie Jack Ma [van internetbedrijf Alibaba]. Dat was een signaal van de communistische partij dat ze de techbedrijven nodig heeft, en daar profiteren de techaandelen in China van. Op de Amsterdamse beurs werkt dat door, in de koersstijging van investeringsmaatschappij Prosus.” (Prosus is grootaandeelhouder van het Chinese Tencent).

Beleggingsdeskundige Nico Inberg, van beursplatform deaandeelhouder.nl, vat de situatie voor Europa samen met de bekende stelregel, afkomstig van de Amerikaanse econoom Paul Romer: „A crisis is a terrible thing to waste.” Laat een crisis nooit onbenut.

Dat geldt voor heel Europa, dat door Trump, de tarieven waarmee hij dreigt, en de oorlog in Oekraïne genoeg aan crisissituaties heeft om in actie te komen. Om te beginnen het buurland met zijn haperende economie dat deze zondag naar de stembus gaat. „De Duitsers hebben het grootste probleem. Ze móeten nu hun portemonnee wel gaan trekken om te investeren.”

Ook dat helpt de stemming op de beurs.


‘Technofobe’ Duitsers verkeken zich op de roerige wereld

Wanneer de Duitsers deze zondag naar de stembus gaan, doen ze dat niet onder normale economische omstandigheden. Hun economie, lang de motor van Europa, staat al twee jaar in z’n achteruit. Vorig jaar kromp het Duitse bbp met 0,2 procent, in 2023 met 0,3 procent. Duitse kranten berichten bijna dagelijks over ontslagen, vooral in de industrie. In januari steeg de Duitse werkloosheid van 6 naar 6,4 procent.

Waar liggen de wortels van deze malaise? En trouwens: is ‘malaise’ het juiste woord om de Duitse situatie te omschrijven? Economisch journalist en commentator Wolfgang Münchau gebruikt in zijn eind vorig jaar verschenen boek herhaaldelijk een sterker woord: „neergang” (decline). In het boek Kaput. The end of the German Miracle [‘Kaput’ met één t, de Engelse spelling] betoogt Münchau dat het over en uit is voor het naoorlogse Wirtschaftswunder. Hij noemt de Duitse crisis „structureel”.

Münchau is Duitser, maar woont al jaren in het Verenigd Koninkrijk. Hij schrijft de nieuwsbrief Eurointelligence, waarin hij politici vaak in gepeperde taal verwijt de politieke en economische problemen in Europa te onderschatten.

In Kaput krijgen de Duitse politiek en het Duitse zakenleven ervan langs. Het Duitse bankensysteem is versplinterd, wars van risico en gepolitiseerd, schrijft Münchau. Bij zowel politici als ondernemingen in Duitsland signaleert hij een afkeer van, of zelfs angst voor, digitale technologieën („technofobie”, noemt hij het), waardoor Duitsland in de economische achterhoede belandde op het gebied van mobiele telefonie, glasvezel, de elektrische auto en kunstmatige intelligentie (AI).

Intussen, zo gaat Münchau verder, verkeek de Duitse elite zich op geopolitieke risico’s: autoritaire staten bleken noch betrouwbaar als energieleverancier (Rusland), noch als afzetmarkt (China). En de typisch Duitse fixatie op begrotingsdiscipline staat investeringen in infrastructuur in de weg.

Geen van deze punten is origineel of verrassend, maar dat wil niet zeggen dat Kaput geen waarde heeft. Münchau maakt met kleurrijke voorbeelden inzichtelijk hoe een land dat lang succesvol is geweest, vast kan komen te zitten in oude overtuigingen die niet meer voldoen.

Neem het idee bij Duitse politici en ondernemers dat het met digitalisering zo’n vaart niet zou lopen. Toen in de jaren negentig de glasvezel doorbrak, zette bondskanselier Helmut Kohl liever in op analoge kabeltechniek. Bondskanselier Angela Merkel noemde het internet in 2013 nog Neuland (onbekend terrein) en maakte investeringen in snelle internetverbindingen nooit waar.

Is deze opmerkelijke Duitse moeite met het digitale tijdperk cultureel geworteld? En hoe? Ook na lezing van dit boek blijven deze vragen onbeantwoord.

Met name boeiend zijn de hoofdstukken waarin Münchau de diepe verwevenheid beschrijft van de Duitse politiek en het zakenleven, inclusief de banken. Zij versterkten elkaar in de overtuiging dat Duitslands economische model – in het kort: maximale export van industriegoederen, vooral benzineauto’s – het enige juiste was.

De sociaal-democraat Gerhard Schröder, bondskanselier tussen 1998 en 2005, belichaamt voor Münchau die verwevenheid. Schröder kwam mede aan de macht doordat hij als premier van deelstaat Nedersaksen een staalbedrijf had gered. In die functie was hij ook commissaris bij Volkswagen. Als bondskanselier ging hij nauwe banden aan met Rusland – in de eerste twee jaar als bondskanselier ontmoette hij Vladimir Poetin liefst elf keer. Duitsland werd steeds afhankelijker van Russisch gas. En slechts weinigen wilden de aard van Poetins regime onder ogen zien. Duitse politici en zakenlieden lieten zich liever fêteren op feesten en partijen op de Russische ambassade in Berlijn.

Allerlei politiek-zakelijke netwerken, ook vanuit de deelstaten, diepten de relaties met Rusland en China uit. De Duitse overheid nam risico’s van bedrijven op de Chinese markt over via kredietgaranties. Wat niemand wilde zien, is dat China zijn markt verder afsloot én dat dit land de Duitse rol als exportkampioen van de wereld zelf wilde overnemen. „Het Duitse model kwam neer op een ontkenning van de geopolitiek in het tijdperk van de geopolitiek”, zo vat Münchau het samen.

Kort door de bocht

De auteur noemt dit economische model, gericht op maximalisatie van export, „neomercantilisme”. Die term overtuigt niet helemaal. Bij een ‘mercantilistisch’ beleid hoort inderdaad exportbevordering, maar ook actieve hinder van de import, bijvoorbeeld via importtarieven – iets wat Duitsland niet valt te verwijten.

Münchau laat ook de term „ordoliberalisme” vallen. Dat is een twintigste-eeuwse stroming onder Duitse economen die een vrijemarkteconomie propageert op basis van een strikt juridisch kader, onder meer inzake mededinging. Münchau gebruikt de term om de nauwe Duitse banden tussen staat en bedrijfsleven te kenschetsen, terwijl het ordoliberalisme nu juist een heldere scheiding tussen het publieke en het private domein voorschrijft.

Zo komen we op een breder bezwaar tegen het boek: Münchau is niet altijd even precies in zijn woordkeuze. En soms is hij ronduit kort door de bocht. Het neerslaan door de Chinese regering van de Tiananmenprotesten in 1989, schrijft hij, was „het begin van een verandering van de westerse houding ten opzichte van China” – maar Duitsland was hier „grotendeels immuun” voor. Dat is een karikatuur: álle westerse landen stuurden al snel na ‘Tiananmen’ weer zakendelegaties naar China.

Het boek lijkt soms haastig geschreven. Tegen het einde ervan koppelt Münchau de economische problemen van Duitsland in een paar snelle zinnen aan de opkomst van de nationaal-populistische partij AfD, maar hij werkt dit op zich interessante verband niet uit. Al met al is dit boek, over zo’n belangrijk onderwerp, net te slordig om echt goed te zijn.


Internationale nieuwsmedia gaan in zee met AI-bedrijven – ondanks grote risico’s

Steeds meer nieuwsbedrijven hakken de knoop door. Na soms lang geaarzeld te hebben, stellen ze hun artikelen – tegen betaling – ter beschikking aan de makers van kunstmatige intelligentie (AI). Afgelopen week waren het de Britse krant The Guardian en het grote Scandinavische mediabedrijf Schibsted die daar contracten voor sloten met het Amerikaanse OpenAI, maker van de populaire chatbot ChatGPT.

Bij de bekendmaking van zulke deals wordt de samenwerking steevast zonnig voorgesteld. Zowel The Guardian als Schibsted spreekt van „een strategisch partnerschap”. Het is een kans, zeggen ze, om hun kwaliteitsjournalistiek een bredere verspreiding te geven. Bovendien krijgen ze zelf de beschikking over ‘nieuwe innovatieve producten’ van OpenAI. Dat er voor de nieuwsbedrijven ook aanzienlijke risico’s aan zulke afspraken kleven, blijft bij voorkeur ongenoemd.

Eén van die risico’s is dat de nieuwsbedrijven de AI-makers helpen om zich tot geduchte concurrenten te ontwikkelen. Want als chatbots getraind en regelmatig gevoed worden met artikelen van kranten en andere nieuwsorganisaties, dan kunnen zij voor gebruikers een aantrekkelijk, goedkoop of zelfs gratis alternatief worden voor nieuwssites of een abonnement op een krant. De chatbots zouden de traditionele nieuwsorganisaties op den duur zelfs kunnen verdringen.

Betrouwbaarheid geschaad

Een ander risico is dat de chatbot journalistieke informatie verkeerd weergeeft, wat wel ‘hallucineren’ wordt genoemd. Daarmee wordt niet alleen de gebruiker op het verkeerde been gezet. Ook de betrouwbaarheid van het oorspronkelijke nieuwsmedium, als dat als bron wordt genoemd, wordt hierdoor geschaad. Uit recent onderzoek van de BBC naar ChatGPT, Copilot (van Microsoft), Gemini (Google) en Perplexity AI bleek dat de chatbots bij het samenvatten van BBC-berichten in 19 procent van de gevallen feitelijke onjuistheden introduceerden.

Toch zetten eerder onder meer de Financial Times, Le Monde, Time en de Duitse uitgever Axel Springer zich over zulke bezwaren heen om een deal met OpenAI te kunnen sluiten, net als het Spaanse Prisa (van onder meer El País), NewsCorp, het Amerikaanse tijdschriftenconcern Condé Nast, persbureau AP, en The Atlantic. Microsoft, Google, Meta en het Franse Mistral hebben ook nieuwsbedrijven aan zich weten te binden.

In sommige gevallen krijgt de AI-maker alleen toegang tot het archief van het nieuwsbedrijf, om daarmee zijn taalmodellen te trainen. Maar in andere gevallen krijgen ze ook ‘live’ toegang tot net gepubliceerde nieuwsartikelen, waarmee ze hun gebruikers van actuele ontwikkelingen op de hoogte kunnen houden.

De mediabedrijven die hun zogenoemde ‘content’ ter beschikking stellen aan de AI-makers, zien daarin niet alleen een welkome, extra inkomstenbron (uiteenlopend van 1 tot 5 miljoen dollar per jaar voor alleen het trainen van AI, tot tientallen of zelfs honderden miljoenen voor langer lopende contracten met grote concerns).

Lees ook

In de chatbot van de EO geeft bijbelfiguur Simson wijze levenslessen

In de 'AI-talkshow'  BijbelBabbels Live, ontwikkeld door de EO en het Bijbelgenootschap,   kunnen gebruikers vragen stellen aan „beroemde gasten uit de Bijbel”.

De nieuwsbedrijven beschouwen de deals met AI-bedrijven ook als een correctie van een in hun ogen onrechtvaardige situatie, waardoor ze de afgelopen jaren veel geld zouden zijn misgelopen. Zonder daarvoor toestemming te vragen, laat staan te betalen, hebben AI-bedrijven de taalmodellen die de basis voor hun chatbots vormen jarenlang getraind met teksten die ze van het internet schraapten (‘scraping’), ook auteursrechtelijk beschermde artikelen van nieuwsorganisaties.

Voor The New York Times was dat reden om een rechtszaak tegen OpenAI te beginnen, wegens inbreuk op het intellectuele eigendom van de krant. Een aantal andere media (waaronder een groep Indiase en een groep Canadese media) heeft ook gekozen voor de tijdrovende (en kostbare) weg van de juridische confrontatie met AI-bedrijven.

Nederlandse media

Nederlandse nieuwsmedia hebben nog niet besloten of, en zo ja hoe, ze hun journalistiek zullen openstellen voor AI-bedrijven. NDP Nieuwsmedia (de brancheorganisatie van uitgevers van kranten, opiniebladen, nieuwssites en ook RTL Nieuws en BNR) volgt de deals die AI-partijen met uitgevers sluiten naar eigen zeggen nauwgezet. Maar „met de huidige stand van de techniek vinden we het integreren van nieuwscontent in AI-engines – met of zonder deal – bijzonder problematisch”, zegt directeur Herman Wolswinkel. „Vooral omdat we zien dat AI-engines nieuwsgebeurtenissen vaak onjuist weergeven. Wat doet dat met het vertrouwen van het publiek in de nieuwsvoorziening?”

Ook het feit dat vooral grote nieuwsbedrijven profiteren van afspraken met AI-bedrijven, en de kleinere uitgevers het nakijken hebben, vindt Wolswinkel zorgwekkend. „Dat kan op termijn vergaande consequenties hebben voor de pluriformiteit van de nieuwsvoorziening, zeker als AI-partijen de concurrentie op de nieuwsmarkt aangaan.”

Toch wil dat niet zeggen dat de Nederlandse uitgevers de deur voor AI-bedrijven dichthouden. Als ze een deal sluiten, dan bij voorkeur gezamenlijk. The Guardian en Schibsted hebben in hun taalgebieden op eigen houtje een contract met OpenAI gesloten, waardoor de AI-bedrijven andere nieuwsmedia in die taalgebieden eigenlijk niet meer nodig hebben.

„In Nederland houden nieuwsuitgevers het front gesloten”, zegt Wolswinkel. „Over gezamenlijk licenseren is met ons zeker te praten, maar alleen als het gepaard gaat met voorwaarden die de journalistiek beschermen. Maar ook een rechtsgang sluiten we zeker niet uit. Feit is helaas dat tot op de dag van vandaag het vakwerk van journalisten illegaal van nieuwssites wordt gescrapet.”

Ondertussen verkennen nieuwsorganisaties ook hoe ze kunstmatige intelligentie in hun eigen organisaties kunnen gebruiken. Deze week werd bekend dat The New York Times voor intern gebruik een eigen AI-model heeft ontwikkeld, genaamd Echo. De redactie zal een training krijgen in het gebruik van AI (bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van ideeën en het maken van effectieve koppen). De krant zal kunstmatige intelligentie ook vaker gaan inzetten bij de ontwikkeling van nieuwe producten, zoals het toegankelijk maken van de eigen journalistiek in diverse talen.


Twee stikstofuitspraken en ook de duurzame boer kan niet verder

Inge Vleemingh (40) heeft net de varkens gevoerd. Grote, borstelige beesten zijn het, een kruising tussen het roodharige Duroc-ras en een wild zwijn. Dol op krentenbollen van de lokale bakker. Ze groeien langzamer dan de meeste vleesvarkens, maar ze zijn robuust en kunnen het hele jaar buiten lopen.

En dat is wat Inge en haar man Heimen Vos (43) voor ogen hebben op hun gemengde bedrijf, met 17 hectare grond. Tweehonderd varkens, scharrelend op het land of in een stal met stro als het buiten te nat is, waarvan ze de mest kwijt kunnen op hun eigen akkers, waarop ze granen en peulvruchten voor menselijke consumptie verbouwen.

Maar die tweehonderd varkens – een fractie van de drieduizend dieren op een gemiddeld Nederlands vleesvarkensbedrijf – hebben ze nog niet. Want de vergunningen zijn niet rond. Met de stikstofuitspraak van de Raad van State in december zullen die vergunningen er voorlopig ook niet komen voor De Goed Gevulde Boerderij, vreest Inge. De onzekerheid is bovendien alleen maar toegenomen sinds de rechter in een zaak van Greenpeace eind januari oordeelde dat de staat zijn wettelijke stikstofdoelen moeten halen.

Inge wil er graag over vertellen. Want hoewel elke boer een ander verhaal heeft, treft het ‘stikstofslot’ veel meer boeren. Zolang het kabinet niet met nieuw beleid komt om uit de impasse te komen, kunnen boeren die dáchten dat ze nog stikstofruimte hadden of konden kopen geen kant op.

Of boeren nu stikstofrechten van andere boeren hadden gekocht of in hun eigen bedrijf minder stikstof uitstoten om met die ‘ruimte’ iets anders te doen – zowel voor extern als intern salderen, zoals dat heet, blijven aanvragen nu liggen. Dat betekent: niet verbouwen, niet verhuizen, niet verduurzamen. Ongeveer de helft van alle Nederlandse veehouders zit naar schatting van de Rabobank nu in juridische onzekerheid.

Inge Vleemingh heeft de situatie van hun eigen bedrijf gisteravond nog even op een rijtje gezet. „Toen ik het aan Heimen liet zien, kreeg ik het wel even te kwaad.” Ze zijn al jaren bezig, zeker vier vergunningaanvragen staan nog uit, alleen al voor 160 varkens en de bouw van een nieuwe stal. „Alle seinen moeten op groen staan om door te kunnen.” Maar zolang het stikstofslot erop zit, zijn de andere vergunningen ook niets waard.

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Geen megastal

Het leek een toekomstbestendig plan. Heimens ouders hadden in het dorp Halle in de Achterhoek een bedrijf met tweeduizend varkens. Heimen stond als jonge boer al voor de vraag hoe hij het bedrijf zou voortzetten. Op de oude voet verder of de stal afbreken en een megastal in het dorp neerzetten, zag hij niet zitten.

Met Inge, landschapsarchitect en kleindochter van melkveehouders, kwamen in 2018 de eerste vijf zeugen op het erf. Samen kozen ze voor de transitie naar een natuurinclusief kringloopbedrijf, maar dan wel buiten het dorp. In de oude stal van Heimens ouders staan sinds 2020 geen varkens meer, maar de stikstofrechten hebben ze nog steeds.

Wat niet mocht: met 10 procent van de oude veestapel een gemengd bedrijf beginnen op een nieuwe locatie. Wat toen nog wel mocht, zegt Inge: „In de lege oude stal weer tweeduizend varkens neerzetten, dit twee jaar volhouden en dan verhuizen.”

Maar tweeduizend varkens houden in een dichte stal in het dorp, dat zagen Heimen en Inge niet zitten. „We kozen voor extern salderen: in 2022 kochten we stikstofrechten van de buurman op onze nieuwe locatie. Die waren nog geldig, want hij had nog koeien in zijn stal.” Van de rechten die ze van hem kochten, moest 30 procent worden afgeroomd. „Dat kwam ten bate van de natuur.”

De vergunning kregen ze, in juni vorig jaar. In eerste instantie voor slechts veertig varkens. Op die manier bleef de uitstoot zo laag dat ze de natuur in buurprovincie Overijssel niet zouden belasten en ze daar geen stempel hoefden te halen – want Overijssel zat al praktisch op slot. Met veertig varkens konden ze hun bedrijf in elk geval opstarten. Deze zomer deed Inge de aanvraag voor nog eens 160 varkens de deur uit.

De vleesproducten die Heimen Vos en Inge Vleemingh in het winkeltje op hun boerderij aanbieden.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Stil

En daar stopt het verhaal. Van de provincie Gelderland, die over de nieuwe aanvraag moest beslissen, hebben Heimen en Inge sinds de zomer geen uitsluitsel gekregen, en ook na de beide stikstofuitspraken bleef het stil. Sindsdien is ze er niet geruster op. Extern salderen, zoals De Goed Gevulde Boerderij doet, zou wel mogen, mits de vergunning nog in gebruik is – dus zolang de buurman zijn koeien heeft.

Maar grote onduidelijkheid is er nu over de toets die de provincie moet doen om te oordelen over de extra stikstofdepositie van hun bedrijf op overbelaste natuur – ook al is die minimaal, veel lager dan die van de koeien waarvan ze de rechten kopen. Voor die zogeheten ‘additionaliteit’ is nu geen beleid, en zolang er geen nieuw beleid is, blijven alle aanvragen liggen.

Hun aanvraag ligt op een „huizenhoge” stapel, zegt Inge. Wanneer zijn ze aan de beurt? En wat als blijkt dat de aangekochte stikstofruimte eerst nodig is voor natuurherstel? „Ik zie hoe slecht de natuur eraan toe is. Maar waar ik bang voor ben, is dat een bedrijf als dat van ons, dat juist met de natuur meewerkt, niet meer verder kan.”

Lees ook

Deze varkensboer zegt dat de stikstofuitspraak ‘laat zien dat we in Nederland tegen een betonnen muur aan zijn gelopen’

Varkensboer Twan Dirks met zijn dochter Gitte Dirks.

De Goed Gevulde Boerderij is niet het enige bedrijf in onzekerheid. Hoeveel boeren en andere bedrijven nu precies in dit niemandsland verkeren, weet niemand. De provincie Gelderland, centrum van de stikstofcrisis, schat dat zo’n driehonderd bedrijven aan de slag zijn gegaan met intern salderen, in de veronderstelling dat ze geen vergunning nodig hadden. Op de plank liggen nog circa vijfhonderd aanvragen waarover de provincie nu niet kan besluiten – en er ligt waarschijnlijk nog een veelvoud bij gemeenten in Gelderland.

De provincie heeft boeren hierover nog niet individueel geïnformeerd. „We onderzoeken nog hoe en wanneer we weer verder kunnen met vergunningverlening”, mailt een woordvoerder. Op de website van de provincie staat dat BBB-gedeputeerde Ans Mol wil „voorkomen dat Gelderland op slot gaat” – wat de facto al gebeurd is.

De stikstofuitspraken waar boeren nu tegenaan lopen, zijn generiek: ze gelden voor iedereen en er is nauwelijks ruimte om uitzonderingen te maken voor boeren die juist bezig waren met verduurzaming. Inge en Heimen kijken er met een dubbel gevoel naar.

Lees ook

‘De gemeente kiest liever voor geld dan voor grutto’s’

Biologisch melkveebedrijf De Eenzaamheid en de twee naastgelegen boerderijen Boterhuis en de Lakenvelder boerderij Boterhuispolder werken nauw samen om onder meer biologische kaas te maken en ruimte te scheppen voor weidevogels als de grutto. Vorige week werd duidelijk dat de pacht van de Boterhuispolder niet wordt verlengd.

Het valt moeilijk te verkroppen als de „botte bijl” ook op hun bedrijf valt. Alle mest gebruiken ze op hun eigen akkers. Dat is ruige mest bovendien – de varkens doen hun behoefte op stro, waardoor urine en poep gescheiden blijven en de ammoniak- en stikstofuitstoot minimaal is. Juist die grondgebonden veehouderij, waarbij de boer genoeg land heeft voor de eigen mest, wordt gezien als een van de wegen om uit de stikstofcrisis te komen.

„In mijn hart ben ik blij”, zegt Inge, dat de overheid wordt gedwongen de stikstofdoelen te halen. Maar als ze aan de toekomst van haar eigen bedrijf denkt, krijgt ze buikpijn. „Het slaat helemaal nergens op dat wij met een papierwinkel bezig zijn die niet op ons van toepassing is, en die ons toch de kop kan kosten. Ik ben alleen maar met die vergunningen bezig. ‘Wanneer kom je weer buiten’, zegt Heimen soms.”

Extensiveren raakt voor boeren die dat willen buiten bereik, schetst Inge. Boeren die zelf hun veestapel willen verkleinen, kunnen hun stikstofrechten niet meer verkopen. Een bestaand bedrijf kopen en dat extensiveren is onbetaalbaar. Minder produceren, zonder met nieuwe activiteiten het verlies aan inkomsten te kunnen compenseren, dat kan niet uit.

Aan de provincie en de gemeente Bronckhorst ligt het niet, zegt Inge. „Die zijn van goede wil, maar ze weten net zo weinig als wij. En het enige wat Wiersma [minister van Landbouw, BBB] zegt, is: ‘We gaan ons beraden.’ Maar waar blijft het plan? En wat wordt onze rol daarin? Achter ons soort boeren zit geen lobby van grote agrobedrijven. Ik vrees dat de strategie van de BBB is om dit uit te zingen, tot alle kleine boeren zijn gestopt en een paar grote boeren overblijven.”

Inge rekent voor wat het vergunningencircus hun tot nu toe heeft gekost: 15.000 euro voor de stikstofrechten van de buurman en advieskosten voor de eerste vergunning, en nog eens 10.000 euro voor de aanvraag die nu op de plank ligt. Veel geld voor een kleinschalig bedrijf.

Haar gezicht klaart op als ze de vraag krijgt waar ze de energie vandaan haalt om door te gaan. Enthousiast vertelt Inge hoe zij en Heimen een inkomen uit hun bedrijf halen. Met rondleidingen en workshops, en een boerderijwinkel waar ze hun honing en kip verkopen, en meel, olie en bier van eigen gewassen. Aan een kilo varkensvlees, zegt Inge, houden we tien keer meer over dan wanneer het naar de supermarkt zou gaan. „Alleen de slager in het dorp zit er tussen.”

Ze verbouwen quinoa, gerst, amarant en bonen, en huttentut, een plant met oliehoudend zaden. Gewassen waarvoor ze niet hoeven te ploegen – beter voor de bodem – en die door mensen gegeten kunnen worden. Geen kunstmest, geen pesticiden. „Alles wat erbij komt, moet iets bijdragen aan de kringloop.”

Beiden halen ze er hun inkomen uit, maar extensieve landbouw is voor de boer intensief. „Wat wij doen, kan je afdoen als Ot-en-Sienromantiek, of hobbyisme. Maar zoveel mensenwerk heeft waarde, het maakt ons gelukkig.”


Ontslag? Niet om het klokkenluiden

De zaak

Een jurist gaat begin 2021 aan de slag bij een omgevingsdienst, als adviseur toezicht en handhaving. Al binnen een jaar ontstaat onvrede over en weer. Zijn leidinggevende stelt het functioneren van de medewerker meermaals ter discussie, de man zelf dient klachten in tegen collega’s. Hij dreigt ook aangifte tegen medewerkers te doen vanwege grensoverschrijdend gedrag. Herhaaldelijk weigert de medewerker in gesprek te gaan met zijn collega’s. Toch wordt zijn tijdelijke contract begin 2022 omgezet in een vast contract.

Halverwege het jaar wordt de medewerker geschorst, omdat de situatie onhoudbaar is. Een paar maanden later zijn mediationpogingen vastgelopen. De omgevingsdienst wil de arbeidsovereenkomst beëindigen, maar een voorstel daartoe wijst de medewerker eind november af.

Nog voordat de situatie zo escaleert en de jurist wordt geschorst, meldt hij een misstand bij het Huis voor Klokkenluiders. Dat doet hij in april 2022. De omgevingsdienst hoort pas in juli van dat jaar dat een melding is gedaan van „een mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling bij de inhuur van personeel door de Omgevingsdienst, een onjuiste voorstelling van zaken daarover alsook het niet naleven van eventueel van toepassing zijnde aanbestedingsregelgeving” – en dat besloten is de zaak te onderzoeken. Uit dat onderzoek zal later blijken dat inderdaad sprake is van een misstand. Op 1 december hoort de omgevingsdienst dat de medewerker degene is die de melding deed bij het Huis voor Klokkenluiders.

Eind december stapt de omgevingsdienst naar de kantonrechter van rechtbank Overijssel om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden, wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter stelt vast dat de arbeidsverhouding inderdaad verstoord is en oordeelt dat de medewerker geen bescherming geniet als klokkenluider in deze zaak omdat duidelijk is dat zijn melding niet de reden was voor het ontbindingsverzoek.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden komt in het hoger beroep tot dezelfde conclusie: ja, de man moet als klokkenluider worden beschouwd, en nee, de werkgever had duidelijk een andere reden om afscheid van de medewerker te willen nemen en wist op het moment dat dit ging spelen niet dat hij de klokkenluider was.

De man vecht door en zo belandt de zaak bij de Hoge Raad.

De uitspraak:
Geen verband met klokkenluidersmelding

Het is de eerste keer dat de Hoge Raad een uitspraak doet over de Wet bescherming klokkenluiders. De belangrijkste vraag die nu voorligt: moet er alleen voldoende twijfel zijn, moet „ontzenuwd” zijn dat het ontslag het gevolg zou zijn van de klokkenluidersmelding, of moet het tegendeel echt zijn bewezen?

Een klokkenluider geniet bescherming na zijn melding en als hij dan toch wordt benadeeld, zoals in dit geval door het ontslag, dan is het aan de werkgever om aan te tonen dat het ontslag niks met de melding te maken heeft. Wanneer heeft de werkgever dat voldoende gedaan? De Hoge Raad geeft in deze uitspraak aan dat echt bewezen moet zijn dat er geen enkel causaal verband is tussen de melding en het ontslag. Twijfel daarover is dus niet genoeg.

En, constateert de hoogste rechter, al in de behandeling van de zaak bij de kantonrechter heeft de omgevingsdienst dat voldoende bewezen en ook in het hoger beroep was er voor het hof geen twijfel: er is geen oorzakelijk verband tussen de klokkenluidersmelding van de jurist en de wens van de omgevingsdienst om zijn dienstverband te laten eindigen.

Het commentaar

Loes Wevers, advocaat en extern vertrouwenspersoon die zich heeft gespecialiseerd in integriteit in arbeidsrelaties: „Wanneer heb je nou als werkgever het zogenoemde bewijsvermoeden ontkracht? Wat moet je daarvoor doen? Met die vraag keek ik uit naar deze uitspraak van de Hoge Raad. Het bewijsvermoeden, zoals dat in de Wet bescherming klokkenluiders staat, gaat over het vermoeden dat de benadeling verband houdt met een gedane klokkenluidersmelding.”

Dat weerleggen legt de Hoge Raad dus zwaarder uit dan de procureur-generaal in zijn advies voor deze zaak. „Hier maakt het niet veel uit, de chronologie van de feiten was duidelijk.”

Dat maakt het tegendeel bewijzen in dit geval niet veel lastiger dan het vermoeden ontzenuwen. Maar voor toekomstige zaken is het wel van belang, zegt Wevers. „De impact van deze uitspraak is dat je je dossier echt goed op orde moet hebben, als werkgever en als klokkenluider. Nu was de tijdlijn heel duidelijk, maar stel dat de data dichter bij elkaar lagen, of dat bijvoorbeeld mondeling een melding was gedaan. Hoe bewijs je dan dat het ontslag niks (of juist alles) te maken heeft met de klokkenluidersmelding?”

Wevers maakt zich (al langer) zorgen over het voornemen om het ook mogelijk te maken anoniem misstanden te melden. „Hoe krijg je dan die bescherming? Dat is wel heel lastig.”

Overigens kun je de bescherming ook niet achteraf regelen als ontslag boven het hoofd hangt door snel een melding van een misstand te doen. „De bescherming geldt op het moment dat er een redelijk vermoeden van een misstand is. En het bewijsvermoeden geldt pas bij een benadeling, zoals ontslag, tijdens en na de behandeling van een melding.”

Uitspraak: Hoge Raad, 7 februari, ECLI:NL:HR:2025:190


Nederlandse export naar China groeit, SCP bezorgd over gemeentebezuinigingen

Goedemorgen! Het is dinsdag 18 februari. De vingers zijn hier nog koud van de buitenwereld, maar toch gaan we zo goed en zo kwaad als dat kan van start met het belangrijkste economische nieuws vanochtend. Dat komt met name uit Nederland.

  • Nederland heeft in 2024 voor 7 procent meer geëxporteerd naar China, meldt het CBS vanochtend. Het gaat vooral om machines, waarbij het bureau nog even specifiek chipmachines aanstipt. Lees: ASML. Het CBS contrasteert de Nederlandse gegevens met Duitsland, waar de export naar China afneemt. Het wegvallen van exportmarkt China geldt als één van de redenen voor de huidige recessie in Duitsland. (Een positief verhaal over de Duitse economie lees je vanochtend hier).
  • Ongeveer zes op de tien werkgevers hebben nog altijd last van krapte op de arbeidsmarkt, meldt het UWV vanochtend. Dat was een jaar geleden ongeveer hetzelfde. Ongeveer de helft van de werkgevers past het werk aan om met de krapte om te kunnen gaan, door bijvoorbeeld werknemers bij te scholen zodat ze meerdere functies kunnen vervullen.
  • En na het UWV en het CBS nog even een derde drieletterige afkorting: het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waarschuwt dat aanstaande bezuinigingen op gemeentes het wantrouwen jegens de overheid kunnen aanwakkeren. Lees hier vanochtend een achtergrondstuk over de bezuinigingen.
  • Tot slot zijn er nog goede cijfers van zuivelcoöperatie FrieslandCampina: draaide het in 2023 nog verlies, in 2024 werd een winst van 321 miljoen euro genoteerd. Reden daarvoor is onder meer een hogere vraag van kindervoeding uit China, oftewel melkpoeder. En ook dat draagt dus weer bij aan die hogere export naar het land.

Lees hier het blog van gisteren terug:

Lees ook

Defensiebedrijven profiteren van ongekende onmin tussen VS en Europa

Een productielocatie van FrieslandCampina.
Foto Lex van Lieshout/ANP

Voor Trump en Biden is de Amerikaanse staalindustrie een kwestie van ‘nationale veiligheid’. Maar wat betekent dat?

Weinig materialen roepen zoveel ridderlijke gevoelens op bij Amerikaanse presidenten als staal. Niet alleen bij Donald Trump, die vorige week de wereld shockeerde met een importheffing van 25 procent. Ook Joe Biden vond dat hij „de ruggengraat” van de natie moest beschermen toen hij in januari verbood dat het Japanse Nippon Steel de Amerikaanse trots US Steel zou kopen. Beiden beriepen zich op de nationale veiligheid van de Verenigde Staten.

Nu is het belang van staal voor de moderne wereld ook niet te onderschatten. „Staal is zowel een relikwie uit de negentiende eeuw als de bouwsteen van de komende eeuw”, vatte tijdschrift Foreign Policy het mooi samen. Ga maar na: Eiffeltoren, spoorwegen, wolkenkrabber, passagiersvliegtuig, SpaceX Starship; toen en nu, allemaal staal. En hoewel de staalsector goed is voor 7 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot, kan ook de groene transitie ironisch genoeg niet zonder staal. Windmolens, kerncentrales en zonneparken zijn er voor een groot deel uit opgetrokken.

„Staal maakt windmolens hoog, nieuwe auto’s gestroomlijnd en oude politici [Biden en Trump] nostalgisch”, schrijft Foreign Policy.

Nostalgisch naar wat precies? Wat voor soort ‘nationale veiligheid’ wilde Biden, en wil Trump nu, beschermen of hervinden? Trump gebruikt de term maar liefst 27 keer in zijn verordening. Biden bracht na zijn verbod op de verkoop van US Steel slechts een korte verklaring uit, maar ook die stond bol van de nationale veiligheid.

‘De strijd om nationale belangen’

US Steel in buitenlandse handen zou „een risico voor onze nationale veiligheid” betekenen, schreef Biden. Grote Amerikaanse bedrijven moeten „de strijd om onze nationale belangen blijven voeren” en het merendeel van het staal leveren dat nodig is voor de infrastructuur, de auto-industrie en de defensie-industrie. Onduidelijk blijft wat voor risico Nippon Steel met zich zou meebrengen. Zou Japan als gevolg van een of ander conflict de productie kunnen stilleggen? Het klinkt vergezocht. Japan is een van de trouwste bondgenoten van de VS.

Ook in Nederland wordt de staalproductie in verband gebracht met de nationale veiligheid. Op zijn website legt Tata Steel Nederland uit hoe dat zit. „In Nederland verbruikt iedere persoon gemiddeld 1 kilo staal per dag, wat gelijkstaat aan de hoeveelheid staal die Tata Steel hier jaarlijks produceert. Dit betekent dat Nederland zelfvoorzienend is op dat gebied en niet afhankelijk hoeft te zijn van andere landen. Dit is een belangrijke troef, vooral in tijden van wereldwijde politieke onzekerheid […] We moeten onze eigen broek kunnen ophouden.”

Die eerste zin klopt wel ongeveer. De vraag naar staal bedroeg in 2021 in Nederland 350 kilo staal per hoofd van de bevolking, wat in lijn ligt met Tata’s productie. Maar de tweede zin klopt helemaal niet. Op de vraag hoe die zelfvoorziening er in de praktijk zou uitzien, zegt een woordvoerder in eerste instantie: „Als het nodig is, als de grenzen sluiten, zou Nederland zelfvoorzienend kunnen zijn omdat we dan een eigen staalfabriek hebben.”

Maar de eindproducten van dat staal worden toch voor het grootste deel in het buitenland gemaakt? Nederland heeft bijvoorbeeld – anders dan de VS – geen complete auto-industrie en nauwelijks een defensie-industrie. De woordvoerder gaat het uitzoeken.

„Onze tekst gaat inderdaad te ver”, zegt ze in tweede instantie. „Die gaat uit van een soort utopische staat waarin ook de volledige maakindustrie op Nederlandse bodem is gevestigd. Dat is natuurlijk niet zo. We moeten de webtekst opnieuw bekijken.” Tata Steel heeft bovendien geen afspraak met de Nederlandse overheid om in noodsituaties voorrang te geven aan Nederlandse afnemers, aldus de woordvoerder.

Daar gaat de ‘belangrijke troef’. Nederland is hartstikke afhankelijk van andere landen, ook in tijden van oorlog of rampen. Dat zal voor de meeste mensen geen verrassing zijn. Nu Trump de bescherming van Oekraïne aan Europa wil overlaten, en Europa echt moet gaan nadenken over zijn eigen defensiecapaciteit en aanvoerketens van essentiële materialen, is het waarschijnlijk een goed idee om romantische ideeën over zelfvoorziening los te laten.

Trump refereert eveneens aan calamiteiten in zijn verordening. Hij wil voorkomen dat zijn land in een nationale noodsituatie te weinig staal heeft voor „de nationale defensie en kritieke infrastructuur”. Maar hij laat het bij die ene opmerking. Voor hem lijkt nationale veiligheid vooral over dollars te gaan.

Zijn redenering: Amerikaanse staalproducenten lijden onder goedkope import uit China, dat meer dan 50 procent van het staal in de wereld levert. Als zij niet overeind blijven, verzwakt dat de economie en daarmee de veiligheid. Trump heeft laten berekenen dat de staalfabrieken op minstens 80 procent capaciteit moeten draaien om rendabel te zijn. Hij wil de binnenlandse vraag aanjagen door import duurder te maken.

Het is de vraag of dit netto positief zal zijn voor de economie. Staalverwerkende bedrijven kunnen niet al hun vraag naar de VS verplaatsen. Sommige specifieke soorten staal worden vooral in het buitenland gemaakt, zoals buizen voor de olie-industrie. Die zullen duurder worden, wat ten koste gaat van de winstgevendheid van die sectoren. Bovendien kunnen de VS contra-heffingen verwachten van andere landen, wat schadelijk zal zijn voor Amerikaanse exporteurs.

Klimaatschade

Er is één aspect van de nationale veiligheid dat in Trumps verordening niet aan bod komt, noch in de achterliggende onderbouwing van 262 pagina’s, en dat is klimaatverandering. Dit terwijl de Amerikaanse overheid klimaatverandering vanaf 2015 aanmerkte als een „ernstige en groeiende bedreiging” van die nationale veiligheid. Je zou zelfs kunnen beargumenteren dat het momenteel de meest urgente bedreiging voor de VS is, gezien de recente bosbranden in Californië en orkaan Helene afgelopen september. Deze twee rampen bij elkaar kostten zo’n 260 levens en veroorzaakten naar schatting voor 330 miljard dollar aan schade. Ter vergelijking: de totale import van staal en aluminium – dat ook extra belast wordt – in de VS bedroeg vorig jaar 61 miljard dollar.

De wereldwijde staalproductie is sinds het jaar 2000 ruim verdubbeld en groeit nog steeds. Tegen deze achtergrond zou het vergroenen van de Amerikaanse staalsector een stap zijn die niet alleen de nationale, maar ook de internationale veiligheid kan vergroten. Klimaatverandering kent immers geen grenzen.

Voorstanders van de importheffingen denken dat Amerikaanse staalproducenten hun meeropbrengst zullen gebruiken om te verduurzamen. Anderen vermoeden dat die meeropbrengst te laag zal zijn en dat overheidssteun hoe dan ook nodig is. Trump, die op zijn eerste dag in het Witte Huis uit het Klimaatakkoord van Parijs stapte, lijkt hier geen gedachten aan te verspillen. Hij heeft een bestaand verduurzamingsprogramma voor de industrie juist bevroren.


Schiphol wil 6 miljard euro investeren, wat alleen kan als toezichthouder ACM meewerkt

Het zaaltje in het VIP-centrum van Schiphol, waar de directie van de luchthaven een toelichting gaf op de jaarcijfers, was vrijdag niet de belangrijkste plek voor de toekomst van het Amsterdamse vliegveld. Dat was een kamer in het kantoor van de Autoriteit Consument & Markt (ACM), veertig kilometer verderop in Den Haag.

Terwijl Pieter van Oord, sinds acht maanden Schiphols president-directeur van de Royal Schiphol Group, en zijn financieel directeur Robert Carsouw vrijdagmorgen in het VIP-centrum vertelden dat Schiphol zijn prestaties in 2024 aanzienlijk heeft verbeterd vergeleken met het voorgaande jaar, ging het in een besloten sessie bij de ACM over de financiële toekomst van Schiphol.

Gevoelig punt van discussie in Den Haag: de forse verhoging van de havengelden. Dat zijn de tarieven die de luchthaven in rekening brengt bij luchtvaartmaatschappijen voor alle vormen van dienstverlening – van het begeleiden van vliegtuigen en passagiers en de beveiliging en de schoonmaak, tot de horeca en parkeer-faciliteiten.

Nettoresultaat dik verdubbeld

Deze havengelden waren in 2024 goed voor 58 procent van Schiphols omzet van 2,245 miljard euro (21 procent meer dan in 2023). De luchthavengroep – tevens (deels) eigenaar van vliegvelden in Eindhoven, Rotterdam, Maastricht Aachen Airport en Australië en de VS – behaalde een onderliggend nettoresultaat (zonder de jaarlijkse herwaarderingen op kantoorgebouwen) van 291 miljoen euro (in 2023 was dat 110 miljoen).

De Amsterdamse luchthaven heeft de extra inkomsten hard nodig om de komende jaren al het achterstallig onderhoud aan te pakken

Schiphol wil vanaf 1 april van dit jaar de luchtvaartmaatschappijen veel hogere tarieven laten betalen. Voor 2025 moeten die gemiddeld 41 procent stijgen, in 2026 nog eens 5 procent en pas in 2027, als alle extra kosten als gevolg van de Covid 19-pandemie zijn verrekend, kunnen de havengelden weer 7,5 procent omlaag, vindt Schiphol.

Die stijging gaat sterk in tegen de wens van KLM, easyJet en andere luchtvaartmaatschappijen die vliegen op Schiphol – helemaal omdat de afgelopen drie jaar de havengelden al 40 procent waren gestegen. Hun klachten dienden vrijdag bij de ACM. Die moet controleren of Schiphol de (zeer strikte) regels voor het vaststellen van de tarieven op de juiste wijze heeft gevolgd.

De ACM-uitspraak, die in maart wordt verwacht, is cruciaal voor Schiphol, vertelden Van Oord en Carsouw vrijdag tijdens de toelichting op de jaarcijfers. De Amsterdamse luchthaven heeft de extra inkomsten hard nodig om de komende jaren al het achterstallig onderhoud op het vliegveld aan te pakken.

In 2024 investeerde Schiphol al zo’n 1 miljard euro, waarvan de helft naar onderhoud en reparatie ging – van lekkende daken tot verwaarloosde rustruimtes voor bagagemedewerkers. In 2025, aldus Van Oord, wil Schiphol ruim 1 miljard investeren. Binnen vijf jaar moet dat vervolgens zijn opgelopen tot 6 miljard.

‘Elk ticket wordt 15 euro duurder’

Deze „grootste investering in de geschiedenis van Schiphol” moet deels voor rekening komen van de klanten, de luchtvaartmaatschappijen. Die zullen de hogere havengelden vermoedelijk doorbelasten aan hun passagiers: volgens Schiphol wordt een ticket vanaf Amsterdam gemiddeld 15 euro duurder. Daarnaast moet Schiphol blijven lenen, vertelde financieel directeur Carsouw. De luchthavengroep zag vorig jaar al zijn nettoschuld stijgen tot 4,2 miljard euo, de hoogste schuld in zeker zes jaar. „Onze financiële ruimte is beperkt”, stelde Carsouw. De groep had vorig jaar een negatieve kasstroom – Schiphol gaf 405 miljoen euro meer uit (aan met name investeringen in onderhoud) dan het bedrijf binnenkreeg (reguliere inkomsten uit havengelden en commerciële activiteiten).

In 2024 scoorde Schiphol het slechtst van acht luchthavens in Europa op het gebied van service aan reizigers

De investeringen in de infrastructuur – zoals het afbouwen van de A-pier, het vernieuwen van Lounge 1, de nieuwe bagagekelder en het groot onderhoud aan start- en landingsbanen – moeten Schiphol weer meer aanzien bezorgen bij reizigers. In 2024 scoorde het Amsterdamse vliegveld voor het tweede achtereenvolgende jaar het slechtst van acht Europese luchthavens op het gebied van service aan reizigers. Kopenhagen, Istanbul, Londen Heathrow, München, Madrid, Parijs Charles-de-Gaulle en Madrid kregen allemaal hogere cijfers van reizigers.

„Een van de belangrijkste problemen op Schiphol is: er is te weinig ruimte”, aldus Pieter van Oord vrijdag. „De laatste grote uitbreiding van de luchthaven dateert van 2003-2005. Sindsdien is Schiphol gegroeid van 42 naar 70 miljoen passagiers.”

Volgens Van Oord hebben voorgaande directies noodzakelijke investeringen uitgesteld om de tarieven zo laag mogelijk te houden. „Daarvan heeft iedereen geprofiteerd, ook de luchtvaartmaatschappijen, maar nu lopen wij tegen onze grenzen aan.” Financieel-directeur Carsouw noemde Schiphol een „te kleine en verouderde luchthaven”.

Grotere vliegtuigen

Waarom heeft Schiphol meer ruimte nodig als de luchthaven niet langer onbeperkt mag groeien? Vorig jaar verwerkte het vliegveld 474.000 vluchten. Dat mogen er wat minister Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV) vanaf 1 november 2025 hooguit 478.000 per jaar worden. „Het aantal vluchten wordt beperkt, maar we verwachten de komende jaren wel veel meer passagiers te ontvangen”, aldus Van Oord. „Luchtvaartmaatschappijen zullen grotere vliegtuigen gaan inzetten.”

Je ziet het nu al bij KLM, vertelt Van Oord. De huidige Boeing 737-toestellen hebben een capaciteit van zo’n 175 passagiers. KLM vervangt de 737’s voor A321neo-toestellen van Airbus. Die kunnen veertig tot vijftig passagiers méér vervoeren. En die willen allemaal parkeren en een kop koffie drinken.

Wij hebben gezegd: het is niet langer oké dat de Boeings 747 ’s nachts nog naar Amsterdam komen

Robert Carsouw
financieel directeur Schiphol

De hogere havengelden zijn niet alleen cruciaal voor de toekomstige investeringen, vindt Schiphol. Ze zijn ook van groot belang om de geluidsoverlast van het vliegverkeer in te kunnen dammen. Sterker, de zogenoemde ‘tariefdifferentiatie’ is het enige instrument dat Schiphol heeft om stillere vliegtuigen naar Amsterdam te lokken.

In het nieuwe tariefstelsel betalen maatschappijen lagere havengelden als zij moderne, stille vliegtuigen gebruiken voor hun vluchten van en naar Amsterdam. Wie vliegt met oudere kisten betaalt (veel) meer. „Wij hebben gezegd: het is niet langer oké dat de Boeings 747 ’s nachts nog naar Amsterdam komen”, aldus Robert Carsouw vrijdag.

Maar tariefdifferentiatie is vermoedelijk niet genoeg om het aantal ernstig gehinderde omwonenden van het vliegveld met 20 procent te laten dalen, zoals het kabinet heeft beloofd. Van Oord: „Wij zullen als Schiphol blijven pleiten voor minder nachtvluchten.”


‘Tektonische’ veranderingen in de wereld zetten de Duitse spaarzaamheid onder druk

‘We leven in een wereld van tektonische veranderingen.” En om die veranderingen het hoofd te bieden, kan Duitsland niet volstaan met „kleine veranderingen” in zijn begrotingsbeleid.

Het zijn grote woorden – en ze komen niet van de minste stem in het Duitse debat: Joachim Nagel, de chef van de Bundesbank.

De Duitse centrale bank staat al decennia bekend als conservatieve instelling die financiële discipline als hoogste goed ziet. Maar vorige maand, tijdens de conferentie van het World Economic Forum in Davos, zei Nagel iets voor zijn doen revolutionairs: de Duitse politiek moet zichzelf toestaan om wat meer de financiële teugels te laten vieren.

Nagel nam stelling in een discussie die in de huidige verkiezingscampagne fel wordt gevoerd, over de zogeheten Schuldenbremse, de schuldenrem. Door die regeling, in 2009 verankerd in de Duitse grondwet, is het lenen van geld door de overheid aan strikte regels gebonden.

Wat nu de vraag is: moet de schuldenrem op de schop?

In de Duitse grondwet staat dat de regering in Berlijn jaarlijks niet meer dan 0,35 procent van het bruto binnenlands product aan schulden mag aangaan om begrotingstekorten te financieren, noodsituaties daargelaten. Zo legt Duitsland zichzelf een veel strakkere limiet op dan de 3 procent die als maximum begrotingstekort geldt binnen de Europese Unie.

Invoering van de schuldenrem was in 2009 politiek niet erg omstreden in Berlijn. Met gemak haalde de grondwetswijziging de vereiste tweederdemeerderheid in zowel de Bondsdag als de Bondsraad (waarin de deelstaten zijn vertegenwoordigd).

De stemming vond plaats in een tijd waarin de Duitse staatsschuld fors groeide, mede door reddingspakketten tijdens de bankencrisis (2007-2008). De schuldquote ging van 65 procent van het bbp in 2008 naar 73 procent in 2009 en 85 procent in 2010. Voorkomen moest worden dat de overheidsschuld verder uit de klauwen zou lopen en dat toekomstige generaties daarvoor de prijs zouden gaan betalen, in de vorm van hoge rentelasten.

Hang naar ordening

Hoe dit beter te regelen dan via de grondwet? Het was een typisch Duitse reflex: leg de economische regels juridisch vast. Die reflex valt te begrijpen uit de recente geschiedenis van de Bondsrepubliek. Na de Tweede Wereldoorlog wilde Duitsland een ‘sociale markteconomie’ worden. Daarbij hoorden een aantal strakke regels, waaronder ook mededingingsregels. Dominant in het Duitse denken was de school van het ‘ordoliberalisme’ (van ordo, orde of ordening in het Latijn). Het idee dat de economie moet worden ‘geordend’ kun je zien als reactie op de chaos van voor en tijdens het naziregime: hyperinflatie, ongebreidelde staatsuitgaven, instabiliteit, crisis.

chart visualization

Maar anno 2025 wordt de schuldenrem – amper 15 jaar oud – steeds meer als keurslijf ervaren, dat de slagkracht van de Duitse overheid aantast. „Tektonische veranderingen” zijn er, om met Nagel te spreken, genoeg in deze tijd. De wereld is in rap tempo onveiliger geworden. Denk aan de Russische dreiging, aan de Chinese assertiviteit en aan de Amerikaanse president die Europa dreigt met importheffingen. Tel daarbij op dat de Duitse economie sinds twee jaar krimpt, en de politiek in Berlijn heeft nu véél speelruimte nodig om nieuw beleid te voeren – ook financiële speelruimte.

Anno 2025 wordt de schuldenrem steeds meer als keurslijf ervaren, dat de slagkracht van de Duitse overheid aantast

Broodnodige investeringen in defensie zullen Duitsland vanaf 2028 bijna 30 miljard euro per jaar kosten, zei bondskanselier Olaf Scholz (SPD) zondag in een tv-debat met zijn uitdager Friedrich Merz (CDU). „Dat krijgen we alleen voor elkaar met een hervorming van de schuldenrem”, aldus Scholz. Vasthouden aan de schuldenrem in zijn huidige vorm noemde hij een vorm van „ideologie”.

Merz, die voor ligt in de peilingen, toonde zich in het tv-debat behoedzamer. Over aanpassing van de schuldenrem „kun je discussiëren”, zei hij, maar éérst zal een volgende regering zelf, binnen de huidige regels, moeten kijken waar er extra geld te vinden is.

Schuivende CDU

Merz wijst hervorming van de schuldenrem niet categorisch af – en dat is al net zo noemenswaardig als de recente draai van de Bundesbank. De CDU was de voorbije jaren fervent verdediger van de schuldenrem – tot Merz in november opeens open begon te staan voor hervorming ervan.

Er is duidelijk wat aan het schuiven in Duitsland. Je ziet het ook aan de veranderde opstelling van Angela Merkel (CDU) en Peer Steinbrück (SPD), bondskanselier respectievelijk minister van Financiën tijdens de invoering van de schuldenrem in 2009.

Merkel schrijft in haar recent uitgegeven memoires dat het idee achter de schuldenrem weliswaar juist blijft: toekomstige generaties moeten niet op kosten worden gejaagd. Tegelijk stapelen de uitdagingen voor Duitsland zich op, schrijft ze. Niet alleen moeten defensie-uitgaven drastisch omhoog, ook de vergrijzing pakt duur uit, evenals de klimaattransitie. Merkel schrijft dat Duitsland bovendien achterloopt als het gaat om investeringen in onderzoek en ontwikkeling, een bron van toekomstige welvaart. Haar conclusie: het maken van „hogere schulden voor toekomstinvesteringen” moet mogelijk worden.

Merkels minister van Financiën Steinbrück, een sociaal-democraat, sprak in 2009 nog van een besluit van „historische omvang”. Inmiddels vindt Steinbrück de schuldenrem „niet meer bij de tijd”, dit gezien de „extreme behoefte aan investeringen”.

Afbrokkelende infrastructuur

Die behoefte wordt breed gevoeld. Het economisch instituut IW in Keulen, dat wordt gefinancierd door werkgeversorganisaties, stelde in mei vorig jaar dat er de komende tien jaar zeker 600 miljard euro aan publieke investeringen nodig zijn, onder meer om de „afbrokkelende” Duitse infrastructuur op te lappen.

De komende tien jaar zijn zeker 600 miljard euro aan publieke investeringen nodig, onder meer om de ‘afbrokkelende’ Duitse infrastructuur op te lappen

Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) maakt zich eveneens zorgen over de povere publieke investeringen in Duitsland. Die bedragen zo’n 2,6 procent van het bbp – fors lager dan in landen als Frankrijk, Nederland en de VS, waar dit percentage tussen de 3,5 en 4 ligt. Volgens het IMF draagt dit investeringsgat bij aan de zwakte van de Duitse economie en moeten investeringen „substantieel” omhoog.

Volgens het IMF, en ook volgens veel economen in Duitsland en daarbuiten, is daar ook ruimte voor. De Duitse staatsschuld lag in 2024 op 63 procent van het bbp. Dit is wat boven het in de EU afgesproken maximum van 60 procent, maar dit hoeft geen probleem te zijn. Vergeleken met het gemiddelde in de eurozone (88 procent) en zeker met de VS (121 procent), laat staan Japan (251 procent) is de Duitse staatsschuld laag. Volgens de IW-studie zouden de investeringen van 600 miljard zich deels zelf terugbetalen: het Duitse bbp zou erdoor groeien. Per saldo zou de staatsschuld als percentage van het bbp slechts beperkt toenemen (met 2 procentpunt in tien jaar tijd).

Waar het om gaat, schreef onlangs de raad van economen die de Duitse regering adviseert, is de houdbaarheid van de schuld op de langere termijn: kan de overheid de rentelasten blijven opbrengen? Deze gezaghebbende ‘raad van wijzen’, bestaande uit vijf leden, adviseerde in december unaniem om de schuldenrem minder „star” te maken.

chart visualization

Nu al kent de schuldenrem een zekere flexibiliteit. In jaren van uitzonderlijke omstandigheden kan een (eenvoudige) meerderheid in het parlement besluiten de rem buiten werking te stellen. Dit gebeurde in 2021 en in 2022 in verband met de coronapandemie en in 2023 vanwege de energiecrisis. Ook kan de overheid wat meer schulden maken wanneer de economie in recessie is – al moeten ze snel worden terugbetaald bij economisch herstel.

Toch is deze flexibiliteit onvoldoende, vooral voor het doen van langdurige investeringen, zo groeit nu alom de overtuiging. Dit werd pijnlijk duidelijk toen de regering-Scholz in 2021 een truc toepaste om de schuldenrem te omzeilen: 60 miljard euro uit een speciaal coronafonds, dat buiten de begroting werd gehouden, werd overgeheveld naar een klimaatfonds.

Nadat CDU-politici hierover hadden geklaagd, verwijzend naar de schuldenrem, verklaarde het Duitse Grondwettelijk Hof deze route eind 2023 illegaal. Deze uitspraak van Duitslands hoogste rechters bracht het debat over aanpassing van de schuldenrem – over afschaffing heeft bijna niemand het – in een stroomversnelling.

Verschillende opties

Hoe kan de schuldenrem worden versoepeld? De ‘wijzenraad’ stelt onder meer voor om het huidige maximale begrotingstekort van 0,35 procent op te rekken naar 0,5 procent als de staatsschuld onder de 90 procent van het bbp ligt, en naar 1 procent bij een schuld onder de 60 procent. Het IMF suggereert de limiet van 0,35 procent op te rekken, met 1 procentpunt. Indien dit geld wordt gebruikt voor investeringen, levert dit extra bbp-groei op en kan de staatsschuld als percentage van het bbp in de toekomst dalen . Andere opties voor versoepeling van de schuldenrem zijn extra flexibiliteit specifiek voor investeringen en meer „ademruimte” tijdens recessies.

Hoeveel extra geld een versoepeling van de schuldenrem zou opleveren, hangt af van hoeveel extra flexibiliteit erin zou komen.Duitsland moet zich hoe dan ook aan de EU-begrotingsregels houden, die onlangs zijn aangepast. Deze regels laten meer ruimte voor investeringen – maar minder voor andere uitgaven, bijvoorbeeld aan ambtenaren.


Bruto investeringen door overheden

Als Duitsland helemaal geen schuldenrem zou hebben, zou het land extra schulden kunnen maken ter grootte van zo’n 48 miljard euro per jaar, oftewel zo’n 1,15 procent van het bbp, zo berekenden de economen Lucas Guttenberg en Nils Redeker. Zij benadrukken wel dat dit een onzekere schatting is. En 48 miljard euro is niet enorm veel. Alleen al voor defensie acht Scholz 30 miljard euro per jaar nodig.

Vooralsnog is de politieke onzekerheid over het lot van de schuldenrem groot. Voor aanpassing is, net als bij de grondwetswijziging van 2009, een tweederdemeerderheid nodig in zowel Bondsdag als Bondsraad. De vraag is of deze er zal zijn, na de verkiezingen van 23 februari.

De liberale FDP, geleid door demissionair minister van Financiën Christian Lindner, is de meest orthodoxe verdediger van de huidige schuldenrem. Hij beschouwt deze als „hogere wijsheid”, omdat het mechanisme politici zou dwingen tot „verantwoordelijkheid” in de uitgaven, een klassieke ‘ordoliberale’ positie. Lindners onbuigzaamheid droeg bij aan de val van de regering in november 2024.

chart visualization

De FDP haalt volgens peilingen mogelijk niet eens de kiesdrempel van 5 procent, maar een andere partij die pro-schuldenrem is, de rechtspopulistische AfD, kan meer dan 20 procent gaan scoren. De AfD wil bezuinigen op de afdracht aan de EU, klimaatbeleid en asielopvang en zo financiële ruimte scheppen. De partijen die openstaan voor hervorming van de schuldenrem – CDU, SPD en Groenen – zouden een compromis moeten sluiten, mogelijk ook met kleine linkse partijen.

Misschien helpt het dat alle partijen – ook de CDU – campagne hebben gevoerd met dure miljardenplannen, waaronder belastingverlagingen. Als die verwezenlijkt moeten worden, helpt het wel als de ooit zo logische schuldenrem op de schop gaat, voor wat extra smeergeld in de coalitieonderhandelingen.

Lees ook

De Duitse economie krimpt, fabrieken sluiten. Het Duitse ‘zelfbeeld’ is niet houdbaar, zegt econoom Tordoir

De Duitse economie krimpt, fabrieken sluiten.  Het Duitse ‘zelfbeeld’ is niet houdbaar, zegt econoom Tordoir