Filippijnse en Indonesische zeelui krijgen minder betaald. Mag dat?

Toen de Indonesische scheepskok Adrian Lawendatu van zijn collega’s hoorde wat zij verdienden, voelde hij zich gediscrimineerd. „Ik kreeg 64 dollar per dag”, zegt hij, iets minder dan 58 euro. „Mijn Roemeense collega kreeg 100 dollar per dag, terwijl we hetzelfde werk doen.”

„Op Nederlandse schepen proberen ze dat te verbergen”, zegt de Filippijnse scheepskok Rolan Garrido. „Terwijl er op Noorse schepen gewoon een salaristabel aan de muur hangt, zodat iedereen het kan zien.”

Een lager salaris, puur omdat je ergens anders woont, terwijl je het werk op hetzelfde schip uitvoert. Mag dat? Wel als je de cao voor de handelsvaart moet geloven. Meteen aan het begin van dat document staat dat de afspraken over loon en andere arbeidsvoorwaarden niet van toepassing zijn op werknemers die in Indonesië of de Filippijnen wonen – wereldwijd de hofleveranciers van matrozen. Ook Oekraïense zeelui vallen onder de uitzondering.

Woensdag behandelt het College voor de Rechten van de Mens de zaken die Garrido en Lawendatu hebben aangespannen tegen de Nederlandse rederijen waarvoor ze werkzaam waren. De cao mag dan algemeen bindend zijn verklaard door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de twee zeelieden vinden de uitzonderingsregel discriminerend en willen dat de cao voor alle werknemers geldt.

Lawendatu en Garrido voelden zich op meer manieren slechter behandeld dan de rest van de bemanning. Zo zegt Garrido dat hij toen hij ziek was, niet naar de wal werd gebracht voor medische hulp. „Terwijl een ziek Nederlands bemanningslid met een helikopter werd weggebracht.” Zijn werkgever wil niet inhoudelijk reageren zolang de zaak loopt, maar „verwerpt alle claims”.

Lawendatu zegt dat hij meer moest overwerken dan directe collega’s en ook taken kreeg toegeschoven die niet bij zijn functie horen. Bovendien voelde hij zich niet gerespecteerd door de Nederlandse officieren. „Mijn zeep was een keer op, dus ik vroeg om nieuwe. ‘Gebruik maar afwasmiddel’, zei de tweede officier van het schip toen, terwijl er ook andere bemanningsleden bij waren.”

Volgens de twee koks kregen hun collega’s ook een slechte behandeling. Garrido: „Op het schip hadden we veel voedsel dat over de datum was. Ik meldde dat, maar kreeg te horen dat ik het niet mocht weggooien en aan de Filippijnse crew moest serveren.”

Geen juridische consequenties

Het College doet op een later moment pas uitspraak. Aan een oordeel van het College zijn geen juridische consequenties verbonden. De zaak van de twee koks moet dan ook vooral een „hefboom” vormen, zegt Aukje van Hoek. Zij is voorzitter van Equal Justice Equal Pay. De claimstichting zegt dat 14.000 mensen zich bij hen hebben gemeld, van wie een kleine drieduizend mensen een overeenkomst hebben getekend waarmee de stichting ze kan vertegenwoordigen. „Veel mensen in deze situatie durven niet zomaar naar voren te stappen”, zegt Van Hoek. De stichting wordt gesteund door een Amerikaanse procesfinancier, die een deel van de opbrengst krijgt als er compensatie komt.

Als het mensenrechtencollege in de zaak van Garrido en Lawendatu oordeelt dat er sprake is van discriminatie, wil ze dat de cao wordt aangepast en dat er compensatie komt voor Filippijnse en Indonesische zeelieden die onder de uitzonderingsclausule hebben gewerkt.

Het loononderscheid is een „internationaal stelsel” dat het mogelijk maakt om concurrerend te zijn, zegt Annet Koster, voorzitter van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KNVR). Afschaffing „zou kunnen betekenen dat heel veel Nederlandse reders gaan uitvlaggen”, en onder de vlag van een land gaan varen waar het nog wel kan.

Koster vindt de discriminatieklacht ongegrond. „Bij discriminatie heb je het over ongelijke behandeling van gelijke gevallen, maar het gaat hier niet over gelijke gevallen. Het is waar dat er anders wordt betaald, maar voor een euro kun je in de Filippijnen en Indonesië meer kopen dan in Nederland.”

Van Hoek kan niets met dat argument. „Je doet hetzelfde werk op dezelfde plek. Het is een beetje als zeggen, ‘jij leeft in armoede, dus blijf maar lekker in armoede leven’”.


Wie wordt er gecompenseerd voor de fouten in box 3 – en wie betaalt dat?

Draaien de laagste inkomens gedeeltelijk op voor de compensatie van gedupeerden in box 3? Die vraag komt deze dagen aan bod in de Tweede Kamer, waar het parlement tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen debatteert met minister van Financiën Eelco Heinen (VVD).

De afgelopen weken werd duidelijk dat de fouten die de Belastingdienst sinds 2017 heeft gemaakt bij de heffing van vermogensbelasting in totaal meer dan 14 miljard euro aan onterecht en dus te veel geheven belasting heeft veroorzaakt. Sinds de Hoge Raad in december 2021 een streep zette door de manier waarop belasting op vermogen werd geheven, wordt gewerkt aan een manier om dat geld terug te krijgen bij de mensen die te veel belasting hebben betaald. Tot nu toe met weinig succes.

In de Miljoenennota voor 2025 werd helder hoe die 14 miljard euro aan schade moet worden opgebracht. Een groot deel van de kosten (6,4 miljard euro) laat Heinen in de staatsschuld lopen: hij zoekt niet naar een dekking op de begroting maar verhoogt het financieringssaldo ermee.. Een ander, eveneens substantieel deel (5,3 miljard) wordt onder meer gedekt door de komende jaren de algemene heffingskorting minder te verhogen dan oorspronkelijk gewenst. Dat betekent een jaarlijkse lastenverzwaring van 1,5 miljard euro voor alle burgers, die het zwaarst gevoeld wordt bij de laagste inkomens.

Helft compensatie naar rijksten

Bij gebrek aan een alternatief heft de fiscus nog steeds te veel belasting, ook in 2025, 2026 en 2027. Een nieuwe wet wordt op zijn vroegst in 2028 verwacht. Mensen die aantonen dat de rendementen die de fiscus de komende jaren hanteert te hoog zijn vergeleken met de werkelijke rendementen, krijgen dan geld terug. Wat tot nu toe onderbelicht bleef, is de verdeling van die compensatie over de gedupeerden in box 3. Welke inkomenscategorieën krijgen hoeveel geld terug? Het ministerie van Financiën publiceerde eind vorige week een overzichtje waarin dat in elk geval voor de 1,7 miljard aan compensatie in 2025 inzichtelijk wordt gemaakt. Die gaat naar verwachting in totaal naar 373.400 gedupeerden, die zich wel zelf zullen moeten melden.. Wat daarin opvalt, is dat bijna de helft van de compensatie (49 procent, ofwel 831 miljoen euro) terecht gaat komen bij 44.300 mensen die meer dan drie keer modaal verdienen. Een modaal salaris bedraagt 44.000 euro bruto in 2024.

Desgevraagd bevestigt Financiën dat de verdeling zoals die voor de 1,7 miljard in 2025 geldt grosso modo ook voor de rest van de compensatie geldt. Dat betekent dat de totale som van verwachte compensatie (zowel die uit het verleden als uit de komende jaren) ongeveer op dezelfde manier zal worden over de inkomenscategorieën. In totaal gaat het dus om 14,5 miljard euro aan compensatie.

Het grootste deel van de compensatie van gedupeerden in box 3 komt maar verwachting de komende jaren dus terecht bij de relatief kleine groep mensen die drie keer modaal of meer verdienen. Van het totale aantal mensen dat sinds 2017 te veel belasting heeft betaald over hun vermogen, valt één op de acht (12 procent) in deze inkomenscategorie. Gezamenlijk krijgen zij over de hele periode (verleden én toekomst) ongeveer de helft van de in totaal 14,5 miljard euro. Dat is logisch, zij hebben veelal de grootste vermogens en worden dus ook relatief gezien het hardst getroffen door de ondeugdelijke heffing. Binnen die groep gaat 5,9 miljard naar de mensen die vier keer modaal of meer verdienen. Zij hebben een gemiddeld vermogen van 2,3 miljoen euro.

Verder blijkt dat vermogende mensen met een inkomen van minder dan het minimumloon (een kwart van het totale aantal gedupeerden) in totaal een kleine 1 miljard terugkrijgen van de fiscus. Dat is 7 procent van het totale bedrag. Hun gemiddelde vermogen is 394.000 euro, blijkt uit cijfers van Financiën. Mensen met een inkomen tussen de 44.000 en de 88.000 euro (30 procent van de gedupeerden) kunnen gezamenlijk 3,2 miljard compensatie tegemoet zien. Dat is 22 procent van het totale bedrag.

Overigens benadrukt Financiën dat de cijfers een raming zijn en dat de daadwerkelijke compensatie afhankelijk is van het rendement dat mensen in een bepaald fiscaal jaar hebben behaald. Ook moeten mensen die in aanmerking willen komen voor de compensatie zelf een formulier invullen op de site van de belastingdienst waarin ze hun werkelijke rendement opgeven. Op basis daarvan volgt dan compensatie.

Oppositie wil hoger tekort

Dat er gecompenseerd moet worden is onomstreden. En ook de verdeling van de bedragen is geen onderwerp van politiek discours. Deze zaken zijn een logisch gevolg van de foutieve heffing van de vermogensbelasting en dat moet rechtgezet worden. Waar een deel van de Tweede Kamer wél mee zit, is hoe die compensatie gefinancierd wordt. Een deel van de compensatie (2,8 miljard euro) is al in eerdere jaren uitgekeerd en gedekt door een hogere belasting voor vermogenden in box 3, maar de resterende 11 miljard moet nog worden uitgegeven.

Ruim de helft daarvan loopt in het tekort op de begroting van 2024, zo besloot Heinen al eerder. De staatsschuld loopt er door op. Oppositiepartijen in de Tweede Kamer pleiten ervoor om nu ook de rest in het tekort te laten lopen. Dat kan volgens hen omdat het kabinet een meevaller heeft, waardoor het tekort veel minder groot is dan was geraamd. In plaats van de lasten voor burgers in 2025, 2026 en 2027 jaarlijks met 1,5 miljard te verzwaren, zou het bedrag toegevoegd kunnen worden aan de staatsschuld. Dan wordt de compensatie uiteindelijk ook door alle Nederlanders betaald (via de aflossing van de staatsschuld), maar gaat het deze jaren in elk geval niet ten koste van de huishoudens met lagere inkomens, aldus de oppositie.

Minister Heinen heeft tot nu toe afwijzend gereageerd op deze voorstellen. En ook de coalitiepartijen voelen weinig voor het openbreken van de Miljoenennota. Heinen zal donderdag de Tweede Kamer te woord staan over de plannen.


Googles voornaamste verdienmodel ligt van alle kanten onder vuur

Maakt Google misbruik van zijn dominante positie bij de verkoop van advertentieruimte op het internet? En kunnen traditionele concurrentiewetten daar een einde aan maken? Dat moet duidelijk worden in twee omvangrijke antitrustzaken tegen het Amerikaanse internetbedrijf, in Europa en Amerika.

De Amerikaanse zaak begon vorige maand voor een federale rechtbank in Alexandria (Virginia). Daar staat Google terecht wegens illegale praktijken op de markt voor online advertenties – nota bene een maand nadat het concern in de VS werd veroordeeld wegens een illegaal monopolie op de zoekmachinemarkt. In essentie draait het om de controle van Google op de technologie die adverteerders en uitgevers gebruiken bij het kopen en verkopen van online advertentieruimte. Want waar de internetgebruiker Google vooral kent als zoekmachine, verdient het bedrijf zijn geld vooral met de verkoop van advertenties. Die worden niet alleen weergegeven bij de zoekresultaten van Google, maar ook op het zogeheten Google Display Network.

Dit is een omvangrijk online advertentienetwerk dat adverteerders de mogelijkheid biedt om hun merk via display-advertenties (banners en andere grafische reclames) te tonen op zo’n 2 miljoen andere websites en apps, en bij Google-diensten zoals YouTube en Gmail. Dat stelt website-eigenaren in staat om hun online content te gelde te maken, terwijl adverteerders specifieke doelgroepen kunnen bereiken.

Google koppelt binnen een eigen advertentienetwerk die twee partijen aan elkaar in een veiling en rekent een commissie voor die bemiddeling. In het nieuwe proces luidt de aanklacht dat Google in deze markt tegelijkertijd handelt als „koper, verkoper en veilingmeester van digitale display-advertenties”. De zaak is aangespannen door het ministerie van Justitie en acht Amerikaanse staten.

Volgens advocaat Julia Tarver Wood heeft Google de digitale advertentiemarkt zo ingericht „dat alle wegen terugleiden naar Google”

Het techbedrijf zou te dominant zijn geworden door het opkopen van concurrenten, en misbruik maken van die dominantie door het manipuleren van advertentieveilingen, waarbij het bedrijf zichzelf zou verrijken ten koste van klanten. Volgens advocaat Julia Tarver Wood van het ministerie van Justitie heeft Google de digitale advertentiemarkt zo ingericht „dat alle wegen terugleiden naar Google”.

Ook de Europese Commissie verdenkt Google van machtsmisbruik op de online advertentiemarkt. Het bedrijf trekt achter de schermen zijn eigen diensten voor, drijft prijzen op in advertentieveilingen, en sluit rivaliserende diensten uit, blijkt uit het voorlopige onderzoek dat de Commissie vorig jaar juni naar buiten bracht. Google heeft de gelegenheid om te reageren op de formele aanklacht en heeft dat inmiddels eind vorig jaar gedaan, zo laat een woordvoerder van de Commissie weten aan NRC. Die reactie is nog niet openbaar gemaakt en wordt volgens de Commissie momenteel „zorgvuldig” meegewogen in het mededingingsonderzoek, dat vanwege de complexiteit van de zaak nog wel even kan duren.

De aanklacht kan leiden tot een nieuwe miljardenboete en in het uiterste geval moet Google een deel van zijn lucratieve advertentienetwerk afsplitsen.

‘Beperkte blik’

Google weerspreekt de beschuldigingen. Het wil in deze rechtszaak aantonen dat adverteerders online voldoende alternatieven hebben, en schetst een „bloeiende markt” met honderden concurrenten die adverteren op internet mogelijk maken. Volgens het concern kijkt Justitie met een „te beperkte blik” naar de markt, en houdt het geen rekening met concurrerende advertentieverkopers als Meta, Amazon en Microsoft, streamingdiensten als Disney, en specialisten in advertentietechnologie zoals Trade Desk.

Toch heeft Google de schijn tegen. En niet alleen door het vonnis van vorige maand. Een advertentietopman gaf vorig jaar toe dat Google in het verleden onder zijn leiding het veilingproces achter de schermen „regelmatig” heeft aangepast, zonder adverteerders hierover te informeren. Zo verhoogde Google stilletjes de minimumprijs (ook wel reserveringsprijs genoemd) die een adverteerder moest betalen om mee te mogen bieden op advertentieruimte, zelfs als die adverteerder tijdens zo’n veiling geen concurrentie had. Het gevolg was dat de prijs voor adverteerders tot wel 5 procent steeg, verklaarde hij. Met die hogere inkomsten kon Google de aandeelhouders van moederbedrijf Alphabet weer tevreden houden. Deze bekentenis zorgde ook in Nederland voor ophef in de advertentiebranche en sloeg een fikse deuk in het vertrouwen in Googles veilingmechanisme.

Adverteerders en mediabedrijven klagen al langer over een gebrek aan transparantie bij Google. Ze hekelen de manier waarop het bedrijf bepaalt welke reclames worden weergegeven. Dat gebeurt via een ondoorzichtige veiling op advertentieplatform Google Ads. Als iemand iets opzoekt op Google of een partnersite, vindt binnen milliseconden een veiling van advertentieruimte plaats op dat platform. Daarmee wordt bepaald welke adverteerder de beste plek krijgt bij de zoekopdracht van de internetgebruiker.

Zo’n Google Ads-veiling vindt plaats buiten het zicht van de internetgebruiker. Welke advertentie ‘wint’, bepaalt een reeks factoren, zoals het bod van de adverteerder, de kwaliteit van de advertentie, en specifieke kenmerken van een surfer, zoals diens locatie, apparaat en tijdstip van zoeken.

Wanneer iemand op zo’n advertentie klikt, voert dat naar een website of webshop. De adverteerder betaalt Google op basis van het aantal klikken. Dit heet in de advertentiewereld het pay-per-click-model.

Adverteerders en hun marketing- en mediabureaus houden nauwgezet bij hoe hun reclamecampagnes presteren. Zij willen precies weten waar hun klanten online naar zoeken, wanneer hun advertentie wordt geplaatst of die van een concurrent, en vooral welk percentage na het zien van zo’n advertentie een aankoop doet of zich bijvoorbeeld registreert als gebruiker van een dienst, de zogenoemde conversie.

De algoritmes achter de advertentieveiling van Google zijn door vergaande automatisering en kunstmatige intelligentie (AI) complex geworden. Zelfs de meest doorgewinterde digitale marketeers kunnen de precieze werking niet doorgronden. Zij klagen over minimale inzichten bij hun advertentiecampagnes en willen meer controle over waar hun campagnes verschijnen. Daarom staan zulke algoritmes binnen de sector bekend als een black box. Google laat NRC weten dat het al ruim tien jaar AI gebruikt voor zijn advertentieplatform. „Ons AI-model richt zich op het optimaliseren van conversies. Te veel beperkingen op waar campagnes verschijnen, kan dat doel in de weg zitten.”

Ander punt van kritiek uit de advertentiewereld is dat Google gebundelde campagnes voorrang geeft bij advertentieveilingen. Een bekend voorbeeld daarvan is Performance Max (‘PMax’ in jargon), een type campagne die Google sinds november 2021 aanbiedt, en dat vanaf dat moment eerdere campagnetypes heeft vervangen. PMax geeft advertenties niet enkel weer in de zoekmachine, maar automatisch ook bij andere Google-diensten, zoals YouTube, Shopping, Maps en Gmail. Dat steekt sommige adverteerders, die graag zelf aan de knoppen willen zitten door zelf te kiezen op welke platforms ze wel of niet te zien zijn. .

„Een gebrek aan controle en aanpassingsmogelijkheden is vooral een punt van zorg voor ervaren marketeers en grote bedrijven”, zegt Joris Demmers, universitair hoofddocent marketing aan de Universiteit van Amsterdam. „Google zet, net als vele andere technologiebedrijven, steeds meer in op AI en deep learning om diensten als Google Ads te verbeteren. Dat zijn geavanceerde technologieën die steeds betere oplossingen kunnen bieden voor complexe problemen, maar waarvan de precieze werking vaak ondoorzichtig is.”

Demmers begrijpt wel dat adverteerders zich zorgen maken. „Vooral omdat veel van hen sterk afhankelijk zijn van Google voor hun online zichtbaarheid en verkeer. Ze kunnen vaak moeilijk om Google heen, gezien de dominante positie van Google in de zoekmachine- en online advertentiemarkt.”

Afhankelijkheid blijft groot

Want Google is na ruim een kwart eeuw wereldwijd nog altijd de dominante zoekmachine. Die is ook voor het gros van de Nederlandse surfers het startpunt van hun online zoektocht: ruim 90 procent van alle zoekopdrachten gaat via Google. Ter vergelijking: Googles grootste concurrent is zoekmachine Bing van Microsoft, dat in Nederland een marktaandeel heeft van 4 procent.

Bedrijven willen daarom maar al te graag hun advertenties naast zoekresultaten laten weergeven. Zij gaven hier vorig jaar in Nederland 1,7 miljoen euro aan uit, bijna de helft van alle uitgaven aan digitale reclame in 2023 (3,7 miljard euro).

Andersom zijn advertenties ook veruit de belangrijkste bron van inkomsten voor Google. De jaaromzet van moederbedrijf Alphabet bedroeg vorig jaar 307 miljard dollar (omgerekend zo’n 275 miljard euro). Daarvan werd ruim 77 procent (238 miljard dollar) gehaald uit advertenties. Daarmee is het de grootste advertentieverkoper ter wereld. Wat voor Google een buitengewoon winstgevend model is: onder de streep hield het bedrijf vorig jaar een nettowinst van bijna 74 miljard dollar over.

De groeimotor daarachter is Googles advertentietechnologie, die nu ter discussie staat in de twee antitrustzaken. „Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat die niet altijd transparant is”, zegt Remon Buter van mediabureau GroupM, dat bemiddelt tussen adverteerders en mediaconcerns. „Hoe die veiling werkt, het biedingsproces, de algoritmes die bepalen waar een advertentie wordt vertoond, daar is gewoon te weinig transparantie over.”

Dat terwijl tegenwoordig vrijwel alle online advertentieruimte automatisch wordt geveild. Buter: „Het is namelijk wel hele goede technologie. Het is niet voor niets dat Google het grootste bestedingsaandeel heeft. Wij zien die waarde ook, maar adviseren adverteerders om niet vast te houden aan adverteren op één platform.”

Cruciale overname

Een cruciaal moment in Googles verovering van de online advertentiemarkt was de overname van DoubleClick, op dat moment een grote speler in de bemiddeling van internetadvertenties met een marktaandeel van ruim 60 procent. Google kocht dat bedrijf in 2007 voor 3,1 miljard dollar, tot dan Googles grootste overname. Ook Microsoft wilde DoubleClick dolgraag kopen, maar het werd ruimschoots overboden door zijn grote concurrent. Ten tijde van de DoubleClick-overname waren er al zorgen bij de Amerikaanse mededingingsautoriteit FTC over de concurrentiepositie van de ‘supermacht’ die zou ontstaan. Toch gaf de toezichthouder groen licht voor de overname: de diensten van Google (zoekadvertenties) en DoubleClick (display-advertenties op webpagina’s) zouden elkaar aanvullen, niet beconcurreren. Google verstevigde zijn positie vervolgens verder met gerichte overnames, zoals die van advertentienetwerk AdMob (2009) en aanbieder van advertentietechnologie AdMeld (2011).

Het Amerikaanse ministerie van Justitie noemt de overname van DoubleClick het startpunt van „al het concurrentieverstorende gedrag dat volgde”. Volgens advocaat Tarver Wood heeft Google nu een marktaandeel van 87 procent in die advertentieverkooptechnologie, waardoor het hogere prijzen kan rekenen. Die dominantie zou Google in staat stellen om tot 36 cent per dollar te verdienen voor zijn bemiddeling tussen adverteerders en uitgevers, zo stelt Justitie in gerechtelijke documenten. Bij meer concurrentie zouden die bemiddelingskosten maximaal tussen de 10 tot 20 procent uitkomen, zegt een bron binnen de Nederlandse advertentiemarkt. Omdat adverteerders die kosten vervolgens doorberekenen in de prijzen voor hun producten, zijn consumenten uiteindelijk de dupe.

Het ongenoegen over de dominantie van Google leidde tot een claim van Europese nieuwsmediabedrijven

Ook sommige mediabureaus die adverteerders adviseren, merken dat de kosten die Google per klik rekent de afgelopen jaren stijgen. Of dat komt doordat adverteerders in veilingen meer zijn gaan bieden, of doordat Google stilletjes de prijzen opdrijft, zal uit de rechtszaak moeten blijken.

Het ongenoegen over de dominantie van Google leidde eind februari tot een gezamenlijke claim van 34 Europese nieuwsmediabedrijven, waaronder NRC-eigenaar Mediahuis en DPG Media, bij de rechtbank in Amsterdam. Zij stellen dat de tarieven die Google rekent voor digitale advertenties structureel te hoog zijn en eisen een schadevergoeding van 2,1 miljard euro van het Amerikaanse techbedrijf.

„De Amerikaanse zaak en die van de Europese Commissie gaan grotendeels over dezelfde gedragingen van Google als de zaak die namens onze cliënten is aangespannen”, laat advocaat Stijn Huijts namens de uitgevers weten. Google is nu aan zet om te reageren op de dagvaarding. Een mogelijke eerste zitting volgt dan op z’n vroegst volgend jaar. Google noemde de aanklacht „speculatief en opportunistisch”.

‘Eigen verantwoordelijkheid’

Youri Harmsen, strategisch directeur van digitalemarketingbureau Springbok, noemt het terecht dat momenteel kritisch wordt gekeken naar grote marktpartijen als Google en Meta. Al hebben merken wel een eigen verantwoordelijkheid hoe ze in zee gaan met advertentieplatforms, zegt hij. „Veel bedrijven worstelen met hun marketingbudget en zijn bang dat als ze stoppen met Google, ze uiteindelijk omzet zullen missen. Zij moeten zich ook realiseren dat zij zelf in hun merk moeten investeren om minder afhankelijk te zijn van de Googles en Meta’s van deze wereld.” Dat laatste kan volgens hem door niet alleen online te adverteren, maar weer „ouderwets” een breed bereik te bouwen op meerdere platformen, waaronder televisie, op basis van een langetermijnvisie. „Zodat mensen je merk weer herkennen.”


De advocaat die op de stoel van de dokter gaat zitten

De zaak

Schizofrenie en psychoses – die diagnose kreeg een patiënt van het AMC. De patiënt was het er niet mee eens en schakelde een letselschadeadvocaat in om hem te helpen die diagnose uit zijn medisch dossier verwijderd te krijgen. Hij had er schade van, zei hij. De advocaat vroeg bij het ziekenhuis en bij andere betrokkenen de medische informatie over de cliënt op, wat traag verliep. Toen het dossier na dik een jaar compleet was, belde de advocaat met de cliënt: hij zag onvoldoende argumenten om de instanties te vragen de diagnose uit de medische dossiers te verwijderen.

De cliënt stapte naar de advocatentuchtrechter. De raad van discipline Arnhem-Leeuwarden gaf de advocaat een waarschuwing (de lichtste maatregel), vanwege de traagheid en onvoldoende communicatie. De verwachtingen liepen uiteen doordat de advocaat geen opdrachtbevestiging had gestuurd. Ook had de advocaat zijn advies schriftelijk moeten vastleggen. Maar volgens de raad was er geen reden om aan te nemen dat het advies inhoudelijk tekortschoot.

De cliënt ging in beroep bij de hoogste tuchtrechter, het Hof van Discipline. Daar ging het vooral over het laatste punt: de kwaliteit van het advies. De advocaat legde op de zitting uit dat hij de ontvangen medische dossiers had doorgenomen, en ook strafrechtelijke aangiftes had gezien die de cliënt tegen derden had gedaan. Uit alle informatie had hij geconcludeerd dat het geen zin had de diagnose aan te vechten. Als ervaren letselschadeadvocaat kon hij die inschatting maken, zei hij.

De uitspraak Berisping

Het Hof van Discipline beoordeelt de kwaliteit van het advies aan de hand van het criterium wat je van ‘een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat’ mag verwachten als hij de vraag krijgt of een medische diagnose al dan niet klopt. Volgens het Hof moet een advocaat in zo’n geval een medisch deskundige inschakelen voordat hij de cliënt vertelt dat het geen zin heeft juridische actie te ondernemen. Dit geldt tenzij hij met de cliënt een andere afspraak heeft gemaakt. Door het medische oordeel zelf te geven heeft de advocaat niet aan de professionele standaard voldaan, oordeelt het Hof. De maatregel wordt verzwaard naar een berisping.

Het Commentaar

„Als vuistregel kun je uit deze uitspraak halen: een advocaat mag geen oordeel geven over medische kwesties”, zegt Rianne Herregodts, hoofddocent aan de rechtenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. „Maar”, voegt ze eraan toe, „ik had in de uitspraak wel meer willen lezen over de feiten. Want geldt dit echt onder alle omstandigheden? Ook als bijvoorbeeld uit het medisch dossier blijkt dat de diagnose eerder ook al is gesteld? Of als er al een gelijkluidende second opinion van een andere arts ligt? Maar ik begrijp wel dat het Hof van Discipline niet gedetailleerd wil bepalen hoe een advocaat zich bij deze hulpvraag precies moet gedragen, dat is aan de beroepsgroep zelf.”

Herregodts, die ook meewerkte aan het recente onderzoek naar het tuchtrechtsysteem voor bankiers, promoveerde in 2019 op een vergelijking van de normen die tuchtrechters in drie verschillende beroepsgroepen hanteren. Ze constateerde dat accountants en artsen wel, maar advocaten niet dergelijke professionele standaarden hebben vastgelegd. „Deze uitspraak bevestigt dat beeld, en de tuchtrechter benoemt in de uitspraak ook dat breed gedragen schriftelijke kwaliteitsstandaarden ontbreken. Het gevolg is dat een tuchtcollege tegen een bepaalde grens aan loopt. De tuchtrechter kan vaststellen wat absoluut fout is. Maar hoe meer je in een grijze zone komt, hoe minder het de rol van de tuchtrechter is om te bepalen wat nét wel of nét niet kan. Dat is echt aan de beroepsgroep zelf.”

Vanuit de advocatuur hoor je wel dat de werkelijkheid in de advocatuur te grillig is voor protocollen en dat die de creativiteit smoren. „Het hoeft niet one size fits all te zijn”, reageert Herregodts. „Maar als goede specialisten bij elkaar kun je best zeggen: als je niet bij de slechtsten wil behoren moet je in een bepaald soort zaken minimaal dit en dat doen, en dit en dat onderzoeken. Dáár ligt dan de tuchtrechtelijke ondergrens. Boven die grens is er alle vrijheid om als advocaat je creativiteit te laten zien en uit te blinken.”

In het onderhavige geval lag de kwestie voor de tuchtrechter dus duidelijk genoeg om de advocaat op de vingers te tikken. Maar wat heeft de klager uiteindelijk aan zo’n tuchtprocedure? „Het kan een gevoel van genoegdoening geven, je kunt de dienstverlener in de ogen kijken en vragen waarom hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan. En als je schadevergoeding wil, kan een uitspraak van de tuchtrechter je positie in onderhandelingen of bij de civiele rechter misschien versterken. Maar formeel gezien is het belang voor individuele klagers best wel beperkt. Tuchtrecht is primair bedoeld om de kwaliteit van de beroepsgroep te waarborgen. Ik zou als benadeelde cliënt dan ook altijd eerst met de advocaat gaan praten en zo nodig kijken of er andere mogelijkheden zijn hem aan te spreken. De geschillencommissie waar sommige kantoren bij zijn aangesloten kan bijvoorbeeld een schadevergoeding toewijzen.”

Uitspraak:

ECLI:NL:TAHVD:2024:228

Hof van Discipline 26 augustus 2024


Staking dreigt Amerikaanse havens oostkust lam te leggen

Tienduizenden havenwerkers in de Verenigde Staten gaan hoogstwaarschijnlijk staken. De kans is groot dat 36 zeehavens aan de Amerikaanse oostkust en aan de Golf van Mexico vanaf maandag middernacht plaatselijke tijd geen vracht meer verwerken. De staking treft met name de overslag van containers.

De massale actie kan grote gevolgen hebben voor de Amerikaanse samenleving in de aanloop naar de feestdagen. Volgens zakenbank JPMorgan zal de economische schade van een havenstaking van deze omvang 5 miljard dollar (4,5 miljard euro) per dag bedragen.

De vakbond International Long-shoremen’s Association (ILA), die 45.000 arbeiders vertegenwoordigt in havens van de noordoostelijke staat Maine tot Texas, heeft de staking afgekondigd. Gesprekken met werkgeversorganisatie United States Maritime Alliance (USMX) over onder meer een hoger loon zijn vastgelopen. De huidige arbeidsovereenkomst liep op 30 september af.

Volgens de werkgevers bieden zij een salarisverhoging die in zes jaar oploopt tot 75 procent. De ILA noemt dat een bedrieglijke voorstelling van zaken, omdat de verhoging in werkelijkheid slechts een kleine 10 procent zou zijn. De vakbond wil ook dat er een verbod komt op vergaande automatisering van containerkranen en grondvervoer.

Les

Via de havens aan de oostkust en de Golf komt ongeveer de helft van alle goederen die de VS over zee importeren het land in. Elke haven heeft zijn specialisme: in Philadel-phia wordt veel fruit en groente ingevoerd, in Baltimore auto’s, in New Orleans koffie uit Latijns-Amerika en in Houston olie- en gas gerelateerde zaken. Aan de westkust, in de havens van Los Angeles en Long Beach bijvoorbeeld, wordt niet gestaakt. Daar is een andere vakbond actief.

Een staking zou de aanvoer van deze producten kunnen lamleggen, waarschuwt de Amerikaanse bedrijvenlobbyorganisatie Business Roundtable. Cruiseschepen mogen wel aanmeren, evenals militaire goederentransporten, heeft de ILA eerder bekendgemaakt. Als de actie doorgaat, is het de eerste grote havenstaking aan de gehele oostkust en Golfkust sinds 1977.

Een korte havenstaking heeft volgens Business Roundtable niet zoveel invloed. Veel grote bedrijven hebben in de aanloop naar een staking extra voorraden aangelegd. Dat was ook een les die grote supermarktketens en andere detailhandelconcerns hebben geleerd van de coronacrisis.

Destijds raakte de wereldhandel volledig verstoord door mondiale reisbeperkingen. De detailhandel heeft dit jaar ook al vroeger dan gebruikelijk zijn bestellingen gedaan voor de feestdagen, bij fabrieken in Azië. Zo hoopten ze minder last te hebben van de verstoringen op de scheepvaartroutes langs Jemen (en door het Suezkanaal). Daar pleegden Houthi-rebellen regelmatig aanslagen op vrachtschepen.

Wat de gevolgen zullen zijn van een staking in de VS voor de Rotterdamse haven en Nederlandse bedrijven is nog onduidelijk. Wel zijn de containertarieven van Noordwest-Europa naar de Amerikaanse oostkust de afgelopen weken gestegen. Volgens de analisten van het bureau Xeneta kost het nu bijna 2.400 dollar om een container te verschepen naar de VS, een derde meer dan in augustus.

Afkoelingsperiode

Grote Amerikaanse bedrijven hebben de afgelopen weken ook geprobeerd om meer gebruik te maken van de zeehavens aan de Westkust van de VS. De havens in Los Angeles en Long Beach verwerkten in augustus een recordaantal containers. In hoeverre beide havens en het achterlandvervoer (trein, trucks) nog meer vracht kunnen verwerken is onduidelijk. Vervoerders raden hun klanten aan zoveel trucks en treinen te reserveren als mogelijk.

Lees ook

Staking Amerikaanse autosector is uniek: Joe Biden én Donald Trump laten zich in Detroit zien

Staking Amerikaanse autosector is uniek: Joe Biden én Donald Trump laten zich in Detroit zien

Als de actie van de ILA-leden langer duurt, kan de economische impact enorm zijn. De Amerikaanse president Joe Biden kan ingrijpen in de staking als die het land ernstig dreigt te ontregelen en kan bijvoorbeeld een afkoelingsperiode van tachtig dagen instellen. Het Witte Huis heeft echter gezegd zich niet te willen mengen in het arbeidsconflict tussen ILA en USMX, maar analisten vragen zich af hoe lang Biden afzijdig kan blijven.

De staking kan ook invloed hebben op de presidentsverkiezingen begin november, waarschuwt lobbyorganisatie Business Roundtable. Economie en inflatie zijn belangrijke thema’s in de strijd tussen Kamala Harris en Donald Trump.


Arme landen zijn de dupe van grensheffing

Sinds de Europese Unie in oktober 2023 een grensheffing heeft ingevoerd voor een zestal klimaatvervuilende grondstoffen als staal, cement en kunstmest, is de kritiek niet van de lucht. Ook al bevindt de heffing zich nog in een testfase en zal het geld pas vanaf 2026 daadwerkelijk worden geïnd, toch zijn veel landen nu al woedend over wat ze beschouwen als puur protectionisme. India dreigt met een klacht bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Ontwikkelingslanden vinden het oneerlijk dat zij nu moeten betalen, terwijl westerse bedrijven groot zijn geworden toen niemand nog van broeikasgassen had gehoord.

Twee weken geleden sloot Ngozi Okonjo-Iweala, de Nigeriaanse voorzitter van de WTO, zich aan bij de critici. In een interview met de Financial Times zei ze te vrezen voor een reeks rechtszaken die uiteindelijk de wereldhandel zullen belemmeren en ten koste gaan van economische ontwikkeling. Laten we internationale handel niet zien als een probleem, benadrukte Okonjo-Iweala, maar als middel om klimaatverandering te helpen voorkomen.

Europa doet intussen of zijn neus bloedt. Nee hoor, het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), zoals de koolstofheffing officieel heet, is geen protectionisme of verkapte importbelasting. De Europese Commissie zegt het te zien als een noodzakelijk kwaad om eerlijke concurrentie op de internationale markt te garanderen. Europa heeft nu eenmaal het strengste klimaatbeleid ter wereld en moet iets doen om ‘carbon leakage’ te voorkomen – bedrijven die de Unie ontvluchten naar landen die het minder nauw nemen met het klimaat.

Een simpele verordening

De verordening werkt in principe heel simpel: voor de eerder genoemde grondstoffen vraagt de EU een importheffing die vergelijkbaar is met de koolstofprijs die Europese bedrijven gedurende het productieproces hebben betaald. Daardoor wordt een eerlijk speelveld gecreëerd en is er voor de Europese bedrijven geen reden om productie naar het buitenland te verplaatsen. Goed voor de Europese economie, en goed voor het klimaat.

Bovendien worden landen door CBAM gestimuleerd om hun eigen klimaatbeleid aan te scherpen. Want als ze kunnen aantonen dat ze zelf ook hun uitstoot reguleren – bijvoorbeeld door bedrijven zelf een CO2-heffing op te leggen – betalen ze niets of in ieder geval veel minder. Landen die slim zijn, voorkomen dat ze de EU moeten betalen en houden het geld zelf.

Maar dat is de theorie. In de praktijk valt er wel wat af te dingen op de Europese richtlijn. Zowel klimaatjurist Harro van Asselt (hoogleraar in Cambridge) als milieueconoom Hauke Ward (universitair docent in Leiden) begrijpt best dat Europa iets moet doen om zijn economie te beschermen tegen het weglekken van bedrijvigheid met een hoge CO2-uitstoot, maar beiden hebben twijfels over de rigide manier waarop de EU de richtlijn heeft vormgegeven.

De gevolgen zijn, zeggen ze, vooral groot voor de armste landen met een vaak nog een zeer koolstofintensieve industrie. „Je kunt je afvragen of de heffing rechtvaardig uitpakt”, zegt Van Asselt, medeauteur van een onderzoek naar CBAM door het World Trade Institute, in een videogesprek vanuit Engeland. „En of die wel in overeenstemming is met het beginsel van de common but differentiated responsibilities [het principe dat mondiaal klimaatbeleid een gezamenlijke maar niet door alle landen gelijk gedragen verantwoordelijkheid is].” Maar dat is geen harde eis, voegt hij eraan toe. „Europa overtreedt hiermee niet een of ander internationaal klimaatrecht.” Dat Europa heeft beloofd om mee te denken en arme landen te helpen, is volgens Van Asselt „niet meer dan een halve belofte”.

Hauke Ward was medeauteur van een publicatie in het wetenschappelijk tijdschrift Nature Communications Earth & Environment over de implementatie van de CBAM-heffing. Net als Van Asselt denkt hij dat het succes ervan uiteindelijk zal afhangen van de betrokkenheid van lage- en middeninkomenslanden. En net als Van Asselt vreest hij dat juist die landen disproportioneel worden geraakt.

Arme landen voelen de importheffing als een vorm van neokolonialisme

Er zijn, zeggen beiden, verschillende manieren om dat te voorkomen. Waarom heeft de EU bijvoorbeeld voor de allerarmste landen geen uitzondering gemaakt? Volgens Van Asselt is dat ook binnen de WTO juridisch best te verdedigen, en bovendien snapt iedereen dat de armste landen niet het echte probleem vormen. „Europa zou zo een politiek signaal afgeven. Het zou de Europese positie in het internationale klimaatoverleg versterken.”

Volgens Ward zou het ook helpen als de EU (een deel van) het geld dat de heffing moet opleveren direct naar de armste landen laat terugvloeien. „Nu betekent de maatregel voor ontwikkelingslanden vooral een last, terwijl ze hun geld hard nodig hebben voor economische ontwikkeling en om de bevolking uit de armoede te halen”, aldus Ward.

EU steekt het geld in eigen zak

Ook Van Asselt heeft er moeite mee dat de EU de heffing – die volgens sommige schattingen in het eerste jaar ruim 9 miljard euro oplevert – in eigen zak steekt. „De Europese Commissie en de lidstaten zeggen dat dit nodig is vanwege Europese begrotingsregels”, zegt hij. „Dat kan zo zijn. Maar je kunt mij niet wijsmaken dat de EU niet tegelijkertijd een parallel fonds kan creëren met een vergelijkbaar bedrag om bepaalde landen te helpen hun energievoorziening en industrie te vergroenen.”

De VN-fondsen voor klimaatschade en aanpassing aan klimaatverandering zouden ook een uitstekend doel zijn voor de opbrengsten uit CBAM. „Ook daarmee kan Europa redelijk wat goodwill bij die landen creëren”, aldus Van Asselt. Volgens Ward lijkt het erop dat de EU doof is voor de kritiek. „Voor arme landen voelt dat als een vorm van neokolonialisme”, zegt hij.

Van Asselt zet vraagtekens bij de korting die landen krijgen als ze een CO2-prijs invoeren. Alsof dat het beste beleidsinstrument is voor alle landen. Behalve de VS, waar een koolstofprijs politiek onhaalbaar is, zijn opnieuw vooral de armste landen de dupe. „Europese landen hadden al tien tot vijftien jaar ervaring met een koolstofprijs voordat ze een emissiehandelssysteem invoerden. Ontwikkelingslanden zijn nog lang niet zo ver. Het ontbreekt ze aan kennis en infrastructuur om de uitstoot van broeikasgassen gedetailleerd in kaart te brengen. In die landen zijn andere maatregelen – zoals een subsidie voor hernieuwbare energie – waarschijnlijk veel effectiever.”

En dat is belangrijk. Omdat klimaatverandering steeds meer schade aanricht. „Het terugdringen van broeikasgassen is in ieders belang, ook in dat van ontwikkelingslanden”, zegt Ward. „Nog steeds komt er ieder jaar 40 tot 50 gigaton kooldioxide bij in de atmosfeer. Voor effectief klimaatbeleid begint de tijd te dringen.”


Ingrijpende AI-wet van tafel na veto gouverneur Californië

Het had het meest verregaande stuk AI-wetgeving ter wereld moeten worden. Wet SB 1047 in Californië, waarmee de Amerikaanse staat techbedrijven zou verplichten tot veiligheidstesten voor hun meest geavanceerde AI-modellen. Ondanks een zeer felle tech-lobby leek de wet het te gaan halen. Maar dat was buiten gouverneur Gavin Newsom gerekend.

Newsom sprak zondag zijn veto uit en blokkeert daarmee invoering van SB 1047. Volgens de gouverneur zou de wet innovatie tegenwerken en talent de staat verlaten. Alle grote AI-bedrijven zijn in Silicon Valley gevestigd, het gebied rond de baai van San Francisco in Californië. Dat SB 1047 van tafel gaat is een grote overwinning voor onder meer Meta, Google en OpenAI, die zich fel tegen invoer van SB 1047 hebben verzet.

Waarom is dit nieuws belangrijk? Topwetenschappers vrezen dat AI-modellen zó krachtig worden dat AI-systemen onvoorspelbaar gedrag gaan vertonen. De angst is dat de mens de controle over cruciale systemen, zoals onze energievoorziening, kan verliezen als kunstmatige intelligentie het overneemt. Was SB 1047 ingevoerd, dan waren AI-bedrijven onder meer verplicht geweest om een ‘kill switch‘ in hun systemen in te bouwen, een fysieke schakelaar waarmee een AI-systeem altijd op afstand kan worden uitgeschakeld.

De wet, die volgens Newsom ‘niet ver genoeg ging’ en daarom werd afgeschoten, gaat nu opnieuw naar de tekentafel.

De Californische gouverneur Gavin Newsom sprak zondag zijn veto uit tegen de AI-wet. Foto AP

Met financieel stratego brengt deze Italiaanse bankier de Duitse politiek in rep en roer

Gaat een Italiaanse bankier de Duitsers voordoen hoe je dat aanpakt, werken aan een echt Europese financiële markt? Eerder deze maand waarschuwde Mario Draghi nog dat Europa niet zonder een groter financieel netwerk kan als het internationaal wil blijven meetellen, maar vermeende nationale belangen stonden dat vaak in de weg.

Deze maand heeft Andrea Orcel, baas van de Italiaanse bank UniCredit, zich met een slim spel financieel stratego naar binnen gewurmd bij de Duitse Commerzbank, een van de grootste banken van het land, met een sterke relatie tot het Duitse midden- en kleinbedrijf. UniCredit kocht begin deze maand 9 procent van de aandelen in de bank, waarvan 4,5 procent van de Duitse overheid. Deze week kocht UniCredit opties op nog eens 11,5 procent van de aandelen, onder voorwaarde dat de bank toestemming krijgt van de Europese Centrale Bank. Als die toestemming er komt, is UniCredit met 21 procent de grootste aandeelhouder in Commerzbank.

De Duitse politiek is nu in rep en roer. Premier Scholz sprak begin deze week over „een vijandige aanval”. Vakbonden vrezen ontslagen. Wij zullen hier niet aan meewerken, zeggen Duitse politici in alle toonaarden, bang dat UniCredit de dienst gaat uitmaken bij Commerzbank.

„Het is duidelijk dat ze in Duitsland niet staan te springen om te tekenen voor een plan dat de grootste bank van het land zou creëren, maar die in handen zou geven van Spaghettifresser”, zegt Andrea Resti, docent finance aan de Bocconi-universiteit in Milaan.

Volgens Resti is Orcel eigenlijk een visionair, een opvatting die je ook in Brusselse denktanks kunt horen. Na alle verbale pleidooien hiervoor zet de ceo van UniCredit nu een concrete stap naar een Europees bankenstelsel dat kan concurreren met dat van de Verenigde Staten en Aziatische landen. De ECB pleit hier al jaren voor, en het staat ook hoog op Draghi’s lijst van recepten om te voorkomen dat Europa een langzame dood sterft.

„Ruim een kwart eeuw geleden is er een groot proces van banksanering geweest binnen de nationale grenzen”, zegt Resti in een telefoongesprek. „Maar daarna is er grensoverschrijdend veel te weinig gebeurd.” De aarzelende stappen van een aantal banken (waaronder ook UniCredit) die buiten hun nationale grenzen actief werden, stopten door de financiële crisis van 2007-2008.

„Dit is de eerste serieuze poging sinds de financiële crisis om te komen tot de broodnodige verdere financiële integratie”, zegt Nicolas Véron, een onderzoeker naar financiële systemen, die pendelt tussen denktanks in Brussel (Brueghel) en Washington (Peterson). „De Europese markt voor financiële diensten is werk in uitvoering, maar fusies zoals tussen UniCredit en Commerzbank kunnen ertoe bijdragen dat die wordt gerealiseerd.”

Hij wijst erop dat beleggers positief reageren. Zowel de koers van Commerzbank (plus 21 procent) als die van UniCredit (plus 4,8 procent) is gestegen sinds het nieuws bekend werd – en dat laatste kan je volgens hem interpreteren als een applausje van de financiële wereld. Tekenend daarvoor is ook dat in Duitse financiële kringen minder kritiek klinkt dat in de politiek. De zakenkrant Handelsblatt schreef in een welwillend commentaar: „Wie de vaak aangeroepen Europese kapitaalmarktunie wil, moet ook zulke stappen zetten. We hebben Europese kampioenen nodig, geen nationale.”

De Italianen geven de Duitsers een lesje vrije markt, zegt Karel Lannoo, baas van het Centre for European Policy Studies (CEPS) in Brussel. Hij geeft telefonisch twee redenen waarom het zo belangrijk is een speelveld te hebben op Europees en niet-nationaal niveau. Ten eerste betalen de meeste Europese consumenten te veel voor bankdiensten door een gebrek aan internationale concurrentie. Ten tweede vraagt de benodigde modernisering van de economie van Europa (zie Draghi’s aanbevelingen) om een kapitaalmarkt op Europees niveau – alleen als die er is, zijn de enorme langetermijninvesteringen die nodig zijn te financieren.

Cristiano Ronaldo van de bankiers

Nu probeert dus een Italiaanse bankier na vijftien jaar van vrijwel stilstand een stap te zetten naar die bancaire schaalvergroting. Ruim een jaar geleden waarschuwde Orcel al in een publiek interview met de Romeinse krant Il Messaggero: „Europa loopt in de internationale context een paar passen achter omdat het niet verenigd is.”

Vorig jaar riep het Britse financiële tijdschrift Euromoney Orcel uit tot bankier van het jaar. De Neue Zürcher Zeitung noemt hem „de succesvolste bankier van Europa”. Hij heeft een reeks vleiende en minder vleiende bijnamen en is, hoewel geboren in Rome, gezien zijn carrière eerder een Europese dan een Italiaanse bankier. „Zijn strategie om beleggers ruim te belonen heeft zijn positie versterkt”, zegt professor Resti. En Lannoo, van denktank CEPS: „Hij is intelligent, heeft bewezen dat hij een bank sterker kan maken.”

Orcel, nu 61, heeft na zijn studie aan de prestigieuze managementschool INSEAD in het Franse Fontainebleau bij verschillende internationale zakenbanken gewerkt en daar naam gemaakt als een uiterst succesvolle dealmaker. Hij staat onder meer bekend als ‘de slager van ABN Amro’, omdat hij in 2007 de architect was van de opsplitsing van de bank.

Zijn reputatie als dealmaker stelde Orcel in staat een paar financiële klappers te maken waaraan hij de bijnaam „de Cristiano Ronaldo van de bankiers” te danken heeft. In 2012 kocht de in nood verkerende Zwitserse topbank UBS hem weg bij Merrill Lynch met een tekenbonus van 25 miljoen frank (nu ongeveer 26 miljoen euro) om orde op zaken te stellen.

Orcel werd mede-bestuursvoorzitter. Hij voerde een keiharde sanering door en kreeg een andere bijnaam: de bankier van staal. Uit zijn zes jaar bij UBS dateren ook de klachten dat hij zijn medewerkers vaak onheus behandelt en wel heel zwaar onder druk zet. Bijvoorbeeld met telefoontjes en mails op de meest onredelijke tijden waarop dan stante pede actie moet worden ondernomen. Een bullebak, is het beeld dat sommige medewerkers schetsten. Maar met de cijfers ging het goed.

Orcel zat op koers om de baas van UBS te worden, maar de Spaanse bank Santander wilde hem ook. Om hem los te weken van UBS beloofde Santander de bonussen over te nemen die Orcel daar nog te goed had. Maar nadat Orcel al had opgezegd in Zwitserland, bleek dat het totale bedrag om Orcel binnen te halen door die UBS-bonussen neer zou komen op wel 50 miljoen euro. Dat vond Santander te veel. Orcel, zonder baan, maakte er een rechtszaak van, waarin hij ook reputatieschade claimde. Hij liet in het proces zijn tanden zien: „Ik ben geen mens die dingen laat rusten” , zei hij. In 2021 kende een Spaanse rechtbank hem een schadevergoeding van in totaal 61 miljoen euro toe.

Met die reputatieschade viel het uiteindelijk wel mee: Orcel kon snel weer als bankier aan de slag in 2021, toen hij ceo werd van UniCredit. Detail: die bank is in 1998 ontstaan door een fusie van Credito Italiano en UniCredito die mede werd begeleid door… Andrea Orcel van (toen) Merrill Lynch. Hij kwam in zekere zin dus in een gespreid bedje terecht.

Orcel wist de aandeelhouders van UniCredit tevreden te maken. Zijn voorganger had al veel gesaneerd. Orcel herstructureerde verder en bracht de kosten omlaag, onder andere door meer dan 10 procent van het personeel te ontslaan. De beurswaarde is sinds 2001 bijna verviervoudigd. Hiermee deed hij een andere bijnaam eer aan, die van de rainmaker, de succesvolle zakenman die zorgt voor winst en groei. Door de goede financiële resultaten kon hij een ‘oorlogskas’ opbouwen van miljarden euro voor overnames.

Zwakke banken in Duitsland

Maar een echte bankoorlog, een frontale botsing met het Duitse establishment, wil hij niet, zegt Orcel. Hij wil wel graag uitleggen dat er in zijn ogen bij Commerzbank veel verbeterd kan worden. Hij benadrukt daarbij dat UniCredit de Duitse markt goed kent: de Italiaanse bank werd in 2005 eigenaar van de HypoVereinsbank (HVB), en daar gaat het goed mee.

„In het algemeen schitteren Duitse banken niet door efficiëntie”, zegt Bocconi-docent Resti. „In tegenstelling tot veel andere landen hebben de Duitsers hun banken nooit aangepakt na de crisis van 2007-2009.” Duitsland heeft de meest gefragmenteerde bankensector van Europa. De noodzaak om te saneren was er wel, de dwang niet, stelt Resti.

Zuid-Europese landen kregen na de kredietcrisis te maken met een staatsschuldencrisis, waardoor hun banken ook in het nauw kwamen en er een binnenlandse sanering op gang kwam. Omdat de Duitse overheidsfinanciën goed bleven, gold dat voor de Duitse bankensector niet. Waar Orcel wil uitkomen, is nog onduidelijk. Een leidende rol bij Commerzbank als aandeelhouder met bijna 30 procent? Een passieve aandeelhouder die denkt een goede investeringen te hebben gedaan? Een fusie tussen UniCredit en Commerzbank, of een samengaan van Commerzbank en HVB onder de paraplu van UniCredit? Wat er gebeurt zal ook afhangen van andere beleggers in Commerzbank. De Duitse overheid heeft al gezegd dat zij voorlopig de 12 procent die nog in handen is van de staat, niet zal verkopen. Andere institutionele beleggers houden de kaarten nog tegen de borst.

Waar de actie van Orcel ook in uitmondt, het is in ieder geval een signaal. „Eigenlijk is het een lesje van een bankier aan politici” die nationale banken willen beschermen, zegt Lannoo van het CEPS. „Als je klein blijft denken, komen we nooit tot marktintegratie.” En zijn collega Véron: „Als de transactie doorgaat, is het een aanzienlijke mogelijkheid om te laten zien dat zo’n grensoverschrijdende operatie mogelijk is en ook wenselijk kan zijn. Het is belangrijk dat de perceptie verandert. We hebben zoiets de afgelopen vijftien jaar niet gezien. Het kan een stimulans zijn voor de verdere integratie van de financiële diensten in Europa.”


Het Friese waterschap stelt zich minder gedwee op bij gaswinningsprojecten

Eigenlijk adviseert het Friese waterschap (Wetterskip Fryslân) altijd al tegen, als het om advies wordt gevraagd over een gaswinningsproject in de provincie. En als het ministerie in Den Haag de gaswinning vervolgens toch doorzet, dan doen de waterschapsmedewerkers wat ze altijd doen: ze maken het mogelijk met hun gemalen.

Zoals ze met de pompen, gemalen en sloten het waterpeil verlagen zodat boeren met zware trekkers hun akkers op kunnen. En ze dijken verstevigen om dorpen en steden te beschermen.

Want zo zijn waterschappen. Formeel weliswaar gekozen politieke organen, maar in de praktijk vooral praktische uitvoerders. Voortdurend proberen ze boeren, bewoners en andere belanghebbenden te faciliteren. De polder gegoten in een bestuurslichaam.

Maar het gaat niet meer, heeft Wetterskip Fryslân in een uniek besluit bepaald. Het waterschap weigert het grondwaterpeil nog langer te verlagen ten behoeve van nieuwe gaswinningslocaties. Dat blijkt uit onderzoek van onderzoeksprogramma Argos, dat hier deze zaterdag een radio- en tv-uitzending aan besteedt. En als Den Haag ze daar alsnog toe probeert te dwingen, dan gehoorzamen ze pas als er een gerechtelijke uitspraak ligt die zegt dat het écht moet. „De rek is eruit”, zegt bestuurslid Remco van Maurik. „Dat zie je aan de grond.”

Van Maurik vertelt over de beslissing om níét meer mee te werken in het gemaal van Echten, een monument aan het Tjeukemeer. Dat is niet meer in gebruik, maar hier is goed te zien dat er meerdere waterstanden er naast elkaar bestaan. Het Tjeukemeer staat aanzienlijk hoger dan het grasland aan de andere kant van de dijk.

Minder ambitieus

De grondwaterstand, waar dit verhaal om draait, is niet direct te zien. Die stand is het gevolg van het ingenieuze spel met gemalen, sloten en drainage dat overal in Nederland wordt gespeeld. Het is een knop waaraan lang vooral werd gedraaid om landbouw mogelijk te maken. In landbouwprovincie Friesland met zijn uitgestrekte grasakkers mag het voor agrariërs niet te nat zijn, want dan zakken hun trekkers weg en verpieteren gewassen.

Een groot deel van de provincie bestaat uit veenweidegebied. Die grond is zeer gevoelig voor inklinking. Als de grondwaterstand laag is, oxideert de bovenlaag en verdwijnt uiteindelijk. Dat proces is ten behoeve van de landbouw al heel lang aan de gang en heeft de provincie in een soort badkuip veranderd, met aan de ene kant een kleirug en aan de andere zand. Doordat het water naar het diepste punt zakt, wordt het steeds moeilijker om de provincie droog en landbouw mogelijk te houden.

Gemeenten, provincie en waterschap hebben daarom drie jaar geleden afgesproken dat ze ernaar streven het grondwaterpeil in de veenweidegebieden op min veertig te krijgen, dus niet lager dan veertig centimeter onder de oppervlakte. Dat is al een stuk minder ambitieus dan het Haagse streven van een landelijk gemiddelde van min twintig centimeter. En het wordt lang niet gehaald. Het staat nu in delen van de provincie op min negentig.

Die moeizame afspraak, waarbij boerenbelangen moesten worden afgewogen tegen klimaat- en omgevingseffecten en kosten, was nog buiten de neveneffecten van de extra vraag naar gas uit kleine velden gerekend. Verstopt onder die Friese veenweide-, zand- en kleigronden ligt gas. En ook gaswinning vergt een verlaging van de grondwaterstand.

Al in de jaren vijftig zijn concessies verstrekt om dat gas uit die kleine velden te winnen. Dat was aanvankelijk weinig rendabel voor de NAM en het Canadese energiebedrijf Vermilion. Ze deden in de regel geen moeite om overal putten te slaan.

Maar die calculatie is veranderd sinds de gaswinning in buurprovincie Groningen in hoog tempo wordt afgebouwd en de prijs van gas bij vlagen flink stijgt. Sindsdien krijgt het waterschap steeds vaker het verzoek om te adviseren in het kader van een vergunningstraject, omdat Vermilion of de NAM actief werk wil gaan maken van een decennia geleden vergund klein veld.

„Vijftig jaar geleden had daar waarschijnlijk geen haan naar gekraaid, maar inmiddels is de afweging anders”, zegt Van Maurik. Hij werkt sinds een jaar voor het dagelijks bestuur van het waterschap, namens zijn partij PvdA en de partijen Geborgd Natuur en Water Natuurlijk. De waterschappen hebben bijgeleerd over de waterhuishouding en zijn geschrokken van het tempo waarmee de bodem daalt en de gevolgen daarvan. Het waterpeil op plekken nog verder verlagen, al is het maar een paar centimeter, is een stap in de verkeerde richting. En dus werkt Wetterskip Fryslân niet meer mee. Al dat gepolder en geploeter houdt een keer op.

„Opmerkelijk”, reageert hoogleraar bestuursrecht Herman Bröring van de Rijksuniversiteit Groningen. „Gezien het karakter van waterschappen en hoe dat normaal gaat.” Wanneer als gevolg daarvan een bepaalde gaswinning niet doorgaat ‘staat er veel op het spel’. „Dan krijgt het nog een lange staart”, voorspelt hij. „Hetzij via de rechter, hetzij via interbestuurlijk toezicht.” Dat is het toezicht van de provincie op het bestuur door gemeenten en waterschappen.

Echo

In dit geval vindt het waterschap de provincie aan zijn zijde. Er is al jaren discussie over de exploitatie van de kleine velden. Ook het provinciebestuur verzet zich en staat samen met het waterschap tegenover de landelijke overheid, hoewel daar tegenstrijdige signalen van verschillende ministeries komen. Aan de ene kant wordt benadrukt dat het gas uit de kleine velden nog hard nodig is. Aan de andere kant dat ‘een gezonde bodem’ leidend is in beleid. „We hopen eerlijk gezegd dat het ministerie (Klimaat en Groene Groei) probeert van de concessies af te komen”, zegt Van Maurik. „Maar dan moet Den Haag waarschijnlijk wel de portemonnee trekken.” De kans is groot dat de NAM en Vermilion moeten worden afgekocht.

In het debat over afkoop en schade klinkt de echo van de Groningse gasdiscussie. Ook Friesland wil geen ‘wingewest’ zijn. Hoewel Van Maurik zelf ‘import’ is, vindt hij het niet eerlijk dat de opbrengsten van de mogelijke gaswinning naar de bedrijven en schatkist gaan, terwijl de gevolgen ervan lokaal moeten worden gedragen. „Het Rijk verdient goud geld aan gaswinning en de burgers van Friesland betalen de rekening.”

Anders dan bij de gasdiscussie in Groningen draait het hier niet om schade door aardbevingen, maar om de gevolgen van een te laag grondwaterpeil. Denk aan rottende funderingen, verzakte wegen en (veen)dijken die verhoging behoeven. Het waterschap Friesland heeft de meeste gemalen van alle Nederlandse waterschappen en relatief weinig inwoners. Het is kostbaar als de pompcapaciteit moet worden vergroot. Iets wat door het extremere weer door klimaatverandering sowieso al forse investeringen zal vergen.

De NAM en Vermilion, het Canadese bedrijf dat de meeste concessies heeft, zijn bekend met het debat, dat een lange voorgeschiedenis heeft. Een woordvoerder van Vermilion wijst op de verantwoordelijkheid van het waterschap zelf, door de decennialange verlaging van het grondwaterpeil, in reactie op vragen van Argos. Dat besteedt dit weekend aandacht aan de kleine gasvelden en de opvallende opstelling van het Friese waterschap.

„De veelal geringe bodemdaling die door gaswinning ontstaat leidt tot een wat hoger peil. Dit werd tot voor kort door het waterschap opgelost met een peilverlaging. Dat doen ze niet meer, dit is nieuwe en ingewikkelde kost waar nog onderzoek en overleg voor nodig is”, mailt een woordvoerder.

In de mijnbouwwet staat dat schade moet worden hersteld. Daar zijn regelingen voor. Maar de mijnbouwwet is verouderd en dat geldt wat het waterschap betreft ook voor het denken over wat die schade eigenlijk is.

Van Maurik kijkt naar buiten en denkt na over hoe hij zijn punt moet maken. Hij begint een uitleg over de Noordelijke Kleischil, verzilting bij de kust en de verdroging in Appelscha, die het gevolg is van een te lage waterstand in dit Friese veenweidegebied. Alles hangt met elkaar samen en daar zijn waterschapsbestuurders zich tegenwoordig bewuster van dan vroeger, legt hij uit. Daarom stellen ze zich minder gedwee op in politieke discussies en gaan de gang naar de rechter niet meer uit de weg. Je kunt achteraf over schade bakkeleien, maar dat wordt ‘juridisch ge-eikel’ en het heeft weinig zin. „Want je kúnt de schade niet meer herstellen.”


Vrouw veroordeelde vastgoedmagnaat Roger Lips blijft langer vastzitten

Ze werd al een tijd gezocht en nu blijft ze voor langere tijd vastzitten: Astrid van Sluisveld, de vrouw van de veroordeelde vastgoedmagnaat Roger Lips. Samen vluchtten ze in 2013 om arrestatie in Nederland te ontlopen. Toen zij zich deze week vanwege de crematie van haar zus in Nederland meldde, werd ze na afloop van de dienst opgepakt. Terecht, oordeelde het hof in Arnhem vrijdag. Ze moet nog ten minste negentig dagen in de cel blijven. Wat is er aan de hand? Lips en zijn vrouw werden eerder dit jaar tot respectievelijk 4 en 1,5 jaar celstraf veroordeeld vanwege faillissementsfraude rond de vele bedrijven vastgoedondernemer Lips.

De rechters achtten afgelopen juni bewezen dat de twee geld hebben onttrokken uit de bedrijven van Lips op het moment dat al bekend was dat die failliet zouden gaan. Lips had een enorme vastgoedportefeuille, waarmee hij onder meer het enorme winkelcentrum The Wall langs de A2 bij Utrecht realiseerde.

Lees ook

Gevluchte vastgoedmagnaat Lips veroordeeld tot vier jaar cel

Archiefbeeld van Roger Lips uit 2010.

De bouwwerken werden grotendeels gefinancierd met leningen bij banken. Een aanzienlijke hoeveelheid geld – 743 miljoen euro – had hij verkregen via SNS Property Finance, de vastgoedtak van SNS Reaal. Toen Lips uiteindelijk failliet ging, gaf dat de bank ook een forse klap. De Nederlandse staat moest SNS Reaal nationaliseren omdat die anders was omgevallen.

Opgepakt tijdens crematie

Lips had een hele boom aan verschillende bv’s en stichtingen. Via allerlei constructies en fictieve rekeningen wisten Lips en zijn vrouw voorafgaand aan het faillissement voor 11 miljoen euro aan bezittingen uit de bedrijven te halen. Hierdoor bleef er minder over voor de schuldeisers. Na de faillissementen van de 143 aan Lips gelieerde bedrijven, en persoonlijke faillissementen van hem en zijn vrouw, restte 320 miljoen euro aan schuld.

Na de veroordeling gingen de twee in hoger beroep. Dat loopt momenteel nog. Ondertussen hielden ze zich al elf jaar schuil in Dubai. Van zowel Roger Lips als zijn vrouw verliep zo het Nederlandse paspoort. Dat werd een probleem toen rond de zomer bleek dat de ongeneeslijk zieke zus van Astrid van Sluisveld de laatste levensfase inging. Zij deed daarop een verzoek voor een tijdelijk paspoort om vanwege humanitaire redenen naar Nederland te kunnen reizen voor de crematie. Daarbij werd volgens haar advocaat Carolien Noorduyn de afspraak gemaakt dat zij niet opgepakt kon worden.

Alleen: die afspraak werden gemaakt met het ministerie van Buitenlandse Zaken, de faillissementsrechter en curatoren die de faillissementen afwikkelen. Dat is volgens het Openbaar Ministerie een andere – namelijk civiele – zaak dan de strafzaak vanwege faillissementsfraude. „Die staat daar dus los van. Wij zijn dan ook niet bij die afspraak betrokken”, stelt het OM.

Dus werd Astrid van Sluisveld opgepakt bij de uitvaart van haar zus. Advocaat Noorduyn: „Ik heb er echt geen woorden voor. De crematie was nog niet eens afgelopen. Bovendien had het OM helemaal geen juridische grond om haar op te pakken.”

Het OM gaat niet in op de omstandigheden waarin Van Sluisveld werd gearresteerd maar stelt dat er sprake van een veranderde situatie nu zij wel in Nederland is. „ We willen haar graag verhoren. Zowel de FIOD als de rechter heeft haar in dit hele proces nooit vragen kunnen stellen, dus moet ze langer in hechtenis blijven.” Het gerechtshof is het daarmee eens.

Wat doet Roger Lips nu?

De grote vraag is wat de aanhouding van Van Sluisveld betekent voor de positie van Roger Lips. Probeert het OM hiermee om hem onder druk te zetten om vrijwillig naar Nederland te komen? Het alternatief is namelijk ingewikkeld: een beroep op het uitleveringsverdrag dat Nederland heeft met de Verenigde Arabische Emiraten – waar Dubai onder valt. Volgens Van Sluisvelds advocaat Noorduyn ligt zo’n verzoek er nog niet – het OM wil dit niet bevestigen.

Zo’n uitlevering is complex, stelt strafrechtadvocaat Bob Kaarls. Hij staat geregeld cliënten bij in Dubai en Abu Dhabi. „In Nederland kijken we bij zo’n verzoek vooral of de uitleveringsprocedure juist is gevolgd en of er geen mensenrechtenschendingen plaatsvinden als iemand uitgeleverd wordt. In de Emiraten gaan ze, anders dan in Nederland, op de stoel van de rechter zitten door een groot deel van het dossier nogmaals te bekijken. Dat betekent ook dat zo’n dossier vertaald moet worden in het Arabisch en dan kunnen ze alsnog doodleuk zeggen: er ontbreken stukken, we wijzen het verzoek af.”

Daarbij heeft iemand de mogelijkheid in de Emiraten via een hoger beroep en uiteindelijk in cassatie uitlevering aan te vechten. Kaarls: „Daar kan wel twee jaar overheen gaan. In de tussentijd wordt een verdachte na zestig dagen gevangenschap in vrijheid gesteld om de procedure af te wachten.” Dat is bijvoorbeeld aan de hand met voetballer Quincy Promes, die nu gewoon mag spelen voor een club in de tweede divisie van de Emiraten.

Uiteindelijk, zegt Kaarls, zie je toch politieke onwil in het land om volledig mee te werken. „Dubai wordt ook wel een modern piratennest genoemd. Er zitten veel foute mensen met fout geld. Momenteel wordt daar nauwelijks wat aan gedaan. Pas als het de reputatie van een land schaadt, komen ze in actie.”

Het OM gaat niet in op de vraag of ze hiermee Roger Lips hoopt te verleiden zich in Nederland te melden. NRC heeft voor dit verhaal contact opgenomen met Lips. Hij heeft niet gereageerd op die contactpoging.